BEDRIJFSWETENSCHAPPEN
Hoofdstuk 2:
KEUZE VAN DE GESCHIKTE
FINANCIERINGSMIDDELEN Inhoud: 1. Vermogensbehoeften 2. Vermogensbronnen 1° Eigen vermogen 2° Vreemd vermogen 3. Principes van een gezonde financiering 1° Financiële structuur 2° Financiële analyse 4. Keuzebepaling van de geschikte financieringsmiddelen
Financiering - 1 van 18
Keuze v/d geschikte financieringsmiddelen Zie: http://www.brjv.be/gezond.htm en sites.kbc.reference.be/ kredieten; www.kmo.brief
1. Welke vermogensbehoeften heeft de onderneming? Een onderneming wil uitbreiden. Zij kan op een industrieterrein een bedrijfsgebouw kopen voor € 2 mio. Mits enkele aanpassingswerken lijkt dit gebouw geschikt. Probleem: 1/ Hoeveel financiële middelen heeft de ondernemer nodig? Lees HB p. 60
2/ Welke financieringsbronnen komen daarvoor in aanmerking? 1E Eigen vermogen Wat?
Voordelen?
2E Vreemd vermogen Wat?
Voordelen?
Nadelen?
a) Vreemd vermogen op lange termijn Wat?
Voordelen?
b) Vreemd vermogen op korte termijn Wat?
Voordelen?
Vermogensbehoeften
Financiering - 2 van 18
De vermogensbehoefte activa
van
de
onderneming
m.b.t.
de
vlottende
Bereken de omloopsnelheid en omlooptijd en vul in: 1/ Klanten of uitstaande vorderingen (UV) Stel: Omzet = 180 mio. (stel jaar = 360 d); Gemiddelde verkoop per dag = . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Stel dat we onze klanten gemiddeld 2 dagen uitstel van betaling geven. Hoeveel bedragen onze uitstaande vorderingen (UV) dan gemiddeld? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Stel UV = 25 mio. Hoeveel uitstel van betaling geven we gemiddeld? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bereken omloopsnelheid (OS = omzet tegen VP / UV) en omlooptijd (OT = 360 /OS): OS = ........./.............. dwz. ... maal per jaar worden onze UV omgezet in geld. OT = ......../............... dwz. het duurt .... dagen voor we onze UV kunnen innen. Stel dat de omzet stijgt tot 200 mio. Hoeveel kapitaal hebben we dan nodig om onze vorderingen te financieren? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Hoeveel kapitaal zouden we nodig hebben om onze vorderingen te financieren als we 60 dagen uitstel van betaling zouden geven? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (Omzet 200 mio.) Besluit: - de vermogensbehoefte stijgt als de omzet of de omlooptijd van de UV . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . - De OT van de UV geeft informatie over de termijn waarop onze klanten betalen. 2/ Voorraden Stel omzet = 30 mio. Gemiddelde voorraad = 2 mio. Omloopsnelheid? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . OS = omzet tegen KP / gem. voorraad Gemiddelde winstmarge = 20 % op de VP. Bereken OS en OT. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3/ Liquide middelen Teveel liquide middelen drukt de rendabiliteit. Teweinig liquide middelen kan betalingsmoeilijkheden veroorzaken. Daarom zullen we een kasbegroting opstellen, d.i. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . ................................................................................ 4/ Leveranciers Het krediet dat wij geven aan onze klanten wordt volledig of gedeeltelijk gecompenseerd door het krediet dat wij krijgen van onze leveranciers. Hoe zal je OS en OT berekenen? . . . . . . . . . . . . . . . . . OS = omzet tegen KP / gem. leveranciers Samengevat: OS klanten = Verkopen / gemiddelde vorderingen op klanten Klantenkrediet = OT klanten = 360 / OS (= aantal dagen betalingsuitstel die we geven aan klanten) OS leveranciers = Aankopen / gemiddelde schuld aan leveranciers Leverancierskrediet = OT lev. = 360 / OS (= dagen krediet die we krijgen van ons leveranciers) OS voorraden = Aankopen / gemiddelde voorraad OT voorraden = 360 / OS (= aantal dagen dat de voorraden gemiddeld in stock blijven liggen) Toepassing: Omzet = 30 mio.; bruto winstmarge 30 % op de omzet; omzet tegen KP = ................................... Bereken het benodigde vlottend kapitaal? Conclusies? Voorraad: OS voorraden = 3; Klanten: klantenkrediet 30 dagen;
gemiddelde voorraad = gemiddelde vorderingen op klanten =
Leveranciers: leverancierskrediet 60 dagen; gemiddelde schuld aan leveranciers = Totaal vermogensbehoeften =
Financiering - 3 van 18
2. Welke vermogensbronnen staan de onderneming ter beschikking? 1° Eigen vermogen Eigen middelen of aandelenkapitaal Het eigen vermogen kan verhoogd worden door beroep te doen op de huidige aandeelhouders of op nieuwe aandeelhouders. Het is zeer belangrijk voor een onderneming om over voldoende EV te kunnen beschikken. Voordelen / Belang van het EV 1/ Permanente financieringsvorm Het EV vertegenwoordigt in en voor de onderneming een permanente financieringsvorm. Het moet niet op of tegen een bepaalde datum worden terugbetaald. 2/ Geen vaste intrestvergoeding verschuldigd Op het EV is geen vast intrestbedrag verschuldigd. In principe wordt pas bij de winstverdeling bepaald of en in welke mate het EV wordt vergoed. 3/ Waarborg voor de schuldeisers Het EV weerspiegelt het engagement van de ondernemer in de zaak. Als dusdanig is het voor de kredietverstrekker een eerste interessante barometer: hoeveel wil de ondernemer zelf riskeren? 4/ Bufferfunctie Wanneer men VV leent zal men op bepaalde tijdstippen intrest en kapitaalsaflossingen moeten betalen. Hoe groter die vaststaande uitgaven, hoe groter het risico op betalingsproblemen wanneer de ontvangsten minder goed uitvallen dan gepland. Meer EV verhoogt de continuïteit en stabiliteit van de onderneming (bij tegenslagen).
Toch is 100% financiering met EV: - niet nodig; - wellicht praktisch onmogelijk; - bovendien niet wenselijk. Waarom?
Noot: Kapitaalverhoging boekhoudkundig zie ondernemingsvormen.
Financiering - 4 van 18
2° Vreemd vermogen Hoeveel VV heeft men nodig? VV = Vermogensbehoefte - EV Kenmerken van het VV - gedurende een bepaalde, beperkte tijd ter beschikking van de onderneming; - terugbetalingsverplichting; - intrestbetaling. Vormt die onvermijdelijke intrestbetaling echter een voldoende motiveringsfactor om alles met EV te financieren? En indien lenen 'onvermijdelijk' is moet men dan zo weinig mogelijk te lenen en voor een zo kort mogelijke termijn te lenen? Een veligheidsmarge bij het lenen is onontbeerlijk. Bij te nipte financieringsvoorzieningen kunnen onverwachte of 'vroeger dan geplande' uitgaven de ondernemer heel vlug in betalings- of liquiditeitsmoeilijkheden brengen. Welke voordelen heeft het gebruik van VV? 1. Fiscaal voordeel: Ongelijke fiscale behandeling van de vergoeding van VV en EV: * Vergoeding VV = intrest => fiscaal aftrekbaar netto kost = intrestpercentage x (1 - belastingspercentage) Dank zij de fiscale aftrekbaarheid van de intrestlast recupereert de ondernemer een deel van het betaalde rentebedrag via een belastingbesparing. * Vergoeding EV = dividend => onderworpen aan de vennootschapsbelasting bruto kost = dividend : ( 1 - belastingspercentage) 2. Financiële hefboomwerking (leverage) Door het gebruik van VV kan het rendement van het EV verhoogd worden als de rente verschuldigd op het VV kleiner is dan het rendement van het TV. Een gedeeltelijke financiering met VV is dus zeker het overwegen waard. R.EV = winst x 100 / EV R.TV = (winst + fin. lasten) x 100 / TV L = (R.TV - I.VV) . VV/EV Voorbeeld: Situatie 1: EV = 20 mio. ; VV =0 ; Winst 2 mio.; R.EV =
R.TV =
Situatie 2: EV = 10 mio. ; VV = 10 mio. ; I.VV = 8 % ; Fin. lasten = Winst = 1,2 mio.; R.EV = R.TV = L= Besluit: Oefening: EV = 6 mio.; VV = 4 mio.; fin. lasten 400 000 EUR; Winst 800 000 EUR; R.EV = R.TV = Risico: Als R.TV kleiner is dan I.VV : averechts effect
L=
Financiering - 5 van 18
HEFBOOMEFFECT Situatie 1 Stel de intrest op het vreemd vermogen 10 % bedraagt. Met een totaal vermogen van 20 mio. wordt een rendement van 16 % gerealiseerd. Bereken het rendement van het eigen vermogen als dit a) 1OO % van het totaal vermogen bedraagt. Het EV is dan gelijk aan 20 mio. Het VV beloopt O EUR De financiële lasten bedragen dan 0 EUR De winst is gelijk aan 3 200 000 EUR Het rendement van het EV = 16 % b) 80 % Het EV is dan gelijk aan 16 mio. Het VV beloopt 4 mio. De financiële lasten bedragen dan 400 000 EUR De winst is gelijk aan 2 800 000 EUR Het rendement van het EV = 17,5 % c) 50 % Het EV is dan gelijk aan 10 mio. Het VV beloopt 10 mio. De financiële lasten bedragen dan 1 000 000 EUR De winst is gelijk aan 2 200 000 EUR Het rendement van het EV = 22 % d) 20 % Het EV is dan gelijk aan 4 mio. Het VV beloopt 16 mio. De financiële lasten bedragen dan 1 600 000 EUR De winst is gelijk aan 1 600 000 EUR Het rendement van het EV = 40 % e) 10 % Het EV is dan gelijk aan 2 mio. Het VV beloopt 18 mio. De financiële lasten bedragen dan 1 800 000 EUR De winst is gelijk aan 1 400 000 EUR Het rendement van het EV = 70 % Stel dit grafisch voor (evenals volgende situaties). Maak dezelfde berekeningen in volgende situaties. Situatie 2 Stel de intrest op het vreemd vermogen 16 % bedraagt. Met een totaal vermogen van 20 mio. wordt een rendement van 16 % gerealiseerd. Situatie 3 Stel de intrest op het vreemd vermogen 20 % bedraagt. Met een totaal vermogen van 20 mio. wordt een rendement van 16 % gerealiseerd. BESLUIT:
Financiering - 6 van 18
2.1. Vreemd vermogen op meer dan één jaar Kredieten op langere termijn. Leningen op L.T. worden meestal aangegaan bij banken en hypotheekmaatschappijen. a. HYPOTHEEKLENING Een bank zal maar bereid zijn geld te lenen op voorwaarde dat het hem voldoende kan opbrengen en dat hij er bijna zeker van is zijn geld terug te krijgen. De bank vraagt daarom een waarborg, bv. een hypotheek. De hypotheek is een zakelijk recht op een onroerend goed, dat gevestigd wordt tot waarborg van een lening, zonder dat de eigenaar buiten het bezit van het gehypothekeerde goed gesteld wordt. Verklaar: een zakelijk recht op een onroerend goed Nadeel: Vrij hoge kosten (notariële akte) b. INVESTERINGSKREDIET Deze kredietvorm is een financieringsvorm voor belangrijke investeringen. De terugbetaling gebeurt door middel van drie- of zesmaandelijkse gelijke kapitaalaflossingen plus intrestbetaling op het saldo. Meestal zal de bank ook hier een waarborg vragen. Bv. borgstelling, pandgeving Zie waarborgen p. 8. Noot: LEASING Op aanwijzing van haar klant koopt de leasingmaatschappij het te leasen voorwerp aan, en staat het gebruiksrecht ervan af aan haar klant mits betaling van een periodieke vergoeding. De leasingmaatschappij is gedurende die periode juridisch eigenaar. De lessee wordt beschouwd als economisch eigenaar, zodat hij het geïnvesteerde kapitaal fiscaal kan afschrijven. Na die periode kan de lessee het goed kopen tegen een vooraf vastgestelde restwaarde. Vergelijking tussen leasing en investeringskrediet. Leasing is meestal iets duurder, maar bij leasing geniet men - een ruime dienstverlening (aankoop, invoer, verzekering ) - 100 % financiering - hele huurprijs wordt aanzien als kosten en is fiscaal aftrekbaar - nauwkeurige kostenberekening mogelijk c. OBLIGATIELENING (enkel voor zeer grote ondernemingen) Een N.V. die een zeer groot bedrag wil lenen kan een obligatielening uitgeven. In ruil voor hun geld krijgen de schuldeisers een obligatie (schuldbekentenis) aan toonder. Jaarlijks krijgen de SE een vooraf bepaalde vaste intrest.
Financiering - 7 van 18
2.2. Vreemd vermogen op minder dan één jaar Kredieten op korte termijn a. LEVERANCIERSKREDIET De leverancier verleent uitstel van betaling aan zijn klanten. Kosten?
b. KASKREDIET of voorschotten in rekening-courant De kredietnemer mag gelden van zijn R/C opnemen tot een overeengekomen maximumbedrag, kredietlijn genaamd. Waarvoor?
Kosten?
Belang?
c. DISCONTOKREDIET U verleent uw klanten, of vraagt uw leveranciers uitstel van betaling. Wat is een wissel?
* Cliëntendiscontokrediet De verkoper geeft zijn klant uitstel van betaling maar heeft zelf toch behoefte aan inkomsten; hij kan een wissel trekken op zijn klant en die bij de bank verdisconteren. Voordeel? * Discontoleverancierskrediet De koper kan hierdoor contant kopen, ook al heeft hij niet voldoende geld. De leverancier trekt een wissel op hem, en de bank betaalt de leverancier onmiddellijk. Voordeel?
Noot: FACTORING Dit is het verkopen van vorderingen, ontstaan uit de levering van goederen en diensten, aan een factormaatschappij. Deze zorgt voor: - de inning van vorderingen en klantenadministratie (essentie) - indien gewenst: overname van het insolventierisico - factoring met vooruitbetaling: factormaatschappij betaalt de facturen onmiddellijk nadat ze verzonden zijn en dus voor de vervaldag. Enkel hier is sprake van financiering.
Financiering - 8 van 18
Waarborgen Je bezittingen staan borg voor je schulden. Kan je je schulden niet betalen dan kan de schuldeiser je bezittingen laten verkopen. Als al uw bezittingen verkocht zijn, blijven eventuele andere schuldeisers in de kou staan. Om zeker niet tot die laatste groep schuldeisers te behoren kan je het sluiten van een contract afhankelijk maken van het verlenen van soliede waarborgen. Deze waarborgen kunnen slaan op roerende of onroerende goederen van jezelf, of op de goederen van anderen. Indeling: Persoonl. Zekerh.
Zakelijke Zekerheden
Borgtocht
Pand
Hypotheek
Contractuele waarborgen
Voorrecht Niet-Contr. Wb
1. De borgstelling Art. 2011: Hij die zich voor een verbintenis borg stelt, verplicht zich jegens de schuldeiser, aan die verbintenis te voldoen, indien de schuldenaar niet zelf daaraan voldoet. Kenmerken: - consensueel - eenzijdig - bijkomend - om niet
Rechten van de borg: 1/ Alle verweermiddelen die aan de hoofdschuldenaar toekomen;
2/ Voorrecht van uitwinning tenzij hoofdelijkheid werd overeengekomen (en dat is meestal zo);
3/ Voorrecht van schuldsplitsing indien er meerdere borgen zijn, tenzij hoofdelijkheid werd overeengekomen;
4/ Hij wordt van rechtswege gesubrogeerd nadat hij de schuldeiser heeft betaald.
Waarborgen van verbintenissen
Financiering - 9 van 18
2. Het pand Art. 2071: Inpandgeving is een contract waarbij een schuldenaar aan zijn schuldeiser een roerend goed afgeeft tot zekerheid van de schuld. Kenmerken: - zakelijk - bijkomend - éénzijdig Geldigheidsvereisten: 1/ Afgifte van de zaak (Art. 2076) De zaak moet in het bezit blijven van de schuldeiser of een derde. Waarom?
2/ Een schriftelijke akte en de registratie ervan zijn voorgeschreven als de zaken de waarde van 372 EUR te boven gaan (Art. 2074). Zoniet?
3/ Bij inpandgeving van vorderingen moet dit betekend worden aan de schuldenaar van de vordering. Waarom?
Rechten van de schuldeiser: 1/ Retentierecht zolang de schuld niet betaald werd; 2/ Bij niet-betaling van de schuld op de vervaldag mag hij niet over het pand beschikken, maar kan hij door de rechter doen bevelen dat het pand openbaar verkocht wordt of dat het pand hem toebehoort in betaling van de schuld (na schatting door deskundige). Dit is een imperatieve wetsregel. Waarom? Uit de opbrengst van de verkoop van het pand wordt de schuldeiser bij voorrang betaald. 3/ De schuldeiser moet vergoed worden voor de nuttige en noodzakelijke uitgaven gedaan voor het behoud van de in pand gegeven zaak. Verplichtingen van de pandhouder: 1/ Het pand bewaren als een goed huisvader; 2/ Niet gebruiken; 3/ Teruggeven na betaling.
Waarborgen van verbintenissen
Financiering - 10 van 18
3. Hypotheek Een hypotheek is een contract waarbij de schuldenaar de schuldeiser een zakelijk recht geeft op een onroerend goed, tot zekerheid van een hoofdverbintenis. Kenmerken: - zakelijk
- bijkomend
Ontstaan: 1/ Door een overeenkomst: bedongen hypotheek Art. 2127: De bedongen hypotheek kan slechts worden toegestaan bij een authentiek akte, en moet ingeschreven worden in het register der hypotheken. Waarom?
2/ Door de wet: wettelijke hypotheek Bv. de minderjarige heeft een wettelijke hypotheek op de goederen van zijn voogd.
Rechten van de hypotheeknemer: 1/ Zakelijk recht op het onroerend goed;
2/ Volgrecht; 3/ Ondeelbaar recht; 4/ Bijkomend recht; 5/ Voorrecht op de opbrengst van het goed bij verkoop ervan. Duur: De inschrijving in het register de hypotheken geldt voor 15 jaar, maar kan steeds hernieuwd of doorgehaald worden. Rang: De rang van de hypotheek wordt bepaald door de datum van inschrijving. Voor- en nadelen van een hypotheeklening:
Waarborgen van verbintenissen
Financiering - 11 van 18
4. Voorrechten Art. 2095: Een voorrecht is een recht dat uit hoofde van de bijzondere aard der schuldvordering aan een schuldeiser toekomt en hem voorrang verleent boven de andere schuldeisers, zelfs de hypothecaire. Wat is het belangrijkste verschil tussen een voorrecht en een bedongen hypotheek, een pand of een borgstelling?
Een voorrecht is van openbare orde. Verklaar.
Voorrechten op roerende en onroerende goederen: - De gerechtskosten gemaakt ter verdediging van de belangen van de schuldeisers. Voorrechten op roerende goederen: - gerechtskosten; - begrafeniskosten - kosten van laatste ziekte gedurende een jaar; - loon van werknemers; - verschuldigd vakantiegeld aan werknemers; - RSZ-bijdragen; - schulden i.v.m. levensmiddelen; - enz. Voorrechten op onroerende goederen: - de verkoper voor de betaling van het onroerende goed; - aannemers; architekten; metselaars; e.d. onder bepaalde voorwaarden. Waarom krijgen sommige schuldeisers voorrechten?
Noot: In het handelsrecht bestaat een speciale instelling om de belangen van de schuldeisers zo eerlijk mogelijk te behartigen: het faillissement.
Beantwoord volgende vragen Waarborgen 1E Waarom zullen schuldeisers vaak een waarborg eisen? 2E Bij welke soort verbintenissen zal dit meestal voorkomen? 3E Hoe kan men een verbintenis waarborgen? 4E Verklaar: borgstelling 5E Welke rechten heeft een borg? 6E Wat versta je onder een pand? 7E Waarom is inpandgeving een zakelijk recht? 8E Welke voorwaarden moeten vervuld worden bij inpandgeving? 9E Welke a) rechten en b) plichten heeft een pandhouder? 10E Wat is een hypotheek? 11E Waarom is een hypotheek een zakelijk recht? 12E Hoe kan een hypotheek gevestigd worden? 13E Wanneer is een hypotheek niet tegenstelbaar aan derden? 14E Welke rechten heeft de hypotheeknemer? 15E Wat is een voorrecht? 16E Waarom kent de wet aan bepaalde schuldeisers voorrechten toe? 17E Aan welke schuldeisers kent de wet voorrechten toe? 18E Welke zakelijke zekerheden ken je? 19E Verklaar: een persoonlijke zekerheid. 20E Wat zijn a) contractuele zekerheden b) niet-contractuele zekerheden. 21. Hoe behartigt het handelsrecht de belangen van de schuldeisers? 22. Kan ook een niet-handelaar failliet verklaard worden?
Financiering - 12 van 18
3. Principes van een gezonde financiering Welke effecten heeft de gekozen financieringswijze op de leiding van de onderneming, op het nettobedrijfskapitaal en op de liquiditeit, de solvabiliteit en de rentabiliteit?
1° Financiële structuur van de onderneming Door de activa en de passiva van de balans in grote blokken te hergroeperen, krijg je meer inzicht in de financiële structuur van een onderneming. Vermogensbehoeften
Balans
Vermogensbronnen
Vaste Activa
Eigen vermogen
Vlottende of omzetbare activa
Vreemd vermogen op L.T.
Beschikbare activa
Vreemd vermogen op K.T.
Financieel beleid omvat het kiezen van de financierings- of vermogensbronnen in functie van de aard en de omvang van de financierings- of vermogensbehoeften. Uit psychologische motieven neemt de beginnende ondernemer vaak te weinig en op te korte termijn vreemde financiële middelen op. De minste onverwachte uitgave of de te snelle terugbetalingsverplichting leiden dan onvermijdelijk tot liquiditeitsspanningen en overhaaste, moeilijke onderhandelingen om op de valreep nog aan de nodige geldmiddelen te geraken. Het is dan ook vrij logisch als eerste praktische regel te stellen dat activa die voor langere periode in de onderneming blijven, ook gefinancierd moeten worden met middelen die gedurende langere termijn ter beschikking blijven.
Gulden regel: De financieringstermijn dient overeen te stemmen met de duur van de geldbehoefte. Zodra de omzetting van vlottende activa echter trager gebeurt dan gepland, zit u opnieuw in de problemen. Een klant die bv. te laat betaalt of voorraden die niet meer bruikbaar blijken, veroorzaken reeds een overschrijding van de oorspronkelijk geraamde financieringsperiode.
Financiële structuur
Financiering - 13 van 18
Het nettobedrijfskapitaal De ondernemer bouwt best een zekere veiligheidsmarge in, zodat hij vanuit een overschot aan langlopende financieringsmiddelen kan bijspringen om liquiditeitsspanningen of kortetermijnbehoeften op te vangen. Als financiële evenwichtsvoorwaarde geldt bijgevolg: permanente middelen > permanente activa of: EV + VVLT > Va.A. Het gedeelte van het EV + VVLT dat niet in Va.A. is geïnvesteerd, doch als veiligheidsmarge overblijft voor dekking van kortlopende behoeften is het NETTOBEDRIJFSKAPITAAL (NBK). Kan je dit ook anders formuleren?
Positief NBK = Negatief NBK =
Gevolg: Het risico is reeël dat de onderneming op de vervaldag van de KT-schulden niet voldoende middelen kan vrijmaken om de terugbetaling te verzekeren, m.a.w. liquiditeitsproblemen krijgt. Bekijk volgende jaarrekening. Resultatenrek.
Balans per 31/12/00 Activa
Passiva
Bedrijfsopbrengsten Omzet
Vaste activa Oprichtingskosten Terreinen en geb. Installaties, mach. Meubilair, roll. mat.
Vlottende activa Voorraden Handelsdebiteuren Liquide middelen
TOTAAL
74.862 Eigen vermogen Kapitaal 50.000 Reserves 24.731 131 Vreemd vermogen Schulden op +1jaar 170.015 Kredietinstellingen 50.227 53.166 Schulden op -1 jaar 66.622 Financiële Schulden Handelsschulden Bezoldiging en SL Overige schulden 244.877 TOTAAL
Is deze onderneming gezond? Waarom?
Financiële structuur
167.614 150.000 17.614
Bedrijfskosten
71.913 50.000 20.000 1.279 634 244.877
534.883
522.617
Handelsgoederen
300.000
Diensten en div. gdn
100.000
Bezoldigingen
100.000
Afschrijvingen, wv.
77.263 5.350 5.350
534.883
22.617
Bedrijfsresultaat
12.266
Financiëel Resultaat
-1.769
Financiële opbrengsten
1.012
Financiële kosten
2.781
W inst uit gew . bedrijfsv.
10.497
Uitzonderlijk resultaat
1.342
Ondernemingsresult.
11.839
Belastingen W inst na belastingen
Winstuitkering
1.972 9.867
0
Financiering - 14 van 18
2° Financiële analyse Welke effecten heeft de gekozen financieringswijze op de leiding van de onderneming, op het nettobedrijfskapitaal en op de liquiditeit, de solvabiliteit en de rentabiliteit?
1/ Liquiditeitsratio's De liquiditeitsratio's worden berekend om na te gaan in welke mate de onderneming haar betalingsverplichtingen op korte termijn kan nakomen. Is de onderneming in staat haar schulden tijdig te betalen? Ruime liquiditeit of Current ratio = Vlottende activa: Schulden op - 1 jaar Een verhouding van 1,2 of 1,3 wordt als gezond aanzien. Deze ratio heeft slechts betekenis als de vlottende activa ook binnen het jaar kunnen ten gelde gemaakt worden. Dit is niet altijd het geval voor de voorraden (ijzeren voorraad - permanente voorraad) en de vorderingen (klantenkern). Verklaar.
De voorraad kan ook niet zomaar in geld omgezet worden. Een gedwongen verkoop van de voorraden stelt problemen. Verklaar.
Vandaar dat men beter ook de liquiditeitsratio in enge zin kan berekenen. Enge liquiditeit of acid test-ratio (quick ratio) = (Vlottende activa - Voorraden): Schulden op - 1 jaar Indien deze ratio nog steeds boven de 1 blijft is de liquiditeitssituatie in orde.
Bedrijfskapitaal De liquiditeit van de onderneming kan ook uitgedrukt worden via de berekening van het bedrijfskapitaal. Nettobedrijfskapitaal = permanent vermogen - vaste activa (= Vl. A. - Schulden -1j) Het NBK vormt de liquiditeitsbuffer van de onderneming. Ze geeft het overschot of tekort in liquiditeit weer uitgedrukt in EUR. De nood aan NBK verschilt van onderneming tot onderneming. Ze is in de eerste plaats afhankelijk van de tijd nodig om de bedrijfscyclus te doorlopen. De bedrijfscyclus verschilt sterk tussen een handelsonderneming en een productieonderneming. Noot: Een te hoge current ratio is echter ook niet gunstig. Waarom? Een lage liquiditeit kan deels gecompenseerd worden door een hoge omloopsnelheid van de vlottende middelen. Verklaar.
Financiële analyse
Financiering - 15 van 18
2/ De solvabiliteitsratio's Wat betekent solvabel? Kan de onderneming AL haar schulden betalen? De volgende ratio's gaan na of de onderneming een gezonde financiële structuur heeft, een goede verhouding tussen E.V. en schulden: De eerste ratio is de graad van solvabiliteit of de ratio v/d financiële onafhankelijkheid = (E.V.: T.V.) x 100% (doorgaans 30 à 40 %) Bij verkoop van de activa mogen we zoveel % verlies lijden vooraleer de schuldeisers gevaar lopen. De fin. onafhankelijkheid geeft ook aan met welk percentage middelen de aandeelhouders zorgen voor de financiering van de onderneming. Om de solvabiliteit te meten kan men ook de netto activa (= activa - fictieve activa - overgeboekt verlies) vergelijken met het V.V.. Ratio v/d financiële afhankelijkheid = (V.V.: T.V.) x 100% Wat kan je hieruit afleiden? Ratio van de lange-termijn-schuldgraad = schulden op +1j: E.V. Hier willen we nagaan op welke manier de vennootschap op lange termijn gefinancierd werd. Welke gevolgen heeft een hoge schuldgraad?
Dekkingsratio van het V.V. op LT = (cash flow na belastingen: Schulden op + 1j) Deze ratio geeft weer of de onderneming de LT-schulden kan terugbetalen met de cash flow. Hoe groter de dekkingsratio, hoe groter het deel van de LT-schuld dat uit de cash flow kan terugbetaald worden. Als men de ratio omkeert bekomt men het aantal jaren nodig om de LT-schulden af te lossen indien de cash flow constant blijft. Noot: Solvabiliteit staat zowel in relatie met de rendabiliteit als met de liquiditeit: * Verband tussen solvabiliteit en rendabiliteit: leverage Als de onderneming op haar investeringen meer verdient dan haar schulden kosten, wordt het rendement van het E.V. verbeterd door ....................... * Verband tussen solvabiliteit en liquiditeit: financiële lasten Als de onderneming meer V.V. gebruikt zullen haar verplichtingen tot intrestbetaling en schuldaflossing toenemen, en neemt het risico op onvoldoende liquiditeit toe. Vraag: 1. Kan een onderneming solvabel zijn, maar niet liquide?
2. Kan een onderneming insolvabel, maar wel liquide zijn?
Financiële analyse
Financiering - 16 van 18
3/ De rendabiliteitsratio's De rendabiliteit is één van de voornaamste doelstellingen van een ondernemer. Onder rendabiliteit van een onderneming verstaat men de mate waarin een onderneming erin slaagt met het in de onderneming geïnvesteerd vermogen een resultaat (winst) te realiseren. Wanneer is een onderneming rendabel? Een ondernemer zal slechts geld in een zaak investeren als hij verwacht dat dit geld rendeert. Dwz. dat het meer of tenminste evenveel zal opbrengen als een risicoloze belegging plus een risicopremie. Hoeveel die risicopremie zal bedragen hangt af van de grootte van het risico verbonden aan de onderneming. Hoe kan je de rendabiliteit van een onderneming meten? Rendabiliteit van het eigen vermogen = R.EV = winst na belastingen : E.V. R.EV = (winst na belastingen: omzet) x ( omzet: E.V.) R.EV = winstmarge x omloopsnelheid E.V. Deze laatste ratio laat toe gemakkelijker conclusies te trekken in verband met de rendabiliteit van de onderneming. Hoe kan men de rendabiliteit verhogen?
Rendabiliteit van het totaal vermogen = RTV = (winst na belastingen + financiële lasten): T.V. Rendabiliteit van de omzet Hier berekenen we het bedrijfsresultaat in relatie tot de omzet. Brutorendabiliteit of brutomarge = (brutobedrijfsresultaat: omzet) x 100% Nettorendabiliteit of nettomarge = (nettobedrijfsresultaat: omzet) x 100% Brutobedrijfsresultaat = bedrijfsopbrengsten - (aankopen + diensten en diverse goederen + bezoldigingen) Nettobedrijfsresultaat = brutobedrijfsresultaat - (afschrijvingen + voorzieningen) Deze ratio's moeten in relatie met elkaar bekeken worden. Noot: bedrijfsresultaat = bedrijfsopbrengsten - bedrijfskosten + financieel resultaat = financiële opbrengsten - financiële kosten = resultaat van de gewone bedrijfsvoering of courante winst + uitzonderlijk resultaat = uitzonderlijke opbrengsten - uitzonderlijke kosten = ondernemingsresultaat * Ebitda = winst voor intresten, belastingen en afschrijvingen * CEO = Chief Executive Officer
4° Keuzebepaling delen
van
de
geschikte
financieringsmid-
Welke financieringsbron(nen) zou jij kiezen? Geef voor- en nadelen van alle mogelijkheden? Welke effecten heeft de gekozen financieringswijze op de leiding van de onderneming, op het nettobedrijfskapitaal en op de liquiditeit, de solvabiliteit en de rentabiliteit?
Financiële analyse
Financiering - 17 van 18
Oefening KEUZE FINANCIERINGSVORMEN Gegevens van de N.V. SPARTACUS (getallen in duizendtallen) Activa
Balans per 31/12/ jaar 0
Gebouw Winkeluitrusting Rollend Materiaal Handelsgoederen (voorraad) Handelsdebiteuren Liquide middelen
1 500 500 500 800 150 550 4 000
Passiva
Kapitaal Leveranciers
3 600 400
4 000
Aanschaffingswaarde
Levensduur
Afschrijvingen
Gebouw Winkeluitrusting Rollend Materiaal
2 000 600 600
20 jaar 6 jaar 6 jaar
100 100 100
Geplande investeringen jaar 1 Gebouwen: twee nieuwe winkels Winkeluitrusting Rollend materieel
4 000 2 000 600
20 jaar 5 jaar 6 jaar
200 400 100
Vaste Activa
Voorziene kosten en opbrengsten voor jaar 1 Omzet 11.000 (inning in jaar 1: 90%) Aankopen handelsgoederen 6.300 (betaling in jaar 1: 85%) Diensten en diverse goederen: 1.100 (volledig betaald in jaar 1) Bezoldigingen 1.800 (volledig te betalen in jaar 1); Afschrijvingen vaste activa: 1.000 Belastingen: 40 % (geen betaling in jaar 1; wel in jaar 2) Voorraadwijziging handelsgoederen: stijging met 400 000 EUR Het resultaat wordt overgedragen naar volgend jaar (jaar 2). Financiering van de geplande investeringen 1. Verhoging kapitaal met 600 EUR 2. Hypothecaire lening van 4 000 op 20 jaar; Intrest 9%; Dossierkosten 1 % Betaling intresten, kosten en eerste kapitaalsaflossing gebeurt in jaar 1. 3. Investeringskrediet van 2 000 op 5 jaar; Intrest 12%; Dossierkosten 0,5 % Betaling intresten, kosten en eerste kapitaalsaflossing gebeurt in jaar 1. Gevraagd: 1. Bereken het resultaat na belastingen van jaar 1. 2. Maak een overzicht van de inkomsten en uitgaven in jaar 1. Bereken het saldo van de liquide middelen. Leveranciers en handelsdebiteuren uit balans jaar 0 worden in jaar 1 betaald. 3. Stel de balans per 31/12 van jaar 1 op. 4. Maak een financiële analyse voor jaar 1 (NBK, liq., solv., REV en RTV). 5. Beoordeel de gekozen financieringsvormen. Welk effect hebben zij op NBK, liq., solv., REV en RTV als je weet dat de winst voor belastingen 1,5 en na belastingen 0,9 mio. bedroeg in jaar 0 en de fin. lasten 0 EUR? Had de ondernemer beter enkel EV gebruikt?
Financiële analyse
Financiering - 18 van 18
Oplossing oefening KEUZE FINANCIERINGSVORM Ondernemingsresultaat na belastingen = Bedrijfopbrengsten Omzet Bedrijfskosten: Aankopen Hg:
......................................
..............
Bedrijfsresultaat:
............. .............
..............
Fin. Resultaat: Fin. Kosten: Fin. Opbrengsten:
.............. ..............
........... ...........
..............
Diensten en div.: Bezoldigingen:
..............
Afschrijvingen:
..............
Voorraadwijziging
..............
Uitzonderlijk Result.:
.............
Winst voor belasting:
.............
Belastingen:
.............
Winst na belastingen:
.............
Kasbudget: Totaal ontvangsten =
Totaal uitgaven =
Beginsaldo:
Schuld leveranciers:
Tegoed van Handelsdebiteuren:
Betaling aankopen:
Verkopen:
Betaling diensten en div.:
Kapitaalverhoging:
Bezoldigingen:
Hypoth. lening:
Fin. Kosten:
Investeringskrediet:
Kapitaalaflossing: Investeringen:
Saldo liquide middelen: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Activa
Balans per 31/12 van jaar 1
Vaste Activa na afschr. Gebouw Winkeluitrusting Rollend Materiaal
.................
Vlottende Activa Handelsgoederen Handelsdebiteuren Liquide middelen
................. ................. ................. ................. ................. ................. ................. .................
Totaal
Bereken:
Eigen Vermogen Kapitaal Overgedragen winst Vreemd vermogen Vreemd vermog + 1j Hypoth. lening Investeringskrediet Vreemd vermogen -1j Schuld +1j / -1j Leveranciers Belastingen Totaal
a) REV =
Oefening: Balans N.V. Snooker Maak een financiële analyse.
Financiële analyse
b) RTV =
Passiva ............... ................ ................ ............... ................ ................ ............... ................ ................ ................ ...............