Heliomare Relweg 51 1949 EC Wijk aan Zee T 088 920 88 88 E
[email protected]
Doel van dit document: Betreft de diagnosegroep(en):
Richtinggevend Conversie patiënten
Behandelprogramma Conversie Behandeling van conversiestoornissen in de revalidatie.
Behandelprogramma conversie
1
Inhoudsopgave Inleiding/ Voorwoord ................................................................................................................ 3 Hoofdstuk 1: Algemeen ............................................................................................................. 4
1.1 Doelstelling 1.2 Marktoriëntatie 1.3 Doelgroep 1.4 Hulpvragen van de patiëntgroep 1.5 Gewenste uitkomsten 1.6 Zorgvisie 1.7 In- en exclusiecriteria
4 4 4 5 6 6 7
Hoofdstuk 2: Behandelproces .............................................................................................. 8 2.1 Fasering 8 2.2 Klinimetrie 9 2.3 Zorgpad (duur en frequentie) 10 2.4 Evaluatie van het behandelproces 11 2.5 Overdracht tussen kliniek en polikliniek 11 2.6 Communicatie 11 Hoofdstuk 3: Organisatie ...................................................................................................... 12 3.1 Functies, taken en verantwoordelijkheden 12 3.2 Specifieke deskundigheden 18 3.3 Randvoorwaarden 19 3.4 Evaluatie inhoud en organisatie van het programma 19 Hoofdstuk 4 : Bijlagen............................................................................................................ 20 Bijlage 1 Literatuur 20 Bijlage 2 Patient tevredenheid 22 Bijlage 3 UPB formulier 23 Bijlage 4 Module conversie
Behandelprogramma conversie
2
Inleiding/ Voorwoord Algemeen Een behandelprogramma heeft tot doel de behandeling van een specifieke diagnosegroep binnen een organisatie te structureren, te sturen en inzichtelijk te maken voor teamleden. Een behandelprogramma is een beschrijving van een behandelaanbod voor een specifieke diagnosegroep. Een behandelprogramma beslaat in tegenstelling tot een protocol altijd het hele revalidatieproces. Het beschrijft op hoofdlijnen ‘wat’ er gebeurt. Inhoudelijk worden zaken vastgelegd in behandelprotocollen of behandelmodules en in een behandelplan worden doelen en termijnen geformuleerd voor de individuele patiënt. Behandelprogramma De besturing wordt in een aantal hoofdstukken beschreven: Hoofdstuk 1: Oriëntatie: hierin zijn de marktoriëntatie, doelgroep, hulpvragen, gewenste uitkomsten, zorgvisie en in- en exclusiecriteria uitgewerkt. Hoofdstuk 2: Behandelproces: hierin worden de fasering, het zorgpad (de duur en frequentie van de behandeling), de evaluatie van de behandeling en de communicatie beschreven Hoofdstuk 3: Organisatie: hierin wordt beschreven wat de functies, taken en verantwoordelijkheden binnen het team zijn, welke specifieke deskundigheden en randvoorwaarden er nodig zijn en hoe de evaluatie van inhoud en organisatie van het programma wordt gedaan. Hoofdstuk 4: Bijlage: literatuur, begrippen en afkortingen en modules Voor wie Het behandelprogramma is geschreven voor: a. Behandelaars. b. Management. c. Financiers. d. Patiënten. Door wie Rob Zondervan, RA Maarten Tolsma, RA Irene Monster, FT Maartje Ligthart, FT Vivian de Vries, PS Mechteld Dijkman, PS Lenie van Bezooijen, MW Naseema Safiruddin, ET Pauline Admiraal, VP Hermine Harmsen, projectleider
Behandelprogramma conversie
3
Hoofdstuk 1: Algemeen 1.1
Doelstelling
In de revalidatie worden patiënten gezien met een (motorische) conversie. In beperkte mate worden patiënten met deze diagnose opgenomen en behandeld in Heliomare. Soms komen patiënten met een andere diagnose binnen en blijken toch een vorm van conversie te hebben. Voor beide groepen is nog niet goed beschreven en geïmplementeerd hoe de huidige werkwijze binnen Heliomare Revalidatie en Sport zou moeten zijn. De afstemming in de behandeling van de patiënt (inhoudelijk en organisatorisch) binnen de teams en tussen de polikliniek en kliniek, vindt daardoor onvoldoende plaats. Als zowel de inhoud als de organisatie van de behandeling van conversie patiënten wordt bepaald en vastgelegd, kan de werkwijze klantvriendelijker, doelgerichter en kwalitatief op een hoger niveau plaatsvinden. Dit draagt bij aan de kernwaarden professionele aandacht en de klant staat centraal. Met behulp van dit behandelprogramma verwachten wij deze doelstelling te bereiken.
1.2 Marktoriëntatie Prevalentie Het is lastig om betrouwbare cijfers te geven over het vóórkomen van de CS: deze verschillen per setting en per onderzoek. In ziekenhuizen schat men de prevalentie op 0.5-5% en in poliklinieken neurologie op 4% (Moene, 2004). Binnen de psychiatrie liggen deze getallen hoger. De CS komt zowel voor bij jeugdigen als volwassenen en lijkt niet gerelateerd te zijn aan status of intelligentieniveau. Vrouwen lijden 2-10x zo vaak aan CS als mannen. De CS gaat vaak samen met een somatisatie stoornis, een chronisch verlopende stoornis waarbij naast het conversie beeld vele andere lichamelijk onverklaarbare klachten optreden. Daarnaast blijkt er vaak ook neurologische comorbiditeit te spelen (is ook afhankelijk van de setting, waar het is geïnventariseerd)(Moene 2004) De CS patiënten, die worden aangemeld voor behandeling binnen Heliomare komen veelal direct uit het ziekenhuis, of worden verwezen door specialist of huisarts.
1.3 Doelgroep De CS wordt in de DSM-lV-TR gezien als een somatoforme stoornis (in tegenstelling tot de ICD-10, die de CS beschouwt als een dissociatieve stoornis). Volgens de DSM-lV-TR hebben patiënten met een CS verschijnselen of symptomen, die een neurologische ziekte suggereren, maar waarbij geen neurologische of andere organische oorzaak vastgesteld kan worden: men spreekt van een ‘functionele’ stoornis. De symptomen kunnen zich manifesteren op motorisch gebied (zoals bij verlammingen, coördinatie of evenwicht), op sensorisch gebied (bijvoorbeeld blindheid, tastzin, doofheid) of op het gebied van het bewustzijn (bijvoorbeeld wegrakingen, epileptische aanvallen). Het kan ook een gemengd beeld zijn. In het algemeen is er sprake van een acuut begin van de klachten. Behandelprogramma conversie
4
Criteria voor de CS volgens DSM-lV-TR: Een of meer symptomen of uitvalsverschijnselen die de willekeurige motorische of sensorische functies treffen, die doen denken aan een neurologische of andere somatische aandoening Psychische factoren worden verondersteld met het symptoom of uitvalsverschijnsel samen te hangen omdat het begin of het verergeren van het symptoom voorafgegaan wordt door conflicten of andere stressveroorzakende factoren Het symptoom of uitvalsverschijnsel wordt niet met opzet veroorzaakt of voorgewend (zoals bij de nagebootste stoornis of simulatie) Het symptoom of uitvalsverschijnsel is, na adequaat medisch onderzoek, niet eerder toe te schrijven aan een bekende somatische aandoening of het directe effect van een middel of als een cultureel aanvaarde vorm van gedrag of ervaring Het symptoom of uitvalsverschijnsel veroorzaakt in significante mate lijden of beperkingen in het sociaal of beroepsmatig functioneren of het functioneren op andere belangrijke terreinen, of rechtvaardigt medisch onderzoek Het symptoom of uitvalsverschijnsel is niet beperkt tot pijn of seksuele disfunctie, komt niet uitsluitend voor in het beloop van een somatisatiestoornis en is niet eerder toe te schrijven aan een andere psychische stoornis. Binnen de DSM-lV-TR worden 4 subtypes onderscheiden: 1. stoornissen in de motoriek (onder andere verlammingen, tremoren) 2. symptomen op het gebied van de zintuigen (onder andere blindheid/ geen gevoel) 3. toevallen, met of zonder bewustzijnsverlies 4. gemengde symptomatologie In Heliomare revalidatie worden in principe alleen het subtype 1 (motorische stoornis) en 4 (gemengde symptomatologie) behandeld
1.4 Hulpvragen van de patiëntgroep Hulpvragen van CS patiënten liggen in eerste instantie vaak op het fysieke vlak; zij willen dat het conversieve symptoom wordt opgeheven. In de loop van de behandeling (en soms al in het begin van de behandeling) kan de hulpvraag daarnaast ook komen te liggen op andere gebieden zoals: - Inzicht in veroorzakende en in stand houdende factoren rondom de conversie - Omgaan met emoties en stressoren, die van invloed zijn op de klachten - Grenshantering - Ontspanning - Dagindeling - Arbeid, hobby’s en dagbesteding - Relaties met significante anderen
Behandelprogramma conversie
5
1.5 Gewenste uitkomsten - Het conversieve symptoom is opgeheven of sterk verminderd, hetgeen blijkt uit beoordelingen met behulp van de Video Rating scale for Motor Conversion symptoms (VRMC) - Er is een verbetering op de PSK van 60% - Vooruitgang in het dagelijks functioneren (USER) - Patiënt heeft inzicht in en kan optimaal omgaan met belangrijke stressoren, die van invloed zijn op de CS symptomen, met zo nodig adequate ondersteuning in de thuissituatie - Doelstellingen van het revalidatieproces zijn behaald - Patiënt weet om te gaan met een eventuele terugval - Patiënt is tevreden over de behandeling, gemeten op een Global Perceived Effect (GPE) (10 puntschaal)
1.6 Zorgvisie Het uitgangspunt binnen de behandeling van CS patiënten is het biopsychosociale model, waarin een probleemanalyse wordt gemaakt op de volgende niveaus: - Stoornisgebonden niveau - Persoonsgebonden niveau - Omgevingsgebonden niveau De klachten manifesteren zich in participatieproblemen, die in dit model eveneens worden benoemd. Visie op revalidatie van patiënten met een conversiestoornis: Een CS is een psychiatrische stoornis, die zich uit in somatische uitvalsverschijnselen. De revalidatie is bij uitstek een werkveld voor de behandeling van motorische conversie. De multidisciplinaire samenwerking maakt het mogelijk om zowel de somatische uitvalsverschijnselen, als de onder- en omliggende psychische en mogelijk sociale factoren te behandelen. Er wordt dus op twee sporen tegelijk behandeld. Om die reden bestaat het behandelteam in beginsel uit tenminste een revalidatiearts, fysiotherapeut en psycholoog, met in de kliniek ook de verpleging en maatschappelijk werk. Daarnaast zal op indicatie de ergotherapie, de bewegingsagogie of de haptotherapie worden ingeschakeld. In de praktijk zal dit in de kliniek vaker voorkomen dan in de polikliniek, gezien de uitgebreidere functionele beperkingen. Ondanks dit brede behandelaanbod wordt er niet vanuit gegaan dat de behandeling hiermee te allen tijde klaar is. Regelmatig zal het nodig zijn om de patiënt na de behandeling door te verwijzen naar bijvoorbeeld de GGZ, om optimaal te leren omgaan met stressoren en eventuele onderliggende psychiatrische problematiek. Waar willen we over 3 tot 5 jaar zijn? Inzicht hebben in welke patiënten met conversie we wel en niet kunnen behandelen; scherpere in- en exclusiecriteria Een goed op elkaar ingespeeld behandelteam met een eenduidige visie en benadering (leidend tot een transparante aanpak voor patiënt) Afgebakende toestroom nieuwe patiënten Behandelprogramma conversie
6
1.7 In- en exclusiecriteria Inclusiecriteria: Er is sprake van een duidelijk volgens DSM-lV-TR gediagnosticeerde CS met een motorische component (subtype 1) Er is een revalidatie-indicatie door de ondervonden beperkingen en participatieproblemen Patiënt staat open voor de diagnose (hoeft er nog niet van overtuigd te zijn! Dit komt pas vaak in de loop van de behandeling) Patiënt staat open voor behandeling op twee sporen (fysiek/ psychisch) en is gemotiveerd deze behandeling te volgen Exclusiecriteria: Patiënt staat niet open voor de diagnose en/of wil alleen somatisch behandeld worden Er zijn geen CS symptomen die een multidisciplinaire revalidatiebehandeling noodzakelijk maken, maar overwegend andere CS symptomen (zoals blindheid, afonie) Psychiatrische stoornissen zijn op de voorgrond aanwezig en interfereren zodanig dat een revalidatiebehandeling onvoldoende kan bieden (verwijzing naar psychiatrie) Er bestaan klachten, die op stoornisniveau nog behandeld kunnen worden en/of die een belemmerende rol spelen voor de behandeling van de CS Patiënt heeft onvoldoende beheersing van de Nederlandse taal (of Engels) Culturele verschillen zijn zodanig, dat die een belemmerende rol spelen binnen de behandeling (relatieve contra-indicatie) Patiënt is verwikkeld in (letselschade)procedures (relatieve contra-indicatie)
Behandelprogramma conversie
7
Hoofdstuk 2: Behandelproces 2.1 Fasering De behandeling van een CS patiënt is in verschillende fases onderverdeeld: 1. De aanmeldingsfase 2. De onderzoeksfase 3. De behandelfase 4. De ontslag en nazorg fase 2.1.1. De aanmeldingsfase De doelstelling van de aanmeldingsfase is: Nurse Practitioner of opnamebureau: - Alle NAW en verzekeringsgegevens zijn compleet - Alle medische voorinformatie is compleet en staat ter beschikking aan de revalidatie arts - Indicatie revalidatie Heliomare is gesteld - Keuze klinische of poliklinische revalidatie is gemaakt Consult RA en PS: Diagnose conversie is gesteld Indicatie Heliomare is gesteld Indicatie Kliniek – Polikliniek is gesteld Eventuele indicatie psychiater/neuroloog is gesteld Bereidheid en motivatie patiënt is gecheckt Start uitleg verklaringsmodel is gemaakt Kliniek: MW en op indicatie ET, Logo, Hapto Polikliniek: op indicatie: ET, Logo, Hapto, MW
2.1.2 De onderzoekfase Combi FT en PS VRMC is afgenomen en beoordeeld Verklaringsmodel is opgesteld met patiënt Er is consensus over het verklaringsmodel Keuze interventie(s) is gemaakt UPB: FT, PS, RA (+ in de kliniek VP en MW) en de geïndiceerde disciplines Doelen zijn gesteld
2.1.3 De behandelfase De behandelfase bestaat uit drie subfases: 1. Conversieve beeld opheffen 2. Revalidatie fase 3. Terugvalpreventie In de eerste fase wordt de behandeling gericht op het opheffen van het conversieve beeld. In deze fase wordt derhalve uitsluitend datgene gedaan dat Behandelprogramma conversie
8
noodzakelijk is om het conversieve beeld te kunnen beïnvloeden. Interventies zullen in praktijk vaak op het fysieke vlak liggen, maar als er psychosociale factoren een rol spelen die het opheffen van het conversieve verschijnsel in de weg staan, zal behandeling van deze factoren tegelijkertijd of voorafgaand plaatsvinden. Wanneer het conversieve beeld is opgeheven, kan er geleidelijk overgegaan worden naar de revalidatie fase. In deze fase wordt conditie en kracht opgebouwd en vindt behandeling plaats van resterende gele vlaggen. De nadruk ligt in deze fase op het versterken van de coping, het uitbreiden van functionele activiteiten en het verbeteren van de participatie. De laatste fase is die van de terugvalpreventie. Doelstelling van deze fase is dat de patiënt leert om signalen van mogelijke terugval tijdig te herkennen en adequaat om te gaan met eventuele terugvallen. Zie document terugvalpreventie, Hoofdstuk 3.19 module conversie. 2.1.4 Ontslag en Nazorgfase Doelstelling van de nazorgfase: Patiënt heeft telefonisch contact gehad met de Nurse Practioner Patiënt is in staat om zelfstandig verder op te bouwen en om te gaan met tegenslagen Patiënt heeft na 3 maanden telefonisch contact gehad met de Nurse Practioner. Na dit telefonisch contact is duidelijk of patiënt zelfstandig verder kan of dat er nog een controle afspraak bij de RA nodig is. De USER is afgenomen. 2.2 Klinimetrie Doel: inzicht in behandelresultaat voor patiënt en team, evaluatie van conversiebehandeling over groter groep. Gebruikte klinimetrie VRMC Utrechtse Schaal voor Evaluatie van Revalidatie (USER) Patiënt Specifieke Klachten (PSK) Global Perceived Effect (GPE)
Behandelprogramma conversie
9
Aanmelding
Indicatie
Nurse Practioner / Opname bureau
Onderzoekfase
JA
Consult RA en PS
Behandelfase
JA
NEE
NEE
Einde proces / ontslag
Einde proces / ontslag
Vervolg Zorgpad CONVERSIE
Onder zoekfase
Ontslag
Behandelfase
Onderzoek fase
Conversieve beeld opheffen
UPB
Behandelprogramma conversie
Ontslag
Revalidatie fase
UPB
10
Terugval preventie
UPB
Nazorg fase
Nazorg fase
Einde proces/ definitef ontslag
Aanmelding
Einde proces/ definitef ontslag
2.3 Zorgpad (duur en frequentie)
2.4 Evaluatie van het behandelproces Tijdens het UPB worden de doelstellingen die per fase staan beschreven getoetst en bekeken of de patiënt naar de volgende fase kan. Tijdens de nazorgfase neemt de NP contact op met patiënt.
2.5 Overdracht tussen kliniek en polikliniek Tijdens onderzoek of behandeling kan blijken dat een klinische behandeling beter voortgezet kan worden in de polikliniek of vice versa. De behandelend arts neemt dan contact op met een collega van de (poli)kliniek en meldt persoonlijk de patiënt aan. De status met de brief gaan kort daarna naar het secretariaat van de afdeling waaronder de patiënt gaat vallen. De psycholoog en de fysiotherapeut zijn verantwoordelijk voor een goede overdracht naar de andere afdeling voordat de behandeling daar start.
2.6 Communicatie Het behandelproces wordt via de gebruikelijke overlegmomenten gecommuniceerd. Tijdens de eerste week van de revalidatie fase wordt er in de polikliniek een PC gepland om de nieuwe behandelaren in te praten.
Behandelprogramma conversie
11
Hoofdstuk 3: Organisatie 3.1 Functies, taken en verantwoordelijkheden 3.1.1 Kliniek Het conversie team van de kliniek bestaat uit: Revalidatiearts, psycholoog, fysiotherapeut, maatschappelijk werker en verpleegkundigen die geschoold zijn in en ervaring hebben met conversie. Op indicatie kunnen onder andere de volgende disciplines geconsulteerd worden: Ergotherapie, haptotherapie, arbeidsre-integratie, seksuologie Op afdeling 3 kan maximaal 1 patiënt per unit tegelijkertijd in behandeling zijn. 3.1.1.1 Aanmeldingsfase en indicatie fase Een patiënt met een conversie wordt bij de revalidatiearts schriftelijk of telefonisch aangemeld voor klinische revalidatie. Deze bepaalt of de aangeleverde informatie voldoende is en wint zo nodig meer in. Naar aanleiding van deze informatie bepaalt de revalidatiearts, eventueel in overleg met de psycholoog, of de patiënt gezien kan worden voor een intake. De medewerkers van het secretariaat nemen dan de NAW gegevens op en verwerken deze in ecaris. Ze openen het traject en plannen samen met afdeling planning een gezamenlijke intake door psycholoog en revalidatiearts. Na deze intake beslissen zij of de patiënt in aanmerking komt voor een klinische revalidatiebehandeling. Als patiënt nog niet bekend is bij een psychiater wordt zo nodig een consult aangevraagd. Op indicatie wordt er ook ander extra onderzoek aangevraagd. Bij geschiktheid meldt de revalidatiearts patiënt middels een opnameformulier bij het opnamebureau. Hieraan kan een loopbrief worden toegevoegd als er hulpmiddelen (ET) of extra disciplines in de onderzoeksfase nodig zijn. Huisarts en andere verwijzers worden door de revalidatiearts middels een brief op de hoogte gebracht. Het opnamebureau houdt de wachtlijst bij en zodra er plek is wordt iemand telefonisch opgeroepen. Het opnamebureau geeft dit ook door aan de planning die de patiënt inplant voor het zorgpad conversie. Bij opname wordt door het secretariaat een klinisch traject geopend.
3.1.1.2. Onderzoeksfase Gedurende 3 weken is er een standaard onderzoeksprogramma. Secretariaat plant 1ste UPB na 3 weken, een nabespreking en een meeloopdag. Dit is het eind van de onderzoeksfase. Tijdens 1ste UPB ( zie ook bijlage UPB formulier) wordt het volgende vastgesteld: 1. Accepteert de patiënt de diagnose conversie en is er een duidelijk verklaringsmodel dat zowel voor patiënt als behandelteam helder en acceptabel is - zo ja, dan kan de behandelfase starten - zo nee, dan wordt de opname in principe afgebroken of de onderzoeksfase kan eenmalig uitgebreid worden met maximaal een week
Behandelprogramma conversie
12
2. Er wordt een inschatting gemaakt van de duur van de behandelfase. Klinisch wordt er naar gestreefd deze fase binnen 10 weken af te ronden (opheffen conversie 6 weken; revalidatiefase 4 weken). 3. Een loopbrief wordt zo nodig verstuurd met benodigde wijzigingen 4. Het volgend UPB is 4 weken na het starten met de behandelfase ‘conversie opheffen’. 5. Behandeldoelen/hulpvraag Op de meeloopdag wordt de nabespreking gehouden met revalidatiearts, FT en PS (45 min.). Daarna ziet FT patiënt+familie (30 min) en MW (45 min). 3.1.1.3 Behandelfase UPB: Tijdens het 2de en de daarop volgende UPB’s wordt vastgesteld in welke subfase patiënt zich bevindt: 1. Conversieve beeld opheffen 2. Revalidatie fase 3. Terugvalpreventie De fase conversieve beeld opheffen kan verlengd worden zolang de patiënt voldoende zichtbare vooruitgang boekt. Tevens wordt de datum voor de volgende UPB en/of het ontslag vastgesteld en de noodzaak van het inzetten van andere disciplines ter sprake gebracht. Zo nodig geeft de revalidatiearts de keuze(n) via een loopbrief aan. De UPB in week 7 wordt op de meeloopdag nabesproken door de revalidatiearts. Verder ziet patiënt en familie FT (30 min), PS (45 min) en MW op indicatie Tijdens de laatste UPB wordt gemeld dat de patiënt na 3 maanden een telefonisch consult heeft van de NP.
Behandelprogramma conversie
13
3.1.1.4 Nazorg en ontslagfase Als de behandeling na een klinische fase kan worden voortgezet in de polikliniek zorgen de verschillende disciplines voor een overdracht voordat de behandeling is overgenomen. Onderstaande acties vervallen dan. Stop zorgpad CONVERSIE en vervolg traject wordt aangegeven 1 Einde revalidatie Heliomare 2 Start nazorgfase RDB (traject NZ) activiteit NP 3 Administratief is patiënt afgesloten in ecaris
Behandelprogramma conversie
14
3.1.2 Polikliniek Het standaard conversie team van de polikliniek bestaat uit revalidatiearts, psycholoog en fysiotherapeut. Daarnaast worden op indicatie de volgende disciplines ingeschakeld: ergotherapie, maatschappelijk werk, bewegingsagogie, haptotherapie en arbeidsintegratie. In het zorgpad Conversie kunnen maximaal 6 patiënten tegelijk in behandeling zijn (meestal 3 patiënten maximaal per behandelaar). Bij afwezigheid van een van de disciplines neemt de andere discipline de behandeling zo mogelijk over. 3.1.2.1 Aanmeldingsfase en indicatie fase De NP stelt de eerste indicatie voor het zorgpad conversie. Deze indicatie kan gesteld worden als een verwijzend arts of specialist de diagnose conversie heeft gesteld. Naar aanleiding van deze informatie bepaalt de revalidatiearts, eventueel in overleg met NP en/of eventueel met de psycholoog, of de patiënt gezien kan worden voor een intake. Bij vaststelling van het zorgpad conversie geeft de NP door aan de medewerker van het medisch secretariaat om het traject (eerste consult conversie) te openen en in overleg met een medewerker van de afdelingplanning een ECON van 60’ te plannen. De status wordt aangemaakt en de psycholoog wordt geïnformeerd over het ECON en krijgt de benodigde informatie. De medewerkers van het secretariaat nemen dan de NAW gegevens op en verwerken deze in ecaris. Ze openen het traject en plannen samen met afdeling planning een gezamenlijke intake door psycholoog en revalidatiearts. Als patiënt nog niet bekend is bij een psychiater wordt zo nodig een consult aangevraagd. Op indicatie wordt er ook ander extra onderzoek aangevraagd. Huisarts en andere verwijzers worden door de revalidatiearts middels een brief op de hoogte gebracht. Na het ECON CONV geeft de revalidatie arts via een loopbrief aan het medisch secretariaat door: 1. geen indicatie: stop Heliomare 2. vervolg onderzoek nodig: open CON (controle traject) en benoemt actie 3. vervolg zorgpad conversie 4. start ander zorgpad Het medisch secretariaat draagt zorg voor de juiste afhandeling in ecaris (zie document ……..) Het traject CONVERSIE wordt geopend. In ecaris dossier worden de benodigde verslagen klaargezet De planning plant de CS patiënt in volgens planschema zorgpad conversie. 3.1.2.2. Onderzoekfase Secretariaat plant 1ste UPB en nabespreking. Tijdens 1ste UPB wordt de keuze voor het vervolg vastgesteld en via een loopbrief door de revalidatiearts aangegeven:
geen indicatie: stop Heliomare
Behandelprogramma conversie
15
vervolg onderzoek nodig: open CON (controle traject) en benoemt actie stop zorgpad conversie en start ander zorgpad te weten …….. vervolg zorgpad conversie behandelfase
Tevens wordt door de arts op de loopbrief aangegeven welke aanvullende disciplines geïndiceerd zijn. 3.1.2.3 Behandelfase PC/ UPB Tijdens het 2de en de daarop volgende PC’s / UPB’s wordt vastgesteld in welke subfase patiënt zich bevindt: Conversieve beeld opheffen Revalidatie fase Terugvalpreventie Tevens wordt de datum voor de volgende UPB/ ontslag vastgesteld en de noodzaak van het inzetten van andere disciplines ter sprake gebracht. Na afloop geeft de revalidatie arts de keuze(n) via een loopbrief aan. Tijdens de laatste UPB wordt de nazorgfase bepaald. vastgesteld en na afloop door de revalidatie arts op een loopbrief aangevraagd 3.1.2.4 Nazorg en ontslagfase Als blijkt dat de behandeling in de polikliniek te zwaar is of om andere redenen in de kliniek moet worden voortgezet, dan zorgen de verschillende disciplines voor een overdracht voordat de patiënt is opgenomen. Onderstaande acties vervallen dan. Planning plant terugkomdag en informeert PS en FT over de datum Na de terugkomdag geeft de revalidatie arts aan het medisch secretariaat door: Stop zorgpad CONVERSIE en vervolg traject wordt aangegeven Einde revalidatie Heliomare Start controle traject en maak vervolg afspraak na op indicatie Administratief is patiënt afgesloten in ecaris
Behandelprogramma conversie
16
3.1.2.5
Inzet van de disciplines per fase polikliniek
Diagnose: Motorische conversie Fase
Onderzoekfase
Conversieve beeld opheffen
Revalidatiefase
1ste UPB consult week
terug kop peling
week 1
week 2
Week 3
Week 4
Week 5
Bespreking
2de UPB Week 6
Week 7
Week 8
Week 9
Week 10
20
Verslag Klinimetrie
3de UPB Week 11
Week 12
Week 13
Week 14
Week 15
15 (PC)
X USER PSK
Nazorgfase
Week 16
18 weken na stop
15
X
X USER PSK GPE
VRMC
15 USER PSK GPE
Vast FT/PS Combi
60
FT
60
60
60
60
60
X 2x 30
PS
60
RA RA/PS Combi
2x 30
15
60
2x 30
2x 30
60
15
2x 30 60
2x 30
60
2x 30
2x 30
2x 30
60
2x 30 60
15
60
Behandelinfo
30
NP
15
Op indicatie MW Psychiater
60 60
Haptotherapie
x
x 60
x 60
60
60
60
60
60
60
60
60
60 2x30
X
X
X
X
X
X
60 2x30
60
Intake AI
60
Sportadvies
30 Na het eerste consult kan er nog een tweede combi gepland worden PS/RA De fase conversieve beeld opheffen en revalidatie fase kunnen meerdere malen herhaald worden In de fase conversieve beeld opheffen kan ook gekozen worden voor een combi FT/PS 60 Indicatie MW is bekend bij consultfase of na onderzoekfase, komt via loopbrief Haptotherapie mag alleen in fase onderzoek en conversieve beeld opheffen starten, in revalidatiefase niet meer Bij start van MW en/of ET in revalidatiefase PC van 10 min. plannen i.v.m. overdracht Op aangeven PS of FT in week 10: combi behandeling om VRMC af te nemen; als conversieve symptoom is opgeheven Als ET is geïndiceerd zal de COPM tijdens de eerste en laatste behandeling worden afgenomen
Behandelprogramma conversie
60
60 2x30
X
Intake BA
Opmerkingen
60
60
x
ET Wat heb ik module
60
17
60 2x30
60 2x30
60 2x30
3.2 Specifieke deskundigheden Specifieke deskundigheden in het team Binnen de Heliomare wordt multidisciplinair gewerkt door een vast behandelteam, dat geschoold is in de behandeling van deze groep patiënten. Het poliklinisch team bestaat standaard uit een revalidatiearts, een fysiotherapeut en een psycholoog en daarnaast wordt op indicatie de ergotherapie, het maatschappelijk werk, de bewegingsagogie en de haptotherapie bij de behandeling betrokken. Deskundigheid per teamlid Alle relevante disciplines hebben de interne cursus conversie patiënt gevolgd. Revalidatiearts Heeft specifieke kennis van en staat achter de zorgvisie op de CS.. Is op de hoogte van specifieke behandelmogelijkheden van de teamleden. Functioneert minimaal 2 jaar als revalidatiearts of wordt in de eerste twee jaar gesuperviseerd door een revalidatiearts, die ervaren is met CS patiënten. Fysiotherapeut - Is minimaal 2 jaar werkzaam in de revalidatie - Heeft kennis van de CS (o.a. ziektebeeld en benadering) o.a. door volgen van in-/externe cursus - Is in staat om alle modules cq. interventies beschreven in het behandelprogramma toe te passen. Psycholoog - Is minimaal 2 jaar werkzaam in de revalidatie - Is minimaal opgeleid tot GZ-psycholoog (Gezondheidszorgpsycholoog) of behandelt onder supervisie van GZ-psycholoog. - Heeft kennis van de CS (o.a. ziektebeeld en benadering) o.a. door volgen van in-/externe cursus - Is in staat om alle modules cq. interventies beschreven in het behandelprogramma toe te passen. Maatschappelijk Werk - Is minimaal 2 jaar als maatschappelijk werker in de revalidatie - Heeft kennis van de CS o.a. door volgen van in-/externe cursus Ergotherapeut - Is minimaal 2 jaar werkzaam in de revalidatie - Heeft kennis van de CS (o.a. ziektebeeld en benadering) o.a. door volgen van in-/externe cursus Bewegingsagoog - Heeft kennis van de CS (o.a. ziektebeeld en benadering) o.a. door volgen van in-/externe cursus Haptonoom - Heeft kennis van de CS (o.a. ziektebeeld en benadering) o.a. door volgen van in-/externe cursus
Behandelprogramma conversie
18
3.3 Randvoorwaarden Voor het behandelen van CS patiënten zijn, naast de gebruikelijke voorzieningen voor chronische pijnpatiënten (m.n. een werkmap), geen extra voorzieningen nodig.
3.4 Evaluatie inhoud en organisatie van het programma Programma eigenaar is BTM kliniek en polikliniek. Het programma zal één keer in de drie jaar worden herzien. Voor de evaluatie binnen het team worden er in 4 patiënten in de kliniek en 6 in de polikliniek gevolgd t.a.v. de volgende punten: patiënttevredenheid, zorgpaden en klinimetrie. De behandelaars houden in hun eigen status bij hoe de behandeling op deze punten is verlopen. Na beëindiging van de behandeling worden deze gegevens naar de revalidatiearts gestuurd. In dat kader wordt een papieren map ‘Evaluatie conversieproject’ gemaakt bij de arts waarin de documenten opgeborgen kunnen worden. Inhoud: scoringsformulier VRMC (FT), USER (VP), PSK (FT), GPE (FT), verloop zorgpad, evaluatie van patiënt, andere bijzonderheden. In het eindgesprek met de arts wordt een evaluatie met de patiënt gedaan over de mening van hem t.a.v. de behandelfrequentie, communicatie, gegeven informatie en mogelijke verbeterpunten voor de behandeling (zie bijlage 2). De RA controleert aan het einde van de behandeling of de evaluatie volledig is. Dit alles wordt geëvalueerd door RA, FT en PS als het afgesproken aantal patiënten is bereikt met de relevante BTM’er.
Behandelprogramma conversie
19
Hoofdstuk 4 : Bijlagen Bijlage 1 Literatuur
Altschuler E.L., Wisdom S.B., Stone L., Foster C., Galasko D., Llewellyn D.M., & Ramachandran V.S (1999) Rehabilitation after stroke with a mirror.
American Psychiatric Association (1994) Diagnostische criteria van DSM-lV
Bogels S. & Oppen van P. (red) (2000) Cognitieve therapie: theorie en praktijk Bohn Stafleu Van Loghum
Broeke ten E., A. de Jongh&H. Oppenheim (2008). Praktijkboek EMDR: casusconceptualisatie en specifieke patiëntengroepen.
Burrowd G. & Dennerstein L.(eds.), Handbook of hypnosis and psychosomatic medicine. Amsterdam: Elsevier
Het COLK, training ‘Omgaan met een motorische conversiestoornis’ verzorgt door: het Centrum voor Onverklaarde Lichamelijke Klachten. Onderdeel van de RMPI- De Grote Rivieren, 14 oktober en 4 november 2009.
Heruti, RJ., Levy, A., Adunski, A., Ohry, A. (2002). Conversion motor paralysis disorder: overview and rehabilitation model. Spinal Cord, 40, 327-334
Gerards, R. (2004) Healthcounseling.
Heliomare, Module hartrevalidatie voor NHA patiënten in Heliomare.
Hoogduin, K. (2007) Psychologische interventies bij Conversiestoornis. Boom
Jongh de & E. ten Broeke (2006). Handboek EMDR. Harcourt
Keijsers G., Minnen A. van en Hoogduin C. (red.).Protocollaire behandelingen in de ambulante gezondheidszorg ll p199-237). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum
Kuiper en Heerkens (2005) Belasting/belastbaarheidsmodel.
Lange de, FP., Roelofs, K., Toni, I. (2007) Increased self-monotoring during imagined movements in conversion paralysis. Neuropsychologia 45, 2051-2058
Meander Medisch Centrum, Ergotherapie (2008) Activiteitenweger
Moene F. en Rumke M. (2004). Behandeling van de conversiestoornis. Praktijkreeks gedragstherapie, deel 20 Houten: Bohn, Stafleu van Loghum.
Moseley G.L. PhD. (2006) Graded motor imagery for pathologic pain, A randomized controlled trial. AAN Enterprises, Inc. 2129.
Nederlandse Vereniging van Maatschappelijk Werkers (2010), Richtlijn competentieprofiel revalidatiemaatschappelijkwerk NVMW.
Behandelprogramma conversie
20
Orne M. (1980). On the construct of hypnosis: how its definition affects research and clinical application. In: G.Burrowd & L.Dennerstein (eds.), Handbook of hypnosis and psychosomatic medicine. Amsterdam: Elsevier
Protocol voor de toepassing van de VRCM- Video Rating Scale for Motor Conversion symptoms.
Regionaal Zorgprogramma Somatoforme Stoornissen. Regio Midden-Westelijk Utrecht, Nov. 2006
Rood van e.d. (2002) Zorgprogramma Somatoforme en aanverwante stoornissen.
Speckens, A., Spinhoven, Ph., Rood Y. van (1999). Protocollaire behandeling van patiënten met onverklaarde lichamelijke klachten: Cognitieve gedragstherapie. In: G. Keijsers, A. van Minnen en C. Hoogduin (red.).Protocollaire behandelingen in de ambulante gezondheidszorg ll p199-237). Houten: Bohn Stafleu Van Loghum
Spinhoven van, Bouman & Hoogduin (2001) ‘Behandelingsstrategieen bij Somatoforme Stoornissen’ Hoofdstuk ‘Conversiestoornis’
Stevens J.A., Stoykov M.E. (2003) Using motor imagery in the rehabilitation of hemiparesis.
Vlaeyen van J.W.S. A behavioral Treatment for sitting and standing intolerance in a patient with chronic low back pain, The clinical Journal of pain.
Cursus: Chronische pijn, Hoensbroeck
Cursus: Conversiestoornis (2006), Hoogduin.
Behandelprogramma conversie
21
Bijlage 2 Patient tevredenheid Voor de evaluatie van de patient tevredenheid worden de volgende vragen gesteld door de arts Hoe vond u de behandelfrequentie in de verschillende teams? Hoe vond u de communicatie binnen het team? Hoe vond u de communicatie vanuit het team naar u toe? Hoe vond u de informatie voorafgaande aan en tijdens de revalidatieperiode Kunt u punten aangeven ter verbetering van de behandeling?
Behandelprogramma conversie
22
Bijlage 3 UPB formulier
Rapportage Conversie Observatie Programma Gezondheidsprofiel UPB verslag/ behandelovereenkomst COP Naam: $CLIENT_NAAM$. BSN: $CLIENT_BSN$ Geb. dat:$CLIENT_GEBDA T$ VP*: AB FT*:
Patnr: $CLIENT_CODE$ ET*:
LOGO*:
Datum opname: $BEHANDELING_DAADWDA M TUM$ Datum UPB:
MW*:
PS*:
BA*:
* =Initial en **=Fre quenti e
Verwijsdiagnose
Hulpvraag
Functionaliteit in dagelijks leven Ervaren beperkingen. Behandelbare grootheden op beperking nivo (zitten, lopen, fietsen, etc). Verhouding belasting/belastbaarheid. Houding/bewegen bij activiteiten
Psychosociale factoren Persoonsgebonden factoren welke invloed hebben op ontwikkelen of in stand houden van langdurig disfunctioneren. Coping,pijngedrag, Illness beliefs, angst, stemming, stress. Life events, gele vlaggen Motivatie tot veranderen .
Omgevingsgebonden factoren: Sociale rol. Partner: rol, verwachtingen, begrip, bereidheid tot medewerking, verandering. Werk.
Verklaringsmodel (inclusief kernprobleem) Conclusie Hoofddoelstelling -
Behandelprogramma conversie
23
Behandeladvies Indicatie voor behandelprogramma Heliomare? Inschatten van duur van verschillende fases Inschakelen extra therapieën zoals ergotherapie, haptotherapie, arbeidstoeleiding, etc.
Klinimetrie Testen
e
1 UPB
e
e
2 UPB
3 UPB/controle na ontslag
PSK (0-50) USER -mobiliteit (0-35) -zelfverzorging (0-35) -cognitief functioneren (0-50) - pijn (0-100) - vermoeidheid (0-100) - stemming (0-400) GPE (2-14) VRMC (1-7)
-----
COPM Problemen/ aandachtspunten
1e onderzoek
Datum 1
Uitvoering 1
Totaalscore Uitvoering 1 : =
Datum 2
Tevredenheid 1
Herhalingsonderzoek Uitvoering 2
Totaalscore Tevredenheid 1 : =
Totaalscore Uitvoering 2 : =
Totaalscore Tevredenheid 2 : =
Tevredenheid 2
1. 2. 3. 4. 5.
Totale uitvoerings- of tevredenheidsscore/ aantal problemen = totaalscore
Vragen / aandachtspunten:
Nabespreking Datum: Aanwezig: Aanvullingen op bovenstaande (H-P):
Beloop / aanvullingen (met datum):
Behandelprogramma conversie
24
Bijlage 4 Zie Module Conversie
Behandelprogramma conversie
25