Transmission(s) féministe(s) Feministische overleveringen
n°1
Penser/agir la différence des sexes Avec et autour de 'SBOÀPJTF$PMMJO Seksegelijkheid, een denken/handelen Met en over 'SBOÀPJTF$PMMJO
sophia
× een Weerzien van Françoise Collin
× Magda Michielsens
× [RÉSUMÉ FRANÇAIS] A l’occasion du passage de Françoise Collin à Bruxelles, Magda Michielsens se remémore l’importance pour sa réflexion sur les femmes et le féminisme des rencontres et conférences qui se tenaient à la Rue Blanche durant les années 70 et 80. Son article vise à expliquer et à clarifier la nécessité d’écouter et de rencontrer Françoise Collin aujourd’hui encore en partant de certains concepts fondamentaux de son œuvre.
Françoise Collin is weer even in Brussel. Ik heb voor mijn eigen denken over vrouwen en feminisme veel gehad aan de ontmoetingen en lezingen in 3VF#MBODIF in de jaren ‘70 en ‘80. Franstalige en Nederlandstalige feministes deden toen veel samen, zowel wat acties als wat de theorievorming betreft. Ik heb trouwens in 3VF#MBODIF Rosi Braidotti leren kennen, die – hoe Franstalig en Engelstalig ook – heel belangrijk is geworden voor het feminisme in Nederland, Vlaanderen en ver daarbuiten. 3VF#MBODIF neemt een belangrijke plaats in mijn feministisch geheugen in en Françoise Collin staat daarbij vooraan. Ik zal uitleggen waarom en ook duidelijk maken waarom het zo belangrijk is om haar weer te horen en te ontmoeten. Daartoe sta ik stil bij centrale begrippen uit het werk van Françoise Collin.
TRANSMISSIE In nummer 34 van $BIJFSTEV(SJG (1986) treffen we het begrip ‘transmissie’ aan.1 Dat nummer van -FT$BIJFSTEV(SJG gaat over wat wij, feministes van het eerste nieuwe uur, kunnen en willen doorgeven aan ‘onze’ (figuurlijk) dochters. De manier waarop Françoise over het verloop van de tijd denkt (Hannah Arendt) is steeds inspirerend geweest. Haar kennis van het werk van Hannah Arendt is natuurlijk niet vreemd aan het feit dat Collin de tijdsdimensie zo goed in haar redeneringen kan insluiten. In de bloei van het feminisme wisten we eigenlijk redelijk goed wat we wilden doorgeven, we wisten hoe we de erfenis wilden omschrijven. In de tekst die Françoise vandaag presenteert is er verbazing over het feit dat RVFFS UIFPSZ zo gemakkelijk is aangeslagen in het postmoderne denken in het algemeen en in het Amerikaanse feminisme in het bijzonder. Françoise ziet in RVFFSUIFPSZook de oude idee van het universalisme. Dat is natuurlijk juist: als we komen tot een veralgemening van wat raar is, wat RVFFS is, als alles afwijkend kan en mag zijn wordt er weer in veralgemening gedacht. Collin worstelt met het postmodernisme, en ik deel die worsteling met haar. Postmodernisme (ook binnen het feminisme en wat RVFFS UIFPSZ geworden is) heeft zich ook afgekeerd van theorie in de zin dat ‘oude filosofen en filosofes’ (zoals Françoise en ik) dat bedreven willen zien. Postmoderne theorie is hapsnap, is geen theorie, speelt met ideeën, zonder herkenbare systematiek, zoekt geen verbanden op een manier die een lezer kan meedenken, speelt op associaties en levert eventueel maar niet noodzakelijk een willekeurige (creatieve) interpretatie. Ook theorie is voor RVFFSUIFPSZ een performance, geen analyse. Hoewel Collin een meesteres is in de uitgesponnen Franse filosofische fraseringen is ze ook thuis in de scherpe analyse en de coherente constructies. Zij is geen postmoderne auteur, maar drukt dat slechts heel voorzichtig uit. Ik weet niet hoe Françoise die RVFFSUIFPSZen USBOTHFOEFS binnen vrouwenstudies plaatst. Ik ben zelf verbaasd hoeveel aandacht er binnen vrouwenstudies – maar ook binnen de vrouwenbeweging – voor is. Ik zie vaak de inhoudelijke redenen niet en zie trouwens – van binnenuit – ook regelmatig dat het komt doordat men uitgekeken is op de theorieën die gefocust zijn op vrouwen. Dat is ook niet zo verbazend, want er is heel weinig nieuws te melden. En het is moeilijk om steeds weer te herhalen dat ‘dat wat er is’ belangrijk blijft. Transmissie wordt helemaal moeilijk als de lijnen doorgeknipt zijn. In het feminisme is dat voorlopig niet zo, maar vaak is de communicatie moeizaam. Ik zag in een
× 17
18 ×
interview op televisie Benoîte Groult zeggen: “Dat mijn kleindochter niet weet en niet wil weten wat ik denk, gedacht heb en geschreven heb, vind ik diep tragisch. Niet speciaal voor mezelf, maar als symptoom van een generatie(of woorden van die strekking).” We vinden het ook terug in geschreven interviews: “Et puis il y a eu cette espèce de rupture dans la civilisation qui est l’arrivée de l’électronique, et d’autres méthodes que les vieux apprennent très difficilement. Mes petites filles me considèrent comme une retardée. Alors qu’avec ma grand-mère, on jouait aux dames, aux mêmes jeux. Je suis mise à la retraite d’office, aujourd’hui.”2 Als feministen weten we nu goed wat we aan dochters en kleindochters willen doorgeven. De kleindochters willen echter niet meer luisteren, zelfs niet naar één van de belangrijkste schrijfsters van Frankrijk.
ERFENIS ZONDER TESTAMENT Vóór het moderne feminisme was wat vrouwen van vrouwen leerden een praktijk. Het stond niet geschreven, het was geen tekst, het was geen theorie. Het werd enkel mondeling doorgegeven.Geïnspireerd door Collins ideeën over ‘erfenis zonder testament’ heb ik veel met studentes (vrouwenstudies pedagogiek in Nederland aan de universiteit Nijmegen) gewerkt rond de vraag: wat leren vrouwen van vrouwen? We hebben er een project aan gewijd waarin ouderejaars studentes jongerejaars interviewden, en er werden scripties aan gewijd. Het was heel verhelderend om studenten te laten spreken over wat ze van vrouwen hebben geleerd. Nog steeds leren meisjes veel praktijken die met het dagelijks leven te maken hebben vooral van hun moeders en zusters, maar er was ook de (populaire) feministische literatuur waarvan ze vinden dat meisjes en vrouwen dat voor elkaar moeten opschrijven. Wat feministen aan de volgende generaties overdragen heeft tegenwoordig een praktijk kant en een theorie (ideeën) kant. Veel meer dan in de jaren ‘60 en ‘70. Een belangrijk aspect van de erfenis werd gerealiseerd door vrouwenstudies. Eerst was het XPNFOnTTUVEJFT en later werd het genderstudies. Alle disciplines binnen vrouwenstudies (filosofie, taalkunde, sociologie enzovoort) hebben bijgedragen aan het opbouwen van een feministische canon en ideeëngoed, maar wat vrouwengeschiedenis op dit vlak doet en gedaan heeft is uiteraard het meest indrukwekkend. Françoise is steeds terughoudend geweest over vrouwenstudies. Zij schreef er over in 1990, in -FT$BIJFSTEV(SJGnr 453. Zij vermeldde toen al de inkapseling, het streven naar ‘objectiviteit’ van iets wat aanvankelijk een boosheid en een verlangen was. Ik herinner mij een gesprek met Françoise Collin tijdens de receptie van de inaugurale rede van Rosi Braidotti aan de Universiteit van Utrecht. Françoise droeg een gasttoga van de Universiteit van Utrecht en ik herinner mij goed hoe genereus Rosi was in haar publiek eerbetoon aan Françoise (en terecht). Het was een vreemde opvoering en Françoise en ik voelden ons verbonden. We hadden een Franstalige Brusselse connectie, in alle geval waren wij niet-Nederlands. Françoise drukte stilletjes haar aarzeling en vraag uit: moeten wij dit willen? Is dit nu een succes of een onderwerping? Rosi Braidotti had en heeft daarover weinig aarzeling. Toen zij te gast was in een avondvullend televisieprogramma in Nederland (‘Geleerd in augustus’, 1996) toonde zij als één van de door haar geselecteerde fragmenten een stoet van professoren aan de Universiteit Utrecht, waarbij de enige vrouw de koningin was (1936, ter gelegenheid van Dies Natalis, bij het 300 jarig bestaan van de universiteit). Zij onderstreepte de beelden met een tekst van Virginia Woolf. Het is de doel-
stelling van Rosi Braidotti dat vrouwen bij die stoet zouden horen. Zijzelf hoort erbij en zij heeft er voor gezorgd dat er steeds meer vrouwen bij zijn gaan horen. Françoise heeft daar twijfels over: meestappen in de institutionalisering is eerbaar en banaal worden; het houdt in dat de ‘NBSHJOBMJUÂSFWFOEJRVÂF’ wordt verlaten. Het blijft uiteraard een relevante vraag. Hoever willen we meedoen in het bestaande spel. De woorden van Virginia Woolf, uit “5ISFF(VJOFBT” die Rosi in het televisieprogramma citeerde, geïllustreerd met de beelden uit 1936, waren4: “Daar gaan ze, onze broeders die onderwijs genoten hebben aan de particuliere scholen en universiteiten; zie hoe ze die trappen opgaan, die deuren in- en uitgaan, de kansels betreden; en preken, lesgeven, rechtspreken, de geneeskunst uitoefenen, zaken doen, geld verdienen. Het is altijd een plechtstatig schouwspel – een statige stoet, als een karavaan die de woestijn doortrekt. Overgrootvaders, grootvaders, vaders, ooms – allen gingen zij diezelfde weg, met hun toga’s en hun pruiken, sommigen met linten over hun borst gekruist, andere zonder. De één was bisschop. Een ander rechter. Weer een ander admiraal. Nog een ander was generaal. Of professor. Of arts. [...] De vragen die we in dit overgangsmoment moeten stellen en beantwoorden over die optocht zijn zo belangrijk, dat ze wel eens de levens van alle mannen en vrouwen voor eeuwig zouden kunnen veranderen. Want de vraag die we ons hier en nu moeten stellen is: Willen we ons bij die optocht aansluiten, of niet? Op welke voorwaarden zullen wij ons bij die optocht aansluiten? En, bovenal: Waartoe leidt hij ons, deze optocht der intellectuelen. [...] Laten we steeds blijven nadenken – wat is dat voor een “beschaving” waarin we ons bevinden? Wat zijn dat voor ceremonies en waarom zouden we er aan deelnemen? Wat zijn dat voor beroepen en waarom zouden we er ons geld mee verdienen? Kortom, waartoe leidt ons deze parade der zonen van intellectuelen?”
Ik zeg dit niet omdat ikzelf zou vinden dat we minder moeten meedenken en meespelen. Integendeel. Ik vind dat veel te veel (geëmancipeerde, bewuste) vrouwen zich in de jaren zestig en zeventig hebben laten meeslepen met de sociale beweging om niet mee te doen. Ik vrees trouwens dat ook vandaag teveel vrouwen zeggen ‘niet in onze naam’ en aan de kant gaan staan. 8IBUBXBTUF
L’AN ZÉRO -nBO[ÂSP was de titel van een tijdschrift, maar ik associeer de uitdrukking sterk aan de commentaren van Françoise erop: bij het begin van de feministische golf hadden alle vrouwen dezelfde leeftijd. Het einde van de jaren zestig, begin van de jaren zeventig was MnBO[ÂSPEVGÂNJOJTNF. Het feminisme was het begin van eenieders (vrouwelijk) bestaan als individu. Ik was in 1970 26 jaar en had een progressieve, geëmancipeerde opvoeding en opleiding gehad. Het feminisme bracht voor mij geen ommekeer. Het was meer zoals in de inleiding van o%F5XFFEF4FLTFp staat: excuses dat we het er nog eens over gaan hebben.5 Een ‘meisjesopvoeding’ had ik nooit gekend. Toch was dat op één lijn trekken van alle vrouwen die een ‘ander’, geëmancipeerd leven wilden (wat Françoise deed) voor mij iets wat ik graag zag gebeuren. Wij – feministes van het begin van de Tweede Golf – hielden van de gedachte dat we alles van [ÂSP opnieuw moesten uitvinden. Die sfeer heerste binnen het feminisme en dat is iets waar ik enorm van genoten heb. Bij Françoise Collin vond ik het heel goed verwoord.
× 19
20 ×
HANNAH ARENDT Het nummer van -FT$BIJFSTEV(SJG over Hanna Arendt is een mijlpaal geweest in het feministische denken over Hannah Arendt. Ik had tijdens mijn studie filosofie “0O3FWPMVUJPO” van Arendt moeten lezen. Het boek is van 1963 en ik ben in 1968 afgestudeerd. Ik denk dat het in 1966-1967 (eerste licentie) was dat ik het moest lezen. Bravo dus voor mijn professor die het boek van Arendt tot verplichte lectuur maakte. Blijkbaar had hij geen bias tegenover vrouwelijke filosofen. Als studente heb ik echter niet veel gehad aan Hannah Arendt. Pas met het Arendtnummer van -FT$BIJFSTEV(SJG ging Hannah Arendt voor mij leven. Mijn belangstelling voor haar werk is nooit meer weggegaan – hoewel ik nooit (hoeveel ik er ondertussen ook van gelezen heb) een Hannah Arendt-fan ben geworden. Wat een detail is, maar wat op mij indruk heeft gemaakt is de présence van Mary McCarthy in het Arendt-nummer van -FT$BIJFSTEV(SJG en het biografische aspect, geïllustreerd met foto’s uit verschillende levensfasen. Transmissie en verloop van de tijd zijn nadrukkelijk aanwezig in de manier waarop in -FT$BIJFSTEV(SJG over Hannah Arendt wordt gesproken. Françoise Collin heeft er altijd aandacht voor.
BOTSINGEN TUSSEN VROUWEN Françoise Collin benadrukt de noodzaak van de ruimte voor een dialoog en noemt dit belangrijker dan de liefde, die door sommige vrouwen uit de beginperiode zo bewierookt is. In die ruimte zijn er veel botsingen geweest en veel scherpe discussies. Collin verwijst naar de botsing die er is geweest tussen gelijkheidsfeminisme en verschilfeminisme. De botsing is in het leven geroepen door het werk van Luce Irigaray. Het is eerder paralyserend dan dynamiserend geweest (ik vind het trouwens heel verbazend dat het zomaar is weggeëbd). Er is ook de abortuskwestie geweest. Françoise zegt dat legalisering van anticonceptie en abortus eisen waren waarrond vrouwen zich verenigd hebben. Dat is waar. Maar abortus is (zeker in Vlaanderen, met zijn grote katholieke zuil) ook een thema geweest dat de geesten van vrouwen heeft verscheurd. Er zijn dus zowel in de theorie (Irigaray) als in de praktijk (abortus) verscheurende discussies geweest tussen vrouwen. Ondanks het feit dat vrouwen heel verdeeld geweest zijn, en men gaan schrijven is over ‘feminismen’ (meervoud) zijn er nooit heftige openlijke scheuringen geweest. Dat komt natuurlijk ook omdat het een ‘beweging’ was, geen partij en geen monolithische theorie. Ik vraag me af waar we WBOEBBH op dit vlak staan? Volgens mij is er op dit ogenblik een dramatische scheiding der geesten binnen de vrouwenbeweging in verband met religie, hoofddoeken, multiculturaliteit, islam. Sommige ‘feministen’ blijken tegen het bourka-verbod te zijn. Sommige ‘feministen’ zijn ook tegen het hoofddoekenverbod op scholen. Als ik dat hoor, dan voel ik mij heel ver van huis. Als ik tijdens de viering van Amazone de voorzitster van de Franstalige vrouwenraad hoor zeggen dat er vanuit de vrouwenbeweging bijstand zal verleend worden aan vrouwen die in gevaar zijn omdat ze de islam willen verlaten of omdat ze iets gedaan hebben dat de goedkeuring van hun familie niet wegdraagt, dan denk ik dat we weer samen op het juiste pad zijn. Maar veel ‘samen’ is daar niet aan: de verdeeldheid is groot. Françoise Collin zegt weinig over multiculturaliteit in haar recente teksten. Ze
zegt enkel dat de vragen zich niet enkel stellen op conferenties, in hun kosmopolitische varianten, maar ook binnen elke straat en in de praktijk van elke dag.
CECI N’EST PAS MON CORPS Een aanval op een geschreven woord wordt door een vrouw vaak geïnterpreteerd als een beschadiging van haar lichaam. Françoise schreef: “Wij vrouwen moeten leren dat een kritiek op onze teksten geen bedreiging is van ons lichaam.” Ik sta daar nog herhaaldelijk bij stil en ik heb vele studentes geholpen met dat inzicht. Ik hoop dat we het ondertussen geleerd hebben. Wij hebben of schrijven inderdaad geen heilige boeken. Wij maken gewoon deel uit van MFNPOEFDPNNVO, waar over ideeën en praktijken wordt gediscussieerd.
TOT SLOT Ik hecht groot belang aan Françoise Collins filosofische reflectie op wat ‘we’ gedaan hebben. Het is diepgaand, het is persoonlijk en toch boven de personen uitstijgend. Het is literair en ook analytisch. 1SBLUJKLFOQSBLUJKLJTUXFF Er is ‘actie’, ‘BHJS’. Het militante, activistische handelen. De protesten, de beslissingen om bepaalde eisen te formuleren, het uittekenen van strategieën voor een beweging of een actiegroep. Er is ook de politiek en het beleid van elke dag. Dat beleid heeft veel ‘eisen’ van feministen proberen te realiseren. Er gebeurde de laatste tijd veel meer ‘feminisme’ vanuit het beleid dan vanuit de basis. Er is zelfs – het is al enkele jaren geleden – een vrouwendag geweest waarop toenmalig minister Miet Smet de vrouwenbeweging aanspoorde om wat veeleisender te zijn, vanuit de overweging: ‘we’ (i.c. de beleidsmensen) kunnen het niet allemaal alleen doen. 5IFPSJFFOUIFPSJFJTUXFF Mijn grote vraag is: hebben wij van 40 jaar feminisme wel de juiste dingen geleerd. Laten wij geen kansen voorbijgaan om van ons eigen verleden veel meer te leren? Gebruiken we teksten zoals deze van Françoise Collin wel voldoende om over de inhoud en de kanalen van onze transmissie na te denken? Volgens mij hebben wij (feministen) in grote mate bijgedragen aan de deconstructie van bestaande theorieën, aan het ondermijnen van heersende praktijken, aan een nieuwe combinatie van theorie en praktijk en laten we nu te vaak na om nadrukkelijk te beklemtonen wat we wél overhouden, wat we gewonnen hebben, wat we opgebouwd hebben en welke oude en nieuwe waarden we willen verdedigen. ×
NOTEN 1. 2. 3. 4. 5.
Het in deze publicatie opgenomen artikel “Un héritage sans testament” (p.35) verscheen in dit bewuste nummer: “Les jeunes, la transmission”. Zie: http://marcalpozzo.blogspirit.com/archive/2008/09/27/entretien-avec-benoite-groult.html Titel van het artikel: “Ces études qui sont ‘pas tout’. Fecondité et limites des études féministes”. Braidotti citeerde Virginia Woolf uiteraard in het Engels. De letterlijke tekst van Simone de Beauvoir (1949): “+nBJMPOHUFNQTIÂTJU¹ÂDSJSFVOMJWSFTVSMBGFNNF-FTVKFUFTU JSSJUBOU TVSUPVUQPVSMFTGFNNFTFUJMOnFTUQBTOFVG-BRVFSFMMFEVGÂNJOJTNFFTU¹QFVQSÁTDMPTFOnFOQBSMPOTQMVT%nBJMMFVSTZBUJM VOQSPCMÁNF &URVFMFTUJM :BUJMNÃNFEFTGFNNFT ”
× 21