Beleid Dakkapellen en Dakopbouwen
Vastgesteld B&W, d.d.: 11 november 2014 Versie: 6.1, november 2014 1 BP vrom
Inhoudsopgave: 1
- Inleiding 1.1 - Algemeen 1.2 - Aanleiding 1.3 - Doel 1.4 - Leeswijzer
2
- Huidig beleid 2.1 - Verschil dakkapel en dakopbouw 2.2 - Dakkapellen 2.3 - Dakopbouwen
3
- Inventarisatie 3.1 - Bouwplannen/principe verzoeken 3.2 - Commissie Ruimtelijke kwaliteit (CRK) 3.3 - Welstandszorg Noord-Holland (WZNH) 3.4 - Omringende gemeentes 3.5 - Conclusie en overwegingen
4
- Beleid dakkapellen en dakopbouwen 4.1 - Voorerf- / achtererfgebied 4.2 - Dakkapellen - Beschrijving en uitgangspunten - Trendsetter - Karakteristieke en bijzondere typologieën - Monumenten - Algemeen - Beleidsregels dakkapellen - Toelichting op bijzondere dakvlakken 4.3 - Dakopbouwen - Beschrijving en uitgangspunten - Trendsetter - Karakteristieke en bijzondere typologieën - Monumenten - Topgevel / geveloptrekking - Plat dak - Algemeen - Beleidsregels dakopbouwen
5-
Opname ontheffingenbeleid/welstandsnota 5.1 - Functie beleidsregels 5.2 - Aanpassing ontheffingenbeleid gemeente Langedijk 5.3 - Relatie tot Welstandsnota
Bijlagen 1 - Begrippenlijst. 2 - Infoblad “Dakkapellen. Wanneer vergunningvrij, wanneer omgevingsvergunning nodig”. 3 - Huidige ontheffingenbeleid tav dakkapellen en dakopbouwen. 4 - Beleid dakkapellen en dakopbouwen omringende gemeentes: 4.1 - Alkmaar; 4.2 - Bergen 4.3 - Heerhugowaard; 4.4 - Schagen; 4.5 - Zaanstad.
2
1-
Inleiding
1.1. Algemeen Het bestemmingsplan is de basis voor het lokale ruimtelijke beleid. De ruimtelijke regelgeving voorziet in mogelijkheden om van het bestemmingsplan af te wijken. Burgemeester en wethouders kunnen bij het verlenen van een omgevingsvergunning volgens deze regelgeving in bepaalde gevallen afwijken van het bestemmingsplan. De gemeente Langedijk wil met deze nota beleid formuleren met betrekking tot het toetsen van dakkapellen en dakopbouwen. Dit wordt tot nu toe gedaan door te toetsen aan het 'Ontheffingenbeleid gemeente Langedijk' dat is vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders op 23 augustus 2011. Het ontheffingenbeleid met betrekking tot de dakkapellen en dakopbouwen is als toetsingskader opgenomen in de recent vastgestelde bestemmingsplannen voor Noord- en Zuid-Scharwoude, Broek op Langedijk en Sint Pancras. In bijlage 3 is het vigerende beleid voor dakkapellen en dakopbouwen weergegeven zoals dit in het ‘Ontheffingenbeleid gemeente Langedijk’ is opgenomen. Met onderhavige nota wordt ingegaan op het deel van bovengenoemd ontheffingenbeleid met betrekking tot dakkapellen en dakopbouwen. In deze nota wordt aangegeven wanneer wel en wanneer niet meegewerkt kan worden, indien zich een verzoek voordoet, tot het bouwen van een dakopbouw of dakkapel Deze nota benaderd het dakopbouwenbeleid tweezijdig; namelijk juridisch-technisch en stedenbouwkundig. Hierdoor kan geadviseerd worden op welke plekken dakkapellen en dakopbouwen gebouwd kunnen worden en op welke plaatsen beperkingen bestaan. Deze regels komen in de plaats van de huidige regels voor dakkapellen en dakopbouwen in het ontheffingenbeleid.
1.2. Aanleiding Sinds de vaststelling van het ontheffingenbeleid in 2011, zijn er enkele bouwplannen/ principeverzoeken voor dakkapellen en dakopbouwen ingediend, die niet passend waren in het vigerende beleid van de gemeente Langedijk. Deze strijdige plannen zijn besproken met betrekking tot wenselijkheid en passendheid. Twee verzoeken hebben uiteindelijk geleid tot het verlenen van een omgevingsvergunning, ondanks strijdigheid met het ontheffingenbeleid. Omdat beide bouwplannen dakopbouwen betroffen door middel van een nokverhoging in het voor- en achterdakvlak, de zogenaamde 'kamelenrug', is besloten om het beleid ten aanzien van dakopbouwen nogmaals tegen het licht te houden. Vanuit het dagelijks gebruik is ook gebleken dat er, door strikte toepassing van het beleid, bouwplannen als strijdig worden beoordeeld terwijl dit onderdelen zijn die, met name bij monumentale bouwwerken, in het verleden veelvuldig zijn toegepast. Specifiek gaat het hier om een geveloptrekking/ topgevel die in sommige gevallen herkenbaar is als een soort van dakkapel vanuit de goot. De gemeente heeft daarmee gemeend dat het gehele beleid ten aanzien van dakkapellen en dakopbouwen opnieuw beoordeeld zal worden en ter besluitvorming worden voorgelegd aan het college. Deze regels geven inzicht in de situaties waarvoor wel en wanneer geen vergunning wordt verleend (o.g.v. 2.12 lid, sub a onder 2 Wabo, in samenhang met artikel 4 van Bijlage II van het besluit omgevingsrecht).
1.3. Doel De beleidsregels voor dakkapellen en dakopbouwen hebben tot doel, bij concrete verzoeken voor omgevingsvergunning, een afwegingskader te bieden. Het gaat hierbij om aanvragen die niet in overeenstemming zijn met het bestemmingsplan. Met deze beleidsregels kan een oordeel over de wenselijkheid en de aanvaardbaarheid van medewerking worden gegeven. In het algemeen geldt voor besluiten dat ze moeten berusten op een deugdelijke motivering en dat die motivering moet worden vermeld bij de bekendmaking van het besluit. Is een besluit echter genomen op basis van een beleidsregel dan is er sprake van een lichtere motiveringsplicht: volstaan kan worden met een verwijzing naar de beleidsregel. 3
Beleidsregels geven de burgers inzicht in de wijze waarop het bestuursorgaan een verzoek om vrijstelling beoordeeld. Transparantie van beleidsvorming geeft het overheidshandelen meer legitimiteit en draagt bij aan de rechtszekerheid. De gemeente handelt volgens dit beleid, tenzij dit door bijzondere omstandigheden gevolgen zou hebben die onevenredig zijn ten opzichte van de stedenbouwkundige doelen die deze beleidsregels dienen.
1.4. Leeswijzer In hoofdstuk 2 is het beleid ten aanzien van dakkapellen en dakopbouwen opgenomen zoals dit in het ‘Ontheffingenbeleid gemeente Langedijk’ is beschreven, en door het college op 23 augustus 2011 is vastgesteld. Hoofdstuk 3 geeft het inventariserend onderzoek weer dat is uitgevoerd in relatie tot dakkapellen en dakopbouwen. Dit onderzoek is uitgevoerd aan de hand van bouwplannen en principeverzoeken zoals die bij de gemeente Langedijk zijn ingediend. De input welke is geleverd vanuit het overleg met de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit van de Welstandzorg Noord-Holland (WZNH) is opgenomen in paragraaf 3.2. De commissie wordt ingehuurd door de gemeente en treedt namens haar op. Ook is in dit hoofdstuk het beleid van de omringende gemeenten beschreven. Hieruit zijn conclusies getrokken en overwegingen naar voren gekomen. In hoofdstuk 4 zijn de voorstellen voor het toekomstige beleid beschreven voor dakkapellen , de verschillende vormen van dakopbouwen en specifiek een paragraaf hoe hier mee om te gaan bij monumenten. Hoofdstuk 5 beschrijft de juridische inkadering. Hoe het nieuwe beleid opgenomen dient te worden in het gemeentelijke ontheffingenbeleid en de welstandsnota en daarmee juridisch wordt vastgelegd.
4
2-
Huidig beleid
2.1
Verschil dakkapel en dakopbouw
Om een beeld te krijgen van het beleid voor dakkapellen en dakopbouwen moet het verschil tussen deze bouwkundige constructies duidelijk zijn. Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap, bedoeld om de lichttoevoer te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten. Anders gezegd, een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst. Dakkapellen zijn, als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, voor het straatbeeld zeer bepalend maar zijn altijd omringd door het oorspronkelijke dakvlak.
Afb. 1: Voorbeeld dakkapel. Een dakopbouw is, anders dan een dakkapel, een dominante uitbouw, bedoeld om het bruikbaar woonoppervlak van een woning flink uit te breiden. Anders gezegd is het een constructie ter vergroting van een gebouw, die ofwel 1) is opgetrokken uit de bestaande gevel of goot (geveloptrekking of topgevel); 2) vanuit het dakvlak tot boven of over de nok heen is getrokken door middel van nokverhoging; 3) (meestal terugliggend) is aangebracht op een plat dak. Voorbeelden van dakopbouwen zie afbeelding 2 t/m 10 Het verschil met een dakkapel is dat een goede dakkapel geen grote gevolgen heeft voor de hoofdvorm en het profiel van het gebouw (stedenbouwkundig silhouet). Deze aspecten zorgen voor de herkenbaarheid van een gebouw in relatie tot zijn omgeving. Een dakopbouw is veel groter van schaal en heeft meer invloed op, en tast het profiel, beeld en aanzicht aan, van de bebouwing.
2.2
Dakkapellen
Naast de vergunningsvrije mogelijkheden (bijlage 2) heeft de gemeente Langedijk in haar ontheffingenbeleid en bestemmingsplannen ruimere mogelijkheden beschreven voor het realiseren van dakkapellen (bijlage 3). Het is mogelijk om op ieder dakvlak van een woning een dakkapel te realiseren. De mogelijkheden in het achterdakvlak en het zijdakvlak zijn daarin iets ruimer dan in het voordakvlak.
2.3
Dakopbouwen
Dakopbouwen zijn nooit vergunningsvrij. Een dakopbouw is in het gemeentelijke ontheffingenbeleid alleen mogelijk in het achterdakvlak (bijlage 3). De mogelijkheid wordt beperkt door de maximale bouwhoogte. Voor een vrijstaande woning 8,5 meter, respectievelijk 10,5 meter voor dubbele en rijwoningen en de bestaande dakhelling moet worden aangehouden. Verder sluit het beleid ten aanzien van afstanden tot
5
zijgevels en dakvoet aan bij het beleid voor de dakkapellen. De afstand tussen de onderzijde van een dakopbouw en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1,0 m bedragen. De afstand tussen de zijkanten van de dakopbouw en de zijkanten van de buiten- en/of tussenmuur mag niet minder dan 0,5 m bedragen. Passend binnen beleid:
Afb. 2: Voorbeeld dakopbouw in achterdakvlak door verlenging voordakvlak.
Niet passend binnen huidig ontheffingenbeleid:
Afb. 3: Vb. dakopbouw over de nok.
Afb. 4: Vb. dakopbouw vanuit goot.
6
3-
Inventarisatie
3.1
Bouwplannen/principe verzoeken
Vanaf 2011 zijn er enkele bouwplannen bij de gemeente binnengekomen die tot discussie hebben geleid ten aanzien van het vigerende beleid voor dakopbouwen en dakkapellen. Aan de hand van deze aanvragen is ook gevraagd het beleid voor met name dakopbouwen eens opnieuw tegen het licht te houden. Onderstaand een opsomming van enkele bouwplannen die in de vraagstelling een rol hebben gespeeld en geleid hebben tot deze evaluatie van het dakkapellen en dakopbouwen beleid van de gemeente Langedijk. - A.V.H. Destreelaan 48 te Sint Pancras (nokverhoging); deze aanvraag voor het maken van een nokverhoging door middel van het plaatsen van een dakopbouw over de nok, met een kozijn in zowel het voordakvlak als het achterdakvlak, op een 2/1-kapwoning, is de eerste aanleiding geweest om tot evaluatie van het gemeentelijke beleid te komen. Ondanks strijdigheid met het vigerende beleid heeft het college besloten hiervoor vergunning te verlenen.
Afb. 5: A.V.H. Destreelaan 48, dakopbouw over de nok (kamelenrug). - A.V.H. Destreelaan 71 te Sint Pancras (nokverhoging); deze aanvraag en situatie is nagenoeg identiek aan de A.V.H. Destreelaan 48 en is daarom ook vergund als een vergelijkbare situatie. Bouwplan is (nog) niet uitgevoerd. - Goudzeelt 55 te Zuid-Scharwoude (nokverhoging, aansluitend op wijk); deze woning maakt onderdeel uit van een wijkje dat als geheel is ontworpen, maar wel met verschillende woningtypes. Enkele woningen beschikken over mee ontworpen dakopbouwen die per twee woningen zijn aangebracht. De aanvraag bestond uit het aanbrengen van een dakopbouw op één hoekwoning. Het college is van mening geweest dat deze op zichzelf staande dakopbouw (nokverhoging) voldoende aansluit bij de bestaande bebouwing en het niet noodzakelijk is dat deze uitbreiding gezamenlijk met de buren uitgevoerd zou moeten worden.
Afb. 6 en 7: Goudzeelt 55, dakopbouw over de nok.
7
- Klipper 49 te Broek op Langedijk (dakopbouw of nokverhoging); De initiatiefnemer heeft in eerste instantie gevraagd naar de mogelijkheid van een dakopbouw over de nok. Nadat de aanvrager was medegedeeld dat deze vorm van uitbreiding in het vigerende beleid niet is toegestaan heeft deze ervoor gekozen om een bouwplan te maken bestaande uit een dakopbouw door het verlengen van het voorgevel dakvlak. Deze vorm van dakopbouw is passend binnen het vigerende beleid. - Tureluur 17 te Zuid-Scharwoude (geveloptrekking); een geveloptrekking zorgt ervoor dat er als het ware een extra volwaardige bouwlaag op de verdieping ontstaat ter plaatse van de oorspronkelijke kap. Soms verdwijnt hierbij ook de goot en ontstaat er een geheel ander kwaliteitsbeeld van de woning. De oorspronkelijke hoofdvorm verdwijnt grotendeels.
Afb. 8 en 9: Vergelijkbaar met Tureluur 15, Bovenweg 177 en 294, voorbeeld geveloptrekking / dakopbouw vanuit goot. Deze voorbeelden zijn gerealiseerd in een tijd dat er nog geen beleid was ten aanzien van dakkapellen en dakopbouwen. - Helling 2 te Sint Pancras (topgevel); voor dit type bouwplannen hebben we geconstateerd dat hiervoor binnen het vigerende beleid geen ruimte is. Wij hebben daarin echter ook moeten constateren dat het een bouwmogelijk is die geregeld voorkomt. Niet alleen in Langedijk maar overal in Nederland. Deze bouwmogelijkheid biedt extra architectonische mogelijkheden en kan een positieve werking hebben op de beeldkwaliteit.
Afb. 10: Helling 2, topgevel
8
3.2
Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK)
De CRK die, onder de vlag van WZNH, de welstandsbeoordeling voor haar rekening neemt in de gemeente Langedijk, is om haar standpunt gevraagd naar de mogelijkheden voor het bouwen van dakkapellen en dakopbouwen. Wat betreft het huidige beleid voor dakkapellen is men van mening dat het naar tevredenheid werkt. Het biedt voldoende mogelijkheden voor het realiseren van een dakkapel die voldoet aan redelijke eisen van welstand. Voor de verschillende varianten van dakopbouwen is behoefte aan uitwerking. - Voor een dakopbouw in het achterdakvlak door verlenging van voordakvlak (afb. 2) voldoet het huidige beleid hieromtrent. - Een dakopbouw over de nok (afb. 3, 5, 6 en 7) is in het huidige beleid niet toegestaan. De CRK is van mening dat in sommige situaties dit een passende oplossing kan bieden voor uitbreiding van de woonmogelijkheden. Echter niet binnen een bijzonder welstandsgebied. - Bij een dakopbouw vanuit goot (afb. 8 en 9) is men eenduidig in de beoordeling, stedenbouwkundig is dit ongewenst. Waarbij werd uitgesproken “Dit moeten we niet willen”. - De dakopbouw vanuit goot, de zogenaamde ‘topgevel’ (afb. 4 en 10) is in het huidige beleid niet toegestaan, maar zou onder voorwaarden toegestaan behoren te zijn bij bepaalde type woning en afhankelijk van schaal, hoogte, borstwering, etc.
3.3
WelstandZorg Noord-Holland WZNH
WelstandZorg Noord-Holland (WZNH) is gevraagd of er een overzicht is van het beleid voor dakkapellen en dakopbouwen bij gemeenten die liggen binnen hun werkgebied. De WZNH heeft aangegeven dat er geen totaaloverzicht is maar dat de gemeente Zaanstad een goed uitgewerkt beleidsstuk over deze onderwerpen heeft. In paragraaf 3.4, waar het beleid van omringende gemeentes is geïnventariseerd is daarom ook Zaanstad meegenomen. De overige gemeentes die in de inventarisatie zijn meegenomen zijn Alkmaar, Bergen, Heerhugowaard en Schagen.
9
3.4
Omringende gemeentes
In deze paragraaf wordt een overzicht gegeven van het beleid voor dakkapellen en dakopbouwen in de omringende gemeentes. Aanvullend is een matrix opgenomen waarin de belangrijkste waarden zijn weergegeven die bijna in iedere gemeente terugkomen. Deze matrix maakt het mogelijk om op eenvoudige wijze overzicht te krijgen waar de gemeente Langedijk strenger of juist soepeler omgaat met het bieden van bouwmogelijkheden. - Alkmaar: De gemeente Alkmaar heeft in 2012 afwijkingenbeleid vastgesteld met een uitgebreide beschrijving voor verschillende vormen van dakkapellen en dakopbouwen. Het afwijkingenbeleid biedt alleen mogelijkheden die ruimer zijn dan vergunningsvrij, voor het achterdakvlak of zijdakvlak die niet grenzen aan het openbaar toegankelijk gebied. In maatvoering is er onderscheid tussen reguliere woningen en woningen met een monumentale status, de laatste heeft beperktere mogelijkheden om een dakkapel te realiseren. Voor dakopbouwen waarin sprake is van een tweezijde nokverhoging (‘kamelenrug’) komen in het afwijkingenbeleid niet aan de orde. Over het realiseren van dakopbouwen in het voordakvlak en in het zicht gelegen achterzijden en zijgevels wordt alleen geschreven dat de bevoegdheid voor afwijking terughoudend wordt gebruikt. Verder heeft de gemeente Alkmaar in 2013 een nieuwe welstandsnota vastgesteld. In deze nota is het beleid ten aanzien van dakkapellen en dakopbouwen opgenomen in een compacte beschrijving. (zie bijlage 4.1 voor een integrale weergave.) Dakkapellen: Op een doorgaand dakvlak streeft de gemeente naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking. De criteria voor het plaatsen van dakkapellen zijn gerelateerd aan de welstandsgebieden. Er zijn basiscriteria voor reguliere welstandsgebieden, voor bijzondere welstandsgebieden zijn aanvullende criteria. Het onderscheid met de gemeente Langedijk is niet heel groot, alleen de beperking van de breedte van een dakkapel is duidelijk aangegeven in meters. Tevens is het in uitzonderingsgevallen mogelijk om een dakkapel vanuit de goot op te trekken wanneer dit bijdraagt aan de architectuur van de gevel als onderdeel van de straatwand. Dakopbouwen: Het realiseren van dakopbouwen is in verschillende varianten mogelijk. Zowel op een zadeldak als een plat dak zijn er bouwmogelijkheden. Ook hier geldt dat men op een doorgaand dakvlak streeft naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking. Een dakopbouw is alleen mogelijk op een hoofdgebouw van minimaal twee bouwlagen. Op zadeldaken is een enkelzijdige nokverhoging alleen aan de achterzijde toegestaan. Een tweezijdige nokverhoging (‘kamelenrug’) is alleen toegestaan als dakhelling minder is dan 35 graden. - Bergen: De gemeente Bergen heeft haar beleid neergelegd in haar welstandsnota van 2004. Er wordt op dit moment gewerkt aan een nieuwe welstandsnota. (Zie bijlage 4.2 voor een integrale weergave.) Dakkapellen: De gemeente Bergen heeft voor dakkapellen sneltoetscriteria opgesteld. Voor een dakkapel op het achter- of zijdakvlak geldt, als deze niet binnen de ruime randvoorwaarden past van vergunningsvrij aanbrengen, deze vrijwel zeker niet voldoet aan redelijke eisen van welstand. Op het voordakvlak komen de randvoorwaarden grotendeels overeen met Langedijk, maar de breedte kan nooit meer bedragen dan 1/3 van de breedte van het dakvlak en er mag niet op de tussenmuur met de buren worden gebouwd. Dakopbouwen: Dakopbouwen uit de eerste bouwlaag, optrekken gevel, zijn alleen toegestaan aan de achterzijde van de woning. Dakopbouwen op een plat dak en zogenaamde ‘kamelenruggen’, zijn niet toegestaan. Een dakopbouw in de nok is alleen toegestaan bij twee of meer woningen onder één kap wanneer deze als eenheid en gelijktijdig op alle woningen worden gebouwd. Deze blokken zijn namelijk als eenheid ontworpen en een enkele dakopbouw kan deze eenheid uit balans brengen. - Heerhugowaard: De gemeente Heerhugowaard heeft haar bouwmogelijkheden voor dakkapellen en dakopbouwen vastgelegd in de welstandsnota. . (Zie bijlage 4.3 voor een integrale weergave.) 10
Een bouwaanvraag voor een dakkapel of dakopbouw voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de welstandscommissie goedgekeurd plan. Heerhugowaard heeft sneltoetscriteria opgenomen voor dakkapellen en dakopbouwen. Wanneer een bouwplan buiten deze sneltoetscriteria valt leidt dat bijna altijd tot een negatief welstandsadvies. Dakkapellen: De sneltoetscriteria voor dakkapellen sluit grotendeels aan bij het beeld van andere gemeentes, met uitzondering van de hoogte van een dakkapel, deze is overal maximaal 1,5 meter. Voor bouwplannen die buiten de sneltoetscriteria vallen zijn aanvullende criteria opgesteld. Deze worden echter alleen toegepast in bijzondere situaties, bijvoorbeeld bij complexe samengestelde dakvormen zoals Mansardekap, schilddak, en dergelijke. Dakopbouwen: In Heerhugowaard zijn alleen dakopbouwen aan de achterzijde mogelijk. Tussen 1998 en 2005 heeft Heerhugowaard ook dakopbouwen aan de voorzijde toegestaan maar bij een evaluatie heeft men geconstateerd dat dakopbouwen aan de voorzijde een ingrijpende negatieve invloed hebben op het straatbeeld en zijn sinds die tijd niet meer toegestaan. De voorwaarden voor het realiseren van een dakopbouw wijken af ten opzichte van Langedijk. Er is geen maximale bouwhoogte en er is geen voorwaarde gesteld dat een dakopbouw dezelfde dakhelling dient te hebben als de woning. - Schagen: De gemeente Schagen heeft haar beleid voor dakkapellen vastgelegd in de welstandsnota 2013. (Zie bijlage 4.4 voor een integrale weergave.) Een dakkapel voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit goedgekeurd standaardplan. Aanvragers kunnen informatie verkrijgen over standaardplannen bij de gemeente Schagen. Dakkapellen: Overwegend kan ook voor Schagen gesteld worden dat er grotendeels overeenkomsten zijn met het beleid voor dakkapellen met andere gemeentes. Wat wel opvalt is de aandacht die wordt besteed aan de dimensionering van het boeiboord en dat bij een dakkapel op het zijdakvlak de afstand tot voorgevelrooilijn niet minder dan 3 meter mag bedragen. Dakopbouwen: De gemeente Schagen heeft geen apart beleid voor dakopbouwen beschikbaar deze worden getoetst aan de voorschriften van het bestemmingsplan. - Zaanstad: De gemeente Zaanstad heeft haar bouwmogelijkheden voor dakkapellen en dakopbouwen vastgelegd in de welstandsnota. (Zie bijlage 4.5 voor een integrale weergave.) Een bouwaanvraag voor een dakkapel of dakopbouw voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand als deze identiek is aan een voor het betreffende bouwblok of in de betreffende straat eerder als zodanig door de commissie voor ruimtelijke kwaliteit (CRK) goedgekeurd plan. Dakkapellen: De sneltoetscriteria voor dakkapellen sluit aan bij het beeld van andere gemeentes met kleine nuance verschillen ten aanzien van de maximale breedte van een dakkapel. Voor bouwplannen die buiten de sneltoetscriteria vallen zijn aanvullende criteria opgesteld. Deze worden echter alleen toegepast in bijzondere situaties, bijvoorbeeld bij complexe samengestelde dakvormen zoals mansardekap, schilddak, en dergelijke. Dakopbouwen: In Zaanstad zijn alleen dakopbouwen aan de achterzijde mogelijk. Ook de nokverhoging door middel van een zogenaamde kamelenrug is niet toegestaan. Dakopbouwen op een plat dak zijn wel toegestaan.
11
vergunn. vrij
Langedijk
Alkmaar
Bergen
HHW
Schagen
Zaanstad
Hoogte dakkapel
≤1,75 m
≤2 m
≤1,75 m
N.v.t.
≤1,5 m
≤1,75 m
≤1,75 m
Afstand onderzijde dakkapel tot dakvoet
≥0,5 ≤1,0m
≥0,5 ≤1,0m
≥0,5 ≤1,0m ≥0,5 ≤1,0m ≥0,5 m
≥0,5 ≤1,0m ≥0,5 ≤1,0m
Afstand bovenzijde dakkapel tot daknok
≥0,5 m
≥0,5 m
≥0,5 m
≥0,5 m
≥0,5 m
≥0,5 m
≥0,5 m
Afst. zijkant dakk. tot zijkant dakvlak
≥0,5 m
≥0,5 m
≥0,5 m
≥0,5 m
≥0,5 m
≥0,5 m
≥0,5 m
Op tussenmuur bij gelijktijdige aanvraag
Nee
Ja
Nee
Nee
Nee
Ja
Ja
Breedte maximaal
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
Dakkapel met plat dak
Ja
Ja, tenzij..
Ja, tenzij..
Ja, tenzij..
Ja, tenzij..
Ja, tenzij..
Ja, tenzij..
Hoogte dakkapel
≤1,75 m
≤2 m
≤1,75 m
N.v.t.
≤1,5 m
≤1,75 m
≤1,75 m
Afstand onderzijde dakkapel tot dakvoet
≥0,5 ≤1,0m
≥0,5 ≤1,0m
≥0,5 ≤1,0m ≥0,5 ≤1,0m ≥0,5 m
≥0,5 ≤1,0m ≥0,5 ≤1,0m
Afstand bovenzijde dakkapel tot daknok
≥0,5 m
≥0,5 m
≥0,5 m
≥0,5 m
≥0,5 m
≥0,5 m
Afstand zijkant dakkapel tot voor-/achtergevel
≥0,5 m
≥1,0 m
≥1,0 m
≥0,5 m
≥1,0 m
3m/1m
Breedte maximaal
N.v.t.
Dakkapel met plat dak
Ja
Ja, tenzij..
Ja, tenzij..
Ja, tenzij..
Ja, tenzij..
Ja, tenzij..
Ja, tenzij..
Hoogte dakkapel
N.v.t.
≤1,5 m
≤1,5 m
≤1,5 m
≤1,5 m
≤1,75 m
≤1,75 m
Afstand onderzijde dakkapel tot dakvoet
N.v.t.
≥0,5 ≤1,0m
≥0,5 ≤1,0m ≥0,5 ≤1,0m ≥0,5 m
≥0,5 ≤1,0m ≥0,5 ≤1,0m
Afstand bovenzijde dakkapel tot daknok
N.v.t.
≥0,5 m
≥0,5 m
≥0,5 m
≥0,5 m
≥0,5 m
≥0,5 m
Afstand zijkant dakkapel tot zijkant dakvlak
N.v.t.
≥1,0 m
≥1,0 m
≥0,5 m
≥1,0 m
≥0,5 m
≥0,5 m
Op tussenmuur bij gelijktijdige aanvraag
N.v.t.
Ja
Nee
Nee
Nee
Ja
Breedte maximaal
N.v.t.
50% 2 ̸ 3 tot 4m
1̸3
Dakkapel met plat dak
N.v.t.
Ja
Ja, tenzij..
Ja, tenzij..
Ja, tenzij..
Ja, tenzij..
Ja, tenzij..
Plaatsing in achterdakvlak
N.v.t.
Ja
Ja
Ja
Ja
N.v.t.
Ja
Plaatsing in voordakvlak
N.v.t.
Nee
Nee
Nee
Nee
N.v.t.
Nee
Maximale bouwhoogte vrijstaand
N.v.t.
8,5 m
+ 0,5 m
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
Maximale bouwhoogte dubbel of rijwoning
N.v.t.
10,5 m
+ 0,5 m
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
Geveloptrekking
N.v.t.
Nee
Ja, achter
Ja, achter
Nee
N.v.t.
Ja, achter
Afstand onderzijde dakopbouw tot dakvoet
N.v.t.
≥0,5 ≤1,0 m
N.v.t.
N.v.t.
≥ 0,5 m
N.v.t.
≥ 0,5 m
Afstand zijkant dakopbouw tot buitenmuur
N.v.t.
≥ 0,5 m
≥1,0 m
≥ 0,6 m
≥ 0,5 m
N.v.t.
0m
Maximale dakhelling voor dakopbouw
N.v.t.
30º
35º
N.v.t.
N.v.t.
N.v.t.
35º
Dakhelling gelijk aan woning
N.v.t.
Ja
Ja
Ja
Nee
N.v.t.
Ja
Bouwen op tussenmuur bij gelijktijdige aanvraag
N.v.t.
Ja
Ja
Nee
Ja
N.v.t.
Ja
Dakverlenging
N.v.t.
Ja
Ja
Ja
Ja
N.v.t.
Ja
Dakverhoging (kamelenrug)
N.v.t.
Nee/ Ja*
Nee/ Ja*
Nee
Nee
N.v.t.
Nee
Dakopbouw op plat dak
N.v.t.
Nee
Ja
Nee
Nee
N.v.t.
Ja
Dakkapel achterdakvlak
70%
Dakkapel zijdakvlak
75% N.v.t.
N.v.t.
50%
≥0,5 m ≥0,5 m
50%
70%
Dakkapel voordakvlak
50%
Ja 50% 50% tot 4,5 m
Dakopbouw
*) - In Langedijk en Alkmaar laten het ontheffingenbeleid respectievelijk het afwijkingenbeleid dakverhogingen niet toe, maar zijn in de welstandsnota wel criteria opgenomen waar eventuele bouwplannen voor dakopbouwen (nokverhoging) aan moeten voldoen.
Matrix overzicht beleid voor dakkapellen en dakopbouwen.
12
3.5
Conclusie en overwegingen
Inventarisatie: Uit de inventarisatie van de verschillende bouwplannen, het gesprek met de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit en het beleid van omringende gemeentes is te concluderen dat het beleid ten aanzien van dakkapellen en dakopbouwen van de gemeente Langedijk in de basis overeenkomt met het beleid van andere gemeentes. Voor onderdelen als de hoogte van een dakkapel, de maximale breedte, en bouwen op de tussenmuur, biedt de gemeente Langedijk vaak zelfs meer ruimte dan de ons omringende gemeentes. Wel komt naar voren dat het beleid op andere onderdelen verder uitgewerkt en uitgediept kan worden. Voor dakkapellen gaat het om de aandacht voor bijzondere kapvormen. Voor dakopbouwen in het voordakvlak is er meer studie en uitwerking nodig ten aanzien van het realiseren van een zogenaamde topgevel of geveloptrekking. Uit de analyse van het beleid van de omringende gemeentes komt naar voren, zoals ook in de matrix (paragraaf 3.4) is te zien, dat het realiseren van dakopbouwen die voor een deel in het voordakvlak staan niet vanzelfsprekend is en bij geen van de onderzochte gemeentes in de bouwregels is opgenomen. Het meest opvallende kan worden genoemd dat de gemeente Heerhugowaard tussen 1998 en 2005 deze vorm van dakopbouwen heeft toegestaan maar na evaluatie van het beleid daar op terug is gekomen. De reden daarvoor is de ingrijpende negatieve invloed die ze hebben op het straatbeeld. Ondanks de besluiten van het college en dat de CRK heeft aangegeven in sommige situaties een zogenaamde ‘kamelenrug’ een passende oplossing te vinden voor het uitbreiden van een woning, wordt er vanuit stedenbouwkundig opzicht geadviseerd om aansluitend op het beleid van de ons omringende gemeentes geen beleid op te nemen om deze vorm van dakopbouwen toe te staan. Motivering wenselijkheid: Aangezien de discussie zich met name heeft toegespitst op de wenselijkheid van dakopbouwen over de nok (kamelenrug), is de volgende motivering met name op dit onderdeel van het beleid gericht. Politiek bestuurlijk: Ruime bouwmogelijkheden bieden voor de bewoners van de gemeente. Stedenbouw: Vanuit stedenbouwkundig oogpunt en ruimtelijke kwaliteit is het gewenst om ingrepen in het dakvlak zo beperkt mogelijk te houden. De voorkeur ligt daarbij eigenlijk altijd bij een dakkapel. Dakkapellen zijn, als ze zichtbaar zijn vanuit het openbaar gebied, voor het straatbeeld zeer bepalend maar zijn altijd omringd door het oorspronkelijke dakvlak. Een dakkapel heeft (meestal) geen grote gevolgen voor de hoofdvorm en het profiel van het gebouw (het stedenbouwkundige silhouet). Deze aspecten zorgen voor de herkenbaarheid van een gebouw in relatie tot zijn omgeving. Een dakopbouw is niet omringd door het oorspronkelijke dakvlak, is (meestal) veel groter van schaal, tast de hoofdvorm en het profiel van het gebouw aan en heeft daardoor meer invloed op het profiel, beeld en aangezicht van de totale bebouwing. Daarmee beïnvloed het in sommige gevallen niet alleen de individuele woning maar een geheel blok of zelfs straat. Stedenbouwkundig is het daarom gewenst om zeer kritisch naar deze bouwwerken te kijken en de meest ingrijpende vorm van een dakopbouw bij voorkeur niet toe te staan. Het betreft in dit geval de dakopbouw over de nok. Tevens is de mening toegedaan dat de bouwmogelijkheden die de gemeente Langedijk biedt dusdanig ruim zijn dat er ook op andere wijze woon- en leefruimte kan worden toegevoegd. Bouwregels: Bouwregels geven niet alleen aan voor een initiatiefnemer wat die kan of mag bouwen, maar geven ook voor buren en naaste omgeving een houvast voor wat voor bouwwerkzaamheden ze maximaal kunnen verwachten. Bouwregels zijn daarmee ook een bescherming voor de ruimtelijke kwaliteit om uitwassen en excessen te voorkomen.
13
Bouwaanvragen: Aanvragers die bij de balie van VVH informatie vragen met betrekking tot dakkapellen en dakopbouwen wordt gewezen op de mogelijkheden en onmogelijkheden. Vanuit het huidige beleid betekent dit dat wordt aangegeven dat een dakopbouw over de nok niet mogelijk is. Het gevolg hiervan is dat er slecht een gering aantal verzoeken voor dakopbouwen over de nok worden ingediend. De vraag komt daarbij op of de ‘noodzaak’ van zo’n uitbreiding in verhouden staat tot de negatieve invloed die deze ingreep heeft op het straatbeeld en de ruimtelijke kwaliteit. Uit de gestelde vragen en reacties van inwoners die hierover informatie vragen komt echter wel duidelijk de wens naar voren om ruimere mogelijkheden te hebben voor woninguitbreiding. Met een dakopbouw met verlening van het voordakvlak of over de nok kan de zolderverdieping veelal een functie als volwaardige leefruimte krijgen. Woonwensen: Wanneer we kijken naar de ontwikkeling van het wonen door de tijd is het zichtbaar dat de woonwensen van de mensen verandert. In het algemeen kan gesteld worden dat er een groei zit in het aantal m² en m³. Op landelijk niveau is daar op ingespeeld met vergunningsvrij bouwen en op gemeentelijk niveau beschikt Langedijk naast de bestemmingsplannen over het ontheffingenbeleid. Binnen deze kaders is er reeds veel mogelijk ten aanzien van woninguitbreidingen. De vergunningsvrije bouwmogelijkheden zullen met de op handen zijnde wijziging van de WABO verder toenemen. De woonwensen specifiek gericht op het realiseren van dakopbouwen hebben vaak te maken met geringe stahoogte op de zolderverdieping en de behoefte om deze ruimte te verbouwen tot slaapkamer met zo veel mogelijk ruimte. In sommige situaties wordt aangegeven dat een dakopbouw een geringere inbreuk op de privacy van buurtbewoners heeft dan andere reeds bestaande bouwmogelijkheden. Bijzonder welstandsgebied: Binnen de gebieden die in de welstandsnota zijn aangemerkt als bijzonder welstandsgebied is ook door de Commissie Ruimtelijke Kwaliteit (CRK) aangegeven dat het onwenselijk is om hier dakopbouwen te realiseren. Hierbij wordt verwezen naar het ambitieniveau zoals dat beschreven is in de welstandsnota. “Het bijzonder welstandsgebied waar het gaat om gebieden waar extra aandacht voor de ruimtelijke kwaliteit wenselijk wordt geacht. In deze gebieden moet het welstandstoezicht een bijdrage leveren aan het versterken van de bestaande en/of gewenste kwaliteit”. Gebiedsaanwijzing: Wanneer de mogelijkheid geboden moet worden voor het realiseren van dakopbouwen over de nok wordt uit oogpunt van beeldkwaliteit geadviseerd dit niet in de gehele gemeente Langedijk toe te passen.
Platte daken: Voor dakopbouwen op platte daken wordt de meerwaarde van extra beleid niet gezien. Aangezien we in de gemeentelijke bestemmingsplan systematiek uitgaan van maximale goot- en nokhoogtes zijn dakopbouwen op platte daken hierbinnen wel of juist niet te realiseren. Wanneer een dakopbouw niet mogelijk is wordt de voorkeur gelegd bij het realiseren van een kap, dit past meer bij de bouwkwaliteiten in de gemeente Langedijk.
14
4-
Beleid dakkapellen en dakopbouwen.
4.1
Voorerf- / achtererfgebied
Met ‘achtererfgebied’ wordt het erf bedoeld aan de achterkant van het hoofdgebouw en de niet naar openbaar toegankelijk gebied gekeerde zijkant, op meer dan 1 meter van de voorkant van het hoofdgebouw. Ook openbaar toegankelijk water (doorvaarbaar) wordt aangemerkt als openbaar toegankelijk gebied, waardoor het niet langer mogelijk is om direct langs waterkanten vergunningvrij bouwwerken te bouwen. Wegen die uitsluitend zijn bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer zoals brandgangen worden niet gezien als openbaar toegankelijk gebied.
Afb. 11: Voorerf- / achtererfgebied. Ook vanuit beeldkwaliteit is het bouwen aan de voorkant in het algemeen van grotere invloed dan het bouwen aan de achterkant. Met het oog op behoud van kwaliteit worden bouwwerken aan de voorkant altijd kritischer beoordeeld. Daarom wordt in de criteria waar nodig onderscheid gemaakt in ‘achtererfgebied’ en ‘voorerfgebied’.
15
4.2
Dakkapellen
Beschrijving en uitgangspunten Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap, bedoeld om de lichttoevoer te verbeteren en het bruikbaar woonoppervlak te vergroten. Anders gezegd, een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst. Dakkapellen zijn, als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, voor het straatbeeld zeer bepalend maar zijn altijd omringd door het oorspronkelijke dakvlak. Naast de mogelijkheid om vergunningsvrij een dakkapel op het zij- en achterdakvlak te creëren wordt de ruimte geboden om ook op de dakvlakken, gericht naar het openbaar toegankelijk gebied, een dakkapel te plaatsen. Hiervoor geldt een vergunningsplicht. Het plaatsen van een dakkapel mag niet ten koste gaan van de karakteristiek van het dakvlak. Daarom mag een dakkapel nooit domineren in het silhouet van het dak en moet de noklijn van het dak vanaf de weg zichtbaar blijven. Bovendien moet de ruimte tussen dakkapel en goot voldoende zijn. Bijna altijd heeft een plat afgedekte dakkapel de voorkeur boven een schuin aangekapte dakkapel. Bij meerdere dakkapellen op één doorgaand dak of als het hoofdgebouw onderdeel uitmaakt van een ensemble (rij, twee-onder-een-kap) streeft de gemeente naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn. Trendsetter Bouwwerken die niet voldoen aan de regels in het bestemmingsplan, ontheffingenbeleid of algemene welstandscriteria kunnen soms toch een goedkeuring ontvangen, bijvoorbeeld als er al gelijke bouwwerken voorkomen op het betreffende bouwblok of bij gelijke architectuur in de nabije omgeving. In zo’n geval kan het beter zijn een volgens de geldende criteria niet geheel passend model te herhalen, dan er weer een ander model naast te zetten. De samenhang en eenheid in het blok blijven op deze manier gewaarborgd. Het al aanwezige bouwwerk wordt dan de ‘trendsetter’ voor de bouwwerken die volgen. Een dakkapel voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand indien deze identiek is aan de in het betreffende bouwblok al voorkomende vergunde dakkapel die door de CRK als trendsetter is of wordt aangemerkt. Onder trendsetter wordt hier verstaan: een als zodanig door de CRK aangewezen plan voor een dakkapel dat bij opvolgende bouwplannen binnen het hetzelfde bouwblok of bij gelijke architectuur nagevolgd mag worden voor wat betreft: - de plaatsing en het aantal; - de maatvoering; - de detaillering; - de keuze van het materiaal en de kleurstelling. Een bouwblok is het geheel van geschakelde gebouwen dat op enige manier een blok of rij vormt (rij, twee-onder-een-kap). De voor dakkapellen genoemde criteria zijn bruikbaar voor dakkapellen waarvoor een vergunning moet worden aangevraagd. Voor een dakkapel zoals bedoeld in de BOR bijlage 2 artikel 3 lid 3 gelden geen welstandseisen en worden geacht vergunningsvrij te zijn. Karakteristieke en bijzondere typologieën Bij panden met een bijzonder bouwvolume en/of dakconstructie (rond, trapezium e.d.) of gebouwd onder bijzondere architectuur is het hoofdgebouw in sommige gevallen gediend met een bijzondere vorm van een dakkapel. Onder bijzondere architectuur verstaan wij in ieder geval de volgende typologieën: • Stolpen • Kapbergen. • Historische (kool)schuren. De wijze waarop de uitbreiding het best kan worden uitgevoerd is niet in algemene regels te vatten en zal, door de CRK, per geval beoordeeld worden aan de hand van de algemene en gebiedsgerichte criteria.
16
Monumenten Bouwplannen voor panden met een monumentenstatus worden voorgelegd aan de erfgoedcommissie. Het advies van de erfgoedcommissie is bepalend voor de besluitvorming rondom de aanvraag. De wijze waarop een uitbreiding het best kan worden uitgevoerd is niet in algemene regels te vatten en zal, door de erfgoedcommissie en de CRK, per geval beoordeeld worden. Algemeen De hieronder opgestelde criteria hebben in eerste plaats betrekking op dakkapellen voor eenvoudige zadeldaken. Als er sprake is van een complexe samengestelde dakvorm (mansardekap, schildkap, e.d.) zal de bouwaanvraag worden beoordeeld door de CRK op basis van aanvullende algemene en gebiedsgerichte criteria. Beleidsregels dakkapellen Voor de bouw van een dakkapel kan, met in acht name van de volgende regels, van het bestemmingsplan worden afgeweken: 1. Voor het bouwen van dakkapellen op het achterdakvlak van (vrijstaande bedrijfs- en/of dienst-) woningen gelden de volgende regels: a) de hoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 2 m bedragen; b) de afstand tussen de onderzijde van een dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen; c) de afstand tussen de bovenzijde van een dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 m bedragen; d) de afstand van zijkanten van de dakkapel tot de zijkanten van het dakvlak mag niet minder dan 0,5 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is. Voor dubbele woningen en rijwoningen geldt aanvullend dat een dakkapel op de tussenmuur mag worden geplaatst indien een verzoek tot plaatsing op aangrenzende woningen gelijktijdig wordt ingediend en uitgevoerd. 2. Voor het bouwen van dakkapellen op het zijdakvlak van (vrijstaande bedrijfs- en/of dienst-) woningen gelden de volgende regels: a) de hoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 2 m bedragen; b) de afstand tussen de onderzijde van de dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen; c) de afstand tussen de bovenzijde van de dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 m bedragen; d) de afstand van de dakkapel tot de voorgevel en tot de achtergevel van het gebouw mag niet minder dan 1 m bedragen. 3. Voor het bouwen van dakkapellen op het voordakvlak van (vrijstaande bedrijfs- en/of dienst-) woningen gelden de volgende regels: a) de hoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 1,5 m bedragen; b) de afstand tussen de onderzijde van de dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen; c) de afstand tussen de bovenzijde van de dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 m bedragen; d) de afstand van zijkanten van de dakkapel tot de zijkanten van het dakvlak mag niet minder dan 1 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is. Voor dubbele woningen en rijwoningen geldt aanvullend dat een dakkapel op de tussenmuur mag worden geplaatst indien een verzoek tot plaatsing op aangrenzende woningen gelijktijdig wordt ingediend en uitgevoerd.
17
4. Voor het bouwen van dakkapellen bij bijzondere dakconstructies of in een bijzondere situatie: a) er kan van de voorwaarde, dat de afstand tussen de dakkapel en de dakvoet niet meer mag bedragen dan 1 m, worden afgeweken, mits er in het dakvlak fysiek geen tweede, omgevingsvergunningsvrije, dakkapel kan worden gerealiseerd; b) bij een mansardekap is een daktoevoeging toegestaan in het onderste deel van het dakvlak. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen een schuin afgedekte dakkapel en een dakkapel met plat dak. De bovenaansluiting van de dakkapel met het dakvlak dient in de knik van het dakvlak plaats te vinden; c) bij monumenten en aangewezen karakteristieke panden is het advies van de Erfgoedcommissie en / of de Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit (welstand) bepalend.
Afb. 12: Dakkapel op voordakvlak.
Afb. 13: Dakkapel op zijdakvlak.
18
Toelichting op bijzondere dakvlakken Het plaatsen van dakkapellen is sterk afhankelijk van het dakvlak. Mede daarom is er per dakvlak een toelichting opgesteld voor het plaatsen van dakkapellen. Deze toelichting vindt u hieronder. • Zadeldak met hellingshoek <30° Soms geeft een zadeldak door de flauwe helling weinig tot geen gelegenheid om een dakkapel toe te passen. Door de flauwe helling wordt de bovenzijde van de dakkapel namelijk (nagenoeg) gelijk met de nok. Hierdoor worden het dakvlak en het silhouet te sterk aangetast, daarom is het plaatsen van een dakkapel op een zadeldak met een helling kleiner dan 30° ongewenst. Als de vrije hoogte onder de nok tenminste 2.00 meter bedraagt, kan soms een oplossing worden gevonden door de nok te verplaatsen en te verhogen. We spreken dan van een dakopbouw, hier zijn de regels voor dakopbouwen van toepassing.
• Zadeldak met hellingshoek > 30°. De algemene criteria voor dakkapellen zijn hier van toepassing. Hiervoor gelden dus geen aanvullende criteria.
• Zadeldak met vliering. De basismaat van de vliering is te gering om een dakkapel of –opbouw te realiseren. Plaatsing hoog in het dakvlak geeft een onevenwichtig beeld. Bij deze dakvorm dus geen dakkapellen hoog in het dakvlak.
19
• Zadeldak met wolfseind. De beperkte maat van het wolfseind is ongeschikt voor toevoegingen. De zijdakvlakken zijn hiervoor meer geschikt, en dienen behandeld te worden als het zadeldak.
• Lessenaardak. Voor dakkapellen op lessenaardaken gelden dezelfde uitgangspunten als voor zadeldaken. Afhankelijk van de hoek van het dak en de nok en goothoogte gelden verschillende regels. Wanneer de hoek kleiner is dan 30° is een dakkapel niet wenselijk.
• Schild-, tent- of piramidedak. Het karakter van deze kapvormen vereist een zeer beperkte afmeting van de dakkapel. Bij situering van de dakkapel dient respect te zijn voor de hoekkepers en dient minimaal 0,5 meter dakvlak vrij te blijven, gemeten aan de bovenzijde van de dakkapel.
20
• Mansardedak (Geknikt dakvlak). Een daktoevoeging is toegestaan in het onderste deel van het dak vlak. Hierbij kan onderscheid gemaakt worden tussen een schuin afgedekte dakkapel en een dakkapel met plat dak. De bovenaansluiting van de dakkapel met het dakvlak dient in de knik van het dakvlak plaats te vinden.
• Asymmetrisch dak. Een dakkapel hoog in het dakvlak geeft bij een asymmetrisch dakvlak een onevenwichtig beeld en is derhalve niet gewenst. Het advies hier is omzetten naar het andere dakvlak. In het algemeen worden dakkapellen onder in het dakvlak toegepast. Door de grootte van het dakvlak ontstaat hiermede een goed en evenwichtig beeld. Door de hoogte van het dakvlak is hier een dakkapel met een inwendige hoogte tot de verdiepingsvloer voorstelbaar.
Samenvatting dakkapellen: Het beleid voor dakkapellen is in overeenstemming gebleven met het vigerende beleid zoals dat is opgenomen in de vastgestelde bestemmingsplannen voor de dorpen. Hoe om te gaan met het beleid voor dakkapellen bij bijzondere dakvlakken, is als toelichting en verduidelijking toegevoegd.
21
4.3
Dakopbouwen
Beschrijving en uitgangspunten De behoefte aan grotere woningen neemt nog toe. Bij bestaande bouw betekent dit vaak een uitbreiding in de vorm van een dakkapel of een dakopbouw. Een dakopbouw is, anders dan een dakkapel, een dominante uitbouw, bedoeld om het bruikbaar woonoppervlak van een woning flink uit te breiden. Anders gezegd is het een constructie ter vergroting van een gebouw, die ofwel: 1) is opgetrokken uit de bestaande gevel of goot (geveloptrekking of topgevel); 2) vanuit het dakvlak tot boven of over de nok heen is getrokken door middel van nokverhoging; 3) (meestal terugliggend) is aangebracht op een plat dak. Het verschil met een dakkapel is dat een goede dakkapel geen grote gevolgen heeft voor de hoofdvorm en het profiel van het gebouw (stedenbouwkundig silhouet). Deze aspecten zorgen voor de herkenbaarheid van een gebouw in relatie tot zijn omgeving. Een dakopbouw is veel groter van schaal en heeft meer invloed op het profiel, beeld en aanzicht van de bebouwing. Daarom is in beginsel een dakopbouw alleen mogelijk aan het achtererfgebied, niet grenzend aan openbaar gebied (voorerfgebied). Zo blijft het aanzicht van het gebouw vanuit de openbare ruimte zoveel mogelijk onaangetast. Een dakopbouw is niet voor elke dakvorm geschikt. Zeker waar het meer complexe dakvormen betreft, zal een dakopbouw grote afbreuk doen aan het stedenbouwkundig silhouet. De vorm van een dakopbouw hangt dus nauw samen met de vorm van het dak en gebouw. Wanneer een dakopbouw? Het uitgangspunt is dat een dakkapel ruimtelijk de voorkeur heeft boven een dakopbouw, omdat deze minder gevolgen heeft voor de vorm en het profiel van de hoofdmassa. Bij zadeldaken met een dakhelling kleiner dan 30° is een dakopbouw door nokverhoging een alternatief voor de dakkapel, omdat deze laatste dan niet meer kan voldoen aan de eisen uit het bouwbesluit in combinatie met de eisen voor dakkapellen. Trendsetter Bouwwerken die niet voldoen aan de regels in het bestemmingsplan, ontheffingenbeleid of algemene welstandscriteria kunnen soms toch een goedkeuring ontvangen, bijvoorbeeld als er al gelijke bouwwerken voorkomen op het betreffende bouwblok of bij gelijke architectuur in de nabije omgeving. In zo’n geval kan het beter zijn een volgens de geldende criteria niet geheel passend model te herhalen, dan er weer een ander model naast te zetten. De samenhang en eenheid in het blok blijven op deze manier gewaarborgd. Het al aanwezige bouwwerk wordt dan de ‘trendsetter’ voor de bouwwerken die volgen. Een dakopbouw voldoet in ieder geval aan redelijke eisen van welstand indien deze identiek is aan de in het betreffende bouwblok al voorkomende vergunde dakopbouw die door de CRK als trendsetter is of wordt aangemerkt. Onder trendsetter wordt hier verstaan: een als zodanig door de CRK aangewezen plan voor een dakopbouw dat bij opvolgende bouwplannen binnen het hetzelfde bouwblok of bij gelijke architectuur nagevolgd mag worden voor wat betreft: - de plaatsing en het aantal; - de maatvoering; - de detaillering; - de keuze van het materiaal en de kleurstelling. Een bouwblok is het geheel van geschakelde gebouwen dat op enige manier een blok of rij vormt (rij, twee-onder-een-kap). Karakteristieke en bijzondere typologieën Bij panden met een bijzonder bouwvolume en/of dakconstructie (rond, trapezium e.d.) of gebouwd onder bijzondere architectuur is het hoofdgebouw in sommige gevallen gediend met een bijzondere vorm van een dakopbouw. Onder bijzondere architectuur verstaan wij in ieder geval de volgende typologieën:
22
• Stolpen; • Kapbergen; • Historische (kool)schuren. De wijze waarop de uitbreiding het best kan worden uitgevoerd is niet in algemene regels te vatten en zal, door de CRK, per geval beoordeeld worden aan de hand van de algemene en gebiedsgerichte criteria. Monumenten Bouwplannen voor panden met een monumentenstatus worden voorgelegd aan de erfgoedcommissie. Het advies van de erfgoedcommissie is bepalend voor de besluitvorming rondom de aanvraag. De wijze waarop een uitbreiding het best kan worden uitgevoerd is niet in algemene regels te vatten en zal, door de erfgoedcommissie en de CRK, per geval beoordeeld worden. Topgevel / geveloptrekking Een dakopbouw uit de goot of door geveloptrekking (topgevel) is alleen mogelijk bij specifieke bebouwing en heeft als doel om de toegang of de symmetrie te benadrukken. Deze vorm van een dakopbouw komt veelal voor bij een ‘stolp’ of ‘notariswoning’. De dakopbouw heeft een beperkte omvang en dient in detaillering aan te sluiten bij de woningtypologie. Plat dak Voor dakopbouwen op platte daken wordt de meerwaarde van extra beleid niet gezien. Aangezien we in de gemeentelijke bestemmingsplan systematiek uitgaan van maximale goot- en nokhoogtes zijn dakopbouwen op platte daken hierbinnen wel of juist niet te realiseren. Wanneer een dakopbouw niet mogelijk is wordt de voorkeur gelegd bij het realiseren van een kap, dit past meer bij de bouwkwaliteiten in de gemeente Langedijk. Algemeen De hieronder opgestelde criteria hebben in eerste plaats betrekking op dakopbouwen voor eenvoudige zadeldaken met een hellingshoek <30º en voor dakopbouwen uit de goot of door geveloptrekking (topgevel) bij specifieke bebouwing met als doel om de toegang of de symmetrie te benadrukken. Een bouwaanvraag zal worden beoordeeld door de CRK op basis van aanvullende algemene en gebiedsgerichte criteria. Beleidsregels dakopbouwen Voor de bouw van een dakopbouw op een hoofdgebouw kan, met in acht name van de volgende regels, van het bestemmingsplan worden afgeweken: 1. Voor het bouwen van dakopbouwen aan de achterzijde van (vrijstaande bedrijfs- en/of dienst-) woningen gelden de volgende regels: a) de bouwhoogte van een (vrijstaande bedrijfs- en/of dienst-)woning voorzien van een dakopbouw mag niet meer dan 8,5 meter bedragen; b) de bouwhoogte van een dubbele of rij- (bedrijfs- en/of dienst-)woning voorzien van een dakopbouw mag niet meer dan 10,5 meter bedragen; c) de afstand tussen de onderzijde van een dakopbouw en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1,0 m bedragen; d) de afstand tussen de zijkanten van een dakopbouw en de zijkanten van de buiten- en/of tussenmuur mag niet minder dan 1,0 m bedragen; e) de dakhelling van een dakopbouw en een(vrijstaande bedrijfs- en/of dienst-) woning dient hetzelfde aantal graden te bedragen. f) bij dubbele woningen (twee-onder-kap en rijtjeswoningen) mag de dakopbouw op de tussenmuur worden geplaatst, indien een verzoek tot plaatsing op aangrenzende woningen gelijktijdig wordt ingediend en uitgevoerd.
23
2. Voor het bouwen van dakopbouwen door het optrekken van een gevel of vanuit de goot (topgevel) gelden de volgende regels: a) het gebouw waarop de dakopbouw wordt geplaatst is een hoofdgebouw; b) de dakopbouw heeft een kap met een kaprichting haaks op het dakvlak van het hoofdgebouw; c) de dakopbouw is symmetrisch aangebracht op het dakvlak; d) de maximale breedte van de dakopbouw bedraagt 1/3 van de gevelbreedte; e) de hoogte van de dakopbouw is minimaal 1 meter lager dan de bouwhoogte van het hoofdgebouw. f) de afstand van de zijkant van de dakopbouw tot de hoekkeper dient minimaal 1,0 meter te bedragen. 3. Voor het bouwen van een dakopbouw, door het verhogen van de nok, met zowel een kozijn in het voordakvlak als in het achterdakvlak (zogenaamde ‘kamelenrug’), gelden de volgende regels: a) het realiseren van een dakopbouw is alleen toegestaan binnen het plangebied zoals weergegeven in afbeelding 16; b) de bouwhoogte van een (vrijstaande bedrijfs- en/of dienst-)woning voorzien van een dakopbouw mag niet meer dan 8,5 meter bedragen; c) de bouwhoogte van een dubbele of rij- (bedrijfs- en/of dienst-)woning voorzien van een dakopbouw mag niet meer dan 10,5 meter bedragen; d) een dakopbouw is alleen toegestaan op een hoofdgebouw met een zadeldak met een dakhelling van ≤30 graden; e) de afstand tussen de onderzijde van een dakopbouw en de dakvoet mag niet minder dan 1,0 m en niet meer dan 1,5 m bedragen; f) de afstand tussen de zijkanten van de dakopbouw en de zijkanten van de buiten- en/of tussenmuur mag niet minder dan 1,0 m bedragen; g) de hoogte van het kozijn in de dakopbouw in het achter- en/of voordakvlak mag ten hoogste 1,0 meter bedragen; h) de dakhelling van de dakopbouw en het hoofdgebouw dienen hetzelfde aantal graden te bedragen; i) bij dubbele woningen (twee-onder-kap en rijtjeswoningen) mag de dakopbouw op de tussenmuur worden geplaatst, indien een verzoek tot plaatsing op aangrenzende woningen gelijktijdig wordt ingediend en uitgevoerd. 4. Bij de plaatsing van een dakopbouw op monumenten en karakteristieke panden is het advies van de Erfgoedcommissie en / of de Commissie voor Ruimtelijke Kwaliteit bepalend.
Afb. 14 en 15: Dakopbouw vanuit de goot of door het optrekken van de gevel.
24
Afb. 16: Plangebied dakopbouwen over de nok (kamelenrug). Toegestaan in de gehele gemeente uitgezonderd bijzonder welstandsgebied (oranjebruin gekleurd). Samenvatting dakopbouwen: Het beleid voor dakopbouwen is uitgebreid. De mogelijkheid is opgenomen voor het bouwen van een dakopbouw door het optrekken van een gevel of vanuit de goot (topgevel). De dakopbouw in het achterdakvlak door het verlengen van het voordakvlak is in overeenstemming gebracht met het vigerende beleid zoals dat is opgenomen in de vastgestelde bestemmingsplannen voor de dorpen. De dakopbouw, door het verhogen van de nok, met zowel een kozijn in het voordakvlak als in het achterdakvlak (zogenaamde ‘kamelenrug’), wordt, binnen bepaalde voorwaarden, mogelijk gemaakt in de gehele gemeente met uitzondering van bijzonder welstandsgebied.
25
5-
Opname ontheffingenbeleid/welstandsnota
5.1
Functie beleidsregels
De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) voorziet in mogelijkheden om met de reguliere procedure omgevingsvergunning te verlenen voor categorieën van bouwwerken in afwijking van het bestemmingsplan. Er kan voor een activiteit die in strijd is met het bestemmingsplan in de volgende situaties toch omgevingsvergunning worden verleend: a. In het bestemmingsplan is bepaalt dat voor de omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de planregels (artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 1° Wabo, juncto artikel 3.6 lid 1c Wet ruimtelijke ordening) b. De activiteit behoort tot de bij Algemene maatregel van bestuur aangewezen gevallen (artikel 2.12, lid 1, sub a, onder 2° Wabo). De onder b. genoemde aanwijzing is gedaan in artikel 4 van Bijlage II van het Besluit omgevingsrecht (Bor). Hierin is in ieder geval aangewezen de categorie bijbehorende bouwwerken waaronder ook vallen, ‘uitbreidingen van het hoofdgebouw’. Een dakopbouw, dakkapel of andere vorm uitbreiding op het dak van een woning valt dus onder deze categorie. Op grond van artikel 2.10 Wabo, hebben burgemeester en wethouders de plicht om bij iedere aanvraag voor omgevingsvergunning die afwijkt van het bestemmingsplan, te overwegen of hieraan kan worden meegewerkt via de bovengenoemde afwijkingsmogelijkheden. Zoals hierboven is aangegeven vallen uitbreidingen van een woning op het dak, onder een aangewezen categorie en kan er op grond van de wet dus met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bestemmingsplan. Om een ongereguleerde en willekeurige toepassing van deze bevoegdheid te voorkomen en hiermee stedenbouwkundige ongewenste en juridisch complexe situaties te voorkomen, is het van belang voor de toepassing van deze afwijkingsbevoegdheid beleidsregels vast te stellen. Hiermee wordt vooraf duidelijk gemaakt en onderbouwd in welke gevallen wel, en in welke gevallen geen toepassing wordt gegeven aan de bevoegdheid om af te wijken van het bestemmingsplan. Op dit moment bestaan reeds beleidsregels die met dit doel zijn vastgesteld. Deze zijn vastgelegd in het Ontheffingenbeleid gemeente Langedijk. Deze regels vormen een aanpassing hierop voor de specifieke categorie van uitbreidingen in of op het dak van woningen. Voor verdere toelichting op de functie en het gebruik van deze beleidsregels wordt verwezen naar dit Ontheffingenbeleid gemeente Langedijk.
5.2
Aanpassing Ontheffingenbeleid gemeente Langedijk
De regels die met dit document worden vastgesteld vormen een aanpassing van de regels die op dit moment nog in het Ontheffingenbeleid zijn vastgelegd voor deze soorten bouwwerken. Deze regels komen door vaststelling van dit document als beleidsregels voor dakkapellen en dakopbouwen, in de plaats van paragraaf 4.6 uit het Ontheffingenbeleid. Na vaststelling en publicatie wordt dit in het integrale document aangepast, waarbij de toelichting uit dit document als toelichting op de nieuwe paragraaf 4.6 bij het Ontheffingenbeleid wordt gevoegd.
5.3
Relatie tot Welstandsnota
Het bestemmingsplan is hèt instrument waarmee aan gronden een bestemming wordt gegeven, alsmede de daarbij behorende bebouwings- en gebruiksmogelijkheden. Ten aanzien van de verhouding tussen welstand en het bestemmingsplan is de jurisprudentie duidelijk. De welstandstoets zal zich in beginsel moeten richten naar de bouwmogelijkheden die het geldende bestemmingsplan biedt. Met andere woorden: des te explicieter de bebouwingsmogelijkheden in een bestemmingsplan zijn geregeld, des te terughoudender dient welstand te zijn. In aansluiting op de verhouding tussen welstand en het bestemmingsplan wordt met betrekking tot de verhouding tussen welstand en het onderhavige ontheffingenbeleid het volgende uitgangspunt gehanteerd: de 26
Welstandscommissie dient zich in beginsel te richten naar de in het ontheffingenbeleid genoemde randvoorwaarden. Bij conflictsituaties tussen het welstandsadvies en het ontheffingenbeleid prevaleert het ontheffingenbeleid. Wordt in het onderhavige ontheffingenbeleid aangegeven dat het welstandsoordeel richtinggevend is, dan wil dit zeggen dat het welstandsoordeel zwaarwegend is bij de afweging of een ontheffing al dan niet wordt verleend.
27
Bijlagen
28
Bijlage 1 Begrippenlijst De begrippen zijn overgenomen uit recent vastgestelde bestemmingsplannen van Langedijk en de welstandsnota. In deze nota wordt verstaan onder: Bebouwing Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde. Bestaand Die legale situatie zoals die is op het moment dat een bestemmingsplan in werking treedt. (Bouw)hoogte van een bouwwerk Gemeten vanaf het peil tot aan het hoogste punt van het bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen constructiedeel . Bouwwerk Elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, welke hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond Dak / kap Afdekking van een gebouw, vlak of hellend dak, waarop dakbedekking is aangebracht Dakhelling De hoek tussen de kap met het horizontale vlak, uitgedrukt in graden. Dakkapel Een ondergeschikte constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst. (Welstandsnota: uitbouw op een hellend dakvlak.) Dakopbouw Een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) van het dak is (zijn) geplaatst. (Welstandsnota: een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert.) Daknok Hoogste punt van een schuin dak. Dakvoet Laagste punt van een schuin dak. Gebouw Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt. Hoofdgebouw Een gebouw, dat op een bouwperceel in architectonisch opzicht dan wel gelet op de bestemming, als belangrijkste gebouw valt aan te merken.
29
Kamelenrug Een dakopbouwconstructie ter vergroting van een gebouw, welke zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie deels boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in beide dakvlakken van het dak zijn geplaatst. Rijwoningen Bebouwing bestaande uit meer dan twee aaneen gebouwde woningen, met uitzondering van hoekwoningen. Voorgevel De naar de weg gekeerde gevel van een gebouw, of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg gekeerde gevel , de gevel die door de ligging, de situatie ter plaatse en/of de indeling van het gebouw als voorgevel moet worden aangemerkt. Voorkant De voorgevel, het voorerf en het dakvlak aan de voorzijde van een gebouw; de zijgevel, het zijerf en het dakvlak aan de zijkant van een gebouw voor zover die zijde direct grenst aan de weg of openbaar groen.
30
Bijlage 2
31
32
33
Bijlage 3 Huidige ontheffingenbeleid tav dakkapellen en dakopbouwen Onderstaand is weergegeven het ontheffingenbeleid voor dakkapellen en dakopbouwen zoals dit op 23 augustus 2011 is vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Langedijk. Dakkapellen en dakopbouwen Er worden bij de gemeente Langedijk regelmatig bouwplannen ingediend voor het aanbrengen van veranderingen in de dakconstructie ter vergroting van de leefruimte in of het gebruiksoppervlak van een gebouw. Dit kan de vorm aannemen van een dakkapel of een dakopbouw. Dakkapellen Een dakkapel is een bescheiden uitbouw in de kap, bedoeld om de lichttoevoer te verbeteren en het bruikbaar (woon)oppervlak te vergroten. Anders gezegd, een constructie ter vergroting van een gebouw, welke zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst. Dakkapellen zijn, als ze zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte, voor het straatbeeld zeer bepalend. Het Bor biedt de ruimte om een dakkapel op het achterdakvlak of een niet aan het openbaar gebied grenzend zijdakvlak vergunningsvrij te plaatsen. Vergunningsvrije realisering van een dakkapel is ook mogelijk in het voordakvlak of in een aan het openbaar gebied grenzend zijdakvlak voor zover het geldende bestemmingsplan in die mogelijkheid voorziet (zie artikel 3, lid 3 van Bijlage II Bor). Naast deze vergunningsvrije mogelijkheden en wat krachtens het bestemmingsplan is toegestaan kan voor de plaatsing van een dakkapel onder bepaalde voorwaarden van het bestemmingsplan worden afgeweken. Het plaatsen van een dakkapel mag echter nooit ten koste gaan van de karakteristiek van het schuine dak, de dakkapel dient met pannen omsloten te zijn. Een dakkapel mag nooit domineren in het silhouet van het dak, de noklijn van het dak moet vanaf de weg zichtbaar blijven en schoorstenen moeten worden gerespecteerd. Bovendien moet de ruimte tussen dakkapel en goot voldoende zijn. Bij meerdere dakkapellen op één doorgaand dak streeft de gemeente naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn. De straten Het Mat en De Wup kunnen gezien worden als een apart gebied met 8 woonblokken met hetzelfde type woningen. Er zijn twee typen. Woningen met een langer dakvlak voor en een kort dakvlak achter en woningen met een kort dakvlak voor en een langer dakvlak achter. Veel woningen zijn al voorzien van een (of meer) vergunde dakkapellen. Deze dakkapellen zijn overwegend hetzelfde qua maatvoering en plaatsing in het dakvak. Het verdient aanbeveling om uit stedenbouwkundig en welstandelijk oogpunt deze eenheid in dakkapellen te behouden. Daarom is er voor deze straten een aparte regeling vastgesteld.
34
Artikel 7 Voor de bouw van een dakkapel kan met in acht name van de volgende regels van het bestemmingsplan worden afgeweken: 1. De plaatsing van een dakkapel betreft de plaatsing van een dakkapel op het achterdakvlak van een gebouw en voldoet aan de volgende regels: a) de hoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 2 m bedragen; b) de afstand tussen de onderzijde van een dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen; c) de afstand tussen de bovenzijde van een dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 m bedragen; d) de afstand van zijkanten van de dakkapel tot de zijkanten van het dakvlak mag niet minder dan 0,5 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is, met dien verstande dat een dakkapel op de tussenmuur mag worden geplaatst indien een verzoek tot plaatsing op aangrenzende woningen gelijktijdig wordt ingediend en uitgevoerd. 2. De plaatsing van een dakkapel betreft de plaatsing van een dakkapel op het zijdakdakvlak van een gebouw en voldoet aan de volgende regels: a) de hoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 2 m bedragen; b) de afstand tussen de onderzijde van de dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen; c) de afstand tussen de bovenzijde van de dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 m bedragen; d) de afstand van de dakkapel tot de voorgevel en de achtergevel van het gebouw mag niet minder dan 1 m bedragen. 3. De plaatsing van een dakkapel betreft de plaatsing van een dakkapel op het voordakdakvlak van een gebouw en voldoet aan de volgende regels: a) de hoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 1,5 m bedragen; b) de afstand tussen de onderzijde van de dakkapel en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen; c) de afstand tussen de bovenzijde van de dakkapel en de daknok mag niet minder dan 0,5 m bedragen; d) de afstand van zijkanten van de dakkapel tot de zijkanten van het dakvlak mag niet minder dan 1 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is, met dien verstande dat een dakkapel op de tussenmuur mag worden geplaatst indien een verzoek tot plaatsing op aangrenzende woningen (twee-onder-een-kap of rijtjeswoningen) gelijktijdig wordt ingediend en uitgevoerd. 4. Verder is voor de plaatsing van een dakkapel als bedoeld onder 1) tot en met 3) het advies van de welstandscommissie richtinggevend. 5. Bij bijzondere dakconstructies kan van de voorwaarde dat de afstand tussen de dakkapel en de dakvoet niet meer mag bedragen dan 1 m worden afgeweken mits er in het dakvlak fysiek geen tweede, omgevingsvergunningsvrije dakkapel kan worden gerealiseerd.
35
Artikel 7 A Voor de bouw van een dakkapel in de straten Het Mat en De Wup in Broek op Langedijk kan met in acht name van de volgende regels van het bestemmingsplan worden afgeweken: 1. De plaatsing van een dakkapel betreft de plaatsing van een dakkapel op het achterdakvlak van een gebouw en voldoet aan de volgende regels: a. de hoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 2 m bedragen; b. de dakkapel wordt geplaatst ter hoogte van de zolderverdieping. Voor de positionering in het dakvlak wordt aangesloten bij de voor De Wup en Het Mat al vergunde dakkapellen. c. de afstand van zijkanten van de dakkapel tot de zijkanten van het dakvlak mag niet minder dan 0,5 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is, met dien verstande dat een dakkapel op de tussenmuur mag worden geplaatst indien een verzoek tot plaatsing op aangrenzende woningen gelijktijdig wordt ingediend en uitgevoerd. 2. De plaatsing van een dakkapel betreft de plaatsing van een dakkapel op het voordakdakvlak van een gebouw en voldoet aan de volgende regels: a. de hoogte van de dakkapel, gemeten vanaf de voet van de dakkapel, mag niet meer dan 1,5 m bedragen; b. de dakkapel wordt geplaatst ter hoogte van de zolderverdieping. Voor de positionering in het dakvlak wordt aangesloten bij de voor De Wup en Het Mat al vergunde dakkapellen. c. de afstand van zijkanten van de dakkapel tot de zijkanten van het dakvlak mag niet minder dan 1 m bedragen, dan wel de bestaande afstand indien deze minder is, met dien verstande dat een dakkapel op de tussenmuur mag worden geplaatst indien een verzoek tot plaatsing op aangrenzende woningen (twee-onder-een-kap of rijtjeswoningen) gelijktijdig wordt ingediend en uitgevoerd. 3. Verder is voor de plaatsing van een dakkapel als bedoeld onder 1) en 2) het advies van de welstandscommissie richtinggevend. 4. Bij bijzondere dakconstructies kan van de voorwaarde dat de afstand tussen de dakkapel en de dakvoet niet meer mag bedragen dan 1 m worden afgeweken mits er in het dakvlak fysiek geen tweede, omgevingsvergunningsvrije dakkapel kan worden gerealiseerd.
36
Dakopbouwen De vigerende bestemmingsplannen maken het binnen de gemeente Langedijk (meestal) niet mogelijk om een dakopbouw te realiseren. Een dakopbouw is een toevoeging aan het dak van de bouwmassa die, in tegenstelling tot een dakkapel, niet ondergeschikt is aan het dakvlak. Een dakopbouw verandert het silhouet van het oorspronkelijk dak en kan daardoor een aanzienlijke invloed op het straatbeeld hebben. Daarom dient terughoudend met de plaatsing van dergelijke bouwwerken te worden omgegaan. Een dakopbouw over de nok en een dakopbouw aan de voorzijde van de woning tasten het ruimtelijk beeld vanaf de openbare weg gezien te veel aan. Dergelijke dakopbouwen zijn ruimtelijk niet gewenst. Dakopbouwen dienen in het achtererf worden geplaatst. Daarnaast geldt dat de plaatsing van dit type bouwwerken, om een verlies aan onderscheid tussen hoofd- en bijgebouwen te voorkomen, beperkt dient te blijven tot hoofdgebouwen.
Artikel 8 Voor de bouw van een dakopbouw op een gebouw kan met in acht name van de volgende regels van het bestemmingsplan worden afgeweken: 1. het gebouw waarop de dakopbouw wordt geplaatst is een hoofdgebouw; 2. de dakopbouw wordt aan de achterzijde van het hoofdgebouw geplaatst; 3. de bouwhoogte van het hoofdgebouw, voorzien van de dakopbouw, mag niet meer dan 8,5 m bedragen; 4. de afstand tussen de onderzijde van een dakopbouw en de dakvoet mag niet minder dan 0,5 m en niet meer dan 1 m bedragen; 5. de afstand tussen de zijkanten van de dakopbouw en de zijkanten van de buiten- en/of tussenmuur mag niet minder dan 0,5 m bedragen; 6. de dakhelling van de dakopbouw en het hoofdgebouw dienen hetzelfde aantal graden te bedragen; 7. bij dubbele woningen (twee-onder-kap en rijtjeswoningen) mag de dakopbouw op de tussenmuur worden geplaatst, indien een verzoek tot plaatsing op aangrenzende woningen gelijktijdig wordt ingediend en uitgevoerd; 8. voor de plaatsing van een dakopbouw is het advies van de welstandscommissie richtinggevend.
37
Bijlage 4 Beleid dakkapellen en dakopbouwen andere gemeentes: 4.14.24.34.44.5-
Alkmaar; Bergen; Heerhugowaard; Schagen; Zaanstad.
38
Bijlage 4.1
Alkmaar
39
40
Bijlage 4.2
Bergen
41
42
43
44
Bijlage 4.3
Heerhugowaard
45
46
47
48
49
Bijlage 4.4
Schagen
50
51
52
53
Bijlage 4.5
Zaanstad
54
55
56
57
58
59
60
61
62