Militaire Bedrijfswetenschappen Faculteit Militaire Wetenschappen Nederlandse Defensie Academie
Januari 2009
Uitgave: Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) Catharijnesingel 56 Postbus 8035 3503 RA Utrecht Telefoon: Fax: E-mail: Internet:
030 230 3100 030 230 3129
[email protected] www.qanu.nl
© 2009 QANU Tekst en cijfermateriaal uit deze uitgave mogen, na toestemming van QANU en voorzien van bronvermelding, door middel van druk, fotokopie, of op welke andere wijze dan ook, worden overgenomen.
2
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA
Inhoudsopgave Voorwoord
5
Voorwoord voorzitter visitatiecommissie
7
1. Algemeen deel: samenstelling en werkwijze van de commissie
9
2. Opleidingsdeel: rapport over de bacheloropleiding Militaire Bedrijfswetenschappen van de Faculteit Militaire Wetenschappen
15
Bijlagen
39
Bijlage A: Bijlage B: Bijlage C: Bijlage D: Bijlage E: Bijlage F: Bijlage G:
Curricula vitae van de commissieleden Domeinspecifiek referentiekader Eindtermen van de opleiding Bezoekprogramma Programma Militaire Wetenschappen Organisatorische inbedding van de opleiding Lijst met afkortingen
41 43 47 51 53 55 59
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA 3
4
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA
VOORWOORD Dit rapport is onderdeel van de kwaliteitsbeoordeling van universitaire bachelor- en masteropleidingen in Nederland. Het doel van het rapport is om een betrouwbaar beeld te geven van de resultaten van de voor beoordeling voorgelegde opleiding, alsmede een terugkoppeling te geven naar de interne kwaliteitszorg van de betrokken organisaties en als basis te dienen voor de accreditatie van de betrokken opleidingen door de Nederlands-Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO). De stichting Quality Assurance Netherlands Universities (QANU) beoogt onafhankelijke, objectieve en kritische beoordelingen te laten plaatsvinden en opbouwende kritiek te leveren, zo veel mogelijk uitgaande van een gestandaardiseerde set van kwaliteitscriteria met een oog voor specifieke omstandigheden. De visitatiecommissie Militaire Bedrijfswetenschappen van QANU heeft haar beoordeling van de bacheloropleiding met grote toewijding uitgevoerd. De opleiding is beoordeeld op een grondige en zorgvuldige manier en binnen een duidelijk beoordelingskader. Wij verwachten dat de oordelen en de aanbevelingen in zorgvuldige overweging zullen worden genomen door de betrokken opleiding. Wij zeggen dank aan de voorzitter en de leden van de visitatiecommissie voor hun bereidheid deel te nemen aan deze beoordeling en voor de toewijding waarmee ze hun taak hebben uitgevoerd. Ook gaat onze dank uit naar de staf van de betrokken afdelingen aan de universiteiten voor hun zorgvuldig voorbereide documentatie en hun medewerking aan deze beoordeling. Quality Assurance Netherlands Universities mr. C.J. Peels directeur
drs. J.G.F. Veldhuis voorzitter bestuur
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA 5
6
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA
VOORWOORD VOORZITTER VISITATIECOMMISSIE De Faculteit Militaire Wetenschappen streeft ernaar aangewezen te worden als instelling voor hoger onderwijs. Om het bewijs te leveren van voldoende kwaliteit van het onderwijs moet een ‘modelopleiding’ beoordeeld worden. Gekozen is voor de wo-bacheloropleiding Militaire Bedrijfswetenschappen. Deze opleiding is door de visitatiecommissie beoordeeld. De commissie dankt de faculteit voor de zeer goede medewerking bij de beoordeling: een uitvoerige documentatie, goede presentaties, goed geïnformeerde gesprekspartners (die ook allen aanwezig waren!) en een goede verzorging. Bij het voortreffelijke diner op de eerste avond ten huize van de Commandant van de Nederlandse Defensie Academie werd gediscussieerd over de essentiële grondslagen van de opleiding, onder andere over de wetenschappelijke onafhankelijkheid en de verhouding tussen het wetenschappelijk onderwijs en onderzoek en de militaire opleiding van de studenten. Door deze brede steun heeft de commissie haar werk met genoegen kunnen uitvoeren. Als voorzitter dank ik de leden van de commissie. Zij waren benoemd op basis van hun deskundigheid. Tijdens de gesprekken met leden van de faculteit kwam de breedte van de commissie goed naar voren. In de onderlinge discussie formuleerde de commissie in grote openheid het eindoordeel. De commissie adviseert de NVAO dat de opleiding voldoet aan de eisen die gesteld worden aan een wetenschappelijke bacheloropleiding, de meeste facetten voldoen aan de eisen die daaraan gesteld worden, enkele facetten heeft de commissie als ‘goed’ beoordeeld. De grote ervaring en de aimabele dwang van de secretaris leidden tot een snelle afwikkeling van de rapportage. Een aanbeveling van de commissie wil ik extra naar voren halen, namelijk: “De commissie merkt op dat in het zelfevaluatierapport de nadruk wordt gelegd op een academische bedrijfskundige opleiding met een breed profiel. Naar het oordeel van de commissie zou in die beschrijving de eigenheid van de MBWopleiding sterker naar voren mogen komen. Op die wijze versterkt de opleiding haar positie in een eigen niche waarin de militaire toepassing van de bedrijfswetenschappen centraal staat”. Graag wil ik afsluiten met het herhalen van een persoonlijke aanbeveling. Het zou goed zijn wanneer binnen Defensie de functie van de militair docent opnieuw wordt beoordeeld. Binnen een wetenschappelijke opleiding zijn gepromoveerde docenten essentieel, een militaire opleiding vereist militaire docenten. Voor een wetenschappelijke militaire opleiding, die het wetenschappelijke en militaire combineert, zijn gepromoveerde militaire docenten belangrijk, ook als rolmodel voor de studenten. De faculteit hanteert beleid om promoties van militaire docenten te bevorderen. Aantrekkelijkheid van de promotie en vasthouden van gepromoveerde militairen worden echter bemoeilijkt door de eisen die gesteld worden aan de militaire loopbaan. Ik suggereer daarom deze functie in de militaire carrièrelijn te heroverwegen.
Tilburg, 19 december 2008 Prof. dr. Piet Verheyen
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA 7
8
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA
1. Algemeen deel: samenstelling en werkwijze van de commissie Inleiding De Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW) is voornemens om een aanvraag te doen om als instelling voor hoger onderwijs aangewezen te worden door de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Het ministerie van OCW heeft hiertoe de Beleidsregel aanwijzing instellingen voor hoger onderwijs vastgesteld. De NVAO adviseert de minister over de kwaliteit van het onderwijs en heeft daarvoor het Protocol aanwijzingsprocedure, toelichting op de werkwijze van de NVAO (Den Haag, 13 september 2004) ontwikkeld, onder meer met criteria waaraan een opleiding moet voldoen om voor aanwijzing in aanmerking te komen. De basis voor het oordeel van de NVAO vormt een rapport van een Visiterende en Beoordelende Instantie (VBI). De NLDA/FMW heeft QANU verzocht om de beoordeling uit te voeren en het betreffende rapport op te leveren. De beoordeling is uitgevoerd in overeenstemming met het Protocol aanwijzingsprocedure. In overeenstemming met deze procedure is een ‘modelopleiding’ geselecteerd aan de hand waarvan de kwaliteit van het onderwijs wordt vastgesteld. Na overleg tussen de NVAO, FMW en QANU is gekozen voor de wo-bacheloropleiding Militaire Bedrijfswetenschappen. Het betreft hier initieel onderwijs van de instelling. De opleiding is in 2002-2003 als pilot gestart in Breda en is voortgekomen uit de opleiding Militaire Bedrijfskunde. Ten tijde van de beoordeling waren belangrijke delen van de cohorten uit de drie opkomstjaren 2002, 2003 en 2004 afgestudeerd (een kleine tachtig afstudeerders). De opleiding heeft daarmee voldoende jaren onderwijs verzorgd om ‘model’ te staan in de aanwijzingsprocedure. Het toepasselijk beoordelingskader is het NVAO-accreditatiekader voor bestaande opleidingen. De beoordeling wordt conform het QANU-kader uitgevoerd en is daarmee in overeenstemming met het protocol voor VBI’s. Deze procedure resulteert in een reguliere beoordeling van de wo-bacheloropleiding Militaire Bedrijfswetenschappen aan de hand van het NVAO-accreditatiekader voor bestaande opleidingen. Deze rapportage volgt dan ook de gebruikelijke procedure en indeling van de QANU-rapporten. Samenstelling van de commissie De samenstelling van de commissie is verlopen volgens de procedure zoals beschreven in het QANUkader. Na consultatie van de betrokken opleiding en de NVAO heeft het QANU-bureau een groslijst met potentiële commissieleden en een profiel van de commissie opgesteld. Van de kandidaten is een curriculum vitae opgesteld. Eventuele problemen met de onafhankelijkheid van de voorgestelde leden zijn daarbij gesignaleerd. Aan de hand hiervan is een voorstel voorgelegd aan het QANU-bestuur. Vervolgens is de potentiële voorzitter benaderd en vond in samenspraak met de voorzitter, rekeninghoudend met de prioritering van het QANU-bestuur, de samenstelling van de commissie plaats. Wanneer potentiële leden niet beschikbaar bleken, is in samenspraak met de opleidingen, de voorzitter en het QANU-bestuur naar alternatieve leden gezocht. Het QANU-bestuur heeft de samenstelling van de commissie vastgesteld. Deze procedure heeft geresulteerd in de volgende commissie: Prof. dr. P. Verheyen (voorzitter) Viceadmiraal b.d. drs. W.J.E. van Rijn (werkveld) Prof. dr. R. Vandenberghe (onderwijsdeskundige) Prof. dr. A.P. de Man (inhoudsdeskundige) Mw. L. Aalten (studentlid) Als secretaris van de commissie fungeerde drs. F.J.M. Wamelink, medewerker van het bureau van QANU. Voor de curricula vitae van de leden wordt verwezen naar bijlage A. De samenstelling van de commissie is voor ‘geen bezwaar’ voorgelegd aan de instelling. Bestudeerde informatie Ten behoeve van de beoordeling heeft de opleiding een zelfevaluatierapport (ZER) opgesteld. Dit zelfevaluatierapport bevat een zelfkritische analyse van de kwaliteit van de opleiding aan de hand van het QANU-kader. De kwaliteit wordt aan de hand van feiten en analyses onderbouwd. Daarnaast bevat het rapport een reflectie op de sterke en zwakke kanten van de opleiding en worden – waar nodig – QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA 9
maatregelen tot verbetering geformuleerd. De opleiding heeft naast het zelfevaluatierapport een omvangrijk dossier ter beschikking gesteld van de commissie ter verificatie van het zelfevaluatierapport, het dossier bestond uit: • • • • • • • • • • • • • • • • •
Zelfevaluatierapport van de opleiding Militaire Bedrijfswetenschappen, NLDA/FMW, Breda, september 2008; Bijlagen zelfevaluatierapport van de opleiding Militaire Bedrijfswetenschappen, NLDA/FMW, Breda, september 2008; Faculteitsreglement van de Faculteit Militaire Wetenschappen, versie augustus 2008; Annual Research Plan, 2008, NLDA/FMS, Research Office, Breda, March 2008; Annual Research Report, 2007, NLDA/FMW, May 2008; Leerstoelenplan van de Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW), versie 16 oktober 2007; FMW Onderwijsvisie en -beleid, Faculteit Militaire Wetenschappen, NLDA, september 2008; FMW, Notitie Personeelsbeleid voor Wetenschappelijk Personeel (WP), november 2005; Studiegids Gemeenschappelijke Officiersopleiding, Opkomst 2008, Opleidingsteam GOO, NLDA, september 2008; Kwaliteitshandboek Bacheloropleiding Militaire Bedrijfswetenschappen (MBW), NLDA/FMW, Breda, april 2008; FMW, Onderwijs- en examenregeling Militaire Bedrijfswetenschappen (MBW), 2008-2009, september 2008; Programma- en studiegids van de opleiding Militaire Bedrijfswetenschappen, 2008-2009, NLDA/ FMW, Breda/Den Helder, 2008; Afstudeerformulieren MBW (alle ingevulde afstudeerformulieren); Scriptiehandleiding voor de opleiding Militaire Bedrijfswetenschappen (MBW), NLDA, FMW, Breda, augustus 2008; Bestuurs- en beheersreglement van de Faculteit Militaire Wetenschappen (conceptversie); Cd-rom met de elektronische versie van de documentatie (behalve de documentatie die beschikbaar is op papier, is ook het QANU-rapport van de proefvisitatie opgenomen); Nieuwsbrieven en presentaties van het Groundhog-team.
Startvergadering Op 10 november 2008 heeft de startvergadering plaatsgevonden, in Breda. De commissie werd formeel geïnstalleerd namens het QANU-bestuur door de voorzitter van het QANU-bestuur, drs. J. Veldhuis. Daaraan voorafgaande zijn van de zijde van QANU met nadruk de bepalingen in de onafhankelijkheidsverklaring van QANU (zie bijlage 2 van het QANU-kader) onder de aandacht gebracht van de leden. Tijdens de startvergadering is de onafhankelijkheid van de commissieleden individueel besproken en waar nodig is ter vergadering een toelichting gegeven op de specifieke positie van commissieleden ten opzichte van de te visiteren opleiding. Er zijn geen belemmeringen voor een onafhankelijke oordeelsvorming geconstateerd. Alle leden hebben de onafhankelijkheidsverklaring zonder voorbehoud ondertekend. Daarmee was de visitatie Militaire Bedrijfswetenschappen naar het oordeel van QANU omgeven met voldoende onafhankelijkheidswaarborgen. Vervolgens werden afspraken gemaakt op de volgende punten: • • • • •
de te volgen werkwijze; de globale dagindeling van de visitatiebezoeken; het vicevoorzitterschap van de commissie; de verdeling in globale zin van aandachtsgebieden tussen de commissieleden; de vaststelling van het beoordelingskader.
Het beoordelingskader De opleiding MBW spiegelt zich expliciet aan het domeinspecifieke referentiekader van de visitatiecommissie Bedrijfswetenschappen (2004). Hierdoor worden het programma en de doelstellingen
10
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA
van de opleiding MBW getoetst aan de domeinspecifieke eisen die bij de beoordeling van de opleidingen bedrijfswetenschappen aan de reguliere universiteiten zijn gehanteerd (zie: Bedrijfswetenschappen, QANU november 2004 en Bedrijfswetenschappen UT, QANU april 2007). Dit domeinspecifiek referentiekader is daarmee een gevalideerd ijkpunt voor de universitaire bedrijfswetenschappen opleidingen. De commissie neemt derhalve dit domeinspecifieke referentiekader over. Aan de hand hiervan stelt de commissie vast dat de eindkwalificaties van de opleiding aansluiten bij de eisen die door buitenlandse vakgenoten en de beroepspraktijk worden gesteld aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied en/of beroepspraktijk) (zie facet 1 Domeinspecifieke eisen). Die domeinspecifieke eisen komen tevens terug bij de inrichting van het programma en de vaststelling van de gerealiseerde eindkwalificaties. Het domeinspecifieke referentiekader is opgenomen in bijlage B. Het is belangrijk om daaraan toe te voegen dat het hier gaat om een bacheloropleiding, het referentiekader is opgesteld voor een doctoraalopleiding. Om de eindkwalificaties die in het referentiekader op doctoraalniveau worden gedefinieerd te vertalen naar het bachelorniveau van de hier beoordeelde opleiding wordt gebruik gemaakt van de Dublin-descriptoren. Voorbereidingen op het bezoek De visitatiecommissie heeft het zelfevaluatierapport voor het bezoek bestudeerd. Ter voorbereiding op het bezoek zijn vragen opgesteld, mede op basis van een door het bureau van QANU opgestelde verkennende analyse. Tijdens haar installatievergadering heeft de commissie de zelfevaluatierapporten in oriënterende zin besproken en werden specifieke aandachtspunten geïnventariseerd. De opleiding is door het QANU-bureau voorgelicht over de gang van zaken tijdens het bezoek van de visitatiecommissie. Daarbij werden concrete afspraken gemaakt over de invulling van het bezoek op basis van het globale dagprogramma dat in samenspraak met de voorzitter van de commissie was opgesteld. Bij de voorbereiding van het visitatiebezoek is verzocht om tijdens het bezoek inzage te krijgen in het volgende informatiemateriaal: • • • • • • •
een selectie van de gebruikte onderwijsliteratuur, gebruikte dictaten, syllabi en readers; een selectie van de tentamenopgaven en papers; evaluatieverslagen van het onderwijs; gebruikte handboeken kwaliteitszorg; notulen van de opleidingscommissie(s) en examencommissie; beleidsstukken (zoals ontwikkelingsplannen, strategienota’s en kwaliteitsplannen); het recentste beschikbare materiaal op het gebied van alumnionderzoeken en onderzoeken onder vertegenwoordigers van de beroepspraktijk.
Het overgrote deel van dit materiaal was al onderdeel van het informatiepakket dat de commissie voor het bezoek heeft ontvangen. Ten slotte werd de visitatiecoördinator gevraagd om de mogelijkheid te creëren voor de leden van de visitatiecommissie om in te loggen op de plaatselijke lokale elektronische leeromgeving, als waren zij een student van de opleiding. De commissieleden hebben enkele dagen voor het bezoek adres en inloggegevens toegestuurd gekregen. Onderdeel van het programma is een spreekuur. Dat spreekuur is van tevoren breed aangekondigd onder de belanghebbenden, waarbij de mogelijkheid is geboden om zich vertrouwelijk bij de secretaris van de commissie aan te melden. Ten behoeve van de beoordeling van het gerealiseerde eindniveau van de opleiding werd voorafgaand aan het bezoek een steekproef van tien eindwerken opgevraagd, verdeeld over hoge en lage waarderingen en over de afstudeerspecialisaties. Deze eindwerken zijn verdeeld over de commissieleden met het verzoek om zich een oordeel te vormen over het gerealiseerde eindniveau aan de hand van de bij QANU gangbare
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA 11
lijst van criteria voor de beoordeling van eindwerken. De commissie kon daarbij beschikken over de afstudeerformulieren van de opleiding, zodat de eigen beoordeling kon worden gespiegeld aan de criteria die door de opleiding worden gehanteerd. Tijdens het bezoek zijn de overige vijftien afstudeerwerken 3door de commissieleden beoordeeld. Het bezoekprogramma Het visitatiebezoek nam een middag, een volle dag en de daaropvolgende ochtend in beslag. De commissie arriveerde op de eerste dag om 16.00 uur. Als eerste is de commissie geïnstalleerd en geïnstrueerd, vervolgens heeft een (nadere) bespreking van het aanvraagdossier in commissieverband plaatsgevonden. Aan het einde van de middag van de eerste dag vond een gesprek plaats met het faculteitsbestuur en de leiding van de opleiding. De eerste dag werd afgesloten met een kennismakingsdiner met de commissie. Op de tweede dag vonden de gesprekken met de delegaties plaats. Na de lunch volgde een rondleiding en werd gelegenheid geboden voor een spreekuur. In de middag zijn vervolgens nog een aantal gesprekken gevoerd. De rest van de middag heeft de commissie een begin gemaakt met het invullen van de checklist en het opstellen van de voorlopige mondelinge rapportage. De volgende ochtend heeft de commissie de eerste bevindingen besproken met het faculteitsbestuur en is de mondelinge rapportage opgesteld, die vervolgens door de voorzitter is uitgesproken. De indeling van het bezoekprogramma is opgenomen in bijlage D. Het bezoek was uitstekend georganiseerd door de faculteit. De gesprekken met de delegaties waren plezierig en open. De commissie heeft haar onderzoek goed kunnen uitvoeren, zij heeft kunnen beschikken over alle noodzakelijke informatie en heeft zich volledig op de hoogte kunnen stellen van de stand van zaken bij de opleiding. De rondleiding heeft zich beperkt tot de faciliteiten in Breda. Beoordelingsschaal De commissie is bij het toekennen van scores per facet uitgegaan van de door de NVAO voorgeschreven vierpuntsschaal. QANU gebruikt de scores ‘voldoet aan eisen’ en ‘voldoet niet aan eisen’ om aan te geven of de opleiding aan de eisen voor basiskwaliteit voldoet. De score ‘goed’ wordt gebruikt om aan te geven dat de kwaliteit van de opleiding uitstijgt boven wat als basiskwaliteit wordt aangemerkt. De opleiding heeft bijzondere aandacht besteed aan dit facet, daarnaast zijn gunstige resultaten aantoonbaar. Verder bestaat de mogelijkheid voor de commissie om het predicaat ‘excellent’ toe te kennen. Toekenning van deze score moet voldoen aan de eisen die de NVAO stelt aan de toekenning van een bijzonder kwaliteitskenmerk. “Er is sprake van de score excellent wanneer een opleiding op het betreffende facet een voorbeeldfunctie vervult voor andere relevante opleidingen (zo mogelijk in internationaal perspectief). Toelichting: de VBI stelt vast of de opleiding voor alle criteria binnen het betreffende facet overtuigend heeft aangetoond, bijvoorbeeld via een (internationale) vergelijking met een set relevante opleidingen, dat de kwaliteit van dit kenmerk ver uitstijgt boven de gangbare praktijk bij relevante andere opleidingen. Onder relevante opleidingen worden opleidingen verstaan die inhoudelijk of procesmatig relevant zijn voor het betreffende facet.” (NVAO-definitie bijzondere kwaliteit) excellent: goed: voldoet aan eisen: voldoet niet aan eisen:
(inter)nationale ‘best practice’ is overtuigend aangetoond kwaliteit stijgt aantoonbaar uit boven de basiskwaliteit, concrete gunstige resultaten voldoet aan de basiseisen van het facet; datgene wat van een universitaire wetenschappelijke opleiding verwacht mag worden voldoet niet aan de basiseisen van het facet
De commissie heeft daarbij de instructie gekregen dat wanneer de beoordeling deels ex ante tot stand komt, dus voor een deel onderbouwd wordt met plannen waarvan de resultaten nog niet geheel zichtbaar zijn, de score niet hoger kan zijn dan een ‘voldoet aan eisen’. Overigens kunnen plannen alleen worden meegewogen wanneer eerste resultaten zichtbaar zijn en aanleiding geven voor het vertrouwen dat basiskwaliteit wordt gerealiseerd.
12
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA
De op grond van deze definities ingevulde scorelijst is de basis geweest voor de formulering van de opleidingsrapporten en voor de inhoud van de mondelinge rapportage met het voorlopige oordeel van de commissie aan het eind van de laatste visitatiedag. Vaststellen van de rapportage De concepttekst van het beoordelingsrapport van de opleiding is per email voorgelegd aan de commissieleden. Na verwerking van het commentaar van alle commissieleden is de tekst per email vastgesteld. De vastgestelde conceptteksten zijn vervolgens voor commentaar op feitelijke onjuistheden aangeboden aan de faculteit. De daarop ontvangen reacties zijn besproken in commissieverband en wanneer daartoe in de ogen van de commissie aanleiding bestond, verwerkt in de formulering van de definitieve tekst.
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA 13
14
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA
2. Opleidingsdeel: rapport over de bacheloropleiding Militaire Bedrijfswetenschappen van de Faculteit Militaire Wetenschappen Administratieve gegevens Bacheloropleiding Militaire Bedrijfswetenschappen: Naam opleiding: Militaire Bedrijfswetenschappen CROHO-nummer: n.v.t. Niveau: bachelor Oriëntatie: wo Studielast: 180 EC Graad: bachelor of science Variant(en): voltijd Locatie(s): Breda en Den Helder Einddatum accreditatie: n.v.t. Het bezoek van de commissie aan de Faculteit Militaire Bedrijfswetenschappen vond plaats op 10, 11 en 12 november 2008.
Organisatorisch inbedding van de opleiding In bijlage F is een beschrijving van de organisatorische inbedding van de opleiding overgenomen uit het zelfevaluatierapport.
Het beoordelingskader 1.
Doelstellingen van de opleiding
F1: Domeinspecifieke eisen De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de eisen die door (buitenlandse) vakgenoten en de beroepspraktijk gesteld worden aan een opleiding in het betreffende domein (vakgebied/discipline en/of beroepspraktijk).
De opleiding Militaire Bedrijfswetenschappen (MBW) is een zelfstandig onderdeel van de militair wetenschappelijke opleiding (MWO) tot officier in verschillende startfuncties. Binnen de MWO-opleiding wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen a) de wetenschappelijke bacheloropleiding (die hier onderwerp van beoordeling is) en b) de vakopleiding en militaire of maritieme scholing en de persoonsvorming (die geen onderwerp van beoordeling vormen). De commissie heeft geconstateerd dat een duidelijke demarcatie tot stand is gebracht tussen de militaire vorming en de vaktechnische opleiding enerzijds en de wetenschappelijke opleiding anderzijds. De FMW is primair verantwoordelijk voor de wetenschappelijke vorming van de cadet of adelborst; de KMA en het KIM nemen de persoonsvorming, vaktechnische deskundigheid gerelateerd aan het wapenonderdeel en respectievelijk de militaire en maritieme vorming voor hun rekening. Door deze gescheiden verantwoordelijkheden kunnen met name de academische doelstellingen van de wetenschappelijke opleiding goed worden bewaakt door de faculteit. Er kunnen spanningen ontstaan tussen de wetenschappelijke en militaire opleiding, bijvoorbeeld in de planning van de opleiding. De commissie heeft kunnen constateren dat deze eventuele spanningen tussen de componenten van de opleiding kunnen worden geaccommodeerd.
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA 15
De duidelijke scheiding draagt ook bij aan de complementariteit van die componenten. Naast de primaire aandacht voor de wetenschappelijke vorming is de faculteit ook betrokken bij de doelstellingen op het gebied van persoonsvorming en militaire-maritieme vorming, bijvoorbeeld door tijdens oefeningen feedback te geven. Er is op deze wijze een goede vorm gevonden door de heldere scheiding van verantwoordelijkheden en onafhankelijkheid van de faculteit enerzijds en anderzijds de afstemming en wederzijdse betrokkenheid. De eindtermen van de opleiding komen voort uit 1) het officiersprofiel, en 2) de wetenschappelijke eindeisen die gesteld mogen worden aan een officier die op een academisch niveau invulling geeft aan zijn functie. Het officiersprofiel (profielschets subalterne officier) is in drie rollen en dertien competenties beschreven: De rollen zijn: commandant, adviseur en coach; de dertien competenties zijn: • • • • • • • • • • • • •
besluitvaardigheid; communicatie; initiatief; integriteit; interpersoonlijke sensitiviteit; omgevingsbewustzijn; oordeelsvorming; samenwerken; stressbestendigheid; verantwoordelijkheidsbesef; analyseren; plannen en organiseren; resultaatgerichtheid.
De MBW-opleiding leidt op tot de typische bedrijfskundige functiegebieden in de verschillende krijgsmachtonderdelen: Tabel 1 Overzicht van bedrijfskundige officiersfuncties Krijgsmachtdeel Functies Koninklijke Landmacht Officier Logistiek: Militaire Administratie Officier Logistiek: Geneeskundige Dienst Officier Logistiek: Bevoorrading & Transport Officier Logistiek: Technische Dienst Koninklijke Luchtmacht Officier Logistiek Officier Personeel Officier Bedrijfseconomische Zaken Koninklijke Marine Officier van Administratie Opmerkingen bij tabel 1: 1. De Koninklijke Marechaussee heeft voor de officiersopleiding aansluiting gezocht bij de Politieacademie om de opleiding aan te laten sluiten op de politieopleiding. 2. Noemenswaardig is dat naast de in tabel 2 genoemde officieren ook een aantal officieren van andere wapens, dienstvakken, functiegroepen of korpsen mogen kiezen voor de opleiding MBW. Zo kan ook een percentage van de aspirant-officieren van het Korps Mariniers, de Zeedienst, de Cavalerie, de Infanterie en de Artillerie deelnemen aan de MBW-opleiding.
De wetenschappelijke eindtermen sluiten aan bij de eisen die door vakgenoten en het beroepenveld aan afgestudeerde academici in verwante civiele functies worden gesteld. De opleiding presenteert in het zelfevaluatierapport de resultaten van de (inter)nationale benchmark die is uitgevoerd om vast te stellen of de eindtermen van de opleiding aansluiten bij de (internationale) academische maatstaven. De opleiding komt hieruit naar voren als een interdisciplinaire brede bedrijfskundige opleiding op bachelorniveau. De MBW-opleiding is gebenchmarkt tegen het Algemeen Disciplineprotocol Brede Bedrijfskunde als referentiekader. De opleiding merkt hierover op dat de MBW-opleiding grotendeels overeenkomt met de
16
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA
beschrijving in dit disciplineprotocol van de visitatiecommissie Bedrijfswetenschappen. Er zijn echter wel nuanceverschillen. Zo wordt aan de technologische kennispijler in de MBW-opleiding relatief minder expliciet aandacht besteed en wordt er relatief meer aandacht besteed aan vakgebieden als leidinggeven, ethiek en organisatiekunde. Daarnaast is de opleiding vergeleken met bedrijfswetenschappelijke opleidingen aan de Nederlandse universiteiten. Samengevat volgt hieruit de conclusie dat het zwaartepunt van de totale MBW-opleiding bewust is gelegd bij de deeldisciplines: bedrijfswetenschappen, economische wetenschappen, gedrags- en sociale wetenschappen en academische vaardigheden. Deze accenten komen voort uit de functies waarvoor wordt opgeleid. Naast de benchmark aan de academische maatstaven is eveneens de aansluiting bij (internationale) professionele maatstaven onderzocht. Daartoe is de opleiding vergeleken met een aantal zusteracademies. De Australian Defence Force Academy (ADFA) en het Royal Military College of Canada (RMCC) hebben opleidingen die vergelijkbaar zijn met de MBW-opleidingen. Deze benchmark is systematisch uitgevoerd en leidt tot de conclusie dat de opleiding aansluit bij vergelijkbare opleidingen in het buitenland. Daarbij heeft de opleiding een eigen profiel door een accent op de economische vakken, meer verdieping in de bedrijfskundige disciplines en een relatief zware methodologische component in het curriculum. De keuzeruimte in de opleiding is relatief beperkt. Beide benchmarks hebben eveneens geleid tot de vaststelling dat twee aspecten (operations research en projectmanagement) nog niet voldoende uit de verf komen. Het opleidingsbestuur heeft op deze punten actie ondernomen. De militaire en wetenschappelijke aspecten van de opleiding komen samen in de doelstelling van de MWO om een thinking soldier op te leiden. Met dit paradigma van de thinking soldier worden twee aspecten van wetenschappelijk opgeleide officieren voor het voetlicht gebracht: 1) het verenigen van managementvaardigheden met leiderschapskwaliteiten, en 2) het opleiden van ‘denkende doeners’. De commissie vond de beschrijving van de wetenschappelijke ambitie van de opleiding, aan de hand van de definities die de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) hanteert voor wetenschappelijke opleidingen, verhelderend. Het gaat bij deze bacheloropleiding om onderwijs gericht op de beroepsmatige toepassing van wetenschappelijke kennis en onderwijs dat het inzicht in de samenhang der wetenschappen bevordert. Dit resulteert in de volgende hoofddoelstelling van de opleiding Militaire Bedrijfswetenschappen: “Als voorbereiding op de complexe wereld waarbinnen de Nederlandse officier werkzaam zal zijn, beoogt de MBW-opleiding haar studenten een brede wetenschappelijke bedrijfskundige basis mee te geven, op basis waarvan organisatorische vraagstukken en problemen in het algemeen, en uit het militaire domein in het bijzonder, kunnen worden begrepen en aangepakt.” Deze doelstelling is vertaald in zes generieke eindtermen, die zijn opgenomen in bijlage C. De commissie constateert dat de opleiding de aansluiting van de eindtermen van de opleiding Militaire Bedrijfswetenschappen bij de academische en professionele eisen op zorgvuldige wijze aannemelijk maakt. De eindtermen zijn afgeleid uit het officiersprofiel en het domeinspecifiek referentiekader Bedrijfswetenschappen dat eerder gebruikt is bij de beoordeling van de overige opleidingen Bedrijfswetenschappen aan de Nederlandse universiteiten. Daarnaast is een (inter)nationale vergelijking uitgevoerd met opleidingen in binnen- en buitenland. De commissie stelt eveneens vanuit de eigen deskundigheid vast dat de eindtermen aansluiten bij de academische en professionele eisen. Het oordeel van de commissie luidt: voldoet. Aanbeveling De commissie merkt op dat in het zelfevaluatierapport de nadruk wordt gelegd op een academische bedrijfskundige opleiding met een breed profiel. Naar het oordeel van de commissie zou in die
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA 17
beschrijving de eigenheid van de MBW-opleiding sterker naar voren mogen komen. Op die wijze versterkt de opleiding haar positie in een eigen niche waarin de militaire toepassing van de bedrijfswetenschappen centraal staat.
F2: Niveau: Bachelor en Master De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij algemene, internationaal geaccepteerde beschrijvingen van de kwalificaties van een Bachelor of een Master.
De eindtermen van de opleiding zijn in het zelfevaluatierapport gerelateerd aan de Dublin-descriptoren (zie bijlage C). Bij elke descriptor wordt een aantal doelstellingen gegeven die deze descriptor concretiseren. Hiermee wordt in voldoende mate aangetoond dat de opleiding een bachelorniveau beoogt. Daarnaast hanteert de opleiding het Leids systeem voor de bepaling van het niveau van de cursussen. Hiermee wordt nagestreefd dat de opleiding een oplopende moeilijkheidsgraad kent die reikt tot aan het bachelorniveau (zie ook facet 6 Samenhang van het programma). Het oordeel van de commissie luidt: voldoet.
F3: Oriëntatie WO: De eindkwalificaties van de opleiding sluiten aan bij de volgende beschrijvingen van een Bachelor en een Master: • De eindkwalificaties zijn ontleend aan eisen vanuit de wetenschappelijke discipline, de internationale wetenschapsbeoefening en voor daarvoor in aanmerking komende opleidingen de relevante praktijk in het toekomstige beroepenveld. • Een WO-bachelor heeft de kwalificaties voor toegang tot tenminste één verdere WO-studie op masterniveau en eventueel voor het betreden van de arbeidsmarkt.
In de eindtermen wordt duidelijk aandacht besteed aan de generieke academische competenties, de academische houding en onderzoeksvaardigheden. Er wordt expliciet aandacht besteed aan een kritisch reflecterende houding en analytisch denken. Daarnaast komen in de eindtermen de communicatieve vaardigheden terug. De algemene wetenschappelijke kwalificaties komen aan de orde en worden toegepast op de beroepsfunctie door de synthese in het concept van de ‘thinking soldier’. De opleiding heeft daarnaast, aan de hand van het domeinspecifiek referentiekader Bedrijfswetenschappen en een benchmark met de opleidingen Bedrijfswetenschappen, aangetoond dat zij aansluit bij de verwachtingen vanuit dit interdisciplinaire domein. De opleiding heeft met een reeks masteropleidingen aan reguliere universiteiten formele overeenkomsten gesloten over doorstroom van afgestudeerde studenten naar masteropleidingen zonder aanvullende eisen. De faculteit voldoet op deze wijze aan de eis dat een afgestudeerde de kwalificaties heeft voor toegang tot ten minste één verdere wo-studie. Dat de opleiding aan deze eis voldoet, wordt nog ondersteund doordat blijkt dat studenten nu al, zonder bijzondere aansluitingsproblemen, cursussen volgen aan een aantal gevestigde universiteiten. Daarnaast is er inmiddels een aantal afgestudeerden die de studie hebben vervolgd bij een wo-masteropleiding. Het gaat nog om een kleine groep, de opleiding komt aan de hand van reacties van deze oud-studenten, de betreffende leidinggevenden bij Defensie en de docenten tot de indruk dat de aansluiting goed verloopt. Dat werd bevestigd door een afgestudeerde oud-studente met wie de commissie heeft gesproken. Hierboven is de benchmark die is uitgevoerd met MBW-opleidingen bij zusteracademies al besproken, die aantoont dat de opleiding aansluit bij internationale eisen in het beroepenveld. De opleiding leidt op voor een overzichtelijk aantal, duidelijk gedefinieerde functies in de defensieorganisatie. De eindtermen sluiten aan bij de functieprofielen van deze functies en de algemene eisen die aan een ‘thinking soldier’ worden gesteld. Zoals blijkt uit de gesprekken met vertegenwoordigers uit het werkveld vindt een constante terugkoppeling plaats naar de aansluiting van de opleiding op de functies. Omdat de studenten eveneens in het werkveld acteren als onderdeel van de militaire en maritieme vorming en de opleiding eveneens betrokken is bij enkele onderdelen, bijvoorbeeld het geven
18
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA
van terugkoppelingen bij oefeningen, vindt een zeer directe terugkoppeling plaats. Daarnaast organiseren de secties overleg met het werkveld en zijn er formele adviesraden op verschillende niveaus binnen de FMW en NLDA. De verbinding met het beroepenveld is daarmee nauwgezet uitgewerkt. De commissie constateert dat de opleiding kiest voor de toepassing van wetenschap op bedrijfstheoretische vragen uit de defensieorganisatie. Dit is naar het oordeel van de commissie een legitieme keuze en is door de opleiding goed uitgewerkt in de eindtermen en het programma. Het oordeel van de commissie luidt: voldoet. Oordeel over het onderwerp ‘Doelstellingen opleiding’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Doelstellingen opleiding’. Voor de bacheloropleiding Militaire Bedrijfswetenschappen luidt het oordeel: voldoet.
2.
Programma
Beschrijving van het programma De wo-bacheloropleiding Militaire Bedrijfswetenschappen is een eigenstandig onderdeel van de Militair Wetenschappelijke Officiersopleiding (MWO), die een doorlooptijd van vier tot vijf jaar kent. De MWO bestaat grofweg uit twee verschillende onderdelen: een militaire vakopleiding en een bacheloropleiding. De maritieme-militaire vakopleidingen worden verzorgd door KIM en KMA, de bacheloropleiding wordt verzorgd door de faculteit. De faculteit heeft een geheel onafhankelijke verantwoordelijkheid voor de bacheloropleiding. De bacheloropleiding is hier object van beoordeling, de beschrijving van het programma beperkt zich tot de bacheloropleiding. Opleidingsmodel De opleiding is ingedeeld in een aantal duidelijk herkenbare fasen: • • • •
de gemeenschappelijke officiersopleiding (GOO), 30 EC; de basisfase, 88 EC; de profileringsfase, 39 EC; de synthesefase, 23 EC.
De gemeenschappelijke officiersopleiding (GOO) is de oriëntatiefase van de opleiding. Deze fase heeft tot doel alle studenten aan de FMW, afkomstig uit de vijf verschillende studierichtingen (Krijgswetenschappen, Militaire Systemen en Technologie, Communicatie-, Informatie- en Commandovoeringsystemen, Civiele Techniek en Militaire Bedrijfswetenschappen), een gemeenschappelijke kennisbasis mee te geven over de rol en het functioneren van westerse krijgsmachten binnen hun unieke omgevingscontext. Vanuit een organisatiekundig, technologisch, institutioneel en militair-operationeel oogpunt wordt in het bijzonder het opereren van de Nederlandse krijgsmacht tijdens crisisbeheersingsoperaties onder de loep genomen. Daarnaast wordt de basis gelegd voor academische leerlijnen. In de hierop volgende basisfase wordt de MBW-studenten een breed bedrijfskundig referentiekader aangereikt, waaruit ze kunnen putten in hun toekomstige rol als manager en militair commandant. De student bestudeert in de basisfase vraagstukken die ontleend zijn aan de inrichting van primaire en secundaire processen van organisaties die moeten kunnen optreden onder bijzondere omstandigheden, waaronder steeds wisselende crisisomstandigheden. De basisfase is multi- en interdisciplinair van aard. Deze fase kenmerkt zich enerzijds door het bestuderen van vraagstukken over militaire organisaties aan de hand van basisdisciplines en functionele gebieden van Bedrijfswetenschappen (differentiatie). Anderzijds worden kennis, inzichten, theorieën en modellen uit de verschillende basisdisciplines en functionele gebieden geïntegreerd en gecombineerd in een integratie(onderzoek)project ter afsluiting van deze fase
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA 19
(integratie). Het integratieproject is gericht op het diagnosticeren van een concreet probleem in het militaire veld en integreert wetenschappelijke inzichten en de praktijk van militaire organisaties. De profileringsfase kenmerkt zich door wetenschappelijke verdieping en ‘voorsorteringen’ binnen het domein van de militaire bedrijfswetenschappen. Deze profileringen hebben een tweeledig doel. In de eerste plaats komen de meeste profileringen voort uit de behoeftestelling van het militaire beroepenveld. De specialisaties vormen een essentiële aanvulling op het basisprogramma, omdat de MBW-student toekomstige noodzakelijke kennis krijgt aangereikt voor het functioneren binnen zijn of haar specifieke functiegebied. De keuze voor een bepaalde profilering is in sterke mate bepaald door de functietoewijzing die met de student is overeengekomen tijdens aanname voor het volgen van de MWO aan de NLDA. De specifieke profileringen zijn: Defensie Accounting, Control en Economie (DACE), Ketenlogistiek (KLOG), Systeemlogistiek (SLOG), Militaire Personeelswetenschappen (MPW), Management van Militaire Gezondheidszorg (MMGZ) en Human Factors en Veiligheid (HF&V). Het tweede doel dat met deze verdiepingsslagen wordt bereikt, is dat vanuit dezelfde bedrijfskundige basis goede, specialistische aansluitingsmogelijkheden zijn gecreëerd bij een aantal relevante externe mastertrajecten. De synthesefase bestaat uit het keuzevak en de bachelorscriptie. Met deze fase ronden de MBWstudenten het wetenschappelijke deel van de initiële officiersopleiding af. In deze fase voeren zij een onderzoek uit binnen hun gekozen profiel of mogelijk ook daarbuiten. En in deze fase verdiepen zij zich inhoudelijk in het gekozen thema en combineren zij deze kennis met de opgedane academische vaardigheden. In het kader van de voorbereiding op het bachelorafstudeeronderzoek (de scriptie) volgen de studenten een gemeenschappelijke cursus Academische Vaardigheden gericht op het schrijven van een Individueel Onderzoeksvoorstel (MTO5). Tijdens deze cursus worden studenten in kleine groepjes begeleid bij het schrijven van hun onderzoeksvoorstel. In het programma zijn een aantal leerlijnen opgenomen: • • • •
de leerlijn Methoden en Technieken van Onderzoek en Wiskunde en Statistiek (MTO); de leerlijn Militaire Ethiek (ME); de leerlijn Academische Vaardigheden (AcVa) (Communicatieve Vaardigheden Nederlands en Engels en Wetenschapsfilosofie); de leerlijn Militair Management & Organisatie (MMO).
In bijlage E is een overzicht opgenomen van de vakken die worden verzorgd en de leerlijnen in het programma.
F4: Eisen WO Het programma sluit aan bij de volgende criteria voor het programma van een WO-opleiding: • Kennisontwikkeling door studenten vindt plaats in interactie tussen het onderwijs en het wetenschappelijk onderzoek binnen relevante disciplines. • Het programma sluit aan bij ontwikkelingen in de relevante wetenschappelijke discipline(s) door aantoonbare verbanden met actuele wetenschappelijke theorieën. • Het programma waarborgt de ontwikkeling van vaardigheden op het gebied van wetenschappelijk onderzoek. • Bij daarvoor in aanmerking komende opleidingen heeft het programma aantoonbare verbanden met de actuele praktijk van de relevante beroepen.
Het onderwijs wordt in voldoende mate ontwikkeld en uitgevoerd door docent-onderzoekers die actief betrokken zijn bij het onderzoek in deelgebieden van de militaire wetenschappen. Bij facet 12 geeft de commissie een beschrijving van de onderzoeksomgeving. De kennissecties die een bijdrage leveren aan MBW omvatten bijna 18 fte onderzoek. Studenten en docenten hebben in de gesprekken met de commissie verschillende aantrekkelijke voorbeelden gegeven van de wijze waarop het onderzoek van de docenten aan de orde wordt gesteld in het onderwijs. Docenten putten uit het eigen onderzoek bij de bespreking van casuïstiek maar betrekken studenten eveneens bij het uitvoeren van deelonderzoek en stellen relevant datamateriaal (vaak verzameld tijdens of na ‘uitzendingen’) ter beschikking ten behoeve van het uitvoeren van opdrachten.
20
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA
In het zelfevaluatierapport staat een tabel waarin is opgenomen hoe de ‘kennispijlers’ uit het domeinspecifieke referentiekader Bedrijfswetenschappen terugkomen in het programma. Dit geeft een globale indicatie van de aansluiting bij de relevante wetenschappelijke discipline(s) en het verband met actuele wetenschappelijke theorieën. De studenten zijn op de hoogte van het onderzoek van de docenten en de scriptiemarkt biedt de gelegenheid voor docent-onderzoekers om het eigen onderzoek expliciet te presenteren aan studenten die de afstudeerfase naderen. Studenten worden gestimuleerd om aan te sluiten bij het onderzoeksprogramma bij het schrijven van de scriptie. Bij het schrijven van de scriptie worden studenten begeleid door ten minste één wetenschappelijk onderzoeker uit de bacheloropleiding MBW. In het algemeen komt de commissie tot het oordeel dat de onderzoeksprojecten goed geëtaleerd worden binnen de opleiding. De opleiding investeert in het methoden-en-techniekenonderwijs. De volgende vakken zijn onderdeel van de methoden-en-techniekenlijn: Methoden en Technieken van Onderzoek (3 EC); Wiskunde (3 EC); Statistiek Kansverdeling en Verklarende Statistiek (4 EC); Kwalitatieve Methoden en Technieken (3 EC); Kwantitatieve Methoden (3 EC); Integratieproject: Research Design (4 EC); Integratieproject (4 EC); Individueel Onderzoeksvoorstel (3 EC); Scriptie (13 EC). In totaal besteedt de opleiding 40 EC aan het methoden-en-techniekenonderwijs. Het integratieproject biedt een interessante en relevante kennismaking met het uitvoeren van onderzoek. Deze MTO-leerlijn biedt de mogelijkheid om de academische kwalificaties te realiseren. De toepassing van de onderzoeksvaardigheden bij het schrijven van de scriptie vergt nog enige aandacht. Studenten schrijven tijdens de opleiding vele papers en opdrachten waarin zij worden uitgedaagd om zelfstandig literatuur te verzamelen en daarmee onderzoeksvragen te beantwoorden. De commissie heeft een vrij omvangrijke steekproef van papers bestudeerd. Die waren naar haar oordeel van voldoende niveau en er sprak een kritische houding uit die past bij academisch werk. In de papers worden de gemaakte theoretische keuzes verantwoord. De opleiding heeft ten behoeve van het visitatiebezoek de tekstboeken en de literatuur die wordt gebruikt tijdens de studie overzichtelijk gepresenteerd. De commissie heeft aan de hand daarvan kunnen vaststellen dat de literatuur relevant en actueel is en vergelijkbaar met wat aan andere bedrijfswetenschappelijke opleidingen aan Nederlandse universiteiten wordt gebruikt. Studenten verzamelen tijdens de studie een kleine bibliotheek van bruikbare tekst- en handboeken op kosten van Defensie. De sterke relatie met de actuele praktijk van de relevante beroepen is evident. Militaire maar ook burgerdocenten hebben ervaring in de militaire praktijk en uitzendervaring. Zij zorgen voor een goede aansluiting tussen de opleiding en het operationele werkveld. De studieopdrachten en praktijkproblemen die in de opleiding worden gebruikt, worden aan de praktijk ontleend. Verder komen de cadetten en adelborsten in de militair/maritieme opleiding in aanraking met de beroepspraktijk. De commissie heeft kunnen vaststellen dat: • • • •
kennisontwikkeling plaatsvindt in interactie tussen het onderwijs en het onderzoek; het programma aansluit bij relevante wetenschappelijke disciplines; het programma zwaar inzet op onderzoeksvaardigheden; het programma een aantoonbaar verband heeft met de beroepspraktijk.
Het oordeel van de commissie luidt: voldoet.
F5: Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma Het programma is een adequate concretisering van de eindkwalificaties, qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen. De eindkwalificaties zijn adequaat vertaald in leerdoelen van (onderdelen van) het programma. De inhoud van het programma biedt studenten de mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties te bereiken.
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA 21
De opbouw van het programma draagt bij aan de realisatie van de eindtermen. De leerlijnen waarborgen verdieping voor een aantal algemene kwalificaties: academische vaardigheden, methoden en technieken, militair management en militaire ethiek. Het is een goede keuze om te starten met een algemene introductie. De basisfase biedt een breed overzicht van het interdisciplinaire vakgebied bedrijfswetenschappen. In de profileringsfase wordt verdieping aangebracht in de richting van een functiedomein en in de synthesefase wordt van de studenten verwacht dat zij kunnen laten zien dat ze in staat zijn een beperkt onderzoek uit te voeren. De cursussen worden naar moeilijkheidsgraad ingedeeld volgens het Leids model1. De verdieping in de opleiding wordt hierdoor ondersteund. In de benchmark constateert de opleiding dat de ‘technische pijler’ uit het domeinspecifiek referentiekader Bedrijfswetenschappen minder sterk is ontwikkeld in de eigen opleiding (zie facet 1 en bijlage B). De commissie heeft zich laten uitleggen waar de technologische component aan de orde komt en is aan de hand van de studiegids nagegaan welke inhouden daarbij worden behandeld. Op grond daarvan komt zij tot de conclusie dat de technologische component van de bedrijfswetenschappen acceptabel is en vergelijkbaar met sommige civiele opleidingen Bedrijfswetenschappen. De studenten krijgen naar het oordeel van de commissie voldoende mee op dit gebied. In de studiegids zijn voor alle vakken leerdoelen opgenomen die een vertaling vormen van de eindkwalificaties. Als onderdeel van de zelfevaluatie is een analyse gemaakt van de bijdrage van elk van de vakken aan de eindkwalificaties van de opleiding. Dit heeft geresulteerd in een zogeheten ‘landschapskaart’. Deze landschapskaart geeft een indicatie van de mate waarin de eindkwalificaties aan de orde komen. De commissie heeft begrepen dat de waarde voornamelijk gezocht moet worden in de reflectie en explicitering die heeft plaatsgevonden bij het opstellen van deze landschapskaart. De benchmark en het opstellen van de landschapskaart heeft geleid tot concrete aanpassingen van de vakken en de profilering. De inhoudelijke beschrijving van de relatie tussen de generieke eindtermen en de programmaonderdelen in het zelfevaluatierapport is helder en geeft het skelet van de landschapskaart meer vlees op de botten. De commissie was onder de indruk van een aantal cursusdossiers waarin eindkwalificaties, leerdoelen, programma-inhouden en toetsing systematisch bijeen worden gebracht. Dit is een goed instrument om de relatie tussen doelstellingen en inhoud te expliciteren en te evalueren. De cursusdossiers zijn nog niet over de volle breedte geïntroduceerd in de opleiding maar er is een goed begin gemaakt. De verschillende benchmarkprojecten hebben eveneens bijgedragen aan een versterking van de profilering van de opleiding. Docenten hebben daarvan diverse onderdelen voor hun rekening genomen. Uit de gesprekken met de docenten blijkt dat met name binnen de kennissecties werk is gemaakt van de afstemming van de onderdelen op de eindkwalificaties. De leiding van de opleiding heeft een goed overzicht van de opleiding. Vragen over de wijze waarop bepaalde aspecten/pijlers van de bedrijfswetenschappen in de opleiding aan de orde komen, konden adequaat beantwoord worden. De opbouw van het programma biedt de student een goede mogelijkheid om de geformuleerde eindkwalificaties op bachelorniveau te bereiken. De gedifferentieerde ondersteuning van studenten via de leerlijn Academische Vaardigheden, bijspijkercursussen Wiskunde en Statistiek en Remedial Teaching illustreren dat de opleiding tevens oog heeft voor de individuele behoeften van studenten om de eindkwalificaties te realiseren. In de opbouw van het programma en de uitwerking van de onderdelen is aangesloten bij de eindkwalificatie van de opleiding. De opleiding hanteert het Leids model om het bereiken van voldoende niveau en diepgang te bewaken. De vertaling van de eindtermen naar de leerdoelen en programma1 Het “Leids Model” verwijst naar het Leids Universitair Register Opleidingen (zie kaderdocument op: http://www.bamainfo.leidenuniv.nl/content_docs/leidse%20documenten/leids%20register.pdf). Dit register vereist dat de programmaonderdelen worden ingedeeld naar niveau. Daarbij worden voor de bachelor de volgende niveaus onderscheiden: niveau 100: inleidende cursus; niveau 200: cursus met inleidend karakter; niveau 300: cursus voor gevorderden; niveau 400: gespecialiseerde cursus. Er worden daarnaast eisen gesteld aan de opbouw van de opleiding.
22
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA
inhouden wordt ondersteund en bewaakt door verschillende instrumenten en analyses, onder andere het cursusdossier en de benchmarkprojecten. Het oordeel van de commissie luidt: voldoet. Aanbeveling In aansluiting op haar aanbeveling bij facet 1 suggereert de commissie de specifieke militairbedrijfswetenschappelijke niche van de opleiding wat prominenter mee te nemen in analyses om vast te stellen of de doelstellingen in voldoende mate worden gerealiseerd in de opleiding, met name wat betreft de laatste fase van de bacheloropleiding.
F6: Samenhang programma Studenten volgen een inhoudelijk samenhangend studieprogramma.
De commissie is van oordeel dat de opleiding veel aandacht heeft besteed aan de samenhang van het programma en daarbij goede resultaten heeft bereikt. Het programma heeft een heldere opbouw in vier fasen beginnend met de gemeenschappelijke officiersopleiding (GOO), de MBW-basisfase, de profileringsfase en de synthesefase (scriptiefase) inclusief keuzevak. De leerlijnen lopen door de fasen heen. Deze leerlijnen bestaan uit afzonderlijke cursussen en zijn deels onderdeel van andere cursussen. De opleiding kent door de opeenvolging van de gemeenschappelijke officiersopleiding, de basisfase en de profilering een ontwikkeling van integratie, en generieke competenties voor alle MBW-studenten naar differentiatie en specialisatie op een vakinhoudelijk domein. Verder zijn in de opleiding een integratieproject en andere projecten aanwezig. De cursussen zijn daarnaast ingedeeld naar niveau conform het Leidse model. In het programma wordt 34 EC aangeboden op het hoogste niveau voor de bachelor: 400, het gespecialiseerde niveau. De commissie is van oordeel dat de opleiding een duidelijke opbouw heeft. Zij heeft kunnen vaststellen dat de leerlijnen zijn gerealiseerd en een goede bijdrage leveren aan de samenhang van het programma. Het oordeel van de commissie luidt: voldoet.
F7: Studielast Het programma is studeerbaar doordat factoren, die betrekking hebben op dat programma en die de studievoortgang belemmeren zoveel mogelijk worden weggenomen.
Voor alle onderdelen is de studielast bepaald. Uit het gesprek met de docenten blijkt dat bij deze bepaling gebruik gemaakt wordt van een voorcalculatie aan de hand van normen voor zelfstudie en contacturen. Vervolgens worden aan de hand van de evaluaties bijstellingen uitgevoerd wanneer blijkt dat een onderdeel te licht of te zwaar is. Omdat de onderdelen al enkele jaren worden verzorgd, is de studielast, naar het oordeel van de docenten, behoorlijk reëel berekend. De commissie heeft kunnen vaststellen dat de evaluaties daadwerkelijk tot aanpassingen in het programma leiden. Zo is bijvoorbeeld het aantal contacturen en opdrachten in de profilering DACE verminderd. De gedifferentieerde begeleiding bij Communicatieve Vaardigheden en Wiskunde en Statistiek, waardoor studenten die moeite hebben met deze onderdelen extra feedback ontvangen, draagt bij aan het realiseren van deze kwalificaties. Door sommige studenten wordt dit remedialtraject als zwaar ervaren. Het zorgvuldig op het juiste niveau brengen van deze vaardigheden voorkomt echter studievertraging in latere stadia van de studie. De commissie heeft kunnen vaststellen dat de betrokkenheid van de examencommissie MBW en van de studiementoren bij de studievoortgang erop gericht is eventuele studievoortgangproblemen tijdig te signaleren. Het mentoraat blijkt goed in te grijpen wanneer er problemen zijn met de leerstrategie van een cadet of adelborst of wanneer er anderszins remedialactiviteiten nodig zijn. De studenten konden daarvan verschillende voorbeelden noemen.
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA 23
De gunstige rendementscijfers en de beperkte uitval vormen een indicatie dat de opleiding goed studeerbaar is. De kleinschaligheid van de opleiding draagt bij aan een goede begeleiding van de studenten. Studenten moeten wel eigen initiatief nemen om steun te krijgen van docenten, maar de docenten zijn zeer bereid om die ondersteuning te bieden. De studenten karakteriseren de docenten als behulpzaam. De MWO-opleiding als geheel hanteert een betrekkelijk strikte planning en harde deadlines. De studenten zijn immers in dienst van Defensie en de functionele baas van de cadetten en adelborsten, de commandant van respectievelijk KMA en KIM, bewaakt de deadlines en kan een disciplinair traject starten wanneer deadlines niet worden gehaald. Ook bevorderingen zijn afhankelijk van de voortgang in de studie. Docenten kunnen contact opnemen met de commandant wanneer er omstandigheden zijn die de vertraging rechtvaardigen. Ook los van deze werknemersrelatie constateert de commissie een grote commitment van de studenten en een duidelijke motivatie om de opleiding goed af te ronden. De commissie constateert dat de docenten van oordeel zijn dat de studielast door middel van normering en evaluatie inmiddels behoorlijk goed is ingeregeld. Van de studenten verneemt zij geen klachten over de studielast of een onevenwichtige verdeling daarvan. De begeleiding en de motivatie van de studenten dragen bij aan een goede studievoortgang. De studenten karakteriseren de opleiding als intensief, zij hebben natuurlijk te maken met het geheel van de MWO-opleiding. Kenmerkend is echter dat alle studenten van oordeel zijn dat door een goede planning alle activiteiten goed te combineren zijn. De commissie heeft de indruk dat de studenten hierin professioneel opereren. De commissie is nagegaan of er in organisatorische zin geen spanningen ontstaan tussen de militaire en de wetenschappelijke poot van de opleiding. Hierover is afgesproken dat de faculteit in beginsel prioriteit heeft als het gaat om het roosteren van activiteiten. De commissie onderschrijft dat het in sommige gevallen belangrijk is dat de studenten ononderbroken kunnen werken aan een cursus, project of scriptie en niet gestoord worden door andere activiteiten. Er moet daarnaast voldoende tijd beschikbaar zijn voor de zelfstudieactiviteiten van de studenten. De commissie heeft de indruk dat deze spanningen doorgaans goed worden opgelost. Studenten vinden de afwisseling tussen de wetenschappelijke en de militaire opleiding aantrekkelijk. Het oordeel van de commissie luidt: goed.
F8: Instroom Het programma sluit qua vorm en inhoud aan bij de kwalificaties van de instromende studenten: WO-bachelor: VWO, HBO-propedeuse of daarmee vergelijkbare kwalificaties, blijkend uit toelatingsonderzoek. WO-master: bachelor en eventueel (inhoudelijke) selectie.
De opleiding MBW kent in twee opzichten een bijzondere positie als het gaat om de instroom: •
•
24
De levensvatbaarheid van de opleiding en zijn specialisaties zijn niet afhankelijk van het aantal instromende studenten. Bepalend is hier of Defensie behoefte heeft aan opleidingen/profielen in de betreffende functiegebieden. In sommige profielen zijn de studentenaantallen laag. Dat hangt mede samen met het wervingsprobleem dat Defensie kent. De continuïteit van de specialisaties in deze opleiding is op dit moment niet in gevaar. De studenten zijn in dienst van Defensie, toelating vindt plaats op basis van het aannamebeleid. Tot de aannamecriteria behoort de vooropleidingseis ‘minimaal vwo, alle profielen mits met wiskunde A of B (voorheen wiskunde A2), dan wel een relevante hbo- of wo-propedeuse inclusief een adequaat wiskundepakket. Het merendeel van de studenten komt direct van het vwo (95%).
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA
Zowel uit de evaluatieresultaten die in het zelfevaluatierapport worden gepresenteerd als uit het gesprek met de studenten blijkt dat de aansluiting met de vooropleiding geen problemen geeft. De opleiding sluit aan bij de verwachtingen en vooropleiding van de studenten. Evaluatieresultaten tonen aan dat de studenten de vakken bij aanvang van de studie niet te moeilijk vinden. De docenten zijn gematigd tevreden over het instroomniveau van de studenten. De studenten waarderen dat zij een bacheloropleiding volgen, waarbij wel moet worden opgemerkt dat het militaire/maritieme aspect en de extra faciliteiten op het gebied van sport een belangrijke motivatie vormen om voor deze opleiding te kiezen. De commissie stelt vast dat er geen bijzondere aansluitingsproblemen zijn tussen MBW en de vooropleiding van de cadetten en adelborsten. Wanneer die er toch blijken te zijn, wordt er adequaat geremedieerd. De toelatingseisen met betrekking tot de vooropleiding zijn adequaat. Over de fysieke en persoonlijkheidseisen die onderdeel uitmaken van het aannamebeleid doet de commissie geen uitspraak. Het oordeel van de commissie luidt: voldoet.
F9: Duur De opleiding voldoet aan formele eisen m.b.t. de omvang van het curriculum: WO-bachelor: in de regel 180 studiepunten.
Het programma van de bacheloropleiding Militaire Bedrijfswetenschappen omvat 180 EC. De opleiding voldoet aan de formele eisen met betrekking tot de omvang van het curriculum.
F10: Afstemming tussen vormgeving en inhoud Het didactisch concept is in lijn met de doelstellingen. De werkvormen sluiten aan bij het didactisch concept.
Centrale kenmerken van de leeromgeving zijn: het aanleren van een academische attitude en academische vaardigheden; concentrische opbouw van disciplinaire en algemeen wetenschappelijke kwalificaties; samenwerkend leren; wisseling in rolvervulling en toenemende zelfsturing en eigen verantwoordelijkheid voor het leerproces. In het document FMW Onderwijsvisie en beleid worden de didactische kaders van het FMW-bacheloronderwijs beschreven. Daarbij wordt aandacht besteed aan: 1) het onderwijsleerproces, 2) het opleidingsontwerp, 3) de opbouw van de opleidingen, 4) de relatie onderwijs en onderzoek, 5) de toetsing en eindbeoordeling, 7) het scriptie- of eindopdrachtbeleid, 8) de kwaliteit van docenten, 9) de studievoortgangsbegeleiding van de student en 10) de materiële voorzieningen. In de studiegids worden de algemeen onderwijskundige uitgangspunten vertaald naar de bacheloropleiding. Daarin wordt gesteld dat de bacheloropleiding ten eerste de vertaalslag van bedrijfskundige opleidingsdoelen naar een militaire context centraal stelt. Dat gebeurt door militaire casuïstiek te behandelen in de opleiding en de studenten problemen te laten oplossen uit actuele militaire operaties. In de tweede plaats worden de studenten begeleid bij het ontwikkelen van academische competenties. Om de MBW-studenten te begeleiden bij het ontwikkelen van deze vakoverstijgende competenties zijn in het programma de leerlijnen opgenomen. In de opleiding wordt in overeenstemming met de wetenschappelijke ambitie (zie facet 1) nadrukkelijk gekozen voor leren door het afwisselen van het verwerven van kennis en het toepassen van kennis en inzicht. Binnen de opleiding wordt door de docent aandacht besteed aan de individuele leerstijl van de student. Voorts zal de docent de leerstof relateren aan de realistische militaire praktijk. De cadetten en adelborsten melden dat ze een gedegen theoretische inleiding ontvangen maar deze theorie ook altijd toepassen in aantrekkelijke praktijkopdrachten. Er is naar het oordeel van de studenten voldoende evenwicht tussen de algemeen theoretische inleiding en de toepassing op militaire problemen. Er wordt tijdens de studie veel aandacht besteed aan het schrijven van papers. De studenten krijgen hierop voldoende feedback van de docenten. Studenten voelen zich uitgedaagd door de opdrachten die zij krijgen en moeten gedurende de opleiding veelvuldig samenwerken, presenteren en schrijven. Het verwerven van academische en onderzoeksvaardigheden krijgt concreet gestalte in het kritisch bespreken van literatuur en het onder begeleiding uitvoeren van onderzoek. QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA 25
In het zelfevaluatierapport is een zeer gedetailleerde tabel opgenomen waarin de werkvormen per studieonderdeel worden gespecificeerd. Naast zelfstudie en hoor- en werkcolleges worden onderscheiden: training, casuïstiek, excursieopdrachten, projecten en toetsen. De commissie heeft bij het beoordelen van dit facet de beschrijving van de werkvormen in de studiegids(en) vergeleken met de ambities van de opleiding, zoals hierboven samengevat. Daarnaast is het lesmateriaal bestudeerd en zijn de werkvormen met docenten en studenten besproken. De commissie is positief over de motiverende leeromgeving die aan de studenten wordt geboden. Voor de commissie gaat het daarbij om de volgende aspecten: de verscheidenheid in de projecten, betrokkenheid bij onderzoek, samenwerking, presenteren, het gebruik van relevante casuïstiek en het toesnijden van de begeleiding op de individuele behoeften van de student. De leeromgeving is zodanig ingericht dat deze bijdraagt aan het leren en het verwerven van de eindkwalificaties. Het oordeel van de commissie luidt: goed.
F11: Beoordeling en toetsing Door de beoordelingen, toetsingen en examens wordt adequaat getoetst of de studenten de leerdoelen van (onderdelen van) het programma hebben gerealiseerd.
Het opleidingsbestuur heeft medio 2008 een begin gemaakt met het doen samenstellen van cursusdossiers. Zoals eerder besproken heeft de commissie een achttal van deze cursusdossiers bestudeerd. Zij komt tot het oordeel dat dit een bijzonder goed instrument is om de kwaliteit van het onderwijs, in het bijzonder van een bepaalde cursus, te optimaliseren. Er is een duidelijk begin van realisatie van deze cursusdossiers, die bestaan uit een portfolio waarin worden opgenomen: de doelen van de cursus, de inhoud van de cursus, planning van tentamens en de tentamens zelf. Daarnaast wordt de evaluatie door studenten van de cursus gebruikt om aandachtspunten voor verandering aan te stippen. De opleiding past verschillende vormen van toetsing toe: tentamens, werkstukken, gesprekken met studenten in het kader van het studentenmentoraat, scripties enzovoort. De opleiding vraagt van studenten om de kennis toe te passen aan de hand van opdrachten en in de vorm van (bijdragen) aan onderzoek. Het toetsen van de samenwerking vindt plaats aan de hand van zelfevaluatie, waarna de docent zijn beoordeling geeft. In enkele cursussen wordt nog gebruikgemaakt van multiplechoicetentamens, maar die zijn nooit de enige tentamenvorm binnen een onderdeel. De tentamens worden in het algemeen in samenwerking tussen de docenten gemaakt of er vindt peer review door een collega plaats. De relatie tussen de vragen en de eind- en leerdoelen wordt opgenomen in een toetsmatrix. Daarnaast wordt een antwoordmodel of beoordelingsschema opgesteld. In het gesprek met de docenten wordt deze werkwijze bevestigd. De commissie heeft een selectie van toetsen bestudeerd. De toetsen zijn van voldoende niveau en sluiten aan bij de leerdoelen van de onderdelen. De commissie heeft geen indicaties dat er problemen zijn met de organisatie van de toetsen. Voor elke toets staat, conform de Onderwijs- en examenregeling (OER), één herkansing gepland. In de studiegidsen is een duidelijke fraude- en plagiaatregeling opgenomen. Er is plagiaatsoftware beschikbaar die wordt gebruikt. De opleiding kiest voor een scherpe benadering van plagiaat. De toetsen worden zorgvuldig ontworpen, er wordt een variëteit van toetsvormen gehanteerd. De opleiding heeft een expliciet toetsbeleid geformuleerd. Verschillende stappen worden inmiddels volgens dit toetsbeleid uitgevoerd. Er is een substantieel begin gemaakt met het samenstellen van cursusdossiers, de eerste resultaten worden door de commissie positief gewaardeerd.
26
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA
Het oordeel van de commissie luidt: voldoet. Oordeel over het onderwerp ‘Programma’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Programma’. Voor de bacheloropleiding Militaire Bedrijfswetenschappen luidt het oordeel: voldoet.
3.
Inzet van personeel
F12: Eisen WO De opleiding sluit aan bij de volgende criteria voor de inzet van personeel van een WO-opleiding: Het onderwijs wordt voor een belangrijk deel verzorgd door onderzoekers die een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van het vakgebied.
Bij de opleiding zijn 37 mannen en 12 vrouwen van de wetenschappelijke staf betrokken. Deze, in totaal 49 personen, vertegenwoordigen 43,8 fte. Daarvan is 29,3 fte onderwijsinzet. De promotiegraad is: hoogleraren: 100%; uhd’s: 85%; ud’s 35%. Verder zijn er 12 docenten (9,1 fte) aangesteld. Deze laatste categorie betreft vakdocenten, bijvoorbeeld voor het verzorgen van het onderwijs in communicatieve vaardigheden. Gemiddeld is van de wetenschappelijke staf: (hoogleraar, uhd en ud) 57% gepromoveerd. De opleiding voegt daar een toekomstperspectief aan toe omdat verschillende stafleden verwachten in de komende vier jaar het proefschrift af te ronden. Over vier jaar zal het percentage gepromoveerden naar verwachting zijn gestegen naar 86. De huidige promotiegraad van 57% laat een groei zien ten opzichte van de promotiegraad van 40% in 2005. Deze groei is bereikt door het afronden van promotieonderzoeken van zittend personeel en het aanstellen van reeds gepromoveerden bij het vervullen van vacatures. De promotiegraad laat dus een duidelijke stijging zien. De opleiding heeft een gericht beleid om promoties te bevorderen. Het op de toekomst gerichte beleid van de opleiding onderschrijft dat de opleiding een ontwikkelperspectief voor ogen staat als het gaat om de wetenschappelijke omgeving van de opleiding. De huidige promotiegraad van de opleiding is naar het oordeel van de commissie voldoende om een wobacheloropleiding te verzorgen. De commissie constateert daarbij wel dat sommige profielen voor een deel worden gedragen door (nog) niet gepromoveerde docenten. De deskundigheid van deze docenten, de betrokkenheid bij het onderzoek en de wetenschappelijke oriëntatie van de opleiding staan echter niet ter discussie. De onderzoeksprogramma’s worden beschreven in het Kennis- en Onderzoekplan (KOP) van de faculteit. De commissie had het KOP/Annual Research Plan 2008 tot haar beschikking en het Annual Research Report, 2007, NLDA/FMW. De drie bij de opleiding betrokken secties: Management, Organization & Defence Economics (MODE), Military Behavioural Sciences and Philosophy (MBSP) en Logistics and Information (L&I) hebben het onderzoek verdeeld in acht programma’s. In het totaal vindt in deze drie secties een kleine 18 fte onderzoeksinzet plaats. De faculteit voert een beleid dat is gericht op en aanbrengen van meer focus in de onderzoeksprogramma’s. Het valt de commissie nu echter nog op dat de onderzoeksinzet nog betrekkelijk versnipperd is. Soms is de aanstelling van een staflid in een programma bijzonder klein. Naast het onderzoek van de vaste staf heeft de commissie 22 promotieprojecten geteld. Die promotietrajecten worden in veel gevallen uitgevoerd in samenwerking met en mede onder supervisie van hoogleraren van andere universiteiten, zoals: de Universiteit van Tilburg, de Erasmus Universiteit, de Universiteit van Amsterdam, de Radboud Universiteit, de Technische Universiteit Eindhoven, de Universiteit van Maryland de Vrije Universiteit, Hebrew University, University of Durham, Ruhr University, University of Newcastle, enzovoort. Verschillende promotieprojecten worden uitgevoerd door aio’s die door TNO worden gefinancierd.
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA 27
Zoals gezegd is het de verwachting dat in de komende jaren ruim tien docenten en nog enkele aio’s zullen promoveren. Naar het oordeel van de commissie is daarmee behoorlijk veel onderzoeksdynamiek aanwezig in deze secties. In het Annual Research Report, 2007 wordt de wetenschappelijke output van de Faculteit systematisch gerapporteerd. De omvang en de mate waarin gepubliceerd wordt in internationaal erkende wetenschappelijke tijdschriften wisselt nog sterk tussen de programma’s. Enkele programma’s zien er veelbelovend uit. Andere moeten nog werken aan de zichtbaarheid voor het internationale wetenschappelijke forum, wat kan impliceren dat men moet samenwerken met ander researchgroepen. Er is daarnaast een behoorlijke output in (internationale) vaktijdschriften en in de vorm van handboeken en rapporten. In deze laatste catagorie wordt wetenschappelijke kennis toegepast op praktijkproblemen. Het is niet de taak van de commissie om te komen tot een beoordeling van de kwaliteit van het onderzoek aan de hand van criteria zoals die voor universitair onderzoek worden gehanteerd in het Standard Evaluation Protocol (SEP). De commissie beperkt zich tot de vraag of de onderzoeksomgeving van voldoende kwaliteit is om een wo-bacheloropleiding te verzorgen. Die vraag kan positief worden beantwoord. De faculteit heeft een duidelijke wetenschappelijke ambitie. Het wetenschapsbeleid is in ontwikkeling, daar wordt systematisch vorm aan gegeven, waarbij de relevantie voor het onderwijs wordt bewaakt. Er zijn heldere stappen gedefinieerd voor de ontwikkeling naar een erkende wetenschappelijke onderzoeksomgeving, waar een externe beoordeling van het onderzoek volgens het Standard Evaluation Protocol (SEP) deel van uitmaakt. De commissie heeft hierboven al aangegeven dat zij hoopt dat de opleiding het eigen profiel zal versterken. Een aspect daarvan is het verwerven van een eigen niche in het opdrachtonderzoek dat door Defensie wordt gefinancierd, dat aansluit bij de academische doelstelling van de faculteit. Het gaat daarbij met name om vrij en reflectief onderzoek. De commissie beveelt aan om krachtiger te werven uit de onderzoeksmiddelen die door Defensie worden verdeeld. Het oordeel van de commissie luidt: voldoet. Aanbeveling In het licht van de ambities van de faculteit om in de toekomst ook wo-masteropleidingen te verzorgen maakt de commissie de volgende opmerkingen. In het onderzoeksbeleid zou naar het oordeel van de commissie nog meer focus aangebracht moeten worden om de versnippering op te heffen. De faculteit hanteert sinds kort algemeen geaccepteerde definities om de wetenschappelijke output te rubriceren. Dat kan de ambitie van de faculteit ondersteunen om meer te publiceren in internationaal erkende wetenschappelijke tijdschriften. Zoals gezegd, er zijn in dit opzicht nog betrekkelijk grote verschillen tussen groepen zichtbaar.
F13: Kwantiteit personeel Er wordt voldoende personeel ingezet om de opleiding met de gewenste kwaliteit te verzorgen.
Voor de opleiding MBW was in 2007 een onderwijsinzet van 21,4 fte beschikbaar. Het aantal ingeschreven studenten was in dat jaar 160. Daarmee is er per 7,5 student een volle fte onderwijsinzet beschikbaar. In vergelijking met de civiele opleidingen is dit een zeer gunstige ratio. De docenten zijn van oordeel dat betrekkelijk veel inzet wordt gevraagd in verband met het ontwikkelen van een nieuwe bacheloropleiding, de kleinschaligheid van het onderwijs, de toegenomen aandacht voor onderzoek en voorbereidingen op de accreditatie. De studenten zijn positief over de beschikbaarheid van de docenten. Zij zijn ook positief over de begeleiding die zij ontvangen. De commissie signaleert een grote cohesie en betrokkenheid bij de studenten en de organisatie. Er is een goede samenwerking tussen docenten en studenten.
28
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA
De commissie stelt vast dat er ruim voldoende onderwijsinzet beschikbaar is. Het oordeel van de commissie luidt: goed.
F14: Kwaliteit personeel Het personeel is gekwalificeerd voor de inhoudelijke, onderwijskundige en organisatorische realisatie van het programma.
Onderdeel van het personeelsbeleid zijn verschillende vormen van professionalisering, waaronder het verkrijgen van de Basiskwalificatie Onderwijs (BKO). Uit het overzicht van de wetenschappelijke staf blijkt dat een deel van de staf inmiddels beschikt over een didactische kwalificatie op grond van vooropleiding of eerdere cursussen. De commissie komt tot het oordeel dat de investering in didactische professionalisering goed is. De commissie signaleert dat het goed is dat militaire docenten onderwijs verzorgen. Zeker wanneer deze militaire docenten zijn gepromoveerd kunnen ze een belangrijk rolmodel zijn voor een wetenschappelijke invalshoek voor de cadetten en adelborsten. Op dit moment is het aantal gepromoveerde militairen binnen de opleiding nogal laag. Mede als gevolg van de eisen die een militaire loopbaan aan hen stelt blijven ze betrekkelijk kort aan de opleiding verbonden. De gepromoveerde docenten zouden naar het oordeel van de commissie langer aan de faculteit verbonden kunnen blijven . De commissie ondersteunt het beleid van de faculteit om promoties te bevorderen en de militaire docenten te binden aan de faculteit. Er worden met de stafleden professionaliserings-, functionerings- en beoordelingsgesprekken gevoerd. De faculteit beschikt over voldoende bestuurlijke en ondersteunende staf. Voor onderwijskundige ondersteuning kan de faculteit gebruikmaken van het frontoffice van de centrale NLDA/IOK-dienst. In totaal zijn verdeeld over de locaties in Den Helder en Breda 6 fte voor de faculteit beschikbaar. Het oordeel van de commissie luidt: voldoet. Oordeel over het onderwerp ‘Inzet van personeel’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Inzet van personeel’. Voor de bacheloropleiding Militaire Bedrijfswetenschappen luidt het oordeel: voldoet.
4.
Voorzieningen
F15: Materiële voorzieningen De huisvesting en materiële voorzieningen zijn toereikend om het programma te realiseren.
Het zelfevaluatierapport geeft een beschrijving van de voorzieningen waarover de faculteit beschikt. Naast de gebouwen en onderwijsruimtes wordt aandacht besteed aan de bibliotheek van het NLDA, de ICTfaciliteiten en de elektronische leeromgeving Teletop. De commissie heeft tijdens een rondleiding de voorzieningen van de faculteit in Breda bezocht. Het gaat dan om de gebouwen van de faculteit aan de Hogeschoollaan en onderwijsvoorzieningen en de bibliotheek op het Kasteel van Breda. De commissie heeft geen opmerkingen bij de huisvesting en de onderwijsruimtes. Die zijn goed toegerust en er zijn geen indicaties dat de beschikbaarheid tekortschiet. Het gaat om een residentiële opleiding, de cadetten en adelborsten verblijven op het Kasteel. De commissie heeft hier verder geen aandacht aan besteed. De NLDA heeft een behoorlijk omvangrijke en relevante bibliotheekcollectie, waaronder ook elektronische tijdschriftenbestanden. Via het interbibliothecair leenverkeer kunnen alle boeken en tijdschriften uit andere universiteiten worden aangevraagd, ook uit het buitenland. De bibliotheek beschikt
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA 29
over bibliografische zoekfaciliteiten. De commissie was onder de indruk van het unieke historische kaartmateriaal, dat illustreert dat het ook om een historisch belangwekkende collectie gaat. De elektronische leeromgeving Teletop wordt voldoende gebruikt. Teletop wordt eveneens ingezet voor het verstrekken van informatie omtrent bestuur en beleid. Het zogeheten Groundhog-team, een projectorganisatie die de accreditatie heeft voorbereid, heeft elektronische nieuwsbrieven uitgebracht om de docenten te informeren over onderwijsvernieuwingen en de voorbereidingen op accreditatie. Dit heeft bijgedragen aan een breed draagvlak onder de docenten voor deze ontwikkelingen. De commissie heeft tijdens de rondleiding een demonstratie gekregen door een student van de software en de databestanden die beschikbaar zijn voor het methoden-en-techniekenonderwijs en het onderzoek. Dit was een bevestiging van de relevantie en de gedegen aanpak in het methoden-en-techniekenonderwijs. In NLDA-verband worden op het Kasteel in Breda een studium generale, academielezingen en diverse symposia georganiseerd die goed worden bezocht door de studenten, soms als onderdeel van het onderwijs. De studenten spelen een belangrijke rol in de organisatie van deze bijeenkomsten. De sociale cohesie is bijzonder groot. Het Cadettencorps kent veertig actieve verenigingen. Het Kasteel biedt een uitgelezen scala aan mogelijkheden op het gebied van sport. De studenten worden materieel zeer goed bediend. De studieboeken worden door Defensie aangeschaft en iedere student beschikt over een dienstfiets om zich van de faculteit naar het Kasteel te verplaatsen. De commissie is onder de indruk van de materiële voorzieningen. Het oordeel van de commissie luidt: goed.
F16: Studiebegeleiding De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten zijn adequaat met het oog op studievoortgang. De studiebegeleiding en de informatievoorziening aan studenten sluiten aan bij de behoefte van studenten.
Sinds 2006 is het studentenmentoraat ingevoerd. De studentenmentoren spelen een belangrijke rol in de informatievoorziening en begeleiding van studenten. De faculteit heeft voorzieningen wanneer studenten met specifieke problemen kampen die de studievoortgang belemmeren. Er is dan extra begeleiding en remedialondersteuning beschikbaar. Voor de cadetten en adelborsten in het militaire domein van de opleiding vervult de pelotonscommandant of het korpshoofd de mentortaak. Al eerder is aan de orde gekomen dat de gezagsverhouding met de commandant of het korpshoofd bijdraagt aan het bewaken van deadlines en dus de studievoortgang bevordert. Maar in het algemeen leeft de verwachting dat de student een professionele planning maakt voor zijn studie. Overigens wordt de voortgang van de studenten ook vanuit de verschillende wapenonderdelen gevolgd waarvoor zij worden opgeleid. Het loopbaanperspectief is daardoor voor de studenten zeer concreet. Dat blijkt ook uit de gesprekken met de studenten. De opleiding heeft naar aanleiding van opmerkingen in de nulmeting de normen voor de studievoortgang vastgelegd in de OER. De studievoortgang wordt door de examencommissie bewaakt. Er wordt een studieadvies uitgebracht. Tegen een negatief studieadvies kunnen de studenten in beroep gaan. De opleiding beschikt over een Cursisten Management Systeem (CMS) om de studievoortgang te administreren. De commissie bevestigt dat studiebegeleiding en informatievoorziening aan studenten sterke punten zijn van de FMW. In het gesprek met de studenten werden verschillende voorbeelden gegeven van individuele begeleiding van de mentor bij het oplossen van studieproblemen. Zowel studenten als docenten benadrukken dat er individuele en maatwerkoplossingen mogelijk zijn. Docenten nemen wanneer daartoe aanleiding is contact op met de commandant om het mogelijk te maken dat een student bijvoorbeeld meer tijd krijgt voor het afronden van zijn studie. De kleinschaligheid van de opleiding en de toegankelijkheid van de docenten dragen bij aan een goede begeleiding van de studenten. Daarnaast zijn de docenten ook betrokken bij de militaire en persoonlijkheidsvorming in het militaire domein.
30
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA
De commissie is van oordeel dat de goede studiebegeleiding een meerwaarde is van de opleiding. Het oordeel van de commissie luidt: goed. Oordeel over het onderwerp ‘Voorzieningen’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Voorzieningen’. Voor de bacheloropleiding Militaire Bedrijfswetenschappen luidt het oordeel: voldoet.
5.
Interne kwaliteitszorg
F17: Evaluatie resultaten De opleiding wordt periodiek geëvalueerd, mede aan de hand van toetsbare streefdoelen.
In de voorbereiding op accreditatie heeft de faculteit veel aandacht besteed aan het vormgeven van een cyclisch kwaliteitszorgstelsel. Het ontwerp voor het kwaliteitssysteem bestaat uit de volgende onderdelen: •
•
•
•
Basiskwaliteit: voor iedere wetenschappelijke bachelor is in het Kader Kwaliteitszorg NLDA omschreven aan welke kwaliteit deze minimaal moet voldoen. De basiskwaliteit is afgeleid van het NVAO-kader. Kwaliteitshandboek: elke opleiding beschikt over een kwaliteitshandboek. In dit handboek staan de verantwoordelijkheden van alle betrokkenen binnen de kwaliteitscyclus benoemd. Daarnaast is een evaluatieschema opgenomen, gebaseerd op de NVAO-facetten gekoppeld aan de PDCA-cyclus. Hierin staan ook alle evaluatie-instrumenten met de frequentie van afname vermeld. Het kwaliteitshandboek is vastgesteld door het opleidingbestuur van de opleiding MBW. Activiteitenplan kwaliteit: er wordt gewerkt met een jaarlijks activiteitenplan. In dit activiteitenplan geeft de opleiding aan welke activiteiten, op het gebied van kwaliteit (en/of breder), moeten worden uitgevoerd in het betreffende studiejaar. Kwaliteitsrapportage: elke opleiding legt jaarlijks verantwoording af in een (kwaliteitszorg)rapportage. Deze (kwaliteitszorg)rapportage wordt besproken in het faculteitsbestuur.
Het Activiteitenplan Kwaliteit en de Kwaliteitsrapportage zijn op het moment van het bezoek nog niet operationeel, deze worden vanaf 2009 ingevoerd. De overige onderdelen zijn beschikbaar maar soms nog maar van recente datum. Binnen de faculteit zijn diverse activiteiten ontplooid om te komen tot een breed gedragen kwaliteitssysteem. Met name het zogeheten Groundhog-team, een projectorganisatie om de accreditatie voor te bereiden, heeft hard gewerkt aan het draagvlak voor kwaliteitszorg. De opleiding toont aan dat zowel op cursusniveau als op curriculumniveau en met betrekking tot de eindtermen een gesloten PDCA-cyclus operationeel is. De commissie stelt vast dat de kwaliteitszorg op het niveau van de individuele studieonderdelen functioneert. Studenten voelen zich betrokken en geven concrete voorbeelden van verbeteringen die naar aanleiding van het commentaar zijn doorgevoerd in het programma. Zij worden via Teletop geïnformeerd over de evaluatieresultaten en de verbetermaatregelen. De studenten zijn daarnaast op alle niveaus betrokken bij bestuur en beleid van de faculteit. Dat geeft goede mogelijkheden om commentaar over de opleiding terug te koppelen. Jaarlijks wordt, mede aan de hand van deze cursusevaluaties, het curriculum systematisch tegen het licht gehouden. Verder heeft de opleiding veel zorg besteed aan het formuleren, toetsen en bijstellen van de eindtermen van de opleiding en het implementeren daarvan in de cursussen.
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA 31
Het is duidelijk dat een grote inspanning wordt geleverd om het kwaliteitszorgstelsel in te richten en te laten functioneren. Hiervoor is ook een betrekkelijk grote inzet vanuit de onderwijskundige ondersteuning beschikbaar. Deze onderwijskundigen hebben een centrale rol in het ontwikkelen van de evaluaties en de uitvoering daarvan. Uit het gesprek met de docenten blijkt dat deze evaluaties worden gebruikt om studieonderdelen bij te stellen. De commissie heeft kunnen constateren dat de verschillende verantwoordelijkheden en taken in de kwaliteitszorg nu beter in de reguliere onderwijsorganisatie zijn ondergebracht. Een deel daarvan lag bij de tijdelijke projectorganisatie: het Groundhog-team. In de korte periode tussen de proefvisitatie en de reguliere visitatie zijn op dit punt duidelijke verbeteringen zichtbaar. De vertegenwoordigers van de diverse gremia hebben een duidelijke opvatting over de invulling van de verantwoordelijkheden en taken. Er is ook structureel meer tijd beschikbaar gekomen voor een aantal van die taken (met name voor de voorzitter van het opleidingsbestuur). Er wordt nu veel meer langs de lijnen van het opleidingsbestuur en de opleidingscommissie gewerkt. Het oordeel van de commissie luidt: voldoet. Aanbeveling De commissie wil erop wijzen dat voldoende aandacht moet worden besteed aan de institutionalisering van de activiteiten van de tijdelijke projectorganisatie (Groundhog). F18: Maatregelen tot verbetering De uitkomsten van deze evaluatie vormen de basis voor aantoonbare verbetermaatregelen die bijdragen aan realisatie van de streefdoelen.
De faculteit heeft zich langdurig voorbereid op erkenning. In 2001 vond een VSNU-visitatie plaats onder voorzitterschap van prof. Huyser. De nulmeting van 2005 (voorzitter prof. Kessel) is voor de opleiding een belangrijk ijkpunt geweest. De commissie die deze nulmeting heeft uitgevoerd, heeft een aantal suggesties voor verbetering gedaan zowel voor het programma als voor het wetenschapsbeleid. Vervolgens heeft in mei 2008 een proefvisitatie plaatsgevonden onder voorzitterschap van prof. Van Tooren. De commissie heeft kunnen vaststellen dat verbetersuggesties uit de verschillende visitaties zijn overgenomen. De opleiding heeft in het zelfevaluatierapport concrete verbetermaatregelen opgesomd waaraan op grond van de uitkomsten van de evaluaties is gewerkt: • • • • • • •
verheldering van de onderwijsorganisatie (zie facet 17); stroomlijning van de GOO; heroriëntatie van de opleiding; inrichting van het MTO-onderwijs; systematisering van de beoordeling van de scripties; individuele begeleiding van studenten bij communicatieve vaardigheden; onderzoek naar het onderbrengen van operations research in de opleiding.
De samenhang van de verschillende programmaonderdelen en de integratie met de leerlijn Academische Vaardigheden en de totale opbouw van het programma zijn naar het inzicht van de commissie verbeterd maar zij blijven een punt van aandacht. De commissie is positief over de verbeteringen die op de andere punten zijn bereikt naar aanleiding van de nulmeting: het uitwerken van de lijn Academische Vaardigheden, meer methoden-en-techniekenonderwijs (MTO) is zichtbaar. In het algemeen wordt in de opleiding nu regelmatig van de studenten gevraagd om theorie toe te passen op praktijkproblemen. De opleiding bewaakt daarbij het academische gehalte van die opdrachten. Studenten worden op dit moment voldoende geïnformeerd over het onderzoek en worden daarbij betrokken. De boeken en de lesmaterialen die de commissie heeft bekeken, bevatten voldoende internationale wetenschappelijke literatuur. Het Groundhog-team heeft veel bereikt in het creëren van
32
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA
draagvlak voor de kwaliteitszorg. De taken en verantwoordelijkheden worden nu duidelijk belegd in het opleidingsbestuur en de opleidings- en examencommissie. In het kwaliteitszorghandboek zijn een aantal streefdoelen opgenomen. Die streefdoelen zijn bruikbaar in de kwaliteitszorgcyclus. Meer in het algemeen heeft de commissie de indruk dat er een gedeelde visie is op de doelen van de opleiding. De commissie heeft een opleiding aangetroffen die gecommitteerd is aan het verbeteren van de kwaliteit. Door dit vanuit een projectorganisatie (Groundhog-team) en met relatief veel ondersteunende inzet door onderwijskundigen van de NLDA aan te pakken, is veel bereikt. De taken die door de projectorganisatie zijn opgepakt, zijn recent weer belegd in de reguliere beheersstructuur. Het oordeel van de commissie luidt: voldoet.
F19: Betrekken van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld Bij de interne kwaliteitszorg zijn medewerkers, studenten, alumni en het afnemend beroepenveld van de opleiding actief betrokken.
Bij de voorgaande facetten heeft de commissie beschreven op welke wijze het werkveld bij de opleiding is betrokken. Daar kan nog aan worden toegevoegd dat de NLDA een Klantenraad kent. Onder medewerkers zijn verschillende tevredenheidsenquêtes uitgevoerd. Daarnaast zijn docenten betrokken bij de kwaliteitszorg en het accreditatietraject. Studenten worden in de faculteit op alle niveaus actief betrokken bij beleid en bestuur. De studenten hebben verschillende manieren om commentaar te geven op de kwaliteit van de opleiding, waaronder reguliere evaluaties van de programmaonderdelen. Voor studenten is zichtbaar wat met die evaluaties gebeurt en welke verbeteringen worden doorgevoerd. Er zijn op dit moment weinig afgestudeerden van de opleiding in haar nieuwe vorm. Het alumnibeleid is nog niet geformaliseerd. Daartoe bestaan wel uitgewerkte plannen. Door de nauwe contacten met het werkveld is de opleiding wel op de hoogte van de tevredenheid over de startbekwaamheden van de afgestudeerden. Daarnaast wordt door de defensieorganisatie systematisch onderzoek uitgevoerd naar de startbekwaamheid van de afgestudeerden. De commissie stelt vast dat alle stakeholders zijn betrokken bij de kwaliteitszorg. Het oordeel van de commissie luidt: voldoet. Oordeel over het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Interne kwaliteitszorg’. Voor de bacheloropleiding Militaire Bedrijfswetenschappen luidt het oordeel: voldoet.
6.
Resultaten
F20: Gerealiseerd niveau De gerealiseerde eindkwalificaties zijn in overeenstemming met de nagestreefde eindkwalificaties qua niveau, oriëntatie en domeinspecifieke eisen.
De commissie heeft het oordeel gebaseerd op een aantal aspecten: • • • •
toetsing en toetsbeleid; de voorbereiding die het programma biedt op het schrijven van de scriptie; de kwaliteit van de bachelorscripties die zij heeft beoordeeld; de feedback uit het werkveld over de kwaliteiten van de afgestudeerden.
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA 33
De commissie heeft bij facet 11 onderbouwd dat het toetsbeleid en de kwaliteit van de toetsen een behoorlijke zekerheid bieden dat de leerdoelen van het programma ook worden getoetst. De meest saillante aspecten zijn de volgende. In de cursusdossiers die de commissie heeft bestudeerd, wordt de relatie tussen de leerdoelen van het programma, de inhoud van de cursus, de planning van de toetsing, de toetsing zelf en de evaluatie van de toetsen systematisch gedocumenteerd. Bij het ontwerpen van de toetsen wordt gebruikgemaakt van toetsmatrices. In samenhang met de gestructureerde uitwerking van de eindtermen in het programma (zie facet 5 Relatie tussen doelstellingen en inhoud programma) vormt dit toetsbeleid een waarborg voor de realisatie van de eindkwalificaties in het programma. De commissie stelt daarnaast vast dat het faculteitsbrede scriptiebeleid een gestructureerde voorbereiding biedt op het schrijven van een eindscriptie en de kwaliteit van de onderzoeksvoorstellen bewaakt. De studenten volgen al vanaf de gemeenschappelijke fase een lijn Methoden en Technieken waarin de onderzoeksvaardigheden worden bijgebracht. Daarnaast wordt in de lijn Communicatieve Vaardigheden Nederland en Engels aandacht besteed aan academisch schrijven. Verder start een lijn Militaire Ethiek waarin tevens aandacht wordt besteed aan wetenschapsfilosofie en reflectieve vaardigheden. In het vervolg van de studie schrijven studenten vele papers aan de hand van casuïstiek die deels door de docent wordt aangereikt en deels door de student zelf wordt gekozen. De studenten worden daarbij uitgedaagd om theoretische invalshoeken te vergelijken. In de papers die de commissie heeft ingezien, herkent de commissie deze theoretische reflectie. In de lijn methoden en technieken komen zowel kwantitatieve als kwalitatieve verwerking van data aan de orde. De studenten kunnen ervaring opdoen in het onderzoek door bijvoorbeeld een deelonderzoek uit te voeren in het kader van het onderzoeksproject van een van de docenten. Zij hebben verder de beschikking over relevante databestanden die bijvoorbeeld zijn verzameld rond de uitzending van militairen. In het integratieproject voeren de studenten een onderzoek uit aan de hand van een praktijkprobleem. Voorafgaand aan het schrijven van de eindscriptie schrijven de studenten onder begeleiding een individueel onderzoeksvoorstel waarin de verschillende aspecten van het uitvoeren van een onderzoek worden doorlopen. Daarbij komen aan de orde het theoretisch kader en de theoretische discussie, het formuleren van een onderzoeksvraag, de dataverzameling en de verantwoording van de onderzoeksmethoden. Het onderzoeksvoorstel wordt uiteindelijk ter goedkeuring voorgelegd aan de scriptiecommissie. De eisen die aan de scriptie worden gesteld, zijn beschreven in de scriptiehandleiding. In de beoordeling wordt volgens het zelfevaluatierapport veel aandacht besteed aan de theoretische onderbouwing van de probleemstelling op basis van recente literatuur. In het programma is het onderzoek van de wetenschappelijke staf zichtbaar, onder andere door de scriptiemarkt waar de studenten een suggestie kunnen ontvangen voor het onderwerp van hun scriptie. Het scriptieonderzoek sluit hierdoor goed aan bij het onderzoek van de staf. Er konden voorbeelden worden genoemd waarbij het scriptieonderzoek in een vakblad is gepubliceerd. De commissie heeft voorafgaand aan het bezoek een selectie van 10 scripties uit de laatste 25 eindwerken beoordeeld. Tijdens het bezoek zijn de overige 15 scripties verdeeld onder de commissieleden en eveneens beoordeeld, omdat er enkele vragen bleven. Door alle 25 scripties te beoordelen heeft de commissie een betrouwbaar beeld gekregen van het gerealiseerde eindniveau. Rekening houdend met het gegeven dat in elke opleiding betere en minder goede scripties passeren, is de commissie van oordeel dat de eindwerken die zij heeft beoordeeld aantonen dat het wo-bachelorniveau wordt gerealiseerd. Kenmerkend voor de scripties is dat de meeste studenten een vraagstelling uit de praktijk van de defensieorganisatie onderzoeken. Die vraagstelling wordt aan de hand van een theoretisch concept empirisch beantwoord. Studenten verzamelen data en gebruiken in het ene geval kwantitatieve en in het andere geval kwalitatieve methoden om tot conclusies te komen. In het algemeen is de vraagstelling behoorlijk uitgewerkt, de structuur van de scriptie helder, de onderzoeksaanpak acceptabel en de taal verzorgd. In veel gevallen was de vraagstelling duidelijk relevant voor de defensieorganisatie. Uitgaande van het bachelorniveau waren de meeste scripties een behoorlijke en in enkele gevallen een uitgesproken goede uitwerking van een praktisch probleem. De drie mindere scripties waren naar het oordeel van de commissie niettemin van een passabel niveau. De docenten onderstrepen dat het toegepast onderzoek, waarin een verbinding tussen theorie en praktijk wordt gelegd als uitgangspunt is gekozen. Dit sluit aan bij de ambities van de studenten. Naar het oordeel van de commissie past deze insteek bij de aard van de opleiding. De commissie had in het algemeen wel
34
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA
een iets sterkere uitwerking van het theoretisch kader willen aantreffen maar accepteert dat dit aspect door het gekozen uitgangspunt en de beperkte tijd die beschikbaar is voor het schrijven van de bachelorscriptie (negen weken), minder expliciet kan worden uitgewerkt. De beoordeling van de eindscripties wordt door de opleiding zorgvuldig uitgevoerd aan de hand van duidelijke criteria. Probleemstelling, theoretisch kader, methodologie, analyse, conclusies, reflectie, stijl en structuur, verdediging en originaliteit worden afzonderlijk beoordeeld op het afstudeerformulier. De beoordeling vindt plaats door de eerste en tweede begeleider en wordt door de voorzitter van de scriptiecommissie gevalideerd. Alle scripties worden door de student verdedigd. De beoordeling van de commissie komt redelijk overeen met die van de opleiding hoewel in enkele gevallen de becijfering wel vragen opriep. Daarbij kan een rol spelen dat in het eindcijfer ook de verdediging en het onderzoeksproces worden meegewogen. De commissie komt tot een positief oordeel over de kwaliteit van de eindwerken. Onder het kopje ‘aanbevelingen’ draagt zij enkele aandachtspunten aan. De opleiding onderhoudt een bijzondere en directe relatie met het werkveld. Studenten zijn immers al aangesteld in het werkveld en functioneren gedurende de vaktechnische training en de militaire/maritieme vorming ook in het werkveld. Het werkveld kan zich op die manier een oordeel vormen over de aansluiting van de opleiding bij de wensen van het werkveld. Zo zijn de ervaringen van de commandanten met de adelborsten, die aan het begin van hun tweede jaar als onderdeel van de maritieme vorming een kruisreis maken, positief. Daarnaast zijn er diverse formele en informele contacten tussen het werkveld en de opleiding waar de eisen worden besproken. Overigens heeft de opleiding daarin, sinds de oprichting van de faculteit, een meer autonome positie. Opvallend is dat de vertegenwoordigers van het afnemend veld waarmee de commissie sprak de wetenschappelijke vorming duidelijk als een meerwaarde ziet, gezien de complexe situaties waarin een leidinggevende militair opereert. Vanuit het werkveld wordt ook aangegeven dat gepromoveerde militairen belangrijk zijn als rolmodel in de opleiding. De commissie heeft uit de gesprekken met de vertegenwoordigers van het werkveld wél de indruk overgehouden dat de marketing naar het werkveld toe nog aandacht nodig heeft. Het gaat dan om het loopbaanperspectief van de afgestudeerden en het uitleggen van de meerwaarde van de opleiding voor het beroepenveld. De externe legitimatie heeft voordurend aandacht nodig en krijgt die ook van de faculteit. Als onderdeel van het hrm-beleid binnen defensie worden de afgestudeerden gevolgd, waaruit blijkt dat zij zich in het algemeen goed geëquipeerd voelen voor hun functie. Het behoeft geen toelichting dat de eisen die aan jonge officieren worden gesteld tijdens vredesmissies in bijvoorbeeld Afghanistan bijzonder hoog zijn. Dit leeft zeer binnen de faculteit. Gezien de waarborgen die de toetsing biedt voor de realisatie van de eindkwalificaties, de goede voorbereiding op de eindscriptie waarin veel aandacht wordt besteed aan academische en onderzoeksvaardigheden, het behoorlijke niveau van de eindwerken en de tevredenheid over de startkwalificaties bij het afnemend veld en de alumni komt de commissie tot het oordeel dat de opleiding voldoet aan het criterium voor het gerealiseerd niveau. Het oordeel van de commissie luidt: voldoet. Aanbevelingen Gezien de zeer gestructureerde voorbereiding op de eindscriptie en de ambities van de opleiding wil de commissie ook enkele aandachtspunten naar voren brengen. Studenten blijken soms nog moeite te hebben met het conceptueel inkaderen van de vraagstelling en het plaatsen van die vraagstelling in een theoretische discussie. In de scripties kan ook meer aandacht worden besteed aan een reflectie op en verantwoording van de keuzes, met name met betrekking tot de theorie, de methode of de analyse van data. Hieraan is in de opleiding voldoende aandacht besteed, maar dat komt nog niet voldoende tot uitdrukking in de toepassing daarvan door de studenten bij het schrijven van de scripties. Mogelijk is in de voorbereiding op de eindscriptie meer expliciete aandacht nodig voor dit aspect om de problemen die studenten hebben bij het zelf toepassen van deze reflectieve en kritische vaardigheden in de eindscriptie op te lossen. De commissie onderstreept echter dat dit probleem, dat te maken heeft met de transfer van
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA 35
verworven kennis of vaardigheden naar concrete complexe situaties, een probleem is dat in alle opleidingen voorkomt.
F21: Onderwijsrendement Voor het onderwijsrendement zijn streefcijfers geformuleerd in vergelijking met relevante andere opleidingen. Het onderwijsrendement voldoet aan deze streefcijfers.
Over het onderwijsrendement van de opleiding kan de commissie kort zijn: die is goed. Alle kengetallen op dit terrein liggen boven het gemiddelde van vergelijkbare civiele opleidingen. Dat gunstige rendement is deels te verklaren doordat een eerste uitval al heeft plaatsgevonden tijdens de militaire vorming voorafgaand aan de wetenschappelijke bacheloropleiding. De gunstige rendementen kunnen voorts worden verklaard door een grondige voorselectie bij de toelatingstoets, de gunstige student-docentratio, de intensieve (studie)begeleiding en betrokkenheid van studiementoren (docenten), en de afwezigheid van anonimiteit als gevolg van de werknemerrelatie, de commandostructuur en het internaatsysteem. De opleiding heeft nog geen concrete streefcijfers vastgesteld. Het is duidelijk dat de opleiding op dit punt gunstig afsteekt ten opzichte van de meeste civiele opleidingen. Het is de vraag of streefcijfers op dit punt, in deze specifieke situatie, erg zinvol zijn. De studenten zijn immers aangesteld en de opleiding realiseert een rendement dat boven de 80% ligt. Het oordeel van de commissie luidt: goed. Oordeel over het onderwerp ‘Resultaten’ Op basis van de beoordelingen per facet komt de commissie tot een samenvattend oordeel over het onderwerp ‘Resultaten’. Voor de bacheloropleiding Militaire Bedrijfswetenschappen luidt het oordeel: voldoet.
36
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA
Samenvatting van de oordelen van de commissie Bacheloropleiding Militaire Bedrijfswetenschappen Onderwerp 1. Doelstellingen van de opleiding
Oordeel Voldoet
2. Programma
Voldoet
3. Inzet van personeel
Voldoet
4. Voorzieningen
Voldoet
5. Interne kwaliteitszorg
Voldoet
6. Resultaten
Voldoet
Facet 1. Domeinspecifieke eisen 2. Niveau 3. Oriëntatie 4. Eisen wo 5. Relatie doelstellingen en programma 6. Samenhang programma 7. Studielast 8. Instroom 9. Duur 10. Afstemming vormgeving en inhoud 11. Beoordeling en toetsing 12. Eisen wo 13. Kwantiteit personeel 14. Kwaliteit personeel 15. Materiële voorzieningen 16. Studiebegeleiding 17. Evaluatie resultaten 18. Maatregelen tot verbetering 19. Betrokkenheid van medewerkers, studenten, alumni en beroepenveld
Oordeel Voldoet Voldoet Voldoet Voldoet Voldoet Voldoet Goed Voldoet Voldoet Goed Voldoet Voldoet Goed Voldoet Goed Goed Voldoet Voldoet Voldoet
20. Gerealiseerd niveau 21. Onderwijsrendement
Voldoet Goed
Eindoordeel van de commissie over de bacheloropleiding Militaire Bedrijfswetenschappen De bacheloropleiding Militaire Bedrijfswetenschappen van de Faculteit Militaire Wetenschappen/NLDA voldoet aan de eisen voor basiskwaliteit die gesteld worden aan een wo-bacheloropleiding.
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA 37
38
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA
BIJLAGEN
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA 39
40
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA
Bijlage A:
Curricula vitae van de commissieleden
Prof. dr. P. Verheyen (voorzitter) Piet Verheyen is emeritus hoogleraar Bedrijfseconometrie en oud-voorzitter van het College van Bestuur (1988-1991) van de Universiteit van Tilburg. Hij publiceerde onder andere over dynamische ondernemingsmodellen en financieringsmodellen. Vanaf 1991 deed hij onderzoek op het gebied van de economie van non-profitinstellingen. Hij is (was) bestuurder van non-profitinstellingen (onderwijs, gezondheidszorg, natuur en milieu) en commissaris van bedrijven, met name in de energiesector. Hij was voorzitter van verschillende VSNU-, NVAO- en QANU-onderwijsvisitaties/beoordelingscommissies, waaronder Economie. Viceadmiraal b.d. drs. W.J.E. van Rijn (werkveld) Egmond van Rijn was directeur Personeel in de Admiraliteitsraad, oud-Vlagofficier Leergang Topmanagement Defensie. Als viceadmiraal diende hij op het NAVO-hoofdkwartier in Brussel als vertegenwoordiger, in het Militair Comité, van de NAVO-opperbevelhebber van de Atlantische Oceaan (SACLANT), in de tijd dat de NAVO uitbreidde met drie nieuwe leden, nauwe contacten aanging met Rusland en Oekraïne, zijn eerste oorlog voerde (Kosovo), als gevolg daarvan een tweede protectoraat ging besturen (na Bosnië-Herzegovina nu ook Kosovo), preventief ingreep in Macedonië, voorzichtige contacten aanknoopte met de Europese Unie en ten slotte (voor het eerst in haar bestaan) haar kernartikel 5 van Collectieve Verdediging van kracht verklaarde na de terreuraanslagen in New York en Washington. Prof. dr. R. Vandenberghe (onderwijsdeskundige) Roland Vandenberghe is sinds 1 oktober 2004 emeritus hoogleraar aan de KU Leuven. Hij was het hoofd van het Centrum voor Onderwijsbeleid en -vernieuwing. Hij promoveerde in 1970 op een onderzoek over onderwijsvernieuwing in het secundair beroepsonderwijs. Zijn onderzoek heeft hoofdzakelijk betrekking op verandering en vernieuwing in educatieve settings. Hij heeft daarover verschillende boeken en artikelen gepubliceerd in internationale en nationale tijdschriften. Hij heeft onder andere gedurende vijf jaar meegewerkt aan het International School Improvement Project van het Center for Research and Innovation van de OESO (Parijs). In het kader van de Raad van Europa heeft hij een onderzoek geleid over vernieuwing in het Basisonderwijs. Hij heeft aan de universiteit verschillende bestuursmandaten opgenomen: hij was departementaal secretaris en vervolgens ook voorzitter van het departement Pedagogische Wetenschappen van de Faculteit Psychologie en Pedagogische Wetenschappen. Van 19951996 tot en met 2000-2001 was hij decaan van dezelfde faculteit. Gedurende tien jaar was hij lid van de beoordelingscommissie Psychologie en Pedagogische Wetenschappen van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek. Momenteel is hij nog lid van de Programmaraad Onderwijskundig Onderzoek van de NWO. Hij was redactielid van het International Journal for Qualitative Research in Education, van het Tijdschrift voor onderwijsresearch en van het Pedagogisch Tijdschrift. In het kader van de Vlaamse Onderwijsraad leidt hij nog steeds verschillende commissies en werkgroepen. Vandenberghe was lid van de QANU-onderwijsvisitatiecommissie Godgeleerdheid en Bedrijfswetenschappen (UT). Prof. dr. A.P. de Man (inhoudsdeskundige) Ard-Pieter de Man is hoogleraar Consulting, Kennisnetwerken en Innovatie aan de Vrije Universiteit Amsterdam. Daarnaast is hij werkzaam als Principal Consultant bij Atos Consulting. Hij studeerde Bedrijfskunde in Rotterdam, waar hij in 1996 tevens promoveerde. Hij heeft vervolgens gewerkt aan de faculteiten Bedrijfskunde in Maastricht (als uhd) en Eindhoven (als hoogleraar Technologiemanagement; eerst in deeltijd, daarna voltijds). Hij werd in Eindhoven genomineerd voor de Onderwijsprijs. Aan de Technische Universiteit Eindhoven was hij als lid van de Examencommissie Technologiemanagement mede verantwoordelijk voor de kwaliteitsbewaking van het onderwijs van de faculteit. Hij heeft tot nu toe één promovendus afgeleverd. Momenteel is hij promotor van vijf andere promovendi. Vakinhoudelijk richt hij zich op onderzoek en onderwijs op het gebied van interorganisatorische samenwerking, zoals allianties, joint ventures en netwerken. Centraal daarbij staat de vraag hoe in samenwerking kennis kan worden ontwikkeld en innovatie kan worden gestimuleerd. Hij is (co)auteur van een veertigtal artikelen en tien boeken op het gebied van ondernemingsstrategie, innovatie, allianties, netwerken en overheidsbeleid in een kenniseconomie. Daarbij gebruikt hij zowel kwalitatieve als kwantitatieve methoden. Naast de wetenschappelijke kwaliteit heeft hij ook veel aandacht voor de praktijkrelevantie van bedrijfskundig
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA 41
onderwijs. Zijn werk is genomineerd voor diverse prijzen, waaronder de OOA-prijs (gewonnen in 2001), de ROA-prijs (gewonnen in 1999) en Managementboek van het Jaar. Mevrouw L. Aalten (studentlid) Lotte Aalten is student Toegepaste Communicatiewetenschappen aan de Universiteit Twente. Ze is actief lid van de studentenvereniging en het dispuut Mnemosyne en had zitting in verschillende commissies, zoals de Eerstejaarscommissie (2007), de Almanakcommissie (2005) en het voorzitterschap dispuut Mnemosyne (2008). Aalten heeft belangstelling voor vrede-en-veiligheidvraagstukken en volgde diverse studieonderdelen op dat gebied, waaronder de minor Krijgswetenschappen.
42
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA
Bijlage B: Domeinspecifiek referentiekader Het referentiekader Hieronder wordt in de eerste plaats een beknopt referentiekader weergegeven en vervolgens het uitgebreidere profiel. Deze referentiekaders zijn door meerdere visitatiecommissie gehanteerd bij de beoordeling van alle Bedrijfswetenschappelijke opleidingen aan de ‘reguliere’ universiteiten. Het referentiekader is afgestemd met de opleidingen. Het referentiekader geeft ook voldoende houvast om het academisch gehalte van de opleiding te beoordelen.
Beknopt referentiekader Bedrijfswetenschappen De opleiding Bedrijfswetenschappen, ook Bedrijfskunde genoemd, heeft betrekking op de interdisciplinaire studie van het functioneren van bedrijven, intern en in hun omgeving, en daarmee van de bedrijfsprocessen en het management daarvan, en wel in hun onderlinge samenhang. Bedrijfswetenschappen onderscheidt zich van disciplinegefundeerde wetenschappen als economie of sociologie doordat systematisch wordt gestreefd naar een interdisciplinaire opzet van het opleidingsprogramma. Dit programma wordt tevens gekenmerkt doordat het gericht is op de toepassing van wetenschappelijke inzichten en vaardigheden op professioneel relevante vraagstukken. Bedrijfswetenschappen maakt gebruik van verschillende basiskennisgebieden, met name van economie, technologie, recht en sociale wetenschappen, en plaatst deze in een interdisciplinair bedrijfsperspectief. Hieruit hebben zich binnen het bedrijfswetenschappelijk kennisdomein afzonderlijke subdomeinen ontwikkeld, zoals marketing, logistiek, strategie, operations research, bedrijfsrecht, innovatie, human resources, financial resources, informatiesystemen, kwaliteitssystemen, veranderingsprocessen, bedrijfsethiek en bedrijfscultuur. Deze subdomeinen vormen wezenlijke elementen van het vakgebied en behoren daarom adequaat in opleidingsprogramma’s Bedrijfswetenschappen vertegenwoordigd te zijn.
Algemeen profiel brede Bedrijfskunde Inleiding Op basis van de aangeleverde stukken ten behoeve van de visitatie Bedrijfswetenschappen, de interne discussie binnen de visitatiecommissie over de breedte van het vakgebied Bedrijfskunde/Bedrijfswetenschappen en de opmerkingen daarover in de meta-evaluatie2 heeft de commissie genoteerd wat een wetenschappelijk geschoold bedrijfswetenschapper (voorlopig maar even gelijk gesteld aan een bedrijfskundige) allemaal zou moeten weten (kennis), kennen (kunde) en doen (vaardigheden). En ook hoe dat dan, onderwijskundig gezien, moet gebeuren. De commissie is een voorstander van een brede bacheloropleiding, al dan niet met voorsortering voor een bepaald mastertraject. Met deze lijst spreekt de commissie zich uit over de breedte, maar niet over de diepte van de te behandelen stof, noch over de clustering of de wijze van presentatie ervan. De commissie verwacht dat studenten bedrijfskundige problemen op academisch niveau en behoorlijk zelfstandig kunnen aanpakken. De afstudeerscriptie is daarvan het belangrijkste meetpunt. Bedrijfswetenschappen/Bedrijfskunde Bedrijfswetenschappen/Bedrijfskunde hebben betrekking op de interdisciplinaire studie naar het functioneren van bedrijven/organisaties, mede om door bewuste (management)interventies gewenste veranderingen tot stand te kunnen brengen. Het gaat dus om inzicht in de complexe en dynamische relaties binnen en tussen organisaties, tussen organisaties en hun omgevingen en tussen organisaties en de (internationale) samenleving. Organisaties zijn doelbewuste samenwerkingsverbanden van mensen en middelen om externe doelen (dat wil zeggen nuttige zaken voor de omgeving van die organisatie) te realiseren. Zij ontlenen hun bestaansdoelen dus aan hun nut in de omgeving.
Meta-evaluaties werden in het verleden door de Inspectie voor het Onderwijs opgesteld in reactie op visitatierapporten uitgebracht door de VSNU. 2
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA 43
Er wordt bewust geen onderscheid gemaakt tussen organisaties en bedrijven, omdat bedrijfskundigen in beide categorieën zouden moeten kunnen functioneren. Dat betekent wel dat in de opleidingen dit verschil en de consequenties daarvan duidelijk gemaakt moeten worden. Voorbeeldorganisaties zouden dus betrekking moeten hebben op zowel (inter)nationale productorganisaties, commerciële dienstverleners, niet-commerciële dienstverleners als ziekenhuizen, ngo’s, andere vrijwilligersorganisaties, internationale organisaties als EU, WTO of UNESCO, daarnaast ook overheidsorganisaties, religieuze organisaties en militaire organisaties, maar ook tijdelijke organisaties zoals projecten. En dit altijd in relatie tot de tijdgeest en de omgeving van die organisaties. Ook wordt aangetoond dat het bedrijfsleven niet alleen uit grote multinationals bestaat, maar ook uit het Nederlandse MKB. Belangrijke elementen van dit vakgebied zijn daarom: • • • • • •
inzicht in organisaties en hun omgevingen (inclusief de dynamiek en de interacties); de interne en externe processen (zowel primair als secundair); het besturen en beheersen van die processen; het kunnen veranderen van die processen door middel van interventies; het afstemmen en balanceren van de verschillende organisatorische aspecten, zowel intern als extern; de verschillende actoren die binnen die organisaties hun rollen moeten spelen.
Relevante inhoudelijke deelaspecten Deeldisciplines of deelaspecten die in de opleidingen een rol zouden moeten spelen: Bedrijfswetenschappen • organisatiekunde (structuur, functies, systeemleer, analysemethoden, ontwerpmethoden, stromingen, managementstijlen, enzovoort); • productie (inclusief verschil tussen maakorganisaties en dienstverlenende organisaties); • logistiek; • inkoop (inclusief uitbestedingsvraagstukken); • ketenbeheer (Life Cycle Analysis); • ondersteunende activiteiten zoals huisvesting, beveiliging, facilitair management, catering, enzovoort; • kwaliteitszorg (waaronder kwaliteitsbenaderingen, K-methodieken); • ‘omgevingskennis’ (concurrentieverhoudingen, internationale samenleving, maatschappelijke verantwoordelijkheid, culturele verschillen); • kennis van en inzicht in verschillen in branche, schaal, zelfstandigheid, klanttype, levensfase van onderneming respectievelijk product, en hun gevolgen voor de financiële bedrijfshuishouding, marketing, besturing en dergelijke; • strategie (inclusief missie en doelstellingen); • entrepreneurship (inclusief businessplannen en opzetten eigen bedrijf); • bedrijfsethiek en filosofie; • corporate governance; • politicologie; • internationalisering; • veranderkunde (inclusief interventies en integratie met andere hierna genoemde wetenschappen). Economische wetenschappen • inleiding in de algemene economie/staathuishoudkunde (micro/macro); • financial management (intern, inclusief controlling en analyse, en extern, inclusief analyse, financiering, fiscaliteit); • financial accounting (inclusief administratie, boekhouden), strategische allianties, overname, fusie en splitsing; • marketing (inclusief merkenbeleid, marktonderzoek, forecasting, reclame); • commercie/verkoop (ook reclame); • distributie; 44
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA
•
prijsbeleid (als onderdeel marketing of interne organisatie), facturering en inning.
Gedrags- en sociale wetenschappen • communicatie intern en extern (waaronder pr, public affairs); • personeel/hrm (instroom, doorstroom (carrière) en uitstroom); • medezeggenschap en vakorganisaties; • organisatiecultuur; • organisatiesociologie; • organisatiepsychologie. Rechtswetenschappen • recht (contracten, wet- en regelgeving). Technische wetenschappen • technologie; • ICT, state of the art, omgaan met legacy en implementatie van vernieuwingsmogelijkheden, mogelijkheden van internet, breedband en mobiele communicatie voor bedrijfsvoering en dienstverlening; • productontwikkeling (research & development); • innovatie; • service en onderhoud. Deze deelaspecten zijn bewust niet geformuleerd in abstracte eindtermen, maar in de concrete aanduidingen van vakken of vakgebieden. Academische houding en vaardigheden Daarnaast moet er een wetenschappelijke attitude ontwikkeld worden, dus er moet aandacht zijn voor: • • • • • • • • • •
onderzoek op het vakgebied, inclusief alle deelaspecten; het leren doen van onderzoek (methoden en technieken, inclusief hulpdisciplines als wiskunde en statistiek); inzicht in the international state of the art van het vakgebied (de basisboeken, de belangrijkste auteurs/wetenschappers, de belangrijkste tijdschriften); communicatievaardigheden (luisteren, praten, schrijven, presenteren, liefst ook in ten minste één andere taal dan de moedertaal); computervaardigheden (internet, Word, Excel, PowerPoint, SPSS); adviesvaardigheden; management- en leiderschapsvaardigheden, inclusief interdisciplinair teamwork; projectmanagementvaardigheden (omgaan met beperkte tijd, geld, gewenste kwaliteit, informatie en organisatie); ‘leren leren’ (systeemdenken, reflectieve vaardigheden); belangrijkste kwaliteitsanalysemethoden kunnen toepassen.
En dan zou de commissie het ook nog aardig vinden als de studenten zich ontwikkelen tot verantwoordelijke wereldburgers! Onderwijsvormen Weliswaar zeggen de aangeboden onderwijsvormen niets over de inhoud (hoewel het onmogelijk is via een hoorcollege vaardigheden aan te bieden), maar door de grote inhoudelijke breedte, de omvang van de studentenpopulatie (die verschillende leerstijlen zullen hebben) en de zorgen over rendementen en doorstroomsnelheden lijkt een breed aanbod van verschillende onderwijsvormen per opleiding gewenst.
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA 45
Mogelijke onderwijsvormen zijn: • • • • • • • • • •
hoorcolleges; werkcolleges; projectgroepen; probleemgestuurd onderwijs; zelfstudie; scripties; werkstukken; presentaties; practica; stages.
Stages zouden gericht moeten zijn op het waarnemen van het geleerde in de praktijk, zodat de student machtsverhoudingen, managementstijlen, de beleving van de werknemer, de complexiteit van de besturing van organisaties, de samenhang van functies en dergelijke beter begrijpt en de waarde van casestudies leert relativeren in het licht van de meer complexe werkelijkheid. Daarnaast zouden deze onderwijsvormen deels in het buitenland gevolgd kunnen worden. Het gaat dus meer om de mix van onderwijsvormen die wordt aangeboden en om de mate van wisseling van de onderwijsgroepen (niet gedurende het gehele jaar in hetzelfde werkcollegegroepje zitten). Toetsingsvormen zouden zowel groepsgewijs als zeker ook individueel moeten zijn. Samenwerkingsverbanden De meeste bedrijfswetenschappelijke opleidingen geven aan dat ze structurele samenwerkingsverbanden hebben met buitenlandse universiteiten. Vaak zijn ze nog zoekende naar de juiste set of de juiste vorm. Duidelijk zou moeten worden waarom met welke buitenlandse universiteit wordt samengewerkt. Is dat vanwege de studentenuitwisseling, vanwege de inhoudelijke kennis op bedrijfskundige deelaspecten of juist om de breedheid van de buitenlandse partner? Is de samenwerking vooral gericht op het onderzoek of juist op het onderwijs? Gaat het alleen om uitwisseling van studenten of ook om de uitwisseling van stafleden? En wordt die samenwerking alleen vanuit de bedrijfskundige opleiding geëntameerd of spelen de belangen en behoeften van de gehele universiteit daarin ook nog een rol? Naast samenwerkingsverbanden op internationaal niveau hebben bedrijfswetenschappelijke opleidingen veelal structurele samenwerking op lokaal niveau met andere faculteiten van dezelfde universiteit; voorts met instellingen op regionaal niveau en ten slotte met instellingen in Nederland (nationaal niveau). Bij al deze samenwerkingsvormen moet duidelijk zijn wat de meerwaarde ervan is en op welk gebied deze wordt verwezenlijkt. Wanneer specialiseren Bedrijfskunde is, zoals aan het begin aangegeven, een interdisciplinaire studie. Hiervoor is de basis aangegeven, waar de breedte van de studie en de integratie van disciplines tot hun recht komen. In de bachelor-masterstructuur is het in het licht van ‘Bologna’ voor de hand liggend hiervoor de bachelorfase te gebruiken. De masterstudie biedt dan ruimte voor specialisatie, zonder het interdisciplinaire te laten schieten. Dat kan een deel van de bedrijfsactiviteiten betreffen, maar ook een bepaalde bedrijfstak of bijvoorbeeld het internationale aspect. Juist hiermee lijkt het mogelijk voor universiteiten zich in onderzoek en onderwijs te onderscheiden.
46
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA
Bijlage C:
Eindtermen van de opleiding
Doelstelling en eindtermen van de opleiding Militaire Bedrijfswetenschappen In het onderstaande zijn de doelstelling en de daaruit afgeleide eindtermen van de opleiding vermeld. Vervolgens zijn de operationalisaties van de generieke eindtermen opgenomen. Gebaseerd op het thinking soldier-paradigma heeft de MBW-opleiding de volgende hoofddoelstelling geformuleerd: “Als voorbereiding op de complexe wereld waarbinnen de Nederlandse officier werkzaam zal zijn, beoogt de MBW-opleiding haar studenten een brede wetenschappelijke bedrijfskundige basis mee te geven, op basis waarvan organisatorische vraagstukken en problemen in het algemeen, en uit het militaire domein in het bijzonder, kunnen worden begrepen en aangepakt.” Deze doelstelling is vertaald in de zes onderstaande generieke eindtermen, die enerzijds zijn afgeleid van de profielschets van de officier en anderzijds sterk zijn gebaseerd op de zogeheten Dublin-descriptoren. Met het accent op het verwerven van kennis, begrip van concepten, principes en methoden en het kunnen toepassen daarvan, positioneert de MBW-opleiding zich nadrukkelijk als een wetenschappelijke studie op bachelorniveau. Na voltooiing van de opleiding is de MBW-bachelor in staat om: 1. op basis van algemene wetenschappelijke bedrijfskundige kennis en nieuwe inzichten het functioneren van organisaties in het algemeen en de defensieorganisatie in het bijzonder te doorgronden; 2. met behulp van de aangereikte wetenschappelijke kennis, inzichten en methoden, problemen te analyseren en oplossingen te genereren voor toegepaste bedrijfskundige vraagstukken; 3. primaire en ondersteunende processen van (militaire) organisaties onder normale en crisisomstandigheden te duiden, inrichten, beheersen en aanpassen; 4. complexe gegevens logisch te structureren en terug te brengen tot relevante eenheden, verbanden te leggen en onderliggende kernthema’s te identificeren en overzicht te behouden; 5. ideeën, visies en bevindingen te verwoorden, in woord en geschrift, in het Nederlands en in het Engels, zowel in een wetenschappelijke als in een militaire omgeving; 6. na te denken over, te reflecteren op en verantwoording af te leggen over het eigen handelen en het leer- en vormingsproces. Deze generieke eindtermen zijn geoperationaliseerd in de onderstaande concrete eindtermen om richting te geven aan de invulling van het curriculum van de MBW-opleiding. Generieke eindterm 1: kennis en inzicht Op basis van algemene wetenschappelijke bedrijfskundige kennis en nieuwe inzichten is de afgestudeerde MBW-bachelor in staat het functioneren van organisaties in het algemeen en de defensieorganisatie in het bijzonder, te doorgronden. Operationalisatie De MBW-bachelor: • heeft kennis van en inzicht in de context waarin, de middelen waarmee en de wijze waarop de krijgsmacht haar taken moet uitvoeren; • heeft kennis van complexe organisatieprocessen, -structuren en -contexten van verschillende soorten organisaties en de defensieorganisatie in het bijzonder; • heeft kennis van en inzicht in veel gebruikte en actuele bedrijfskundige theorieën en modellen; • heeft kennis van en inzicht in de actuele en basisconcepten van vele ondersteunende gebieden van de (militaire) bedrijfskunde, zoals personeel, logistiek, financiën, informatie, technologie; • heeft kennis van en inzicht in de bestuursrechtelijke aspecten van de militaire organisatie; • heeft inzicht in de manier waarop complexe operaties geleid worden;
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA 47
•
• •
kan problemen met betrekking tot de inrichting en besturing van organisaties en de defensieorganisatie in het bijzonder analyseren, interpreteren en verklaren met behulp van begrippen en benaderingswijzen uit militaire bedrijfswetenschappelijke kennis en inzichten; heeft inzicht in de manier waarop aspectgebieden van de militaire bedrijfswetenschappen onder crisisomstandigheden tot uitdrukking komen en aangepakt kunnen worden; heeft kennis van en inzicht in de ethische, normatieve en maatschappelijke impact van het functioneren van de krijgsmacht onder diverse omstandigheden.
Generieke eindterm 2: toepassen kennis en inzicht als academisch onderzoeker Met behulp van de aangereikte wetenschappelijke kennis, inzichten en methoden is de afgestudeerde MBW-bachelor in staat problemen te analyseren en oplossingen te genereren voor toegepaste bedrijfskundige vraagstukken. Operationalisatie De MBW-bachelor: • is in staat om onder begeleiding ten behoeve van toepassingsgericht, empirisch onderzoek een projectkader, doelstelling, onderzoeksmodel en conceptueel model te formuleren en zelfstandig literatuur te verzamelen; • is in staat ten behoeve van een MBW-onderzoek een relevante strategie, dataverzamelings- en dataanalysemethode te kiezen; • heeft kennis van en vaardigheid in het toepassen van beschrijvende en elementaire toetsende statistiek; • heeft kennis van en vaardigheid in het toepassen van kwalitatieve data-analysemethoden en technieken; • kan de opzet, de uitvoering en conclusies van het onderzoek in de vorm van een wetenschappelijk verslag presenteren. Generieke eindterm 3: toepassen kennis en inzicht als academisch professional De afgestudeerde MBW-bachelor is in staat om primaire en ondersteunende processen van (militaire) organisaties onder normale en crisisomstandigheden te duiden, inrichten, beheersen en aanpassen. Operationalisatie De MBW-bachelor: • begrijpt de plaats van de krijgsmacht in de Nederlandse samenleving en in de internationale context en kan daarbij de grenzen van het eigen handelen bepalen; • kan bij problemen in de externe afstemming tussen de krijgsmacht en omgeving verschillende stakeholders identificeren en oplossingen bedenken om het probleem aan te pakken; • kan relatief eenvoudige bedrijfsproblemen analyseren, de consequenties voor de operationele praktijk inschatten en oplossingen ontwikkelen; • kan interne organisatieprocessen beschrijven en analyseren (zoals organisationele, financiële, personele, logistieke, informatietechnische); • is in staat om, onder begeleiding, op basis van de analyse een bij het bedrijfsprobleem passend ontwerp te maken; • kan bij het doorvoeren van veranderingen planmatig en resultaatgericht werken volgens de Demingcyclus (plan, do, check, act). Generieke eindterm 4: oordeelsvorming De afgestudeerde MBW-bachelor is in staat om complexe gegevens logisch te structureren en terug te brengen tot relevante eenheden, verbanden te leggen en onderliggende kernthema’s te identificeren en overzicht te behouden.
48
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA
Operationalisatie De MBW-bachelor: • is in staat kritisch te reflecteren op een handelwijze, een beslissing of een maatregel met behulp van theorieën en modellen; • is erop gericht en in staat om verantwoording af te leggen over het eigen handelen; • kan multidisciplinaire aspecten aan een probleem onderkennen en die aspecten integreren; • kan bestaand onderzoek kritisch beoordelen en hierop reflecteren; • is in staat om basisassumpties van onderzoek en uitspraken aan de orde te stellen; • kan maatschappelijke implicaties van de bedrijfsbeslissingen van Defensie en de invloed van de maatschappelijke context op bedrijfsbeslissingen van Defensie inschatten; • vormt zich een oordeel over de ethische, normatieve en maatschappelijke impact van het functioneren van de krijgsmacht onder diverse omstandigheden. Generieke eindterm 5: communicatie De afgestudeerde MBW-bachelor is in staat om ideeën, visies en bevindingen te verwoorden, in woord en geschrift, in het Nederlands en in het Engels, zowel in een wetenschappelijke als in een militaire omgeving. Operationalisatie De MBW-bachelor: • is vaardig in het professioneel en doelgericht samenwerken in teamverband met erkenning van verschillende belangen, posities en rollen; • kan ideeën en visies verwoorden aansluitend op de doelgroep; • kan een gestructureerde mondelinge en schriftelijke presentatie in het Nederlands en in het Engels geven van een zelfstandig of in teamverband verrichte literatuurstudie of onderzoek; • is vaardig in het gebruik van diverse (veelal ICT-)hulpmiddelen om adequaat te communiceren. Generieke eindterm 6: leervaardigheden De afgestudeerde MBW-bachelor is in staat na te denken over, te reflecteren op en verantwoording af te leggen over het eigen handelen en leer- en vormingsproces. Operationalisatie De MBW-bachelor: • is in staat zelfstandig kennis te verwerven en toe te passen; • is in staat kritisch te reflecteren over het gebruik van theorieën en modellen; • is in staat een kritisch oordeel te vormen over eigen conclusies en handelen; • heeft een houding gericht op levenslang leren.
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA 49
50
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA
Bijlage D: Bezoekprogramma Programma 10 november Nr. Tijd 1 16.00 2 17.30-18.30 3 4
18.30-18.45 18.45
Programma 11 november Nr. Tijd 1 09.00-09.45 2 09.45-10.30 10.30-10.45 3 10.45-11.30
Hoofdlocatie is NLDA/FMW-locatie Breda (Hogeschoollaan) Omschrijving Locatie Aankomst en interne vergadering commissie A-42 Interview met faculteitsbestuur en A-122 opleidingsbestuur, decaan presenteert beleid (1/2 uur) Documentanalyse/overleg commissie Diner met vertegenwoordiging NLDA Blokhuis Hoofdlocatie is NLDA/FMW-locatie Breda (Hogeschoollaan) Omschrijving Locatie Interview met studenten A-42 Interview met docenten, mentoren, e.d. A-122 Pauze A-122 Interview met opleidingscommissie, opleidingsbestuur, examencommissie en schrijvers ZER en andere studentenbestuurders (studenten) Interview met opleidingscommissie, opleidingsbestuur, examencommissie en schrijvers ZER (staf) Lunch commissie A-42 Rondleiding en spreekuur commissie FMW-Kasteel Breda
4
11.30-12.15
5 6
12.15-13.00 13.00-14.00
7
14.00-15.00
Interview met programmaleiders van relevante onderzoeksprogramma’s en stage- en scriptiebegeleiders: opzet afstuderen, gesprek over de scripties, gesprek over de samenhang van onderzoek en onderwijs
8 9
15.00-16.00 16.00
Interview werkveld Vergadering commissie
Programma 12 november Nr. Tijd 1 09.00 2 09.45-10.15 3 10.15-11.00 4 11.00 5 12.00
A-122 A-42
Hoofdlocatie is NLDA/FMW-locatie Breda (Hogeschoollaan) Omschrijving Locatie Vergadering commissie A-42 Kort gesprek met FB Vergadering commissie Terugkoppeling FB Bureau decaan Afsluitende lunch Koffieruimte FMW Breda
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA 51
52
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA
Bijlage E:
Programma Militaire Bedrijfswetenschappen
Opleidingsmodel
EC
Gemeenschappelijke officiersopleiding (GOO)
30
Basisfase
Profilering
zie DACE zie DACE
Cursus
Afkorting
Leids niveau
EC
Leerlijnen
Academische Introductie Communicatieve Vaardigheden Engels Communicatieve Vaardigheden Nederlands Inleiding Krijgswetenschappen Inleiding Militaire Bedrijfswetenschappen Inleiding Militaire Systemen Inleiding Operaties Geïntegreerde Gevechtsoperaties Methoden en Technieken van Onderzoek Wetenschapsfilosofie
AI CVE CVN IKW IMB IMS IOP GOP MTO1 WF
100 100 100 100 100 100 100 100 100 100
0 3 2 5 4 6 2 3 3 2
ME AcVa AcVa
Accounting, Control & Economics Bestuurskunde Human Resource Management Informatiekunde Integratieproject Militaire Innovatie en Technologie Militair Leiderschap en Ethiek Militaire Operationele Logistiek Militair Management & Organisatie 1 Militair Management & Organisatie 2 Militair Management & Organisatie 3 Militair Management & Organisatie 3 Kwalitatieve Methoden Leeronderzoek Kwantitatieve Methoden SPSS Leeronderzoek Integratieproject Research Design Rechtswetenschappen 1 (bestuursrecht) Rechtswetenschappen 2 (militair straf- en tuchtrecht) Statistiek Wiskunde
ACE BSK HRM IK IP MIT MLE MOL MMO1 MMO2 MMO3 MMO4 MTO2 MTO3 MTO4 REI REII
200 100 200 200 300 300 200 200 200 200 300 400 200 200 300 200 200
7 6 7 7 4 4 7 4 3 7 4 5 3 3 4 3 3
STA WIS
200 200
4 3
MTO MTO
AIE BIV/AO1
300 300
5 7
ME
BIV/AO2
300
4
FA1 FA2 MCA MC
300 300 300 300
5 8 6 4
BIV/AO1
300
7
MCA AMC MLOG 1 LPB1 MLOG 2 MLOG 3 LPB2 INK
300 300 300 300 300 300 300 300
6 3 3 3 4 5 4 4
MTO AcVa/ ME
88
39 Defensie Accounting, Control en Economie (DACE) Auditing en Ethiek Bestuurlijke Informatievoorziening/ Administratieve Organisatie 1 Bestuurlijke Informatievoorziening/ Administratieve Organisatie 2 Financial Accounting 1 Financial Accounting 2 Management & Cost Accounting Management Control Ketenlogistiek (KLOG) Bestuurlijke Informatievoorziening/ Administratieve Organisatie 1 Management & Cost Accounting Asset Management Control Militaire Logistiek 1 Logistieke Planning en Besturing 1 Militaire Logistiek 2 Militaire Logistiek 3 Logistieke Planning en Besturing 2 Inkoop Management
ME
MTO MTO
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA 53
zie DACE zie DACE
wijkt af van KLOG wijkt af van KLOG wijkt af van KLOG
Systeemlogistiek (SLOG) Bestuurlijke Informatievoorziening/ Administratieve Organisatie 1 Management & Cost Accounting Asset Management Control Militaire Logistiek 1 Logistieke Planning en Besturing 1 Technische aspecten van militaire systemen 1 Technische aspecten van militaire systemen 2 Integrale Instandhouding Inkoop Management Militaire Personeelswetenschappen (MPW) Human Resource Control ICT en Arbeid Mens & Geweld Krijgsmacht en Uitzending Operationele Belasting en Stress Strategisch HRM Veranderen en Ontwikkelen
BIV/AO 1 MCA AMC MLOG 1 LPB1 TAS 1 TAS 2 I2 INK
HRC ICTA MEG KRUIT OBS SHRM VEO
300
7
300 300 300 300 300 300 300
6 3 3 3 4 3 6 4
300 300 300 300 300 300 300
4 7 6 7 6 3 6
Management van Militaire Gezondheidszorg (MMGZ) Varianten: ZOMA en HEPL Gezondheidseconomie GZ Gezondheidsrecht GR Sociaal Medische Wetenschappen SMW Structuur & Financiering van de NL SFG Gezondheidszorg Bedrijfseconomie BE Kwaliteitskunde KWK Verdelingsvraagstukken & VGB Gezondheidszorgbeleid Veranderen en Vernieuwen V&V Passende Zorg en Ethische Dilemma’s PZED Multivariate Analyse MVA Zorgverzekeringen en Zorgstelsels Z&Z Operationele Gezondheidszorg OGZ Human Factors en Veiligheid (HF&V) Inleiding Human Factors en Veiligheid 1&2
Synthese
54
23
IHF 1&2
3 3 3 3 4 3 9 9 2 4 9 3
Fouten & Veiligheid 1 Fouten & Veiligheid 2 Systemen, Netwerken & Veiligheid 1 Systemen, Netwerken & Veiligheid 2 Advanced Topics Human Factors & Safety Casestudies, Ongevalanalyse & Herontwerpen
FV1 FV2 SNV1 SNV2 ATHF COH
200/ 300 300 300 300 300 400 400
Individueel Onderzoeksvoorstel Scriptie Keuzevak (zie aanbod)
MTO5 SCP
400 400
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA
ME
ME
6 6,5 3,5 6,5 3,5 6 7 3 13 7
MTO MTO
Bijlage F:
Organisatorische inbedding van de opleiding
De volgende passage is overgenomen uit het zelfevaluatierapport: “3
Organisatorische plaats van de opleiding binnen de instelling
3.1
De Nederlandse Defensie Academie
De opleiding MBW is een van de opleidingen van de Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW) die op haar beurt onderdeel is van een groter geheel: de Nederlandse Defensie Academie (NLDA). Deze NLDA is op 14 november 2005 formeel opgericht door een fusie van bestaande opleidingsinstellingen van Defensie; dat waren in eerste instantie: Koninklijke Militaire Academie (KMA) in Breda; Koninklijk Instituut voor de Marine (KIM) in Den Helder; Instituut voor Defensie Leergangen (IDL) in Den Haag; Leergang Topmanagement Defensie (LTD) in Den Haag. En daaraan zijn later toegevoegd: Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) in Den Haag; Human Resources Management Academie (HRM Academie) in Breda. Bij deze fusie zijn de oude faculteiten van KIM en KMA samengevoegd tot één Faculteit Militaire Wetenschappen (FMW) die binnen de NLDA als een apart organisatieonderdeel is opgenomen, naast KIM en KMA. De argumenten voor de fusie van instituten kunnen als volgt worden samengevat: het bevorderen van een cultuur van samenwerking gebaseerd op wederzijds respect tussen de defensieonderdelen door waar mogelijk de aspirant officieren van de verschillende defensieonderdelen gezamenlijk (onderdelen van) de opleiding te laten volgen; het bevorderen van de integratie van gelijksoortige officiersopleidingen van de verschillende defensieonderdelen; het vormen van een eenduidige en transparante organisatie die vereist is voor de accreditatie van opleidingen; het verhogen van de doelmatigheid van de officiersopleidingen; duidelijke vormgeving van het concept van ‘een leven lang leren’ voor de officier. De NLDA heeft tot doel: het opleiden van mannen en vrouwen tot professionele en gemotiveerde officieren die leiding gaan geven in de dynamische defensieorganisatie; het doen van wetenschappelijk onderzoek op militaire aandachtsgebieden voor kennisontwikkeling, onderwijs en beleidsadvisering. De NLDA bundelt de instituten voor de algemene officiersopleidingen voor alle defensieonderdelen op alle niveaus: zowel de initiële officiersopleidingen als de loopbaanopleidingen op het midden-, hoger en topmanagementniveau. Bovendien onderhoudt en ontwikkelt de NLDA kennis op militair relevante gebieden door eigen wetenschappelijk onderzoek, door bundeling van wetenschappelijk gevalideerde kennis en praktijkervaringen binnen Defensie en door samenwerking met universitaire instellingen in binnen- en buitenland. Zij maakt deze kennis toegankelijk voor Defensie en samenleving. De NLDA leidt officieren op voor alle defensieonderdelen en de verschillende functiegebieden binnen deze defensieonderdelen (de zg. Wapens, Dienstvakken, Functies, Korpsen). De krijgsmachtdelen hebben elk hun eigen formatie en personeelslogistieke keten waaruit de langetermijnbehoefte aan officieren voor de verschillende richtingen kan worden afgeleid. In afstemming tussen de defensieonderdelen en de NLDA wordt bepaald hoeveel officieren met welke expertise moeten worden opgeleid, en wanneer zij in beginsel de opleiding moeten hebben afgerond. De werving van de studenten (aspirant-officieren) wordt verzorgd door de afdeling Werving en Selectie van Defensie. Dat betekent dat de NLDA voor de instroom van
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA 55
studenten afhankelijk is van de behoeftestelling en wervingsresultaten voor de verschillende krijgsmachtsdelen. De NLDA levert in deze opzet dan ook maatwerk, wat soms kan resulteren in kleine aantallen studenten voor een studierichting. De NLDA telt 635 militairen en burgers in de vaste staf en ongeveer 2000 studenten (cadetten, adelborsten en (internationale) cursisten). Bij de initiële opleidingen tot officier wordt onderscheid gemaakt tussen twee hoofdvormen: een lange officiersopleiding van 4 à 5 jaar, aangeduid met de naam Militair Wetenschappelijke Officiersopleiding (MWO), en een korte officiersopleiding (KOO) van één tot anderhalf jaar. De MWO bestaat grofweg uit twee verschillende onderdelen: een militaire vakopleiding en een bacheloropleiding (met wo-oriëntatie). De militaire vakopleidingen worden verzorgd door KIM en KMA1 terwijl de bacheloropleidingen worden verzorgd door de faculteit (FMW). Alle initiële opleidingen vinden plaats in internaatsverband waarbij KMA en KIM gedurende de hele opleiding fungeren als logistieke ‘huisvader’ van de student. De faculteit heeft in dit geheel een bijzondere positie omdat ze een onafhankelijke verantwoordelijkheid heeft voor de bacheloropleidingen. Dat betekent dat de faculteit bij de vormgeving van de opleidingen naar eigen inzicht invulling geeft aan de wensen van het militaire werkveld en in onafhankelijkheid beslist over toekenning van de bachelordiploma’s. Dat bachelordiploma is een noodzakelijke maar niet voldoende voorwaarde voor het verkrijgen van het overkoepelende officiersdiploma van de Militair Wetenschappelijke Officiersopleiding. Het verschil tussen de korte opleiding (KOO) en de lange opleiding (MWO) is de investering in het intellectuele ontwikkelingspotentieel van de student van de MWO. Beide opleidingen leiden immers op voor de beroepspraktijk in de eerste functies maar de MWO investeert daarnaast in het leggen van een basis op bachelorniveau met een wetenschappelijke oriëntatie. Dit zelfevaluatierapport betreft een van de vijf bacheloropleidingen die onderdeel zijn van de MWO: de bacheloropleiding Militaire Bedrijfswetenschappen (MBW) die door de FMW wordt verzorgd. De militaire en maritieme onderdelen van de officiersopleiding worden in dit rapport niet geëvalueerd. Daarbij moet echter wel worden opgemerkt dat deze opleidingsonderdelen, weliswaar indirect maar wel doelbewust, een belangrijke toegevoegde waarde hebben voor de ontwikkeling van de student in bacheloropleiding. Die bijdrage betreft met name de intensieve oriëntatie op het toekomstig beroep en de gelegenheid voor het toepassen van theorie in praktijksituaties. Daarnaast is er ook sprake van een bijdrage aan de persoonsvorming door de directe en intensieve confrontatie met leiding geven, verantwoordelijkheid dragen, leiding ontvangen en samenwerken in teams. 3.2
De Faculteit Militaire Wetenschappen
Algemeen Het inpassen van een wetenschappelijke organisatie zoals de FMW binnen de organisatie en organisatiecultuur van Defensie vergt bijzondere aandacht. Voor de inpassing van de FMW binnen de Nederlandse Defensie Academie is dan ook nadrukkelijk rekening gehouden met de eisen die de WHW stelt aan de bestuurlijke organisatie van universiteiten. Aangezien de NLDA in eerste aanleg is opgezet als een lijnorganisatie onder de commandant van de NLDA is er voor de faculteit dan ook een aangepaste bestuursstructuur opgezet teneinde de onafhankelijkheid en de academische vrijheid van de faculteit te borgen. Deze organisatie komt er in hoofdlijnen op neer dat de faculteit qua bedrijfsvoering valt onder de commandant van de NLDA, maar voor alle andere aspecten onder een College van Bestuur (CvB), waarin sprake is van, zoals de naam al aangeeft, collegiaal bestuur. Aangezien het maar één faculteit betreft, is de decaan van de faculteit tevens lid van dit CvB en vervult deze daarin dezelfde rol als de rector magnificus op een universiteit. De commandant van de NLDA treedt op als voorzitter CvB, terwijl de plaatsvervangend commandant NLDA en de directeur bedrijfsvoering NLDA lid zijn van het CvB. Deze structuur is vastgelegd in het Bestuurs- en Beheersreglement (BBR) van de faculteit. Onder het CvB ressorteert het faculteitsbestuur (FB), onder voorzitterschap van de decaan. Dit bestuur bestaat verder uit twee portefeuillehouders voor respectievelijk onderwijs en onderzoek, aangevuld met een secretaris. De decaan legt in het CvB verantwoording af over het gevoerde beleid van het FB en legt beleidsvoorstellen en benoemingsvoordrachten voor ter accordering. De decaan is tevens lid van het managementteam NLDA voor met name de bedrijfsvoeringsaspecten van de faculteit.
56
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA
De rol van de Raad van Toezicht uit de WHW wordt ingevuld door enerzijds een Wetenschappelijke adviesraad (WAR) bestaande uit externe hoogleraren en anderzijds de NLDA-raad bestaande uit de militaire top van Defensie.2 De WAR houdt toezicht op en geeft gevraagd en ongevraagd advies over alle zaken die het onderwijs en de wetenschapsbeoefening betreffen, inclusief de benoeming van de decaan en hoogleraren. De NLDA-raad houdt toezicht op het geheel van de officiersopleiding en met name de afstemming van de opleidingen op het beroepsprofiel, de toekomstvisie op officiersopleidingen en afstemming van instroom en uitstroom op de behoefte van Defensie. De NLDA-raad heeft dan ook geen rol in het toezicht op wetenschapsbeoefening en wetenschappelijk onderwijs. De FMW verzorgt haar bacheloropleidingen op twee locaties, te weten in Breda en in Den Helder. Het zwaartepunt van de opleidingen MBW, KW en CiT ligt in Breda en dat van de opleidingen MS&T en CICS in Den Helder. Voor de MBW-opleiding betekent dit dat MBW-studenten van de landmacht en de luchtmacht hun gehele opleiding in Breda volgen. Voor de MBW-studenten van de marine houdt het in dat zij de eerste 60 EC van hun studie in Den Helder volgen en de laatste 120 EC samen met de studenten van landmacht en luchtmacht in Breda. Structuur van de FMW De FMW bestaat uit negen kennissecties, te weten: • Management, Organisatie en Defensie Economie (MODE); • Logistiek en Informatie (L&I); • Militaire Gedragswetenschappen en Filosofie (MGF); • Militaire Operationele Wetenschappen (MOW); • Militaire Geschiedenis en Strategie (MGS); • Internationale Veiligheidsstudies (IVS); • Sensoren, Wapensystemen en Commandovoeringsystemen (SEWACO); • Platformsystemen (PFS); • Navigatie Technologie (NAV). De eerste drie secties (MODE, L&I en MGF) verzorgen het grootste deel van het onderwijs binnen de bacheloropleiding MBW. In de oriëntatiefase aan het begin van de opleiding (de gemeenschappelijke officiersopleiding, zie onder het onderwerp Programma) zijn ook de andere secties betrokken. Daarnaast wordt het vak Recht verzorgd door medewerkers van de sectie IVS. Verantwoordelijkheid van de FMW3 De FMW is primair verantwoordelijk voor het verzorgen van vijf wetenschappelijke bacheloropleidingen. Deze opleidingen onderscheiden zich door een stelselmatige vertaling en toepassing van wetenschappelijke theorieën en methoden naar het militaire domein. De FMW leidt haar studenten op tot wat wel wordt aangeduid met de term thinking soldier. Hiermee wordt gedoeld op een wetenschappelijk opgeleide militair die in het veld in vredes- en in oorlogsomstandigheden in staat is tot kennisintensieve besluitvorming onder druk. Van de thinking soldier wordt verwacht dat deze problemen in het militaire veld kan analyseren, oplossingen kan ontwerpen, leiding kan geven aan de invoering van deze oplossingen en kan samenwerken in teams van dikwijls wisselende samenstelling. Aan het FMW-onderwijs ligt wetenschappelijk onderzoek ten grondslag, zowel het eigen onderzoek als dat van derden. Het eigen onderzoek in de FMW draagt bij aan zowel het academische als het professionele debat. 1. Sommige onderdelen van de militaire vakopleiding vinden plaats bij opleidingsinstellingen elders binnen de defensieonderdelen. 2. NLDA-raad: Commandant der Strijdkrachten, Commandanten van Landmacht, Luchtmacht en Marine, Commandant van het Commando Dienstencentra, Hoofddirecteur Personeel Defensie. 3. FMA Onderwijsvisie en beleid, 2008.”
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA 57
58
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA
Bijlage G: ACE ADFA AI AIE aio AMC ATHF BBR BE BIV/AO BKO BSK CICS CiT CMS COH CVE CVN DACE EC FA FB FMW FV GOO GOP GR GZ HBO HEPL HF&V HRC HRM I2 ICT ICTA IDL IHF IK IKW IMB IMS INK IOK IOP IP IVS KLOG KIM KMA KOO KRUIT KW KWK
Lijst met afkortingen Accounting, Control en Economie Australian Defence Force Academy Academische Introductie Auditing & Ethiek Assistent in Opleiding (promovendus) Asset Management Control Advanced Topics of Human Factors Bestuurs- en Beheersreglement Bedrijfseconomie Bestuurlijke Informatievoorziening/Administratieve Organisatie Basiskwalificatie Onderwijs Bestuurskunde Communicatie-, Informatie-, en CommandovoeringsSystemen Civiele Techniek Cursisten Management Systeem Case studies, Ongevalsanalyse en Herontwerpen Communicatieve Vaardigheden Engels Communicatieve Vaardigheden Nederlands Defensie Accounting, Control en Economie European Credit Financial Accounting Faculteits Bestuur Faculteit Militaire Wetenschappen Fouten en Veiligheid Gemeenschappelijke Officiersopleiding Geïntegreerde Operaties Gezondheidsrecht Gezondheidseconomie Hoger Beroepsonderwijs Health, Economic, Policy & Law Human Factors en Veiligheid Human Resource Control Human Resources Management Integrale Instandhouding Informatie- en Communicatie Technologie ICT en Arbeid Instituut Defensie Leergangen Inleiding Human Factors Informatiekunde Inleiding krijgswetenschappen Inleiding Militaire Bedrijfswetenschappen Inleiding Militaire Systemen Inkoop Management Innovatie, ontwikkeling en kwaliteitszorg Inleiding Operaties Integratieproject Internationale Veiligheidsstudies Ketenlogistiek Koninklijk Instituut voor de Marine Koninklijke Militaire Academie Korte officiersopleiding Krijgsmacht & Uitzending Krijgswetenschappen Kwaliteitskunde QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA 59
L&I LPB LTD MBW MC MCA MEG MGF MGS MIT MLE MLOG MMGZ MMO MOL MODE MOW MPW MS&T MTO MVA MWO NAV NIMH NLDA NVAO OBS OER OGZ PDCA PFS PZED QANU RMCC SCP SEWACO SFG SHRM SLOG SMW SNV STA TAS TNO ud uhd UT VEO VGB VSNU V&V VWO WAR WF WHW WIS
60
Logistiek en Informatie Logistieke Planning en Besturing Leergang Topmanagement Defensie Militaire Bedrijfswetenschappen Management Control Management & Cost Accounting Mens & Geweld Militaire Gedragswetenschappen en Filosofie Militaire Geschiedenis en Strategie Militaire Innovatie en Technologie Militair Leiderschap en Ethiek Militaire Logistiek Management van Militaire Gezondheidszorg Militair Management & Organisatie Militair Operationele Logistiek Management, Organisatie en Defensie Economie Militaire Operationele Wetenschappen Militaire Personeelswetenschappen Militaire Systemen en Technologie Methoden en Technieken van Onderzoek Multivariate analyse Militair wetenschappelijke opleiding Navigatie Technologie Nederlands Instituut voor Militaire Historie Nederlandse Defensie Academie Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie Operationele Belasting en Stress Onderwijs- en examenregeling Operationele Gezondheidszorg Plan Do Check Act Platformsystemen Passende Zorg en Ethische Dilemma’s Quality Assurances Netherlands Universities Royal Military College of Canada Scriptie Sensoren, Wapensystemen en Commandovoeringsystemen Structuur & financiering van de NL gezondheidszorg Strategisch Human Resource Management Systeem Logistiek Sociaal Medische Wetenschappen Systemen, Netwerken en Veiligheid Statistiek Technische Aspecten van Militaire Systemen (Nederlandse organisatie voor) Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderzoek Universitair docent Universitair hoofddocent Universiteit Twente Veranderen en Ontwikkelen Verdelingsvraagstukken en Gezondheidszorgbeleid Vereniging van Universiteiten Veranderen en Vernieuwen Voorbereidend Wetenschappelijk Onderwijs Wetenschappelijke Adviesraad Wetenschapsfilosofie Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek Wiskunde
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA
wo ZOMA Z&Z
Wetenschappelijk Onderwijs Zorgmanagement Zorgverzekeringen en zorgstelsels
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA 61
62
QANU / Onderwijsvisitatie Militaire Bedrijfswetenschappen, FMW/NLDA