Hoofdlijnen uit de zienswijzen Op het voornemen tot opstellen van het Nationaal Waterplan 2016-2021 en Beheer- en Ontwikkelplan voor de rijkswateren 2016-2021 Zienswijzeperiode: 3 juni tot en met 30 juni 2014
Datum Door Status
Oktober 2014 Directie Participatie Definitief
Inleiding en leeswijzer De bewindslieden van Infrastructuur en Milieu (IenM) en Economische Zaken (EZ) hebben het voornemen om een volgend Nationaal Waterplan (NWP 2016-2021) op te stellen. Tegelijkertijd heeft de minister van IenM ook het voornemen om het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren (Bprw 2016 – 2021) te herzien. Zo kan het Rijk het nationale waterbeleid en het beheer van de rijkswateren in samenhang voorbereiden en op elkaar afstemmen. Voor u ligt de samenvatting van zienswijzen op het voornemen tot het opstellen van een volgend Nationaal Waterplan (NWP 2016-2021) en de herziening van het Beheer- en ontwikkelplan voor de rijkswateren (Bprw 2016 – 2021) en de bijbehorende concept-Notities Reikwijdte en Detailniveau (NRD-en). De Directie Participatie heeft alle binnengekomen zienswijzen verzameld. Het kernteam van het NWP 2016-2021 van het ministerie van Infrastructuur en Milieu beantwoordt de zienswijzen, in overleg met het ministerie van Economische Zaken. Rijkswaterstaat geeft een reactie op de zienswijzen op het Bprw 2016-2021. Deze samenvatting beschrijft de hoofdlijnen van de zienswijzen en is bedoeld om betrokkenen binnen en buiten de overheid hierover te informeren. Publieksparticipatie De overheid streeft naar heldere, beter begrepen en maatschappelijk gedragen besluiten bij plannen en projecten. Om dit te bereiken wordt publieksparticipatie ingezet. Een ieder heeft een zienswijze kunnen geven op het voornemen voor het opstellen van het NWP 2016-2021, het Bprw 2016-2021 en de concept-NRD die hier betrekking op hebben. De (landelijke) participatie van maatschappelijke en belangenorganisaties loopt mede via het Overleg Infrastructuur en Milieu. De partijen die hieraan deelnemen, vertegenwoordigen een groot deel van de belangen in het Nederlandse waterbeleid en -beheer. Zienswijzeprocedure op het voornemen Van 3 juni tot en met 30 juni 2014 kon men reageren op het voornemen tot het opstellen van het NWP 2016-2021 en het Bprw 2016 – 2021. Op alle ontvangen reacties wordt in dit document antwoord gegeven op de ingebrachte punten. De antwoorden zijn afkomstig van het bevoegd gezag, het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, Rijkswaterstaat en het ministerie van Economische Zaken. Om de zienswijzen zo goed mogelijk in het besluitvormingsproces mee te kunnen nemen, werd een ieder uitgenodigd in hoofdlijnen te reageren op de vragen: - Heeft u aandachtspunten voor of opmerkingen over het voornemen om het NWP en het Bprw te herzien? - Heeft u aandachtspunten voor of opmerkingen over de concept-Notities Reikwijdte en Detailniveau die van belang zijn voor het planMER? 2
Samenvatting van de zienswijzen Aard en aantal zienswijzen Op het voornemen tot het opstellen van het NWP 2016-2021 en het Bprw 2016 – 2021 kwamen in totaal tien zienswijzen binnen. De Unie van Waterschappen geeft in haar reactie aan geen gebruik te maken van de mogelijkheid om een zienswijze in te dienen. Deze zienswijze zal daarom in deze samenvatting inhoudelijk niet verder behandeld worden. Van de overige negen zienswijzen hebben er twee zienswijzen betrekking op zowel het NWP 2016-2021 als het Bprw 2016-2021. Verder gaat één zienswijze specifiek over het Bprw 2016-2021 en zes gaan er specifiek over het NWP 2016-2021. Zienswijzen op het NWP 2016-2021 Drie van de acht zienswijzen op het NWP 2016-2021 zijn afkomstig van particulieren, twee van bedrijven, één van een belangenorganisatie, één van een maatschappelijke organisatie en één van een natuur- en milieuorganisatie. De zienswijze van de Unie van Waterschappen wordt hier dus niet verder behandeld. De
zienswijzen hebben onder andere betrekking op: de doorwerking van het NWP 2016-2021 de Kaderrichtlijn Water (KRW) de cultuurhistorie de Structuurvisie voor de ondergrond de Noordzee gebiedsdossiers
Zienswijzen op het Bprw 2016-2021 Eén van de drie zienswijzen op het Bprw 2016-2021 is afkomstig van een bedrijf, één van een maatschappelijke organisatie en één van een particulier. De zienswijzen gaan over de volgende onderwerpen: rekening houden met cultuurhistorie belangen van het Havenbedrijf Rotterdam het calamiteitenpeil van het Markermeer Strekking van de zienswijzen betreffende het NWP 2016-2021 Klacht over het waterschap Groot Salland Een particuliere participant is van mening dat het waterschap Groot Salland zich niet houdt aan het Nationale Waterplan wat betreft beheermaatregelen m.b.t. de Overijsselse Vecht. Deze participant heeft kritiek op door het waterschap verleende toestemming aan de gemeente Dalfsen voor het bouwen van een nieuw gemeentehuis op een primaire waterkering en voor het (onnodig) vervangen van de damwand van deze waterkering voor geplande nieuwbouw door de gemeente Dalfsen. Tevens is deze participant van mening dat het waterschap uitsluitend het landbouwbelang dient zonder oog te hebben voor de oeverdrinkwaterwinning Vechterweerd. 3
Zeespiegelstijging Een andere particuliere participant verzoekt rekening te houden met de zeespiegelstijging en dit te vermelden in het NWP 2016-2021 zodat hiermee met de geplande werken rekening wordt gehouden. Toepassing Calamiteitenpeil Markermeer Een particuliere participant heeft verschillende opmerkingen over het calamiteitenpeil in het Markermeer zoals vastgelegd in het HWBP 1 van het Markermeer. Participant is van mening dat de huidige in de MER vastgelegde uitgangspunten voor de vaststelling van dit peil in verschillende omstandigheden niet realistisch/haalbaar zijn. Participant schetst uitgebreid de situatie op en rond het Markermeer, vraagt aandacht voor diverse problematische situaties en doet voorstellen ter verbetering. Deze participant benadrukt hiernaast het feit dat hij bij de Ombudsman eerder heeft aangegeven dat naar zijn mening het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier wetten, vergunningen en richtlijnen, die voor de uitvoering van de versteviging van de Zuiderdijk van Drechterland van toepassing waren, niet heeft opgevolgd. Ondergrondse infrastructuur t.b.v. het elektriciteitsnet Delta netwerkbedrijf BV wijst op beleidsuitspraken in respectievelijk het SGBP en het ORBP in de Zuidwestelijke Delta over het doel ‘duurzaam gebruik van water’ en het doel ‘de beperking van negatieve gevolgen van overstromingen’. Deze participant verzoekt in verband met deze beleidsuitspraken om aandacht voor de mogelijke effecten op de reeds in de ondergrond aanwezige infrastructuur van de netbeheerder in de gebieden waar het SGBP en ORBP voor van toepassing (zullen) zijn. Participant vraagt met name aandacht voor de regulering van de waterbeweging, en hydromorfologische maatregelen die in het SGBP aan de orde komen. Hiernaast vraagt deze participant aandacht voor feit dat extra steenbekleding op de dijken voor de bereikbaarheid van de ondergrondse infra mogelijk beperkingen opleveren of aanpassingen vereisen, alsmede voor de mogelijke effecten, waaronder ruimtelijke beperkingen, op onderen bovengrondse infra ten behoeve van de energievoorziening bij invulling van beleid rondom “zoneren en voorwaarden”, waarbij bebouwingsvrije zones langs waterkeringen worden gecreëerd. Gevolgen voor de Rotterdamse haven Het Havenbedrijf Rotterdam verzoekt bij de uitvoering van de milieueffectonderzoeken en de verdere invulling van de plannen rond NWP 2016-2021 rekening te houden met de belangen van de Rotterdamse haven. Participant noemt hierbij een aantal zaken die de bereikbaarheid en activiteit van de haven (kunnen) beïnvloeden. Genoemd worden in dit verband onder meer het maatregelenprogramma voor de Kaderrichtlijn Mariene Strategie, het maatregelenprogramma voor de KRW-lichamen Nieuwe Waterweg en Nieuwe Maas, toepassing van windenergie op zee, de 4
Ecologische Hoofdstructuur, het vastleggen van de zuidelijke begrenzing van het Haven en Industrieel Complex, de Beheerplannen Natura 2000 (zee en rivier) alsmede de Structuurvisie Ondergrond (Strong). Hiernaast wordt aandacht gevraagd voor het gebruik van verspreidingslocaties voor schone baggerspecie, voortzetting van de mogelijkheden voor zandwinning op zee alsmede ruimte voor CO2 opslag op zee. Drinkwaterkwaliteit VEWIN zou graag een aantal punten rond drinkwaterkwaliteit zien opgenomen in het NWP 2016-2021. Het betreft hier o.a. het koppelen van toetsingskaders aan kwaliteitsdoelstellingen drinkwater, goede en tijdige implementatie van de Kaderrichtlijn Water, monitoren met normen voor waterkwaliteit, reductie van ongewenste effecten van bestrijdingsmiddelen, geneesmiddelen en mest, internationale afstemming in Rijn- en Maas stroomgebieden, inclusief de vaststelling van drinkwaterrelevante stoffen, maatregelen ter bescherming van de drinkwatervoorziening, alsmede toekomstgerichte bescherming van drinkwaterbronnen. Cultuurhistorie Bond Heemschut verzoekt rekening te houden met de effecten van beheerplannen op cultuurhistorische waarden en vraagt in het kader van het Nationaal Waterplan 2016-2021 om een visie over de wijze waarop het unieke cultuurlandschap leesbaar kan blijven. Voorts vraagt deze participant aandacht voor de gevolgen van bodemdaling en verzakking voor het cultureel erfgoed. Ook zou participant graag zien dat de omvang van deze problematiek in kaart wordt gebracht en onderzocht wordt op welke plaatsen deze zich gaat voordoen of zelfs tot gevaarlijke of onleefbare situaties kan leiden. Dit zou ondergebracht kunnen worden in een deelprogramma. Milieu De Gelderse Natuur en Milieufederatie merkt op dat het onduidelijk is hoe de lopende partiële wijziging van het NWP gaat doorwerken in de integrale wijziging van het NWP, en in de ORBP’s, en geeft hierbij aan tenminste de onderbouwing van de aangenomen extreme afvoeren over de grote rivieren en de internationale afstemming daarover te missen. Gesteld wordt dat alleen vastgesteld beleid wordt overgenomen. Deze participant vraagt zich af of dit dat dan ook geldt voor het partieel gewijzigde NWP, inclusief de Deltabeslissingen. Hiernaast pleit de Milieufederatie ervoor om niet alleen de kernelementen van de Rijksnatuurvisie op te nemen, maar ook de mogelijke synergie tussen beide verder uit te werken. Tot slot geeft deze participant aan aandacht te missen voor het bergen van verontreinigde specie in voormalige winputten. Overig De Unie van Waterschappen geeft aan geen zienswijze te zullen indienen en wijst hierbij op de gemaakte afspraken met het schrijversteam NWP om een 5
watertoetsproces in te richten rond het schrijfproces van het NWP 20162021. De Unie zal opmerkingen naar aanleiding van de nota Reikwijdte en Detailniveau hier inbrengen. Strekking van de zienswijzen betreffende het Bprw 2016-2021 Betreffende het Bprw 2016-2021 werden drie zienswijzen ingebracht. Gevolgen voor de Rotterdamse haven Deze zienswijze van het Havenbedrijf Rotterdam op het Bprw 2016-2021 is gelijk aan de reactie, die is gegeven op het NWP 2016-2021 (zie boven). Toepassing Calamiteitenpeil Markermeer Deze zienswijze van een particuliere participant op het Bprw 2016-2021 is gelijk aan de reactie die is gegeven op het NWP 2016-2021 (zie boven). Verschillende aandachtspunten m.b.t. cultuurhistorische aspecten Bond Heemschut is van mening dat er onduidelijkheid is m.b.t. de verantwoordelijkheid van uitvoering, beheer en onderhoudstaken door Rijkswaterstaat. Participant is van mening dat RWS bij beheer en onderhoud van de watersystemen rekening dient te houden met cultuurhistorie en mist een overzicht en de verantwoording hoe Rijkswaterstaat in de uitvoering van haar beheer en onderhoudstaken omgaat met monumentale waterstaatkundige kunstwerken. Participant maakt zich tevens zorgen over de invloed van marktpartijen, en vraagt zich af of Rijkswaterstaat voldoende kennis heeft over deze aspecten om cultuurhistorische waarden t.a.v. van de beheer en onderhoudsprogramma’s te garanderen. Hiernaast is participant van mening dat het Bprw het beheer van de Rijkswateren integraal benadert, terwijl de aanpak gebiedsgericht is.Participant mist aldus de benutting van meekoppelkansen voor natuur, cultuurhistorie, landschap en recreatie, en is van mening dat door de meekoppelkansen te benutten ook het draagvlak voor bepaalde ingrepen verhoogd kan worden. Tot slot roept Participant op rekening te houden met "jonge" cultuurhistorisch waardevolle objecten die in beheer zijn van Rijkswaterstaat, en verzoekt hiertoe richtlijnen te ontwikkelen en te implementeren.
6