Belastingrecht voor het ho 2012 Uitwerkingen opgaven Deel 9 Formeel belastingrecht
Henk Guiljam
Noordhoff Uitgevers Groningen
Belastingrecht voor het ho 2012 Uitwerkingen – © Noordhoff Uitgevers Groningen
1
Ontwerp binnenwerk en omslag: Studio Noordhoff Uitgevers Groningen
Eventuele op- en aanmerkingen over deze of andere uitgaven kunt u richten aan: Noordhoff Uitgevers bv, Afdeling Hoger Onderwijs, Antwoordnummer 13, 9700 VB Groningen, e-mail:
[email protected]
0 / 12 © 2012 Noordhoff Uitgevers bv Groningen/Houten, The Netherlands. Behoudens de in of krachtens de Auteurswet van 1912 gestelde uitzonderingen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voor zover het maken van reprografische verveelvoudigingen uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16h Auteurswet 1912 dient men de daarvoor verschuldigde vergoedingen te voldoen aan Stichting Reprorecht (postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www. reprorecht.nl). Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) kan men zich wenden tot Stichting PRO (Stichting Publicatie- en Reproductierechten Organisatie, postbus 3060, 2130 KB Hoofddorp, www.stichting-pro.nl). All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted, in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording, or otherwise, without the prior written permission of the publisher.
2
Belastingrecht voor het ho 2012 Uitwerkingen – © Noordhoff Uitgevers Groningen
Deel 9 Formeel belastingrecht Hoofdstuk 49 Heffing van belastingen 49.1 a De Algemene wet bestuursrecht (Awb) en de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR). b De Awb beheerst het hele bestuursrecht. Het belastingrecht is onderdeel van het bestuursrecht. De AWR beheerst het onderdeel ‘belastingrecht’. c De AWR regelt voornamelijk de vaststelling van de belastingschuld. De Invorderingswet (Inv.) regelt de inning van de vastgestelde belastingschulden. d Voorlopige (conserverende) aanslag, (conserverende) aanslag, uitnodiging tot betaling, (conserverende) navorderingsaanslag en naheffingsaanslag (art. 2 lid 3 onderdeel e AWR). e Nee. De ambtshalve aanslag is een definitieve aanslag, die de inspecteur vastgesteld heeft zonder dat daarvoor aangifte is gedaan. 49.2
In Voorburg, omdat het middelpunt van zijn maatschappelijk leven daar is (art. 4 lid 1 AWR).
49.3
De AWR kent de volgende heffingstechnieken: 1 Heffing bij wege van aanslag, bijvoorbeeld inkomstenbelasting, vennootschapsbelasting. 2 Heffing bij wege van betaling op aangifte, bijvoorbeeld loonbelasting, omzetbelasting, dividendbelasting.
49.4
Art. 6 lid 2 AWR zegt dat Henk ook zelf een uitnodiging tot het doen van aangifte kan aanvragen. Hij kan nog tot 6 maanden na het ontstaan van de schuld wachten maar daarna dient hij binnen 2 weken een verzoek om uitreiking van een aangiftebiljet te doen. Dus voor de aangifte inkomstenbelasting over 2011 dient hij voor 15 juli 2012 te hebben gereageerd. Zie art. 6 lid 3 AWR en art. 2 lid 1 en lid 4 van de Uitv.reg. AWR.
49.5
Nu Extra geen recht heeft gehad op de teruggave heffingskorting dient zij zelf een aangiftebiljet aan te vragen. Zie art. 6 AWR.
49.6 a Per saldo wordt de aanslag op een negatief bedrag vastgesteld, te weten negatief €2.000. Ingevolge het per 1 januari 2010 geldende Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst bedraagt de boete bij een eerste verzuim €226. Betreft het een tweede verzuim, dan bedraagt de boete 20% van het maximum van art. 67a AWR: 20% van €4.920 = €984. Bij een derde verzuim kan als sprake is van stelselmatig verzuim een boete van €4.920 worden opgelegd (art. 67a AWR, jo. par. 21 BBBB). b Nu er sprake is van een aanslag met een positief saldo bedraagt de boete: bij een eerste verzuim: €226 bij een tweede verzuim: €984 bij een derde en volgend verzuim maximaal:€4.920 49.7 a Het verleende uitstel bedraagt 7 maanden, namelijk de periode van 1 april tot 1 november. De aanslag moet dus opgelegd zijn binnen drie jaar en zeven maanden na 31 december van jaar 1. Dit is dus uiterlijk 31 juli jaar 5 (art. 11 lid 3 AWR). b Ja, want: · er is sprake van een nieuw feit; · er is over €3.600 inkomen te weinig inkomstenbelasting geheven, én · er zijn nog geen vijf jaren – plus de periode van het verleende uitstel – verstreken na het ontstaan van de belastingschuld. (art. 16 lid 1 jo. lid 3 AWR). c Het verleende uitstel bedraagt 7 maanden. De navorderingsaanslag moet dus vóór 1 augustus jaar 7 zijn vastgesteld. De uiterste datum is derhalve 31 juli jaar 7. 49.8
Ja, indien de inspecteur het niet eerder uit de aangifte had kunnen opmaken is er sprake van een nieuw feit art. 16 lid 1 AWR. Als geen sprake is van een nieuw feit kan ook nagevorderd worden
Belastingrecht voor het ho 2012 Uitwerkingen – © Noordhoff Uitgevers Groningen
3
omdat sprake is van een redelijkerwijs kenbare fout, waarbij de aanslag ten minste 30% te laag was (art. 16 lid 2 onderdeel c AWR). 49.9 a M. van den Berg zal zich wegens de vermelding in het aangiftebiljet beroepen op afwezigheid van het nieuwe feit. Dit beroep zal hem niet baten omdat hij ter zake van dat feit te kwader trouw is. Navordering is derhalve mogelijk (art. 16 lid 1 AWR). b Voor inkomsten uit het buitenland geldt een navorderingstermijn van 12 jaar. De periode van het verleende uitstel voor het indienen van de aangifte verlengt deze termijn (art. 16 lid 4 AWR). c De inspecteur kan altijd navorderen indien er sprake is van: · een onjuiste verrekening van een voorlopige aanslag, van een voorheffing, van een voorlopige teruggaaf of van een heffingskorting; · een onvolkomen toedeling van de gemeenschappelijke inkomsten van fiscale partners over hen beiden; · de aanslag vanwege een redelijkerwijs kenbare fout achterwege is gebleven of tot een te laag bedrag is vast gesteld. Van een kenbare fout is in ieder geval sprake indien de aanslag 30% te laag is (art. 16 lid 2 AWR). d Omdat opzettelijk een onjuiste aangifte is gedaan kan op grond van art. 67e een vergrijpboete worden opgelegd. Omdat sprake is van verzwegen box III vermogen kan de boete op grond van het zesde lid maximaal 300% bedragen van de nagevorderde belasting. Door de werking van art. 5:1 lid 2 Awb kan ook aan de belastingadviseur een boete worden opgelegd, omdat deze als medepleger kan worden aangemerkt. 49.10 a Materiële loonbelastingschuld: deze ontstaat van dag tot dag naarmate het loon verdiend wordt. Op het ogenblik dat het loontijdvak eindigt, is deze schuld geheel volgroeid. Formele loonbelastingschuld: deze ontstaat door en op het moment van de inhouding van de loonbelasting. Materiële inkomstenbelastingschuld: deze ontstaat van dag tot dag naarmate het inkomen genoten wordt. Op het ogenblik dat het kalenderjaar eindigt, is deze schuld geheel volgroeid. Fictief wordt deze schuld geacht te zijn ontstaan op het tijdstip waarop het kalenderjaar eindigt (art. 11 lid 4 AWR). Formele inkomstenbelastingschuld: deze ontstaat door en op het moment van de vaststelling van de aanslag inkomstenbelasting door de inspecteur (art. 11 lid 1 AWR). b Materiële loonbelastingschuld: deze ontstaat door en op het moment van de inhouding van de loonbelasting. Formele loonbelastingschuld: deze ontstaat door en op het moment van betaling van de ingehouden loonbelasting door de muziekschool aan de ontvanger. De muziekschool dient tegelijkertijd een aangifte daarvan te doen bij de inspecteur. c Zie de antwoorden a en b.
Hoofdstuk 50 Invordering van belastingen 50.1
De Invorderingswet heeft tot doel: · de positie van de ontvanger te versterken; · de doelmatigheid van het invorderingsproces te vergroten; · de rechtspositie van de belastingschuldigen en de aansprakelijkgestelden te waarborgen.
50.2
De ontvanger boekt: Ontvangen betaling Af wegens: · aanmaningskosten · kosten dwangbevel · rente
€ 14.750 € 100 380 483 –––––––
Afboeking op belastingschuld
963 ––––––– € 13.787
Zie art. 7 Invorderingswet 1990.
4
Belastingrecht voor het ho 2012 Uitwerkingen – © Noordhoff Uitgevers Groningen
50.3
Op grond van art. 9 Invorderingswet dient deze aanslag binnen zes weken betaald te zijn. Dus de betalingstermijn vervalt op 11 januari 2012.
50.4
Binnen zes weken op grond van art. 9 lid 1 Invorderingswet. Dus uiterlijk op 13 oktober 2012 .
50.5
Het recht om zonder vonnis van de rechter goederen van de belastingschuldige in beslag te nemen en te executeren.
50.6
Op grond van art. 24 van de Invorderingswet 1990 en art. 231 van de Gemeentewet kan de ontvanger de inkomstenbelasting en de onroerendezaakbelasting met elkaar verrekenen.
50.7
Bij kwijtschelding gaat de schuld teniet; bij oninbaar lijden gaat de schuld niet teniet. Komt de belastingschuldige in goeden doen, dan kan de ontvanger niet meer terugkomen op een kwijtgescholden belastingschuld, maar wel op een oninbaar geleden belastingschuld.
50.8
Ingevolge art. 18 Wet Brv wordt de aangifte overdrachtsbelasting gedaan door het aanbieden van de notariële akte ter registratie. Ingevolge art. 42 van de Invorderingswet 1990 is de notaris hoofdelijk aansprakelijk voor de overdrachtsbelasting.
Belastingrecht voor het ho 2012 Uitwerkingen – © Noordhoff Uitgevers Groningen
5