Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid
1998-2012
drs. drs. drs. drs.
K.L. Bangma A. Bruins D. Snel N. Timmermans
Zoetermeer, 5 juli 2013
Rapportnummer :
A201337
Dit onderzoek is gefinancierd door het programmaonderzoek MKB en Ondernemerschap (www.ondernemerschap.nl)
Panteia BV
Panteia BV
Bredewater 26
P.o. box 7001
2715 CA Zoetermeer
2701 AA Zoetermeer
079 322 22 00
The Netherlands
www.panteia.nl
+31 79 322 22 00
Voor alle informatie over MKB en Ondernemerschap: www.ondernemerschap.nl
De verantwoordelijkheid voor de inhoud berust bij Panteia/EIM. Het gebruik van cijfers en/of teksten als toelichting of ondersteuning in artikelen, scripties en boeken is toegestaan mits de bron duidelijk wordt vermeld. Vermenigvuldigen en/of openbaarmaking in welke vorm ook, alsmede opslag in een retrieval system, is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van Panteia/EIM. Panteia/EIM aanvaardt geen aansprakelijkheid voor drukfouten en/of andere onvolkomenheden.
The responsibility for the contents of this report lies with Panteia/EIM. Quoting numbers or text in papers, essays and books is permitted only when the source is clearly mentioned. No part of this publication may be copied and/or published in any form or by any means, or stored in a retrieval system, without the prior written permission of Panteia/EIM. Panteia/EIM does not accept responsibility for printing errors and/or other imperfections.
2
Bedrijvendynamiek en werkgelegenheid In de periode 1998-2012 is het aantal bedrijven per saldo elk jaar toegenomen. Startende bedrijven vormen het grootste deel van de nieuw opgerichte bedrijven. Vanaf de eeuwwisseling neemt het aantal startende bedrijven, met uitzondering van de jaren 2009 en 2012, jaar op jaar toe. Vanaf 2006 neemt het jaarlijkse aantal opheffingen van bedrijven toe; vanaf 2010 nog sterker dan in de jaren daarvoor. Tot en met 2010 is elk jaar het verlies van werkgelegenheid als gevolg van opheffingen van bedrijven minder dan de toename van de werkgelegenheid als gevolg van oprichtingen van bedrijven. In 2011 is er sprake van een licht negatief saldo en in 2012 gaat er aanzienlijk meer werkgelegenheid verloren als gevolg van opheffingen dan er bijkomt als gevolg van oprichtingen. Bij een derde van de bestaande bedrijven met ten minste 10 werknemers is in de periode 2007-2010 de werkgelegenheid gegroeid. In de periode 20072010 is de totale werkgelegenheid bij bestaande bedrijven per saldo toegenomen. Drie kwart van de groei van de werkgelegenheid komt voor rekening van de snelle groeiers onder de bestaande bedrijven.
1
Ontwikkeling van het aantal bedrijven
In de periode 1998-2012 zijn 1.621.000 nieuwe bedrijven opgericht en zijn 968.900 bedrijven opgeheven. Het totaal van de oprichtingen van nieuwe bedrijven wordt gevormd door 1.206.500 startende bedrijven en 414.600 nieuwe dochterbedrijven, dat wil zeggen bedrijven die zijn opgericht door reeds bestaande bedrijven. In de periode 1998-2012 is het aantal bedrijven per saldo elk jaar toegenomen (zie Figuur 1). In de laatste jaren van de vorige eeuw neemt het groeisaldo elk jaar toe. In 2001 komt er een kentering, die aanhoudt tot in 2003, waarin het laagste groeisaldo in de hele periode wordt bereikt. Daarna versnelt de groei van het aantal bedrijven aanzienlijk, maar in 2008 is de groei alweer minder en in het eerste crisisjaar 2009 vertraagt de groei nog sterker. Zonder de “nieuwe inschrijvers” - bedrijven die sinds de wijziging van de Wet op het Handelsregister in 2008 ook inschrijvingsplichtig zijn geworden – zou het groeisaldo in deze jaren nog lager zijn geweest. In 2012 is het groeisaldo maar net iets hoger dan in 2003.
3
Figuur 1
Jaarlijkse ontwikkeling van het aantal bedrijven (in procenten), 1998-2012
7,0%
6,2% 5,9%
6,0% 5,4% 4,9%
5,0%
4,8%
4,7%
4,8%
4,5% 3,8% 4,0% 3,6%
3,6%
3,5%
3,0%
2,8% 2,4% 2,2%
2,0%
1,0%
0,0% 1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Bron: Panteia/EIM, database bedrijvendynamiek.
In paragraaf 2 gaan we nader in op de oprichtingen en opheffingen van bedrijven. In paragraaf 3 gaan we in op de werkgelegenheid van oprichtingen en opheffingen van bedrijven. De informatie in deze paragrafen is gebaseerd op de database bedrijvendynamiek van Panteia/EIM. Deze database bevat voor de periode 1988-2012 cijfers over de bedrijvendynamiek in Nederland en de daarmee samenhangende ontwikkeling van de werkgelegenheid, uitgesplitst naar sectoren. Paragraaf 4 gaat over groei en krimp van de werkgelegenheid bij bestaande bedrijven. De informatie in deze paragraaf is gebaseerd op cijfers van het CBS.
2 2.1
Oprichtingen en opheffingen van bedrijven
Oprichtingen van bedrijven In de laatste jaren van de vorige eeuw neemt het aantal oprichtingen van bedrijven (startende bedrijven plus nieuwe dochterbedrijven) jaarlijks toe (zie Figuur 2). In 2000 bereikt het aantal oprichtingen een voorlopig hoogtepunt. Daarna volgen enkele jaren waarin steeds minder nieuwe bedrijven worden opgericht, waarna in 2004 het tij begint te keren. Tot en met 2008 blijft het aantal oprichtingen jaarlijks toenemen. Het eerste crisisjaar 2009 is een jaar waarin het aantal oprichtingen van bedrijven weer afneemt, maar in 2010 en 2011 is er sprake van een relatief forse toename van het aantal oprichtingen van bedrijven. In 2012 neemt het aantal oprichtingen van bedrijven af. De reeks laat zien dat het aantal oprichtingen mede door de economische conjunctuur wordt bepaald. Een voldoende afzetperspectief is stimulerend om te starten met een bedrijf. De krimp in 2002, 2009 en 2012 hangt nauw samen met de ongunstige conjunctuur. Trendmatig is
4
sprake van een sterke stijging van het aantal starters. Structurele oorzaken achter de snelle groei van het aantal oprichtingen zijn onder andere de opkomst van nieuwe diensten en een sterk stimulerend overheidsbeleid ten aanzien van ondernemerschap. Bovendien heeft de versobering van de sociale zekerheid het ondernemerschap in beeld gebracht als goed alternatief voor het werknemerschap. Figuur 2
Aantal startende bedrijven, nieuwe dochterbedrijven en opgeheven bedrijven, 1998-2012
175.000 150.000 125.000 100.000 75.000 50.000 25.000 0 -25.000 -50.000 -75.000 -100.000 -125.000 -150.000 -175.000 1998
1999
2000
2001
2002
2003
startende bedrijven
2004
2005
2006
nieuwe dochterbedrijven
2007
2008
2009
2010
2011
2012
opgeheven bedrijven
Bron: Panteia/EIM, database bedrijvendynamiek.
S t ar t e n de b e d r i jv e n Startende bedrijven vormen verreweg het grootste deel van het totale aantal oprichtingen van bedrijven: van alle oprichtingen van bedrijven in de periode 1998-2012 is 74% een startend bedrijf. Bij elkaar gaat het om 1.206.500 startende bedrijven. Het beeld van de ontwikkeling van het aantal oprichtingen wordt vooral bepaald door het aantal startende bedrijven en in beperktere mate door het aantal nieuwe dochterbedrijven (zie Figuur 2). In 2000 bereikt het aantal startende bedrijven een voorlopig hoogtepunt. Daarna volgen enkele jaren waarin steeds minder nieuwe bedrijven worden gestart, waarna in 2004 het tij begint te keren. Tot en met 2008 blijft het aantal startende bedrijven jaarlijks toenemen. Het eerste crisisjaar 2009 is een jaar waarin het aantal startende bedrijven weer afneemt, maar in 2010 en 2011 is er sprake van een relatief forse toename van het aantal startende bedrijven. In 2012 neemt het aantal startende bedrijven af. Het aantal startende bedrijven in vrijwel alle sectoren neemt toe (zie tabel 1). De groothandel en de financiële dienstverlening vormen hierop een uitzondering. Het aandeel van de groothandel in het totale aantal startende bedrijven is in 2012 vergeleken met 1998 veel lager. Dat geldt ook voor de detailhandel. De zakelijke dienstverlening is goed voor het grootste aandeel
5
startende bedrijven. Het aandeel van deze sector is in 2012 vergeleken met 1998 toegenomen. Dat geldt nog sterker voor de sector cultuur, recreatie en overige diensten en voor de niet-marktsector. Veel starters in deze laatste sector waren in 1998 nog niet inschrijvingsplichtig en zijn dat sinds de wijziging van de Wet op het Handelsregister in 2008 wel. Tabel 1
Ontwikkeling van het aantal startende bedrijven naar sector, 1998-2012
aantal star-
aantal
ters in
aandeel
starters
aandeel
1998
in 1998
in 2012
in 2012
industrie
2.430
5,2
4.016
3,6
bouw
5.791
12,3
11.483
10,4
704
1,5
1.709
1,5
groothandel
5.945
12,6
4.964
4,5
detailhandel
4.769
10,1
6.996
6,3
vervoer en opslag
1.384
2,9
2.169
2,0
horeca
1.937
4,1
3.585
3,2
informatie en communicatie
3.539
7,5
7.551
6,8
820
1,7
474
0,4
11.344
24,1
30.495
27,5
cultuur, recreatie en overige diensten
5.023
10,7
17.391
15,7
overig bedrijfsleven
1.252
2,7
2.347
2,1
44.938
95,5
93.180
84,1
sector
autosector
financiële dienstverlening zakelijke dienstverlening
marktsector totaal niet-marktsector totaal
2.114
4,5
17.636
15,9
47.052
100,0
110.816
100,0
Bron: Panteia/EIM, database bedrijvendynamiek.
N i e u w e d o c h t e r b e d r ij ve n Bestaande bedrijven zoeken met het oprichten van dochterbedrijven naar optimale schaalgrootte. Daarnaast wordt hiermee risicospreiding gerealiseerd. Van alle oprichtingen van bedrijven in de periode 1998-2012 is 26% een nieuw dochterbedrijf. Bij elkaar gaat het om 414.600 nieuwe dochterbedrijven. Tot het midden van het eerste decennium van deze eeuw zijn er van jaar op jaar slechts geringe verschillen in het aantal nieuwe dochterbedrijven. Dan volgen enkele jaren waarin er meer nieuwe dochterbedrijven worden opgericht. Toch daalt dan het aandeel van de nieuwe dochterbedrijven in het totale aantal oprichtingen van nieuwe bedrijven, van rond een op de drie in de voorafgaande jaren naar rond een op de vier. Sinds 2009 daalt niet alleen het aantal nieuwe dochterbedrijven dat jaarlijks wordt opgericht, ook het aandeel in het totale aantal oprichtingen van nieuwe bedrijven neemt fors af, naar rond 15% in de laatste drie jaren.
6
O v e r le v in g v a n n ie u w e be dr i jv e n In het eerste jaar van oprichting blijkt 7% van de bedrijven er weer mee te stoppen. Na het derde jaar van oprichting blijkt nog 67% van de bedrijven te bestaan. Na vijf jaar blijkt de overlevingsfractie 47% te zijn. Er blijken belangrijke verschillen naar sectoren te zijn in overlevingsfractie. In industriële sectoren is de overlevingsfractie het hoogst. Deze sectoren zijn kapitaalintensiever, waardoor de toetredingsdrempels relatief hoog zijn. Dit vereist een grondige voorbereiding. Deze grondige voorbereiding draagt bij aan een hoger succespercentage. In de detailhandel en horeca liggen de overlevingsfracties het laagst. De toetredingsdrempels liggen hier lager, waardoor er eenvoudiger met een bedrijf gestart kan worden. Bovendien opereren deze bedrijven op relatief verzadigde markten, waardoor de concurrentie groot is en de kans op overleven kleiner is. Figuur 3
Overlevingfractie in eerste tot en met zevende jaar na oprichting van bedrijf
100% 93% 90%
79%
80%
70%
67%
60%
56%
50%
47% 40%
40% 34% 30%
20%
10%
0% 1-ste
2-de
3-de
4-de
5-de
6-de
7-de
Bron: Panteia/EIM, database bedrijvendynamiek.
2.2
Opheffingen van bedrijven In de jaren 1998 tot en met 2003 neemt het aantal opheffingen van bedrijven jaarlijks toe (zie Figuur 2). Dan volgen enkele jaren waarin het aantal opheffingen van bedrijven jaar op jaar ongeveer gelijk blijft. Vanaf 2006 neemt het jaarlijkse aantal opheffingen van bedrijven weer toe; vanaf 2010 nog sterker dan in de jaren daarvoor. De stijging van het aantal opheffingen hangt voor een belangrijk deel samen met de sterke stijging van het aantal oprichtingen in de afgelopen jaren. Meer starters betekent op termijn meer opheffingen. In de laatste jaren speelt ook de verslechterde conjuncturele situatie van Nederland een rol bij de toename van het aantal opheffingen. Het aantal opgeheven bedrijven in alle sectoren neemt toe. Zowel in 1998 als in 2012 zijn de zakelijke dienstverlening en de detailhandel de sectoren
7
met het grootste aandeel opgeheven bedrijven (zie tabel 2). Het aandeel van de detailhandel is in 2012 echter wel veel lager dan in 2008. In 2008 komt de groothandel op de derde plaats. In 2012 is het aandeel van de groothandel gehalveerd en is het de niet-marktsector die op de derde plaats komt. Tabel 2
Ontwikkeling van het aantal opgeheven bedrijven naar sector, 1998-2012
aantal
aantal
opheffingen
aandeel
opheffingen
aandeel
in 1998
in 1998
in 2012
in 2012
industrie
2.178
4,9
3.010
3,1
bouw
2.887
6,5
8.119
8,4
766
1,7
1.803
1,9
groothandel
6.698
15,2
6.924
7,1
detailhandel
9.249
20,9
14.774
15,2
vervoer en opslag
3.014
3,7
5.041
2,6
horeca
1.643
6,8
2.521
5,2
informatie en communicatie
2.415
5,5
6.087
6,3
984
2,2
2.229
2,3
zakelijke dienstverlening
8.170
18,5
21.784
22,4
cultuur, recreatie en overige diensten
3.908
8,8
10.945
11,3
678
1,5
2.402
2,5
42.590
96,4
85.639
88,1
1.570
3,6
11.559
11,9
44.160
100,0
97.198
100,0
sector
autosector
financiële dienstverlening
overig bedrijfsleven marktsector totaal niet-marktsector totaal
Bron: Panteia/EIM, database bedrijvendynamiek.
F a i l l i s s e me n t e n Hoewel faillissementen vaak in de belangstelling staan, maken faillissementen maar een beperkt deel uit van de bedrijfsopheffingen. In de periode 1998-2012 schommelde het percentage opgeheven door faillissement tussen de 7 en 11%. De sterke economische krimp in 2009 ging gepaard met een sterke piek in het percentage faillissementen van bijna 11%. Met het aantrekken van de economie in 2010 en 2011 daalde het percentage. De verslechtering van de Nederlandse economie in 2012 ging gepaard met een stijging van het aantal faillissementen tot bijna 9%.
8
Figuur 4
Ontwikkeling aantal faillissementen, in procenten van het aantal opheffingen
12,0 11,2
11,4 10,8
10,8
9,8
10,0 9,1
9,1
8,9 8,4 8,0
7,9
8,0 7,0
7,2
7,1 6,7
6,0
4,0
2,0
0,0 1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
Bron: Panteia/EIM, database bedrijvendynamiek .
3
Werkgelegenheid van oprichtingen en opheffingen van bedrijven
3.1
Werkgelegenheid van nieuwe bedrijven Tot en met 2000 neemt de werkgelegenheid van nieuwe bedrijven elk jaar toe (zie Figuur 5). Dan volgen enkele jaren van geringere toename van de werkgelegenheid van nieuwe bedrijven, maar vanaf 2004 tot en met 2008 is de werkgelegenheid van nieuwe bedrijven weer elk jaar meer. In 2009 is er even sprake van een terugval, die in 2010 alweer wordt gecorrigeerd. Dit houdt niet lang aan, want in 2012 is de werkgelegenheid van nieuwe bedrijven minder dan deze sinds 2006 is geweest.
9
Figuur 5
Werkgelegenheid van nieuwe bedrijven en van opgeheven bedrijven in fte, 1998-2012
250.000 225.000 200.000 175.000 150.000 125.000 100.000 75.000 50.000 25.000 0 -25.000 -50.000 -75.000 -100.000 -125.000 -150.000 -175.000 -200.000 -225.000 -250.000 1998
1999
2000
2001
2002
2003
2004
2005
werkgelegenheid van nieuwe bedrijven
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
werkgelegenheid van opgeheven bedrijven
Bron: Panteia/EIM, database bedrijvendynamiek.
De gemiddelde werkgelegenheid van nieuwe bedrijven is in de periode 1998-2012 afgenomen van 1,8 fte naar 1,4 fte. De sterke stijging van het aantal startende ZZP’ers is hier een belangrijke reden voor.
3.2
Werkgelegenheid van opgeheven bedrijven In de jaren 1998-2001 neemt jaarlijks de werkgelegenheid die verloren gaat bij opheffingen van bedrijven toe (zie Figuur 5). Dan volgt een periode waarin de werkgelegenheid van opgeheven bedrijven slechts weinig varieert. Vanaf 2008 komt hierin verandering: vanaf dan gaat er jaar op jaar meer werkgelegenheid verloren als gevolg van opheffingen van bedrijven. De gemiddelde werkgelegenheid van opgeheven bedrijven is in de periode 1998-2012 weinig veranderd en bedraagt gemiddeld 2,2 fte. We hebben het dan wel over de werkgelegenheid op het moment dat de bedrijven worden opgeheven. Ondernemers die een (wat) groter bedrijf willen beëindigen, bouwen het bedrijf vooruitlopend op de beëindiging vaak al af, waardoor op het moment van de definitieve bedrijfsbeëindiging minder arbeidsplaatsen verdwijnen dan het bedrijf ooit heeft gehad.
3.3
Saldo van de werkgelegenheid Tot en met 2010 is elk jaar het verlies van werkgelegenheid als gevolg van opheffingen van bedrijven minder dan de toename van de werkgelegenheid als gevolg van oprichtingen van bedrijven. Hoewel in 2003 het saldo wel heel dicht bij nul ligt en ook al in 2002 relatief klein is. Met name in de jaren 2006-2008 is er sprake van een groot positief werkgelegenheidssaldo. In 2011 verandert het beeld en is er sprake van een licht negatief saldo.
10
Vervolgens gaat er in 2012 aanzienlijk meer werkgelegenheid verloren als gevolg van opheffingen van bedrijven dan er bijkomt als gevolg van oprichtingen van bedrijven.
4
Groei en krimp van bedrijven
Doordat er nieuwe bedrijven worden opgericht en bedrijven worden opgeheven treedt er verandering in de werkgelegenheid op. Verandering in de werkgelegenheid treedt ook op doordat bestaande bedrijven groeien of krimpen. In deze paragraaf komt de werkgelegenheidsontwikkeling bij bestaande bedrijven met tien of meer werknemers in de periode 2007-2010 aan de orde. Daarbij worden vier groeitypen onderscheiden: snelle groeiers, normale groeiers, gelijkblijvers en krimpers. Onder snelgroeiende bedrijven wordt verstaan: bedrijven met een groei van 72,8% of meer in 3 jaar; normale groeiers realiseren een groei van 0,5% tot 72,8% in 3 jaar; in omvang stabiele bedrijven hebben groei tussen -0,5% en +0,5%, en krimpende bedrijven hebben een krimp van meer dan 0,5% in 3 jaar. We sluiten af met een overzicht van de werkgelegenheidsontwikkeling in de periode 20072010 naar grootteklasse en groeitype.
4.1
Groeitypen Bij een derde van de bestaande bedrijven is in de periode 2007-2010 de werkgelegenheid gegroeid (zie tabel 3). Dat is meestal een normale groei. Minder dan een op de tien bedrijven kan worden gerekend tot de snelle groeiers. Van de bedrijven die niet groeien, krimpt bij de overgrote meerderheid de werkgelegenheid. Bij slechts enkele bedrijven gebeurt er wat betreft de omvang van de werkgelegenheid niets. Dat is vooral het geval bij het middenbedrijf en het grootbedrijf. Het grootbedrijf kent wat meer dan gemiddeld snelle groeiers, terwijl het middenbedrijf wat meer dan gemiddeld krimpers kent.
11
Tabel 3
Verdeling bedrijven naar groeitype en naar grootteklasse1, in procenten van de populatie bedrijven met 10 of meer werknemers in de periode 2007-2010
groeitype snelle groeiers normale groeiers gelijkblijvers krimpers totaal
totaal aantal bedrijven (x 1.000)
kleinbedrijf
middenbedrijf
grootbedrijf
totaal
7
6
10
7
27
25
25
27
6
1
0
5
60
68
64
61
100
100
100
100
28,6
4,3
0,3
33,1
Bron: Panteia/EIM op basis van NFO/ABR van het CBS.
De verschillen tussen sectoren worden voornamelijk bepaald door de aandelen van de snelle groeiers en van de krimpers, want er is vrij weinig verschil wat betreft de aandelen van de normale groeiers en van de gelijkblijvers. De zorg gaat aan kop met een op de vijf bedrijven die behoren tot de snelle groeiers (zie figuur 4). Ook de informatie- en communicatiesector en de zakelijke dienstverlening kennen relatief veel snelle groeiers. Slechts een op de vijftig bedrijven in de bouw behoort tot de snelle groeiers. De zorg en de bouw bezetten ook de uiterste plaatsen aan het andere einde van het spectrum. De zorg heeft met de helft krimpers, het laagste aandeel bedrijven waar de werkgelegenheid is gekrompen (zie tabel 4). De bouw heeft met driekwart krimpers het hoogste aandeel bedrijven waar de werkgelegenheid is gekrompen.
1
Kleinbedrijf: bedrijven met 10-49 werknemers in 2007; middenbedrijf: bedrijven met 50-249 werknemers; grootbedrijf: bedrijven met 250 of meer werknemers.
12
Figuur 4
Percentage snelgroeiende bedrijven naar sectoren, in procenten van de populatie bedrijven met 10 of meer werknemers in de periode 2007-2010
industrie
5
bouw
2
autosector
6
groothandel
6
detailhandel
8
horeca
9
vervoer en opslag
6
informatie en communicatie
12
zakelijke dienstverlening
11
overige diensten
8
zorg
19 0
2
4
6
8
10
12
14
16
18
20
Bron: Panteia/EIM op basis van NFO/ABR van het CBS.
Tabel 4
Verdeling bedrijven naar groeitype en sector, in procenten van populatie bedrijven 10 of meer werknemers in de periode 2007-2010
snelle
normale
groeiers
groeiers
gelijkblijvers
krimpers
totaal
industrie
5
27
5
63
100
bouw
2
20
5
73
100
autosector
6
31
7
57
100
groothandel
6
28
6
60
100
detailhandel
8
31
6
55
100
horeca
9
30
5
55
100
vervoer en opslag
6
25
4
65
100
12
28
5
55
100
11
26
5
59
100
8
28
6
57
100
19
30
3
48
100
sector
informatie en communicatie zakelijke dienstverlening overige diensten zorg
Bron: Panteia/EIM op basis van NFO/ABR van het CBS.
13
4.2
Werkgelegenheidsontwikkeling In de periode 2007-2010 is de werkgelegenheid bij bestaande bedrijven per saldo met 20.000 personen toegenomen (zie tabel 5). Tegenover een per saldo groei van de werkgelegenheid in het grootbedrijf staat een afname van de werkgelegenheid in het middenbedrijf en een vrijwel gelijk gebleven werkgelegenheid in het kleinbedrijf. Bijna de helft van de toename van de werkgelegenheid (46%) komt voor rekening van het kleinbedrijf. Het middenbedrijf is goed voor 29% en het grootbedrijf voor 25% van de toename van de werkgelegenheid. Het kleinbedrijf neemt van de afname van de werkgelegenheid de helft (49%) voor zijn rekening, het middenbedrijf 33% en het grootbedrijf 18%. Het grootbedrijf speelt dus een veel belangrijker rol bij de toename van de werkgelegenheid dan bij de afname. Dat is in mindere mate het geval voor de rol van het middenbedrijf. Het kleinbedrijf speelt een iets grotere rol bij de afname van de werkgelegenheid dan bij de toename. Tabel 5
Werkgelegenheidsontwikkeling naar groeitype en naar grootteklasse1 (aantal personen x 1.000) van de populatie bedrijven met 10 of meer werknemers in de periode 2007-2010
groeitype
kleinbedrijf
middenbedrijf
grootbedrijf
totaal
snelle groeiers
88
62
59
209
normale groeiers
42
21
12
75
0
0
0
0
-129
-88
-48
-264
1
-4
23
20
gelijkblijvers krimpers totaal
Bron: Panteia/EIM op basis van NFO/ABR van het CBS.
Drie kwart van de groei van de werkgelegenheid komt voor rekening van de snelle groeiers (zie tabel 5). Met 83% nemen de snelle groeiers een bovengemiddeld deel van de werkgelegenheidsgroei in het grootbedrijf voor hun rekening. Bij het kleinbedrijf is het aandeel van de snelle groeiers in de groei van de werkgelegenheid met twee derde minder dan gemiddeld. Bij het middenbedrijf is het aandeel van de snelle groeiers overeenkomstig het gemiddelde voor alle bedrijven.
1
Kleinbedrijf: bedrijven met 10-49 werknemers in 2007; middenbedrijf: bedrijven met 50-249 werknemers; grootbedrijf: bedrijven met 250 of meer werknemers.
14