Les 23 – De kalender Beginsituatie Dit is een herhalingsles. De leerkracht heeft een korte toets afgenomen om de beginsituatie vast te leggen. Lesdoelen De leerlingen kunnen/kennen: - aan de hand van een kalender een eenvoudige tijdsduur berekenen. - de maanden van het jaar. - het aantal dagen van een maand, het aantal dagen van een jaar en de begrippen ‘schrikkeljaar’ en ‘eeuw’. - Aan de hand van een kalender eenvoudige tijdsduren berekenen. De leerlingen zijn bereid om in groep samen te werken. Leerplandoelen MR66
Volgende termen gebruiken: a) de dagen van de week b) vandaag, gisteren, morgen... c) de maanden van het jaar -------- d) eergisteren, overmorgen... -------- e) het aantal dagen van de maanden kennen - - - f) een jaar (365 dagen), een schrikkeljaar en een eeuw
MR67
De datum lezen en noteren: -------- a) voluit (bijv. 29 mei 1997)
MR70
Tijdsduur berekenen: - - - c)in uren en/of minuten en/of seconden (bijv.: Er zijn nog 42 min. van 2.18 uur tot 3 uur)
Toelichtingen bij het leerplan Vanaf p 96 Groepsopdracht: De leerlingen worden in 5 groepen verdeeld. Er zijn 5 opdrachten. Na ong. 10 minuten wordt er doorgeschoven. Binnen elke opdracht is er een - opdracht. Deze opdracht is voor de groepen die snel werken. Er is nog een extra opdracht indien de leerlingen met een opdracht klaar zijn met een opdracht en er nog niet doorgeschoven kan worden. (Maken van de jaarklok). Na het groepswerk denkt elke leerling na over het groepswerk adhv een aantal vraagjes. Materiaal -
Werkbundels voor elke leerling Maandkalender (opdracht 4) Afvalkalender (opdracht 5) Jaarklok (voorbeeld in kleur) kleurtjes
De kalender Mijn naam: ……………………………………………..
Groepsleden: -
…………………………………………………...
-
…………………………………………………...
-
…………………………………………………...
-
…………………………………………………...
Dit vul je ALLEEN in Lees de zinnen en zet een kruisje in de kolom. Ja
Soms
nee
Ik werkte goed mee. Ik deed mijn best. Ik kreeg de kans om iets te zeggen en doen in de groep. Ik maakte veel lawaai. Ik stoorde de andere groepjes. Ik vond de opdrachten moeilijk.
Het leukste vond ik: …………………………………….……………………………………… …………………………………….………………………………………
Dit begrijp ik niet: …………………………………….……………………………………… …………………………………….………………………………………
Deze vraag vul je met je groep in. Wat hebben wij als groep erg goed gedaan? Geef een voorbeeld. …………………………………….……………………………………………………… Wat liep er niet goed tijdens jullie groepswerk? …………………………………….……………………………………………………… Wat doe je een volgende keer anders? …………………………………….…………………………………………………
Opdracht 1: de grote verjaardagskalender van het derde leerjaar
NOVEMBER ma
di
woe
do
vrij
za
zo 1
2
3
4
5
6
7 Jip
8
9 Alex 3D
10
11 Jenthe 3D
12
13
14
15
16
17 Amy 3D
18
19
20
21
23
24
25 Joost 3B
26
27
28
22 Lise 3B Lorine 3A 29
30
1. Los de vragen op. - Zoek op de kalender de dag van vandaag. Kleur het vakje groen. - Hoeveel dagen moet Joost nog wachten voor hij jarig is?
……………….. dagen.
- Hoeveel dagen zitten tussen de verjaardag van Jenthe en Amy? ……………….. dagen. - Lise verjaart op zondag 22 november. Ze geeft de volgende woensdag een feestje. Op welke datum gaat het feestje door? ……………………………. - Alex geeft 6 dagen na zijn verjaardag een groot familiefeest. Op welke datum gaat het feest door? ……………………………. - Mama en papa kopen 2 dagen voor de verjaardag van Lorine een cadeau. Op welke dag kopen ze het cadeau? ……………………………. 2. Op welke datum zijn de kinderen van het derde leerjaar jarig? Vul de tabel aan. Wie? Jip Lorine en Lise Alex Joost Amy Jenthe
Dag? zaterdag
Datu… in het lang 7 november 2009
…in het kort 7 . 11 . 2009
Opdracht 2 1. Vul in: morgen, eergisteren, overmorgen, gisteren
…………………
…………………
vandaag
…………………
…………………
2. Los de vragen op. Iemand zegt… …vandaag is het 9 februari. Welke dag is het morgen?
…………………………..
… gisteren was het 19 december. Welke dag is het vandaag?
…………………………..
… gisteren was het 28 januari. Welke dag is het morgen?
…………………………..
… overmorgen is het 22 oktober. Welke dag is het vandaag?
…………………………..
… eergisteren was het 6 oktober. Welke dag is het vandaag?
…………………………..
… morgen is het 15 september. Welke dag is het vandaag?
…………………………..
… gisteren was het 5 augustus. Welke dag is het overmorgen?
…………………………..
… vandaag is het 30 oktober. Welke dag is het overmorgen?
…………………………..
… overmorgen is het 1 december. Welke dag is het vandaag?
…………………………..
… overmorgen is het 24 december. Eergisteren lag er plots een pakje onder de kerstboom. Op welke dag lag er een pakje onder de kerstboom?
…………………………..
3. Kleur de naam van de dag: vandaag
zondag
maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
morgen
zondag
maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
overmorgen
zondag
maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
gisteren
zondag
maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
eergisteren
zondag
maandag
dinsdag
woensdag
donderdag
vrijdag
zaterdag
Opdracht 3 1.Kleur het juiste vakje. In deze maand begint de lente In juli zijn er…
februari
maart
april
30 dagen
31 dagen
32 dagen
10 jaar
100 jaar
1000 jaar
oktober
november
december
30 oktober
31 oktober
32 oktober
februari
maart
april
mei
juni
juli
27 dagen
28 dagen
29 dagen
donderdag
zondag
maandag
september
oktober
november
364 dagen
365 dagen
366 dagen
25.07.09
25.08.09
25.09.09
14 oktober
15 oktober
16 oktober
Een eeuw is… De laatste maand van het jaar is… De laatste dag van oktober is… De kortste maand van het jaar is… De zesde maand van het jaar is… In een schrikkeljaar telt februari Als het eergisteren zaterdag was, dan is het vandaag… In deze maand begint de herfst Een schrikkeljaar telt… 25 augustus 2009 is hetzelfde als …. Het is vandaag 1 oktober. Twee weken later is het…
Hoeveel dagen ben je oud? Kleur het juiste vakje. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. ………………………………………………………………………………………………….. tussen 900 – 2500 dagen
tussen 2500 – 3500 dagen
tussen 4000 en 8000 dagen
Opdracht 4 1. Zoek in de kalender de maand november. Los dan de vragen op. - Van welk jaar is deze kalender?
……………………………….
- Hoeveel dagen telt deze maand?
……………………………….
- Noteer de datum van de eerste dag van de maand. ………………………………. - Hoeveel zondagen heeft deze maand?
……………………………….
- Hoeveel woensdagen heeft deze maand?
……………………………….
- Hoeveel hele weken heeft deze maand?
……………………………….
2. Lees aandachtig. Los dan op. Ik vertrek ’s morgens op 20 november. Ik kom ’s avonds thuis op 24 november. Hoeveel nachten heb ik niet in mijn eigen bed geslapen? ………………………………. Janneke verjaart op 6 november. Ilse verjaart op 10 november. Hoeveel dagen zitten er tussen?
……………………………….
Op woensdagmorgen vertrek ik naar oma. Ik blijf daar 3 nachten slapen. Op welke dag ben ik terug thuis?
……………………………….
Opdracht 5: de afvalkalender
1.Wat betekent dit symbool? ………………………………………….………………………………………………………. Waar of niet waar? Zet een kruisje in het juiste vakje
Vraag
Op dinsdag 24 november wordt het glas opgehaald. Ik wil telefoneren naar het recyclagepark Maaseik. Het telefoonnummer is 089 56 85 20.
In de maand november kan ik 3 keer op zondag de ‘Van Eyck’wandeling maken .
De laatste dag van november valt op een zondag.
Er zitten twee dagen tussen het weekend en 11 november.
Telkens op woensdag en donderdag wordt PMD opgehaald. In Maaseik wordt op maandag 16 november papier of karton opgehaald.
Waar
Niet waar
EXTRA OPDRACHT Jaarklok Vul alle woorden juist in. Kleur de jaarklok juist in. Kijk naar het voorbeeld.
Jaarklok - voorbeeld
1