Begroting 2013 Faculteit der Rechtsgeleerdheid
Vastgesteld door het Faculteitsbestuur op 26 september 2012
Inhoudsopgave
Algemene inleiding
3
Deel 1: Financiële kaders
4
Begroting 2013 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Inleiding Ontwikkeling budget eerste geldstroom 2013 Ontwikkeling tweede en derde geldstroom Bedrijfsvoering Financieel beeld begroting 2013
Bijlagen:
Exploitatie faculteit Exploitatie CPO
Deel 2: Begrotingsvragen onderwijs en onderzoek FdR
4 5 7 9 10 18 20
22
Jaarplan 2013 2.1. Algemeen
22
2.2 Onderwijs • Bachelorfase • Masterfase • Aandachtspunten visitatie • Internationalisering
23 23 28 31 32
2.3 Onderzoek
33
2.4 Personeelsbeleid • Leerstoelenplan • Docentkwalificaties • Promotierendement
35 35 36 37
2.5 CPO
38
2
Algemene inleiding
Voor u ligt de Begroting 2013 van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid. De begroting is opgedeeld in een financieel overzicht (deel 1: Financiële kaders) en een jaarplan (deel 2: Begrotingsvragen onderwijs en onderzoek Faculteit der Rechtsgeleerdheid). Het jaarplan is opgebouwd aan de hand van de vragen die het college van bestuur in het beleidsplan aan de faculteiten heeft voorgelegd.
3
Deel 1: Financiële kaders Begroting 2013 1.1
Inleiding
De val van het Kabinet Rutte heeft vooralsnog geen verandering gebracht in de opdracht aan de Radboud Universiteit om de komende jaren voor een bedrag van 21 miljoen structureel om te buigen. Bij de invulling van deze ombuiging heeft het college van bestuur ervoor gekozen om de primaire taken van de universiteit, onderwijs en onderzoek, te ontzien. De bezuinigingen zijn gezocht in de sfeer van de indirecte kosten. Het doel daarvan is om de sterke positie van de Radboud Universiteit op het gebied van onderwijs en onderzoek in de komende financieel magere jaren te consolideren en waar mogelijk verder te versterken. Van de faculteit wordt verwacht dat de verbetering van het studiesucces in de bachelorfase onverkort doorgang zal vinden. Concreet betekent dit dat het college verwacht dat het aantal contacturen in het tweede en derde jaar van het bachelorprogramma van alle opleidingen wordt verhoogd naar minimaal 15 uur. Om dit mogelijk te maken heeft het college van bestuur vanaf 2012 structureel een bedrag van € 700.000 extra beschikbaar gesteld aan de faculteit. Na de val van het Kabinet Rutte is het zogeheten Lente-akkoord tot stand gekomen. De exacte gevolgen van dit akkoord voor de Radboud Universiteit zijn thans nog ongewis. Naar verwachting ontstaat hierover bij het verschijnen van de Rijksbegroting meer duidelijkheid. Tevens zal er dan meer duidelijkheid zijn over de status van de prestatieafspraken die de universiteit heeft gemaakt met de Staatssecretaris van OCW en over de aantallen langstudeerders en daarmee het collegegeld. Vooralsnog is het beeld dat met het in 2012 vastgesteld bezuinigingsplan, de diverse overheidsombuigingen kunnen worden opgevangen binnen de financiële kaders, maar geheel zeker is dat niet. Een en ander betekent dat de faculteit in tegenstelling tot veel van de zusterfaculteiten, geen omvangrijke bezuinigingen te verwerken krijgt. Van de faculteit wordt wel een "tegenprestatie" gevraagd. Met name de verbetering van het studiesucces in de bachelorfase en de verhoging van het aantal contacturen in het tweede en derde jaar van het bachelorprogramma in de alfa- en gammadisciplines zullen daarbij centraal staan. Bij het begrotingsoverleg dat in 2012 is gevoerd met het college van bestuur zijn daarover bindende afspraken maken met de faculteiten. De faculteit heeft met ingang van het studiejaar 2012-2013 voor alle opleidingen in zowel het B2 als het B3 jaar het aantal contacturen verhoogt. Voor alle opleidingen geldt dat het aantal contacturen nu ruimschoots ligt boven de door het college vastgestelde minimumnorm. In het kader daarvan is de wetenschappelijke formatie als volgt versterkt: - 1,0 fte (universitair) docent Notarieel recht/Burgerlijk recht in het bijzonder de specialisatie Personen- en Familierecht; - 0,5 fte (universitair) docent Notarieel recht/Belastingrecht ; - 2,0 fte (universitair) docent Internationaal en Europees recht waarvan 1,0 fte in het bijzonder op het snijvlak Europees/Internationaal recht en 1,0 fte met als specialisatie Europees recht; - 4,0 fte (universitair) docent Burgerlijk recht; Het CPO is een relatief zelfstandig opererend onderdeel. Een bestuur, bestaande uit wetenschappers van de faculteit, houdt namens het faculteitsbestuur toezicht op de activiteiten en ondersteunt de directie van het CPO bij de strategische planvorming. CPO heeft zich door de relatief zelfstandige positie kunnen ontwikkelen tot een hoogstaand postacademisch onderwijsinstituut. Regelmatig wordt vanuit de CPO-reserves financiële ondersteuning geboden aan facultaire projecten. Het CPO heeft in 2011 te maken gekregen met de effecten van de financiële crisis en de negatieve invloed daarvan op de bedrijfsactiviteiten heeft zich in 2012 voortgezet. Zowel bij de advocatenopleiding als bij de andere PAO activiteiten die CPO voor eigen risico en rekening uitvoert, is sprake is van verminderde activiteiten. De verwachting was dat de omzet zich in 2012 weer zou
4
herstellen, dat is echter niet gebeurd. Ondanks de effecten van de crisis sluit het CPO ook het komende boekjaar naar verwachting af met een mooi positief resultaat. 1.2
Ontwikkeling budget eerste geldstroom 2013
De rijkssubsidiemiddelen worden toegewezen aan de universiteit. Het college van bestuur verdeelt deze middelen via een aantal prestatie indicatoren over de faculteiten. Voor het onderwijs betreft dit: • het aantal bekostigde studenten dat per jaar is ingeschreven bij geaccrediteerde bachelor- en masteropleidingen • het aantal bachelor- en mastergraden dat aan bekostigde studenten is verleend. Daarnaast krijgt de faculteit een specifieke onderwijsopslag (vaste voet). Het onderzoekmodel van de universiteit bestaat uit een compartiment onderwijsgebonden onderzoek, een compartiment promoties en een compartiment strategische overwegingen (soc). In navolging van het landelijke bekostigingsmodel heeft het college met ingang van 2011 in het onderzoekmodel, het onderscheid tussen hoog en laag bekostigde promoties afgeschaft. Door deze wijziging worden meer onderzoeksmiddelen via de component promoties verdeeld. Hiertegenover staat dat gelijktijdig het compartiment soc met een eenzelfde bedrag is verlaagd. Er is dus geen ‘nieuw geld’ bijgekomen. Circa 75% van het eerste geldstroombudget van de faculteit wordt op titel van onderwijs toegewezen. Het onderzoekbudget dat de faculteit van het college van bestuur krijgt toegewezen is relatief beperkt en de faculteit is met name voor het uitzetten van promotieonderzoek erg afhankelijk van tweede maar meer nog van derde geldstroommiddelen. In algemeenheid geld dat het voor de juridische discipline moeilijk is om binnen het MAGW-gebied van NWO tweede geldstroommiddelen te werven. De juridische discipline moet daarbinnen concurreren met economisch onderzoek, sociaal wetenschappelijk onderzoek en onderzoek op het gebeid van cognitive neuroscience. Voor de ontwikkeling van het eerste geldstroombudget van de faculteit zijn de volgende zaken relevant. Vaste voet In navolging van de landelijke onderwijsbekostiging wordt binnen de universitaire verdeelsystematiek een vaste voet of basisvoorziening voor het onderijs onderscheiden. Voor de faculteit bedraagt de basisvoet in 2013 € 3,02 miljoen (was in 2012 € 3,08 miljoen). Prestaties Ontwikkeling inschrijvingen en graden bekostigingsjaar
2010
2011
2012
2013
inschrijvingen graden (ba en ma) totaal
1.282 547 1.829
1.267 675 1.947
1.220 663 1.883
1.419 670 2.089
mutatie 2013 t.o.v. 2012 199 7 206
In het interne verdeelmodel worden studenten bekostigd als ze voldoen aan de nationaliteits- en woonplaatsvereisten en als ze nog geen bachelor- of mastergraad hebben behaald, waarbij bekostiging wordt gebaseerd op de nominale studieduur (met als basis 3 jaar bacheloropleiding en 1 jaar masteropleiding). In totaal krijgt de faculteit in 2012 voor 1.375 ingeschreven studenten financiering, dat zijn er 200 meer dan in 2012. Daarnaast krijgt de faculteit in 20112 voor 626 graden (bachelor en master) financiering, dat zijn er 4 méér dan in 2012. Per saldo krijgt de faculteit in het begrotingsjaar 2013 totaal 204 inschrijvingen en graden meer bekostigd. Per inschrijving en graad, krijgt de faculteit via het bekostigingsmodel van de universiteit een bedrag van € 1.727. Doordat de onderwijsbekostiging en onderzoekbekostiging gekoppeld zijn heeft een toename van het aantal inschrijvingen en graden ook een positief effect op de onderzoekbekostiging. Op grond van de ontwikkeling van de
5
inschrijvingen en graden neemt het budget van de faculteit voor 2012 totaal toe met € 376.000, dit is dus inclusief het positieve effect op de onderzoekbekostiging. Aan de bekostiging van de studenten is ook een component voor huisvestingsmiddelen gekoppeld. Via deze component krijgt de faculteit een bedrag van € 658 per ingeschreven student toegewezen. Het aantal studenten dat in deze component wordt meegeteld is toegenomen van 2.508 in het studiejaar 2010/2011 tot 2.562 in het studiejaar 2011/2012. Op grond van de ontwikkeling van het totaal aantal ingeschreven studenten neemt het budget van de faculteit voor 2012 totaal toe met € 40.000., dit is eveneens inclusief het positieve effect op de onderzoekbekostiging vanwege de koppeling tussen onderwijs en onderzoek. Ontwikkeling promoties Bekost. Jaar 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013
Prom. Jaar Promoties Aantal 2005 8 2006 8 2007 9 2008 5 2009 8 2010 7 2011 16
2 jrs gem. 7,5 8,0 8,5 7,0 6,5 7,5 11,5
Uit de tabel blijkt dat promotieaantallen over de jaren aanzienlijk kunnen fluctueren. Om financiële effecten daarvan enigszins te dempen wordt in de bekostiging gerekend met een tweejaargemiddelde. Ten opzichte van 2012 stijgt het gemiddelde voor de faculteit met 4,0 promotie. In navolging van een wijziging in de landelijke onderzoeksbekostiging heeft het college van bestuur met ingang van het bekostigingsjaar 2010 de normatieve promotievergoeding voor alfa- en gamma faculteiten gelijkgesteld aan die van de bèta en medische faculteiten. Omdat het totale onderzoekbudget van de universiteit niet is gestegen zal bij een toename van het totaal aantal promoties de reële promotievergoeding dalen en bij een afname van het totale aantal promoties de reële vergoeding stijgen. De normatieve vergoeding voor een promotie in het bekostigingsmodel voor 2013 bedraagt ongeveer € 64.000. Echter doordat het totale aantal promoties aan de universiteit is gestegen bedraagt de reële promotievergoeding in het model voor 2013 slechts € 53.000. Als gevolg van de stijging van het gemiddeld aantal promoties met 4,0 neemt het budget van de faculteit voor 2013 dus toe met € 212.000. Loon- en prijsbijstelling De faculteit krijgt ter compensatie van een stijging van de sociale lasten voor werkgevers (+0,25%) en de prijsstijging van materiële lasten (+1,75%) een bedrag van € 47.000 toegewezen. Budgetvereveningen Het facultaire budget is vanwege de afschaffing van decentrale vacatiegeldenregeling voor studenten met medezeggenschapfuncties structureel verlaagd met € 3.000. De budgetverlaging heeft plaatsgevonden naar rato van in voorgaande jaren door de faculteit uitgekeerde vacatiegelden. De middelen zijn toegevoegd aan het Profileringsfonds. De studenten met medezeggenschapsfuncties krijgen als tijdelijke overgangsregeling een bestuursbeurs uit het fonds. Het facultaire budget is voorts structureel verlaagd met € 35.000 voor de financiering van de afdeling Ondersteuning van de Onderwijsuitvoering van het cluster Ondersteuning, waar de taken van het voormalige IOWO zijn ondergebracht. De verlaging vindt plaats naar rato van de omvang van het budget Verbetering kwaliteit onderwijs dat de faculteit via het contractdeel van het bekostigingsmodel krijgt toegewezen. De faculteit heeft vanwege de budgetoverheveling nu een trekkingsrecht gekregen op de diensten van de afdeling Ondersteuning van de Onderwijsdienstverlening. De faculteit doet in hoofdzaak een beroep op deze dienstverlening ten behoeve van het BKO traject.
6
Tot en met 2012 kreeg de faculteit een aanvullende subsidie van het CvB van € 20.000 voor het VIDIproject ‘transnational families between Dutch and Islamic family law’. Het project loopt in 2012 af en met ingang van 2013 vervalt de aanvullende subsidie. Samenvatting budgetontwikkeling Het budget van de faculteit wijzigt ten opzichte van 2012 als volgt: Budget 2012 € 16.218.000 Prestaties inschrijvingen en graden + 416.000 Prestaties promoties + 212.000 Loon- en prijsbijstelling + 47.000 Budgetvereveningen -/58.000 Budget 2012 € 16.835.000 Na correctie van het budget 2013 voor de loon- en prijsbijstelling en voor de budgetvereveningen is sprake van een reële budgettoename ten opzichte van 2011 met totaal € 628.000. Met ingang van 2012 is het budget van de faculteit niet alleen verhoogd met € 700.000 in verband met de onderwijsintensivering in het B2 en B3 jaar van de opleidingen, ook is het budget structureel verhoogd met € 81.000 ter versterking van het ondernemingsgerichte privaatrecht. In lijn met de speerpunten van het OO&R, versterking van het internationale profiel en verhoging van het aantal promoties, worden de extra middelen besteed aan: 1. uitbreiding van de formatie van het Onderzoekscentrum Onderneming & Recht met 1,0 fte promovendus 2. het intensiveren van de International Working Groups, waartoe het daarvoor beschikbare budget structureel wordt verhoogd met € 30.000.
1.3
Ontwikkeling tweede en derde geldstroom
Onder tweede geldstroom wordt verstaan subsidies van NWO respectievelijk KNAW. Meestal betreft het projectsubsidies waarop junioronderzoekers en/of postdocs worden aangesteld. De faculteit dient jaarlijks projectvoorstellen in bij de open competitie van NWO. Ook de NWO-Vernieuwingsimpuls (veni/vidi/vici) heeft nadrukkelijk de aandacht van de faculteit. Wetenschappers worden aangespoord om aanvragen in deze competitie in te dienen. De faculteit met mw. mr. B. de Hart (2007) en dr. R. Tinnevelt (2008) twee wetenschappelijk medewerkers die een vidi-subsidie toegekend hebben gekregen. Beide projecten worden in 2013 afgesloten. In 2012 is mw. dr. N. Sonneveld op basis van een veni-subsidie met een onderzoek gestart. Bij de opstelling van de begroting 2013 is rekening gehouden met de volgende tweede geldstroomsubsidies: • transnational families between Dutch and Islamic family law (VIDI) • the legal and moral status of jus post bellum (Toptalent) • cosmopolitanism in a world of interconnected threats and challenges (VIDI) • ecclesiastical law and “Ecclesia Belgica” • withdrawal of administrative decisions, also in a European and comparative perspective • Human Right and Human Duties • trust in the Police • active protection of fundamental rights in the EU • sharia in Revolution: A Longitudinal and Comparative Approach to the Role of Islamic Law in Egypt (VENI) Derde geldstroomopbrengsten worden gegenereerd via subsidies van de Europese Unie, uit opdrachten van maatschappelijke instellingen en bedrijven, als mede uit contractonderwijs, nascholingsactiviteiten, organisatie van congressen, gastdocentschappen, detacheringen en verkoop van boeken/katernen.
7
Het blijft gelet op het incidentele karakter van de opdrachten een moeilijk te begroten post. In de begroting wordt daarom slechts rekening gehouden met onderzoekopdrachten die in portefeuille zijn en activiteiten waarvan de opbrengsten bekend en zeker zijn. Het financiële resultaat op de verrichte activiteit wordt toegevoegd aan de fondsen van de secties en instituten. Hoewel de faculteit uiterst terughoudend is met het aangaan van verplichtingen ten laste van derde geldstroommiddelen, worden de revenuen uit derde geldstroomactiviteiten door de secties en instituten steeds meer ingezet voor met name nieuw promotieonderzoek omdat het beperkte onderzoekbudget van de faculteit daar te beperkt voor is. De faculteit biedt geïnteresseerden de mogelijkheid om zonder enige verplichting via contractonderwijs op universitair niveau onderwijs te volgen. Men kan deelnemen aan een of meerdere vakken in het reguliere onderwijs (‘aanschuifonderwijs') en een tentamen afleggen. Met contractonderwijs biedt de faculteit mensen de gelegenheid tot een eerste kennismaking met het recht en de rechtenstudie. Het biedt geïnteresseerden ook de mogelijkheid om zich in de achtergronden van het huidige recht te verdiepen of in het thema recht & ethiek. Voor afgestudeerde juristen is het daarnaast interessant om op de hoogte te blijven van actuele ontwikkelingen of om zich te verdiepen in andere deelgebieden van het recht die beroepsmatig van belang zijn. In 2012 is een aanzet gemaakt om het contractonderwijs bij een breed publiek onder de aandacht te brengen en het doel is om de omzet uit deze activiteit tenminste te verdubbelen. Naast de financiële subsidies vanuit de EU en het bedrijfsleven worden vanuit het beroepsveld (kantoren, rechtbanken, instellingen) ook medewerkers vrijgesteld (meestal voor een dag per week) om binnen de faculteit onderwijs te verzorgen of onderzoek te verrichten. Deze vorm van subsidiering wordt niet in liquide vorm in de begroting zichtbaar, maar niet onvermeld mag blijven dat het om substantiële omvang van onderzoekcapaciteit gaat. Bovendien resulteert deze subsidievorm regelmatig in een promotie aan de faculteit. CPO Via het CPO organiseert de faculteit al vele jaren met succes postacademisch onderwijs voor juristen. Een deel van dit onderwijs wordt verzorgd in opdracht van door beroepsgroepen opgerichte rechtspersonen en een deel wordt verzorgd voor eigen rekening en risico. Afgelopen jaren zijn uitstekende financiële resultaten behaald en ook voor 2012 wordt weer een positief resultaat verwacht. Het CPO heeft een belangrijke bijdrage geleverd aan het vergroten van de bekendheid van de faculteit. Vanuit het CPO wordt ook regelmatig in financiële zin bijgedragen aan facultaire projecten. Zoals eerdere opgemerkt heeft de economische crisis ook invloed op de bedrijfsactiviteiten van CPO. De crisis is vooral te merken bij VSO (Voortgezette Stagiaire Opleidingen) en PAO, activiteiten die CPO voor eigen risico en rekening uitvoert Een andere voor CPO relevante ontwikkeling is het besluit van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) om de opzet van de Stagiaire Opleiding voor advocaten grondig te herzien. Achtergrond van de dat besluit is het gevoelen bij met name de grotere kantoren dat de bestaande beroepsopleiding voor advocaten kwalitatief tekort schiet. Om die reden ook zijn een aantal grotere kantoren gezamenlijk een eigen beroepsopleiding gestart in een samenwerkingsverband genaamd Law Firm School, waarvoor CPO de organisatie van het onderwijs en het management verzorgt. Een ontwikkeling die naar het oordeel van velen binnen de advocatuur te geïsoleerd is en een gevaar is voor de sociale cohesie binnen de advocatuur. De huidige beroepsopleiding en VSO (Voortgezette Stagiaire Opleiding) maakt vanaf september 2013 plaats voor de nieuwe Beroepsopleiding Advocaten (BA). In maart 2013 begint de laatste cyclus van de huidige beroepsopleiding. Voor deze lichting blijft de VSO bestaan tot december 2015, maar het aantal deelnemers neemt vanaf september 2014 af als gevolg van de start van de nieuwe opleiding in september 2013. De VSO zorgde de afgelopen jaren voor een substantieel deel van de omzet (circa € 1,7 miljoen) en van het resultaat van het CPO. Het is voor de faculteit om verschillende redenen van groot belang dat CPO de rol van uitvoeringsorganisatie gaat vervullen. De marktpositie, naamsbekendheid en omzet zijn gebaat bij deze rol. Mocht CPO niet worden aangewezen als
8
(onderdeel van de) uitvoeringsorganisatie, dan zal het CPO een eigen, sterk aanbod ontwikkelen in het geliberaliseerde deel van de opleiding, en zo proberen een deel van het eventuele omzetverlies, goed te maken. 1.4
Bedrijfsvoering
Planning en Controlcyclus Het formatieplan 2013 is de basis voor de begroting en het faculteitsbestuur houdt bij het bezetten van vacatures onverkort vast aan de in het plan vastgelegde kwantiteiten en kwaliteiten. Periodiek wordt in financiële zin zowel voor de faculteit als CPO de realisatie van de baten en lasten vergeleken met de begroting. Bij substantiële afwijkingen wordt bezien of en welke corrigerende maatregelen nodig zijn. Het faculteitsbestuur heeft twee keer per jaar (in het kader van de begroting en de verslaglegging) met de directie en het bestuur van CPO over de plannen en resultaten. Reserves Binnen de faculteit worden de reserves onderscheiden in: - reserves op facultair en CPO niveau, waarvan de bestemming door het faculteitsbestuur respectievelijk het CPO-bestuur wordt bepaald. - reserves op het niveau van de vaksectie respectievelijk het onderzoeksinstituut waarvan de bestemming door het sectiehoofd en/of het bestuur van het onderzoekinstituut wordt bepaald. Het sectiehoofd resp. het bestuur van het onderzoekinstituut legt daartoe een voorstel ter goedkeuring aan het faculteitsbestuur voor. Voor zover aan reserves een bestemming is gegeven zijn de bestemmingen onderbouwd vastgelegd en in tijd begrensd. Deze bestemde reserves worden in de administratie afzonderlijk geregistreerd. Integrale kosten De faculteit is attent op het kostendekkend zijn van derde geldstroomactiviteiten inclusief die van het CPO. In dat kader is de regeling 'Projecten overige geldstromen' van kracht. In de regeling is aangegeven hoe met deze projecten wordt omgegaan evenals de wijze waarop kosten gecalculeerd moeten worden. Voor ieder project wordt een begroting opgesteld, waarin ook de indirecte kosten zijn verdisconteerd. De doorberekening van indirecte kosten is gebaseerd op het model dat universiteitsbreed wordt toegepast.
9
1.5
Financieel beeld begroting 2013
Exploitatiebegroting 2013
Exploitatie 2012 (x € 1.000,--)
Begroting 2013
Prognose 2012
Begroting 2012
Realisatie 2011
BATEN 1. Toewijzingen CvB
16.835
16.218
16.218
15.270
2. Overige overheidsbijdragen 3a Baten werk i.o.v. derden O&O 3b Mutatie onderhanden werk i.o.v. derden
0 6.180 -1.370
0 4.179 435
0 4.942 -40
0 5.154 -96
2.809 670
2.745 660
2.539 625
3.016 934
25.124
24.237
24.284
24.279
16.838 0 73
16.171 0 76
16.220 0 130
15.692 12 88
3.052 4.720
2.915 4.510
2.934 4.566
3.012 5.156
-75 24.608
0 23.672
0 23.850
0 23.960
516
565
434
319
31
31
60
66
31
31
60
66
0
0
0
0
547
596
494
385
4. Overige baten derden 5. Baten interne dienstverlening LASTEN 1. Personele lasten 2. Dotatie/onttrekking wachtgeldvoorzieningen 3. Afschrijvingen 4. Huisvestingslasten 5. Overige lasten 6. Overige dotatie/onttrekking voorzieningen
OPERATIONEEL RESULTAAT
1. Financiële baten 2. Financiële lasten FINANCIEEL RESULTAAT
1. Buitengewone baten 2. Buitengewone lasten BUITENGEWOON RESULTAAT
RESULTAAT
Over het boekjaar 2013 wordt naar verwachting een overschot gerealiseerd van € 547.000. Hiervan is € 275.000 toe te schrijven aan facultaire activiteiten en € 272.000 aan activiteiten van CPO. Uit de tabel blijkt voorts dat over het boekjaar 2012 een positief exploitatieresultaat wordt verwacht van ca. € 596.000. Dit saldo is samengesteld uit een positief resultaat op de CPO exploitatie van € 208.000 en een positief resultaat op de facultaire exploitatie van € 388.000.
10
Bestemming resultaat (x € 1.000,--) Algemene bedrijfsreserve faculteit Bestemde reserves Algemene bedrijfsreserve CPO
Begroting 2013
Prognose 2012
314 -39 272 547
Begroting 2012
501 -113 208 596
Realisatie 2011
130 -113 477 494
228 -98 254 384
Het geraamde resultaat is als volgt over de geldstromen verdeeld: Verbijzondering resultaat (x € 1.000,--)
Begroting 2013
Prognose 2012
Begroting 2012
Realisatie 2011
Eerste geldstroomactiviteiten Baten
17.505
16.878
16.843
16.157
Lasten
17.135
16.120
16.636
15.889
370
758
207
268
Baten
325
275
515
709
Lasten
525
885
850
832
-200
-610
-335
-123
Baten
7.294
7.084
6.926
7.413
Lasten
6.948
6.667
6.364
7.239
346
417
562
174
516
565
434
319
31
31
60
66
0
0
0
0
547
596
494
385
Resultaat Tweede geldstroomactiviteiten
Resultaat Derde geldstroomactiviteiten
Resultaat
Operationeel resultaat Financieel resultaat Buitengewoon resultaat Resultaat
Toelichting op de baten 2013 Rijksbijdrage 2013 Conform de Beleidsbrief 2013 krijgt de faculteit voor 2013 een bedrag van € 16.835.000 toegewezen. Dit bedrag is inclusief een toekenning van € 270.000 om de ud-formatie te versterken alsmede een toekenning van € 700.000 ter verbetering van het studiesucces in de bachelorfase en € 81.000 ter versterking van het onderzoek van het onderzoekscentrum OO&R. Ten laste van deze extra middelen zijn in totaal structureel 11,5 fte extra aan wetenschappelijk medewerkers aangesteld. Opbrengst werk voor derden Naast de bij begrotingsbrief toegewezen middelen genereert de faculteit inkomsten die direct samenhangen met onderwijs en onderzoek. Het betreft bijdragen van NWO, inkomsten uit contractonderwijs en onderzoek, inkomsten uit postacademische onderwijsactiviteiten die door CPO worden georganiseerd en subsidies van derden. Het CPO verwacht in 2013 een omzet uit cursusgelden te realiseren van circa € 3,6 miljoen en uit managementvergoedingen van circa € 2,1 miljoen.
11
Mutatie onderhanden werk De onderhanden werkpositie geeft de kosten weer die samenhangen met projecten die door NWO, KNAW en derden worden gesubsidieerd, maar die nog niet zijn afgerond en afgerekend. Tijdens de projectuitvoering worden de gemaakte kosten op de balans geactiveerd en komt een toename als bate ten gunste van de exploitatie. Bij afsluiting van een project worden de geactiveerde kosten van het betreffende project op de balanspost onderhanden werk in mindering gebracht en wordt de voor het project verkregen subsidie als opbrengst in de baten verantwoord. In de begroting 2013 is bij de raming van de onderhandenwerk positie alleen rekening gehouden met projecten die in portefeuille zijn en waaraan de faculteit zich contractueel heeft gebonden. Door het afsluiten van een aantal NWOprojecten, waaronder 2 VIDI-projecten zal de post Onderhanden werk in 2013 en 2014 fors afnemen. Overige baten Overige opbrengsten zijn niet direct gerelateerd aan onderwijs- en onderzoeksactiviteiten. Het betreft een veelheid aan kleinere opbrengsten waaronder doorberekeningen van CPO aan stichtingen vanwege zaalhuur, catering, syllabi e.a. cursusgebonden kosten, maar ook de managementvergoeding die CPO van de stichtingen ontvangt. Daarnaast worden tevens vergoedingen voor salarislasten in verband met detacheringen, ontvangen wao/zw gelden, royalties, redactiewerkzaamheden, verkoop van syllabi e.d. onder deze post verantwoord, zo ook subsidies die de Stichting ter Bevordering van Rechtsgeleerd Onderzoek (SBRO) beschikbaar stelt voor onderzoeksprojecten van het OO&R en bijdragen van partners uit het bedrijfsleven ten behoeve van de Duale en Onderzoeksmaster Onderneming en Recht, de masterclasses en de Career Service. Interne dienstverlening Opbrengsten uit dienstverlening aan eenheden van de universiteit betreffen verleende onderwijsdiensten aan andere faculteiten, verleende ondersteunende diensten aan CPO en additionele toewijzingen van het CvB. In deze post is ook de tijdelijke CvB-bijdrage vanuit het Topfonds verdisconteerd. Het gaat om een bedrag van € 600.000 voor de periode 2011 t/m 2014. In het boekjaar 2011 was sprake van een uitzonderlijk grote opbrengst uit interne dienstverlening vanwege een aantal incidentele verrekeningen, waaronder een bijdrage van het College van Bestuur voor het sabbatical van de voormalige decaan en het terugstorten van de boekwaarde van pc’s die naar het GDI zijn overgegaan.
Toelichting op de lasten 2013 Personele lasten De raming van de personele lasten is gebaseerd op de formatieplannen van faculteit en CPO voor 2013. Deze plannen voorzien in de volgende formatiesamenstelling, waarin in een bezetting van alle vacatures is voorzien:
wetenschappelijk personeel ondersteunend personeel faculteit ondersteunend personeel CPO
Totaal
direct
indirect
145,0 41,5 41,0
145,0 6,5 7,3
35,0 33,7
227,5
158,8
68,7
De totale formatie van faculteit en CPO is tegen reële loonkosten doorgerekend. Daarbij is rekening gehouden met een stijging van de pensioenpremies met 3%. Daarnaast zijn in de berekening van de personele lasten meegenomen de kosten verbonden aan dienstverlening die wordt betrokken van het Cluster Ondersteuning (personeelszaken en Examenbureau), het Cluster Facilitair (surveillanten bij tentamens), de verrekening van inhuur van studentassistenten via Campus Detacheringen, de bijdrage aan de Faculteit der Managementwetenschappen in verband met de opleiding Recht & Management, de cursus SVA die door Radboud In’to Languages wordt verzorgd alsmede de via CIF doorbelaste verrekening van onderwijsdienstverlening.
12
Afschrijvingen De afschrijving op gebouwen en inventaris bedraagt voor 2013 naar verwachting € 73.000, hiervan is € 60.000 toe te rekenen aan de facultaire exploitatie en € 13.000 aan de exploitatie van CPO. Mede met het oog op de verhuizing naar het nieuwe Grotiusgebouw in 2014 is de faculteit zeer terughoudend met investeringen in het gebouw en apparatuur. Huisvesting Voor de door faculteit en CPO gebruikte ruimten (kantoren, opslagruimte, Studeon, vergader- en Rotazalen) wordt in 2013 een huur betaald aan het college van bestuur van € 1.582.000. Huur van collegezalen en extra schoonmaak van het Studeon kosten de faculteit naar verwachting € 660.000. De huur van cursusaccommodaties voor de CPO-activiteiten zijn geraamd op € 830.000. Overige lasten In de post overige lasten zijn verdisconteerd de kosten van aanschaf van apparatuur en inventaris, van collectievorming, communicatiekosten, reis- en verblijfkosten, bureaukosten, diensten door derden en cursusgebonden kosten van CPO. Om administratief technische reden is in deze post ook de bijdrage van het college van bestuur aan het Honoursprogramma (Law Extra) verwerkt. Verdeling van de lasten naar activiteit Toerekening van de lasten naar de onderscheiden activiteiten onderwijs, onderzoek, bestuur en overige dienstverlening (CPO), resulteert in het volgende beeld.
Totaal kosten naar activiteit Absoluut (in € 1.000) Relatief (in % van totaal)
Onderwijs
Onderzoek
9.270
8.045
Bestuur 1.795
ODV 5.498
Totaal 24.608
38%
33%
7%
22%
100%
Ontwikkeling reservepositie De algemene bedrijfsreserve en bestemde reserves van de faculteit en het CPO ontwikkelen zich als volgt.
Reserves (x € 1.000,--)
Algemene reserves Faculteit Bestemde reserves Faculteit Algemene reserves CPO
Saldi
Bestemm.
Saldi
ultimo
Saldi
Bestemm.
Mutaties 2012 : Overige
ultimo
resultaat
ultimo
2011
resultaat
Mutaties
2012
2013
2013
2012
2012
3.843
501
0
4.344
314
4.658
152
-113
0
39
-39
0
5.428
208
0
5.636
272
5.908
9.423
596
0
10.019
547
10.566
Faculteit en CPO zijn voorzichtig met het inzetten van de opgebouwde reserves. Bij het inzetten van de reserves worden de afspraken in acht genomen die binnen de universiteit zijn gemaakt. Deze afspraken leiden tot een onderscheid in algemene reserves en bestemde reserves. Ten aanzien van de bestemde reserves is afgesproken dat deze slechts onder voorwaarden benoemd kunnen worden, te weten: − Aan de bestemming ligt een onderbouwd plan ten grondslag; − De kosten/verplichtingen zijn gekwantificeerd.
13
Specificatie bestemde reserves
Saldi
(x € 1.000,--)
Additionele documentatie OO&R Promovendifonds Add. onderzoekcapaciteit Rechtssociologie
Saldi
Bestemm.
Saldi
ultimo
Bestemm.
Mutaties 2012 Overige
ultimo
resultaat
ultimo
2011
Resultaat
Mutaties
2012
2013
2013
2012
2012
20
-20
0
0
0
0
109
-70
0
39
-39
0
23
-23
0
0
0
0
152
-113
0
39
-39
0
Ontwikkeling voorzieningen Binnen de universitaire regelgeving worden nog slechts voorzieningen toegestaan die egalisatie van kosten beogen. Binnen de faculteit lopen 2 VIDI-projecten waarvan de kosten van de projectleiders in de oorspronkelijke opzet niet ten laste van de projecten werden gebracht, maar ten laste van de eerste geldstroom. De faculteit heeft in het boekjaar 2010 ter dekking van dit tekort een voorziening getroffen ter grootte van € 155.000. Dit bedrag valt vrij bij de afrekening van de VIDI-projecten in 2013 en 2014.
voorzieningen (x € 1.000,--)
Verlieslatende projecten
Saldi Dotatie ultimo 2012 2011
Onttrekking 2012
Vrijval 2012
155 155
Saldi ultimo 2012
Dotatie 2013
Onttrekking 2013
155 0
0
155
0
Vrijval 2013
Saldi ultimo 2013
75
80
75
80
De begroting in meerjarig perspectief Uitgangspunten bij de doorrekening van het meerjarig perspectief zijn: • een stabiel eerste geldstroombudget op basis van onderwijs- en onderzoeksprestaties. • er is slechts rekening gehouden met in portefeuille zijnde projecten. De post ‘Onderhanden werk’ neemt daardoor in de perspectiefperiode fors af en daaraan gerelateerd ook de wetenschappelijke formatie. • Bij de raming van de CPO-omzet is rekening gehouden met een groei van 2%. De onzekerheid hierover is echter groot, mede gelet op de geschetste ontwikkeling ten aanzien van de nieuwe advocatuuropleiding. Eind 2012 wordt duidelijk of CPO een rol krijgt bij de organisatie van de nieuwe opleiding en langs welk scenario de omzet zich gaat ontwikkelen. Bovenstaande uitgangspunten zijn vertaald in de volgende formatieontwikkeling.
14
Begroting Indicatie Indicatie indicatie 2013 2014 2015 2016
(formatie in fte) wetenschappelijk personeel ondersteunend personeel faculteit ondersteunend personeel CPO
145,0 41,5 41,0
137,0 41,0 41,0
129,0 39,5 41,0
128,0 39,0 41,0
227,5
218,0
209,5
208,0
De ontwikkeling in direct versus indirect personeel is als volgt
personeel in fte (gemiddeld) Begroting Indicatie Indicatie Indicatie 2013 Direct
2014
2015
2016
158,8
149,8
142,8
141,8
Indirect faculteit
35,0
34,5
33,0
32,5
Indirect CPO
33,7
33,7
33,7
33,7
227,5
218,0
209,5
208,0
Totaal
De verwachting met betrekking tot de ontwikkeling van de exploitatie en daar aan gekoppeld de vermogenspositie is in onderstaande tabellen in beeld gebracht.
Meerjarige exploitatiebegroting (x € 1.000,--)
BATEN 1. Toewijzingen CvB 2. Overige overheidsbijdragen 3a Baten werk i.o.v. derden O&O 3b Mutatie onderhanden werk i.o.v. derden 4. Overige baten derden 5. Baten interne dienstverlening LASTEN 1. Personele lasten 2. Dotatie/onttrekking wachtgeldvoorzieningen 3. Afschrijvingen 4. Huisvestingslasten 5. Overige lasten 6. Overige dotatie/onttrekking voorzieningen
OPERATIONEEL RESULTAAT 1. Financiële baten 2. Financiële lasten FINANCIEEL RESULTAAT 1. Buitengewone baten 2. Buitengewone lasten BUITENGEWOON RESULTAAT
RESULTAAT resultaat faculteit resultaat CPO
Begroting 2013
Indicatie 2014
Indicatie 2015
Indicatie 2016
16.835 0 6.180 -1.370 2.809 670 25.124
16.835 0 5.488 -1.280 2.751 670 24.464
16.835 0 4.537 -430 2.794 500 24.236
16.835 0 4.423 -340 2.838 500 24.256
16.838 0 73 3.052 4.720 -75 24.608
16.338 0 93 3.172 4.611 -80 24.134
15.839 0 175 3.287 4.660 0 23.961
15.791 0 170 3.307 4.708 0 23.976
516
330
275
280
31
31
31
31
31
31
31
31
0
0
0
0
547 275 272
361 85 276
306 25 281
311 25 286
15
In het meerjarenperspectief is met ingang van 2014 een toename van de afschrijvingen voorzien. De faculteit verwacht in 2014 het nieuwe Grotiusgebouw te kunnen betrekken. De toename van de afschrijvingen houdt verband met de investeringen die voorzien zijn in het nieuwe gebouw.
De verwachte resultaten zijn als volgt naar de geldstromen toe te rekenen:
Verbijzondering resultaat (x € 1.000,--)
Begroting 2012
Indicatie 2013
Indicatie 2014
Indicatie 2015
Eerste geldstroomactiviteiten Baten
17.505
17.505
17.335
17.335
Lasten
17.135
17.405
17.265
17.265
370
100
70
70
Baten
325
275
113
0
Lasten
525
363
259
136
-200
-88
-146
-136
Baten
7.294
6.684
6.788
6.921
Lasten
6.948
6.366
6.437
6.575
346
318
351
346
516
330
275
280
31
31
31
31
Resultaat Tweede geldstroomactiviteiten
Resultaat Derde geldstroomactiviteiten
Resultaat Operationeel resultaat Financieel resultaat Buitengewoon resultaat Resultaat
0
0
0
0
547
361
306
311
Als gevolg van de exploitatieresultaten ontwikkelen de reserves zich als volgt:
Indicatie Verloop reserves (x € 1.000,--)
Indicatie
Indicatie
Indicatie
Indicatie
Indicatie
Saldi
Best.
Saldi
Best.
Saldi
Best.
Saldi
ultimo
resultaat
ultimo
resultaat
ultimo
resultaat
Ultimo
2013
2014
2014
2015
2015
2016
2016
Algemene reserves Faculteit
4.658
85
4.743
25
4.768
25
4.793
Algemene reserves CPO
5.908
276
6.184
281
6.465
286
6.751
10.566
361
10.927
306
11.233
311
11.544
16
BIJLAGEN 1. 2.
Exploitatie Faculteit Exploitatie CPO
17
BIJLAGE 1
Exploitatie Faculteit
(x € 1.000,--)
Begroting 2013
Prognose 2012
Begroting 2012
Realisatie 2011
BATEN 1. Toewijzingen CvB 2. Overige overheidsbijdragen 3a Baten werk i.o.v. derden O&O 3b Mutatie onderhanden werk i.o.v. derden 4. Overige baten derden 5. Baten interne dienstverlening
16.835
16.218
16.218
15.270
2.535 -1.370 700 670
860 435 770 660
1.270 - 40 575 625
1.512 - 96 793 850
19.370
18.943
18.648
18.330
14.350
13.720
13.906
13.382
60
65
105
86
4. Huisvestingslasten
2.075
2.075
2.050
2.156
5. Overige lasten
2.700
2.710
2.600
2.596
19.110
18.570
18.661
18.232
260
373
- 13
98
15
15
30
32
15
15
30
32
-
-
LASTEN 1. Personele lasten
12
2. Dotatie/vrijval personele voorzieningen 3. Afschrijvingen
6. Dotatie/vrijval overige voorzieningen
OPERATIONEEL RESULTAAT 1. Financiële baten 2. Financiële lasten FINANCIEEL RESULTAAT
- 75
1. Buitengewone baten 2. Buitengewone lasten BUITENGEWOON RESULTAAT
RESULTAAT
-
275
388
17
130
Baten
17.505
16.878
16.843
16.157
Lasten
17.135
16.120
16.636
15.889
370
758
207
268
Baten
325
275
515
709
Lasten
525
885
850
832
- 200
- 610
- 335
- 123
Baten
1.540
1.790
1.290
1.464
Lasten
1.450
1.565
1.175
1.511
90
225
115
- 47
260
373
- 13
98
15
15
30
32
-
-
-
-
275
388
17
130
Verbijzondering resultaat Eerste geldstroomactiviteiten
Resultaat Tweede geldstroomactiviteiten
Resultaat tweede geldstroom Derde en overige geldstroomactiviteiten
Resultaat derde geldstroom Operationeel resultaat Financieel resultaat Buitengewoon resultaat Resultaat
18
Toelichting: De faculteit verwacht over het boekjaar 2012 een overschot op de exploitatie te realiseren van € 388.000. In de begroting van 2012 was een nagenoeg sluitende exploitatie geprognosticeerd. Het verwachte resultaat over 2012 wordt met name beïnvloed door de extra toewijzing van € 700.000 ter verbetering van het studiesucces in de bachelorfase en € 81.000 ter versterking van het onderzoek van het onderzoekscentrum OO&R. Ten laste van deze middelen zijn in de loop van 2012 8,5 fte aan (universitair) docenten en een promovendus aangesteld. Een deel van deze middelen wordt in 2012 nog niet besteed. Het budget voor onderwijs en onderzoek is in 2013 toegenomen met ruim € 600.000 door een toename van het aantal inschrijvingen en promoties. Tegenover de budgettoename staat echter een aanzienlijke toename van de personele lasten met ongeveer € 300.000 tegenover als gevolg van de gecalculeerde stijging van de pensioenpremies met 3%. Het faculteitsbestuur heeft besloten om het resterende saldo ad € 300.000 te besteden aan twee nieuwe promotieprojecten, één bij het onderzoekscentrum OO&R en één bij SteR.
19
BIJLAGE 2
Exploitatie CPO
(x € 1.000,--)
Begroting 2013
Prognose 2012
Begroting 2012
Realisatie 2011
BATEN 1. Toewijzingen CvB 2. Overige overheidsbijdragen 3a Baten werk i.o.v. derden O&O 3b Mutatie onderhanden werk i.o.v. derden 4. Overige baten derden 5. Baten interne dienstverlening
3.645
3.319
3.672
3.642
2.109
1.975
1.964
2.223 84
5.754
5.294
5.636
5.949
2.488
2.451
2.314
2.310
13 977 2.020
11 840 1.800
25 884 1.966
2 856 2.560
5.498
5.102
5.189
5.728
256
192
447
221
16
16
30
34 1
16
16
30
33
0
0
0
0
272
208
477
254
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
5.754 5.498
5.294 5.102
5.636 5.189
5.949 5.728
256
192
447
221
Operationeel resultaat Financieel resultaat Buitengewoon resultaat
256 16 -
192 16 -
447 30 -
221 33 -
Resultaat
272
208
477
254
LASTEN 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Personele lasten Dotatie/vrijval personele voorzieningen Afschrijvingen Huisvestingslasten Overige lasten Dotatie/vrijval overige voorzieningen
OPERATIONEEL RESULTAAT 1. Financiële baten 2. Financiële lasten FINANCIEEL RESULTAAT 1. Buitengewone baten 2. Buitengewone lasten BUITENGEWOON RESULTAAT
RESULTAAT
Verbijzondering resultaat Eerste geldstroomactiviteiten Baten Lasten Resultaat Tweede geldstroomactiviteiten Baten Lasten Resultaat tweede geldstroom Derde en overige geldstroomactiviteiten Baten Lasten Resultaat derde geldstroom
20
Toelichting: In het boekjaar 2012 verwacht het CPO een positief exploitatiesaldo te realiseren van € 208.000. Dat is aanmerkelijk (€ 270.000) minder dan begroot. Duidelijk is dat de verwachtingen in de begroting 2012 met betrekking tot de omzetontwikkeling toch te optimistisch zijn geweest. De daling van de cursusaantallen in 2011heeft zich in 2012 voortgezet. Bij VSO (Voortgezette Stagiaire Opleidingen) zijn de cursusaantallen conform verwachting verder teruggelopen, door een verhoging van de cursusprijs resulteert nog wel een positief resultaat. Eenzelfde ontwikkeling is te zien bij de sector Octrooi en NSO-cursussen zijn/worden vanwege gebrek aan belangstelling niet meer aangeboden. Voorts heeft de beroepsvereniging van schadeadvocaten besloten cursussen niet langer via CPO aan te bieden maar dit voortaan voor eigen rekening en risico te doen. Positief is dat de cursusaantallen bij de sector PAO zich tegen de verwachting in wel gunstig ontwikkelen. Dit omzet voor PAO zal in 2012 naar verwachting € 50.000 hoger zijn dan begroot. Voor 2013 wordt verwacht dat de cursusaantallen bij VSO nog iets verder dalen (ca. 1% ten opzichte van 2012). Door verhoging van de cursusprijs blijft de omzet van VSO hoegenaamd gelijk. De huidige beroepsopleiding voor de advocatuur en VSO maken vanaf het najaar 2013 plaats voor een nieuwe geïntegreerde driejarige opleiding. In 2013 heeft dit nog geen gevolgen voor het aantal tweede en derdejaars stagiaires. De VSO blijft bestaan tot december 2015. De sector PAO biedt in 2013 10% meer cursussen aan (totaal 55) met naar verwachting 1430 deelnemers. Het INSOLAD aanbod wordt uitgebreid waardoor het aantal inschrijvingen stijgt met 20%. Doordat tevens de cursusprijs wordt verhoogd, stijgt de totale omzet in deze sector naar verwachting met 23%. Via de sector Maatwerk zijn nieuwe markten aangeboord. Voor FIOD, Ministeries en Gemeenten worden inmiddels met succes in-company cursussen georganiseerd. Ook binnen de Financiële sector is CPO een sterke merknaam geworden. CPO verwacht in 2013 door uitbreiding van het aanbod, door tariefsverhoging en door verhoging van de managementvergoedingen een hogere omzet te realiseren. Tegenover de omzettoename staat echter ook een toename van de personele lasten als gevolg van de gecalculeerde stijging van de pensioenpremies met 3% en eveneens een toename van de cursusgebonden kosten (accommodaties, cursusmaterialen, docenten kosten jaarlijks ruim € 2 mln.) als gevolg van de btw verhoging per 1 oktober 2012.
21
Deel 2. Begrotingsvragen onderwijs en onderzoek - Faculteit der Rechtsgeleerdheid Jaarplan 2013 2.1 Algemeen Onderwijs De faculteit zet met een gerichte voorlichtingscampagne (o.a. door middel van proefstudeerdagen, studiekeuzegesprekken, masterclasses en gastcolleges voor scholieren en met een versterkte profilering via de sociale media) in op een instroom van goede en gemotiveerde VWO-studenten. De faculteit kent ten opzichte van het afgelopen jaar een lichte daling van het aantal eerstejaars studenten in voltijd, verdeeld over de drie opleidingen. Voor de opleiding Rechtsgeleerdheid: 312, voor Internationaal en Europees recht: 55 en voor Notarieel recht: 16. Drie jaar geleden was sprake van een eenmalige forse teruggang van de instroom (100). De faculteit streeft naar een totaal aantal van ongeveer 500 eerstejaars studenten, verdeeld over de drie opleidingen. Dus een nog te realiseren toename van ruim 20%. De faculteit is zich bewust van het hoge ambitieniveau, mede gezien de veranderde maatschappelijke omstandigheden. Zij hoopt door middel van een uitbreiding van het talentenprogramma en de invoering van het nieuwe deeltijdprogramma een aanzienlijk aantal studenten te trekken. De nieuwe (verkorte) deeltijdopleiding staat op het punt van start te gaan en de faculteit hoopt hiermee een passende en financieel haalbare oplossing te hebben gevonden voor deze doelgroep. Er is interesse in de opleiding; nu de faculteit recent uitsluitsel heeft gekregen van het College van Bestuur over de hoogte van het collegegeld, zal zij voortvarend de werving voor het deeltijdprogramma starten. Met de invoering van het BSA, het verplicht werkgroeponderwijs en de studiesuccesregeling is een aantal maatregelen getroffen om het studierendement significant te verbeteren. De faculteit streeft naar een percentage van 70% van de eerstejaars dat een positief bindend studieadvies ontvangt. Een – daaraan gekoppeld - uitgangspunt van het facultair beleid is verder dat 85% van deze groep studenten in vier jaar de bacheloropleiding afrondt. Dit jaar heeft 66,9 % van de propedeusestudenten een positief advies ontvangen (incl. 4,8% aangehouden advies). Daarnaast heeft 22% een negatief bindend studieadvies ontvangen; een percentage dat in vergelijking met de zusterfaculteiten relatief laag is. Het bestuur verwacht dat het streefpercentage positief BSA binnen enkele jaren gehaald wordt. De extra middelen die het College van Bestuur beschikbaar heeft gesteld ten behoeve van de onderwijsintensivering in de bachelorfase, zijn inmiddels ingezet. Hierdoor heeft de faculteit kunnen bewerkstelligen dat bij alle bacheloropleidingen een curriculum van minimaal 15 contacturen is gewaarborgd. De faculteit streeft naar een aanbod voor excellente studenten door alle lagen van de opleidingen heen; zo werkt het, naast het succesvolle Law Extra-programma in de bachelorfase, aan een talentenprogramma voor eerstejaars en is het intensief bezig met aansprekende talentenprogramma’s en vakken in de masterfase. De faculteit is eind 2010 door een visitatiecommissie Onderwijs bezocht. De definitieve accreditatie van alle opleidingen heeft in het voorjaar 2012 plaatsgevonden. De faculteit scoort over het algemeen positief bij de verschillende opleidingen, waarbij met name waardering is voor het uitgangspunt van een brede generalistische juridische opleiding, gericht op civiel effect met een accent op burgerlijk recht, voor de lange lijnen in het onderwijs van de opleidingen, de betrokkenheid van docenten en medewerkers, de interne kwaliteitszorg, het alumnibeleid en de voorbereiding van studenten op de arbeidsmarkt. De belangrijkste aandachtspunten uit het rapport zijn: de handhaving van de verplichte voorbereiding van het werkgroeponderwijs, de oplopende lijn als onderzoeksvaardighedenlint, de implementatie van de bachelorscriptie, de rendementen van de bachelor en master en de vorming van een professioneel ethisch bewustzijn bij studenten. Verder blijft toetsing en beoordeling een belangrijk aandachtspunt.
22
Onderzoek Het onderzoek van de faculteit is georganiseerd in drie onderzoekcentra, te weten: • Onderzoekcentrum Onderneming & Recht (OO&R) • Onderzoekcentrum Staat en Recht (SteR) • Centrum voor Notarieel recht (CNR) De bundeling van onderzoek in deze drie centra is gebaseerd op de criteria focus en massa. De focus kan dwars door de traditionele indelingen van de rechtssof heen gaan. Een multidisciplinaire en internationale oriëntatie is dikwijls een pre. Massa wordt bereikt doordat het merendeel van het onderzoek wordt verricht binnen het programma van een onderzoekcentrum. De wetenschappelijke output wordt binnen die kaders gepresenteerd. De faculteit heeft als doelstelling om 10 promoties per jaar te bewerkstelligen, waarbij promovendi binnen hun aanstellingstijd tot afronding van hun manuscript komen. In 2012 zullen naar verwachting 7 promovendi aan de faculteit promoveren, met uitzicht op een aantal van maximaal 10 voor 2013. Uitzonderingsjaren zoals 2011 (16) daargelaten valt het gewoonlijk niet mee om het streefaantal te bereiken. Door het beperkte onderzoeksbudget dat de faculteit tot haar beschikking heeft, kunnen er maar weinig interne promotieplaatsen open worden gesteld. De faculteit richt zich daarom actief op het werven van buitenpromovendi, matchingtrajecten en derdegeldstroom-promotieonderzoek. Momenteel wordt er een Mid Term Review (MTR) gehouden over de jaren 2009-2011. In overleg met MSO is besloten een ‘lichte procedure’ voor de drie centra te hanteren .De MTR geeft de faculteit en het College van Bestuur inzicht in de kwaliteit van het onderzoek met het oog op toekomstige externe evaluaties en zal worden afgerond in december 2012. Personeel De faculteit volgt nauwgezet de ontwikkeling van de indirecte kosten. Om binnen het beschikbare budget zoveel mogelijke ruimte beschikbaar te krijgen voor onderwijs en onderzoek, streeft de faculteit er naar om de niet-wetenschappelijke formatie zo gering mogelijk te houden. In het formatieplan is voor elk van de ondersteunende afdeling vastgelegd wat de formatieomvang mag zijn. In de diverse afdelingsplannen wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan de kwaliteit van de formatie. Het relatieve aandeel ondersteunende medewerkers (exclusief CPO) binnen het totaal aantal medewerkers is minder dan 25%. Voorts voert de faculteit al enige jaren beleid waarmee wordt beoogd om flexibilisering tot stand te brengen binnen het niet-wetenschappelijke deel van de formatie. In dit kader worden nieuwe aanstellingen nog slechts voor bepaalde tijd aangegaan. Concreet betekent dit dat nieuwe medewerkers een arbeidsovereenkomst voor één jaar krijgen aangeboden waarna (conform het bepaalde in de CAO) bij goed functioneren nog twee keer een verlenging kan volgen met één jaar. Een belangrijk uitgangspunt voor het onderwijs van de faculteit is interactiviteit en kleinschaligheid. Voorwaarde om beide uitgangspunten te realiseren is een daarbij passende staf/studentratio. In 2011 bedroeg de staf/studentratio nog 1:47,6 en dat is nog steeds fors hoger dan die van de andere faculteiten. De wetenschappelijke staf besteed , afhankelijk van de functie, tussen de 55% en 70% van de beschikbare tijd aan onderwijs. Méér tijd besteden aan onderwijs impliceert een verdere reductie van de onderzoekcapaciteit en dat is beslist niet wenselijk. Door beperkte inzet van promovendi in het onderwijs probeert de faculteit de interactiviteit en kleinschaligheid zoveel als mogelijk te borgen.
2.2 Onderwijs 2.2.1 Bacheloronderwijs • Is de verhoging van het aantal contacturen naar 15 uur volledig gerealiseerd: In het kader van de begroting 2012 heeft de faculteit extra financiële middelen (totaal € 700.000) toegewezen gekregen om het onderwijs kwalitatief en kwantitatief te versterken. Aan de toekenning van deze middelen is de voorwaarde verbonden dat de onderwijsprogramma’s in het tweede (Ba2) en derde (Ba3) jaar van de bachelorfase voor alle opleidingen van de faculteit tenminste 15 contacturen moeten gaan omvatten. Daarnaast mogen de extra financiële middelen ook op andere wijze worden ingezet voor versterking van het onderwijs, bijvoorbeeld voor het
23
intensiveren van het onderwijs in de masterfase. Ten laste van de extra middelen ter versterking van het onderwijs zijn in 2012 de volgende wetenschappelijke functies ingevuld: - 1,0 fte (universitair) docent Notarieel recht/Burgerlijk recht in het bijzonder de specialisatie Personen- en Familierecht - 0,5 fte (universitair) docent Notarieel recht/Belastingrecht - 2,0 fte (universitair) docent Internationaal en Europees recht waarvan 1,0 fte in het bijzonder op het snijvlak Europees/Internationaal recht en 1,0 fte met als specialisatie Europees recht - 4,0 fte (universitair) docent Burgerlijk recht
Ter nadere toelichting op deze invulling het volgende: In maart 2011 heeft de visitatiecommissie in het kader van de heraccreditatie (commissie Zwemmer) de opleidingen beoordeeld. In haar rapport laat de commissie zich kritisch uit over het aantal contacturen in de laatste bachelorfase en de masterfase van de opleiding Notarieel recht en Internationaal en Europees recht. Hoewel zij de inspanningen van docenten om het gebrek aan werkgroepen te compenseren waardeert, vindt zij dat studenten in deze fase van de studie te weinig contacturen hebben. De commissie beveelt de opleidingen dan ook aan hier aandacht aan te besteden. De faculteit deelt de opvatting van de visitatiecommissie en geeft prioriteit aan een verhoging van de contacturen. De extra middelen van het College van Bestuur maken dit mogelijk. De faculteit meent echter dat een verhoging van het aantal contacturen niet alleen nodig is voor de opleidingen Notarieel recht en Internationaal en Europees recht, maar ook voor de algemene opleiding Rechtsgeleerdheid. Het aantal contacturen in het Ba3 jaar schiet namelijk tekort vergeleken met het Ba1 en Ba2 jaar. Ook hier is intensivering van het onderwijs vereist. Het faculteitsbestuur heeft daarop in samenspraak met een aantal secties die binnen de onderwijsprogramma’s actief zijn, naar oplossingen gezocht. Dit heeft geleid tot een aantal substantiële aanpassingen in de bachelorprogramma’s. Bij de concrete invulling van de besteding krijgen, conform het facultaire beleid, nieuw aan te stellen wetenschappelijk medewerkers zowel een onderwijs- als onderzoektaak . Zoals bekend heeft de faculteit prioriteit liggen bij het Onderzoekscentrum Onderneming en Recht (OO&R). Dit is van invloed bij de toekenning van de beschikbare onderzoekscapaciteit. Concreet betekent het dat tenminste de helft van de onderzoekscapaciteit die verbonden is aan nieuwe aanstellingen ondergebracht moet kunnen worden binnen één van de onderzoeksprogramma’s van het OO&R. Daarnaast wil het faculteitsbestuur uitwerking geven aan het advies van de visitatiecommissie door een versterking van het essaybeleid te realiseren. De faculteit heeft in dit kader besloten het laatste essay in het B3-jaar dat betrekking heeft op het burgerlijk recht, te upgraden tot een bachelorthesis of bachelorscriptie. Door de extra middelen van het College van Bestuur is nu een aanvang gemaakt met de invoering van een eindwerkstuk in de bacheloropleiding. •
Analyse van de studiekeuzecheck gesprekken voorafgaand aan het studiejaar 2012-2013 De studiekeuzecheck-gesprekken hebben plaatsgevonden in de maanden juni, juli, augustus en september 2012. In totaal hebben, van de tot op heden circa 383 ingeschreven eerstejaars studenten, 261 een door de universiteit uitgezette test gemaakt. Naar aanleiding van de resultaten van deze test zijn 158 studenten opgeroepen voor een gesprek. Van deze 158 zijn er 104 daadwerkelijk op gesprek gekomen. De gesprekken zijn door tien personen (veelal mentoraatdocenten ) gevoerd. De docenten hebben de gesprekken ervaren als een zinvolle doch arbeidsintensieve activiteit. Ook de administratieve organisatie van dit project bleek een grotere inspanning te vragen dan vooraf ingeschat. De resultaten van de risicostudenten zullen in februari/maart 2013 - na bekendmaking van de eerste tentamenresultaten - nauwkeurig worden bekeken, teneinde een uitspraak te kunnen doen over de invloed van de studiekeuzecheck-gesprekken. Opmerkelijk was dat op basis van de gevoerde gesprekken geen enkele student heeft besloten niet aan de studie te beginnen. Het late tijdstip van een aantal gesprekken (augustus/september) kan hier ook een verklaring voor zijn. De faculteit heeft het voornemen om met alle serieus geïnteresseerde scholieren studiekeuzegesprekken te voeren in de laatste maanden voor de inschrijving. De faculteit denkt
24
op deze wijze beter gestalte te geven aan de selectie van haar studenten. De gesprekken vormen niet alleen een selectie-instrument bij de instroom van studenten maar ook een recruteringsmiddel om goede studenten binnen te halen. De faculteit stelt een plan op om voor het komende studiejaar een start te maken met een dergelijke uitgebreid systeem van studiekeuzegesprekken. •
Voor welke opleidingen wilt u een numerus fixus gaan instellen en waar wordt deze gecombineerd met (volledige) decentrale selectie? De faculteit zag zich geconfronteerd met een besluit van de Nederlandse universiteiten in VSNUverband om een numerus fixus voor de rechtenstudies in te voeren. Met ingang van het studiejaar 2013-2014 zal ook onze faculteit een maximumaantal aan de instroom van studenten in de drie bacheloropleidingen verbinden. De faculteit is echter niet gebaat bij een beperking van de instroom: de faculteit kan bij de huidige instroom onderwijs van goede kwaliteit verzorgen en heeft zelfs behoefte aan enige groei in de drie opleidingen. Er zijn wél negatieve effecten te verwachten van een beperking: een teruglopende instroom zal gevolgen hebben voor de omvang van het docentencorps. Dit heeft onvermijdelijk ongewenste gevolgen voor de onderzoeksformatie. Deze aderlating zal ook haar weerslag hebben op het onderwijs. Getalsmatig liggen de maxima op 450 voor de bachelor Rechtsgeleerdheid, 100 voor de bachelor opleiding Internationaal en Europees recht en 50 voor de bacheloropleiding Notarieel recht. Gezien het feit dat deze maxima liggen boven de gemiddelde feitelijke instroom voor deze opleidingen is te hopen dat het invoeren van de numerus fixus geen negatief effect zal hebben op de instroom, kwantitatief gezien. Gelet op deze stand van zaken is het weinig zinvol veel tijd en moeite in decentrale selectie te investeren, immers het aantal studenten dat zich aanmeldt zal naar verwachting niet liggen boven het aantal van de numerus fixus. Dat betekent dat voor dit moment het best gekozen kan worden voor de (landelijk georganiseerde) gewogen loting. Daarnaast zullen conform de eis van het CvB studiekeuzegesprekken gevoerd worden. Zoals gezegd heeft de faculteit het voornemen de studiekeuzegesprekken te intensiveren en uit te breiden tot alle studenten die interesse hebben in een rechtenstudie in Nijmegen.
•
Bindend studie-advies: wat zijn de ervaringen en evt. consequenties voor het beleid? Het bindend studie-advies is in het collegejaar 2011-2012 formeel ingevoerd. Dit is, afgezien van enige tijdsdruk in de maand augustus, soepel verlopen. De faculteit heeft uiteindelijk 66,9 % van de eerstejaarsstudenten een (aangehouden) positief advies verstrekt. Het streefpercentage van 70% is dit jaar dus nog niet gehaald. In vergelijking met de andere rechtenfaculteiten, heeft de Nijmeegse faculteit het vrij goed gedaan: Tabel: percentages zusterfaculteiten in het eerste jaar van invoer van het BSA % negatieve BSA's van de studenten die 1 jaar eerder zijn begonnen: UvT UvA RUG UL UM EUR UU VU RU
28% 43% 23% 17% 30% 34% 33% 28% 23%
% niet-BSA gerelateerde uitstroom uit het eerste jaar BSA UvT 12% UvA 3% RUG nb UL 12% UM nb EUR 10% UU nb VU 10% RU 10%
25
Voor de faculteit is een bijkomend, maar belangrijk bijeffect de niet-BSA gerelateerde uitstroom uit het eerste jaar (vóór 1 maart). De faculteit trekt traditioneel een aantal studenten dat weinig gemotiveerd kiest voor de rechtenstudie. Voorheen bleven deze studenten lang ingeschreven en drukten zij op docentcapaciteit en begeleiding. Door de invoering van het BSA stopt deze groep studenten sneller met de studie, namelijk per 1 februari. Dit geeft de faculteit de ruimte zich beter te concentreren op de goede, gemotiveerde studenten en te zorgen dat zij voorspoedig doorstromen. De resultaten van de invoering van het BSA zijn conform de verwachtingen van de faculteit. De faculteit verwacht de komende jaren het streefpercentage positieve BSA-adviezen te bestendigen. Studenten die met minder dan 45 EC doorstromen naar het B-2 jaar worden vanaf september zo snel mogelijk door de studieadviseurs op gesprek uitgenodigd om een studieplan op te stellen en een adequate begeleiding vast te stellen. Andere belangrijke ontwikkelingen op het gebied van onderwijs: •
Studiesuccesregelingen: B-in-4 en M-in-2 Ter verbetering van het studiesucces in zowel de bachelor- als de masterfase van de opleidingen heeft de faculteit de volgende maatregelen genomen: - Versterking studiebegeleiding van eerstejaars door invoering van een nieuw mentoraat. - Samenvoeging van de vakken Inleiding Europees recht en Volkenrecht in het B1-jaar. - Invoering deeltoets B1-privaatrecht in de eerste onderwijsperiode na 7 weken. - Inwerkingtreding van de vierjaarsregeling voor bachelorstudenten (B-in-4) die per 1 september 2011 zijn begonnen met de bacheloropleiding. - Intensivering van de studiebegeleiding: studievoortgangsrapportage voor elke student na afloop van elk semester; oproepen van vertraagde studenten door de studieadviseur voor het vaststellen van een studieplan; registratie van studievoortgang in persoonlijk dossier. In verband hiermee: uitbreiding formatie studieadviseurs bij Bureau Onderwijs is gerealiseerd. - Aanpassing van de toelatingsregeling Recht & Management en Recht & Economie (uitsluiting bij studievertraging) en invoering van een toelatingsregeling voor de combinatie van twee bacheloropleidingen rechten. - Voortzetting van de pilot studiekeuzegesprekken met scholieren, invoering van studiekeuzegesprekken voor alle deeltijd- en premasterstudenten. Op grond van de bevindingen met universiteitsbrede pilot Studiekeuzecheck is de faculteit is voornemens om in 2013 met alle scholieren die serieus geïnteresseerd zijn in een juridische opleiding in Nijmegen of zich daarvoor al hebben aangemeld een studiekeuzegesprek te voeren. - Betere spreiding van tentamens en herkansingen gedurende het studiejaar. - Voorbereiding van een intensief volgsysteem voor masterstudenten, alsmede voorbereiding t.b.v de Regeling Studievoortgang masteropleidingen voor studenten (M-in2) die per 1 september 2012 wordt ingevoerd. De resultaten van de B-in-4 regeling zullen pas over enkele jaren echt zichtbaar worden, als het cohort van 2011 zijn bacheloropleiding afrondt. De M-in-2 regeling gaat dit collegejaar in. De faculteit merkt bij aanvang van dit jaar wel dat de B3-vakken meer aanmeldingen heeft dan voorzien, aangezien een aantal trage studenten de B-in-4 dreiging gaat voelen. Bovendien valt op dat er, meer dan voorheen, oriënterende gesprekken bij de studieadviseurs aangevraagd worden door (aanstaande) masterstudenten die zo efficiënt mogelijk invulling willen gaan geven aan hun masteropleiding.
•
Nieuwe verkorte deeltijdopleiding met selectie aan de poort Per 1 september 2012 biedt de faculteit een verkorte deeltijdse opleiding Rechtsgeleerdheid/ Nederlands recht aan. Kern van deze opleiding is een vierjarig programma, verdeeld over drie studiejaren voor de bacheloropleiding, en een studiejaar voor de masteropleiding. Uitgangspunt is dat studenten die deelnemen aan de deeltijdopleiding qua vooropleiding en/of academisch niveau voldoende toegerust zijn om de juridische hoofdvakken in het B2- en B3-jaar te volgen. Het verkorte karakter van de deeltijdopleiding maakt bijzondere toelating op basis van selectie
26
noodzakelijk. Een aantal inleidende hoofdvakken uit het propedeusejaar zijn vrijgesteld, de andere vakken worden voorafgaand aan de opleiding via contractonderwijs gevolgd. De geselecteerde deeltijdstudenten stromen in het B2-jaar in en volgen de vakken van B2 en B3, alsmede de masteropleiding Nederlands recht. De verkorte deeltijdopleiding heeft een totale studielast van 200 EC. Daarmee is gewaarborgd dat de opleiding voldoende juridische vakken omvat om het vereiste civiele effect voor een opleiding Rechtsgeleerdheid/ Nederlands recht te realiseren. Het onderwijs wordt in een beperkt aantal contacturen (tijdens de bachelorfase in de avonduren op twee dagen in de week ) gevolgd. De hoorcolleges van de voltijdopleiding worden bovendien middels professionele videoregistratie ter beschikking gesteld op Blackboard (gesloten webomgeving), voor het overige is de opleiding op zelfstudie gebaseerd. De zelfstudie wordt ondersteund door middel van audiovisuele middelen. De faculteit hoopt en verwacht hiermee een passende oplossing te hebben gevonden voor de veranderde omstandigheden voor deeltijdstudenten en hiermee te voldoen aan haar maatschappelijke verplichting ook deze groep studenten een adequate opleiding te kunnen aanbieden. Voor de aanloop naar de verkorte deeltijdstudie hebben zich een tiental studenten aangemeld en er wordt veel informatie aangevraagd; de daadwerkelijke start van het programma is februari 2013. De faculteit is verheugd dat er recent duidelijkheid is gegeven door het College over de hoogte van het collegegeld voor de deeltijdstudenten, zodat de faculteit nu efficiënt kan werven. •
Talentenprogramma’s in de bachelorfase - Talentenprogramma in de propedeuse De faculteit ziet steeds meer belang in een breder talentenprogramma met een grotere instroom, een programma dat direct in het eerste jaar start en waarvoor de selectie al vóór de poort van de universiteit plaatsvindt. Een dergelijk programma kan tevens worden ingezet als wervingsinstrument en concurrentiemiddel om de betere studenten te trekken. Afgelopen zomer is een Commissie Versterking talentenprogramma samengesteld die hiermee aan de slag gaat. - Law Extra De Faculteit der Rechtsgeleerdheid biedt in het kader van de Radboud Honours Academy het Law Extra programma aan. Dit programma bestaat onder meer uit verdiepende vakken, uitdagend onderwijs in projecten, summer courses met topdocenten en juristen uit de praktijk, stages en studieperiodes in het buitenland. Vanwege het intensieve en kwalitatief hoogstaande karakter selecteert de faculteit jaarlijks maximaal 20 van haar beste eerstejaars-studenten. - Recht & Management De dubbelstudie Recht & Management trekt veel eerstejaars studenten. Aangezien de faculteit graag wil vasthouden van een instroom van 80 goede studenten per jaar en de uitval substantieel wil verlagen is een versterking van de opleiding op z’n plaats. Hiertoe is overleg gaande tussen de faculteit en de Faculteit der Managementwetenschappen, met de volgende aandachtspunten; o scholieren een helder en reëel beeld schetsen van deze (zware, soms taaie) dubbelstudie, die uiteindelijk toewerkt naar twee interessante masters; o het R&M-programma en met name de methodische Bedrijfskundevakken van het eerste jaar worden als taai ervaren. Verandering in de opbouw van het curriculum of de vakken zelf wordt overwogen; o het creëren van samenhang en gemeenschapsgevoel bij deze specifieke groep studenten; de faculteit wil dit actief gaan stimuleren door o.a. het organiseren van buitencurriculaire activiteiten ; o Coördinatie/organisatie: aanwijzen van een team (met vertegenwoordiging van beide faculteiten) waar de studenten altijd terecht kunnen met vragen of ideeën. - Topclass Notarieel recht Het Centrum voor Notarieel recht heeft in samenwerking met de Universiteit van Groningen een speciaal programma ontwikkeld: de Topclass Notarieel recht, waarin in zeven bijeenkomsten studenten worden gestimuleerd om onder leiding van topdocenten zich kritisch en reflectief te buigen over notariële rechtsvragen. De studenten ontvangen na afloop een certificaat.
27
Nottingham Trent University (UK) – dubbele bachelor degree De faculteit is het afgelopen jaar intensief in gesprek met deze Britse universiteit om te komen tot een bachelor double degree, De kaders staan inmiddels; afgestudeerde bachelorstudenten European Law kunnen een bachelor Engels recht volgen in Nottingham en in één studiejaar een Britse Bachelor Legal Studies afronden, en daarmee een tweede bachelordiploma behalen. Met nog een half jaar vervolgopleiding in Nottingham kunnen deze studenten toegang krijgen tot de Engelse barrister. Voor de Britse studenten wordt gesproken over de LLM Master European Law in Nijmegen in combinatie met een Britse Bachelor degree. Universitair Honours programma De faculteit laat haar talentvolle studenten graag deelnemen aan het Universitaire Honours programma en streeft ernaar tot een vaste instroom in het programma te komen. Idealiter selecteert zij ieder jaar een vast aantal zeer gemotiveerde studenten voor het universitaire excellentieprogramma. •
Vernieuwd curriculum B3-jaar Notarieel recht De aanpassing van het B3-jaar Notarieel recht is met name het gevolg van het aantal contacturen (minimaal 15) dat dient te worden aangeboden, conform aanbevelingen uit het visitatie- en accreditatieproces en vereisten uit het hoofdlijnenakkoord tussen de staatssecretaris en de VSNU. Daarnaast verkrijgt de notariële student, door de invoering van de strafrechtelijke vakken in het notariële curriculum (uiteraard na voltooiing van de notariële master) daarmee ook toegang tot de toga-beroepen waarvoor straf(proces)recht is voorgeschreven. In de praktijk volgden vele notariële studenten reeds de strafrechtelijke vakken, buiten hun opleiding om.
• Harde knip De invoering van de harde knip in 2012 (en de daarmee verband houdende OER-wijziging) is door de facultaire gremia in het voorjaar van 2012 tegengehouden. Recent is gebleken dat de facultaire regelgeving geen stand zal kunnen houden. De faculteit bereidt daarom een OERwijziging voor die de komende periode aan de desbetreffende gremia wordt voorgelegd. Invoering van de harde knip, zoals vormgegeven door het CvB, zal per het volgende collegejaar worden ingevoerd. •
Was per 1 september jl. de wetenschappelijke staf op sterkte tbv de onderwijsintensivering? In het kader van de onderwijsintensivering in de bachelorfase van de opleidingen wordt in totaal 7,5 fte extra formatie aan (universitair) docenten aangesteld. De vacatures zijn in 2012 ingevuld en wel als volgt: - 1 mei 2012 : 1,0 fte docent Notarieel/Burgerlijk recht : 1,0 fte universitair docent Burgerlijk recht - 1 juli 2012 : 1,0 fte docent Internationaal en Europees recht - 1 aug 2012 : 1,0 fte docent Burgerlijk recht : 1,0 fte universitair docent Internationaal en Europees recht - 1sep 2012 : 1,0 fte universitair docent Burgerlijk recht : 1,0 fte docent Burgerlijk recht - 1 okt 2012 : 0,5 fte docent Fiscaal recht
2.2.2 Masteronderwijs: • Een stevige positionering van de masteropleiding van de Radboud Universiteit blijft urgent. Tot welke conclusies leidt dit t.a.v. het facultaire palet aan masteropleidingen, op basis van uw eigen sterkte/zwakte analyse? o De visitatiecommissie Onderwijs heeft in 2011 geconstateerd dat de Nijmeegse opleidingen hun eigen accenten leggen binnen het bredere referentiekader. De opleidingen onderscheiden zich van andere juridische opleidingen door het generalistische en positiefrechtelijke karakter, met een accent op burgerlijk recht. De opleidingen zijn kleinschalig en hebben een sterke oriëntatie op de beroepspraktijk. De notariële opleidingen kenmerken zich door een multidisciplinaire aanpak en ruime aandacht voor het fiscale recht. De opleidingen
28
o
o
o
o
o
o
•
Internationaal en Europees recht onderscheiden zich omdat zij ook aandacht besteden aan het Nederlandse recht. De Nijmeegse opleidingen hebben aldus een herkenbaar profiel, met een sterke gerichtheid op het civiel effect. De duale master en de onderzoeksmaster Onderneming & Recht blijken niet alleen aantrekkelijk voor de goede en gemotiveerde Nijmeegse studenten, maar trekken ook getalenteerde studenten van andere faculteiten, bijvoorbeeld van het Utrecht Law College. De master Fiscaal recht is in het collegejaar 2011-2012 als zelfstandige opleiding van start gegaan en kent een behoorlijke instroom. Voor de master is tevens een samenwerkingsverband opgezet met Price Waterhouse Coopers. Dit heeft geleid tot het initiatief voor een postinitiële master. De accreditatie van deze postinitiële master is inmiddels aangevraagd. De bachelor- en masteropleiding Internationaal & Europees recht is vernieuwd. De bacheloropleiding heet inmiddels European Law School, de masteropleiding International and European Law. De faculteit verwacht dat de herziene opzet van het programma de concurrentiepositie ten opzichte van andere Europees- en internationaalrechtelijke masteropleidingen zal versterken. De positionering van de reguliere masteropleidingen kan niet los gezien worden van hun relatie met de bacheloropleidingen. Hoewel de bachelor-master structuur bedoeld was om beide opleidingen los te koppelen en te verzelfstandigen, heeft de invoering van de structuur bij de rechtenopleidingen niet geleid tot de omarming van deze achtergrondgedachte. Er bestaat (nog?) geen zinvol afzetgebied voor afgestudeerde bachelors in het domein van het recht. Het Disciplineoverlegorgaan Rechtsgeleerdheid (DRG) heeft op 25 november 2009 een domeinspecifiek referentiekader vastgesteld ten behoeve van de (her)accreditatie van alle rechtenopleidingen in Nederland. Dit referentiekader spreekt van samenhangende bachelor- en mastercurricula. Niettegenstaande de sterke verbondenheid van het bachelorcurriculum met het mastercurriculum ziet de faculteit wel kansen voor onderwijs in het kader van permanente educatie. Het initiatief voor de postinitiële master fiscaal recht is daar een voorbeeld van, evenals het nog niet genoemde initiatief voor een postinitiële master die zich richt op veiligheidszorg en zich bevindt op het snijvlak van criminologie en bestuurskunde. De doelgroepen waar de faculteit zich bij deze initiatieven op richt zijn andere dan waar de reguliere opleidingen zich op richten: het gaat hier om mensen die reeds in de fiscale, dan wel veiligheidszorg praktijk werkzaam zijn en zich willen ontwikkelen tot een academisch niveau. Talentenprogramma’s in de masterfase De faculteit biedt ook in de masterfase een interessant aanbod aan voor getalenteerde studenten: Duale master; Onderzoeksmaster Onderneming & Recht; Masterclass Burgerlijk recht en masterclass Bestuursrecht; VIS Moot Court Wenen; Met de New York Law School (USA) werkt de faculteit samen aan deelname aan de jaarlijkse VIS Moot Court in Wenen. De sectie Burgerlijk recht biedt in dit kader sinds dit collegejaar het vak International Arbitration aan. Nottingham Trent University (UK) De faculteit is in gesprek met de Britse universiteit om de mogelijkheden te bespreken te komen tot een gezamenlijk masterprogramma. Universitair Honours programma.
Welke concrete activiteiten onderneemt de faculteit zelf om masterstudenten bekend te maken met de mogelijkheden die de arbeidsmarkt hen biedt? Vanuit de Career Service Rechtsgeleerdheid worden activiteiten georganiseerd gericht op de arbeidsmarkt. Concrete activiteiten Career Service: o Beroependagen: juristen (veelal alumni) uit verschillende juridische branches vertellen over hun beroep en werkzaamheden. o De dag van de Advocatuur: Kantoren geven verschillende workshops om studenten intensief kennis te laten maken met de advocatuur
29
o Plaatsen van vacatures en stageplekken (tegen betaling) op het Vacatureplein. o Eén keer per twee weken wordt een dagdeel ingeroosterd voor het controleren van CV’s en brieven. o Tijdens het wekelijkse spreekuur kunnen studenten informatie inwinnen over de arbeidsmarkt, vacatures en stageplaatsen. o Individuele adviesgesprekken over masterkeuze en mastervakken in combinatie met arbeidsperspectieven. o Twee tot drie keer per jaar wordt er een sollicitatietraining georganiseerd. o De Career Service onderhoudt nauwe en intensieve contacten met het werkveld en ‘bemiddelt’ in stageplaatsen en vacatures. Ook bestaan er verschillende samenwerkingsverbanden met het werkveld. o Verspreiding van diverse arbeidsmarkt gerelateerde informatie en boeken. o De Careerservice-officer heeft contact met de (juridische) studieverenigingen. (vervolg vraag 1) En de afstudeertrajecten die daarbij aansluiten? o De duale master Onderneming en Recht: studenten lopen zowel in Nederland als in het buitenland stage bij een van de deelnemende advocatenkantoren of het bedrijf in de Randstad. Ook gaan de studenten een aantal maanden als werkstudent aan de slag. Een aantal studenten krijgt aan het einde van deze master een functie als advocaat-stagiair of bedrijfsjurist aangeboden. o Masterclass Burgerlijk recht en masterclass Bestuursrecht: door het volgen van praktijkgericht wetenschappelijk onderwijs bij de betrokken advocatenkantoren en het lopen van een stage, krijgen studenten een goede indruk van het werken in de praktijk. De masterclass wordt afgesloten met een oefenrechtbank op de universiteit. o In het (master) vak ‘Practicum in civiele zaken’ staat het procederen in civiele zaken centraal. Het doel is studenten te scholen en vertrouwd te maken met het optreden in procedures en het opstellen van processtukken. o Er zijn verschillende (verplichte) oefenrechtbanken, of te wel Rotae die als een rode lijn door het bachelorcurriculum lopen. Studenten schrijven juridische stukken en treden op als rechter en/of advocaat. o Het lopen van een (master)stage wordt vanuit de faculteit sterk aangeraden. •
Welke maatregelen worden genomen om kwaliteit en inhoud van opleidingen te verbeteren als het gaat om voorbereiding op de arbeidsmarkt? o Jaarlijks vindt er een bijeenkomst met de Raad van Advies voor de rechtspraktijk en de Wetenschappelijke Adviesraad plaats. Tijdens deze bijeenkomst wordt de kwaliteit van het onderwijs besproken alsmede de aansluiting hiervan bij de juridische praktijk. o Een keer per drie jaar is er overleg met werkgevers om te evalueren of de eindtermen van de opleidingen aansluiten bij de functie-eisen die werkgevers aan juristen stellen. Aan de hand van de bevindingen beraadt de faculteit zich op mogelijke verbetering.
•
Hoe verbetert u de communicatie over de mogelijkheden op de arbeidsmarkt? o Met Bureau Onderwijs is afgesproken dat studenten die vragen hebben over arbeidsmarktgerelateerde onderwerpen worden doorgestuurd naar de Career Service. Een veel voorkomende vraag is welke (master) vakken de kans op een baan vergroten. o De alumni-officer voert exit-gesprekken met (bijna) afgestudeerden en koppelt haar bevindingen terug aan o.a. het faculteitsbestuur.
• Welke activiteiten moeten universiteitsbreed worden opgepakt? Door de jarenlange ervaring en de inrichting van een Career Service hoeft er universiteitsbreed niets te worden opgepakt.
30
2.2.3. Aandachtspunten visitaties • Hoe borgt de faculteit de kwaliteit van toetsing en examinering? Sinds enige tijd kijkt de examencommissie steekproefsgewijs naar tentamens en recent is de examencommissie ook gestart met het steekproefsgewijs beoordelen of de masterscripties aan de door de faculteit gehanteerde criteria voldoen. Aspecten die de examencommissie onderzoekt zijn: Bij tentamens : o Duidelijkheid o Maakbaarheid (lengte) o Representativiteit (wordt voldoende (gespreid) op hoofdvragen bevraagd) o Niveau – niet te eenvoudig of te ingewikkeld o Wetenschappelijke component (doet beroep op o.m. analyse, reflectie, eigen oordeel) Bij masterscripties: o Bevat de scriptie in de inleiding een duidelijke probleemstelling en vraagstelling, en wordt aangegeven op welke wijze deze wordt uitgewerkt? o Is er voldoende literatuur en jurisprudentie verzameld en wordt deze op de juiste wijze uitgewerkt? o Zijn de analyses logisch en systematisch? o Vormen de conclusies een logische gevolgtrekking uit het eerder gevoerde betoog? o Is het manuscript taalkundig van voldoende niveau? o Komt in de scriptie een eigen inbreng tot uiting en wordt duidelijk aangegeven waar een opvatting uit de literatuur en waar een eigen opvatting wordt gegeven? o Heeft de begeleider veel moeten corrigeren/bijsturen? o Heeft het onderwerp van de scriptie een hoge moeilijkheidsgraad? o Geeft de schrijver van de scriptie blijk van originaliteit? Men kan hier spreken van een systeem van kwaliteitszorg rondom toetsing en beoordeling, aan de hand van daarvoor door de Examencommissie in navolging van de faculteit vastgestelde minimumeisen. De faculteit overweegt op dit terrein aanvullende kwaliteitsborging op het gebied van toetsing en beoordeling. De eerste stappen hierin betreffen het meten van de validiteit en betrouwbaarheid van tentamens. Een vervolgstap zou kunnen liggen op het terrein van de toetsconstructie. Op dit moment wordt onderzocht in hoeverre reeds door ‘Rechten online’ ontwikkelde digitale instrumenten hierbij van nut kunnen zijn. • Is de samenstelling van de examencie op orde, alsmede de procedures? De Examencommissie omvat een representatieve afvaardiging van de medewerkers/hoogleraren uit de vaksecties en bestaat uit 10 leden (voorzitter (hoogleraar), secretaris en acht leden). Op deze wijze is een zo breed mogelijk draagvlak verzekerd. De procedures zijn verankerd in het Onderwijs- en Examenreglement en de aanvullende Richtlijnen en zijn op orde. •
Kunt u voor uw faculteit aangeven hoe het staat met de opvolging van de aanbevelingen in de visitatierapporten? De visitatiecommissie heeft in haar rapport over zeer diverse onderwerpen aanbevelingen gedaan, en zorg- en verbeterpunten benoemd. Veel van deze punten waren herkenbaar vanuit de conclusies die de faculteit zelf had getrokken uit de aan de visitatie voorafgaande kritische zelfstudies. De belangrijkste aandachtspunten waar de faculteit zich in het afgelopen jaar heeft gericht zijn: o de handhaving van de verplichte voorbereiding van het werkgroeponderwijs, o de oplopende lijn als onderzoeksvaardighedenlint o de implementatie van de bachelorscriptie, o de vorming van een professioneel ethisch bewustzijn bij studenten Aandachtspunten uit de visitatie die in het komende jaar aandacht zullen krijgen: o mogelijkheden van een portfolio voor studenten o docentprofessionalisering Aandachtspunt uit het nieuwe NVAO-kader dat het komend jaar de aandacht zal krijgen: o toetsing en beoordeling
31
2.2.4 Internationalisering Algemeen De faculteit zal in het algemeen inzetten op contacten met hoogwaardige buitenlandse partners, met het accent op Europa aangezien hier het meeste rendement uit te halen valt tegen de laagste kosten. Met een excellente reputatie in Europa kan men gemakkelijker uitbreiden naar goede partners in andere werelddelen, hetgeen goed van pas zal komen als in 2014 het bestaande Erasmusprogramma vervangen wordt door het “Erasmus for all “programma dat niet alleen Europese maar ook wereldwijde uitwisseling zal faciliteren. In de laatste drie jaren zijn er 11 nieuwe contracten gesloten, met onder andere Penn State University, New York Law School , University of Iowa, Nottingham Trent University , National Taiwan University en Universitas Diponegoro (Semarang). De faculteit verwacht door uitbreiding van het aantal uitwisselingspartners een sterke impuls te geven aan internationalisering en studentenmobiliteit. Daarnaast zet de faculteit de komende jaren sterk in op de ontwikkeling van gezamenlijke onderwijsprogramma’s met buitenlandse zusterfaculteiten. De samenwerking met Nottingham Trent is een voorbeeld hiervan. •
Welke acties onderneemt u om verplichte vakken uit het curriculum te vervangen door gelijkwaardige vakken van goed gekende buitenlandse partners? Idem voor stageverblijven? De ideële - en praktische - doelstelling is om zoveel mogelijk van onze studenten een buitenlandse ervaring te bieden en om het internationale klimaat op onze faculteit te waarborgen. Ten aanzien van de uitgaande studenten stellen de aangekondigde bezuinigingsmaatregelen de faculteit wel voor nieuwe uitdagingen. De opleiding IER heeft een verplichte studieperiode in het buitenland als intrinsiek onderdeel; totaal 28 ‘vrije’ studiepunten kunnen in deze masteropleiding worden ingebracht en de opleiding is zo heringericht dat als studenten het eerste semester van hun 4de jaar naar het buitenland gaan, er géén studievertraging hoeft op te treden. De opleiding Rechtsgeleerdheid kan structureel 14 ‘vrije’ punten uit het buitenland honoreren, en verplichte vakken in het curriculum kunnen met toestemming van de Examencommissie vervangen worden door in het buitenland behaalde gelijkwaardig vakken. Deze regeling is overigens vanaf het begin van het Erasmusprogramma gehanteerd voor studenten van alle opleidingen aan de faculteit. De faculteit heeft verder een regeling ingevoerd die een opslag op de EC’s mogelijk maakt van vakken behaald in het buitenland die in een andere taal dan de moedertaal van de student zijn gedoceerd, en niet in het Engels, zodat de bijkomende moeilijkheid van de vreemde taal in een juiste studiebelasting wordt verrekend. Op deze manier kunnen studenten die bijvoorbeeld in het Italiaans, Spaans, Duits of Frans studeren toch hun nominale studiepunten behalen en kan de faculteit een breed spectrum aan buitenlandverblijven (niet alleen Engelstalig) blijven aanbieden. European Law Middels de masteropleiding European Law haalt de faculteit getalenteerde buitenlanders naar binnen die alumni, en daarmee ambassadeurs worden voor onze universiteit. De opleiding heeft alle mogelijkheden om een paradepaardje van de faculteit te worden, maar er zal meer mankracht op gezet moeten worden, gespecialiseerd in werven, marketen en het volgen van de buitenlandse alumni. Wervende voordrachten gedurende jaarlijkse bezoeken aan bevriende partneruniversiteiten in bijvoorbeeld Oost Europa zouden goede studenten binnenhalen, evenals de beursbezoeken via het consortium Study Law in Holland. In 2012-2013 verwacht de faculteit 25-35 buitenlandse masterstudenten voor de opleiding; 8-10 Nederlandse studenten doorlopen deze opleiding eveneens, waarvan er 5 Economie en Recht studeren.
Uitwisseling Het aantal uitgaande studenten schommelt tussen één kwart en één derde van het totaal aantal studenten ( in het vierde jaar). In 2012-13 zullen naar verwachting circa 85 studenten een studieperiode in het buitenland doorbrengen, en 5-8 studenten zullen in het buitenland een stage doen.
32
Tegen de 100 uitwisselingsstudenten uit het buitenland worden in 2012-13 verwacht aan de rechtenfaculteit; bovendien volgen ongeveer 15 studenten van andere faculteiten hier één of meer vakken. •
Welke maatregelen onderneemt u om het niveau van het Engels van haar docenten en studenten te onderhouden en uit te breiden? De zittende docenten zijn de afgelopen jaren getoetst door Radboud In’to Languages en waar nodig is actie ondernomen. Alle nieuwe docenten worden bij hun aanstelling gewezen op de taaltoets Engels. • Hoe gaat u de communicatie over de mogelijkheden van internationale stages verbeteren? De faculteit wil in het kader van internationalisering een goede informatievoorziening verzorgen voor internationale bezoekers, studenten, medewerkers en docenten. Studenten moeten goed op de hoogte zijn van de mogelijkheden die de faculteit aanbiedt als het gaat om internationalisering, zoals een studieperiode in het buitenland. Ook streeft de faculteit naar een voldoende tot hoge instroom van buitenlandse studenten op haar internationale masteropleidingen. Om dit te bereiken zetten we onder meer de volgende middelen/acties in: o Berichten op de studenten-website, de website www.ru.nl/rechten/studereninhetbuitenland en door berichten in nieuwsbrieven; o Het wekelijkse inloopspreekuur en speciale informatiebijeenkomsten; o Er is een up-to-date Engelstalige website (www.ru.nl/law), met regelmatige nieuwsberichten; o Facebook-pagina’s om contact met internationale studenten te behouden en te vergroten; o Promotie op beurzen en via het consortium Study Law in Holland; o Promotie via de website LLM Guide 2.3 Onderzoek Naar het zich tot op dit moment laat aanzien, zal eind 2012 een voorlopig laatste oproep tot het indienen van voorstellen voor het Zwaartekrachtprogramma van NWO plaatsvinden. • Graag vernemen wij voor welke gebieden wij het initiatief zouden moeten nemen tot het indienen van een aanvraag voor een toponderzoekschool en samen met welke andere universiteiten? Welke onderzoekers uit uw faculteit zullen willen participeren in initiatieven van andere universiteiten en hoe verhoudt dit zich tot het onderzoeksbeleid van de faculteit? De faculteit kent twee centra die als excellent zijn beoordeeld en dus voldoen aan de eisen die het Zwaartekrachtprogramma aan toponderzoek stelt: het Onderzoekcentrum voor Onderneming & Recht (OO&R) en het Centrum voor Migratierecht (CMR), dat onderdeel is van het Onderzoekcentrum voor Staat en Recht (SteR). Deze centra behoren nationaal en ook internationaal tot de top. Voor het OO&R is samenwerking met universiteiten in Nederland echter nauwelijks interessant, simpelweg omdat er buiten het OO&R nauwelijks georganiseerd onderzoek plaatsvindt op het vlak van het ondernemingsgerichte privaatrecht. Het bestuur van het OO&R is niet voornemens om zelf een voorstel in te dienen in het Zwaartekrachtprogramma van NWO. De ervaring leert dat NWO aanvragen afkomstig uit de privaatrechtelijke hoek niet of zelden honoreert. In 2012 nog heeft NWO na beroep negatief beslist op een aanvraag van het OO&R in het zogenaamde Graduate Programme, ondanks buitengewoon lovende referentencommentaren. Het OO&R werkt wel samen met een groot aantal Nederlandse universiteiten in Netspar (Network for Studies on Pensions, Aging and Retirement). Mocht een andere universiteit besluiten op dit terrein een voorstel in te dienen in het Zwaartekrachtprogramma, dan bestaat er zeker belangstelling voor samenwerking vanuit het OO&R. Het CMR werkt nauw samen met de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de Vrije Universiteit in het Odysseus netwerk en met de Faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam, het Instituut voor Geschiedenis van de Universiteit Leiden, het Instituut voor Migratie- en Etnische Studies (IMES) van de Universiteit van Amsterdam, het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) te Amsterdam, het Koninklijk Instituut voor Land-
33
Taal en Volkenkunde te Leiden (KITLV) en het Meertens Instituut in Amsterdam in het Centrum voor de Geschiedenis van Migranten. Medewerkers van het CMR zijn mede-initiatiefnemers van de oprichting van de Vereniging voor Migratieonderzoek (april 2012). Deze vereniging heeft drie doelen die ook voor CMR van belang zijn: 1) versterking van de status van migratieonderzoek; 2) interuniversitaire uitwisseling tussen promovendi; 3) versterking van de mogelijkheden om gezamenlijke onderzoeksaanvragen te doen. Mocht een andere universiteit besluiten op het vlak van migratieonderzoek een voorstel in te dienen in het Zwaartekrachtprogramma, dan is er zeker belangstelling voor samenwerking op dit punt vanuit het CMR. •
Welke aanvragen zijn in voorbereiding voor de laatste call van het Zevende Kaderprogramma? In Ideas wordt een aanvraag ingediend door dr. N. Sonneveld (SteR/CMR) voor een ERC Starting Grant getiteld Sharia in Revolution: A Comparative Analysis of the Practice of Sharia-Based Family Laws in Four Muslim Countries. Het betreft een herindiening van een aanvraag die dit jaar is doorgedrongen tot de interviewfase, maar die helaas niet is gehonoreerd. (De Veniaanvraag van mevrouw Sonneveld werd overigens wel gehonoreerd). In Cooperation van Fp7 is er net een nieuwe call uit (Social Sciences and Humanities SSH.2013.3.1-1). Hierin wordt een aanvraag ingediend door prof. E. Guild (penvoerder SteR/CMR) op het vlak van ‘temporary migration’.
•
Welke concrete ideeën leven er binnen de onderzoeksinstituten/faculteit voor initiatieven in het kader van Horizon 2020. Uit overleg met MSO, de vice-decaan onderzoek en leden van de wetenschapscommissie is gebleken dat er mogelijkheden blijven bestaan voor het aanvragen van persoonlijke subsidies (ERC-grants). Verder lijkt de faculteit te kunnen aansluiten bij: ‘Societal Challenge 6: Europe in a changing World’. Het CMR (SteR) zal zijn netwerk aanwenden om aanvragen voor te bereiden op het vlak van migratieonderzoek. Ook vanuit het Grondslagenonderzoek van SteR zullen initiatieven worden ontplooid om aan te haken bij projectaanvragen op het vlak van ‘Europe's role as a global actor, notably regarding human rights and global justice’ en ‘Challenge 7: Secure societies - protecting freedom and security of Europe and its citizens’. In alle gevallen is er een prominente rol voor de wetenschapscommissie in het nemen van initiatieven en de inhoudelijke begeleiding van de aanvragen.
•
Hoe wordt (ook met het oog op Horizon 2020, maar niet alleen met het oog daarop) in 2013 vorm gegeven aan een meer gestructureerde relatie met bedrijven en tot welke concrete samenwerkingsverbanden wil de faculteit het initiatief nemen? Hoe wordt hierbij de afstemming geregeld met contacten van andere faculteiten met hetzelfde bedrijf (accountmanagement)? Het OO&R is een samenwerkingverband van de rechtswetenschap en de juridische praktijk. Naast de faculteit participeert in het OO&R een aantal toonaangevende advocaten- en notariskantoren en bedrijven (externe partners). Binnen deze kantoren en bedrijven is een grote know how op het wetenschapsterrein "onderneming en recht" aanwezig. Tot het OO&R zijn toegetreden als partner: AEGON N.V., Akzo Nobel NV, Allen & Overy, De Brauw Blackstone Westbroek, Clifford Chance, ING Groep N.V., Houthoff Buruma, Loyens & Loeff, Nauta Dutilh, Pels Rijcken & Droogleever Fortuijn, Rabobank Nederland, Stibbe, Stiching Eumedion en Stichting Pensioenfonds ABP. Het OO&R-bestuur ziet er structureel op toe dat de partners bij de onderzoeksprojecten worden betrokken. Het OO&R is verder een hofleverancier van docenten voor het Centrum voor Postacademisch Juridisch Onderwijs (CPO). Het SteR heeft intensieve contacten met advocatenkantoren, rechtbanken, ministeries en andere overheidsinstellingen opgebouwd. Het doel is: het verkrijgen van geheel of gedeeltelijke financiering voor promotieplaatsen, het verkrijgen van meer buitenpromovendi, het doen van contractonderzoek. Tevens zijn de meeste medewerkers actief in maatschappelijke nevenfuncties (bijvoorbeeld als rechter-plaatsvervanger, lid van een bezwaarschriftcommissie, advocaat, lid van een kenniscentrum of lid van een (hoog) (overheids)adviesorgaan). Een en ander komt de
34
kruisbestuiving tussen praktijk en wetenschap buitengewoon ten goede. Vanuit SteR wordt geparticipeerd in talrijke structurele postacademische opleidingen, waaronder de Grotius academie, de Academie voor wetgeving, de Beroepsopleiding voor Gemeentejuristen en de Stichting Studiecentrum Rechtspleging (SSR). Er is in beide gevallen geen sprake van afstemming met andere faculteiten . In 2013 vindt een aantal onderzoeksvisitaties plaats. • Voorziet u problemen voor een van uw instituten (zowel in het proces als de uitkomst verwachte uitkomst van de visitatie)? Niet van toepassing. •
Tevens dienen in 2013 enkele zelfstudies in voorbereiding genomen te worden. Zijn de verantwoordelijken hiervoor inmiddels aangewezen en welke hulp heeft u hierbij nodig? De onderzoekcentra (Onderzoekcentrum Onderneming & Recht (OO&R), Onderzoekcentrum voor Staat en Recht (SteR), Centrum voor Notarieel Recht (CNR)) van de faculteit der Rechtsgeleerdheid zijn voor het laatst beoordeeld in de landelijke evaluatie van 2009 (door de commissie Koers). Het betrof de verslagjaren 2003-2008. Dit betekent dat er in 2012 een Mid Term Review (MTR) wordt gehouden over de jaren 2009-2011. In overleg met MSO is besloten te gaan voor de mogelijkheid van een ‘lichte procedure’ voor de drie centra, zoals die in het Standaard Evaluatie Protocol (SEP) 2009-2015 wordt geboden 1. Besloten is om het beschrijvende deel van de zelfevaluatie, zoals dat in het SEP staat verwoord, grotendeels te laten vervallen. De zelfevaluatie zal bestaan uit een korte inleiding, beschrijving van de promovendiopleiding (verplicht door CvB), SWOT-analyses en kengetallen. Het werk voor de programmaleiders bestaat dus uit het aanleveren van enkele A-4tjes analyse (retrospectief en prospectief), en het controleren van de onderzoekgegevens. Het is aan de besturen van de onderzoekcentra om vervolgens commissies te benoemen, die de opgestelde zelfevaluaties gaan beoordelen. Een en ander is vastgelegd in een draaiboek. De MTR geeft het FB, de besturen van de onderzoekscentra en het CvB inzicht in de kwaliteit van het onderzoek met het oog op toekomstige externe evaluaties (zijn eerdere aanbevelingen van externe commissies voldoende geïmplementeerd, is het aantal promoties aan de maat, wat is de publicatiecultuur binnen programma, is de output kwantitatief en kwalitatief aan de maat, is de programmering nog in lijn met de visie en missie etc.). De MTR zal worden afgerond in december 2012. De resultaten worden vanzelfsprekend aangeboden aan het CvB.
2.4. Personeelsbeleid 2.4.1 Leerstoelenplan • Tot welke bijstellingen komt u, gelet op de alle hiervoor beschreven ontwikkelingen in onderwijs en onderzoek, van het leerstoelenplan? De ontwikkelingen in het onderzoek, en dan met name de groeiende profilering en zichtbaarheid van het onderzoekcentrum Staat en Recht, maken dat een Aanvullend hooglerarenplan SteR (waarin ondergebracht de onderzoeksleeropdrachten van dat onderzoekcentrum) aan de orde is. In het komend leerstoelenplan zal dit worden geïntroduceerd. De nieuw benoemde bijzonder hoogleraar Pensioenrecht wordt in het hooglerarenplan ondergebracht. Verder heeft de faculteit in het kader van het SteR-hooglerarenplan een bijzondere leeropdracht Europees en nationaal 1 Overleg Hannelies Linders (MSO), Steven Bartels (FdR) en Pieter Jan Boon (FdR) d.d. 28 november 2011. Het SEP geeft aan dat het CvB zelf kan bepalen in welke vorm een MTR kan worden gegoten. Het CvB streeft ernaar de administratieve lasten zoveel mogelijk te beperken. “The mid-term review takes place roughly three years after an external evaluation and consequently three years before the next external evaluation. It has both a retrospective and prospective nature and is envisaged as a light procedure. The main objective is to review the follow-up of recommendations from the last external evaluation and to formulate future actions. The mid-term review is an internal procedure. The board decides on the precise form of the mid-term review, the documentation to be provided by the institute and the time path.” Standard Evaluation Protocol 2009-2015. Protocol for Research Assessment in the Netherlands, VSNU, KNAW and NWO, 2009, p. 22.
35
Aanbestedingsrecht en een bijzondere leeropdracht Onteigeningsrecht ingesteld. Naar verwachting zullen deze procedures eind 2012 / begin 2013 worden afgerond. De benoeming van een fulltime hoogleraar Financieel recht bij het Onderzoekcentrum Onderneming & Recht in 2012 komt voort uit het steeds grotere, zowel nationale als internationale, belang van het financiële recht voor het OO&R, in het bijzonder het programma Onderneming & Financieel recht. Het financiële recht is de afgelopen jaren uitgegroeid tot een zelfstandig onderzoeksprogramma en is een van de pijlers onder het OO&R geworden. De nieuw benoemde hoogleraar zal als aanjager fungeren op dit vakgebied. Mede in het licht van de onderwijsintensivering voelde de faculteit de noodzaak om de (reeds enige tijd) vacante leerstoel Burgerlijk recht en de vacante gewone leeropdracht Ondernemingsrecht (beide fulltime functies) op korte termijn te vervullen. De procedures hebben dit jaar geleid tot de benoeming van twee (interne) vrouwelijke hoogleraren. De faculteit is verder verheugd dat de leeropdracht Internationaal en Europees recht inmiddels ook is vervuld; de hoogleraar zal in de toekomst een langrijke enthousiasmerende rol in het propedeuseonderwijs gaan vervullen. • o
o
o
o o o
Welke leerstoelen/leeropdrachten komen vacant en is herbezetting voorzien? OO&R-leeropdracht Effectenrecht ihb Ondernemings en toezicht financiële markten Deze leeropdracht komt vacant vanwege pensionering van de zittende hoogleraar in november 2013. Herbezetting is – via een zgn. dakpanconstructie – reeds tot stand gebracht: de leeropdracht gaat over in de OO&R-leeropdracht Financieel recht. Leeropdracht op persoonlijke titel Migratierecht en rechtsbescherming Deze leeropdracht komt vacant vanwege pensionering van de zittende hoogleraar . Gezien het karakter van de leeropdracht zal deze komen te vervallen. Gewone leeropdracht Straf- en strafprocesrecht Deze leeropdracht komt vacant vanwege pensionering van de zittende hoogleraar in september 2013. Herbezetting is – via een zgn. dakpanconstructie – reeds tot stand gebracht. Gewone leeropdracht Verzekeringsrecht (OO&R) - bij uitblijven financiering van de externe partner zal de leeropdracht niet worden herbezet. Gewone leeropdracht Recht in Europa – voornemen tot herbezetting. Gewone leeropdracht Bank- en effectenrecht (OO&R) – herbezetting is voorzien door de huidige wisselleerstoelhouder OO&R Effectenrecht .
2.4.2 Docentkwalificaties Docenten behorend tot de (vaste) wetenschappelijke staf dienen ten minste te beschikken over de Basis Kwalificatie Onderwijs (BKO). In het kader van het plan Prestaties, profiel en ontwikkelingen Radboud Universiteit is als prestatieafspraak richting staatssecretaris geformuleerd dat in 2015 minimaal 75% van de in aanmerking komende docenten over deze docentkwalificatie beschikt. Deze registratie dient u te hebben vastgelegd in Oracle. Wij verzoeken u de score mee te nemen in de 4, 8 en 12 maandrapportages. Al sinds 2005 wordt de cursus BKO-rechten verplicht gesteld voor jonge docenten die een onderwijstaak hebben. Het is duidelijk dat aan de prestatieafspraak niet alleen via de kwalificatie van de jonge docenten voldaan kan worden. Het spreekt ook vanzelf dat wil men de kwaliteit van het onderwijs aan de faculteit verankeren ook de zittende docenten op een of andere manier bij dit proces betrokken moeten worden. Een verplichte deelname voor alle docenten aan de BKO-rechten lijkt geen optimale manier om de prestatieafspraak te concretiseren. Enerzijds omdat deze cursus bedoeld is als het aanbieden van een startbagage, en daarmee niet toegesneden op de ontwikkelbehoefte van ervaren docenten. Anderzijds is het de vraag of de kwaliteit van het onderwijs verankerd wordt door eenmalige deelname aan een cursus door de zittende docenten. Zinvoller zou het zijn om een doorlopend proces van kwaliteitsbevordering en een structurele bewaking daarvan bij alle docenten te ontwikkelen. Daarmee wordt maatwerk geleverd aan de individuele docent en is kwaliteit van het docentencorps een
36
doorlopend aandachtspunt. Het is tevens een krachtig antwoord op de kritische opmerking van de visitatiecommissie dat de faculteit docentprofessionalisering niet hoog in het vaandel heeft staan. Een voorbereidingsgroep heeft zich gebogen over de manier waarop dit proces vorm zou kunnen krijgen. Daarbij hebben de drie peilers waarop de landelijke BKO afspraken rusten: onderwijs uitvoering, onderwijs ontwikkeling en onderwijsorganisatie centraal gestaan. Voorbeelden zijn gezocht bij faculteiten die reeds ervaring hebben opgedaan met op maat gesneden BKO-trajecten, te weten FNWI en FSW. Het voorstel zal binnenkort aan het bestuur worden voorgelegd. 2.4.3 Promotierendement Verbetering van het promotierendement is nodig om in de toekomst het aantal promoties op peil te houden. De promotieduur kan worden verkort. • Welke maatregelen neemt u om de begeleiding en opleiding van promovendi te verbeteren? In de afgelopen jaren is met onverminderde inzet getracht alle denkbare maatregelen te nemen tot verbetering van het promotierendement. De faculteit denkt het rendement nog te kunnen verbeteren door in de selectie en begeleiding meer aandacht te schenken aan de persoonlijkheidsfactoren die exemplarisch (zouden) zijn voor het welslagen van een promotietraject. Hiertoe wordt, eerst in de vorm van een pilot, een gecontextualiseerd meetinstrument voor de selectie en begeleiding van promovendi ingezet (de zogenaamde Ph.D. Personality Questionnaire (PPQ)). Ingeval eind 2012 blijkt dat de pilot Ph.D. Personality Questionnare (PPQ) daartoe heeft bijgedragen, wordt deze in 2013 voortgezet. Het actualiseren van het instrument werving en selectie vraagt om blijvende aandacht; de hedendaagse praktijk vraagt steeds meer om talentscouting. De voortgang van de promotietrajecten wordt strak gemonitord door intensief te blijven toezien op het inleveren van de vereiste documenten conform het uitvoeringsprotocol promovendi. Verder komt de begeleiding expliciet ter sprake in de jaargesprekken die de decaan voert met de kernleerstoelhouder. De extra UD-capaciteit in het kader van de onderwijsintensivering veroorzaakt dat de grotere facultaire staf meer aandacht kan hebben voor de dagelijkse begeleiding en opleiding van promovendi. Het opleidingstraject BKO (voor promovendi en beginnend docenten) behoeft met het verdwijnen van het door het IOWO verzorgde opleidingstraject, hernieuwde universitaire aandacht. Verder worden de volgende initiatieven ontplooid om het aantal proefschriften op peil te houden en de begeleiding en opleiding van promovendi te verbeteren. o Actieve werving en begeleiding van buitenpromovendi. De besturen van de onderzoekcentra zijn constant in gesprek met bedrijven/partners, ministeries, rechtbanken en andere overheidsinstanties teneinde juristen werkzaam in de praktijk warm te maken voor een promotietraject. Daarnaast dienen buitenpromovendi bij hun promotietraject, net als reguliere promovendi, actief te worden begeleid en moeten zij gebruik kunnen maken van dezelfde voorzieningen als reguliere promovendi. o De faculteit geeft docenten die blijk geven van de ambitie te willen promoveren, actief begeleiding in het eerste jaar van hun docentschap. Daarna wordt bekeken in hoeverre een promotie kans van slagen heeft en wordt de onderzoekstijd van de docent hierop aangepast. o De besturen van de onderzoekcentra zetten in op het verwerven van derde geldstroommiddelen ( advocatenkantoren, overheidsinstanties, bedrijven). De faculteit werkt sinds kort met de zogenaamde matchingsconstructie. Promotietrajecten die voor de helft uit derde geldstroommiddelen worden gefinancierd, worden voor de andere helft gematched uit facultaire middelen (lees: grotendeels promotiepremies). Vanzelfsprekend zit er een limiet aan deze constructie. o De faculteit wil kansrijke buitenlandse buitenpromovendi (ook met een beurs uit het land van herkomst) aan zich binden. o De faculteit voert Hora Est in. Verdere ontwikkeling bij het onderzoek De faculteit zal zich in 2013 inzetten om het facultaire onderzoek beter zichtbaar te maken, binnen en buiten de faculteit. Hiervoor is een communicatieplan opgesteld, dat o.a. toeziet op een actualisering van de persoonspagina’s en een snelle verspreiding van nieuws via de centrale kanalen naar kranten en informatiesites.
37
2.5 Ontwikkelingen bij het CPO Via CPO initieert ontwikkeld en verzorgd de faculteit een divers aanbod aan postacademisch onderwijs ten behoeve van praktijkjuristen. De meest belangrijke sectoren voor het CPO zijn de Voortgezette Stagiaire Opleiding (VSO), het Post Academisch Onderwijs dat oor eigen rekening en risico wordt ontwikkeld en aangeboden, de specialisatieopleidingen van de Grotius Academie en de beroepsopleiding die wordt georganiseerd voor de internationale advocatenorganisaties (de Law Firm School). Het CPO is onder de universitaire aanbieders van postacademisch onderwijs verreweg de grootste. In Deel I van deze begroting is al opgemerkt dat er bij de Voortgezette Stagiaire Opleiding (VSO) een ingrijpende ontwikkeling gaande is die voor CPO vervelende gevolgen kan hebben. Basis voor deze ontwikkeling is het besluit van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) om op basis van adviezen van de Commissie Kortmann, de opzet van de Stagiaire Opleiding voor advocaten grondig te herzien. Achtergrond van de instelling van de commissie is het gevoelen bij met name de grotere kantoren dat de bestaande beroepsopleiding voor advocaten kwalitatief tekort schiet. De huidige opleiding van advocaat-stagiaires tot advocaten bestaat uit twee fasen: de eenjarige beroepsopleiding en de tweejarige Voortgezette Stagiaire Opleiding (VSO). De eerste fase wordt verzorgd door de Nederlandse Orde van Advocaten (Orde). De tweede fase werd tot 2005 verzorgd door het CPO en OSR Juridische Opleidingen (OSR). Sinds 2005 is de VSO aan de vrije markt overgelaten. De tijd leert dat weinig andere door de Orde erkende opleidingsinstellingen hierop zijn ingegaan en dat het overgrote deel van de VSO nog steeds wordt verzorgd door het CPO en de OSR. Het marktaandeel van het CPO in de VSO-markt schommelt al een aantal jaren tussen de 55 en 57 %. Na aanhoudende kritiek op de huidige eerstejaars beroepsopleiding werd in 2009 de Commissie Nieuwe Stagiaire Opleiding (bekend als de Commissie Kortmann) in het leven geroepen. De Commissie concludeerde in 2010 onder meer dat het niveau van de opleiding omhoog moet, dat de opleiding minder vrijblijvend moet zijn en dat de onnatuurlijke knip tussen de beroepsopleiding van de Orde en de aan de vrije markt overgelaten VSO moet worden opgeheven. De Commissie stelt in zijn advies voor een geïntegreerde, driejarige opleiding te ontwikkelen. De Orde heeft dit advies ter harte genomen. De huidige beroepsopleiding en de VSO maken vanaf september 2013 plaats voor de nieuwe Beroepsopleiding Advocaten (BA). In maart 2013 begint de laatste cyclus van de huidige beroepsopleiding. Voor deze lichting blijft de VSO bestaan tot december 2015, maar het aantal deelnemers neemt vanaf september 2014 af als gevolg van de start van de nieuwe opleiding in september 2013. De VSO zorgde de afgelopen jaren voor een substantieel deel van de omzet en van het resultaat van het CPO. Ter illustratie: de omzet uit de VSO voor het CPO bedroeg in de jaren 2010 en 2011 resp. € 1.806.000 en € 1.720.000. Voor 2012 wordt een omzet van € 1.665.000 geprognosticeerd. Deze omzet zal vanaf september 2014 drastisch afnemen, om in januari 2016 geheel te vervallen. De organisatie van de nieuwe opleiding Er komt in de organisatie van de BA een scheiding tussen inhoud en uitvoering. De in zomer 2012 opgerichte Stichting Beroepsopleiding Advocaten wordt verantwoordelijk voor de inhoud van de opleiding en een uitvoeringsorganisatie gaat de opleiding, in opdracht van deze stichting, organiseren. In de stichting zijn de Orde en alle universiteiten met een juridische faculteit vertegenwoordigd. Als afgevaardigde van de Nijmeegse faculteit heeft prof. Leonard Verburg zitting in het stichtingsbestuur. De stichting stelt de selectiecriteria voor de uitvoeringsorganisatie vast en de Orde selecteert deze vervolgens. De BA zal twee maal per jaar starten met zo’n 400 advocaat-stagiaires per startmoment. Het programma van de BA bestaat uit 79 dagdelen onderwijs, verspreid over 3 jaren. Het CPO is voor de rol van uitvoeringsorganisatie beschikbaar en onderzoekt de mogelijkheden om een ‘consortium’ met andere opleidingsinstituten aan te gaan dat zich bij de Orde aanbiedt als uitvoeringsorganisatie. Samenwerking voorkomt een eenzijdig afbreukrisico, verdeelt de risico’s die aan het opdrachtnemerschap kleven, werkt kwalitatief en organisatorisch versterkend, verbetert onze positie als opdrachtnemer ten opzichte van de Orde en stelt ons in staat de in kwantitatieve zin omvangrijke opdracht ook op de lange termijn goed uit te voeren. Het bestek van de Orde is in
38
september 2012 gepubliceerd. De Orde beslist in december 2012 wie de rol van uitvoeringsorganisatie op zich mag nemen. Liberalisering Het is voor het CPO om verschillende redenen van groot belang om de rol van uitvoeringsorganisatie te mogen gaan vervullen. Onze marktpositie, naamsbekendheid en omzet zijn gebaat bij deze rol. De advocatuur is onze belangrijkste doelgroep; het leveren van een fundamentele bijdrage aan de nieuwe BA en de samenwerking met de Stichting Beroepsopleiding Advocatuur zullen onze positie in de advocatuur verder versterken ten opzichte van de positie die wij in de vrije VSO-markt hebben weten op te bouwen en te handhaven. Alle inspanningen zullen dit najaar zijn gericht op het maken van een winnend voorstel. Echter, in het onverhoopte geval dat het CPO niet wordt aangesteld als uitvoeringsorganisatie, dan biedt de positie van geaccrediteerde aanbieder een goed alternatief. De Orde heeft onder invloed van het mededingingsrecht, in tegenstelling tot zijn initiële plannen, het cognitieve deel van de BA moeten liberaliseren. Dat wil zeggen dat de Orde stagiaires de gelegenheid moet bieden om de cognitieve vakken van de BA bij een ander opleidingsinstituut dan de uitvoeringsorganisatie te volgen. Andere partijen kunnen ten gevolge hiervan geaccrediteerd worden om een deel van de opleiding geïntegreerd aan te bieden. Het gaat dan om een leerlijn (civiel, straf- of bestuursrecht) en eventueel een bijbehorende minor. De Orde blijft eindverantwoordelijk voor de examinering en het bepalen van de eindtermen van het geliberaliseerde deel. Veel kantoren hebben een groeiende behoefte aan een opleiding die aansluit bij de praktijk. Liberalisering voorziet in deze behoefte omdat dan sprake is van meer maatwerk. Mocht het CPO niet worden aangewezen als (onderdeel van de) uitvoeringsorganisatie, dan zal het CPO een eigen, sterk aanbod ontwikkelen in het geliberaliseerde deel van de opleiding, en zo proberen een deel van het omzetverlies dat met de teloorgang van de VSO onvermijdelijk is, goed te maken.
39