Belang van en tevredenheid over competenties van VOJgediplomeerden binnen het beroepenveld en de middelbare beroepsopleidingen Uitgevoerd door het Instituut voor Maatschappijwetenschappelijk Onderzoek In opdracht van SLO
IMWO Drs. S. de Vries, drs. B. Dundas en drs. A. Wolf Maart 2011
1
Inhoudsopgave Lijst van afkortingen…………………………………………………………………………………..3 Lijst van tabellen en figuren……………………………………………………………………….4 1
Inleiding………………………………………………………………………………………….5
2 2.1 2.2 2.3
Methodologie Onderzoeksopzet en instrumentconstructie…………………………………..7 Respondenten………………………………………………………………………………..7 Pilotafname……………………………………………………………………………………9
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
Onderzoeksresultaten algemeen Inleiding…………………………………………………………………………………………11 Zelfontplooiing………………………………………………………………………………13 Sociale vaardigheden…………………………………………………………………….14 Effectief leren………………………………………………………………………………..14 Leergebieden: Nederlands, Engels, Rekenen/wiskunde…….…………..15 Houding ten opzichten van werk/vervolgopleiding…….......……………16 Conclusies……………………………………………………………………………………..16
4 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.9
Onderzoeksresultaten: mismatch Inleiding………………………………………………………………………………………..18 Zelfontplooiing ……………………………………………………………………………..18 Sociale vaardigheden…………………………………………………………………….19 Effectief leren………………………………………………………………………………..21 Leergebieden: Nederlands……………………………………………………………..22 Leergebieden: Engels……………………………………………………………………..23 Leergebieden: rekenen/wiskunde………………………………………………….24 Houding ten opzichte van werk/vervolgopleiding…….……………………25 Conclusies……………………………………………………………………………………..26
5 5.1 5.2 5.3 5.4
Leergebieden en prioriteiten Inleiding………………………………………………………………………………………..27 Bevindingen……………………………………………………………………………..…..27 Motiveringen van respondenten……………………………………………………28 Conclusies n.a.v. de motiveringen………………………………………………….32
6
Tot slot………………………………………………………………………………………….33
Lijst van bijlagen……………………………………………………………………………………….35 Bijlagen…………………………………………………………………………………………………….36
2
Afkortingen
IMWO: Instituut voor Maatschappijwetenschappelijk onderzoek MBO: Middelbare Beroepsopleiding MinOV: Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling SLO: Stichting Leerplanontwikkeling Nederland VOJ: Voortgezet Onderwijs Junioren VOS: Voortgezet Onderwijs Senioren VSO: Voortgezet Speciaal Onderwijs
3
Lijst van tabellen en figuren Tabellen: 3.2 Afgeronde percentages respondenten per categorie van belangoordelen en per categorie van tevredenheidsoordelen inzake de competenties van zelfontplooiing…13 3.3 Afgeronde percentages respondenten per categorie van belangoordelen en per categorie van tevredenheidsoordelen inzake de competenties van sociale vaardigheden………………………………………………………………………………………………………….14 3.4 Afgeronde percentages respondenten per categorie van belangoordelen en per categorie van tevredenheidsoordelen inzake de competenties van effectief leren…..14 3.5 Afgeronde percentages respondenten per categorie van belangoordelen en per categorie van tevredenheidsoordelen inzake de competenties van leergebieden…….15 3.6 Afgeronde percentages respondenten per categorie van belangoordelen en per categorie van tevredenheidsoordelen inzake de competenties van houding………..….16 4.2 Afgerond percentage respondenten bij wie ‘groot belang’ samengaat met ‘niet tevreden’ of ‘matig tevreden’ bij de competenties van zelfontplooiing……...……………18 4.3 Afgerond percentage respondenten bij wie ‘groot belang’ samengaat met ‘niet tevreden’ of ‘matig tevreden’ bij de competenties van sociale vaardigheden…….…...19 4.4 Afgerond percentage respondenten bij wie ‘groot belang’ samengaat met ‘niet tevreden’ of ‘matig tevreden’ bij de competenties van effectief leren……………….….…21 4.5 Afgerond percentage respondenten bij wie ‘groot belang’ samengaat met ‘niet tevreden’ of ‘matig tevreden’ bij de competenties van Nederlands……………………..….22 4.6 Afgerond percentage respondenten bij wie ‘groot belang’ samengaat met ‘niet tevreden’ of ‘matig tevreden’ bij de competenties van Engels……………………….……..…23 4.7 Afgerond percentage respondenten bij wie ‘groot belang’ samengaat met ‘niet tevreden’ of ‘matig tevreden’ bij de competenties van rekenen-wiskunde………….….24 4.8 Afgerond percentage respondenten bij wie ‘groot belang’ samengaat met ‘niet tevreden’ of ‘matig tevreden’ bij de competenties van houding ten opzichte van werk/school……………………………………………………………………………………………………….……25 Tabel 5.2 Percentages respondenten die een leergebied een hoge prioriteit geven en percentages respondenten die op een leergebied een mismatch waarnemen…………27 Diagram 5.2 Overzicht hoge prioriteit en mismatch leergebieden..…………………………28
4
1
Inleiding
In opdracht van Stichting Leerplanontwikkeling (SLO) heeft het Instituut voor Maatschappijwetenschappelijk Onderzoek (IMWO) onderzoek verricht naar de aansluiting van de competenties van personeel met een Voortgezet Onderwijs Junioren (VOJ)-opleidingsniveau op de functie-eisen van het bedrijfsleven en van VOJ-afgestudeerden op de instroomeisen van middelbare beroepsopleidingen (MBO’s). Dit onderzoek is onderdeel van een groter geheel, waarin ook de aansluiting op VOJeindtermen en Voortgezet Onderwijs Senioren (VOS)-toelatingsverwachtingen wordt onderzocht, en waarin parallel wordt nagegaan hoe de leerlingen van het Voortgezet Speciaal Onderwijs (VSO) er in dit opzicht voorstaan. Deze andere onderzoekscomponenten zijn onder leiding van SLO uitgevoerd door afdeling Curriculumontwikkeling en afdeling Onderzoek en Planning van het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling (MinOV). IMWO heeft aan die componenten een technische bijdrage geleverd in de vorm van data-invoer en –verwerking. Voor het gehele onderzoek is een drietal hoofdvragen geformuleerd, die verder in deelvragen zijn uitgewerkt. Het begrip ‘competenties’ staat hierbij centraal en kan als volgt worden omschreven: Competenties vormen het geheel van cognitieve kennis, vaardigheden en houdingen. Voor het benoemen van cognitieve kennis gaat het om globale leerinhouden. De drie hoofdvragen die de leidraad vormen in dit onderzoek zijn: 1. Welke competenties moeten afgestudeerden van het toekomstig basisonderwijs bezitten om aan de samenleving deel te kunnen nemen en voorbereid door te stromen naar vervolgopleidingen of het beroepenveld? a. In welke mate moeten leerlingen zichzelf kunnen ontplooien? b. Welke sociale vaardigheden moeten leerlingen bezitten en in welke mate? c. Welke burgerschapscompetenties moeten leerlingen bezitten en in welke mate? d. Welke competenties moeten leerlingen bezitten om succesvol te zijn op vervolgopleidingen? e. Welke competenties moeten leerlingen bezitten om te kunnen functioneren op de arbeidsmarkt? 2. In hoeverre voldoet het huidige onderwijs daar nu al aan? a. In welke mate bezitten leerlingen nu aan het einde van het VOJ/VSO het vermogen om zichzelf te ontplooien? b. Welke sociale vaardigheden bezitten leerlingen nu aan het einde van het VOJ/VSO en in welke mate? 5
c. Welke burgerschapscompetenties bezitten leerlingen nu aan het einde van het VOJ/VSO en in welke mate? d. Welke competenties bezitten leerlingen nu aan het einde van het VOJ/VSO als ze doorstromen naar vervolgopleidingen? e. Welke competenties bezitten leerlingen nu aan het einde van het VOJ/VSO als ze doorstromen naar de arbeidsmarkt?
3. Wat zou er moeten gebeuren om de gewenste situatie te bereiken? a. Welke competenties (opsplitsen naar kennis, vaardigheden en houdingen) zouden in een heringerichte bovenbouw (VOJ/VSO) verder ontwikkeld moeten worden? b. In welke mate moeten leerlingen de ruimte krijgen en ondersteund worden om zichzelf te kunnen ontplooien? c. Aan welke leerinhouden moet meer aandacht besteed worden in het toekomstig basisonderwijs? d. Welke consequenties heeft dat voor de inrichting van het onderwijs in de bovenbouw van het toekomstig basisonderwijs (VOJ/VSO)?
IMWO heeft met enquêtes in het beroepenveld en onder MBO’s bijgedragen aan de beantwoording van de meeste van deze onderzoeksdeelvragen voor de afgestudeerden van het VOJ (dus niet van het VSO). Parallel hieraan heeft IMWO ook een onderzoek gedaan naar de functie-eisen in personeelsadvertenties voor VOJ-afgestudeerden, waarvan de uitkomsten bijdragen tot een beter begrip van het perspectief van het beroepenveld op deze groep potentiële werknemers. Hierover is een afzonderlijk rapport uitgebracht. Het uiteindelijke doel van al deze inspanningen is aan de curriculumontwikkelaars van het toekomstig basisonderwijs informatie, inzichten en achtergronden te verstrekken waarmee zij bij het uitzetten van leerlijnen en het uitwerken van curriculumonderdelen rekening kunnen houden.
6
2
Methodologie
Om te meten in hoeverre het beroepenveld en de middelbare beroepsopleidingen belang hechten aan en tevreden zijn over de competenties bij werknemers/ leerlingen met een VOJ-opleidingsniveau, zijn er vragenlijsten opgesteld in de vorm van een enquête die persoonlijk is afgenomen om de non-response te minimaliseren. Het risico van tegenvallende participatie van respondenten was reëel omdat er weinig tijd voor de afname beschikbaar was, en bovendien viel de afname in een voor vele respondenten drukke periode (december 2010 – januari 2011). De opzet, de voortgang en de voornaamste uitkomsten van het onderzoek zijn gepresenteerd op de stakeholdersbijeenkomsten van 21 december 2010, 28 januari 2011, 2 februari 2011 en 11 maart 2011. 2.1 Onderzoeksopzet en instrumentconstructie De onderzoeksopzet en het concept van de vragenlijsten zijn ontwikkeld in een reeks gezamenlijke bijeenkomsten van de verschillende onderzoeksgroepen met SLO, aangevuld met aparte besprekingen per onderzoeksgroep en met elektronische uitwisseling van documenten en feedback. De competenties zijn ontleend aan het reeds ontwikkelde curriculumraamwerk en aan enkele buitenlandse voorbeelden, aangevuld en aangepast aan Surinaamse omstandigheden. De vragenlijst (Bijlage 3) omvatte in totaal 47 competenties, onderverdeeld in zes rubrieken (tussen haakjes de aantallen items per rubriek): • • • • • •
Zelfontplooiing (7) Sociale vaardigheden (3) Burgerschap (8) Effectief leren (6) Leergebieden (Nederlands 6, Engels 5, rekenen-wiskunde 6, totaal 17) Houding ten opzichte van werk of vervolgopleiding (6)
Daarnaast waren er enkele aanvullende vragen naar de prioriteit die de respondenten aan beheersing van enkele apart genoemde leergebieden of schoolvakken toekenden, en werd gevraagd naar de waarde en de beheersing van theoretische en praktische vakkennis. 2.2 Respondenten MBO: onder deze opleidingen worden alle middelbare beroepsopleidingen in Suriname verstaan (dus incl. 1 in Nickerie). Er was in eerste instantie bij de MBO’s gekozen om alle instanties die Suriname rijk is mee te nemen. Uiteindelijk zijn er 8 opgenomen in het onderzoek, omdat enkele scholen telefonisch niet bereikbaar waren en 1 school tijdens de pilotfase is gebruikt. Daarnaast zijn er enkele aanverwante instanties zoals Stichting Towards a New Alternative (TANA), Stichting Arbeidsontwikkeling (SAO) e.d. meegenomen in het onderzoek. Wegens het 7
betrekkelijk geringe aantal van deze instellingen (13) hebben we uiteraard gestreefd naar de meest volledige dekking. Beroepenveld: in dit onderzoek worden tot het beroepenveld alle bedrijven, organisaties en instellingen gerekend die afgestudeerden van het VOJ-onderwijs in dienst (kunnen) nemen. Het betreft administratieve, technische en commerciële functies op VOJ-niveau. Bij dit onderzoek zijn 82 bedrijven betrokken, waaronder 9 ministeries en 8 overkoepelende bedrijvenorganisaties. Er heeft enige verschuiving plaatsgevonden binnen de onderverdeling van de onderzoekspopulatie vanwege de soms wat moeizame medewerking van potentiële respondenten binnen een bepaalde groep. Desalniettemin is de totale omvang van de respondentengroep zoals vooraf opgesteld hiermee bepaald op 90 (8 +82). Gegeven de korte en relatief moeilijke afnameperiode met veel feestdagen en drukte met de jaarwisseling, is besloten niet te streven naar een landelijke, representatieve en aselecte steekproef van alle respondenten die in aanmerking zouden kunnen komen. Het afbakenen van de populatie, het trekken van zo’n steekproef, het werven van de getrokken respondenten en het organiseren van de afname zouden zowel inhoudelijk/methodologisch als qua planning en logistiek onmogelijk binnen die periode kunnen plaatsvinden. Zo heeft het bijvoorbeeld weinig zin een steekproef te trekken uit het bestand van de Kamer van Koophandel en Fabrieken, aangezien daarin talloze ondernemingen zijn opgenomen die niet of nauwelijks actief zijn of die door hun aard en omvang geen reële kandidaten zijn voor het in dienst nemen van VOJ-afgestudeerden (zoals bijvoorbeeld kleine bedrijven in land- en tuinbouw of visserij en buurtwinkels en supermarkten). In plaats daarvan is de voorkeur gegeven aan een convenience sample, getrokken uit de yellow pages van de telefoongids, op basis van beschikbaarheid, spreiding en relevantie. Bij de selectie en de werving van respondenten voor het beroepenveld is er gedifferentieerd naar vijf criteria: 1. Branche Wij hebben de volgende branches onderscheiden: horeca, detailhandel, transport, landbouw, bouw, techniek, verpleging/verzorging, industrie, mijnbouw, bosbouw, visserij, banken/verzekeringen, beveiliging, media, kinderopvang en toerisme. 2. District In het onderzoek zijn bedrijven meegenomen uit de districten Paramaribo, Wanica Commewijne en Nickerie, omdat in deze gebieden veruit de meeste bedrijven en instellingen voorkomen en de afname door de grote afstanden tot andere districten zowel qua tijd als qua kosten in het gedrang zou komen. De onderlinge verhouding is wat verschoven, de uiteindelijke verdeling van de respondenten ziet er als volgt uit: Paramaribo: 78, Wanica: 7, Nickerie: 4 en Commewijne: 1.
8
3. Soort bedrijf Er is een spreiding van de respondenten gehanteerd naar het soort functie dat VOJgediplomeerden kunnen vervullen (administratief, technisch en commercieel) op grond van de voornaamste activiteit (core business) van de beoogde respondenten. 4. Grootte Afhankelijk van de omvang van een bedrijf kan het meerdere functies op VOJ-niveau aanbieden en zal het meer ervaring hebben met deze groep sollicitanten/werknemers. Het onderzoek heeft zich daarom wat meer gericht op middelgrote en grote bedrijven, in de veronderstelling dat die meestal een functieprofiel aanmaken om een bepaalde functie te vervullen. Dit functieprofiel is van wezenlijk belang bij de formulering van de gewenste competenties; het zijn immers de gestelde eisen. 5. Geografische ligging/bereikbaarheid Gezien de tijdsdruk zal er verspreid, maar per dag wel strategisch worden uitgestippeld welke bedrijven deel zullen nemen aan het onderzoek om de reistijd zoveel mogelijk te beperken en om zo veel mogelijk respondenten te kunnen interviewen. Tot slot is de bereidheid van de respondenten tot het verlenen van medewerking de meest bepalende factor voor de voorselectie. Daar is door het onderzoeksteam rekening mee gehouden door het voeren van een intensieve telefonische wervingscampagne, aangevuld met het desgewenst vooraf toezenden van nadere informatie per e-mail. De gesprekspartners in het beroepenveld waren in de meeste gevallen leidinggevende medewerkers die uitvoering gaven aan het personeelsbeleid. Veelal waren dat directieleden; zo ook bij de vervolgopleidingen. 2.3 Pilotafname Zowel bij het beroepenveld als bij de MBO’s is er een proefafname gehouden onder een klein aantal respondenten. Het doel hiervan was na te gaan of de beoogde interviewprocedure aanvaardbaar en adequaat was, of de vragenlijst voldoende duidelijkheid bood en of het enquêteren kon geschieden binnen de voorgenomen tijdsspanne van 45 minuten. Uit deze proefafname bleek dat er op deze punten geen bijzondere moeilijkheden waren, dus is de enquête onveranderd gebleven. Om misverstanden bij het juist begrijpen van de inhoud van de competenties tegen te gaan, konden de interviewers zo nodig de respondent vragen één of meer eigen, concrete voorbeelden uit de organisatie te geven van de toepassing van zo’n competentie. Er was bij één competentierubriek (burgerschap) sprake van vrijwel unanieme reacties bij de pilot-respondenten. Zij toonden zich verbaasd, zo niet verontwaardigd, dat deze competenties aan hen werden voorgelegd voor een 9
belangoordeel. (Deze competenties waren: nationaal bewustzijn, respecteren van de democratische beginselen, wereldburgerschap, respect voor religieuze uitingen, verantwoordelijkheid, milieubewustzijn, rechtvaardigheid, en integriteit/betrouwbaarheid.) De respondenten achtten deze competenties zo vanzelfsprekend dat het voor een goed verloop van het interview schadelijk zou zijn als erop zou worden aangedrongen toch belangoordelen te geven. Het uitvallen daarvan hield automatisch het wegvallen van de corresponderende tevredenheidsoordelen in. Er waren overigens nog twee andere redenen om, in overleg met de andere onderzoeksgroepen, hiermee toch genoegen te nemen: op één enkele na werden deze competenties ook al enigermate bestreken door andere onderdelen van de vragenlijst, en het was raadzaam de enquête zo mogelijk wat in te korten om geen risico’s te nemen met de geplande gespreksduur, gegeven de krappe afnameschema’s van de interviewers.
10
3 Onderzoeksresultaten algemeen 3.1
Inleiding
Voor de beantwoording van de onderzoeksvraag: Welke competenties moeten afgestudeerden van het toekomstig basisonderwijs bezitten om aan de samenleving deel te kunnen nemen en voorbereid door te stromen naar vervolgopleidingen of het beroepenveld? zijn de onderzoeksdata geanalyseerd op basis van de behoeften van het beroepenveld en MBO’s. De resultaten hiervan zijn bedoeld als input en achtergrondinformatie voor de ontwikkelaars van leerlijnen en curriculumonderdelen voor het toekomstig basisonderwijs. Om te meten in hoeverre het huidige Voortgezet Onderwijs Junioren (VOJ-niveau: LBGO, MULO, LTS etc.) voorziet in de ontwikkeling van de door het beroepenveld en de vervolgopleidingen gewenste competenties, bepalen we zowel het oordeel van de respondenten over het belang van die competenties als hun tevredenheid over de mate waarin de VOJ-afgestudeerden deze competenties bezitten. Beide soorten gegevens zijn zowel afzonderlijk als gezamenlijk van belang. Bij de ontwikkeling van het curriculumraamwerk is van de hier bevraagde basisset competenties uitgegaan, in de veronderstelling dat deze over het algemeen door de respondenten als waardevol en wenselijk zouden worden beschouwd. De onderzoeksresultaten zullen aantonen in hoeverre deze aanname juist was. Bovendien is het nuttig te weten hoe de respondenten oordelen over de mate waarin de VOJ-afgestudeerden over de gewenste competenties beschikken. Uitgangspunt van het onderzoek is immers dat de competenties uit het curriculumraamwerk voor VOJ-studenten haalbaar (moeten) zijn, en ook van die aanname zal blijken hoe gerechtvaardigd ze was. Vervolgens is het mogelijk met behulp van deze informatie de eventuele mismatch tussen de huidige situatie (de tevredenheidsoordelen) en de gewenste situatie (de belangoordelen) vast te leggen. Voor de gebruikers van deze informatie is deze analyse van grote waarde, aangezien hieraan gronden voor bijstelling van vervolgstappen in het proces van curriculumontwikkeling kunnen worden ontleend, uiteraard met inachtneming van de beperkingen die voortvloeien uit de respondentenwerving. In dit hoofdstuk presenteren wij de resultaten in de vorm van vijf tabellen, een per rubriek, die qua indeling en volgorde overeenkomen met de vragenlijst. Per competentie is in deze tabellen voor elke categorie van belang en voor elke categorie van tevredenheid vermeld hoeveel respondenten (als percentage) voor die 11
categorie hebben gekozen. De percentages zijn afgerond op gehele getallen om de leesbaarheid en de inzichtelijkheid van de resultaten te bevorderen. In een enkel geval kan hierdoor een afrondingsverschil ontstaan, waardoor een optelling niet precies op 100% uitkomt. De vragenlijst bestond uit zes rubrieken, een meer dan hier wordt behandeld. De rubriek burgerschap is bij de afname buiten beschouwing gelaten om de redenen die in het vorige hoofdstuk bij de behandeling van de pilot-afname zijn genoemd. De interviews zijn met 90 respondenten gehouden. Zij vertegenwoordigen een breed spectrum van maatschappelijke en economische sectoren. Het is te verwachten dat sommige respondenten bij sommige competenties geen oordeel kunnen geven over belang en/of tevredenheid, aangezien de betreffende competentie in hun organisatie of bedrijf geen reëel deel uitmaakt van het functieprofiel van instromende medewerkers of studenten op VOJ-niveau. Een respondent bij wie een belangoordeel niet van toepassing is, zal dan ook geen relevant tevredenheidsoordeel kunnen geven. Het gevolg van zulke ontbrekende oordelen is dat de aantallen respondenten per competentie kunnen variëren. Dit speelde geen noemenswaardige rol bij de rubrieken zelfontplooiing, sociale vaardigheden en houding ten opzichte van werk/opleiding. Het maakte wel iets uit bij de andere rubrieken: in beperkte mate bij effectief leren (ICT-vaardigheden 58%) en bij Nederlands (66% woordenschatvergroting), in wat sterkere mate bij Engels (toepasselijkheid varieerde tussen 41% en 65% per competentie) en rekenen-wiskunde (tussen 35% en 81%). Vooral bij Engels en bij rekenen/wiskunde is het dus goed te bedenken dat de hierna gepresenteerde percentages meestal gerelateerd zijn aan een lager aantal ‘geldige’ respondenten dan 90.
12
3.2
Zelfontplooiing
Tabel 3.2: Afgerond percentage respondenten per categorie van belangoordelen en per categorie van tevredenheidsoordelen inzake de competenties van zelfontplooiing Competenties
Belang gering
redelijk
Tevredenheid groot
niet
matig
redelijk
zeer
Zelfontplooiing Positief zelfbeeld / zelfbewustzijn
1
31
68
20
39
37
4
Doorzettingsvermogen
2
21
77
17
32
44
7
Assertiviteit
2
33
64
33
34
31
1
Zelfreflectie
3
24
73
33
38
28
1
2
25
73
23
34
37
6
3
19
78
35
31
29
5
2
28
69
22
30
41
7
Ontwikkelings- en exploratiedrang Oplossingsgerichte instelling Creatief denken
De grote meerderheid van de respondenten achtte deze competenties van zelfontplooiing van groot belang voor instroming in het beroepenveld of in het beroepsonderwijs. Bijna alle overige respondenten achtten dit belang toch nog redelijk, dat wil zeggen niet te verwaarlozen. Vrijwel geen respondenten kozen voor een belangoordeel ‘gering’. De hier bedoelde competenties doen er dus naar het oordeel van beroepenveld en beroepsopleidingen daadwerkelijk toe als het gaat om het opnemen van VOJ-afgestudeerden. Een passieve, onderdanige opstelling zal door hen niet worden gewaardeerd. Aan de rechterzijde van de tabel is er een heel ander beeld. Slechts bij één competentie, doorzettingsvermogen, is er sprake van dat tenminste de helft van de respondenten redelijk of zeer tevreden is (51%). Een oplossingsgerichte instelling wordt wel het meest gemist: daarover is 66% niet of slechts matig tevreden.
13
3.3
Sociale vaardigheden
Tabel 3.3: Afgerond percentage respondenten per categorie van belangoordelen en per categorie van tevredenheidsoordelen inzake de competenties van sociale vaardigheden Competenties
Belang gering
redelijk
Tevredenheid groot
niet
matig
redelijk
zeer
Sociale vaardigheden Communicatieve vaardigheden Respect voor zichzelf en anderen Samenwerken
0
18
82
20
36
43
1
0
16
84
12
29
52
7
1
10
89
9
27
56
8
Nog duidelijker dan bij zelfontplooiing geven de respondenten bij de sociale vaardigheden aan dat zij nagenoeg unaniem van mening zijn dat deze vaardigheden van groot belang zijn. Hun tevredenheid over de daadwerkelijke manifestatie van die vaardigheden ligt echter beduidend lager, al blijft die tevredenheid alleen bij de communicatieve vaardigheden beneden de 50% steken. 3.4
Effectief leren
Tabel 3.4: Afgerond percentage respondenten per categorie van belangoordelen en per categorie van tevredenheidsoordelen inzake de competenties van effectief leren Competenties
Belang gering
redelijk
Tevredenheid groot
niet
matig
redelijk
zeer
Effectief leren Informatie verzamelen en verwerken
11
23
67
18
34
40
8
6
21
73
21
43
34
3
11
23
66
31
38
31
0
Kunnen plannen
6
20
74
34
32
34
0
Probleemoplossend kunnen denken
1
23
76
20
42
37
1
10
17
72
23
21
51
6
Kritisch kunnen denken Kunnen onderzoeken
ICT-vaardigheden
Hoewel de belangoordelen bij deze rubriek wat meer gespreid zijn, is het toch ook in één oogopslag duidelijk dat de overgrote meerderheid van de respondenten kiest voor een redelijk of een groot belang. Aan de tevredenheidskant blijkt dat alleen de ICT-vaardigheden er redelijk mee door kunnen (57% redelijk of zeer tevreden). Over de beheersing van de andere competenties is de meerderheid van de respondenten niet of slechts matig tevreden. 14
3.5 Leergebieden: Nederlands, Engels, rekenen-wiskunde Tabel 3.5: Afgerond percentage respondenten per categorie van belangoordelen en per categorie van tevredenheidsoordelen inzake de competenties van leergebieden en vakken Competenties gering
Belang redelijk
groot
niet
Tevredenheid matig redelijk
Spreken
5
20
75
13
24
59
4
Schrijven
4
22
74
28
30
39
3
Correct taalgebruik
5
21
74
25
37
34
4
Woordenschat vergroten
5
24
71
31
43
26
0
Luisteren
0
6
94
22
22
55
1
Lezen
7
17
76
22
35
42
1
Spreken
12
40
46
9
37
56
0
Schrijven
16
30
53
30
40
30
0
Woordverwerving
12
34
54
36
33
31
0
Luisteren
10
28
61
11
43
44
2
Lezen
15
29
56
19
44
38
0
1
15
83
13
24
55
8
3
16
82
11
20
61
8
8
21
71
21
28
42
9
Meten
6
18
76
21
19
51
9
Meetkunde (inhoud, volume, etc.)
4
21
75
20
28
43
9
11
23
66
30
40
27
3
Zeer
Leergebieden en vakken Nederlands
Engels
Rekenen-wiskunde Getalbegrip Bewerkingen (optellen, delen etc.) Verhoudingen (procenten, breuken etc.)
Verbanden (grafieken, tabellen etc.)
15
Deze tabel toont aan dat beheersing van de hoofdonderdelen uit centrale schoolvakken als Nederlands, Engels en rekenen-wiskunde doorgaans van eminent belang is voor de respondenten uit het beroepenveld en de vervolgopleidingen. Alleen bij onderdelen van het Engels en bij het werken met rekenkundige verbanden komt het tussen 10% en 20% voor dat de respondenten het belang gering achten. Aan de tevredenheidskant is te zien dat slechts bij 7 van de hier vermelde 17 competenties bij tenminste een meerderheid van de respondenten sprake is van een redelijke of hogere mate van tevredenheid. 3.6 Houding ten opzichte van werk/vervolgopleiding Tabel 3.6: Afgerond percentage respondenten per categorie van belangoordelen en per categorie van tevredenheidsoordelen inzake de competenties van houdingen ten opzichte van werk of vervolgopleiding Competenties
Belang gering
Tevredenheid
redelijk
groot
niet
matig
redelijk
zeer
Houdingen t.o.v. werk/vervolgopleiding Belangstelling
0
11
89
17
30
52
1
Motivatie
0
9
91
18
25
53
4
Discipline
0
3
97
32
23
38
7
Georganiseerd en netjes werken
1
6
93
18
24
52
6
Leerbereidheid
2
13
84
7
35
49
9
Klantvriendelijkheid (n.v.t. voor MBO)
0
8
92
14
16
61
9
Een VOJ-afgestudeerde kan maar beter voorzien zijn van een zeer positieve instelling ten opzichte van zijn werk of zijn vervolgopleiding, want daaraan wordt door leidinggevende personen uit de organisaties van de respondenten een bijzonder groot belang gehecht. Deze percentages liggen rondom de 90%. Bij de competentie met het grootste belang, discipline, is de tevredenheid juist het laagst (45%). 3.7
Conclusies
Als we deze tabellen als geheel overzien, dringen de volgende observaties zich op: •
Het belang van deze competenties voor de instroom van VOJ-afgestudeerden in beroepenveld of vervolgopleiding is evident. De respondenten geven bij elke competentie in meerderheid, meestal zelfs in grote meerderheid, te kennen dat zij die competentie van groot belang achten. Het percentage oordelen ‘redelijk belang’ overtreft vervolgens in bijna alle gevallen het 16
percentage oordelen ‘gering belang’. Slechts bij 9 competenties komt het percentage ‘gering belang’ boven 10% uit, en bij geen enkele boven 20%. Met andere woorden: al deze competenties worden door ten minste 80% van de respondenten van redelijk tot groot belang geacht. Dat deze competenties volgens beroepenveld en vervolgopleidingen een plaats verdienen in het curriculum van het toekomstig basisonderwijs laat zich dan ook niet betwijfelen. Daarmee is natuurlijk niet gezegd dat alleen deze verzameling competenties de doelen van het nieuwe curriculum moet bepalen. •
Op basis van de percentages oordelen ‘gering belang’ vergeleken met ‘redelijk belang’ en ‘groot belang’ laat zich een rangorde opstellen van de rubrieken. Daarbij gaan de sociale vaardigheden aan kop, onmiddellijk gevolgd door de houdingen ten opzichte van werk of opleiding en door zelfontplooiing. Daarna volgen Nederlands en rekenen-wiskunde. Achteraan (maar nog altijd met ≥ 80% redelijk of groot belang) komen effectief leren en Engels. Het is opmerkelijk dat de respondenten, binnen hun hoge algemene waardering voor alle competenties, het relatief grootste belang hebben toegekend aan de drie ‘zachte’ rubrieken die het minst lijken te corresponderen met de overwegend cognitieve leerinhouden van de VOJcurricula.
•
Wanneer we de oordelen ‘niet tevreden’ en ‘matig tevreden’ samen nemen als een uitdrukking van ontevredenheid, blijkt dat er bij 20 van de 39 competenties (51%) meer respondenten ontevreden zijn over de beheersing van de competenties door leerlingen, dan er tevreden zijn.
•
Per rubriek bezien zijn de respondenten het vaakst in meerderheid ‘tevreden’ over de beheersing van de competenties bij de sociale vaardigheden, bij rekenen-wiskunde en bij de houdingen ten opzichte van werk of opleiding. Het vaakst in meerderheid ‘ontevreden’ zijn zij over de getoonde competenties bij Nederlands, Engels, effectief leren en zelfontplooiing. Ook bij deze rubriekenrangorde verschillen de tevredenheidsoordelen dus van de belangoordelen.
De hier gepresenteerde oordelen van de respondenten over het belang van de verschillende competenties en over hun tevredenheid over de aanwezigheid ervan bij VOJ-afgestudeerden, zijn bedoeld om mede richting te geven aan het werk van de curriculumontwikkelaars van het toekomstig basisonderwijs. Hoewel veel van die oordelen op zich al een duidelijke aanwijzing inhouden voor de wensen van de respondenten inzake het competentieprofiel van VOJ-instromers bij beroepenveld of vervolgopleidingen, is het raadzaam de mate van ingeschatte aansluiting nog wat nader te bezien, hetgeen in het volgende hoofdstuk zal geschieden.
17
4
Onderzoeksresultaten: mismatch
4.1
Inleiding
Na het algemene overzicht van belang- en tevredenheidsoordelen in het vorige hoofdstuk, volgt nu een nadere beschouwing van de onderlinge verhouding tussen die twee soorten oordelen. Hiertoe is nagegaan hoe vaak het oordeel ‘van groot belang’ samenging met het oordeel ‘niet tevreden’ of ‘matig tevreden’ van dezelfde respondent over dezelfde competentie. In dat geval is er immers sprake van een mismatch, een door de respondent ervaren groot gebrek aan aansluiting tussen de gerealiseerde en de gewenste competentie bij VOJ-afgestudeerden. Onderstaande rapportage presenteert die mismatch per rubriek. Daarbij is ook gekeken naar de eventuele verschillen in beleefde mismatch tussen MBO’s enerzijds en het beroepenveld anderzijds. Men dient echter voor ogen te houden dat het aantal respondenten in de groep vervolgopleidingen veel kleiner is dan het aantal respondenten in de groep beroepenveld (8 om 82). Bij elke rubriek volgt dan een greep uit de opmerkingen die de respondenten hierover hebben gemaakt. 4.2
Zelfontplooiing
Tabel 4.2 : Afgerond percentage respondenten bij wie ‘groot belang’ samengaat met ‘niet tevreden’ of ‘matig tevreden’ bij de competenties van zelfontplooiing. Competentie Positief zelfbeeld/zelfbewustzijn Doorzettingsvermogen Assertiviteit Zelfreflectie Ontwikkelings- en exploratiedrang Oplossingsgerichte instelling Creatief denken
64 51 72 78 59 67 48
De meest opvallende percentages zijn de grote ontevredenheid over zelfreflectie (78%), assertiviteit (72%) en oplossingsgerichte instelling (67%). De mismatch tussen belang en tevredenheid bij de competenties van zelfontplooiing is bij de MBO’s nog wat sterker dan bij het beroepenveld; alleen bij creatief denken is het andersom.
18
Opmerkingen van de respondenten: Zelfreflectie: • Ze vergelijken veel, “omdat hij het heeft gedaan, doe ik het ook (niet)”, in plaats van naar zichzelf te kijken • Als er iets is gebeurd, gaan ze niet bij zichzelf na of het aan henzelf ligt • Ze kunnen zichzelf niet omschrijven, ze kennen zichzelf niet • Op school worden ze niet opgevoed in deze zaken, de school brengt deze waarden niet bij, met training is dit bijgeschaafd Assertiviteit: • De leerkracht moet me zeggen wat ik moet doen, Surinaams onderwijssysteem is volpompen met info en je mond houden; het resultaat is hier te zien • Mentaliteitskwestie van Suriname in het algemeen • Ze doen alleen wat ze opgedragen wordt • Bij vergaderingen wordt aangegeven dat ze kritiek mogen uiten, maar ze uiten het niet, blijven gewoon weg, erkennen probleem, maar doen er niets aan • Mond open betekent brutaal in Suriname, ze worden monddood gemaakt, kunnen zich niet uiten, spanning, uiteindelijk komt het agressief uit Oplossingsgerichte instelling: • Iedereen moet naar zijn meerdere gaan; geen kans voor zelfontplooiing door functie-indeling en de beloning daarvan • Ze schuiven alles op de leiding • Zit i/h curriculum, laten het aan docent/klassenoudsten over, ze moeten op VOJ leren zelf nadenken • Zou prettig zijn voor de manager, gebeurt niet, als ze met oplossing komen is het niet goed, meer problemen, nemen geen verantwoordelijkheid • De problemen worden gezien, niet de oplossing. 4.3
Sociale vaardigheden
Tabel 4.3: Afgerond percentage respondenten bij wie ‘groot belang’ samengaat met ‘niet tevreden’ of ‘matig tevreden’ bij de competenties van sociale vaardigheden Competentie Communicatieve vaardigheden Respect voor zichzelf en anderen Samenwerken
58 42 42
Meer dan de helft van de respondenten die een groot belang hecht aan communicatieve vaardigheden, is ontevreden over de beheersing ervan bij hun werknemers en leerlingen met een VOJ-opleidingsniveau. Bij het beroepenveld wordt bij alle drie competenties een grotere mismatch ervaren dan bij de MBO’s.
19
Communicatieve vaardigheden • Klachten over communicatie: laten niet weten als ze niet kunnen komen, bellen ze niet af, communicatie niet goed of weten ze niet hoe het hoort? • Te maken met opvoeding, manier van communiceren sociale achtergrond en hoeveel meegekregen op de vooropleiding • Valt mee, bij sommige moet je het eruit trekken, afhankelijk van het milieu waar ze uit komen • Studenten komen niet makkelijk uit hun woorden en hoger opgeleiden (vwo'ers) willen hun info niet delen, ze zijn gesloten • Ze communiceren heel slecht, ze vatten feedback persoonlijk op, maken van een mug een olifant, begrijpen niet goed wat de intentie was aan te leren, rapporten en observeren, opnemen in het curriculum, normen en waarden aangeleerd Respect voor zichzelf en anderen • Afhankelijk van cultuur, andere normen en waarden bijvoorbeeld fiso gaat men vergelijken met elkaar en verklikken elkaar, geen respect meer (‘money involved’), ze leren het uiteindelijk aan, maar niet op voj geleerd, in het begin ze leren elkaar net kennen • Veel respect voor elkaar, maar geen respect voor zichzelf, het is niet geleerd, maar ook dat is ook dat er veranderen, minder resp. voor anderen, milieu is ook heel bepalend Samenwerken • Samenwerking leren met buurtkinderen; nu spelen de kinderen met game, scholen moeten dat m.b.v. groepsopdrachten opvangen, let wel alle kinderen moeten meedoen • Bij groepsopdracht, ze kunnen niet samenwerken, trekken zich terug en laten anderen het werk doen • Iedereen werkt voor zich, ze beseffen niet dat door samenwerken je juist ook jezelf helpt, schuiven werk op collega's af • Te weinig groepswerkopdrachten op school men is solistisch in hun leertraject geweest dus ook op de werkvloer problemen • Wordt niet gestimuleerd op de lagere school, behoefte is er wel, blijkt uit evaluatie v/d vormingsweekend
20
4.4
Effectief leren
Tabel 4.4 : Afgerond percentage respondenten bij wie ‘groot belang’ samengaat met ‘niet tevreden’ of ‘matig tevreden’ bij de competenties van effectief leren Competentie Informatie verzamelen en verwerken Kritisch kunnen denken Kunnen onderzoeken Kunnen plannen Probleemoplossend kunnen denken ICT-vaardigheden
60 70 71 73 67 48
Over de vaardigheid ‘plannen’ is 73% van de respondenten die ‘plannen’ van groot belang acht voor zijn opleiding of bedrijf, ontevreden. Direct daarop volgt ontevredenheid over het zelf kunnen onderzoeken met 71%. En tot slot heerst er ontevredenheid over kritisch denken bij 70% van de respondenten die groot belang hecht aan deze competentie. De mismatch wordt relatief het sterkst beleefd bij de vervolgopleidingen, met uitzondering van de competentie ‘informatie verzamelen en verwerken’. Om deze mismatch te illustreren staan hieronder enkele opmerkingen van de respondenten. Plannen • Waardeloos, niet alleen tijdsplanning maar ook inhoudelijk/de taken logische volgorde zakgeld een maakt het op andere spaart het, persoonsgebonden, ‘learning it the hard way’. • Ze hoeven niet zoveel te plannen, maar het weinige dat ze doen moet wel voorbereiden, doen ze niet altijd • Geen timeframe voor hun studie, leren het niet zelf maken • Onvoldoende scholing, de techniek schrijdt voort,maar scholing blijft achter • De persoon in het magazijn moet de voorraad kunnen plannen en ook het • Emergency planning gaat moeilijk, een stuk dat op een bepaald tijdstip er moet zijn, wordt later afgeleverd • Het werk binnen de woningen moet gepland worden met de bewoners wie baadt, wanneer eet etc. • Bedrijf wordt er kosten gejaagd terwijl men efficiënter kon worden • Mensen hebben niet geleerd om te plannen, en dat begint thuis Onderzoeken • Hebben extra opleiding nodig hiervoor weten niet waar te beginnen • tijdens de training zelf bv. techniek, ‘trouble-shooting’, zelf onderzoeken, Goed of fout, fataal bij verkeerde beslissingen • Hoe een machine werkt, om bv vergrotingen te maken 21
•
Niet vaktechnisch, meer leren ‘on-site’ (‘on the job’)
Kritisch denken • In hun voordeel zijn ze kritisch: over de beste ‘shifts’, salarisverhoging e.d. • Jeugd van tegenwoordig is veel kritischer dan 30 jaar geleden • Kritisch denken heeft met creativiteit te maken, je moet iets eerst begrijpen om kritisch te kunnen denken 4.5
Leergebieden en vakken: Nederlands
Tabel 4.5: Afgerond percentage respondenten bij wie ‘groot belang’ samengaat met ‘niet tevreden’ of ‘matig tevreden’ bij de competenties van Nederlands Competentie Spreken Schrijven Correct taalgebruik Woordenschat vergroten Luisteren Lezen
43 67 69 80 44 58
Heel opvallend is de mismatch tussen belang en tevredenheid bij de woordenschat: 80% van de respondenten die een goede woordenschat belangrijk acht, is er ontevreden over. Dit sluit aan op de klachten over het leesgedrag en de bibliotheekbezoeken van de leerlingen. Daarnaast blijkt er een aanzienlijke mismatch te bestaan bij correct taalgebruik (69%) en schrijven (67%). Het probleem van de woordenschat wordt in het beroepenveld sterker ervaren dan bij de MBO’s. Bij luisteren is er geen verschil en bij de overige competenties registreren de MBO’s een ernstigere mismatch dan het beroepenveld. Woordenschat • Lezen is het belangrijkst waardoor ze niet algemeen ontwikkeld zijn • Veel taalfouten • Koppelen a/h cijfer voor Nederlands bij het eindexamen, 5 of een 6 • Nederlands is over het algemeen matig Taalgebruik • vooral degenen die thuis een andere taal gebruiken • door andere moedertaal beperkt • de juiste termen gebruiken/toepassen Schrijven • Alle docenten klagen, ook door sms-taal, Nederlands gaat achteruit • Groot probleem: Nederlands als 2e taal, alleen tijdens Nederlandse les wordt er Nederlands gesproken voor de rest allemaal andere talen (Saramacaans, Sranan, Hindi, Javaans etc.) 22
• • 4.6
Kunnen hun eigen gedachten niet verwoorden / opschrijven Geen goede zinsconstructie, slechte rapportage Leergebieden en vakken: Engels
Tabel 4.6: Afgerond percentage respondenten bij wie ‘groot belang’ samengaat met ‘niet tevreden’ of ‘matig tevreden’ bij de competenties van Engels Competentie Spreken Schrijven Woordverwerving Luisteren Lezen
44 65 79 51 68
Engels kwam heel vaak niet aan bod, maar van de respondenten die het wel van belang achtten was 79% ontevreden over de woordverwerving, 68% over het lezen en 65% over de schrijfvaardigheid. Behalve bij de competentie ‘luisteren’ ervoeren de respondenten uit het beroepenveld een grotere mismatch tussen belang en tevredenheid dan de vervolgopleidingen. Enkele voorbeelden van opmerkingen van respondenten ter illustratie. Woordverwerving in het Engels • Misschien na herinrichting wel: Engels op de lagere school • Als ze het kunnen maar als Nederlands al lastig is hoef je Engels niet te verwachten • Beter in Engels schrijven dan in Nederlands schrijven, meenemen in curriculum v/d basisschool Lezen in het Engels • Vakjargon: gebruikersinstructies van machines, menukaarten, productinformatie, benamingen van onderdelen, medicamenten, websites zijn in het Engels • Moeilijk te toetsen, komt nauwelijks aanbod maar zeer belangrijk dus veel aandacht besteden vooral i.v.m. Caricom • Ze kijken tv i.p.v. lezen • Alleen mondeling gaat goed • Lezen weinig Schrijven in het Engels • Misschien na herinrichting wel: Engels op de lagere school • Elke taal die je spreekt moet je goed kunnen schrijven • Engels en manuals technische dienst dat matched • Beter in Engels schrijven dan in Nederlands schrijven, meenemen in curriculum v/d basisschool 23
4.7
Leergebieden en vakken: rekenen-wiskunde
Tabel 4.7: Afgerond percentage respondenten bij wie ‘groot belang’ samengaat met ‘niet tevreden’ of ‘matig tevreden’ bij de competenties van rekenen-wiskunde
Competentie Getalbegrip Bewerkingen (optellen, delen etc.) Verhoudingen (procenten, breuken etc.) Meten Meetkunde (inhoud, volume, etc.) Verbanden (grafieken, tabellen etc.)
33 27 61 43 48 79
Over de vaardigheid van het leggen van verbanden was 79% van de respondenten ontevreden. Van de resterende rekenvaardigheden waren de respondenten ontevreden over de beheersing van verhoudingen (61%). En daarop volgt met een ontevredenheid van 48% de beheersing van de meetkunde. Vervolgopleidingen en beroepenveld verschilden bij deze rubriek maar weinig van elkaar in ervaren mismatch tussen belang en tevredenheid. Enkele illustratieve opmerkingen: Verbanden • Belangrijk: tabellen uit de computer kunnen lezen, dat gaat goed • Alleen bij hogere niveaus belangrijk • Alles is gedigitaliseerd • Slecht in het leggen van verbanden • Ze zijn in de groei dus leren ze de praktijk van hun meerderen, de toepassing van de theorie in de praktijk leren ze op de werkvloer • Moet worden voorgekauwd uit zichzelf kunnen ze het niet Verhoudingen • Bij algemene eco.(grafieken/tabellen) aflezen van info moeilijk • Mulo wel redelijk tevreden, LBGO niet matig tevreden(bij ko kleuters tot 2e klas) • Zwak in breuken • Bij loonslip een ieder moet het zelf kunnen lezen en berekenen, het schijnt niet door te dringen vb verschil bruto/netto loon aov percentages, ook al studeren ze niet door, moeten ze wel weten hoe/wat ze verdienen Meetkunde • Eenvoudige meetkunde moeten ze meer krijgen en materiaalkunde 24
• •
4.8
Voltages omrekenen, aanleg van bedrading Ze zijn in de groei dus leren ze de praktijk van hun meerderen, de toepassing van de theorie in de praktijk leren ze op de werkvloer Houding ten opzichte van werk/studie
Tabel 4.8: Afgerond percentage respondenten bij wie ‘groot belang’ samengaat met ‘niet tevreden’ of ‘matig tevreden’ bij de competenties van houding ten opzichte van werk opleiding
Competentie Belangstelling
49
Motivatie
49
Discipline Georganiseerd en netjes werken
57
Leerbereidheid
42
Klantvriendelijkheid (n.v.t. voor MBO)
30
43
Over discipline is 57% van de respondenten die deze competentie van groot belang acht ontevreden. Motivatie en belangstelling staan in elkaars verlengde en het percentage respondenten dat deze twee competenties van groot belang acht en ontevreden is over de realisatie ervan, bedraagt 49%. Behalve bij leerbereidheid waren de vervolgopleidingen steeds minder tevreden dan het beroepenveld. Discipline • Laat komen, verzuim (hoog) • Laat komen, presentie (structureel), geld speelt geen rol • Met behulp van studieschema's op weg helpen • Niemand maakt huiswerk, komen elke dag laat, sanctie: schorsen, helpt bij sommigen wel (laat ouders komen) Motivatie • Om het werk goed te kunnen doen noodzakelijk, het ministerie zelf moet ook (motivatietraining) stimuleren • Ze zijn aan het werk omdat ze moeten werken • Ze moeten een gezin onderhouden dus motivatie is er wel • Worden veel fouten gemaakt • Als er iets nieuws is neemt de motivatie toe, routinematig werk leidt tot verveling
Belangstelling 25
• • •
• •
4.9
Het gaat om het geld Het is specifiek vakgebied, bewuste keuze dat ontbreekt; de keuze die ze moeten maken, begeleiding daarbij wel motivatiesessies ter ondersteuning ‘Te veel' belangstelling: redenen verschillen interne en externe stimulans/niet bewust gekozen: leerlingen haken af (niet uit eigen interesse hier: grote kans op drop out) Als je geen belangstelling hebt lukt het niet Ja want je zou je werk beter doen als je belangstelling had, hebben ze niet, willen gewoon geld verdienen Conclusies
Aan het einde van deze analysestap komen we tot de volgende algemene bevindingen: •
Gegeven dat de meerderheid van de respondenten nagenoeg alle competenties van groot belang acht, zullen de mismatch-percentages over het algemeen niet sterk verschillen van de ‘gewone’ ontevredenheidsoordelen (de combinatie van ‘niet’ en ‘matig’ tevreden), zoals die in het vorige hoofdstuk te vinden zijn. Wel is duidelijk dat het concentreren op de groep die uitdrukkelijk een groot belang hecht aan deze competenties ertoe leidt dat hun ontevredenheid (en dus de mismatch) over de gehele linie wat sterker (enkele procenten) uitvalt. Meer dan 10% verschil in mismatch tussen de groep met en de groep zonder het oordeel ‘redelijk belang’ vinden we slechts bij vier competenties: communicatieve vaardigheden, Engelse woordverwerving, verhoudingen (rekenen-wiskunde) en belangstelling (houding ten opzichte van werk/opleiding).
•
Over alle competenties en alle rubrieken gezien is er een aanzienlijke mismatch te bespeuren tussen de verwachtingen van de respondenten en hun ervaringen met VOJ-afgestudeerden. Bij zelfontplooiing, effectief leren, Nederlands en Engels beleeft een meerderheid van de respondenten een dergelijk gebrek aan aansluiting. Bij de andere rubrieken is dat nog altijd voor gemiddeld ten minste 45% van de respondenten het geval.
•
De ernstigste mismatch (80%) vinden we bij de competentie correct Nederlands taalgebruik, gevolgd door woordverwerving Engels (79%), het werken met verbanden van rekenen/wiskunde (79%) en zelfreflectie (78%). Kritisch denken, onderzoeken en plannen (uit de rubriek effectief leren) komen ook op mismatch-percentages boven 70%.
•
Aan het andere uiterste vinden we een mismatch van 27% bij de gewone rekenkundige bewerkingen, van 30% bij klantvriendelijkheid en van 33% bij getalbegrip. Er is dus geen enkele competentie waarbij niet minstens een kwart van de ‘groot belang’-respondenten ontevreden is over de capaciteiten of prestaties van de instromende VOJ-afgestudeerden. 26
5
Leergebieden
5.1
Inleiding
In het tweede gedeelte van de enquête is aan de respondenten gevraagd welke leergebieden voor hen prioriteit hebben en waarom, vanuit het perspectief van hun school/bedrijf/instantie/organisatie. Dit is geen doublure met de rubriek ‘leergebieden’ uit de vragenlijst met de belang- en tevredenheidsoordelen, maar een aanvullend perspectief met een wat andere rubricering van leergebieden. 5.2
Bevindingen
De bevindingen van dit deel van het onderzoek zijn samengevat in tabel 5.1. Daarin is ook aangegeven in welke mate er naar het oordeel van de respondenten er een mismatch is tussen de huidige situatie en de gewenste situatie ten aanzien van de kennis die de VOJ-geslaagden bezitten op het betreffende leergebied. Tabel 5.2: Percentages respondenten die een leergebied een hoge prioriteit geven en percentages respondenten die op een leergebied een mismatch waarnemen
Leergebied Science/exacte vakken Talen Wereldoriëntatie Cultuureducatie Spel en beweging Beroepsoriëntatie Theoretische vakkennis Praktische vakkennis
prioriteit hoog 32.2 65.2 29.9 29.2 61.1 89.8 79.8 82.3
mismatch ja 42.7 60.5 41.7 28.0 33.7 86.6 63.2 77.8
In een staafdiagram (met op gehele getallen afgeronde percentages) ziet dat er als volgt uit:
27
Diagram 5.1: overzicht hoge prioriteit en mismatch leergebieden Tabel en diagram bevatten dezelfde informatie, maar het diagram geeft daarbij een visuele indruk van de mate waarin een hoge prioriteit samengaat met een waargenomen mismatch tussen gewenste en gerealiseerde beheersing. Als we ons hier beperken tot de leergebieden die voor tenminste de helft van de respondenten een hoge prioriteit genieten, dan zien we bepaald zorgelijke verhoudingen bij beroepsoriëntatie, bij theoretische en praktische vakkennis en bij talen. Aan spel en beweging wordt ook wel vaak een hoge prioriteit toegekend, maar de mismatch tussen gewenst en gerealiseerd is daar minder vaak voorgekomen. - Laagste prioriteit: 1. en 2. wereldoriëntatie en cultuureducatie (29%) 3. science/exacte vakken (32%) - Hoogste prioriteit: 1. beroepsoriëntatie (90%) 2. praktische vakkennis (82%) 3. theoretische vakkennis (80%) 5.3
Motiveringen van respondenten
Bij de prioriteitsoordelen hoorde een ‘waarom’-vraag. De respondenten hebben elk op hun eigen wijze hun prioriteit (hoog of laag) gemotiveerd. Het is instructief enkele van deze motiveringen (willekeurig gekozen) de revue te laten passeren. Talen • • •
Engels is een wereldtaal, dus belangrijk. Blij dat ze op sommige lagere scholen weer Engels hebben ingevoerd. Ze spreken en schrijven niet goed; de voertaal thuis zorgt voor achterstand. Omdat je met 5.5 kan overgaan; als je de helft beheerst, zit je voor de andere helft fout. Bij leerkrachten mag dat niet; het systeem moet veranderen. 28
• •
•
Wanneer ze getoetst worden op taal, zitten ze op een lager niveau. Opleidingen sluiten niet op elkaar aan. Probleem: de moedertaal; thuis spreken ze Hindoestaans, Javaans en andere talen; daardoor krijgen ze een achterstand. Thuis is dan geen verlengstuk van de school en nu moet de school dit opvangen. Er zijn meer opstellen, spreekbeurten en dergelijke nodig voor de ontwikkeling, want nu hebben ze vrees om te spreken. Daarnaast lezen ze weinig.
Science/exacte vakken • • • • • • •
• •
Dit is meer van belang voor algemene vorming; het krikt je denkvermogen in het algemeen op. Wiskunde en natuurkunde zijn een probleem op de opleiding, afhankelijk van de vooropleiding; bij MULO B geen mismatch; bij LTS C wel. Het hangt af van hun verdere carrière, wat ze later willen worden: wiskunde is van belang voor rekenen. Men moet veel oefenen met verhoudingen. De een is ervoor geschapen en de ander niet; niet iedereen heeft een wiskundeknobbel. Scholing loopt hier vreselijk achter. Je moet een beeld hebben van hoe een normaal mens moet functioneren, dan kan je de beperking beter begrijpen terwijl dat wel belangrijk is, vooral biologie. Meetkunde en basisnatuurkunde zijn belangrijk, bijvoorbeeld dichtheid, uitzetten en krimpen; liever doen ze langer lts als ze theoretisch sterker worden, want nu vallen ze ertussen. Dit vormt de basis voor alles; je kan niet verder zonder die vakken. Wiskunde is geen vak, maar een hulpmiddel om andere vakken te leren.
Wereldoriëntatie • • •
• • • •
Maatschappijleerlessen hebben ze aangevraagd, hoe om te gaan met problemen. Voor de algemene ontwikkeling wel belangrijk, maar geen hoge prioriteit. Beter klaarstomen op de maatschappij: hoe dingen werken, op de hoogte zijn van regelgeving. Bijvoorbeeld ze nemen een dagje vrij om dingen te regelen; dan gaat het fout omdat ze niet de juiste weg weten te bewandelen, waardoor ze nog een dag vrij moeten nemen. Bedroevend, niemand weet waar Denemarken ligt. Ze begrijpen niet dat, ook al zijn we een christelijke opvang, andere religies ook worden opgenomen en dat ze daar ook voldoende over moeten weten. Algemene ontwikkeling als “Wat was er gisteren op het nieuws?” Men moet begrijpen wat/waarom gebeurt. Zeker nu met de globalisatie belangrijk (WHO, Caricom, Efta etc.)
Cultuureducatie
29
•
•
• •
•
Creatieve expressies zijn belangrijk om hersenen te ontwikkelen. Bij een beroepsopleiding is de prioriteit laag; ze krijgen alleen technisch tekenen. Er is geen vervolg van de vakken, dus het is niet te meten. Het is wel noodzakelijk om dit erbij te hebben. Die vaardigheden hebben ze nodig bij vakken van hoge selectieve waarde. Je leert de leerlingen op een andere manier kennen, eventueel na schooltijden. Denk aan karaktervorming/zelfvertrouwen. Alleen belangrijk bij een kunstenaar. Voor het bedrijf niet, maar voor de persoon is dit heel belangrijk om zich volwaardig te kunnen ontwikkelen en heel bepalend voor het maken van juiste keuzes. Waar de creativiteit naar buiten komt (in die leeftijdsfase van het leven), daar leer je jezelf kennen. Het is bepalend voor je gedrag van later.
Spel en beweging • •
•
• • •
2 lesuren is voldoende, anders zouden de scholen later moeten sluiten. Beweging als eigen fysieke versterking, dat moet buiten school gebeuren. Maar het gebeurt niet, dus de school moet het oppakken, want beweging moet. Combineer spel met bewegingsleer. We moeten onze mensen leren bewegen, anders krijg je een lui volk. Op de lagere school wordt gym verwaarloosd. Niet alle scholen hebben vakleerkrachten voor gym en faciliteiten. Deze vakken krijgen een tweederangs positie. Er zijn geen zwembaden en je kan ze niet in de goot leren zwemmen! Het is altijd belangrijk om fit te zijn, dan heb je minder gezondheidsproblemen. Lichamelijke ontwikkeling is belangrijk. We worden in Suriname te dik. Het is nodig voor preventieve gezondheidszorg. Het moet verplicht zijn op school.
Beroepsoriëntatie • •
• • •
•
Dit wordt ze nu hier bijgebracht (maar de keuze is al gemaakt, moest eerder gemaakt zijn). Men maakt verkeerde keuzes, omdat ze niet voldoende zijn geïnformeerd, vooral bij bouwkunde zie je vaak dat ze gedwongen worden dat te studeren (vaders bedrijf); hierdoor ontstaan problemen. Ze weten niet wat Natin inhoudt en kiezen zonder te weten. Dit is een reden van drop-out. Zodat ze een bewuste keuze kunnen maken. Goede leerlingen gaan op school gewoon verder; anderen kiezen een beroep. Het gaat om de achterblijvers: wat moeten zij doen? Er zijn geen vakmensen in Suriname; die moeten er komen. Kleine vaklui moeten doorgroeien naar aannemers; maar het probleem is: ze komen hun afspraken niet na. Er zijn weinig mogelijkheden na het behalen van LBGO/LTS op laag niveau.
30
•
Ze moeten weten wat hun kansen zijn, dan hebben ze meer motivatie (doel voor ogen) en dan verliezen ze geen tijd.
Theoretische vakkennis • •
• • • •
• •
Het is niet haalbaar om het op voj te geven: er zijn te veel vakken en beroepen. Theorie werkt ondersteunend naar de praktijk. Op de MULO niet gegeven, op LTS wel. Beroepen verschillen, dus dat wordt lastig. Na grade 9 naar een 'stream' gaan: praktisch/technisch, pedagogisch, VWO/HBO (algemeen vormend). Alleen theorie is zinloos: je moet kunnen toepassen wat je hebt geleerd, voor goed opgeleide mensen is dat een samenspel tussen beide. Als ze meer van motoren afwisten, zouden ze meer kunnen doen voor de klant. Het slagersvak is iets op zichzelf; dat kan niet in een curriculum gezet worden, dat leer je op een vakschool of ‘on the job’. Het is het beginstadium, nog niet van toepassing, maar indien er gekozen wordt voor een bepaalde richting moet dit erbij. De mogelijkheid om vroeg een vakgebied/beroep te kiezen moet geboden worden. Ze weten niet genoeg voor het beroep. Nu is alles on the job training. Je moet zo lang mogelijk algemeen vormend onderwijs aanhouden en niet te vroeg splitsen, want op je 12e jaar wil je alleen maar voetballen.
Praktische vakkennis •
• • • • • •
Je moet kunnen omzetten wat je hebt geleerd; het nut ervan wordt dan duidelijk. Tip: theorie en praktijk samenbrengen, tegelijkertijd geven (zonder tussenperiode). Het nut ervan wordt dan duidelijk. LTS'ers doen het goed, MULO-leerlingen niet. Het is ook afhankelijk van de benadering: indien men streams aanbrengt, dan hoge prioriteit. anders niet. Want ze weten nog niet wat ze willen worden, dus nog niet toepassen, anders moeten de kinderen dingen leren die ze toch niet gaan gebruiken. Ze leren dat wel op de beroepsopleiding. Alleen theorie is zinloos. Je moet kunnen toepassen wat je hebt geleerd, voor goed opgeleide mensen is dat een samenspel tussen beide. Ze leren hier pas hoe ze te werk moeten gaan, ze krijgen een interne opleiding. ‘On the job’ training.
31
5.4
Conclusies naar aanleiding van de motiveringen
Er wordt hoge prioriteit (ca. 80% van respondenten) gegeven aan praktische en theoretische vakkennis. Deze behoefte aan vakkennis blijkt ook uit de vele on the job-trainingen die worden gegeven. Vanuit het bedrijfsleven wordt ook aangegeven dat er voor veel beroepen geen vakopleidingen bestaan. Bij het aannemen van personeel is dan alleen algemene basiskennis aanwezig. In het geval van de MULO is de algemene vorming op iets hoger niveau, bij LBGO is dat wat lager, en bij de LTS is de technische kennis op een laag niveau. Echt vakmanschap blijft echter uit. Het is voor de bedrijven echter een behoorlijke investering om hun personeel zelf op te leiden. Daarbij komt nog de kans dat het personeel met de hierdoor opgedane kennis naar een ander bedrijf stapt voor een ietwat hoger loon. Voor bedrijven en instanties zou het veel goedkoper en prettiger zijn als zij werkkrachten in dienst konden nemen die gereed zijn om vakwerk te leveren. Vandaar dat zij hoge prioriteit geven aan praktische en theoretische vakkennis binnen het onderwijs. Daarnaast speelt leeftijd een rol bij de keuze voor een bepaalde beroepsrichting. Een van de respondenten wees erop dat bijvoorbeeld jongens van 12 jaar echt nog niet weten wat ze willen worden, want zij denken alleen maar aan voetballen. Dus hoe zouden zij zo’n beslissing goed kunnen nemen? Er zijn wel enkele opmerkingen gemaakt over de integratie van vakkennis op een algemene school, maar men vraagt zich af hoe de selectie gemaakt zou worden voor de vakken (verbonden met specifieke beroepen) die gegeven gaan worden. Er werden dus vraagtekens geplaatst bij het integreren van die diversiteit aan vakgebieden binnen het onderwijs. Het voorstel voor stromingen werd enkele malen gedaan. Leerlingen worden dan geselecteerd voor verzorging, techniek, administratie etc. De respondenten zien 32
echter zelf ook in dat we dit systeem nu in principe ook al hebben. Verzorging komt overeen met de LHNO, techniek met de LTS, administratie met het traject MULOIMEAO etc. De opmerking is enkele malen gemaakt, waarom we dan een overstap moeten maken naar een nieuw systeem.
33
6
Tot slot
Het onderzoek naar de aansluiting tussen de verwachtingen en prioriteiten die leven bij beroepenveld en vervolgopleidingen enerzijds, en de naar hun oordeel daadwerkelijk aanwezige competenties bij VOJ-afgestudeerden anderzijds, is onderdeel van een groter geheel. Niet alleen wordt het aangevuld met het parallelle onderzoek naar de functie-eisen in personeelsadvertenties, maar er is ook een grote onderzoeksinspanning verricht door de andere participerende onderzoeksgroepen van de MinOV-afdelingen Curriculumontwikkeling en Onderzoek en Planning, die leerlingen en leerkrachten van VOJ en VOS over dezelfde competenties aan het woord hebben gelaten. De deelstatus van dit onderzoek maakt het moeilijk, en ook ongewenst, aan dit rapport een slotbeschouwing toe te voegen waarin de bevindingen worden geresumeerd en voorzien van gerichte aanbevelingen. Dat gebruik zal immers slechts mogelijk zijn met inachtneming van alle rapporten. Zo lang er nog geen algeheel overzicht is van alle onderzoeken die zijn verricht in het kader van de herinrichting van de bovenbouw, is het prematuur om over te gaan tot het formuleren van conclusies en aanbevelingen die verder gaan dan wat reeds in de betreffende paragrafen van de voorgaande hoofdstukken is gepresenteerd. Niettemin hopen wij dat met de bevindingen uit dit rapport waardevolle bouwstenen zijn aangedragen voor een beter begrip van de opvattingen van twee groepen ‘afnemers’ van VOJ-afgestudeerden, namelijk beroepenveld en vervolgopleidingen, over de aansluiting tussen de verwachte en de gerealiseerde competenties.
34
35
Bijlagen Bijlage 1: Introductiebrief Bijlage 2: Schema basisgegevens Bijlage 3: Enquêteformulier Bijlage 4: Schema leergebieden
36
Bijlage 1 Introductiebrief en schema
Instituut voor Maatschappijwetenschappelijk Onderzoek (IMWO) Institute for Social Science Research Universiteit van Suriname Universiteitscomplex Leysweg 86 – P.O.B. 9212 – Paramaribo, Suriname – Telefoon (+597) 462003 – Fax: (+597) 439100 – E-mail:
[email protected] ESOMAR member
Paramaribo, november 2010 Geachte mevrouw/heer, Voor u ligt het enquêteformulier voor het ‘Evaluatieonderzoek voor de invoering van 11-jarig basisonderwijs in Suriname’. Onderstaande instanties zijn hierbij betrokken: • MINOV: Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling • SLO: Stichting Leerplan Ontwikkeling • BEIP: Basic Education Improvement Program • IMWO: Instituut voor Maatschappijwetenschappelijk Onderzoek van de Anton de Kom Universiteit van Suriname Het Ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling is bezig met de voorbereiding van de invoering van het 11-jarig basisonderwijs in Suriname. Hiervoor zullen de onderwijsstructuur en het curriculum worden herzien. Hierbij is uw bijdrage van belang. Het doel van deze vragenlijst is om te meten in hoeverre het huidige voortgezet onderwijs junioren (VOJ: LBGO, MULO, LTS etc.) voorziet in de ontwikkeling van de door het bedrijfsleven gewenste competenties. Op deze manier worden onderontwikkelde competenties vastgelegd en kan bij het ontwikkelen van het nieuwe curriculum hier aandacht aan besteed worden. Zo zullen de geslaagden van de toekomstige 11-jarige basisschool beter voorbereid zijn op de arbeidsmarkt. Wij vragen uw medewerking voor dit onderzoek door de onderstaande lijst met competenties samen door te nemen. U kunt meelezen, maar u hoeft niets op te schrijven, ik zal de nodige aantekeningen maken. Wij willen graag weten in hoeverre u deze competenties belangrijk vindt bij uw instelling voor het vervullen van een functie op VOJ-niveau en ook in hoeverre deze groep de gewenste competenties daadwerkelijk bezit.
37
Indien door u ‘zeer belangrijk’ geachte competenties naar uw mening in het algemeen ‘onvoldoende’ aanwezig zijn bij de VOJ-afgestudeerden, vragen wij u vriendelijk daarvan een voorbeeld te geven. Hartelijk dank voor uw medewerking.
Team evaluatie onderzoek 11-jarig basisonderwijs
Bijlage 2
Naam interviewer Datum Tijd
van
uur tot
uur
District Branche/ Schooltype Functie type Naam geïnterviewde Functie geïnterviewde Naam bedrijf/ School Adres/ Telefoonnummer E-mailadres Aantal werknemers/ leerlingen totaal Aantal werknemers/ leerlingen (op VOJ niveau)
Administratief/Technisch/Commercieel
38
Bijlage 3 Enquête
39
Bijlage 4 Schema leergebieden
In het nieuwe programma van het 11-jarige basisonderwijs zijn dit voorgestelde leergebieden. Geef s.v.p. u hieronder aan welke leergebieden voor u prioriteit hebben en waarom, dit vanuit het perspectief van uw school/bedrijf/instantie/organisatie. Geeft u concrete voorbeelden. Talen
Science/exacte vakken
(Engels, Spaans) Prioriteit: hoog - gemiddeld – laag Is er nu een mismatch: ja - nee Omdat …..
(biologie, natuurkunde) Prioriteit: hoog - gemiddeld – laag Is er nu een mismatch: ja - nee Omdat …..
Wereld oriëntatie
Cultuureducatie
(geschiedenis, aardrijkskunde, maatschappijleer) Prioriteit: hoog - gemiddeld – laag Is er nu een mismatch: ja - nee Omdat …..
(tekenen, beeldende vorming, drama, muziek) Prioriteit: hoog - gemiddeld – laag Is er nu een mismatch: ja - nee Omdat …..
Spel en beweging
Beroepsoriëntatie
Prioriteit: hoog - gemiddeld – laag Is er nu een mismatch: ja - nee Omdat …..
(praktijkvakken) Prioriteit: hoog - gemiddeld – laag Is er nu een mismatch: ja - nee Omdat …..
40
Theoretische vakkennis
Praktische vakkennis
Prioriteit: hoog - gemiddeld – laag Is er nu een mismatch: ja - nee Omdat …..
Prioriteit: hoog - gemiddeld – laag Is er nu een mismatch: ja - nee Omdat …..
Waar zou volgens u de nadruk op moeten liggen in het VOJ onderwijs? (omcirkelen a.u.b.) Sociale vaardigheden - Houdingen - Vakinhouden
41