BINNENKRANT
Van Aanwinst tot Zaaltekst. Tips voor het beheer en de ontsluiting van een collectie lokaal erfgoed. Deel V: Uitdagend. Onveilig. Noodzakelijk. Mondelinge bronnen en hun waarde in het actuele erfgoedveld* Björn Rzoska (FARO. Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed vzw)
Heb je een collectie lokaal erfgoed? Dan vervul je een belangrijke taak. Je zorgt ervoor dat getuigenissen van vroeger en nu bewaard blijven. Mensen van nu en later kunnen zo leren hoe men in je regio woonde, leefde en werkte. De verzamelingen en de kennis die lokale erfgoedbeheerders bezitten, zijn vaak interessant en waardevol. Maar velen zullen het beamen … collectiebeheer is een hele opdracht. Binnen het project Lokaal Geheugen loopt een bijdragenreeks met tips voor het beheer en de ontsluiting van lokaal erfgoed. De thema’s zijn heel divers: van ‘wat te doen met een aanwinst?’ tot ‘hoe schrijf ik een zaaltekst?’. Uiteindelijk krijg je zo een beknopte handleiding van A tot Z. Centraal in deze bijdrage staat de toepassing van mondelinge geschiedenis. Over dit onderwerp liep tussen 30 april en 4 juni 2008 de cursus ‘Komt dat Horen’. Björn Rzoska (FARO. Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed vzw) vertelde er hoe je mondelinge geschiedenis kan inzetten voor je publieksgerichte activiteiten en welke meerwaarde mondelinge bronnen kunnen betekenen voor je erfgoedproject. Hieronder vind je het inleidende deel van zijn lezing.
Achter ’t nekske Toen ik in 1985 mijn plechtige communie deed, hadden mijn ouders het financieel niet al te breed. Het feest ging dan ook door in een uit de kluiten gewassen Gentse frituur met een kleine feestzaal aan. Op het menu: tomatensoep met balletjes, kip met friet en appelmousse en het onvermijdelijke ijslam om het feestmaal af te sluiten. Ik hoor de frituuruitbater nog in mijn oor blazen: “Ge moe just achter ’t nekske snaie, tons komt er bloed uit.” Vrij vertaald: “Je moet het ijslam de kop afsnijden juist achter de nek, dan loopt er bloed uit.” En inderdaad. Omstuwd door jonge neefjes en nichtjes, elkaar wegdrummend om op de eerste rij te staan bij de slachting, sneed ik. Langzaam verdween het mes in het witte ijs. De kop viel op de matgrijze schaal en rode stroop liep langzaam naar beneden. Het ritueel ontlokte applaus bij nonkels en tantes, niet-begrijpende blikken bij de kijkende kinderen. Dit persoonlijke verhaal brengt me op een aantal manieren bij de kern van mijn betoog en de punten die ik in deze lezing wil maken. *
Met dank aan Leen Heyvaert (Stedelijk Museum Lokeren) en Jeroen Janssens (Schitterend Geslepen) voor het aanleveren van bijkomend tekst- en/of fotomateriaal. BIJLAGE ONS HEEM 2008, nr. 2
13
BINNENKRANT
Meer en meer ontdekken heemkundigen en andere erfgoedwerkers de mogelijkheden van mondelinge geschiedenis als methode om immaterieel erfgoed vast te leggen. Op de foto: Heemkring Sint-Achtenberg verzamelt getuigenissen van buurtbewoners over het Dr. Schweitzerplein, het centrale plein van Sint-Agatha Berchem.
De stroom aan projecten mondelinge geschiedenis in Vlaanderen is de laatste jaren niet langer bij te houden. Onder impuls van het discours rond cultureel erfgoed is er veel aandacht voor immaterieel erfgoed. De verbreding van het erfgoedconcept – van onroerend, over roerend tot immaterieel - biedt kansen voor mondelinge geschiedenis op zich. Meer en meer ontdekken erfgoedwerkers in de meest brede zin van het woord de mogelijkheden van oral history als methode om immaterieel erfgoed, zoals verhalen, herinneringen, gebruiken, rituelen … vast te leggen. Mondelinge geschiedenis maakt immaterieel erfgoed als het ware tastbaar aan de hand van een gesprek op tape, film, papier of ergens op een harde schijf in digitale vorm. Als we deze redenering afmaken, kunnen we zelfs aan de hand van mondelinge bronnen materieel en immaterieel erfgoed koppelen en zo werk maken van die onmiskenbaar waardevolle ‘integrale’ erfgoedbenadering. Zo fungeert mondelinge geschiedenis als scharnier tussen beide vormen van erfgoed. En toch is mondelinge geschiedenis bij ons niet nieuw. Ik maak even in een notendop een korte geschiedenis.
Er was eens … mondelinge geschiedenis Midden de jaren 1960 is er sprake van een heuse tendens in het historische veld waarbij historici, vaak vanuit een duidelijk sociaal-maatschappelijk engagement, geïnteresseerd raken in het verhaal van de gewone man die tot dan buiten de traditionele onderzoeksbril viel. Waar in de Verenigde Staten vooral aandacht uitging naar het interviewen van prominenten die in het centrum van de macht hadden gezeten, verschoof de camera heel snel naar mensen die verstoken bleven van enige macht en precies daardoor buiten de officiële geschiedenis stonden. Immigrantengroepen, etnische minderheden of met andere woorden mensen die vaak uit schriftloze culturen kwamen of weinig papieren BIJLAGE ONS HEEM 2008, nr. 2
14
BINNENKRANT
sporen nalieten werden volop voorwerp van onderzoek. Mondelinge geschiedenis bleek de methode bij uitstek om aandacht te vragen voor de vergeten groepen in het geheugen van de samenleving.
Mondelinge geschiedenis laat groepen aan het woord die geen of weinig sporen hebben nagelaten in de archieven. Zo liep in 2006 in het Stedelijk Museum van Lokeren een project over de haarsnijderijen in de stad. Het project liet de arbeiders volop aan het woord en schetste het arbeidsproces, alsook de sociale context. Op de foto: Norbertine De Cock en Christiane De Naer aan het werk in haarsnijderij Epouse Jacobs begin jaren 1980.
Na de doorbraak eind de jaren 1960 - begin de jaren 1970, ontwikkelde mondelinge geschiedenis als methode zich vooral in de Angelsaksische landen. Een aantal Amerikaanse universiteiten, Engelse musea en archieven ontwikkelden een enorme expertise op dit terrein. Om er maar enkele te noemen: de universiteit van Berkeley in San Francisco, het in Londen gevestigde National Sound Archive en het Imperial War Museum.
Scepsis in Vlaanderen Maar waar bleef Vlaanderen in dit hele verhaal? Mondelinge geschiedenis vond pas begin de jaren 1980 ook ingang in Vlaanderen. Onder impuls van het Museum voor Industriële Archeologie en Textiel (kortweg MIAT) in Gent werd in 1981 een colloquium over mondelinge geschiedenis georganiseerd. De universiteit van Gent pikte het thema op en enkele jaren later verscheen het boekje ‘Alledaagsheid en mondelinge geschiedenis. Studie en toepassing in het secundair onderwijs’ (Gent, 1983). Ook het grote publiek maakte in die tijd kennis met de kracht van mondelinge geschiedenis. Er was niet alleen Erik Pertz, maar ook Maurice De Wilde wiens serie over ‘De nieuwe orde’ in 1982 insloeg als een bom. De Wilde interviewde meer dan 300 getuigen voor het maken van zijn reeks. Het blijft tot vandaag beklijvende televisie die aan je ribben kleeft. Er kan heel wat terechte kritiek worden geformuleerd op de manier waarop De Wilde met zijn getuigen omging. Maar hij heeft alleszins de verdienste te hebben meegewerkt aan de doorbraak in België van mondelinge geschiedenis als methode. Na 1982 viel het vrijwel stil rond mondelinge geschiedenis. Enkel de vakgroep Nieuwste geschiedenis in Gent zorgde ervoor dat de studenten in de cursus historische kritiek een mini-vorming kregen. Er zijn diverse verklaringen waarom mondelinge geschiedenis in Vlaanderen niet echt doorbrak. De belangrijkste is evenwel de enorme scepsis van heel wat academici omtrent het menselijk geheugen als bron voor historische informatie. En dan is er nog het gegeven dat een mondelinge bron wordt ‘gemaakt’ – zowat de enige bron die een onderzoeker zelf maakt. Dit deed de Italiaanse oral history BIJLAGE ONS HEEM 2008, nr. 2
15
BINNENKRANT
deskundige en hoogleraar Allessandro Portelli besluiten dat elke mondelinge bron uniek is. Elke interviewsituatie op zich is uitzonderlijk. Er zijn immers zovele factoren die bepalend zijn voor de richting waarin een interview evolueert, niet in het minst de invloed van de interviewer op de geïnterviewde. Juist dit gegeven hebben de sceptici aangegrepen om mondelinge geschiedenis te omschrijven als subjectief, als een momentopname waarbij de blik op het verleden ernstig werd vervormd. Zij bleven zich liever storten op het papieren archief. Maar in hun drang naar objectiviteit vergaten zij dat ook brieven en documenten gemaakt zijn door mensen en kunnen worden omschreven als een momentopname én een perceptie of per definitie gekleurde visie van de werkelijkheid. Gelukkig hebben de sceptici het niet gehaald. Zoals ik stelde bij de inleiding, is het pas recent dat mondelinge geschiedenis weer volop in de schijnwerpers staat. Deze keer is de stroom veel breder dan in de jaren 1980 en kan mondelinge geschiedenis ook rekenen op een verhoogde interesse buiten het academische veld. En dat leidt af en toe ook tot minder gelukkige effecten. In zoverre dat ik enige tijd geleden een artikel las in het voor de rest overbodige tijdschrift Seasons waarin de Nederlandse antropologe Florien Linck uitleg verschafte over haar initiatief ‘Sprekend portret’. Linck, die aanvankelijk onderzoek deed voor de Stichting Mondelinge Geschiedenis Indonesië, vertelde dat ze intussen haar eigen privé-bedrijfje had opgericht. Zij maakt, voor de ronde prijs van 1025 euro, van mensen hun ‘Sprekend portret’. Voor die prijs komt mevrouw Linck een dag bij je thuis, interviewt je, je familie en eventueel vrienden over je leven, neemt een boel foto’s mee en stuurt je enkele weken later een cd-rom door met 2,5 uur beeld- en geluidsmateriaal. Je moet er wel rekening mee houden dat deze prijs exclusief vervoersonkosten is. Wat mevrouw Linck er niet bij vertelt, is dat cd-rom’s die je gewoon in de winkel koopt de neiging hebben om na ongeveer 7 jaren onleesbaar te worden. Linck drijft op de golf van verhoogde aandacht voor alles wat te maken heeft met oraal erfgoed.
Internationale aandacht Ook internationaal groeit de aandacht voor immaterieel erfgoed in het algemeen en mondelinge geschiedenis in het bijzonder. Unesco is de laatste jaren bezig wereldwijd aandacht te vragen voor immaterieel en oraal erfgoed. Lange tijd bleven deze vormen van erfgoed in de schaduw staan. In 1972 nam Unesco de bekende ‘Conventie ter bescherming van het cultureel en landschappelijk werelderfgoed’ aan, waarbij men enkel het materieel erfgoed voor ogen had. Enkele jaren later werd reeds aangedrongen op een verruiming van het erfgoedconcept en pleitten diverse leden – vooral uit Latijns-Amerika en Afrika - voor een opname van immaterieel en oraal erfgoed in een afzonderlijke reglementering. Maar de internationale molen maalt traag. In 1989 nam de Unesco-vergadering in Parijs een aanbeveling aan en in 2001 werd de eerste lijst van ‘meesterwerken van de mensheid op vlak immaterieel en oraal erfgoed’ bekendgemaakt. Die eerste lijst was een opwarmer voor de ‘Internationale Conventie ter Bescherming van het Immaterieel Erfgoed’ (Unesco, oktober 2003) die Unesco in oktober 2003 aannam. Deze conventie zal vermoedelijk, net zoals in 1972, een hele dynamiek teweeg brengen waarbij immaterieel en oraal erfgoed de volgende jaren een inhaalbeweging zal maken tegenover het materiële en landschappelijke.
BIJLAGE ONS HEEM 2008, nr. 2
16
BINNENKRANT
Een voorbeeld uit de praktijk: ‘Schitterend Geslepen’, een regionaal erfgoedproject over het diamantverleden van de Kempen!
Op zoek naar diamantverhalen ‘Schitterend geslepen’ is een regionaal erfgoedproject, dat met steun van de Vlaamse overheid wordt gerealiseerd. Het project wil het diamantair erfgoed van de Kempen in kaart brengen, registreren en ontsluiten voor een breed publiek. ‘Schitterend Geslepen’ besteedt in de eerste plaats aandacht aan de verhalen over het ‘steentje’. De typisch ambachtelijke en vaak illegale thuisnijverheid liet immers relatief weinig materiële sporen na. In 2008 en 2009 trekt projectcoördinator Jeroen Janssens samen met een aantal vrijwilligers door de regio om mensen hun ‘diamantverhaal’ te laten vertellen. Zo wil ‘Schitterend geslepen’ het streekgeheugen over de Kempense diamantnijverheid en –handel vastleggen en bewaren voor het nageslacht. Ook foto’s, filmmateriaal, documenten en voorwerpen worden zorgvuldig bijeengebracht.
Voor het publiek Naast de registratie van de interviews en het verzamelen van foto’s, films, documenten en voorwerpen, wil ‘Schitterend Geslepen’ het publiek laten proeven van het Kempense diamantverleden. In het voorjaar van 2008 ging het project alvast van start met ‘Briljante Verhalen’, een reeks van 11 vertelavonden en -namiddagen. De publicatie van een aantrekkelijk boek en de organisatie van een reizende tentoonstelling worden voorbereid tegen 2009. Uiteindelijk moeten de Kempense diamantverhalen ook een belangrijke plaats krijgen in het diamantmuseum van Grobbendonk en de Nijlense slijperij Lieckens, de zowat laatste, volledig uitgeruste vooroorlogse diamantwerkplaats uit de streek. Zo kunnen Nijlen en Grobbendonk uitgroeien tot regionale ankerpunten voor het diamantair erfgoed van de Kempen en een toeristische meerwaarde bieden voor de hele streek.
Een regionaal erfgoedproject met vele partners ‘Schitterend Geslepen’ wordt gerealiseerd in samenwerking met diverse partners, die elk vanuit hun specifieke expertise een essentiële bijdrage leveren tot de inventarisatie, registratie en ontsluiting van het diamantair erfgoed van de Antwerpse Kempen. De stuurgroep van het project wordt gevormd door het gemeentebestuur van Nijlen, het gemeentebestuur van Grobbendonk, Vzw Toerisme Grobbendonk – Diamantmuseum V.V.V., het Diamantmuseum Provincie Antwerpen, FARO. Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed vzw, heemkring De Poemp, de heer Hans Wins en Prof. Dr. Erik Aerts. Ondertussen groeide het aantal medewerkers uit tot een indrukwekkende groep van gemeentebesturen, heemkringen en vrijwilligers. Hun inzet bepaalt in grote mate het succes van ‘Schitterend Geslepen’.
Oproep Met interessante verhalen over het ‘steentje’ kan je steeds terecht bij projectcoördinator Jeroen Janssens op het gemeentehuis van Nijlen. Ook oude films, foto’s, speciale voorwerpen, documenten en archieven zijn welkom. Wil je meewerken? Schitterend! Contact: Jeroen Janssens – Kerkstraat 4 – 2560 Nijlen – tel: 03 410 02 09 – fax: 03 481 70 48 – email:
[email protected] – website: www.schitterendgeslepen.be. BIJLAGE ONS HEEM 2008, nr. 2
17
BINNENKRANT
Verrijkt verleden Diverse projecten tonen aan hoe belangrijk het is om systematisch getuigenissen te verzamelen. Zij diversifiëren niet alleen onze omgang met het verleden, maar maken de kennis over dat verleden ook rijker en complexer. Vele interviews die aan de basis liggen van dergelijke projecten bevatten informatie die nergens anders is vastgelegd. Of denk je dat mijn persoonlijke verhaal waar ik deze lezing mee begon op een of andere manier ooit is vastgelegd?
Vele interviews die aan de basis liggen van projecten mondelinge geschiedenis bevatten informatie die nergens anders is vastgelegd. Dit geldt zeker voor het project ‘Schitterend Geslepen’, over de Kempense diamantnijverheid. Deze typische ambachtelijke en vaak illegale huisnijverheid liet immers relatief weinig materiële sporen na. Op de foto: diamantslijperij Lieckens in Nijlen.
Er is niet alleen de vaststelling dat interviews extra informatie opleveren en zo de kennis over het verleden vermeerderen. Er is meer. Getuigen slaan met hun verhaal regelmatig weerhaken in bestaande opvattingen. Ze houden immers geen rekening met het gecanoniseerde vertoog over het verleden en vertellen ‘onveilige’ of ‘unsafe stories’. Op die manier worden de officiële discours rond historische gebeurtenissen vaak uitgedaagd door getuigenissen van direct betrokkenen. Mondelinge bronnen maken het beeld van de geschiedenis complexer en meer gelaagd. Vandaar zijn ze, wat mij betreft, noodzakelijk. En verdient deze vorm van erfgoed evenzeer een systematische aanpak. Want dat is wat ontbreekt. Heel wat mondelinge bronnen ontstaan binnen tijdelijke projecten. Anders dan in het buitenland, hadden en hebben de meeste archieven nog steeds geen oog of interesse voor dit terrein. Nog los van de conserveringsproblematiek kwam er vanuit de archiefsector weinig initiatief om gericht mondelinge getuigenissen te verzamelen. Het gevolg is dat het meeste materiaal wordt bewaard in de kasten en schuiven van de onderzoekers zelf.
Over macht en emotie De grote aandacht voor mondelinge geschiedenis binnen het actuele erfgoedveld is dus niet zo verwonderlijk. De laatste jaren werd vanuit het beleid regelmatig de nadruk gelegd op participatie en de verbreding van het draagvlak rond erfgoed. Mondelinge geschiedenis kan op deze verzuchtingen een antwoord zijn. Het inzetten van getuigenissen om historische informatie naar een breed publiek te communiceren blijkt vaak zeer succesvol. Mondelinge bronnen hebben de potentie om het kijken naar het verleden bij bezoekers te transformeren. Het directe, persoonlijke verhaal beroert. Het BIJLAGE ONS HEEM 2008, nr. 2
18
BINNENKRANT
maakt de historische tijdskaders heel wat relevanter én tastbaarder. Tegelijkertijd vindt er bij de inzet van mondelinge getuigenissen een machtsverschuiving in het museum plaats. Daar waar normaal gezien de conservator bemiddelt tussen het verleden en de bezoeker - hij/zij besliste immers over de selectie en de duiding bij de objecten - is het in specifieke gevallen de getuige die bemiddelt tussen het verleden en de bezoeker. Een mooi voorbeeld daarvan vind je in Breendonk. Het Fort van Breendonk onderging enkele jaren geleden een metamorfose. Daar waar vroeger de locatie, het gebouw op zich indrukwekkend was, maar de presentatie hopeloos gedateerd, wordt de bezoeker nu op een erg dynamische manier meegenomen in een boeiend verhaal. De complexe geschiedenis van jodenvervolging, opsluiting en discriminatie komt wel erg dicht op je huid te zitten wanneer je getuigen hoort en ziet vertellen over hun ervaringen in dezelfde ruimte waar je op dat moment fysiek als bezoeker staat. Mondelinge getuigenissen werken nu eenmaal de empathie bij een museum- of tentoonstellingsbezoeker in de hand. De evolutie om in museale ontsluitingen mondelinge bronnen in te zetten sluit aan bij een tendens waarbij niet langer het object op zich van belang is, maar het verhaal achter het object. En dat is precies wat een breed publiek interesseert. Zo komen de betrokkenen zelf op de voorgrond en leent mondelinge geschiedenis zich perfect voor het op een andere manier documenteren van objecten, gebouwen, monumenten … En dit blijft niet beperkt tot het museumveld. Theatermakershuis De Queeste is een jong en dynamisch theatercollectief. Een gezelschap dat sterk in dialoog gaat met zijn omgeving. Dat er niet los van wil staan, maar er liever actief mee omgaat. In 2005 maakte De Queeste de productie Kamp Waterschei. Op basis van interviews met oud-krijgsgevangenen en andere ooggetuigen maakte het gezelschap een voorstelling in de mijn van Waterschei. Zo ontstaat een actieve dialoog tussen de verschillende vormen van erfgoed: het immateriële erfgoed - de getuigenissen - ontsluiten het onroerende erfgoed - de gebouwen. Maar het is meer dan een optelsom. Alles versterkt elkaar. Theater en erfgoed worden één. De toeschouwer krijgt meer, de locatie wordt levend. Aan de hand van persoonlijke verhalen wordt hem de achterkant van het verleden getoond. In hetzelfde jaar als Kamp Waterschei volgt Arbeid/Afscheid, over de Fordfabriek en het sluiten ervan. De voorstelling - die doorging in een leegstaande Ford-garage - is gebaseerd op interviews met oud-arbeiders en kaderpersoneel. Met Kamp Waterschei en Arbeid/Afscheid zorgt de Queeste ervoor dat het materiaal niet verdwijnt met de laatste voorstelling. De interviews worden professioneel gemaakt en komen terecht in het archief. Vorig seizoen werd opnieuw materiaal verzameld, over gemengde jonge huwelijken. Biz Kolderbos werd net als de vorige producties op locatie gespeeld, in een leegstaand appartementenblok in de Genkse wijk Kolderbos. Tijdens de voorstelling gaat het leven in de wijk zijn gewone gang. De wijk fungeert zo als levend decor: de ultieme versmelting van theater en dagelijks leven. En het publiek volgt. De voorstellingen zijn erg succesvol en ook hier treedt de machtsverschuiving – waarover ik het hierboven al had – op. Niet de theatermakers en acteurs bemiddelen tussen het verleden en de toeschouwers, maar de getuigen zijn de bemiddelaars van dienst. Bovendien spreken die getuigen ook nog eens een heel breed publiek aan en transformeren de ervaring van de bezoeker. Die blijft niet langer passief, maar wordt direct/actief aangesproken.
Ook het internet biedt vele mogelijkheden voor mondelinge geschiedenis. Dit blijkt bijvoorbeeld uit het project ‘Expo 58: Back to the Future’. Voor de vijftigste verjaardag van Expo 58 verzamelden de erfgoedcellen honderden verhalen over de wereldtentoonstelling. Deze getuigenissen kan je nu beluisteren op www. expo58.eu. BIJLAGE ONS HEEM 2008, nr. 2
19
BINNENKRANT
Ik hoop u intussen te hebben overtuigd van de noodzaak en de multi-inzetbaarheid van mondelinge bronnen. En dat er redenen genoeg zijn om ook in de volgende jaren structureel in dit soort – immaterieel - erfgoed te investeren.
Leeswijzer Selma Leydesdorff, De mensen en de woorden, Amsterdam, 2004, 320 p. B. De Wever en P. François, Gestemd verleden. Mondelinge geschiedenis als praktijk, Brussel, 2003, 72 p. B. De Wever, B. Rzoska en C. Crul (red.), Van Horen Zeggen. Mondelinge geschiedenis in de praktijk, Brussel, 2005 (dvd-box).
Dit katern is geschreven naar aanleiding van de cursus ‘Komt dat horen’. De cursus en het katern komen tot stand binnen het project Lokaal Geheugen. Op initiatief van Heemkunde Vlaanderen vzw hebben adviseurs uit de provincies en andere specialisten zich in dit project verenigd. Met Lokaal Geheugen willen zij iedereen ondersteunen met een collectie lokaal erfgoed (heemkringen en andere erfgoedverengingen, lokale musea, particuliere verzamelaars met een erfgoedcollectie). Welke steun kan je van Lokaal Geheugen verwachten? 1. Informatie en advies Informatie en advies vind je op www.helpdesklokaalerfgoed.be. Je kan er ook vragen posten op een speciaal formulier. Je krijgt dan zo snel mogelijk een persoonlijk antwoord. 2. Vorming Per provincie worden cursussen georganiseerd over een aspect van het beheer van een collectie lokaal erfgoed. Binnen het project zijn deze cursussen nog gepland: Nieuwe presentatietechnieken november 2008 Promotie en toerisme februari 2009 Doelgroepenwerking mei 2009 Lokaal geheugen is een samenwerkingsverband van Heemkunde Vlaanderen vzw met de provincie Antwerpen, de provincie Limburg, de provincie Oost-Vlaanderen, de provincie Vlaams-Brabant, de provincie West-Vlaanderen, de Vlaamse Gemeenschapscommissie, Volkskunde Vlaanderen vzw en FARO. Vlaams steunpunt voor cultureel erfgoed vzw. Het project is mogelijk dankzij de financiële steun van de Vlaamse Gemeenschap.
BIJLAGE ONS HEEM 2008, nr. 2
20