Architectuurtijdschriften zijn een belangrijke bron voor architectuurhistorisch onderzoek. Ze spelen een rol in het architectuurdebat, vroeger misschien nog meer dan nu. Terwijl er vandaag verschillende kanalen en distributiemogelijkheden bestaan om het debat te verdiepen en nieuwe ontwikkelingen te duiden – internet, televisie, publicaties, het bestaan van een architectuurinstituut in Vlaanderen enzovoort – vormden tijdschriften vroeger
Beheer en ontsluiting van Belgische architectuurtijdschriften Een pilootproject
het belangrijkste medium om architecturale projecten en opinies bekend te maken. Tijdschriften bieden bovendien het voordeel dat ze korter op de bal kunnen spelen dan boeken met betrekking tot actuele debatten, of om het met de woorden van de Duitse architectuurhistoricus Georg
Bibliotheek- & archiefgids, 86 (2010) 3
Ingebonden exemplaren van La Maison (1945-1970), dat zich concentreerde op de bouw, inrichting en decoratie van woningen. Collectie Architectuurarchief Provincie Antwerpen (Foto: Karin Borghouts).
10
p. 9: Het tijdschrift Bâtir (1932 - 1940) biedt een erg volledig beeld van alles wat in de jaren 1930 gebouwd werd in België. Collectie Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience (Foto: Ellen Van Impe).
Germann te zeggen, tijdschriften “enthalten oft die erste Niederschrift eines Gedankes und gewinnen Geschmack durch das Salz der Polemik.” 1 Hun goede bewaring en ontsluiting
Ellen Van Impe Projectleider Centrum Vlaamse Architectuurarchieven Antwerpen
[email protected]
is dus van cruciaal belang om de architectuurcultuur van een periode te kunnen reconstrueren en begrijpen.
Beheer en ontsluiting van Belgische architectuurtijdschriften
Historische Belgische architectuurtijdschriften bieden inzicht in de toenmalige bouwproductie, de actieve architecten en de voorbeelden die ze zich stelden, verschillende visies, invloedrijke auteurs, activiteiten, bouwmaterialen en nieuwe producten. Het publiceren van architecturale projecten in toonaangevende tijdschriften was een van de belangrijkste instrumenten voor architecten om hun werk gecanoniseerd te krijgen. De aanwezigheid van architecten in de redacties van Belgische architectuurtijdschriften signaleert dan ook hun impact op de canonvorming van de toenmalige architectuurproductie. Tegelijkertijd legt dit de netwerken bloot waartoe architecten en critici behoorden. De tijdschriften zijn vandaag dan ook van onschatbare waarde voor geïnteresseerde architecten, ontwerpers, studenten, architectuur wetenschappers, (kunst)historici, monumentenzorgers en restaurateurs. Zowel internationaal als in België werd er bijgevolg al veel onderzoek gevoerd naar architectuurtijdschriften. Een recente internationale stand van zaken met bibliografie is bijvoorbeeld te vinden in de proceedings van een congres in Montréal in 2004, gepubliceerd onder de titel Revues d’architecture dans les années 1960 et 1970 / Architectural Periodicals in the 1960s and 1970s. 2 In de Belgische context kregen heel wat tijdschriften een afzonderlijk lemma in het Repertorium van de architectuur in België, naast een thematische notitie over architectuurtijdschriften. 3 In de jaren tachtig vormde een reeks tijdschriften uit de 19e en 20e eeuw de focus van thesisonderzoek: tijdschriften als L’Émulation (1874-1939) of de Bouwgids (1911-1933) werden (gedeeltelijk) geanalyseerd en geëxcerpeerd. 4
Bibliotheek- & archiefgids, 86 (2010) 3
De Belgische architectuurpers kende haar grootste bloei periode tijdens het interbellum, met talrijke vakbladen, avantgardebladen en industriële magazines. Series als La Cité (1919-1935), Opbouwen (1928-1937) en Bâtir (19321940) zijn tijdschriften die nog vaak worden geconsulteerd en waaraan veelvuldig wordt gerefereerd. De belangrijkste architectuurtijdschriftcollecties worden bewaard in diverse universiteitsbibliotheken, hogescholen, documentatiecentra, archiefinstellingen en museumbibliotheken. Het langdurige gebruik, diefstal, ouderdom, plaatsgebrek of onvolledigheid komen een duurzame bewaring van deze rijke erfgoedcollecties niet ten goede en belemmert hun inzetbaarheid voor onderzoek.
Pilootproject Verschillende architectuurbibliotheken en archiefinstellingen in Vlaanderen contacteerden het Centrum Vlaamse Architectuurarchieven (CVAa) de afgelopen jaren met de vraag een initiatief te nemen om historische architectuurtijdschriften in kaart te brengen en via ruil uit te wisselen. Sinds 2008 coördineert het CVAa het in kaart brengen van het precieze bezit van achttien afgesloten architectuurtijdschriften. De bibliotheken die in het project stapten, hebben in detail hun
bezit nagekeken tot op het niveau van het nummer. Precieze wijzig ingen van titels en ondertitels doorheen de geschiedenis van het tijdschrift werden genoteerd. Vervolgens werd nagekeken of lacunes en dubbels in de bestanden van de partners kunnen worden beperkt of weggewerkt. Op die manier werken alle betrokken bibliotheken samen aan een duurzaam bewaarbeleid voor een aantal belangrijke Belgische architectuurtijdschriften. In een tweede fase zal de precieze beschrijving van alle titel- en ondertitelwijzigingen in de betrokken tijdschriften ingevoerd worden in Antilope (Collectieve catalogus tijdschriften in Belgische wetenschappelijke bibliotheken) waar momenteel uiteenlopende, niet-eenvormige of onvolledige beschrijvingen naast elkaar voorkomen. 5 Op die manier zal alvast een beperkt bestand van architectuurtijdschriften op eenvormige en precieze manier ontsloten worden. De tijdschriftcollecties van een aantal partners die momenteel nog niet over een online raadpleegbare catalogus beschikken, zullen daardoor ook beter toegankelijk worden voor onderzoekers. Bij het afronden van dit pilootproject werd een grondige evaluatie van de samenwerking en output voorzien. Een dergelijk pilootproject levert immers heel wat concrete informatie op wat betreft tijdsinvestering, samenwerking, resultaten op het vlak van bewaarbeleid et cetera. De resultaten van de evaluatie kunnen sturend zijn voor een mogelijk vervolgproject.
Antilope: een complex verhaal Antilope, ontstaan in 1973 als ‘Antwerpse Inventaris voor Lopende Periodieken’ en intussen ontwikkeld tot online ‘Collectieve catalogus tijdschriften in Belgische wetenschappelijke bibliotheken’ brengt referenties samen van tijdschriften in Belgische bibliotheken. Per tijdschrifttitel voorziet Antilope enerzijds een catalografisch gedeelte onder de heading ‘publicatie’. Anderzijds is er een holdinggedeelte, waarin weergegeven wordt waar het tijdschrift te raadplegen valt. Het in Antilope invoeren en vooral het eenvormig maken
11
Beheer en ontsluiting van Belgische architectuurtijdschriften
De tijdschriften Kunst (1930 -1935) en Opbouwen (1928‐1937) gaven hun nummers in 1930 en 1931 samen uit, onder één cover. Links een voorbeeld van publicitaire pagina’s in architectuurtijdschriften, interessant om een zicht te krijgen op de toen beschikbare materialen en technieken. Dergelijke pagina’s werden vroeger helaas vaak verwijderd bij het inbinden. Collectie Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience (Foto: Ellen Van Impe).
Bibliotheek- & archiefgids, 86 (2010) 3
van gegevens met betrekking tot de achttien architectuurtijdschriften bleek geen eenvoudige klus. De verschillende partners van het project stonden in een andere verhouding tegenover Antilope: sommigen van hen hadden tot hiertoe nog geen gegevens in Antilope, terwijl anderen hun gegevens al eerder hadden ingevoerd, voorafgaand aan het CVAa-pilootproject. De groep die al vroeger invoerde, viel bovendien uiteen in een groep die zelf individueel gegevens aanlevert en een groep bij wie de transfer van gegevens automatisch gebeurt via de overkoepelende instelling. 6
12
Deze situatie en de onderling niet gecoördineerde invoer uit het verleden maakt dat er soms meerdere fiches met betrekking tot hetzelfde tijdschrift zijn. Antilope werkt bovendien met een fiche per tijdschrifttitel. Wanneer hetzelfde tijdschrift van naam verandert (maar nog door dezelfde uitgever enz. gemaakt wordt), dan komt er dus een nieuwe fiche. Opnieuw is dit niet eenduidig: wanneer een invoerder Émulation als titel neemt (zonder de ondertitel erbij te nemen) en een andere Émulation: architecture et urbanisme (dus met inbegrip van de ondertitel), dan levert dit in Antilope aparte fiches op, ook al gaat het over hetzelfde tijdschrift in exact dezelfde periode. Wanneer bibliotheken gegevens aanleveren zonder het al bestaande unieke Antilope-identificatienummer of ISSN-nummer mee op te nemen, dan creëert Antilope
een nieuw record, dat pas achteraf kan opgeruimd worden wanneer het om hetzelfde tijdschrift blijkt te gaan. Verder is het zo dat het holdinggedeelte van een tijdschriftfiche het enige is dat via het aanleveren van gegevens kan aangepast worden. Wijzigingen in het catalografische gedeelte kunnen niet zomaar in een standaardformulier doorgegeven worden en vereisen dus verdere gesprekken met de verantwoordelijke voor dat gedeelte van Antilope. Het eenvormig en precies maken van tijdschriftgegevens voor deze achttien tijdschriften bleek dus complexer dan aanvankelijk gedacht en is momenteel nog een work-inprogress voor de tijdschriften van het pilootproject. Er is veel meer vereist dan het verzamelen van gegevens en deze doorgeven in het gevraagde formaat. Dit zijn uiteraard generieke problemen die niet specifiek zijn voor architectuurtijdschriften. Het is evenwel pas in de context van een concreet en behapbaar pilootproject dat de consequenties ervan duidelijk worden. Ook deze complicaties dienen in rekening te worden genomen bij het plannen van soortgelijke projecten en samenwerkingsverbanden, gericht op behoud, beheer en ontsluiting van tijdschriftenbestanden.
Beheer en ontsluiting van Belgische architectuurtijdschriften
Sterkte-zwakteanalyse
Output
De bottom-upaanpak was de belangrijkste troef van het project. De aanzet kwam van een aantal bibliothecarissen, die delen van hun collectie zagen aftakelen en die voor een oplossing verder wilden kijken dan de eigen instelling. Op die manier vertrok het project vanuit een reële nood waar bibliothecarissen met collecties architectuurtijdschriften dagelijks mee te maken hadden. Tegelijk werden omslachtige procedures en hiërarchische omwegen vermeden en kon het overleg vrij informeel verlopen. Grootschalige budgetten waren niet vereist omdat de uitvoering gedeeltelijk al behoorde tot het takenpakket van de bibliothecarissen.
Voor de betrokken bibliotheken zelf vertrok het project vanuit ruiloverwegingen: de hoop bestond om gaten in de eigen collectie weg te werken en om overtollige dubbels af te stoten. Hoewel de beperktheid van het tijdschriftenbestand en van het aantal partners niet toeliet om op grote schaal te ruilen, liggen output en meerwaarde van het project ook op andere vlakken.
Dit laatste aspect is tegelijk het zwakke punt. Het oplijsten van het exacte bezit voor achttien tijdschrifttitels was voor de meeste betrokkenen een erg arbeidsintensieve bezigheid. Hoewel dergelijke acties op termijn de collectie ten goede moeten komen, dienden de partners er niettemin apart tijd voor uit te trekken, bovenop hun normale werk. Het welslagen van het project dreef dus voor een groot stuk op de beroepsernst en het enthousiasme van deze mensen. Voor sommigen is het niet vanzelfsprekend om de extra inspanning die ze voor dit pilootproject geleverd hebben, voor een langere periode vol te houden, wat van belang is voor eventuele vervolgprojecten.
Bibliotheek- & archiefgids, 86 (2010) 3
Het belang van de persoonlijke goodwill van de betrokkenen bleek eveneens bij de pogingen om grotere instellingen met belangrijke collecties te betrekken. Allereerst was het niet eenvoudig om tot bij de juiste persoon te geraken. Principiële beloftes van hogerhand bleken niet altijd haalbaar voor de medewerker die de taken concreet moest uitvoeren. De grootschaligheid van hun collecties liet ook niet altijd het niveau van detaillering toe dat voor dit project vereist was, bijvoorbeeld voor het in kaart brengen van ruilbare dubbels. Toch werd ook hier op termijn vooruitgang geboekt en kon een aantal partners zoals de Centrale Bibliotheek van de K.U.Leuven en de Koninklijke Bibliotheek Albert I, gaandeweg meestappen in het project. Nu de juiste contact personen geïnformeerd zijn over het project, kan voor vervolgprojecten zeker een constructieve bijdrage verwacht worden. Ook van de kleinere bibliotheken ontving het CVAa het signaal dat er zeker vraag is naar een voortzetting, hoewel niet iedereen dezelfde inzet kan blijven garanderen voor een langere periode. Het beperkte aantal partners en het afgebakende bestand van achttien tijdschriften zorgde enerzijds wel voor een behapbare schaal, maar belemmerde anderzijds grootschalige ruiloperaties. De doelstelling om onderling te ruilen kon dus slechts in beperkte mate waargemaakt worden. Kleinere bibliotheken konden soms wel belangrijke gaten in hun collecties dichten, maar grotere bibliotheken gaven vaak meer dubbels weg dan ze er in de plaats kregen van andere partners.
Voor onderzoekers, die gebruik maken van de tijdschriften van het pilootproject, zal het zoeken naar deze architectuur tijdschriften vereenvoudigd worden door de invoer van de nieuwe gegevens in Antilope. Wie de beschikbaarheid van een bepaald tijdschrift wil nagaan, zal nu niet enkel bij de grote bibliotheken met eigen online catalogus terecht komen, maar in een muisklik ook bij kleinere of tot nog toe minder bekende tijdschriftcollecties, zoals die van het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE) en het Architectuurarchief van de Provincie Antwerpen (APA), waarvan het laatste vooralsnog niet over een eigen online toegang beschikt. Een ander instrument dat via de website van het CVAa beschikbaar wordt gesteld, betreft een lijst met per tijdschrift het aantal nummers per jaargang en het precieze moment waarop titel of ondertitel precies veranderd zijn. Dit instrument vormt een handige tool bij het afwerken van literatuurlijsten en notenapparaat en kan in de toekomst nog verder aangevuld worden. De betrokken partners hebben tegelijk hun netwerk uitgebreid of geconsolideerd door kennis te maken met collega’s en hun collecties. Verschillende partners waren gastheer voor de overlegvergaderingen en boden tegelijk een korte rondleiding aan en toelichting bij hun instelling. Voor het CVAa was het project niet minder instructief, om een zicht te krijgen op het veld van architectuurbibliotheken en -bibliothecarissen in Vlaanderen en hun collecties architectuurtijdschriften. De functie van het CVAa als platform voor expertise-uitwisseling kon hiermee verder afgetast en versterkt worden. De in de voorbije jaren opgebouwde expertise rond architectuurarchieven kreeg zo een bredere inbedding en het CVAa zal nu nog beter kunnen doorverwijzen naar de juiste hulpinstrumenten, bibliotheken of bibliothecarissen.
Expertisecentrum De coördinatie door het CVAa behelsde verschillende aspecten. Overlegvergaderingen werden georganiseerd, voorbereidende formulieren werden opgemaakt om de registratie van bezitsgegevens en ruilexemplaren zo vlot mogelijk te laten verlopen, de gegevens werden verwerkt naar het vereiste formaat voor Antilope. Het CVAa voerde ook de gesprekken met Antilope over de modaliteiten van
13
Beheer en ontsluiting van Belgische architectuurtijdschriften
de invoer en dekte hier de kosten van. Daarnaast nam het CVAa de externe communicatie over het pilootproject voor zijn rekening. 7 Deze communicatie genereerde tot slot nog een bijkomende rol: deze van doorgeefluik van afgevoerde architectuurtijdschriftcollecties. In de loop van het project ontving het CVAa twee schenkingen met architectuurtijdschriften, die vervolgens aangeboden werden aan de partners van het project om hun eigen collecties te vervolledigen. De eerste schenking betrof een afgevoerde dubbelcollectie van het Departement Architectuur van de VUB; de tweede een afgevoerde collectie van een architect, die zijn bibliotheek wilde verkleinen naar aanleiding van een verhuis en afbouw van de praktijk. 8 Het pilootproject geeft aanleiding tot enkele bedenkingen omtrent de rol van ‘expertisecentra’. 9 De neutrale positie van het Centrum Vlaamse Architectuurarchieven in het tijdschriftenoverleg werd geapprecieerd door de betrokken bibliotheken. De coördinerende rol kon beter waargemaakt worden, precies doordat het CVAa een niet-belanghebbende partij was. Het CVAa en het Vlaams Architectuurinstituut (VAi) waar het CVAa deel van uitmaakt, hebben wel een eigen beperkte tijdschriftencollectie, maar het gaat hierbij voornamelijk om lopende tijdschriften en niet om de historische collectie die in dit project behandeld werd.
Bibliotheek- & archiefgids, 86 (2010) 3
Ook de vrij complexe opdracht om de gegevens in Antilope verwerkt te krijgen, bewijst het belang van dergelijke expertisecentra. Een individuele bibliotheek of netwerk kan proberen de eigen gegevens zo correct en eenvormig mogelijk door te geven, maar kan andere bibliotheken niet zomaar op dezelfde lijn krijgen of in andermans naam onderhandelen. De bewaarders van architectuurtijdschriften vormen ook een ongelijke groep: sommige partners van het pilootproject behoren tot een netwerk van universiteiten en hogescholen, beheerders als het Architectuurarchief van de Provincie Antwerpen vallen dan weer onder een provinciale overheid, terwijl het Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed afhangt van de Vlaamse overheid. Voor geen van deze bibliotheken zou het vanzelfsprekend zijn om de coördinerende taak op zich te nemen en om de tijd die eraan opgaat te verantwoorden tegenover hun financierende overheid.
14
Vanuit het perspectief van Antilope is het al evenmin mogelijk om alle ingevoerde bestanden uit te zuiveren. De beheerders van Antilope zijn bijvoorbeeld niet gespecialiseerd in architectuurtijdschriften en kunnen, zonder uitgebreid onderzoek, niet zomaar inschatten of het om dubbels, inconsistenties of naamsverwarringen gaat. Ook daar komt de verzamelde kennis en expertise van het CVAa van pas, waar zowel kennis vanuit bewaarinstellingen als vanuit het architectuurhistorisch onderzoek samenvloeit. Wanneer thema-archieven of expertisecentra elk de tijdschriftgegevens uit hun eigen veld in Antilope zouden kunnen uitzuiveren, wordt de inventaris pas echt een betrouwbaar en opti-
maal instrument. In het ontsluiten van tijdschriftcollecties via Antilope zit er dus duidelijk een lacune die noch door individuele invoerders, noch door de Antilopebeheerders kan ingevuld worden en waar expertisecentra een rol kunnen opnemen. 10
Toekomstperspectief Het pilootproject was op verschillende vlakken erg leerrijk. Het leverde zowel architectuurspecifieke als meer generieke inzichten op. Een eerste meer algemeen inzicht is het hierboven aangehaalde belang van een neutraal expertisecentrum of een belangeloze platformorganisatie, een functie die ook buiten het veld van architectuurtijdschriften cruciaal zal blijken bij het welslagen van soortgelijke projecten. Niet minder belangrijk was de bevinding dat een relatief kleinschalige bottom-upaanpak toch kwalitatieve resultaten kan opleveren, soms op kortere termijn dan in grootschalige en geformaliseerde samenwerkingsverbanden. Door concreet aan een corpus tijdschriften te beginnen, wordt het mogelijk in te schatten hoeveel werkuren, vergaderingen, verslagen en updates een dergelijk project vraagt. Zowel voor het inventarisatiegedeelte – het oplijsten van precieze bezits- en dubbelgegevens door de partners – als de coördinatie, implementatie en communicatie door het CVAa, hebben alle betrokkenen nu een beter zicht op de tijd die dergelijke bewerkingen vergen en kunnen vervolgprojecten beter gepland en ingeschat worden. Vanuit deze ervaringen vat de partnergroep daarom een nieuwe overlegronde aan, waarbij een uitgebreide lijst tijdschriften zal worden samengesteld. Ook de partnergroep zelf wordt verbreed met beheerders van collecties architectuurtijdschriften, die tot hiertoe niet aan het overleg hadden deelgenomen. Hoewel het nauwkeurig inventariseren niet zozeer tot direct zichtbare en mediatieke resultaten leidt, vormt het de basisvoorwaarde voor elke verdere actie, zoals ruilen, maar ook wanneer digitalisering van bepaalde tijdschriften overwogen wordt. Digitalisering zou zeker een goede optie zijn voor een belangrijk en langlopend architectuurtijdschrift zoals L’Emulation. Het tijdschrift verscheen van 1874 tot 1939, was op een bepaald moment het enige architectuurtijdschrift in België en is een onschatbare bron van architectuur historische informatie. Hoewel er zich in verschillende bibliotheken belangrijke collecties bevinden, is de bijkomende complexiteit dat niet elke beheerder zicht heeft op de volledigheid van de sets van losse platen die bij elk nummer hoorden. Voor een dergelijk tijdschrift zou digitalisering een belangrijke meerwaarde betekenen, maar ook een aanzienlijke opdracht naar speurwerk, werkuren en dus financiële middelen toe. 11 In afwachting van een draagvlak voor een dergelijke actie, blijft een gestage verdere inventarisering de basistaak, die de partners en het CVAa ook in de komende jaren op zich zullen nemen. Een nieuwe ronde is alvast ingezet in het voorjaar van 2010.
Bibliotheek- & archiefgids, 86 (2010) 3
Beheer en ontsluiting van Belgische architectuurtijdschriften
Noten 1. Germann, Georg, Neugotik, Stuttgart, 1972; p. 93. 2. Sornin, Alexis; Jannière, Hélène en Vanlaethem, France (red.), Revues d’architecture dans les années 1960 et 1970 / Architectural Periodicals in the 1960s and 1970s, Institut de recherche en histoire de l’architecture, Montréal, 2008. - 316 p. Zie ook Leniaud, Jean-Michel en Bouvier, Béatrice (red.), Les périodiques d’architecture XVIIIe-XXe siècle: recherche d’une méthode critique d’analyse, Parijs: Ecole des chartes, 2001. - 326 p. - (Etudes et rencontres de l’Ecole des Chartes 8). 3. Vanlaethem, France, ‘Architectuurtijdschriften’, in: Van Loo, Anne (red.), Repertorium van de architectuur in België, Mercatorfonds, Antwerpen, 2003; p. 204-209. 4. Onder andere: Greeve, Patrick, Antwerpse avant-gardetijdschriften uit de periode 1919-1926, Katholieke Universiteit Leuven, verhandeling, 1985; Coppens, Geert, Inventarisatie, historiek en case-study van en bij het tijdschrift l’Emulation, périodique mensuelle [sic] de la Société Centrale de Belgique in de periode 1896 -1914, Katholieke Universiteit Leuven, verhandeling, 1987; Daenens, Colette, Inventarisatie, historiek en case study van en bij l’Emulation, tijdschrift van de Société Centrale d’Architecture de Belgique in de periode 1921-1939, Katholieke Universiteit Leuven, verhandeling, 1988; Van Paesschen, Katrien, De ontwikkeling van de individuele woning te Antwerpen: onderzoek aan de hand van het tijdschrift De Bouwgids 1909-1933, Katholieke Universiteit Leuven, verhandeling, 1988; Morris, Anna, Het tijdschrift L’Émulation en de architektuurtentoonstellingen in de periode 18741890, Katholieke Universiteit Leuven, verhandeling, 1989.- 294 p. 5. www.anet.ua.ac.be/opac/opacantilope 6. De bibliotheken van de Associatie Universiteit Gent hebben een regelmatige update van wat zij in hun eigen bibliotheekcatalogus invoeren, naar Antilope. De gegevens van bibliotheken die deel uitmaken van het Antwerpse net van bibliotheken Anet (Artesis Hogeschool, Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience) worden ook automatisch in Antilope ingebracht. 7. Van Impe, Ellen, ‘Project voor betere bewaring en ontsluiting van Belgische architectuurtijdschriften’, in: Info. Mededelingenblad van de Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek-, Archief- en Documentatiewezen, 35 (2009) 6; p. 19-20; ‘Nieuws - Historische architectuurtijdschriften in kaart’, in: ArchitectuurActueel (online nieuwsbrief Vlaams Architectuurinstituut) (2009) 143 (mei). Zie ook de projectpagina op www.cvaa.be (projecten, ‘Beheer en ontsluiting van Belgische architectuurtijdschriften’), de aankondiging in de congresbrochure van Informatie aan zee (10-11 september 2009), en de deelname aan de workshop Collectiebeleid in kunstbibliotheken van de VVBAD en OKBV (verslag in Kroniek van dit nummer). 8. Het betrof in beide gevallen niet uitsluitend Belgische tijdschriften, noch tijdschriften die in het project opgenomen waren, maar die wel sowieso al deel uitmaakten van de collecties van verschillende bibliotheken, waarbij deze bestanden gaten konden opvullen. Met dank aan Inge Bertels en Jan Erauw. 9. De term wordt hier niet gebruikt in de context van het nieuwe Cultureel-erfgoeddecreet. Nog niet alle huidige thema-archieven, waarvoor de thema’s in het Archiefdecreet van 2002 werden vastgelegd, zijn ingestapt in dit Cultureel-erfgoeddecreet (2008), waarin het statuut van landelijk expertisecentrum is opgenomen. Tot hiertoe zijn enkel het Centrum voor Religieus en Kerkelijk Erfgoed (CRKC), het Centrum voor Agrarische Geschiedenis (CAG), Tapis Plein en Het Firmament als dusdanig erkend. 10. Uit een korte rondvraag bleken geen soortgelijke initiatieven bekend bij de andere thema-archieven. 11. Voorlopig is slechts 1 Belgisch architectuurtijdschrift digitaal beschikbaar: Le Béton Armé (zie http://lib.ugent.be/lebetonarme/). Deze digitalisering kwam er op initiatief van dra. Stephanie Van de Voorde (UGent), met steun van de Universiteitsbibliotheek Gent en de Cité Chaillot. Enkele buitenlandse architectuurtijdschriften zijn digitaal doorzoekbaar, waaronder de Nederlandse tijdschriften De Opmerker, Bouwkundige Bijdragen, Wendingen (TU Delft, zie http://www.library.tudelft.nl/ws/services/specialcollections/highlights/journals/index.htm) en de Franse tijdschriften Construction moderne, La Revue générale d’architecture, L’Architecte en L’Architecture (zie http://portaildocumentaire. citechaillot.fr/clientBookline/toolkit/p_requests/formulaire.asp?GR ILLE=CARHDOCNUMFEDEREMULTI&PORTAL_ID=carh_access_docnumfedere.xml&INSTANCE=incipio). Een breder digitaliseringsproject van 19e- en 20e-eeuwse tijdschriften loopt momenteel in Nederland en omvat ook een aantal architectuurgerelateerde titels (zie http://www.kb.nl/hrd/digitalisering/tijdschriften/index.html).
Titelblad (1908) van L’Émulation (1874‐1939), opgericht door de Société Centrale d’Architecture de Belgique en lange tijd het enige Belgische architectuurtijdschrift. Collectie Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience (Foto: Ellen Van Impe).
De tijdschriften van het pilootproject 1. Architecture 2. Bâtir 3. Bouwen en Wonen 4. Clarté 5. La Cité 6. L’Émulation / Rythme 7. Vademecum voor het Bouwvak / Bouwgids 8. La Maison / Environnement 9. Opbouwen + Kunst 10. Art de bâtir / Architecture Urbanisme Habitation / Habitat et Habitation 11. Le Home 12. Tekhné 13. Art et Technique 14. Reconstruction 15. L’Habitation à bon marché 16. Le Cottage 17. La Technique des Travaux 18. Bouwkunst en Wederopbouw
Partners • Architectuurarchief Provincie Antwerpen (APA) • Artesis Hogeschool Antwerpen (Ontwerpwetenschappen) • Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience • Hogeschool Gent – Koninklijke Academie voor Schone Kunsten (KASK) Hogeschool Sint-Lukas Brussel • Hogeschool voor Wetenschap & Kunst - Sint-Lucas Architectuur, Gent • Hogeschool voor Wetenschap & Kunst - Sint-Lucas Architectuur, Brussel • Koninklijke Bibliotheek Albert I • Provinciale Hogeschool Limburg (campus Diepenbeek) • Universiteit Gent (Vakgroep Architectuur en Stedenbouw, Universiteitsbibliotheek, Bibliotheek Kunstwetenschappen) • Vlaams Instituut voor het Onroerend Erfgoed (VIOE)
15
Het gaat er niet alleen om wat hij wil. SAMENVATTING Sinds 2008 coördineert het Centrum Vlaamse Architectuurarchieven (CVAa) een pilootproject rond historische Belgische architectuurtijdschriften. Een diverse groep beheerders van collecties architectuurtijdschriften selecteerde achttien tijdschriften, waarvan het precieze bezit en de ruilbare dubbels werden opgelijst. Vervolgens werd, enerzijds, een onderlinge ruilactie doorgevoerd zodat gaten in collecties konden worden weggewerkt. Het CVAa zorgde, anderzijds, voor het invoeren en corrigeren van de nieuwe bezitsgegevens in Antilope, de collectieve catalogus voor tijdschriften in wetenschappelijke bibliotheken. Een aantal van de partners had nog geen gegevens in Antilope, terwijl een aantal rijke collecties tot hiertoe geen online ontsluiting had. De relatief kleinschalige operatie leverde bovendien inzichten op in de tijdsinvestering, nodig om een dergelijk project te laten slagen. Om zijn rol als platform rond roerend architecturaal erfgoed waar te maken, zet het CVAa deze samenwerking ten slotte verder met meer partners en tijdschriften en zoekt het naar mogelijkheden om de digitalisering van een aantal sleuteltijdschriften te kunnen realiseren.
Bibliotheek- & archiefgids, 86 (2010) 3
16
Het gaat erom hoe u hem hiervan voorziet.
ABSTRACT
In 2008 the Centrum Vlaamse Architectuurarchieven (Centre for Flemish Architectural Archives, CVAa) started to coordinate a project concerned with historical Belgian architectural periodicals. A diverse group of libraries holding collections of architectural periodicals made a selection of 18 periodicals. Of this selection, the precise holdings and the exchangeable doubles were listed. Through an exchange operation, gaps in collections could be diminished. Subsequently, the CVAa implemented the new holdings information in Antilope, the collective catalogue for periodicals in scientific libraries. Certain collections did not have their holdings listed in Antilope yet, while certain partners so far had no online catalogue of their own. From the relatively small project also emerged better insight into the time and effort required to fulfil the task set. Finally, to fully play its role as platform for movable architectural heritage, the CVAa continues this collaboration with more partners and more periodicals and prepares to digitalize certain key Belgian architectural periodicals.
Als informatiespecialist doet u meer dan alleen informatie verzamelen. Door eindgebruikers te voorzien van datgene dat zij nodig hebben, op het juiste moment en in de juiste vorm, helpt u hen betere professionals te worden. Als ‘s werelds toonaangevende aanbieder van informatiediensten kan EBSCO u hierbij helpen. Wij doen dit door u toegang te bieden tot content van meer dan 79.000 uitgevers en door u te ondersteunen met een team van getrainde professionals. Daarnaast besparen onze informatiebeheerssystemen u veel tijd, waardoor u zich kunt richten op uw eindgebruikers. Hierdoor kunt u zich ervan verzekeren het juiste antwoord altijd bij de hand te hebben. Neem vandaag contact met ons op!
[email protected] tel: +31 297 386 386
ebsco.com Kwaliteitsinformatie • Beheer van bronnen Integratie • Consultatie
•
Toegang