M 201207
Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid
1987-2010
drs. K.L. Bangma drs. A. Bruins
Zoetermeer, mei 2012
Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid In de periode 1987-2010 is het aantal bedrijven per saldo elk jaar toegenomen. In deze periode is het aantal nieuwe bedrijven bijna verdrievoudigd. Startende bedrijven vormen het grootste deel van de nieuw opgerichte bedrijven. Vooral in sectoren waarin het zzp-schap veel voorkomt, worden veel bedrijven gestart. Startende bedrijven bieden steeds vaker uitsluitend werkgelegenheid aan de ondernemer zelf. Vergeleken met de oprichtingen van nieuwe bedrijven is het aantal opheffingen van bedrijven sterker toegenomen. Het werkgelegenheidsverlies door opheffing van bedrijven werd lange tijd meer dan gecompenseerd door werkgelegenheid bij nieuw opgerichte bedrijven, maar in 2009 en 2010 is (evenals in 2003) dit niet meer het geval.
1
Ontwikkeling van het aantal bedrijven
In de periode 1987-2010 is het aantal bedrijven in Nederland toegenomen van minder dan een half miljoen tot ruim één miljoen. In deze periode zijn ruim anderhalf miljoen nieuwe bedrijven opgericht en zijn bijna één miljoen bedrijven opgeheven. Het totaal van de oprichtingen van nieuwe bedrijven wordt gevormd door startende bedrijven en nieuwe dochterbedrijven, dat wil zeggen bedrijven die zijn opgericht door reeds bestaande bedrijven. Sinds 1987 is in elk jaar het aantal bedrijven per saldo toegenomen (zie figuur 1). In de meeste jaren neemt het aantal bedrijven toe met 4 tot 5 procent. In de eerste veertien jaren van de periode 1987-2010 doen zich geen grote schommelingen voor in het jaarlijkse groeisaldo van bedrijven. Met het leeglopen van de ict-ballon - die rond 2000 de grootste omvang had kentert het tij. De daarop volgende economische dip laat een duidelijke terugval in de jaarlijkse toename van het aantal bedrijven zien, die in 2003 een jaar van de economische stagnatie - het laagste punt bereikt. In 2006, 2007 en 2008 is de jaarlijkse toename weer als vanouds 4 tot 5 procent. De recente economische crisis gaat weer gepaard met een verminderde toename van het aantal bedrijven. Het tempo waarmee het groeisaldo vermindert, is evenwel gematigder dan in de voorgaande periode van economische terugval en vooralsnog wordt het dieptepunt van 2003 nog niet geëvenaard1.
1
2
Cijfers in deze publicatie die betrekking hebben op 2010 zijn voorlopige cijfers.
figuur 1
Jaarlijkse toename van het aantal bedrijven (in procenten), 1987-2010
7,0
6,0
5,0
4,0
3,0
2,0
1,0
0,0 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Bron: EIM, database bedrijvendynamiek.
In de periode 1987-2010 is het aantal bedrijven per 1.000 personen van de beroepsbevolking bijna verdubbeld, namelijk van 73 begin 1987 naar 132 eind 2010. De lage groeisaldo's rond het jaar 2003 zijn het gevolg van minder oprichtingen van nieuwe bedrijven, gecombineerd met meer opheffingen van bedrijven (zie figuur 2). In de latere jaren blijft het aantal opheffingen op ongeveer hetzelfde hoge niveau. De hogere groei komt dan doordat er meer bedrijven worden opgericht. In de recente crisisjaren neemt het aantal opheffingen verder toe, terwijl het aantal oprichtingen iets afneemt.
3
figuur 2
Aantal startende bedrijven, nieuwe dochterbedrijven en opgeheven bedrijven, 1987-2010
120.000 100.000 80.000 60.000 40.000 20.000 0 -20.000 -40.000 -60.000 -80.000 -100.000 -120.000 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 startende bedrijven
nieuwe dochterbedrijven
opgeheven bedrijven
Bron: EIM, database bedrijvendynamiek.
In de volgende paragrafen gaan we nader in op de oprichtingen van nieuwe bedrijven (paragraaf 2) en op de opheffingen van bedrijven (paragraaf 4). Als overgang tussen deze onderwerpen kijken we naar de mate waarin nieuwe bedrijven overleven (paragraaf 3). De informatie is gebaseerd op de database bedrijvendynamiek van EIM. Deze database bevat voor de periode 1987-2010 cijfers over de bedrijvendynamiek in Nederland en de daarmee samenhangende ontwikkeling van de werkgelegenheid, uitgesplitst naar twintig sectoren1. De cijfers hebben uitsluitend betrekking op actieve bedrijven, dat wil zeggen bedrijven waar in het jaar van oprichting of opheffing ten minste één persoon meer dan 15 uur werkzaam is.
2
Oprichtingen van nieuwe bedrijven
2.1
Aantal nieuwe bedrijven In de periode 1987-2010 is het aantal nieuwe bedrijven bijna verdrievoudigd, namelijk van 32.567 bedrijven in 1987 naar 89.938 bedrijven in 2010. Het aantal oprichtingen van nieuwe bedrijven neemt in de jaren 90 voortdurend toe (zie figuur 2). In 2000 bereikt het aantal oprichtingen met 74.892 een voorlopig hoogtepunt. Daarna volgen enkele jaren waarin steeds minder nieuwe bedrijven worden opgericht, waarna in 2004 het tij begint te keren. In 2007 wordt met 94.032 een nieuw hoogtepunt in het aantal oprichtingen van bedrijven bereikt, dat in 2008 vrijwel wordt geëvenaard. Vervolgens slaat de ontwikkeling weer om. Economisch gunstige omstandigheden vormen dus een duidelijke stimulans voor het oprichten van nieuwe bedrijven.
1
4
In deze publicatie zijn diverse sectoren samengevoegd.
A a n ta l s ta rt en de b e d ri jv en In 2010 zijn tweeënhalf keer zoveel bedrijven gestart als in 1987, namelijk 68.327 bedrijven tegenover 27.684 bedrijven. Tot het midden van de jaren 90 van de vorige eeuw neemt het aantal starters van jaar op jaar langzaam toe (zie figuur 2). Daarna volgen enkele jaren van iets geringere toename. Rond de eeuwwisseling is het jaarlijkse aantal startende bedrijven fors hoger. Daarna neemt het jaarlijkse aantal startende bedrijven weer af. Na een aanloop in 2004 wordt met 55.356 startende bedrijven in 2005 het record van 2000 (53.793 startende bedrijven) gebroken. De toename zet door tot 2007 (70.527 startende bedrijven). De recente kentering van het economisch tij gaat gepaard met een afname van het aantal startende bedrijven. Startende bedrijven vormen het grootste deel van de nieuw opgerichte bedrijven (zie figuur 3). In de jaren tot en met 1997 neemt het aandeel van de startende bedrijven in het aantal oprichtingen van nieuwe bedrijven geleidelijk af van 84% tot 69%. Vervolgens blijft het aandeel tot het midden van de eerste decennium van de eenentwintigste eeuw schommelen rond de 70%. Vanaf 2006 neemt het aandeel van de startende bedrijven weer toe tot een aandeel van rond 75% in de jaren 2007-2010. Een belangrijk deel van de toename komt voor rekening van de snel groeiende groep zzp'ers. De opkomst en ontwikkeling van het zzp-schap hangen samen met verschillende ontwikkelingen. In de eerste plaats is daar de verschuiving van werk naar de dienstverlening. Ict-toepassingen, waardoor kleinschalig werken makkelijker wordt, hebben ook een stimulerende invloed, evenals veranderingen in bedrijven, zoals flexibilisering van productieprocessen en concentratie op kernactiviteiten. Het zzp-schap past ook in de maatschappelijke trend van individualisering en de wens om flexibel te kunnen omgaan met arbeid. Andere factoren die een rol spelen, zijn een stimulerend overheidsbeleid en het feit dat door de afname van de sociale zekerheid het verschil tussen werknemer en zzp'er kleiner is geworden.
5
figuur 3
Aandeel van startende bedrijven in het aantal nieuwe bedrijven en in de werkgelegenheid van nieuwe bedrijven (in procenten), 1987-2010
100
90
80
70
60
50
40
30
20
10
0 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 aandeel in de werkgelegenheid van nieuwe bedrijven
aandeel in het aantal nieuwe bedrijven
Bron: EIM, database bedrijvendynamiek.
De ontwikkeling van het aantal startende bedrijven varieert tussen de sectoren (zie tabel 1). Als gevolg daarvan verandert in de periode 1987-2010 ook het aandeel van de sectoren in het aantal startende bedrijven. De sectoren zakelijke diensten en overige commerciële diensten zien hun aandeel verdubbelen. Van de startende bedrijven in 2010 is meer dan de helft actief in deze sectoren. Ook het aandeel van de bouwnijverheid neemt aanzienlijk toe. Het aantal startende bedrijven in de transportsector is weliswaar meer dan verdubbeld, maar dit vertaalt zich niet in een toegenomen aandeel. Verantwoordelijk voor de grote toename van startende bedrijven in deze sectoren is het zzp-schap. In slechts twee sectoren is sprake van een afname van het aantal startende bedrijven: industrie en auto en groothandel. Deze sectoren worden gekenmerkt door hoge toetredingsdrempels en schaalvergroting van ondernemingen.
6
tabel 1
Ontwikkeling van het aantal startende bedrijven naar sector, 1987-2010
aantal
sector
aantal
mutatie
starters
aandeel
starters
aandeel
1987-2010
1987
in 1987
2010
in 2010
in procenten
industrie
2.387
8,6
2.090
3,1
-12
bouwnijverheid
2.482
9,0
9.579
14,0
286
auto en groothandel
5.600
20,2
4.870
7,1
-13
detailhandel en reparatie
4.533
16,4
7.514
11,0
66
horeca
2.321
8,4
2.565
3,8
11
transport
1.113
4,0
2.670
3,9
140
schoonmaakbedrijven
1.442
5,2
2.467
3,6
71
zakelijke diensten
5.170
18,7
24.110
35,3
366
2.636
9,5
12.400
18,1
370
27.684
100,0
68.327
100,0
147
bank- en verzekeringswezen, bemiddeling onr. goed.,
overige commerciële diensten (incl. verhuur roerende goederen) totaal
Bron: EIM, database bedrijvendynamiek.
A a n ta l n i eu we doc ht e rbe d r i jv en Bestaande bedrijven zoeken met het oprichten van dochterbedrijven naar optimale schaalgrootte. Daarnaast wordt hiermee risicospreiding gerealiseerd. In 2010 zijn vierenhalf keer zoveel nieuwe dochterbedrijven opgericht als in 1987, namelijk 21.611 bedrijven tegenover 4.892 bedrijven. In de jaren tot 2000 worden jaarlijks steeds meer nieuwe dochterbedrijven opgericht (zie figuur 2). Daarna neemt het aantal nieuwe dochterbedrijven enkele jaren minder toe. Net als bij de startende bedrijven wordt met een aanloop in 2004 met 22.161 nieuwe dochterbedrijven in 2005 het record van 2000 (21.099 nieuwe dochterbedrijven) gebroken. De toename zet nog even door, maar de laatste jaren worden weer wat minder nieuwe dochterbedrijven opgericht. Het aandeel van nieuwe dochterbedrijven in het totale aantal oprichtingen van nieuwe bedrijven is het spiegelbeeld van het aandeel van startende bedrijven. In de jaren tot en met 1997 neemt het aandeel van nieuwe dochterbedrijven in het totale aantal nieuw opgerichte bedrijven toe, waarna het aandeel in de jaren 1997-2005 blijft schommelen rond de 30%. Vanaf 2006 neemt het aandeel van nieuwe dochterbedrijven weer toe.
2.2
Werkgelegenheid van nieuwe bedrijven In de periode 1987-2010 is de werkgelegenheid die gepaard gaat met de oprichting van nieuwe bedrijven verdubbeld, namelijk van 60.891 werkzame personen naar 125.516 werkzame personen (zie figuur 4). Voorafgaand aan de laatste jaren is de werkgelegenheid van nieuwe bedrijven zelfs enkele jaren aanzienlijk sterker toegenomen. 2007 kent een piek met 151.919
7
werkzame personen, waaraan startende bedrijven en nieuwe dochterbedrijven beide bijdragen. figuur 4
Werkgelegenheid van startende bedrijven en nieuwe dochterbedrijven, 1987-2010
180.000
160.000
140.000
120.000
100.000
80.000
60.000
40.000
20.000
0 1987
1988
1989
1990
1991
1992
1993
1994
1995
1996
1997
1998
1999
2000
2001
startende bedrijven
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
nieuwe dochterbedrijven
Bron: EIM, database bedrijvendynamiek.
W e rk ge l e ge nh e id va n s ta rt en d e be d r ij v en In de periode 1987-2010 is de werkgelegenheid die gepaard gaat met het starten van bedrijven ruim anderhalf keer zo omvangrijk geworden, namelijk van 45.436 werkzame personen naar 77.474 werkzame personen. In enkele jaren in het laatste decennium is de werkgelegenheid van startende bedrijven nog hoger; met 85.737 werkzame personen spant 2007 de kroon (zie figuur 4). Tot en met 2003 neemt het aandeel van startende bedrijven in de werkgelegenheid van nieuwe bedrijven geleidelijk af van driekwart in 1987 en twee derde in de jaren 1998 tot en met 1991 tot iets meer dan de helft in 2002 en 2003. Daarna neemt het aandeel weer toe tot ruim zestig procent in 2010 (zie figuur 3). De gemiddelde werkgelegenheid van startende bedrijven neemt in de periode 1987-2010 af van 1,6 naar 1,1 werkzame personen. De werkgelegenheid van startende bedrijven betreft tegenwoordig dus nauwelijks meer dan de ondernemer zelf. Ook hier zien we de betekenis van de het zzp-schap terug. Mogelijk zullen bedrijven later personeel aannemen, maar de ambitie van startende ondernemers om van ondernemer werkgever te worden is in de loop van de jaren aanzienlijk minder geworden. Dit wordt versterkt doordat steeds meer startende ondernemers parttime in het bedrijf werken. Een groot deel daarvan wil en zal ook parttime ondernemer blijven.
W e rk ge l e ge nh e id va n n ie uw e d och t er b ed r i jv en In de periode 1987-2010 is de werkgelegenheid die gepaard gaat met het oprichten van nieuwe dochterbedrijven meer dan verdrievoudigd, namelijk van 15.455 werkzame personen naar 48.043 werkzame personen. In de jaren 1998 tot en met 2008 is de werkgelegenheid van nieuwe dochterbedrij-
8
ven steeds nog hoger (zie figuur 4). Net als bij de werkgelegenheid van startende bedrijven spant 2007 met 66.182 werkzame personen de kroon. Tot en met 2003 neemt het aandeel van nieuwe dochterbedrijven in de werkgelegenheid van nieuwe bedrijven geleidelijk toe, om daarna weer af te nemen. De gemiddelde werkgelegenheid van nieuwe dochterbedrijven is omvangrijker dan van startende bedrijven. Evenals het geval is bij startende bedrijven, neemt de gemiddelde werkgelegenheid van nieuwe dochterbedrijven in de periode 1987-2010 af, namelijk van 3,2 naar 2,2 werkzame personen.
3
Overleving van nieuwe bedrijven
Van alle in een jaar opgerichte nieuwe bedrijven overleeft 93 à 94 procent het jaar van oprichting (zie tabel 2, waarin dit wordt aangegeven als het aandeel bedrijven dat nog bestaat na gemiddeld 0,5 jaar). Daarin zit tussen de cohorten nieuw opgerichte bedrijven sinds 1987 weinig variatie. Ook het aandeel van de nieuw opgerichte bedrijven die het tweede jaar overleven is door de jaren heen vrij constant: tegen de 80 procent. Tot en met de cohorten nieuwe bedrijven die in het begin van de eenentwintigste eeuw zijn opgericht, geldt dat de overlevingsfracties ook voor hogere bedrijfsleeftijden weinig variatie laten zien. Voor de cohorten nieuwe bedrijven die in recentere jaren zijn opgericht, geldt dat echter niet meer. Het aandeel van de nieuw opgerichte bedrijven dat na gemiddeld 3,5 en 5,5 jaar nog bestaat is de laatste jaren aan het afnemen. Van de in de jaren 90 nieuw opgerichte bedrijven bestaat circa 60% na gemiddeld 3,5 jaar nog en na gemiddeld 5,5 jaar bestaat nog circa 50%. De laatste jaren zijn de overlevingsfracties voor 3,5 jaar steeds enkele procenten lager en voor 5,5 jaar is de overlevingsfractie zelfs tot 10 procentpunten lager. De recenter opgerichte bedrijven bestaan dus in grotere mate dan voorheen slechts enkele jaren. Er zijn diverse ontwikkelingen die dit kunnen verklaren. Omdat steeds meer bedrijven geen personeel in dienst hebben, er nauwelijks kapitaal in het bedrijf wordt geïnvesteerd en veel in dienstensectoren wordt gestart, is de drempel om het bedrijf op te heffen lager geworden. Het aandeel van de oudere startende ondernemers is toegenomen. Het aantal jaren dat de ondernemer met het bedrijf actief kan zijn is beperkt, de bedrijven van deze ondernemers zijn als regel klein en de bedrijven worden als de ondernemers ermee ophouden niet overgedragen maar opgeheven. Daarnaast speelt een rol dat zich onder de startende ondernemers de laatste jaren steeds meer ondernemers uit het buitenland bevinden. Sommige groepen buitenlanders mogen niet als werknemer aan de slag. Dus schrijft men zich in als ondernemer (zzp'er). Als men als werknemer aan de slag mag, schrijft een deel zich weer uit als ondernemer. Oost-Europese ondernemers vertrekken ook vrij snel weer bij een krimpende markt of als men betere kansen elders ziet.
9
tabel 2
Overlevingsfracties van cohorten bedrijven uit de jaren 1988-2010 (percentage van de bedrijven per cohortjaar die per 31 december na gemiddeld resp. 0,5 jaar, 1,5 jaar etc. nog bestaan)
0,5 jaar
1,5 jaar
3,5 jaar
5,5 jaar
10,5 jaar
17,5 jaar
cohort 1988
93
80
63
51
37
27
cohort 1989
94
82
64
52
38
28
cohort 1990
95
81
62
51
38
27
cohort 1991
94
80
60
49
35
26
cohort 1992
93
79
59
49
35
25
cohort 1993
92
77
57
48
34
24
cohort 1994
92
77
60
49
35
cohort 1995
93
79
61
50
36
cohort 1996
93
80
61
50
35
cohort 1997
93
79
60
49
35
cohort 1998
93
79
61
49
35
cohort 1999
94
80
62
50
35
cohort 2000
94
80
60
49
34
cohort 2001
93
78
58
48
cohort 2002
93
76
57
47
cohort 2003
93
77
58
45
cohort 2004
93
78
58
42
cohort 2005
93
79
56
40
cohort 2006
94
79
56
cohort 2007
93
79
56
cohort 2008
94
79
cohort 2009
94
79
cohort 2010
93
Bron: EIM, database bedrijvendynamiek.
4
Opheffingen van bedrijven
4.1
Aantal opgeheven bedrijven In de periode 1987-2010 is het aantal opgeheven bedrijven bijna verviervoudigd, namelijk van 17.029 bedrijven naar 67.302 bedrijven (zie figuur 2). Vergeleken met de oprichtingen van nieuwe bedrijven is het aantal opheffingen van bedrijven dus sterker toegenomen. Het aantal opheffingen van bedrijven neemt in de jaren 90 voortdurend toe. In 2003 - twee jaar na een hoogtepunt in het aantal oprichtingen van nieuwe bedrijven en in een jaar van economische terugval - bereikt het aantal opheffingen een voorlopig hoogtepunt. Daarna volgen enkele jaren waarin weer minder bedrijven worden opgeheven, waarna in 2007 het tij begint te keren. In de recente
10
crisisjaren 2009 en 2010 neemt het aantal opheffingen van bedrijven fors toe. De ontwikkeling van het aantal opgeheven bedrijven naar sector laat zien dat in sectoren waar veel nieuwe bedrijven worden opgericht ook veel bedrijven worden opgeheven. Als we kijken naar de toename van het aantal opheffingen, gaan de sectoren zakelijke diensten en bouwnijverheid aan kop (zie tabel 3). Het aandeel van deze twee sectoren in het aantal opheffingen is in de periode 1987-2010 meer dan verdubbeld. De beide andere sectoren waarin veel nieuw bedrijven worden opgericht, namelijk de sectoren overige commerciële diensten en transport, scoren eveneens hoog op de toename van het aantal opheffingen. Maar ook in de sectoren waar in de loop van de jaren minder bedrijven worden opgericht, namelijk de sectoren industrie en auto en groothandel, neemt het aantal opheffingen in de periode 1987-2010 toe. tabel 3
Ontwikkeling van het aantal opgeheven bedrijven naar sector, 1987-2010
aantal
sector
aantal
mutatie
opheffing-
aandeel
opheffing-
aandeel
1987-2010
en 1987
in 1987
en 2010
in 2010
in procenten
industrie
1.534
9,0
3.117
4,6
103
bouwnijverheid
1.373
8,1
11.909
17,7
767
auto en groothandel
3.137
18,4
8.599
12,8
174
detailhandel en reparatie
4.672
27,4
10.550
15,7
126
horeca
1.824
10,7
3.648
5,4
100
670
3,9
2.949
4,4
340
847
5,0
3.639
5,4
330
1.623
9,5
15.614
23,2
862
1.349
7,9
7.275
10,8
439
17.029
100,0
67.302
100,0
295
transport bank- en verzekeringswezen, bemiddeling onr. goed., schoonmaakbedrijven zakelijke diensten overige commerciële diensten (incl. verhuur roerende goederen) totaal
Bron: EIM, database bedrijvendynamiek.
F a i l l is s em ent en Hoewel faillissementen vaak in de belangstelling staan, maken faillissementen maar een beperkt deel uit van de bedrijfsopheffingen. Het aandeel van de faillissementen neemt in de periode 1987-2010 af (zie figuur 5). Met name in de periode van midden jaren 90 van de vorige eeuw tot de eeuwwisseling is het aandeel van de faillissementen in de bedrijfsopheffingen fors afgenomen. Dit weerspiegelt de tendens van steeds meer kleine bedrijven. Veel bedrijven zijn te klein om failliet te kunnen gaan: zij hebben geen personeel en dus geen schulden samenhangend met salarisbetalingen, en er is nauwelijks kapitaal geïnvesteerd en dus zijn er geen of slechts geringe schulden aan financiers.
11
De algemene tendens van afname van het aandeel faillissementen in de bedrijfsopheffingen, wordt in jaren van economische teruggang wel steeds even onderbroken door periodes waarin het aandeel toeneemt. De toename in de recente crisisjaren is evenwel gematigd vergeleken met de toename in voorgaande periodes van economische teruggang. figuur 5
Aandeel van faillissementen in het aantal opheffingen van bedrijven (in procenten), 1987-2010
24,0 22,0 20,0 18,0 16,0 14,0 12,0 10,0 8,0 6,0 4,0 2,0 0,0 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Bron: EIM, database bedrijvendynamiek en CBS.
Omdat grotere bedrijven meer kans hebben getroffen te worden door een faillissement, is het aandeel van de faillissementen in de opheffingen van bedrijven het hoogst in sectoren die worden gekenmerkt door grootschaligheid: industrie en bank- en verzekeringswezen c.a. In de kleinschalige sectoren detailhandel en reparatie en overige commerciële diensten is het aandeel van de faillissementen daarentegen zeer laag.
4.2
Werkgelegenheid van opgeheven bedrijven Het verlies van werkgelegenheid dat gepaard gaat met het opheffen van bedrijven is in de periode 1987-2010 drieënhalf keer zo omvangrijk geworden, namelijk van 44.932 arbeidsplaatsen naar 160.841 arbeidsplaatsen (zie figuur 6). In jaren van economische teruggang is er sprake van een toename van het verlies aan werkgelegenheid. De toename in de recente crisisjaren steekt daarbij wel ver uit boven de toename in eerdere economisch minder gunstige periodes.
12
figuur 6
Werkgelegenheid van opgeheven bedrijven, 1987-2010
180.000
160.000
140.000
120.000
100.000
80.000
60.000
40.000
20.000
0 1987 1988 1989 1990 1991 1992 1993 1994 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010
Bron: EIM, database bedrijvendynamiek.
Vergelijking van figuur 6 met figuur 4 laat zien dat in vrijwel alle jaren het verlies van werkgelegenheid dat gepaard gaat met het opheffen van bedrijven minder omvangrijk is dan de werkgelegenheid die gepaard gaat met de oprichting van nieuwe bedrijven. Alleen in 2003, 2009 en 2010 gaat er meer werkgelegenheid met opheffing van bedrijven verloren dan er door oprichting van nieuwe bedrijven wordt geboden. Ondanks de tendens van steeds meer kleinschaligheid in het bedrijvenbestand is er in de periode 1987-2010 nauwelijks iets veranderd in de gemiddelde bedrijfsgrootte van opgeheven bedrijven. Gemiddeld werkten er in een opgeheven bedrijf ongeveer 2,5 personen. Door de jaren heen schommelt het gemiddelde aantal werkzame personen enigszins rond dit aantal van 2,5. We hebben het dan wel over de werkgelegenheid op het moment dat het bedrijf wordt opgeheven. Ondernemers die een (wat) groter bedrijf willen beëindigen, bouwen het bedrijf vooruitlopend op de beëindiging vaak al af, waardoor op het moment van de definitieve bedrijfsbeëindiging minder arbeidsplaatsen verdwijnen dan dat het bedrijf ooit heeft gehad.
13