BEDRIJFSWETENSCHAPPEN
Hoofdstuk 2:
INVESTERINGSANALYSE 1. Toepasbare beoordelingsmethodes 1.1. Pay-back 1.2. Return on investment 1.3. Internal rate of return 1.4. Net present value 2. De investeringsbeslissing en de verantwoording ervan
DISCONTOFACTOREN J/% 5%
6%
7%
8%
9%
10%
11%
12%
13%
14%
15%
16%
17%
18%
19%
20%
1 0,9524 0,9434 0,9346 0,9259
0,917
0,909
0,901
0,893
0,885
0,877
0,870
0,862
0,855
0,848
0,840
0,833
2 0,9070 0,8900 0,8734 0,8573
0,842
0,826
0,812
0,797
0,783
0,770
0,756
0,743
0,731
0,718
0,706
0,694
3 0,8638 0,8396 0,8163 0,7938
0,772
0,751
0,731
0,712
0,693
0,675
0,658
0,641
0,624
0,609
0,593
0,579
4 0,8227 0,7921 0,7629 0,7350
0,708
0,683
0,659
0,636
0,613
0,592
0,572
0,552
0,534
0,516
0,499
0,482
5 0,7835 0,7473 0,7130 0,6806
0,650
0,621
0,594
0,567
0,543
0,519
0,497
0,476
0,456
0,437
0,419
0,402
6 0,7462 0,7050 0,6663 0,6302
0,596
0,565
0,535
0,507
0,480
0,456
0,432
0,410
0,390
0,370
0,352
0,335
7 0,7107 0,6651 0,6227 0,5835
0,547
0,513
0,482
0,452
0,425
0,400
0,376
0,354
0,333
0,314
0,296
0,279
8 0,6768 0,6274 0,5820 0,5403
0,502
0,467
0,434
0,404
0,376
0,351
0,327
0,305
0,285
0,266
0,249
0,233
9 0,6446 0,5919 0,5439 0,5002
0,460
0,424
0,391
0,361
0,333
0,308
0,284
0,263
0,243
0,226
0,209
0,194
10 0,6139 0,5584 0,5083 0,4632
0,422
0,386
0,352
0,322
0,295
0,270
0,247
0,227
0,208
0,191
0,176
0,161
Investeringsanalyse - 1 van 6
INVESTERINGSBESLISSINGEN Bij investeringen doet men nu uitgaven in de hoop zij in de toekomst voldoende opbrengsten zullen generen. Vandaar ook de noodzaak kosten en opbrengsten zorgvuldig tegenover elkaar af te wegen vooraleer de investeringsbeslissing te nemen. Investeren Wat versta je onder investeren? Investeren is het vastzetten van financiële middelen in vaste activa, vlottende activa en zelfs in beschikbare middelen (werkkapitaal).
Soorten investeringen 1/ Vervangingsinvesteringen Ter vervanging van bestaande productiemiddelen; 2/ Uitbreidingsinvesteringen Ter verhoging van de productiecapaciteit; 3/ Rationalisatie-investeringen Ter vermindering van de productiekosten zonder de afzet te verhogen of zonder bestaande productiemiddelen te vervangen.
Vertrekpunt Aan de hand van een marktstudie werd uitgemaakt dat er een markt is voor een nieuw product. De ondernemer overweegt over te gaan tot investeringen. Vooraf wil hij echter weten of die investeringen rendabel kunnen uitgevoerd worden (rendabiliteitsonderzoek). Welk investeringsproject is het interessants? Welke investering(en) zou je doen? Waarom? Een investeringsbedrag van 20 mio. (uitgaande kasstromen) geeft volgende netto cash flows (winst na belastingen plus afschrijvingen = ingaande kasstromen): Project 1: Gedurende 8 jaar, telkens 4 mio. Project 2: Het eerste jaar 8 mio., het tweede 7 mio., het derde 6 mio., het vierde jaar 5 mio., het vijfde jaar 4 mio. en het zesde jaar 3 mio. Project 3: Het eerste jaar 12 mio., het tweede jaar 10 mio. en het derde jaar 8 mio. Vragen 1. Wat verstaat men onder cash flow? 2. Op welk bedrag worden de belastingen berekend? 3. Hoe bereken je de vermogensbehoeften van een onderneming m.b.t. vlottende activa?
Investeringsanalyse - 2 van 6
1. Toepasbare beoordelingsmethodes Methodes om een investering te analyseren 1.1. Pay-back methode of terugverdientijd (PB) De terugverdientijd is de tijd tussen het tijdstip waarop de investeringsuitgaven worden gedaan en de tijd waarop deze uitgaven terug ontvangen worden d.m.v. netto ingaande geldstromen (netto cash flow = winst na belastingen + afschrijvingen). Naarmate de terugverdientijd langer is, wordt het project minder interessant omdat de risico's vergroten met de duur van het project. Nadeel: Deze methode houdt echter geen rekening met 1/ wat er daarna gebeurt, en 2/ ook niet met het tijdsverschil tussen het moment waarop de uitgaven en de ontvangsten plaats vinden. Eén frank nu is meer waard dan één frank morgen. Verklaar. Bereken de terugverdientijd van Project 1: Project 2: Project 3:
1.2 Return on investment (R.O.I.) De ROI geeft de gemiddelde rendabiliteit van een investering over de levensduur van het project. gemiddelde winst per jaar na belastingen ROI = ------------------------------------------------------------------- X 100 investeringsuitgave De ROI kan voor of na belastingen, voor af na afschrijvingen berekend worden. Bezwaren: - Ook de ROI houdt geen rekening met het tijdstip waarop de uitgaven en de inkomsten plaats vonden. - ROI is gebaseerd op gemiddelden - ROI houdt geen rekening met het terugverdiend kapitaal Bereken de ROI voor de 3 projecten. Project 1: Project 2: Project 3:
Investeringsanalyse - 3 van 6
1.3. Internal Rate of Return (IRR) of interne rendabiliteit Bij het berekenen van de interne rendabiliteit of I.R.R. houdt men wel rekening met het tijdstip waarop de ontvangsten en de uitgaven plaatsvinden. We berekenen per jaar de netto cash flow, d.i. het verschil tussen de ingaande en uitgaande geldstromen. Let op: bij de berekening van de ingaande geldstromen moeten we de winst na belastingen nemen plus de afschrijvingen. Waarom? De in- en uitgaande netto geldstromen gaan we nu actualiseren, d.w.z.. we berekenen de huidige waarde van alle toekomstige geldstromen. Hiervoor moeten we het omgekeerde doen van een samengestelde intrestberekening. Stel dat we een kapitaal K gedurende 1 jaar uitzetten tegen i peruun. Dan hebben we na 1 jaar: K + i.K = K (1+i) = K 1 Het tweede jaar zetten we K 1 uit tegen i peruun. Dan hebben we op het einde van het tweede jaar: Het derde jaar, enz... Na n jaren hebben we dan: We moeten om te actualiseren echter niet de toekomstige maar de huidige waarde kennen. We moeten de formule dus omdraaien: Discontofactor Het actualiseren kunnen we gemakkelijk aan de hand van de discontofactoren die we vinden in discontotabellen. Welke rentevoet heeft het geïnvesteerd kapitaal opgebracht? We kiezen een willekeurig rentepercentage waarmee we de cash flows actualiseren. Zijn de geactualiseerde ingaande geldstromen groter dan de geactualiseerde uitgaande geldstromen dan betekent dit dat het investeringsproject meer opbrengt dan het gekozen rentepercentage. Is de uitkomst negatief dan wil dit zeggen dat het project minder opbrengt dan het gebruikte rentepercentage. Zijn de geactualiseerde in- en uitgaande geldstromen gelijk dan hebben we het juiste percentage gekozen. Praktisch zullen we de interne rendabiliteit berekenen met 'trial and error'. Opmerking: 1/ IRR geeft de rendabiliteit weer van de geïnvesteerde bedragen minus de geleidelijk terug verdiende bedragen. Dus niet de rendabiliteit van de aanvankelijk geïnvesteerde bedragen over de ganse levensduur van het project. 2/ De grootte van de investeringsuitgaven wordt niet in aanmerking genomen. M.a.w. men houdt geen rekening met de beperkte beschikbaarheid van de financieringsmiddelen. Oefening: Bereken zo nauwkeurig mogelijk rendement van de 3 projecten (gebruik bijgevoegde tabel; noteer hier enkel de oplossing en maak berekeningen op een apart blad). Project 1: Project 2: Project 3:
Investeringsanalyse - 4 van 6
1.4. Net present value (N.P.V.) of contante waardeberekening Wezenlijk is er geen verschil met vorige methode. Vooraf stelt men echter een minimaal gewenst rendement vast. Dit percentage wordt gebruikt voor het disconteren van de netto cash flows. Bij het vaststellen van dit percentage zal men rekening houden met het rendement van nietrisicodragende beleggingen. Hierbij zal men een risicopremie tellen; deze kan variëren, maar 3 % vormt een goede vuistregel. Haalt het project die minimale rendabiliteit niet, dan wordt het verworpen. Welk van de 3 projecten ga je realiseren als een minimaal rendement van 20 % vereist is?
2. De investeringsbeslissing en de verantwoording ervan Weerslag van de investeringsbeslissing op de financiële structuur van de onderneming. Wanneer we bijkomend vreemd vermogen aantrekken heeft dit gevolgen voor de financiële structuur van onze onderneming. Ook hiermee moeten we rekening houden. Om de financiele structuur te analyseren gebruiken we ratio's (zie vorig jaar). Welke? Noot: - Courante winst = winst uit de gewone bedrijfsvoering - Ebitda = winst voor intresten, belastingen en afschrijvingen - CEO = Chief Executive Officer
Oefeningen Oefening 1 Twee investeringsprojecten, die elk een investering van 10 mio. vergen, leveren volgende netto cash flows op: Project 1: 3, 4, 5 en 6 mio. Project 2: 6, 5, 4 en 3 mio. resp. tijden het 1e, 2e, 3e en 4e jaar. Welk project verkies je? Waarom? Oefening 2 Twee investeringsprojecten, die elk een investering van 23 mio. vergen en een levensduur van 4 jaar hebben, leveren volgende netto cash flows op: Project 1: 10, 10, 5 en 4 mio. Project 2: 5, 10, 10 en 4 mio. resp. in jaar 1, 2, 3 en 4. a) Zullen deze projecten uitgevoerd worden als een minimaal rendement van 11 % vereist wordt? b) Bereken het rendement van de investeringsprojecten. c) Bereken de ROI.
Investeringsanalyse - 5 van 6
Oefening 3 Beoordeel volgend investeringsproject (getallen in duizendtallen): Een investering van 1 000 EUR met een levensduur van 5 jaar (afschrijvingen 20 %), levert een winst voor afschrijvingen en voor belastingen op van 300, 380, 450, 320 en 140 EUR, resp. tijdens het 1e, 2e, 3e, 4e en 5e jaar. De V.B. bedraagt 33 %. Welk rendement zal het project opleveren? Jaarlijkse afschrijvingen = ...............................................
Tijd
Investering
Winst voor afschrijvingen
Winst na afschrijvingen
Belastingen 39%
Winst na belastingen
Cash flow
Act. Waarde tegen 11%
Act. Waarde tegen 12%
Nu Na 1 jaar
300
2j
380
3j
450
4j
320
5j
140
Oefening 4 Beoordeel volgend investeringsproject (getallen in duizendtallen): Een investering van 15 000 EUR met een levensduur van 5 jaar (afschrijvingen 20 %), levert een winst voor afschrijvingen en voor belastingen op van 8 000, 10 000, 9 000, 7 000 en 5000 EUR, resp. tijdens het 1e, 2e, 3e, 4e en 5e jaar. Restwaarde 1 500 EUR. De V.B. bedraagt 33 %. Bij het opstarten van de exploitatie (nu) zal men 1 000 EUR werkkapitaal nodig hebben (deze worden terug beschikbaar na afloop van het project). Zal de investering doorgevoerd worden als een minimaal rendement van 20 % gevraagd wordt? Jaarlijkse afschrijvingen = ...............................................
Tijd
Nu Na 1 jaar 2j 3j 4j 5j
Investering
Winst voor afschrijvingen
Winst na afschrijvingen
Belastingen 39%
Winst na belastingen
Cash flow
Act. Waarde tegen %
Act. Waarde tegen %
Investeringsanalyse - 6 van 6
Oefening 5 Beoordeel volgend investeringsproject (getallen in duizendtallen): Een investeringsproject kost 200 000 EUR, levensduur 10 jaar. Restwaarde 40 000. Afschrijving 10 %. Na het 1e jaar wordt een winst voor afschrijvingen en belastingen verwacht van 20 000 EUR, na het 2e 50 000, na het 3e 80 000 en de volgende jaren 120 000 EUR. Bij het opstarten van de exploitatie zal men 60 000 EUR werkkapitaal nodig hebben (deze worden terug beschikbaar na afloop van het project). a) Welk rendement zal het project opleveren? b) Bereken pay-backtijd en ROI na belastingen (V.B. 33 %).
Tijd
Investering
Winst voor afschrijvingen
Winst na afschrijvingen
Belastingen 39%
Winst na belastingen
Cash flow
Act. Waarde tegen 19%
Act. Waarde tegen 20%
Nu Na 1 j
20 000
2
50 000
3
80 000
4
120 000
5
120 000
6
120 000
7
120 000
8
120 000
9
120 000
10
Jaarlijkse afschrijvingen = ............................................... Besluit: PB = ROI =
DISCONTOTABEL J/% 5%
8%
9%
10%
11%
12%
13%
14%
15%
16%
17%
18%
19%
20%
1 0,9524 0,9434 0,9346 0,9259
6%
7%
0,917
0,909
0,901
0,893
0,885
0,877
0,870
0,862
0,855
0,848
0,840
0,833
2 0,9070 0,8900 0,8734 0,8573
0,842
0,826
0,812
0,797
0,783
0,770
0,756
0,743
0,731
0,718
0,706
0,694
3 0,8638 0,8396 0,8163 0,7938
0,772
0,751
0,731
0,712
0,693
0,675
0,658
0,641
0,624
0,609
0,593
0,579
4 0,8227 0,7921 0,7629 0,7350
0,708
0,683
0,659
0,636
0,613
0,592
0,572
0,552
0,534
0,516
0,499
0,482
5 0,7835 0,7473 0,7130 0,6806
0,650
0,621
0,594
0,567
0,543
0,519
0,497
0,476
0,456
0,437
0,419
0,402
6 0,7462 0,7050 0,6663 0,6302
0,596
0,565
0,535
0,507
0,480
0,456
0,432
0,410
0,390
0,370
0,352
0,335
7 0,7107 0,6651 0,6227 0,5835
0,547
0,513
0,482
0,452
0,425
0,400
0,376
0,354
0,333
0,314
0,296
0,279
8 0,6768 0,6274 0,5820 0,5403
0,502
0,467
0,434
0,404
0,376
0,351
0,327
0,305
0,285
0,266
0,249
0,233
9 0,6446 0,5919 0,5439 0,5002
0,460
0,424
0,391
0,361
0,333
0,308
0,284
0,263
0,243
0,226
0,209
0,194
10 0,6139 0,5584 0,5083 0,4632
0,422
0,386
0,352
0,322
0,295
0,270
0,247
0,227
0,208
0,191
0,176
0,161
Oefening De vermogensbehoefte van de onderneming m.b.t. de vlottende activa Bereken de omloopsnelheid en omlooptijd en vul in: 1/ Klanten of uitstaande vorderingen (UV) Stel: Omzet = 730 mio.; Gemiddelde verkoop per dag = . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Stel dat we onze klanten gemiddeld 10 dagen uitstel van betaling geven. Hoeveel bedragen onze uitstaande vorderingen (UV) dan gemiddeld? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Stel UV = 100 mio. Hoeveel uitstel van betaling geven we gemiddeld? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . Bereken omloopsnelheid (OS = omzet tegen VP / UV) en omlooptijd (OT = 365 / OS): OS = ........./.............. dwz. ... maal per jaar worden onze UV omgezet in geld. OT = ......../............... dwz. het duurt .... dagen voor we onze UV kunnen innen. Stel dat de omzet stijgt tot 900 mio. Hoeveel kapitaal hebben we dan nodig om onze vorderingen te financieren? . . . . . . . . . . . . . . . . . Hoeveel kapitaal zouden we nodig hebben om onze vorderingen te financieren als we 60 dagen uitstel van betaling zouden geven? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (Omzet 900 mio.) Besluit: - de vermogensbehoefte stijgt als de omzet of de omlooptijd van de UV . . . . . . . . . . . . . . . . . . - De OT van de UV geeft informatie over de termijn waarop onze klanten betalen. 2/ Voorraden Stel omzet = 30 mio. Gemiddelde voorraad = 2 mio. Omloopsnelheid? . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . OS = omzet tegen KP / gem. voorraad Gemiddelde winstmarge = 20 % op de VP. Bereken OS en OT. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3/ Liquide middelen Teveel liquide middelen drukt de rendabiliteit. Te weinig liquide middelen kan betalingsmoeilijkheden veroorzaken. Daarom zullen we een kasbegroting opstellen, d.i. . . . . . . . . . . . . . . . ................................................................................ 4/ Leveranciers Het krediet dat wij geven aan onze klanten wordt volledig of gedeeltelijk gecompenseerd door het krediet dat wij krijgen van onze leveranciers. Hoe zal je OS en OT berekenen? . . . . . . . . . . . . . . . OS = omzet tegen KP / gem. leveranciers Samengevat: OS klanten = Verkopen / gemiddelde vorderingen op klanten Klantenkrediet = OT klanten = 365 / OS (= aantal dagen betalingsuitstel die we geven aan klanten) OS leveranciers = Aankopen / gemiddelde schuld aan leveranciers Leverancierskrediet = OT lev. = 365 / OS (= dagen krediet die we krijgen van ons leveranciers) OS voorraden = Aankopen / gemiddelde voorraad OT voorraden = 365 / OS (= aantal dagen dat de voorraden gemiddeld in stock blijven liggen) Toepassing: Omzet = 60 mio.; bruto winstmarge 30 % op de omzet; omzet tegen KP = ................................... Bereken het benodigde vlottend kapitaal? Conclusies? Voorraad: OS voorraden = 3; Klanten: klantenkrediet 30 dagen;
gemiddelde voorraad = gemiddelde vorderingen op klanten =
Leveranciers: leverancierskrediet 60 dagen; gemiddelde schuld aan leveranciers = Totaal vermogensbehoeften =