beeradvocaten
‘Die angst voor een botsing zal altijd blijven’
Interview met Nelli Cooman
Het buurthuis waar Nelli Cooman werkt, is makkelijk te vinden. Binnen is het koffietijd. Bejaarden uit de buurt zitten aan tafels, zijn zo druk met elkaar in gesprek dat de binnenkomst van een nieuwkomer niet opvalt. Er komt een man uit een soort kantoortje. Natuurlijk weet hij waar Nelli zit en wijst me de weg naar boven. Zoekend loop ik door de gang met veel dichte deuren tot ik haar kamer vind. Zij kijkt mij stralend aan. Waarschuwt me direct dat zij een slechte dag heeft, roept dat zij nog even iets af moet maken en tegelijkertijd zijn we al volop in gesprek. Wij gaan naar een andere kamer om haar collega niet te storen. Het is even zoeken naar de sleutel. Kennelijk is het nodig om zo’n kale, naargeestige ruimte zonder verwarming, af te sluiten. De hartelijkheid en warme persoonlijkheid van Nelli doen de sombere omgeving snel vergeten. Zij vertelt haar verhaal zonder opsmuk maar met veel gevoel voor hilarische details. Een toevallige voorbijganger die onze lachsalvo’s hoort, zou zich niet kunnen voorstellen dat hier iemand over traumatische ongelukken aan het vertellen is. Het zijn niet de fysieke gevolgen van de whiplash die haar dagelijks bezighouden. Erger is de angst, die haar niet meer loslaat. Het gevoel te hebben dat je steeds moet oppassen, want een ongeluk is zo gebeurd. De klap blijft nagalmen in haar hoofd.
door Angela A.M. van Leeuwen
Nelli Cooman (48) is een van Nederlands bekendste atletes. Twee keer werd zij wereldkampioen, zes keer Europees kampioen en 19 keer nationaal kampioen atletiek. Nog steeds is zij Nederlands recordhoudster op de 60 en 100 meter. Een sporter in hart en nieren. Drie keer kreeg zij een auto-ongeluk. Drie keer een kopstaartbotsing met als gevolg een whiplash. Zij wordt sindsdien geteisterd door hoofdpijn. Het gevoel of een strakke band je hoofd in een stalen greep houdt, je verlamt, je daardoor slecht kunt zien, je vrijwel niets kunt doen. Dankzij de enorme discipline die zij heeft opgebouwd in de sport, trotseert zij haar pijngrens om voor man en kind dagelijks te koken en een zo normaal mogelijk leven te leiden. Noodgedwongen gaat zij vaak vroeg naar bed en ziet af van veel leuke dingen. Zij moet vaak nee zeggen. Nee tegen ‘Sterren dansen op het ijs’, nee tegen evenementen waarin haar naam en prestaties een verschil zouden kunnen maken. Ondanks de pijn is zij er wel voor mensen die echt gehandicapt zijn. Die hebben er immers niet om gevraagd om zo te zijn. ‘Ik ook niet’, zegt zij na enige aarzeling. Een gesprek met Nelli Cooman over wat whiplash met je doet en hoe belangrijk het is om een advocaat te hebben die als mens naast je staat.
Hoe gaat het nu met je? ‘Het is nu dertien jaar geleden, maar ik ben nog steeds bang. Als we in de auto rijden en er komt een file aan, dan begin ik meteen te roepen: “Ze gaan remmen, ze gaan remmen, voorzichtig”. p.1 / 5
En toen overkwam het je nog een keer? ‘Een week later, ook op een donderdag. We reden in een spiksplinternieuwe auto. Hadden we geleend van mijn zwager. Mijn man rijdt, mijn pleegdochter zit er ook weer in. Ik ga voorover bukken, omdat ik toch wel een beetje angstig was. Ik kijk in de spiegel en ik zie iemand vier, vijf auto’s verderop, whop, whop, naar links en naar rechts gaan. Ik zat gewoon op de klap te wachten. Paf, in onze achterbak. Ik schoot naar voren. Ik zat helemaal te trillen. Ik werd toen zo ontzettend kwaad. Kon zij niet uitkijken? Hoe kan iemand zo roekeloos rijden? Mijn man heeft me moeten kalmeren. Zo boos was ik. En zo vreselijk geschrokken.’
man wordt gek van mij. Hij zegt dan: “Doe nou rustig, doe je ogen maar dicht”. Maar dat kan ik niet. Ik heb te veel angst. Zeker als mijn kind erbij is. Dan heb ik het niet meer. Als ik zelf rijd en het is rustig -en ik heb veel ruimte om te rijden, vind ik het niet erg. Zodra er files ontstaan, of het regent en mensen gaan dicht op elkaar rijden, kan ik gewoon in huilen uitbarsten.’ Wat gebeurt er dan? ‘Vorige week gebeurde het weer. Ik rijd echt goed met het verkeer mee, beetje harder dan is toegestaan. Dan gaan ze dicht op me rijden omdat ze willen inhalen. Ik word dan helemaal panisch. Gaan ze seinen dat ik door moet rijden. Ik rijd al harder dan het mag! Ik word dan helemaal kriegel. Ik moet mijzelf dan dwingen om rustig te blijven. Idioten zijn het. Ook als ik in een taxi zit en er is file, ooooh, dan heb ik het niet meer. Ik ga meerijden. Ik kijk steeds achterom of er geen auto te dicht op ons zit. Ik ga zelfs mee remmen. Heel erg. Die angst zal altijd blijven.’
‘Ik heb te veel angst. Zeker als mijn kind erbij is.’ Ben je toen direct behandeld? ‘Er is een ambulance gekomen. In het ziekenhuis hebben ze gelijk een scan gemaakt. Ze konden niets vinden. Ik had heel veel pijn. In mijn armen, mijn benen, zelfs mijn tanden deden pijn. Ik moest een kraag om voor mijn nek. Ik had geen vervoer omdat ik met de ambulance naar het ziekenhuis was gebracht. De politie heeft mij toen, heel lief, daar naartoe gebracht om die kraag te passen. Ze hebben buiten op me gewacht. Dat vond ik echt lief van die gasten.’
Je hebt drie keer een kop-staartbotsing gehad. Drie keer? ‘In 1998, twee keer op een donderdag. Dat vergeet je nooit meer. Twee keer van achteren aangereden. De eerste keer was ik op weg van de training naar de veiling in Aalsmeer. Iemand sloeg linksaf, waar hij niet linksaf mocht slaan. Ik remde, en een of andere gek reed keihard tegen mij aan. Ik had mijn pleegdochter bij mij. Die schrok wakker en vroeg: “Mam, wat is er aan de hand?” ‘Ik heb meteen mijn man gebeld en gezegd dat de auto in elkaar lag. Hij vroeg: “Heb jij niets?” Ik zei van niet. “Dan is het goed. Die auto interesseert me niet, breng die maar naar de garage”, zei hij. Ik ben zelf nog naar de garage gereden. Je voelt eerst niets, je hebt weinig pijn, omdat je zoveel adrenaline in je lijf hebt van de schrik van het ongeluk. Later kwam die pijn in alle hevigheid en die is ook nooit meer weg gegaan.’
En daarna? ‘Dat weet ik niet meer. Ik weet echt niet meer wat zich die dag verder heeft afgespeeld. Ik had veel pijn. Hoofdpijn, spierpijn, overal pijn.’ p.2 / 5
Twee keer een kop-staart botsing. Je denkt: dat overkomt me niet meer? ‘Dat derde ongeluk heeft echt een trauma veroorzaakt. Ik had net een kind gekregen. Ze was pas elf maanden oud. We gingen op vakantie naar Suriname. Mijn sponsor had gezegd: “Ik stuur mijn chauffeur om jullie op te halen, dan hoeven jullie niet zelf naar Schiphol te rijden”. Ik zat achterin. Wij stonden in een file. Ik dacht: die kleine moet eten. Dus ik maak mijn gordel los om haar te gaan voeden. Ik had haar net aan de borst gelegd en op dat moment moesten we remmen voor een file. ‘Op hetzelfde moment rijdt een of andere idioot achter op onze auto. Echt heel hard. Wij hebben echt geluk gehad dat we in een Rolls-Royce zaten. Die Rolls-Royce had zoveel schade dat die naar Engeland moest worden gebracht om gemaakt te worden. Die man die het ongeluk had veroorzaakt, wilde zijn telefoon pakken. Hij zag ons niet en heeft veel te laat geremd. En weet je wat hij zei toen hij mij uit dat wrak zag komen: “Hé, ben jij Nellie Cooman? Mag ik een handtekening?”
Dat is ook het geluk geweest dat zij niet in haar Maxi-Cosi zat, want anders… ‘Het gekke is, je voelt het aankomen. Je wacht gewoon op die klap. Pof, dat is het geluid wat ik nog steeds hoor. Pof.’
‘Je wacht gewoon op die klap.’
Heb je je daar laten behandelen? ‘In Suriname? Nee, mijn oom heeft mijn kind nagekeken. Die is kinderarts. Je vindt je kind het belangrijkst. De rest interesseerde me niet, als het maar goed met mijn kind was.’
Je man zat voorin. Was hij erg geschrokken? ‘Het was voor hem ook al de tweede keer. Hij heeft eerst die kleine gepakt en in de Maxi-Cosi gelegd. Daarna stond hij meteen naast de auto, rukte die deur open en heeft mij er voorzichtig uitgehaald. Hij was heel rustig. Die raakt niet snel in paniek. Zeker niet als het om zijn gezin gaat. Hij heeft ons gekalmeerd. Hij was de rust zelve. Hij vroeg: “Gaan we het vliegtuig nog halen?” Of er politie bij was weet ik niet meer. Wel dat ze vroegen of er een ambulance moest komen. Ik zei nee: “Ik wil naar Schiphol, nu.” ‘Op Schiphol heb ik John Beer gebeld. Hij was best geschrokken. Hij zei: “Weer een ongeluk? Wat erg! Heb je pijn? Moet je naar een arts?” Ik zei: “Ik heb paracetamol.” Hij wilde de gegevens hebben van die bestuurder. Mijn man heeft die gegeven. We zijn toen lekker naar Suriname gegaan.’
En je baby, hoe was het daarmee? ‘Mijn kind begon hard te huilen. Dan ben je helemaal van streek. Ik zie het nog voor me. Op de een of andere manier heb ik een hele rare beweging gemaakt met mijn rechterschouder om haar te beschermen. Na die botsing, huilde zij. Ik heb haar de borst gegeven en toen was ze stil. Daarom huilde zij, omdat ze die tiet niet meer had, niet omdat zij iets van die botsing heeft gemerkt. Ik had haar heel goed vastgehouden en tegen mij aangeklemd.
Je kwam terug naar Nederland. Terug in je gewone werkritme. Had je toen veel pijn? ‘Ik heb heel veel last van hoofdpijn. Ik zie ook slecht. Als ik ga lezen, zie ik heel wazig. Ik moet me zo concentreren om te kunnen lezen. Ik zit bij een optometrist. Hij gaat nu iets voor me ontwikkelen zodat ik beter kan te lezen. Ik vergeet ook veel. Dat is heel vervelend.’ p.3 / 5
een jurist van Stad Rotterdam thuis op bezoek om te informeren hoe het ging. “Jullie kunnen mij niet verder helpen”, zei ik. ”Nee”, zei hij, “Maar, ik heb wel een goede advocaat voor je”. Hij heeft twee namen genoemd. Ik zei direct: “Ik ga John bellen.”
Hoe was dat voor je al die ongelukken kreeg? ‘Vroeger had ik nooit hoofdpijn. In 1996 ben ik gestopt met lopen. Alles ging perfect. Ze noemde me de bionic woman. Ik kon alles van grote afstand zien. En ik onthield alles. Ik had een geheugen als een olifant. Nu is het meer één grote zeef.’
Kende je hem al? ‘Nee, maar die naam kwam goed bij mij over. Dus ik heb John gebeld. Ik kreeg hem niet meteen aan de lijn, maar hij belde snel terug. Een hele rustige stem, hij stelde me meteen op mijn gemak. Ik heb hem alles uitgelegd wat er was gebeurd. Hij heeft rapporten opgevraagd en is voor mij aan de slag gegaan. Bij het derde ongeluk heb ik hem ook meteen gebeld.’
Hoe gaat het nu met de pijn? ‘Vorig jaar heb ik hele zware medicijnen gekregen tegen die hoofdpijn. Ik had vijf dagen achter elkaar hoofdpijn en niets hielp. Mijn paracetamol hielp niet, mijn Celebrex hielp niet. Als je hoofdpijn hebt, voel je dat meestal aankomen. Dan neem je iets in en ga je liggen. ‘Nu was het zo erg dat ik niet eens mijn hoofd op mijn kussen kon leggen. Ik kon niet zitten. Dan is het erg hoor. Toen heb ik hele zware medicijnen gekregen. Als je duizelig bent, dan kun je echt niets meer. Ik heb dan ook het gevoel dat ik moet overgeven, maar ik kan niet overgeven. Als je overgeeft, gaat het daarna meestal beter. Ik zeg altijd: als je een whiplash hebt en je hebt die hoofdpijn, dan ben je gratis dronken. Ik ben heel vaak gratis dronken en het kost niets.’ Nelli schatert van het lachen. ‘Verder ben ik gelukkig. Ik ben hartstikke gelukkig. Heel gelukkig met mijn meisje en mijn man.’ Ineens weer ernstig. ‘Ik heb het voordeel dat ik door mijn sportcarrière de knop kan omgooien. Ik kan nu heel vrolijk met je praten en over een half uur kan ik instorten. Dat is het nadeel. ‘Je kunt met alles leren leven en het een plekje geven in je leven. Het ligt eraan hoe je als mens zelf in het leven staat.’
Hoe is dat proces rond de letselschade verlopen? ‘De verzekering deed heel moeilijk. Steeds weer moest ik opnieuw door de molen. Weer onderzoeken, weer naar een andere neuroloog. Toen moest ik een psychisch onderzoek laten doen. Na tien jaar vond ik het wel genoeg. Ik wilde niet steeds opnieuw die molen in.’
‘Je kunt met alles leren leven.’ De goedlachse Nelli is even verdwenen. Ze is boos. ‘Schei toch even uit. Het houdt wel een keer op. Ze bleven maar vragen stellen. Steeds weer een nieuw onderzoek. Ik heb op het punt gestaan een brief te schrijven naar Pieter van Vollenhoven, de voorzitter van het Fonds Slachtofferhulp. Zo slecht word je als slachtoffer behandeld. Uiteindelijk heb ik het niet gedaan. We hebben toen met z’n allen besloten: we stoppen ermee. Laat ze maar met een bedrag komen.’
Hoe ben je bij Beer Advocaten terechtgekomen? ‘Oh, bij John ben ik terechtgekomen via mijn eigen verzekeringsmaatschappij. Ik zat bij Stad Rotterdam met al mijn verzekeringen. Ik bleef, na die twee auto-ongelukken, maar last houden. Er kwam p.4 / 5
Had je het gevoel dat je er alleen voor stond? ‘Nee, mijn man steunt mij altijd. En ik kreeg ook veel steun van John. Als ik zo genoeg had van al die onderzoeken en al die vervelende vragen, kreeg ik een mailtje van John: “Joh trek het je niet zo aan, ik begrijp heel goed wat jij meemaakt.” Hij vecht als advocaat echt voor jou. Dat is zo mooi, als je een advocaat hebt die ook echt menselijk is. ‘Als ik soms niet lekker in mijn vel zat en hem een mailtje stuurde: “John, het gaat weer prut”. Dan kreeg ik direct een mailtje terug, Gelukkig dat er mensen zijn als John. Hij gaat voor de zaak, maar ziet je ook echt als mens en behandelt je ook zo.’ En met een brede glimlach zegt Nelli: ‘Maar, ik zou hem niet meer tegen willen komen. Want dan heb ik weer een ongeluk gehad en dat wil ik niet meer.’ AvL
Wat stond je zo tegen? ‘Je voelt je als patiënt zo vernederd. Het gaat om relatief weinig geld dat zij moeten betalen. Maar ze kijken niet naar wat ik doormaak. Ik heb anderhalf jaar thuisgezeten vanwege die hoofdpijn. Ik heb nog steeds angst om te rijden. Kijken ze ook niet naar. ‘Ik zou een keer diegene willen spreken die mijn dossier heeft behandeld. Dan zou ik willen zeggen: “Jullie zijn niet menselijk, jullie denken alleen maar aan het dossier en wat het kost, maar niet aan wat iemand doormaakt. Wat je als mens voelt, wat het met je leven doet en de rest van je leven blijft doen.” ‘Ik zou ook tegen ze zeggen: “Ik hoop dat zoiets wat mij is overkomen, jullie nooit zal gebeuren.” Dat hoop ik echt. Het is gewoon te erg.’ Ze kijkt me ernstig aan. ‘Ik zou nooit iemand iets slechts toewensen. In Suriname bestaat een spreekwoord dat zegt: “Wat jij een ander wenst, zal jou overkomen.” Ik geloof in het goede van de mensen. Dat wens ik een ander ook toe.’
‘Ze behandelen je als een oplichter.’ Wat neem je ze vooral kwalijk? ‘Ze behandelen je als een oplichter. Ze denken en ze zeggen: “Stel je je niet aan?” Net alsof het niet zo erg is en ik de boel belazer. Zo behandelen ze je. Dan moet ik me verdedigen en bewijzen dat het niet zo is. Dat is toch erg. Tijdens mijn topsportcarrière heb ik heel veel dieptepunten meegemaakt. Maar, die auto-ongelukken waren veel erger dan al die dieptepunten die ik heb meegemaakt in mijn topsportcarrière. Voor de topsport kies je zelf, maar dit overkomt je.’
John Beer was de advocaat in deze zaak p.5 / 5