Godsdienst en wereldoriëntatie Beide vakken – godsdienst en wereldoriëntatie – handelen vaak over dezelfde thema’s. Daardoor is het dikwijls aangewezen om projectmatig te werken. Om dat mogelijk te maken worden hieronder een overzicht gemaakt van de doelen van het leerplan ‘Wereldoriëntatie’ van het VVKBaO die aansluiten bij onderwerpen en doelen van het leerplan godsdienst. Ze zijn per cyclus gerangschikt, in de volgorde van het leerplan godsdienst.
1. EERSTE CYCLUS 1.1
MAG IK ZIJN WIE IK BEN ?
Kinderen - vanuit welke thuis, cultuur of geloofsovertuiging ze ook komen voelen zich elk benaderd, aanvaard, uitgedaagd en bemind als iemand die de moeite waard is Kinderen aanvaarden dat er verschillen zijn tussen henzelf en andere kinderen Kinderen leren Jezus kennen, als iemand die van elke mens houdt Kinderen zijn bereid om andere kinderen in de klas te waarderen Wereldoriëntatie 2.5
Kinderen zien in dat elke mens 'iemand' is, 'iets betekent', en op de een of andere wijze blijft voortleven in de herinnering van anderen.
2.6
Kinderen worden zich bewust van hun eigen levensverhaal en van de samenhang ervan met andere levensverhalen.
4.1
Kinderen ontwikkelen een gedifferentieerd beeld van zichzelf.
4.2
Kinderen ontwikkelen vertrouwen in eigen mogelijkheden.
4.6
Kinderen kunnen zich als persoon present stellen.
1.2
IK HEB EEN LICHAAM MET VELE MOGELIJKHEDEN
Kinderen beleven hun lichaam Kinderen hanteren lichaamstaal Kinderen beleven sommige vormen van lichamelijke nabijheid als deugddoend en genezend Kinderen kennen lichaamstaal bij gebed en meditatie
Wereldoriëntatie 3.6
Kinderen combineren woord, beweging, beeld, drama, muziek, ... om de ervaringen rond een thema of project naar anderen te communiceren.
4.4
Kinderen leven bewust met en genieten van hun lichaam.
4.8
Kinderen gaan op een adequate wijze om met de menselijke behoefte aan lichamelijk contact.
7.14
Kinderen zien in dat leefgewoonten de gezondheid kunnen bevorderen en handelen er naar.
7.15
Kinderen trachten door hun gedrag gezondheidsrisico's te vermijden.
7.16
Kinderen kunnen elementaire hulp verlenen.
1.3
MAAR IK KAN NIET ALLES: GRENZEN EN WERKELIJKHEIDSBESEF
Kinderen zien grenzen en beperkingen in hun leven Kinderen zien dat er naast beperkingen ook mogelijkheden zijn Kinderen weten hoe gelovige mensen verder kijken dan grenzen Kinderen beseffen dat liefde grens-overschrijdend is
1.4
IK VOEL MIJ VANDAAG ZO ...
Kinderen zijn vertrouwd met allerlei gevoelens Kinderen leren omgaan met gevoelens Kinderen ontdekken dat rust en stilte een hulp zijn bij het omgaan met gevoelens Kinderen leren Jezus kennen als een gevoelig man Wereldoriëntatie 3.2
Kinderen zijn zich bewust van de gevoelens die schoonheidservaringen bij hen oproepen en durven die uiten.
3.6
Kinderen combineren woord, beweging, beeld, drama, muziek, ... om de ervaringen rond een thema of project naar anderen te communiceren.
4.3
Kinderen ontwikkelen een genuanceerde kijk op hun eigen gevoelens en gaan er op een adequate wijze mee om.
4.5
Kinderen kunnen zich verplaatsen in de gedachten, gevoelens waarnemingen van anderen en houden daar rekening mee.
1.5
en
DRAGEN EN GEDRAGEN WORDEN
Kinderen weten dat mensen zich gedragen weten door Jezus, door God Kinderen kennen christenen die 'dragers' zijn Kinderen ervaren wat het is te dragen en gedragen te worden Kinderen kennen verschillende vormen van dragen en gedragen worden Wereldoriëntatie 2.11
Kinderen nemen een voorbeeld aan (de levenswijze van) inspirerende persoonlijkheden.
1.6
GEBOORTE EN GROEI
Kinderen hebben oog voor het wonder van nieuw leven Kinderen ontdekken verscheidenheid in verband met geboorte en groei Kinderen zijn dankbaar voor het unieke geschenk dat hun eigen leven is Kinderen zien hun leven als groeien naar zelfstandigheid Wereldoriëntatie 5.1
Kinderen zijn er zich van bewust dat mensen bij één of meer groepen behoren.
7.8
Kinderen ontdekken dat planten, dieren en mensen zich op een of andere manier voortplanten.
7.9
Kinderen ontdekken en zien in dat elke mens, elk dier en elke plant een ontwikkeling doormaakt.
8.12
Kinderen zien in dat mensen, dieren, planten, objecten, opvattingen, structuren, ... evolueren in de tijd.
1.7
OP VERKENNING IN DE NATUUR
Kinderen beleven de natuur als een boeiend wonder, dat echter ook een bedreiging kan zijn Kinderen zien dat de natuur voor mensen bron is van verbondenheid
Kinderen weten dat gelovige mensen de aarde beschouwen als Gods schepping Kinderen weten zich opgeroepen om mee zorg te dragen voor de natuur Wereldoriëntatie 7.1
Kinderen genieten van hun aanwezigheid in de natuur en van de wisseling der seizoenen en uiten dat op diverse manieren.
7.2
Kinderen beleven en ervaren dat de natuur voor hen veel betekenissen heeft.
7.3
Kinderen ontdekken in hun omgeving een aantal levensgemeenschappen of biotopen.
7.4
Kinderen zien in dat mensen, dieren en planten een grote verscheidenheid in kenmerken vertonen.
7.5
Kinderen ontdekken dat er tussen mensen onderling, dieren onderling en planten onderling veel gelijkenissen bestaan.
7.23
Kinderen hebben een voorstelling van de planeet waarop ze leven.
7.27
Kinderen beseffen dat de aarde een element is van de kosmos.
1.8
IK WIL HET GOEDE DOEN
Kinderen verkennen het goede in verschillende vormen Kinderen erkennen dat liefde voor de ander basis is voor het goede Kinderen beseffen dat 'het goede doen' niet altijd lukt Kinderen ontdekken dat gelovige mensen het goede willen doen vanuit hun geloof in God Wereldoriëntatie 9.15
Kinderen zien in dat menselijk verkeer altijd risico's inhoudt.
9.16
Kinderen bewegen zich op een verantwoorde manier en dragen zo bij tot de eigen veiligheid en die van anderen.
9.17
Kinderen houden in hun gedrag rekening met andere gebruikers van dezelfde ruimte.
9.18
Kinderen ontwikkelen zich tot vaardige en voorzichtige voetgangers.
9.19
Kinderen ontwikkelen een verantwoord en vaardig fietsgedrag.
1.9
WATER
Kinderen ervaren water als deugddoend én bedreigend Kinderen waarderen water als een kostbaar geschenk Kinderen ontdekken de betekenis van water in bijbelverhalen Kinderen ontdekken dat voor vele mensen water iets uitdrukt van hun verbondenheid met God Kinderen ontdekken de betekenis van het doopsel als 'uit het water herboren worden' Wereldoriëntatie 7.17
Kinderen beseffen dat de aarde bron is van energie en van grondstoffen.
7.18
Kinderen gaan op hun niveau zorgzaam om met hun milieu.
1.10
BROOD, TAFEL, MAALTIJD HOUDEN
Kinderen verkennen de betekenis van de uitdrukkingen 'broodnodig' en 'brood om van te leven' Kinderen ervaren de veelzijdige wijzen waarop mensen samen maaltijd houden Kinderen verkennen het sacrament van de eucharistie als een samenkomen van christenen rondom de tafel van Jezus Kinderen zien in dat de eerste communie een belangrijk feestelijk gebeuren is
1.11
LITURGISCH EN PASTORAAL JAAR
Kinderen verkennen de betekenis van de Advent en Kerstmis vanuit de verhalen over de geboorte van Jezus Kinderen verkennen de betekenis van de Veertigdagentijd en Pasen vanuit verhalen over het lijden, de dood en de verrijzenis van Jezus Kinderen ontdekken de betekenis van enkele religieuze feesten
1.12
VERHALENREEKS UIT DE BIJBEL VERHALEN OVER JEZUS
- Kinderen leven zich in in de personages van het verhaal. - Ze kunnen de symbolische betekenis vatten van voorwerpen en situaties die erin voorkomen.
- Ze begrijpen de tekst als uitdrukking van geloof, hoop en liefde, door te ontdekken wat er gezegd wordt over de relatie tussen God en mens en tussen mens en wereld. - Ze vinden in de tekst een oproep tot geloof, hoop en liefde. - Ze brengen hun indrukken over een verhaal tot expressie: in woord, drama, muzische expressie, enz. - Ze reflecteren op het gods- en Jezusbeeld dat spreekt uit de verhalen. - Ze reflecteren op de betekenis van het verhaal voor mensen van vroeger en nu en denken erover na hoe aspecten van de bijbelse boodschap een invloed kunnen hebben op hun eigen manier van denken, zijn en doen. - Ze kunnen de relatie zien tussen de onderwerpen die in de loop van het jaar aan bod komen en aspecten ervan die in de verhalenreeks ter sprake komen. - Ze kunnen aspecten van de boodschap van een verhaal actualiseren en in verband brengen met verschillende relatievelden in hun eigen bestaan. In de eerste cyclus gaat het vooral om actualisering in de eigen concrete bestaanscontext.
2. TWEEDE CYCLUS 2.1
VERGEVING EN VERZOENING
Kinderen ontdekken wat vergeving en verzoening in de Bijbel inhouden Kinderen ontdekken hoe christenen vergeving en verzoening beleven en uitdrukken Kinderen voelen aan en begrijpen wat vergeving is Kinderen voelen aan en begrijpen wat verzoening is Wereldoriëntatie 4.16
2.2
Kinderen kunnen ongelijk of onmacht toegeven.
VERBONDENHEID IN VERDRIET
Kinderen ervaren verdriet als een deel van het (en hun) leven Kinderen ontdekken hoe verbondenheid, nabijheid en luisterbereidheid helpen bij verdriet Kinderen ontdekken hoe christenen in verdriet steun zoeken in verbondenheid met God en met elkaar Kinderen ontdekken in bijbelverhalen hoe mensen bij God kracht vinden om hun verdriet te dragen en te verwerken
Wereldoriëntatie 4.5
Kinderen kunnen zich verplaatsen in de gedachten, gevoelens waarnemingen van anderen en houden daar rekening mee.
2.3
en
STILTE EN GEBED ONTVANKELIJKHEID
Kinderen kunnen zich bezinnen Kinderen ontdekken hoe mensen zich in hun gebed richten tot God Kinderen ontdekken wat bidden voor mensen betekent Kinderen waarderen elkaars wijze van bezinning of gebed Wereldoriëntatie 3.6
Kinderen combineren woord, beweging, beeld, drama, muziek, ... om de ervaringen rond een thema of project naar anderen te communiceren.
2.4
ANDERS ZIJN, ONTMOETING
Kinderen ontdekken dat er verschillen zijn tussen mensen Kinderen vergelijken de manier waarop mensen omgaan met het anders zijn van zichzelf en van anderen Kinderen ontdekken hoe men in de Bijbel omgaat met mensen die meestal als 'anders' of 'vreemd' worden gezien Kinderen voelen zich uitgenodigd om zelf de verscheidenheid van mensen als een rijkdom te beleven Wereldoriëntatie 1.4
Kinderen zijn er zich van bewust dat arbeidsomstandigheden kunnen verschillen.
1.5
Kinderen zien in dat mensen allerlei beroepen uitoefenen en tonen respect voor elk beroep.
1.6
Kinderen zien in wat werkloosheid betekent.
1.8
Kinderen beseffen dat welvaart ongelijk verdeeld is.
1.9
Kinderen zijn er zich van bewust dat mensen op verschillende manieren welvaart of bezit verwerven en tonen alleen respect voor de 'eerlijke' manieren.
2.4
Kinderen kunnen illustreren dat mensen van elkaar verschillen op allerlei gebied.
3.6
Kinderen combineren woord, beweging, beeld, drama, muziek, ... om de ervaringen rond een thema of project naar anderen te communiceren.
4.7
Kinderen kunnen respect en waardering opbrengen.
5.2
Kinderen zien in dat elke groep eigen doelen nastreeft, wat tot conflicten kan leiden.
5.3
Kinderen zien in dat vele groepen en volkeren eigen symbolen of kentekens hanteren.
5.4
Kinderen beseffen dat ze in een multiculturele samenleving leven.
5.5
Kinderen ontdekken dat groepen van mensen in een land van een ander cultuurgebied op een andere manier samenleven.
5.6
Kinderen zien in dat samenleven het naleven van allerhande omgangsvormen, leefregels en afspraken veronderstelt en kunnen zich daaraan houden.
7.25
Kinderen zien in dat het weer de leefgewoonten van mensen beïnvloedt.
7.26
Kinderen zien in dat er verschillende klimaten zijn en kunnen het verband illustreren tussen de leefgewoonten van mensen en het klimaat waarin ze leven.
8.6
Kinderen zien in dat hun tijdbesteding gelijkenissen en verschillen vertoont met die van kinderen uit andere groepen of samenlevingen.
2.5
CONFLICTEN
Kinderen beseffen dat conflicten tot de dagelijkse werkelijkheid behoren Kinderen zien verschillende oorzaken van conflicten Kinderen zien hoe men met conflicten kan omgaan Kinderen zien dat conflicten ook nieuwe kansen in zich dragen Wereldoriëntatie 4.13
Kinderen kunnen constructief kritisch zijn.
4.14
Kinderen kunnen zich op een passende manier weerbaar opstellen.
4.15
Kinderen kunnen zich discreet opstellen als derden daar niet door benadeeld worden.
4.16
Kinderen kunnen ongelijk of onmacht toegeven.
5.2
Kinderen zien in dat elke groep eigen doelen nastreeft, wat tot conflicten kan leiden.
5.11
Kinderen zien in dat (groepen van) mensen en instellingen vaak macht en/of gezag uitoefenen.
5.15
Kinderen gaan democratisch om met macht.
5.16
Kinderen zetten zich mee in machtsmisbruik te voorkomen.
om
in
2.6
hun
leefwereld
vormen
van
MENS EN NATUUR, GAVE EN OPGAVE
Kinderen beleven verbondenheid met de natuur Kinderen ontdekken dat joden en christenen de natuur zien als schepping van God Kinderen reflecteren over de eigen plaats van de mens in de natuur Kinderen horen een oproep om de natuur te respecteren en te behoeden Wereldoriëntatie 7.4
Kinderen zien in dat mensen, dieren en planten een grote verscheidenheid in kenmerken vertonen.
7.5
Kinderen ontdekken dat er tussen mensen onderling, dieren onderling en planten onderling veel gelijkenissen bestaan.
7.6
Kinderen zien in dat mensen, dieren of planten op een eigen manier trachten in leven te blijven.
7.7
Kinderen zien in dat mensen, dieren, planten aangepast zijn aan een leefwijze in een bepaald milieu.
7.8
Kinderen ontdekken dat planten, dieren en mensen zich op een of andere manier voortplanten.
7.9
Kinderen ontdekken en zien in dat elke mens, elk dier en elke plant een ontwikkeling doormaakt.
7.10
Kinderen ontdekken en zien in dat veel mensen de aanwezigheid van planten en dieren in hun omgeving waarderen en/of beïnvloeden. (*)
7.11
Kinderen ontdekken en zien in dat de mens afhankelijk is van planten en dieren voor voeding, kleding, gezondheid, constructiematerialen, ...
7.12
Kinderen kunnen illustreren dat er verschillende soorten relaties bestaan tussen mens, dier en plant.
7.13
Kinderen maken een bewuste keuze voor het behoud van het leven in hun directe omgeving.
7.14
Kinderen zien in dat leefgewoonten de gezondheid kunnen bevorderen en handelen er naar.
7.15
Kinderen trachten door hun gedrag gezondheidsrisico's te vermijden.
7.18
Kinderen gaan op hun niveau zorgzaam om met hun milieu.
7.25
Kinderen zien in dat het weer de leefgewoonten van mensen beïnvloedt.
7.26
Kinderen zien in dat er verschillende klimaten zijn en kunnen het verband illustreren tussen de leefgewoonten van mensen en het klimaat waarin ze leven.
9.15
Kinderen zien in dat menselijk verkeer altijd risico's inhoudt.
9.16
Kinderen bewegen zich op een verantwoorde manier en dragen zo bij tot de eigen veiligheid en die van anderen.
9.17
Kinderen houden in hun gedrag rekening met andere gebruikers van dezelfde ruimte.
9.18
Kinderen ontwikkelen zich tot vaardige en voorzichtige voetgangers.
9.19
Kinderen ontwikkelen een verantwoord en vaardig fietsgedrag.
2.7
GEWETENSVOL HANDELEN
Kinderen geven voorbeelden van wat zij als 'goed' en 'kwaad' ervaren in hun omgeving Kinderen ontdekken wat mensen in beweging zet om 'goed' of 'kwaad' te handelen Kinderen ontdekken in de Bijbel wegwijzers om gewetensvol te handelen Kinderen denken na hoe men gewetensvol en verantwoord kan handelen Wereldoriëntatie 5.6
Kinderen zien in dat samenleven het naleven van allerhande omgangsvormen, leefregels en afspraken veronderstelt en kunnen zich daaraan houden. (*)
5.7
Kinderen zien in dat sommige regels zo belangrijk zijn dat er een wet voor wordt gemaakt.
5.8
Kinderen kunnen illustreren dat er een regelgeving is die geldt voor alle mensen.
5.9
Kinderen beseffen dat ze door verkeersregels strikt toe te passen zichzelf en anderen beschermen en ze handelen daarnaar.
2.8
LEVENSADEM
Kinderen ontdekken het levensbelang van gezond in- en uitademen Kinderen vatten de symbolische betekenis van in- en uitademen Kinderen weten hoe mensen vanuit Gods levensadem tot leven komen Kinderen ontdekken welke effect het heeft te leven van Gods levensadem Wereldoriëntatie 7.17
Kinderen beseffen dat de aarde bron is van energie en van grondstoffen.
7.18
Kinderen gaan op hun niveau zorgzaam om met hun milieu.
2.9
AARDE EN VRUCHTBAARHEID
Kinderen ervaren de rijkdom van de vruchten van de aarde Kinderen zien dat mensen in verschillende levensbeschouwingen en godsdiensten geboeid worden door het wonder van de vruchtbare aarde Kinderen lezen in het Paradijsverhaal van de Bijbel (Gn. 2, b-25) een gelovige duiding van het wonder van de vruchtbaarheid van de aarde Kinderen ontdekken hoe Jezus beelden van de vruchtbare aarde gebruikte om zijn boodschap over het Rijk Gods te brengen Wereldoriëntatie 7.17
Kinderen beseffen dat de aarde bron is van energie en van grondstoffen.
7.18
Kinderen gaan op hun niveau zorgzaam om met hun milieu.
2.10 Kinderen ontdekken de eigen taal van symbolen
SYMBOLEN
Kinderen verkennen levensbeschouwingen
symbolen
in
verschillende
godsdiensten
en
Kinderen verkennen de symboliek van de christenen Kinderen ontdekken dat symbolen gemeenschap stichten Wereldoriëntatie 2.3
Kinderen ontdekken hoe mensen omgaan met grote momenten in het leven.
3.6
Kinderen combineren woord, beweging, beeld, drama, muziek, ... om de ervaringen rond een thema of project naar anderen te communiceren.
5.3
Kinderen zien in dat vele groepen en volkeren eigen symbolen of kentekens hanteren.
2.11
LITURGISCH EN PASTORAAL JAAR
Kinderen verkennen Advent en Kerstmis als een groeien naar licht en leven Kinderen verkennen de veertigdagentijd als een periode van inkeer en solidariteit Kinderen ontdekken de Goede Week als herinnering aan de laatste dagen van Jezus Kinderen ontdekken de paastijd als een vieren van het leven van Jezus Christus Kinderen kennen Allerheiligen en Allerzielen als dagen van verbondenheid met heiligen en met mensen die gestorven zijn
2.12
VERHALENREEKSEN UIT DE BIJBEL JOZEF - MOZES
- Kinderen leven zich in in de personages van het verhaal. - Ze kunnen de symbolische betekenis vatten van voorwerpen en situaties die erin voorkomen. - Ze begrijpen de tekst als uitdrukking van geloof, hoop en liefde, door te ontdekken wat er gezegd wordt over de relatie tussen God en mens en tussen mens en wereld. - Ze vinden in de tekst een oproep tot geloof, hoop en liefde. - Ze brengen hun indrukken over een verhaal tot expressie: in woord, drama, muzische expressie, enz. - Ze reflecteren op het gods- en Jezusbeeld dat spreekt uit de verhalen. - Ze reflecteren op de betekenis van het verhaal voor mensen van vroeger en nu en denken erover na hoe aspecten van de bijbelse boodschap een invloed kunnen hebben op hun eigen manier van denken, zijn en doen.
- Ze kunnen de relatie zien tussen de onderwerpen die in de loop van het jaar aan bod komen en aspecten ervan die in de verhalenreeks ter sprake komen. - Ze kunnen aspecten van de boodschap van een verhaal actualiseren en in verband brengen met verschillende relatievelden in hun eigen bestaan.
3. DERDE CYCLUS 3.1
WAT MAAKT MIJ GELUKKIG ? WIE WIL IK WORDEN ?
Kinderen verzamelen bouwstenen waarmee mensen hun leven mooier en gelukkiger willen maken Kinderen stellen vragen bij de vele manieren waarop mensen - ook zijzelf - in hun leven geluk nastreven Kinderen zien dat christenen het geluk zoeken in Jezus God
visioen van het Rijk van
Kinderen gaan op weg om stilaan zelf vorm te geven aan hun eigen leven met bouwstenen die ze als zinvol en waardevol ontdekken Wereldoriëntatie 2.6
Kinderen worden zich bewust van hun eigen levensverhaal en van de samenhang ervan met andere levensverhalen.
2.7
Kinderen zien in dat iedereen zijn leven een stuk in handen neemt.
2.8
Kinderen beseffen dat kennis belangrijk is voor mensen.
2.9
Kinderen zien in dat veel mensen hun leven zin geven door een of andere vorm van arbeid te verrichten.
2.10
Kinderen denken na over de eigen mogelijkheden en keuzes.
4.6
Kinderen kunnen zich als persoon present stellen.
3.2
GRENZEN VAN HET LEVEN
Kinderen confronteren zich ermee dat de weg naar geluk geen rechtlijnige vervulling kent Kinderen bespreken hoe mensen vanuit hun levens- of geloofsovertuiging zoeken om te gaan met grenzen Kinderen ontdekken hoe volgens het christelijk geloofsgetuigenis God grenzen opent door Christus
Kinderen komen tot het besef dat christenen van vroeger en nu tot engagement komen omdat ze gehoor geven aan het roepen van 'mensen aan de rand'
3.3
BEWOGEN WORDEN EN IN BEWEGING KOMEN
Kinderen ontdekken waardoor mensen bewogen worden en hoe ze in beweging komen Kinderen verkennen bij zichzelf en bij elkaar waardoor ze bewogen worden hoe ze in beweging komen Kinderen leren spreken over de heilige Geest van God als bron van christelijke bewogenheid Kinderen ontdekken het vormselsacrament als een deel van de christelijke initiatieritus om in de beweging van de heilige Geest te worden opgenomen Wereldoriëntatie 1.14
Kinderen beseffen dat niet voor alles betaald moet worden.
2.11
Kinderen nemen een voorbeeld aan (de levenswijze van) inspirerende persoonlijkheden.
3.4
GROEIEN IN LIEFDE EN TEDERHEID
Kinderen vinden een taal om over de waarden van een vriendschapsrelatie te spreken Kinderen kunnen de aard van relaties tussen mensen onderscheiden Kinderen krijgen aandacht voor het aspect lichamelijkheid in hun persoonlijke en relationele ontwikkeling Kinderen ontdekken hoe voor christenen God in mensen de liefde tot leven wekt Wereldoriëntatie 3.6
Kinderen combineren woord, beweging, beeld, drama, muziek, ... om de ervaringen rond een thema of project naar anderen te communiceren.
4.5
Kinderen kunnen zich verplaatsen in de gedachten, gevoelens waarnemingen van anderen en houden daar rekening mee.
4.8
Kinderen gaan op een adequate wijze om met de menselijke behoefte aan lichamelijk contact.
en
3.5
BEWOGEN EN ZOEKENDE MENSEN VINDEN ELKAAR: KERK - ANDERE GODSDIENSTEN
Kinderen verkennen hoe mensen zich aansluiten bij anderen tijdens hun zoektocht in deze wereld Kinderen kunnen nadenken en spreken over het belang van mensen bij wie zij zich thuis voelen Kinderen ontdekken dat christelijke geloofsgemeenschappen al tweeduizend jaar lang mensen samenbrengen en hen de kans geven ten volle te leven Kinderen ontdekken hoe een verscheidenheid aan levensbeschouwingen aan het leven van mensen zin wil geven
godsdiensten
en
Wereldoriëntatie 2.11
Kinderen nemen een voorbeeld aan (de levenswijze van) inspirerende persoonlijkheden.
5.10
Kinderen zien in dat er binnen onze samenleving instellingen zijn die de kwaliteit van het samenleven trachten te bevorderen.
3.6
SAMEN LEVEN TUSSEN WERKELIJKHEID EN DROOM
Kinderen herkennen in profetische mensen het beeld van een God die met mensen begaan is Kinderen vormen zich een beeld van de mensenwereld zoals ze die ervaren en dromen Kinderen gaan op zoek naar drijfveren en mechanismen die de samenleving maken tot wat ze is Kinderen begrijpen dat ook zij aangesproken worden om zich te engageren voor de samenleving Wereldoriëntatie 2.1
Kinderen zien in dat elke mens gelooft.
2.2
Kinderen zijn er zich van bewust dat veel mensen hun leven zin geven door hun geloof in een waardengeheel en/of in een persoonlijke God.
5.10
Kinderen zien in dat er binnen onze samenleving instellingen zijn die de kwaliteit van het samenleven trachten te bevorderen.
5.11
Kinderen zien in dat (groepen van) mensen en instellingen vaak macht en/of gezag uitoefenen.
5.14
Kinderen zien in dat er een onderscheid is tussen democratische en andere leiderschapsstijlen.
5.15
Kinderen gaan democratisch om met macht.
5.16
Kinderen zetten zich mee in machtsmisbruik te voorkomen.
3.7
om
in
hun
leefwereld
vormen
van
NATUUR EN CULTUUR
Kinderen verwonderen zich erover hoezeer natuur, wetenschap en techniek onze leefwereld tekenen Kinderen ervaren positieve en negatieve aspecten van natuur, wetenschap en techniek Kinderen ontdekken dat omgaan met natuur en cultuur ook beschouwend kan zijn en bron van geluk en zinvol leven Kinderen verkennen de innerlijke bewogenheid in de wereld van kunst en cultuur Wereldoriëntatie 1.1
Kinderen zien in dat mensen moeten zorgen voor hun dagelijks bestaan.
1.2
Kinderen zien in dat mensen arbeid verrichten om in hun levensonderhoud te voorzien.
1.3
Kinderen beseffen dat samenwerking met anderen nodig is om een aantal arbeidstaken zo goed mogelijk te kunnen verrichten.
3.1
Kinderen zijn gevoelig voor en genieten van de muzische expressie in hun omgeving.
3.2
Kinderen zijn zich bewust van de gevoelens die schoonheidservaringen bij hen oproepen en durven die uiten.
3.3
Kinderen merken verschillende schoonheidsaspecten op in hun omgeving.
3.4
Kinderen zien in dat verschillende mensen verschillende schoonheidscriteria hanteren.
3.5
Kinderen houden rekening met verschillende schoonheids-aspecten als ze zelf iets maken of uitdrukken.
3.6
Kinderen combineren woord, beweging, beeld, drama, muziek, ... om de ervaringen rond een thema of project naar anderen te communiceren.
3.7
Kinderen vormen zich een eigen mening over allerlei kunstuitingen waarmee ze in contact komen.
3.8
Kinderen ontwikkelen tot vaardige kunstbeschouwers.
3.9
Kinderen ontdekken dat het creëren van kunst zowel inspiratie als inspanning vraagt.
3.10
Kinderen zien in dat mensen en gemeenschappen veel waarde hechten aan kunst.
6.1
Kinderen zien in dat courante producten gemaakt zijn uit welbepaalde materialen en/of grondstoffen.
6.2
Kinderen kennen verschillende energiebronnen.
6.3
Kinderen zien in dat energie noodzakelijk is om producten te vervaardigen en technische handelingen te verrichten.
6.4
Kinderen zien in dat veel voorwerpen in hun omgeving een aanvulling of verbetering zijn van menselijke functies en maken er functioneel gebruik van.
6.5
Kinderen zien in dat instrumenten evolueren en dat ze bij het eigen lichaam ontstaan zijn.
6.6
Kinderen zien in dat producten worden gemaakt volgens bepaalde technische principes.
6.7
Kinderen kunnen op hun niveau uitleggen hoe een aantal distributiesystemen in hun omgeving zorgen voor aanvoer van water, energie, ...
6.8
Kinderen zien in dat in hun omgeving verschillende informatieverwerkende toestellen voorkomen, waarvan ze er zelf enkele kunnen instellen en/of bedienen.
6.9
Kinderen weten dat mensen steeds nieuwe systemen, instrumenten en producten hebben uitgevonden en zullen uitvinden om hun werk aangenamer, beter, vaardiger, sneller, mooier, preciezer, ... te maken. Kinderen zijn zich bewust van de relatieve waarde van technische systemen.
6.10 6.11
Kinderen kunnen zeggen aan welke eisen een bestaande constructie en een constructie die ze zelf willen maken, moet voldoen.
6.12
Kinderen kunnen hun materialenkennis en hun kennis van constructie-, bereidings- en bewegingsprincipes gebruiken bij het ontwerpen van een constructie of bereiding.
6.13
Kinderen kunnen een constructieactiviteit of een bereiding correct uitvoeren.
6.14
Kinderen kunnen gebruik maken van hun kennis over en vaardigheid in techniek om een bereiding te maken en een constructie uit elkaar te halen of in elkaar te zetten.
6.15
Kinderen kijken kritisch naar een zelfgemaakt product of bereiding.
7.19
Kinderen kunnen, na experimenteren, enkele gangbare stoffen en materialen benoemen en ze groeperen volgens gemeenschappelijke kenmerken of eigenschappen. Kinderen kunnen een verband leggen tussen de eigenschappen van een aantal materialen en het gebruik dat er van gemaakt wordt.
7.20
7.21
Kinderen kunnen natuurkundige verschijnselen onderzoeken en hun zelf geformuleerde voorspellingen toetsen.
7.22
Kinderen kunnen in gebruiksvoorwerpen de toepassing herkennen van natuurkundige principes.
7.27
Kinderen beseffen dat de aarde een element is van de kosmos.
3.8
VERANTWOORDELIJKHEID, ENGAGEMENT
Kinderen verkennen verschillende vormen van engagement in hun eigen leefwereld en in de grote wereld Kinderen herkennen in het engagement van mensen het antwoord op een uitdaging die van binnen en/of van buiten kan komen Kinderen ontdekken dat elk engagement in christelijk perspectief een vorm van zelfgave inhoudt Wereldoriëntatie 4.9
Kinderen kunnen leiding volgen of meewerken.
4.10
Kinderen kunnen leiding geven.
4.11
Kinderen kunnen een ander helpen door zich dienstbaar op te stellen.
9.15
Kinderen zien in dat menselijk verkeer altijd risico's inhoudt.
9.16
Kinderen bewegen zich op een verantwoorde manier en dragen zo bij tot de eigen veiligheid en die van anderen.
9.17
Kinderen houden in hun gedrag rekening met andere gebruikers van dezelfde ruimte.
9.18
Kinderen ontwikkelen zich tot vaardige en voorzichtige voetgangers.
9.19
Kinderen ontwikkelen een verantwoord en vaardig fietsgedrag.
3.9
VERKENNING VAN EEN SYMBOOL: VUUR
Kinderen komen vanuit meerzinnige ervaringen met het element 'vuur' de rijke symbolische betekenis ervan op het spoor Kinderen herkennen de symboliek van vuur in een aantal rituelen Kinderen ontdekken de symboliek van vuur in de Bijbel
3.10
DE BIJBEL: EEN LANGE GESCHIEDENIS VAN BEWOGEN MENSEN
Kinderen ontdekken dat een boek een bijzondere betekenis kan hebben in hun leven Kinderen zien in dat mensen in hun verhaaltradities en “heilige boeken” een godsdienstige kijk op het leven verwoorden en doorgeven Kinderen onderkennen in verhalen uit het Oude Testament de godsdienstige zingeving van de joodse geschiedenis Kinderen verkennen het Nieuwe Testament en herkennen daarin het geloof in en het enthousiasme voor Jezus en zijn boodschap Kinderen ontdekken de Bijbel als bron van kerkelijk leven en van cultuur Wereldoriëntatie 8.14
Kinderen beseffen dat er naast een heden, ook een verleden en een toekomst zijn.
8.15
Kinderen zien in dat er verbanden zijn tussen een historisch verschijnsel en de tijdsomstandigheden.
8.16
Kinderen beseffen dat kennis nemen van het verleden altijd gebeurt vanuit bronnen die vaak onvolledig of beperkt zijn.
3.11
LITURGISCH EN PASTORAAL JAAR
Kinderen kunnen de advent duiden als tijd van voorbereiding op Kerstmis Kinderen begrijpen Kerstmis als het feest waarin christenen hun ervaring van 'God wordt mens' vieren Kinderen kunnen de veertigdagentijd duiden als tijd van voorbereiding op Pasen Kinderen leren de betekenis van de Goede Week en Pasen kennen
Kinderen leren de betekenis van Hemelvaart kennen Kinderen leren de betekenis van Pinksteren kennen Kinderen maken het onderscheid tussen Allerheiligen en Allerzielen Kinderen leren Maria kennen als een bewuste, gelovige vrouw Wereldoriëntatie 8.9
3.12
Kinderen kunnen vaardig omgaan met verschillende kalenders.
VERHALENREEKSEN UIT DE BIJBEL ELIA - PAULUS
- Kinderen leven zich in in de personages van het verhaal. - Ze kunnen de symbolische betekenis vatten van voorwerpen en situaties die erin voorkomen. - Ze verstaan de tekst als uitdrukking van geloof, hoop en liefde, door te ontdekken wat er gezegd wordt over de relatie tussen God en mens en tussen mens en wereld. - Ze ontdekken in de brieven van Paulus zijn geloofsgetuigenis. - Ze vinden in de tekst een oproep tot geloof, hoop en liefde. - Ze brengen hun indrukken in verband met een verhaal tot expressie: in woord, drama, muzische expressie, enz. - Ze reflecteren op het gods- en Jezusbeeld dat spreekt uit de verhalen en de teksten. - Ze reflecteren op de betekenis van het verhaal voor mensen van vroeger en nu en denken erover na hoe aspecten van de bijbelse boodschap een invloed kunnen hebben op hun eigen manier van denken, zijn en doen. - Ze kunnen de relatie zien tussen de onderwerpen die in de loop van het jaar aan bod komen en aspecten ervan die in de verhalenreeks ter sprake komen. - Ze kunnen aspecten van de boodschap van een verhaal actualiseren en in verband brengen met verschillende relatievelden in hun eigen bestaan. Voor de derde cyclus ligt hierbij het accent vooral op het relatieveld 'zij - ik - zij'.