Begeleiden en beoordelen van de stages Bachelor in het onderwijs kleuteronderwijs
Begrippen Begeleidingsgesprek
Beoordelingscriteria
Contactdag KATHOLIEKE HOGESCHOOL VIVES STUDIEGEBIED ONDERWIJS CAMPUS BRUGGE Stagecoördinatie:
[email protected] Contactpersoon:
[email protected] 050 30 51 38
Eindrapport van de stage
Evaluatieformulier
Gesprek na een aantal activiteiten of stagedagen waarbij het leerproces van de student centraal staat en toekomstige leerdoelen verwoord worden. Kwaliteit: sterke, positieve elementen van de student. De concrete gedragingen situeren zich altijd op het niveau van de opleidingsfase en zeer regelmatig op het niveau van de volgende opleidingsfase zoals aangegeven in de stageleerlijn. Voldoende: de student functioneert op het niveau zoals aangegeven in de stageleerlijn en bereikt in voldoende mate de doelen van die stage. Werkpunt: de student functioneert niet systematisch en niet met voldoende regelmaat in de verschillende stageactiviteiten op het niveau zoals omschreven in de stageleerlijn; met tips, feedback en veel begeleiding slaagt de student er in dit gedrag te vertonen, maar dit wordt nog niet voldoende zelfstandig opgenomen in het eigen gedragsrepertoire. Bij volgende activiteiten blijft de nood aan veel begeleiding en bijsturing. Knelpunt: de student functioneert niet op het niveau van de betreffende opleidingsfase, maar systematisch op het niveau eronder. Dit gedrag geeft aanleiding tot het niet behalen van de doelen van die stage of blokkeert het globale en zelfstandig functioneren van de student als leraar. Op deze dag komen de studenten langs om voorbereidingen in te dienen, op te halen of te bespreken, om concrete afspraken te maken i.v.m. de planning, … Dit document krijgt de student op het einde van het academiejaar. Hierop wordt een globaal oordeel (een punt op 20) gegeven. Dit is het formulier dat de mentor invult op het einde van de stage. Dit document wordt besproken met de student
Katholieke Hogeschool VIVES campus Brugge ‐ Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Evaluatiegesprek
Examencommissie
Feedbackgesprek
Knelpunten
Leer(groep)begeleider
Lesobservatie
Observatiedag
Opleidingsfase
op het einde van de stage. De student bezorgt dit document aan zijn stagebegeleider (origineel) en zijn bezoekende docent (kopie). Gesprek op het einde van de stage of na meerdere stages waarbij een oordeel wordt gegeven over het geheel van de stagedoelen. Zie OER Deze commissie neemt acte van het eindoordeel van de praktijkbeoordelingscommissie en kent het definitieve punt toe. Gesprek na de activiteit waarbij de observatiegegevens worden ingebracht en besproken. Zie evaluatieformulier stage Tegenvallende zaken. Dit zijn m.a.w. zware tekorten die bij een summatieve evaluatie op het einde van deze opleidingsfase kunnen leiden tot het niet behalen van een voldoende voor het opleidingsonderdeel stage. Werkpunten die steeds terugkomen, kunnen bij een summatieve evaluatie ook leiden tot het toekennen van een knelpunt omwille van het gebrek aan evolutie. Enkel voor studenten in de 1ste opleidingsfase. De docent van de hogeschool die de student begeleidt in zijn leerproces. Samen met zijn leergroep komt de leergroepbegeleider (of kortweg de leerbegeleider) geregeld samen om de studievoortgang (en dus ook de stage) te bespreken. Gegevens verzameld uit lesobservaties worden de eerste opleidingsfase genoteerd in het stagebegeleidingsschrift of op een afzonderlijk document. Op deze dag blijven de studenten de hele dag observeren in de klas met de bedoeling de beginsituatie van de klas te leren kennen, … Als gevolg van de flexibilisering van het hoger onderwijs kunnen we niet meer spreken over het ‘eerste jaar’, ‘tweede jaar’ en ‘derde jaar’. Het studietraject wordt nog wel ingedeeld in een modeltraject met drie opleidingsfasen (vergelijkbaar met de vroegere opleidingsjaren). Studenten kunnen thans opleidingsonderdelen uit wat vroeger de verschillende “jaren” waren, combineren. Een voorbeeld: een student die niet geslaagd is voor bepaalde opleidingsonderdelen van het eerste “jaar” herneemt die en vult zijn studieprogramma aan met vakken uit het tweede “jaar”. De klassieke structuur met vaste opleidingsjaren wordt dus doorbroken. Daarom spreken we over opleidingsfasen.
Katholieke Hogeschool VIVES campus Brugge ‐ Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Praktijk‐ Bijeenkomst van alle docenten die betrokken zijn bij het beoordelingscommissie opleidingsonderdeel stage van de betreffende opleidingsfase (bezoekende docenten en stagebegeleiders). Deze vergadering wordt voorgezeten door het opleidingshoofd. Deze vergadering komt 2 maal per jaar samen en kent het tussentijds oordeel en het eindoordeel toe. In overleg worden scores gemotiveerd en toegelicht door de bezoekende docenten. De groep docenten bewaakt de norm en stelt een punt op 20 voor. Dit punt wordt aan de examencommissie doorgegeven. Stage De student blijft de afgesproken periode fulltime aanwezig in de klas/op school, de student observeert, participeert en voert lesopdrachten uit gedurende deze periode. Stagebegeleider Enkel voor studenten in de 2de en 3de opleidingsfase. De docent van de hogeschool die de student het hele academiejaar opvolgt; deze docent houdt het stagedossier bij en heeft na elke stage een individueel gesprek met de student. Stagebezoeker De docent die tijdens de stageperiode een bezoek brengt in de klas en een gesprek heeft met de stagementor en de directie. Stageleerlijn Dit document is het referentiekader bij begeleiden en beoordelen. In gedragsindicatoren wordt aangegeven wat de student in een stage moet bereiken. Stagemap Dit is een map waarin alle gegevens en voorbereidingen van de stage worden opgenomen : stagegegevens, lesvoorbereidingen, observaties, uitgewerkte praktijkopdrachten,… (zie concreet in de praktijkgids) Deze map is een communicatiemiddel tussen de mentor en de student. De bezoekende docent kijkt dit ook in. Stagementor De kleuteronderwijzer(es) van de stageklas. Hij/zij staat in voor de begeleiding en is betrokken bij de beoordeling van stagiairs. Stageopdrachten De studenten krijgen voor de verschillende opleidingsonderdelen opdrachten mee; deze opdrachten worden uitgevoerd in de stages. Stageoverzicht Dit document wordt door de stagebegeleider ingevuld. Op een 4‐puntenschaal wordt het functioneren van de student in zijn globaliteit weergegeven. Op basis van dit document wordt een oordeel (tussentijds of eindoordeel) geveld door de docentengroep betrokken bij de stage (de praktijkbeoordelingscommissie) Stageschrift In het stageschrift noteert de mentor de bedenkingen bij de gegeven activiteiten. Wat de mentor noteert, is de aanzet voor begeleidende gesprekken tussen mentor en student. Deze gegevens blijven tussen Katholieke Hogeschool VIVES campus Brugge ‐ Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Syntheserapport
Tussentijds stagerapport
Verplicht vrijwillige stage
Werkpunten
Zelfevaluatie
de mentor en de student en worden niet opgenomen in het stagedossier. De bezoekende docent noteert zijn observaties van de bijgewoonde activiteiten ook in dit schrift. Daarnaast noteert de bezoekende docent ook commentaar op de stagemap. Wat de bezoekende docent noteert, wordt door de student na de stage aan hem én aan zijn stagebegeleider bezorgd. Dit is het formulier dat de stagebegeleider (digitaal) opmaakt na het verzamelen van alle gegevens die betrekking hebben op die stageperiode. Het is een beoordeling op een 4‐puntenschaal. Dit document wordt aan de student bezorgd en wordt met hem besproken in een stagebegeleidingsgesprek. Dit document krijgt de student in de loop van het academiejaar. Hierop wordt een globaal oordeel (voldoende / onvoldoende) gegeven. Studenten die in hun opleidingsfase geen stage op hun studieprogramma hebben, wordt gevraagd om toch stage te lopen om de opdrachten van de verschillende vakken te kunnen uitvoeren; dit stageprogramma kan afwijken van de reguliere studenten. Zie evaluatieformulier stage. Zaken die nog verfijnd moeten worden. Heel vaak liggen werkpunten in de lijn van de tips die in de loop van de stage geformuleerd werden. De student kan zijn/haar werkpunten wellicht gemakkelijk bijsturen door ervaring en reflectie. De student bereidt op basis van de stageleerlijn het stagebegeleidingsgesprek voor.
Het proces van begeleiden en beoordelen Over de verschillende opleidingsfasen heen is er een evolutie van directe begeleiding naar meer indirecte begeleiding. We gaan er van uit dat de studenten in toenemende mate hun leerproces in eigen handen nemen. Om dit proces ‐ afgestemd op het leerproces van de student – geleidelijk en goed te laten verlopen werken we met een aantal procedures. Deze procedures maken een duidelijk onderscheid in het proces van begeleiden en het proces van beoordelen. Katholieke Hogeschool VIVES campus Brugge ‐ Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
REFLECTEREN – HET LEERPROCES VAN DE STUDENT Om ervaringen uit de praktijk te verwerken en vast te kunnen houden, is reflecteren een belangrijke vaardigheid. Op het einde van zijn opleiding wordt verwacht dat de student een zelfsturende, onderzoekende en reflectieve houding heeft. De student dient de doelen van de verschillende fasen van de opleiding dan ook voor ogen te houden. Hij is medeverantwoordelijk om de doelen te behalen. We verwachten dat de student gedurende de opleiding leert reflecteren en zelf de verantwoordelijkheid neemt voor zijn leerproces. Een startbekwame leerkracht kan zijn handelen bespreekbaar maken en zelf bijsturen. Dit reflectieproces krijgt zowel in de stagebegeleiding als in de stagebeoordeling een plaats. Enerzijds verwachten we dat de student eigen ervaringen kan benoemen, analyseren en bijsturen in functie van begeleiding. Anderzijds verwachten we dat studenten feedback en beoordelingen kunnen interpreteren en opnemen in hun reflectie‐ en leerproces.
BEGELEIDEN In elke stageperiode is de mentor in eerste instantie de begeleider van de student. De mentor geeft concrete tips naar de voorbereiding en de uitvoering van de activiteiten en opdrachten. In het stageschrift worden al deze elementen genoteerd. Deze zijn het vertrekpunt van de verschillende gesprekken die de mentor en de student hebben. De bezoekende docent maakt ook een observatieverslag waarvan hij punten in het gesprek met de student aanbrengt. In elke opleidingsfase krijgt de student een docent toegewezen die het leerproces in de opleiding mee opvolgt. Dit is de leer(groep)begeleider (1ste opleidingsfase) of stagebegeleider (2de en 3de opleidingsfase) of supervisor (3de opleidingsfase). WIE IS DE STAGEBEGELEIDER? 1ste opleidingsfase In de eerste opleidingsfase verdeelt het opleidingshoofd de studenten in kleine leergroepen van c.a. 10 personen. We noemen dit leergroepen. Deze leergroepen zijn regionaal samengesteld. Elke leergroep krijgt een vaste docent als leerbegeleider. 2de opleidingsfase De student krijgt een individuele stagebegeleider die hem het hele jaar opvolgt. De stagebegeleider is niet de leerbegeleider uit de eerste opleidingsfase. De stagebegeleider is bij voorkeur niet de bezoekende docent van de thuisstage uit de eerste opleidingsfase. 3de opleidingsfase Hier ligt het toekennen van de verschillende docenten een beetje moeilijker. Alle studenten met een regulier programma volgen supervisie. Eerst en vooral wordt het aantal studenten verdeeld over het aantal beschikbare supervisoren. Op het einde van de tweede opleidingsfase hebben alle studenten een ingroeistageschool vastgelegd. De stagebegeleiders worden toegekend op Katholieke Hogeschool VIVES campus Brugge ‐ Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
basis van de gekozen ingroeistageschool: studenten die in eenzelfde school hun ingroeistage doen, krijgen dezelfde stagebegeleider. De stagebegeleider is niet de supervisor De stagebegeleider in de derde opleidingsfase is niet de stagebegeleider uit de tweede opleidingsfase. De stagebegeleider is bij voorkeur niet de procesbegeleider voor de bachelorproef en het leerportfolio.
WIE IS DE BEZOEKENDE DOCENT? 1ste opleidingsfase: Brugse stages en stages in ankerscholen Voor de Brugse stages worden de beschikbare docenten verdeeld over de verschillende scholen waar de studenten op stage zijn. Iedere docent kan op bezoek komen, ook de leerbegeleider. Een docent bezoekt in de mate van het mogelijke slechts één keer (per jaar) een bepaalde student. Doorheen het jaar krijgt de student in principe vier verschillende bezoekers. 1ste opleidingsfase: Thuisstage De bezoekende docent is (in de mate van het mogelijke) niet de leerbegeleider. 2de opleidingsfase Een student wordt (in de mate van het mogelijke) nooit bezocht door zijn eigen stagebegeleider. Elke student krijgt 3 of 4 stagebezoeken door verschillende docenten. 3de opleidingsfase De stagebegeleider gaat op bezoek tijdens de ingroeistage, en voert gesprekken met de stagementor, de directie en de student. Hij doet geen klasbezoek. Voor de overige stages waarbij een docent op bezoek komt geldt steeds: Elke docent bezoekt slechts één keer (binnen dat jaar) een bepaalde student. De bezoekende docent is niet de supervisor De bezoekende docent is bij voorkeur niet de procesbegeleider leerportfolio.
Kleuteronderwijs: stage 1 In stage 1 krijgt de student een leerbegeleider toegewezen. In een aantal gesprekken doorheen het jaar wordt met de student gereflecteerd over de stage. Deze docent is ook het eerste aanspreekpunt bij moeilijkheden op stage.
Kleuteronderwijs: stage 2 In Kleuteronderwijs: stage 2 krijgt de student een stagebegeleider toegewezen. De stagebegeleider is de vaste begeleider van de student. Deze stagebegeleider gaat in principe niet op stagebezoek bij de student. Hij helpt de student zijn eigen leerproces duidelijk te krijgen en kijkt op afstand mee met de student. Dit gebeurt minimaal 4 keer in het academiejaar: eventueel een gesprek voor de stages, en een gesprek na elke stageperiode. Dit gesprek kan een groepsgesprek of een individueel gesprek zijn. Katholieke Hogeschool VIVES campus Brugge ‐ Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Dit gesprek wordt door de student en de docent voorbereid. Een verslag van dit gesprek komt in het stagedossier van de student. (zie verder bij beoordelen) De stagebegeleider is het eerste aanspreekpunt bij moeilijkheden op stage.
Kleuteronderwijs: stage 3 In de derde opleidingsfase werken we parallel aan het tweede jaar. In het eerste semester wordt minimaal 1 individueel gesprek voorzien: Na de eerste stageperiode, in het eerste leerjaar, is dit niet standaard voorzien, maar kan gepland worden op initiatief van de student of de stagebegeleider. Na de tweede stageperiode is standaard en voor elke student een individueel gesprek voorzien. Deze gesprekken verlopen op dezelfde manier als in de 2de opleidingsfase. In het tweede semester wordt nog een groepsgesprek voorzien; aansluitend op de keuzestage komt elke stagebegeleider met zijn studenten (gezamenlijk) bijeen. Naast deze gesprekken wordt ook supervisie als begeleidende werkvorm, ingericht voor alle studenten met een regulier traject.
BEOORDELEN De stage‐evaluatie moet aan een aantal kwaliteitseisen voldoen zoals beschreven in het toetsbeleid van de KHBO nl. evaluatie moet valide, betrouwbaar, efficiënt, objectief, transparant en genormeerd zijn. Om aan deze eisen te voldoen wordt het evaluatieproces in 4 stappen opgesplitst. Binnen elk van deze stappen wordt omschreven welke procedure gevolgd wordt. Deze krijgt dan meestal vorm in een bepaald document. Verzamelen: het verzamelen van gegevens over het functioneren van de student op de grote verscheidenheid van de gevraagde competenties op de stage. Registreren: het vast zetten, noteren van de verzamelde gegevens aan de hand van vooraf bepaalde criteria Interpreteren: een waardeoordeel toekennen aan de geregistreerde gegevens Beslissen: een eindoordeel uitspreken in functie van een verder leerproces of toekennen van eindcijfer of diploma
Evaluatieproces
Verzamelen In elke stage zullen volgende elementen worden meegenomen bij het verzamelen van gegevens: de stagemap met voorbereidingen van activiteiten en praktijkopdrachten, opmerkingen van de mentor op de voorbereidingen en de praktijkopdrachten, de observaties van activiteiten door de bezoekende docent en de mentor, de reflecties van de student, en de gesprekken van de docent met de student, de mentor en eventueel met de directie.
Katholieke Hogeschool VIVES campus Brugge ‐ Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Registreren Voor elke stage worden de verzamelde gegevens genoteerd in enerzijds het evaluatieformulier van de mentor en anderzijds door de docent op het daartoe bestemde formulier. Hierbij is de stageleerlijn het referentiekader. Daarnaast staan in de praktijkgids de specifieke doelen van elke stage vermeld.
Interpreteren Na elke stage interpreteert de leerbegeleider of stagebegeleider het evaluatieformulier van de mentor en kent aan het daarin opgelijste gedrag van de student rubrieksscores toe. Daarnaast worden ook de rubrieksscores van de bezoekende mentor opgelijst; beiden in een vierpuntenschaal. Deze scores worden vastgelegd en bijgehouden op het digitale document dat op het stageportaal van de opleiding wordt bijgehouden. Op basis van de stageleerlijn en de specifieke doelen van elke stage wordt hierbij aangegeven welke gegevens een knelpunt, een werkpunt, voldoende, of een kwaliteit zijn. Dit wordt kort toegelicht op het document. Vanuit dit document wordt een overzicht opgesteld over de verschillende te evalueren stageperiodes. Hier wordt elke overkoepelende rubriek slechts één keer gescoord (m.a.w. het functioneren van de student wordt per rubriek gescoord met een knelpunt ‐ werkpunt – voldoende of kwaliteit). Dit is het stageoverzicht. Dit vormt ook het voorstel van stagebeheersingsrapport.
Beslissen Op de praktijkbeoordelingscommissie wordt vanuit het voorstel een globaal oordeel geveld en wordt vertaald in een punt op 20. De eindscore wordt overgemaakt aan de examencommissie die de behaalde scores voor alle gevolgde opleidingsonderdelen definitief vastlegt.
Transparantie Om de transparantie te bevorderen krijgt de student alle verslagen. Deze kunnen eventueel in een gesprek met de leerbegeleider/stagebegeleider worden besproken. Alle documenten worden in het stagedossier bewaard door de leerbegeleider/ stagebegeleider. Elke student krijgt in het academiejaar tweemaal een stand van zaken: het tussentijds stagerapport en het eindrapport van de stage. Het moment van de tussentijdse evaluatie is afhankelijk van de opleidingsfase. Studenten die kleuteronderwijs stage 3 afleggen in het eerste semester en afstuderen in januari krijgen enkel een eindrapport stage 3. Na elke stageperiode wordt met de stagebegeleider overlopen hoe de student in het geheel van de competenties presteert. Op basis van de stageleerlijn wordt aangegeven welke rubriek een knelpunt, een werkpunt, voldoende of een kwaliteit is.
Normering R EFERENTIEKADER : De stageleerlijn geeft in gedragsindicatoren aan hoe studenten verwacht worden te functioneren op stage. Hiernaast worden in de praktijkgids de specifieke doelen van elke afzonderlijke stageperiode opgenomen. Deze vormen het referentiekader om studenten in de stage te begeleiden en te beoordelen. Katholieke Hogeschool VIVES campus Brugge ‐ Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
4‐ PUNTENSCHAAL : Het functioneren van de student wordt nadien weergegeven in een 4‐puntenschaal. De bezoekende docent zal op basis van de verzamelde gegevens en de verschillende bijhorende documenten in elke rubriek een score toekennen. Kwaliteit sterke, positieve elementen van de student. De concrete gedragingen situeren zich altijd op het niveau van het betreffende opleidingsonderdeel en zeer regelmatig op het niveau van het volgende opleidingsonderdeel zoals aangegeven in de stageleerlijn. Voldoende de student functioneert op het niveau zoals aangegeven in de stageleerlijn en bereikt in voldoende mate de doelen van die stage. Werkpunt de student functioneert niet systematisch en niet met voldoende regelmaat in de verschillende stageactiviteiten op het niveau zoals omschreven in de stageleerlijn; met tips, feedback en veel begeleiding slaagt de student er in dit gedrag te vertonen, maar dit wordt nog niet voldoende zelfstandig opgenomen in het eigen gedragsrepertoire. Bij volgende activiteiten blijft de nood aan veel begeleiding en bijsturing. Knelpunt de student functioneert niet op het niveau van de betreffende opleidingsfase, maar systematisch op het niveau eronder. Dit gedrag geeft aanleiding tot het niet behalen van de doelen van die stage of blokkeert het globale en zelfstandig functioneren van de student als leraar. T OEKENNEN VAN EEN GLOBAAL RESULTAAT ( TUSSENTIJDSE SCORE EN EINDSCORE ): Om de objectiviteit van deze scores te verhogen, wordt aan de stagebegeleider gevraagd om zijn voorstel van score toe te lichten aan de praktijkbeoordelingscommissie. Het is de groep docenten die de norm in de beoordeling bewaakt. Bij het tussentijdse resultaat wordt de cijferscore vertaald in een letter waarbij E = < 8/20 D = 8 of 9/20 C = 10 of 11/20 B = 12 of 13/20 A = 14 of 15/20 AA = 16 of 17/20 AAA = 18/20 of meer Deze tussentijdse beoordeling wordt toegekend door de praktijkbeoordelingscommissie. Het is een aanwijzing en geen definitief resultaat. Dit tussentijdse rapport geeft de scores op de verschillende rubrieken weer. De stagebegeleider schrijft een korte toelichting. Deze toelichting is niet begeleidend, maar beoordelend geschreven en geeft kort de motivatie van het oordeel weer. Katholieke Hogeschool VIVES campus Brugge ‐ Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Het eindresultaat wordt weergegeven door een cijfer op 20. Het cijfer wordt toegekend door de praktijkbeoordelingscommissie, bekrachtigd door de examencommissie, en staat vermeld op het rapport, samen met de cijfers van de andere opleidingsonderdelen. Een tussentijdse score ‘voldoende’ (> = 10/20) kan leiden tot een onvoldoende score (eindscore < 10). Dat kan als het bereikte niveau tussentijds niet wordt bevestigd of als de student stagneert in zijn groei en de werkpunten blijven staan. Bij de beoordeling wordt nagegaan in hoeverre de vooropgestelde doelen bereikt zijn. Om dit proces te objectiveren maakt de opleiding gebruik van een matrix waarbij de evolutie die een student doormaakt wordt geobjectiveerd door het stijgende gewicht van de stageperiodes doorheen het semester / academiejaar. In het de 1ste en 2de opleidingsfase stijgt het gewicht gradueel, in de 3de opleidingsfase wordt dit gewicht toegekend volgens het aantal studiepunten per stageperiode. een verdeelsleutel wordt toegepast per rubriek (aandeel opleiding – mentor) een globale score berekend wordt door het toekennen van een gewicht aan de verschillende rubrieken. Rubrieken waarop wordt gefocust (de vetgedrukte rubrieken op het stagebeheersingsrapport) tellen zwaarder mee in het gemiddelde, zowel positief als negatief. Het eindrapport geeft naast het eindresultaat (uitgedrukt in een punt op 20) de scores op de verschillende rubrieken weer. De stagebegeleider geeft ook hier een korte toelichting die de eindscore motiveert. (Knelpunten, werkpunten en kwaliteiten worden toegelicht). V ERSCHILLENDE STAGEPERIODES VERTALEN IN EEN GLOBAAL RESULTAAT Kleuteronderwijs stage 1 In de tussentijdse praktijkbeoordelingscommissie worden bij voorkeur 3 stageperiodes besproken (Het is mogelijk dat er 2 periodes worden besproken; dat is afhankelijk van de stageplanning in het academiejaar). De leerbegeleider verzamelt alle documenten van alle stageperiodes. Op basis van deze documenten lijst de leerbegeleider de kwaliteiten, voldoendes, werkpunten en knelpunten op in het overzicht van die stageperiode. Na de verschillende stageperiodes, wordt een globaal stageoverzicht gemaakt waarin alle scores worden samengevat in één score per rubriek (kwaliteit, voldoende, werkpunt of knelpunt). Deze rubrieksscores worden besproken op de stagebeoordelingscommissie. Dit gebeurt zowel voor de tussentijdse als voor de eindbeoordeling. Op de praktijkbeoordelingscommissie licht de begeleider zijn voorgestelde score toe. De verschillende stagebezoekers bevestigen en motiveren de toegekende score. Katholieke Hogeschool VIVES campus Brugge ‐ Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
Kleuteronderwijs stage 2 In de tussentijdse praktijkbeoordelingscommissie worden 2 stageperiodes besproken. In deze commissie verantwoordt de stagebegeleider zijn voorgestelde score. Op basis hiervan wordt door de praktijkbeoordelingscommissie een globaal oordeel d.m.v. een lettercode geveld. Beide stageperiodes worden in rekening gebracht. In de eindbeoordelingscommissie worden de 4 stageperiodes besproken. Een onvoldoende als globaal tussentijds resultaat betekent niet automatisch niet slagen voor de stage in zijn geheel. Een voldoende als globaal tussentijds resultaat is ook geen garantie om te slagen voor de stage in zijn geheel. In de praktijkbeoordelingscommissie verantwoordt de stagebegeleider zijn voorstel. Indien de student positief evolueert in zijn/haar functioneren op stage zal dit laatste semester meer meespelen in het bepalen van slagen op stage. Een onvoldoende score tussentijds kan dan wijzigen in een voldoende score. Indien de student niet presteert zoals verwacht mocht worden uit het vorige beeld, kan de score van een voldoende tussentijds naar een niet‐slagen op stage worden gewijzigd. Het toekennen van het eindcijfer gebeurt met de voorgestelde puntenschaal. (zie verder) Kleuteronderwijs stage 3 In de tussentijdse praktijkbeoordelingscommissie worden 2 stageperiodes besproken. Ter zitting licht de stagebegeleider zijn voorstel toe. Op basis hiervan wordt door de praktijkbeoordelingscommissie een globaal oordeel met voldoende of onvoldoende geveld. De twee stages worden in rekening gebracht. Op de stagebeoordelingscommisie op het einde van het opleidingsonderdeel, zal de ingroeistage het meest doorwegen. Dit is logisch omdat het gewicht van deze stage in verhouding tot de andere periodes veel zwaarder is. (cfr. het aantal studiepunten per stageperiode.) Deze stage is immers de eindstage van een opleiding, waarbij de studenten op een vrij zelfstandige basis in de hele complexiteit van het werkveld kunnen functioneren. Dit geeft een beeld van het huidig functioneren van de student bij de start van zij beroepsloopbaan. De stages voordien worden meegenomen in de globale score. De essentie ligt op de competenties: de leraar als begeleider van leerprocessen, organisator, inhoudelijk expert en opvoeder. De leraar als lid van een team en beroepshouding zien we als een voorwaarde om in de job te functioneren. We gaan er dan ook van uit dat in een kleuteronderwijs: stage 3 deze in voldoende mate verworven zijn. Deze competenties geven vooral informatie over een breder functioneren van de student en geven aanleiding tot differentiëren in het eindresultaat. Op het eindrapport komen de volgende beoordelingen voor: voldoende, kwaliteit, werkpunt, knelpunt. We hanteren dit als een 4‐puntenschaal waarbij voldoende en kwaliteit aangeven dat de competentie in voldoende mate of ruim voldoende is beheerst. De beoordelingen werkpunt en knelpunt geven aan dat de competentie onvoldoende of niet beheerst is en kunnen aanleiding geven tot een niet‐slagen in Kleuteronderwijs: stage 3. Werkpunt wordt dan niet gebruikt als stimulans om Katholieke Hogeschool VIVES campus Brugge ‐ Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
verder te werken, maar geeft een signaal dat deze competentie nog niet in voldoende mate bereikt is en nog aandacht verdient. Volgend schema is de richtlijn voor het vaststellen van de globale scores. V ASTLEGGEN VAN HET EINDCIJFER < 6 Stage is onvolledig afgelegd of zo ondermaats dat de opleiding adviseert zich te bezinnen over de studie‐ en beroepskeuze 6 – 7 Stage is totaal ondermaats, globaal gaat het lesgeven niet: minimum 1 knelpunt of meerdere werkpunten op de essentiële competenties (begeleider van leerprocessen, organisator, inhoudelijk expert, opvoeder, beroepshouding) 8 ‐ 9 Stage is niet voldoende, af en toe zijn er activiteiten die lukken, maar er is geen duurzaam goed functioneren: slechts 1 tekort of aandachtspunten op de essentiële competenties of op de andere vlakken nog werkpunten en dit wordt bevestigd door verschillende stagegegevens. Ook met zeer sterke begeleiding kan het functioneren van de student niet vertaald worden in een score “voldoende” 10 ‐ 11 Werkpunten die gesteund zijn op werkpunten of zelfs een knelpunt in één bepaalde stage die in de laatste stage of periode minder of niet meer terug komen. 12 – 13 Maximum 1 werkpunt op begeleider van leerprocessen, organisator, inhoudelijk expert, opvoeder en geen enkel werkpunt op een ander vlak, een kwaliteit op verantwoordelijkheidszin / innovator(reflectie) kan hierbij positief discrimineren Alle rubrieken “voldoende” 14 – 15 Allemaal voldoende Minimum 1 kwaliteit op begeleider van leerprocessen, organisator, inhoudelijk expert, opvoeder en bevestigd op de ingroeistage 16 – 17 Verschillende kwaliteiten met minimum 1 op begeleider van leerprocessen, organisator, inhoudelijk expert, opvoeder 18 ‐20 Zeer veel kwaliteiten – zeker op begeleider van leerprocessen
Katholieke Hogeschool VIVES campus Brugge ‐ Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs