Podium Voor beginnende docenten thema leren Een docent is veel bezig met leren. Niet alleen leert een docent bepaalde concepten aan leerlingen, ook leert een leerling van docenten leren. Dat betekent dat het goed is als een docent in staat is een leven lang te leren. Deze keer een voorlopig laatste Podium. In verband met mijn studie sociale wetenschappen stop ik met het samenstellen en schrijven van deze rubriek. Ik heb meer tijd nodig om te leren. Lijkt het jou leuk dit over te nemen? Neem dan contact op met de redactie via
[email protected]. Bob Lefeber
Leren voor de klas
510
“Een leraar die competent is in reflectie en ontwikkeling, denkt na over zijn beroepsopvattingen en bekwaamheid en is voortdurend bezig zich verder te ontwikkelen en te professionaliseren,” wordt gesteld in de SBL-competentiematrix1. Echter minder dan de helft van de docenten in opleiding verlaat de lerarenopleiding met een leeroriëntatie die belangrijk is om zich te kunnen blijven ontwikkelen. Wat voor leeroriëntaties bestaan er eigenlijk en hoe bepaal je als docent of je goed bezig bent?
wikkelen. Hoe doe je dit nu als dio? Levenslang leren heeft onder andere te maken met een combinatie van de factoren leeroriëntatie en aansturing van het eigen leren.
Leeroriëntatie Endedijk maakt in haar promotie gebruik van het onderscheid tussen vier leeroriëntaties, zoals ontwikkeld door Ida Oosterheert3. Hieronder zijn deze vier oriëntaties verwoord. Met het woord betekenisgericht in deze oriëntaties wordt bedoeld dat een dio betekenis, ofwel zin geeft aan zijn leren. 1. Onafhankelijk betekenisgericht leren Dio’s die open betekenisgericht leren, zijn het meest onafhankelijk in hun leren. Ze proberen hun lesgeven te verbeteren door ook hun kennisbasis te ontwikkelen en maken daarbij gebruik van de informatiebronnen die in de opleiding en daarbuiten beschikbaar zijn. Ze relateren de informatie van deze bronnen zelf aan elkaar en ervaren daarbij dat het leerresultaat niet altijd in het ‘hier en nu’ tot stand kan komen. Problemen bij het lesgeven worden gedefinieerd als handelingsproblemen én als betekenisproble-
Verwacht niet dat iemand in een jaar expertdocent is Dat minder dan de helft van de docenten in opleiding (dio’s) in staat is zich te blijven ontwikkelen blijkt uit de promotie2 van de in juli gepromoveerde Maaike Endedijk. Haar proefschrift heeft als titel Student teachers’ self-regulated learning: zelfregulerend leren van docenten in opleiding. Het blijkt dat dio’s in de loop van het opleidingsjaar minder actief worden in het aansturen van hun leren. Een mogelijk verklaring is dat in het laatste deel van de opleiding het praktijkgedeelte te veel tijd vergt, waardoor er minder tijd is voor het eigen leerproces. Maaike Endedijk geeft aan dat de eenjarige lerarenopleiding docenten beter moet leren hoe ze zelf kunnen blijven leren. Endedijk stelt dat van niemand kan worden verwacht dat hij of zij in een jaar leert om een expertdocent te worden. Daarom moeten dio’s leren hoe ze na de opleiding zichzelf kunnen blijven ont-
NVOX
januari 2010 december 2010
men. Deze dio’s maken zich niet zozeer zorgen over negatieve leservaringen. 2. Afhankelijk betekenisgericht leren Dio’s die afhankelijk betekenisgericht leren, zijn bezig hun lesgeven stap voor stap te verbeteren. Zij vinden het echter lastig om zelf te bepalen welke
oriëntaties meer zorgen over negatieve leservaringen. 3. Reproductiegericht leren Dio’s die reproductiegericht leren onderscheiden zich door het bezig zijn met de praktijk van het lesgeven, vanuit hun bestaande kennisbasis. Ze zijn er niet op gericht deze kennisbasis verder te ontwikkelen. Als ze terugkijken op hun lessen zoeken ze vooral naar praktische handreikingen om ervaren verschillen tussen hun streefbeeld en hun lespraktijk op te lossen. Reproductiegericht lerende dio’s maken zich zorgen over negatieve leservaringen. Zij zijn er niet op uit deze leservaringen kritisch te analyseren, maar zoeken vooral naar oplossingen voor een volgende les. 4. Overlevingsgericht of inactief leren Dio’s die overlevingsgericht leren, benadrukken dat als je maar veel lesgeeft, je het beroep vanzelf in de vingers krijgt. Zij vinden de opleidingsactiviteiten dan ook niet erg relevant. In hun leergedrag staat ook het leren door te doen centraal, zonder specifieke doelen na te streven. Ze hechten veel waarde aan wat ze automatisch geneigd zijn te doen, vanuit gedachten als: ‘ik ben nu eenmaal zoals ik ben’ en ‘ik leer het liefst onbewust’. Negatieve leservaringen worden zo snel mogelijk vergeten. Bij het terugkijken op hun lessen zijn ze van alle dio’s het minst leerlinggericht. Endedijk stelt dat om te leren lesgeven een onafhankelijke betekenisgerichte leeroriëntatie van essentieel belang is bij het in staat zijn om een leven lang te
Een docent moet zijn eigen handelen ter discussie kunnen stellen aspecten van hun lesgeven verbetering nodig hebben, omdat ze daarvoor hun eigen waarneming en oordeel (nog) niet vertrouwen. Voor bewustwordingsprocessen zijn ze dus sterk afhankelijk van anderen. Problemen bij het lesgeven worden voornamelijk als handelingsproblemen ervaren, maar ook als betekenisproblemen herkend. Dio’s die afhankelijk betekenisgericht leren, hebben in vergelijking tot dio’s met andere leer-
leren. Uit recent onderzoek van Endedijk blijkt dat docenten in opleiding die inactief, oftewel overlevingsgericht leren ook meer moeite hebben om in de klas overwicht te hebben op hun leerlingen.
Leerregulatie, het sturen van leren De sturing (regulatie) van het leren brengt Endedijk op basis van onderzoek tijdens haar promotie onder in drie soorten:
Podium
Actieve prospectieve regulatie Dio’s die op deze manier een leerervaring aansturen denken actief na over wat ze willen leren en op welke manier. Echter, als dit dan gelukt is, staat de hij of zij niet meer uitgebreid stil bij hoe dit zo gekomen is. Actieve retrospectieve regulatie Hierbij gaat het veelal om een ongeplande leerervaring. De dio leert actief van deze ervaring door deze te evalueren, te reflecteren en na te gaan hoe hij of zij hier verder mee gaat. Passieve regulatie De dio heeft zijn of haar leerervaring zelf weinig vormgegeven. Hij of zij denkt niet na bij wat hij of zij wil leren, hoe dit gaat en evalueert ook niet achteraf. Het is gegaan zoals het is gegaan en soms is iemand anders aanwezig die leerervaring stuurt. Uit het onderzoek van Endedijk blijkt dat dio’s deze drie soorten regulatie in verschillende mate toepassen. Dit is zowel afhankelijk van de persoon als van de context. Zo blijkt dat leerervaringen in de praktijk vaker actief gereguleerd worden dan op de universiteit zelf.
Blijvend ontwikkelen Om een docent in staat te stellen zich te blijven ontwikkelen, is het van belang om te weten hoe het eigen leren moet worden aangestuurd. Ook is het van belang dat een dio zijn eigen manier van handelen en zijn eigen opvattingen ter discussie kan stellen. Op die manier is een dio in staat flexibel te reageren op veranderingen in het onderwijs. Literatuur 1. Competentiematrix SBL is beschikbaar via: http://www.lerarenweb.nl/bekwaamheid/ matrix.swf 2. De promotie van Maaike Endedijk is beschikbaar via http://doiop.com/endedijk (oorspronkelijk adres: http://www.maaikeendedijk.nl/ www.maaikeendedijk.nl/Dissertation___Proef schrift.html) 3. Oosterheert, I.E. (2001). How student teachers learn - A psychological perspective on knowledge construction in learning to teach. Proefschrift Rijksuniversiteit Groningen.
Wie is Maaike Endedijk? Curriculum vitae 1982 Geboren op 30 april te Westervoort 1999 Afronding middelbare school Corderius College in Amersfoort 2001 Propedeuse psychologie van de Universiteit Groningen 2004 Cum laude Onderwijskunde 2005 Start promotieonderzoek aan het IVLOS, Universiteit Utrecht 2006 Best poster presentation op de conferentie voor junior onderzoekers van de EARLI (European Association for Research on Learning and Instruction) 2007 Best paper presentation op de JURE (Junior Researchers) voorconferentie van het EARLI congres 2008 Lid van het organisatiecomité van de JURE 2010 Promotie 2010 Universitair docent aan het IVLOS, Universiteit Utrecht 2010 Universitair docent bij Onderwijskunde aan de faculteit Gedragswetenschappen van de Universiteit Twente. Kort interview Endedijk vergelijkt het leren onderzoeken met leren lesgeven. Ze geeft aan dat in het begin ze vooral op zoek is geweest naar ‘hoe het moet’, waarna dit later verschuift naar ‘hoe het kan’. Net als er niet één soort docent is, zijn er ook meerdere soorten onderzoekers. Endedijk ging op zoek naar haar eigen identiteit: “Welke elementen vind ik belangrijk? Dat gebruik ik dan om keuzes te maken.” Zij typeert zich als iemand met een redelijk hoge onzekerheidstolerantie: “Ik trek graag veel in twijfel en probeer dingen van meerdere perspectieven te bekijken. Op basis daarvan kom ik soms tot hele andere bevindingen. Ik probeer me niet te veel te laten leiden door conventies en daarmee hoop ik een levenlang te kunnen blijven leren.” Interactie met anderen is voor haar belangrijk: “Door met anderen te praten, scherp ik steeds verder mijn gedachten. Vervolgens broeit dat langzaam verder en zo kom ik bij de koffieautomaat vaak op betere ideeën dan in mijn eentje op mijn kamer.” Het beeld van onderzoeker zou kunnen zijn dat het een eenzaam beroep is, maar voor Endedijk geldt dit absoluut niet: “Ik vind het erg belangrijk dat als ik naar docenten onderzoek doe, dat ik ook naar hen luister wat zij te vertellen hebben. De docenten zijn namelijk de expert in lesgeven, dus hun informatie is voor mij zeer waardevol.”
Links naar Leren www.leraar24.nl (ook te vinden als groep in LinkedIn) is een online platform van, voor en door leraren. Allerlei vraagstukken uit het onderwijs worden er behandeld aan de hand van praktische video’s en inhoudelijke dossiers. Het eigen leren actief sturen en dit aan je baas laten zien? Maak gebruik van www.bekwaamheidsdossier.nl om actief je eigen ontwikkeling de baas te zijn. Via www.ted.com zijn inspirerende toespraken te vinden. Ken Robinson is een voorbeeld van iemand die over ‘leren’ praat. Door het ministerie van OCW gestimuleerde website om kennis over het leren van docenten beschikbaar te maken: www.lerenvandocenten.nl.
Tips van Maaike Endedijk om het leren actiever te sturen Maak onderscheid tussen actief en passief oefenen Eigenlijk gaat leren heel vaak vanzelf, je maakt veel mee in de klas en hoe vaker je dingen oefent, hoe beter het gaat. Maar op deze manier ben je in wat en hoe je leert erg afhankelijk van wat er in de klas gebeurt. Maak dus onderscheid in wat je wilt oefenen om routine te krijgen en wat je graag anders zou willen. Wil niet teveel tegelijk Gelukkig is de hoogste prioriteit voor veel docenten dat hun leerlingen iets leren. Maar hoe geef je nou je les zo vorm dat je er zelf iets van leert? Probeer net als in het lesplan voor je leerlingen ook een leerplan voor jezelf te ontwerpen. Bedenk daarbij vooral wat je nu precies gaat doen om dat te bereiken en hoe je dan weet of dat is gelukt. Veranderingen gaan vaak langzaam, dus plan kleine stapjes. Analyseer je eigen handelen Als je iets nieuws uitprobeert, zal de uitwerking vaak anders zijn dan je had verwacht. Dat betekent niet dat je niets hebt geleerd. Door goed te analyseren, kom je er achter waarom bepaalde dingen in de ene situatie wel werken en op andere momenten niet. Praat met anderen Een ander perspectief kan heel erg helpen om de oorzaken van problemen te begrijpen. Praat met collega’s (en leerlingen) over hoe jullie bepaalde problemen aanpakken. Waarom doe je de dingen zoals je doet en waarom doet een collega dat anders?
december 2010
NVOX
Brieven Wie van de drie?
512
Prima natuurlijk, die aandacht in NVOX voor de geschiedenis van de scheikunde, zowel in de artikelen als in de boekbesprekingen. Zo stond in het novembernummer een door Hans Bouma uit het Duits vertaald interessant artikel over het leven van de excentriekeling Henry Cavendish (1731 – 1810). In het artikel zelf wordt de ontdekking van koolstofdioxide aan Joseph Black toegeschreven, in de zeer summiere inleiding daarentegen aan Cavendish. Nu zou dit best een slordigheidje kunnen zijn, niet de moeite van het signaleren (laat staan reageren) waard. Opmerkelijker is echter dat een flink aantal bronnen, een kleine selectie staat hieronder, een andere wetenschapper naar voren schuift: de Vlaming Jan Baptist(a)/Jean Baptiste van Helmont (1579(?) – 1644). Van Helmont, een nogal onderschatte wetenschapper, bereidde op verschillende manieren koolstofdioxide: door de verbranding van koolstof, de vergisting van druivensap en de reactie tussen schelpen en zuur. Het lijdt geen twijfel dat hij zich realiseerde een nieuwe stof bereid te hebben, die hij ‘gas sylvestre’ (je leest ook wel ‘spiritus sylvestre’) noemde: gas van hout. N.B. Ook de term ‘gas’ komt uit zijn koker. Overigens had Van Helmont geen flauw benul van de rol van koolstofdioxide bij de fotosynthese. Integendeel, bij zijn beroemde ‘wilgenproef’ die uiteraard alles met fotosynthese te maken heeft, zag hij de rol van dit gas totaal over het hoofd. Het intrigeert mij op welke gronden Gisela Boeck, de oorspronkelijke auteur van het artikel, de ontdekking van koolstofdioxide aan Joseph Black toeschrijft. Ik probeer haar hierover nog te benaderen en zal de NVOX-lezer op de hoogte brengen als ik door dit contact mijn hiervoor geuite opvatting moet herzien. n Amsterdam, Henk van Lubeck
Nieuwenburg, C.J. van (1961). Korte geschiedenis van de chemie. Hilversum: D.B. Centen.
NVOX
januari 2010 december 2010
Partington, J. R. (1960). A short history of chemistry. New York: Harper Torchbooks (3e ed.). Ihde, A.J. (1964). The development of modern chemistry. New York: Harper International Student Reprint. http://www.britannica.com/EBchecked/ topic/260549/Jan-Baptista-van-Helmont http://chemistry.about.com/od/ famouschemists/p/jan-baptista-vanhelmont-bio.htm http://www.spiritus-temporis.com/janbaptist-van-helmont/
Adviesexamenprogramma scheikunde Aanleiding voor onderstaande brief van de Radboud Universiteit Nijmegen aan de Stuurgroep Nieuwe Scheikunde is de voorgestelde stofomschrijving havo en vwo (d.d. 4 oktober 2010) zoals die in de bijeenkomsten van 7 en 14 oktober aan docenten is voorgelegd. De Stuurgroep Nieuwe Scheikunde zal het adviesexamenprogramma op 1 februari aan de minister van Onderwijs aanbieden. Nijmegen, 9 november 2010 Geachte heer/mevrouw, Door middel van deze brief willen wij, tutoren van de Radboud Universiteit Nijmegen, onze zorg uiten over de inhoud van het nieuwe examenprogramma scheikunde en bijbehorende syllabus, zoals deze worden geschetst in de stofomschrijving nieuwe scheikunde havo en vwo en het nieuwe examenprogramma scheikunde havo en vwo (d.d. 4 oktober 2010). Op zich kunnen wij ons vinden in het streven van de commissie het onderwijs voor de leerlingen uitdagender en de onderwerpen eigentijdser te maken, waarmee wellicht een groter aantal leerlingen zal kiezen voor een bètastudie. De uitwerking die nu voor ons ligt, baart ons echter zorgen. Allereerst missen wij de samenhang tussen de verschillende SE en CE onderdelen. Er lijkt voor gekozen te zijn de basisvaardigheden alleen in het SE te toetsen, terwijl de onderwerpen die verdieping
bieden tot de CE stof behoren. Zo is ervoor gekozen om het onderwerp Biochemie in het SE te zetten, terwijl het onderwerp Biotechnologie in het CE deel staat. Het onderwerp Macromoleculaire chemie is geplaatst in het SE deel, het onderwerp Materiaaltechnologie en Keuze van materialen in het CE. Hetzelfde geldt voor Energie (SE) en Gebruik van energiebronnen (CE). Dit houdt in dat je bij het CE alleen vragen kunt stellen over de toepassingen zonder koppeling naar de chemische basiskennis. Dit vinden wij onwenselijk: je kunt niet vragen naar het beste materiaal voor bijvoorbeeld verpakkingen, als je geen chemische vragen mag stellen over het verschil tussen thermoharders en thermoplasten. Een ander voorbeeld: je kunt geen chemische vragen stellen over de rol van een plasmide bij genetische modificatie als je niks mag vragen over de biochemie. Ons voorstel zou zijn om verwante onderdelen in samenhang te toetsen. Dus bijvoorbeeld de onderwerpen Macromoleculaire chemie, Materiaaltechnologie en Keuze van materialen tezamen toetsen in ofwel het SE ofwel het CE. Evenzo voor de combinatie Biochemie en Biotechnologie, de combinatie Energie en Energiebronnen en de combinatie Analytische Chemie en Gebruik juiste onderzoeksmethoden. Een tweede punt van zorg is dat de tijd die is ingeruimd voor de “nieuwe onderdelen” van het programma ten koste gaat van de onderdelen die een degelijke basis van de chemie vormen. Hierdoor vrezen wij voor een aanzienlijke niveauverlaging. Zo worden Donor-acceptor reacties (dus de zuur-basereacties en de redoxreacties) ingeschaald op 30 studielasturen. Dit komt overeen met ongeveer 20 lesuren van 50 minuten voor beide onderwerpen samen. Voor het onderwerp Organische Chemie worden slechts 20 studielasturen gereserveerd. Dit komt neer op meer dan halvering van de tijd die nu aan deze belangrijke onderwerpen wordt besteed! Vanuit onze ervaring op de universiteit weten wij dat een goede beheersing van deze concepten onmisbaar is voor het succesvol volgen van een studie Moleculaire Wetenschappen. Wij stellen dan
ook voor om het aantal studielasturen voor het behandelen van deze belangrijke concepten te vergroten, wetend dat dit ten koste zal moeten gaan van de tijd die aan andere zaken kan worden besteed. Een derde punt van zorg is de eenzijdige keuze van het plaatsen van alle nieuwe onderwerpen in het CE en veel belangrijke basisconcepten in het SE. Wij pleiten voor een evenwichtige verdeling van onderwerpen over SE en CE, waardoor het CE een goede afspiegeling wordt van het scheikundeprogramma. Hiermee wordt bereikt dat het niveau van de eerstejaarsstudenten vergelijkbaar is en niet afhankelijk van de aanleverende school, dit is van groot belang voor vervolgopleidingen. Bijkomend voordeel van het spreiden van de nieuwe onderwerpen over SE en CE is dat docenten de tijd krijgen om de didactiek van de nieuwe onderwerpen goed in de vingers te krijgen. Een laatste punt van zorg is de overladenheid van het programma. Zo zijn de onderwerpen Lewisstructuren, mesomerie en VSEPR weer terug in het examenprogramma. Waarom is ervoor gekozen deze specifieke onderwerpen in een reeds overladen programma op te nemen? Deze onderwerpen horen naar ons idee niet tot de basisvaardigheden. Hetzelfde geldt voor open, gesloten en geïsoleerde systemen en de tweede hoofdwet. Ook de werking van een plasmide is een zeer specifiek voorbeeld in de biotechnologie en wat ons betreft geen kernbegrip. Het lijkt alsof de eindtermen zijn afgeleid uit de op dit moment ontwikkelde modules. Dit gaat ten koste van een heldere en doordachte leerlijn. Ons advies is een heroriëntatie op de kernbegrippen van het scheikunde onderwijs en daaruit de eindtermen af te leiden. Wij hopen op een inhoudelijke reactie op de door ons aangevoerde punten, Met vriendelijke groet, n Dhr. drs. F. Baas, mw. drs. E. Heijmen, mw. drs. S. Trommelen, dhr. drs. L. Zelissen allen tutor scheikunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen
Reactie van de Stuurgroep Nieuwe Scheikunde Aan tutoren scheikunde aan de Radboud Universiteit Nijmegen: dhr. drs. F. Baas, mw. drs. E. Heijmen, mw. drs. S. Trommelen en dhr. drs. L. Zelissen. 16 november 2010 Geachte heer/mevrouw, Op zondag 7 november ontvingen wij als leden van de Stuurgroep voor de vakvernieuwing scheikunde uw brief gedateerd op 09-11-2010. Laat ik beginnen met u dank te zeggen voor uw brief. U verbindt ons streven, het eigentijdser en uitdagender maken van het examenprogramma, aan het doel: leerlingen inspireren voor een vervolgstudie in bèta of techniek. In de route dat gezamenlijk doel te bereiken, zo geeft u aan, zitten zorgpunten. U noemt er enkele. Voordat ik daar op inga, wil ik eerst constateren dat u – en daar ben ik verheugd over – zeer goed beseft dat het examenprogramma, door de Stuurgroep aan de Minister geadviseerd, het bovenliggende en leidende principe is en dat voor een langere periode. Van het examenprogramma wordt straks, door anderen uit het veld, een syllabus en een schoolhandreiking afgeleid; een syllabus en handreiking die regelmatig kunnen worden bijgesteld binnen het raam van het examenprogramma dat, conform de opdracht van de minister van OCW, globaal geformuleerd is. Teneinde in de uitgebreide veldraadpleging met docenten over de inhoud van het examenprogramma te kunnen discussiëren, is een door ons intern gebruikt “Overzicht van concepten en vakbegrippen” meegestuurd onder de naam ‘stofomschrijving’. Dat overzicht is door de Stuurgroep samen met docenten gebruikt voor meerdere doeleinden, zoals het zicht krijgen op overladenheid van (deel)onderwerpen. Dat “Overzicht van concepten en vakbegrippen” maakt echter geen deel uit van het examenprogramma waarover onze minister straks een besluit neemt, het is een onderdeel van de onderbouwing van conclusies in ons eindadvies.
Twee belangrijke punten die u in uw brief opmerkt zijn een mogelijk (te) geringe aandacht voor organische chemie en (het ontbreken van) een gestandaardiseerde kennisbasis bij de start van een vervolgstudie aan universiteit en hogeschool. De formulering van de eindtermen in het nieuwe examenprogramma is zo gekozen dat, mochten veel anderen ook vinden dat meer aandacht voor organische chemie in een inspirerend programma gewenst is, dit in een syllabus geconcretiseerd kan worden. Het is in zekere zin een uitvoeringsprobleem, geen ontwerpprobleem. De doorlopende kennisbasis havo hbo en vwo wo vindt de Stuurgroep wezenlijk voor het realiseren van het doel. Juist daarom ligt in het nieuwe havo-examenprogramma de nadruk op technologie en duurzaamheid, en in het verlengde daarvan, op de maatschappelijke relevantie van de sector chemie. In het nieuwe vwo-examenprogramma wordt juist diepgang gezocht bij het bestuderen van reacties en bindingen en wordt daarin een verbinding gelegd met wetenschappelijk onderzoek. Die principes vindt de Stuurgroep uitgangspunt bij de verdere gedetailleerde invullingen die gemaakt gaan worden, bijvoorbeeld in een syllabus, een module, een leerboek. Nogmaals, bij dit punt vindt de Stuurgroep het belangrijk dat het examenprogramma ruimte geeft aan alle leerlingen dus ook voor diegene die niet voor een wetenschappelijke carrière kiezen. Uw zorg dat niet alle leerlingen met eenzelfde kennisbasis het wo, in casu de scheikundeopleidingen of scheikunde georiënteerde opleidingen binnenkomen is een zeer reële zorg die ik uit ervaring ken. Echter dit is een probleem dat met een korte introductiecursus te repareren is. Het feit zelf wordt veroorzaakt door de autonomie die scholen/ docenten tegenwoordig hebben bij het invullen van hun onderwijscurriculum (het “HOE”) waarbij het “WAT” ontleend wordt aan de inhoud van de syllabus. In de beschrijving van wat u uw zorgpunten noemt, spreekt u over toetsingin-samenhang en benoemt dat binnen een deel van de chemie. Wij vinden het minstens zo noodzakelijk dat er sa-
december 2010
NVOX
513
menhang wordt gezocht met de andere bètavakken. Om dat mogelijk te maken moeten juist grote onderwerpen zowel een ce-deel als een se-deel hebben. Leerlingen hebben in school de keuze uit een NG- of een NT-profiel en dat bepaalt hun oriëntatie; ze moeten de mogelijkheid krijgen bij hun voorkeur(en) de diepte in te gaan; dat is een deel van de inspiratie. In twee door u benoemde punten van zorg gaat het over studielast van leerlingen. Dat is ook voor de Stuurgroep, tijdens het gehele proces, een punt van voortdurende aandacht geweest, samen met de docenten, ook al is het een aspect van uitvoering in de scholen of een opdracht voor schrijvers van modules of leerboeken. In de praktijk van het examenexperiment zien we dat docenten daar goede oplossingen voor vinden. In de komende periode, tussen het advies en de invoering van nieuwe examenprogramma’s, is dat een punt van aandacht, ook voor de NVON die u niet voor niets een afschrift van deze brief hebt gestuurd.
Evenals u vindt de Stuurgroep het belangrijk dat leerlingen goed en adequaat worden voorbereid op een bèta / technische vervolgstudie aan het hoger onderwijs, maar zij vindt het minstens zo belangrijk dat alle leerlingen met een N-profiel voldoende basis meekrijgen om ten aanzien van maatschappelijke contexten waarbij chemische vraagstellingen een rol spelen een weloverwogen een eigen standpunt kunnen bepalen. Ten slotte, ik betreur het dat u uw brief naar de NVON pas hebt verstuurd nadat de termijn is verlopen waarbinnen de Stuurgroep reacties uit het veld inhoudelijk kan verwerken. Dan lijkt het alsof de Stuurgroep er niets meer mee kan of zou willen doen. Niets is minder waar. Wij constateerden in de recente consultaties dat anderen soortgelijke opmerkingen maakten en ons daaromtrent adviezen hebben gegeven. Die reacties staan voortdurend op ons netvlies nu wij ons eindrapport samenstellen. Wij hebben u gehoord en wij hebben goed geluisterd.
514
De stuurgroep vindt, evenals u, een evenwichtige verdeling van nieuwe onderwerpen over het centraal examen en het schoolexamen zeer belangrijk. In de domeinen B, C en D staan de robuuste vakconcepten centraal en in de domeinen F, G en H de toepassingsgebieden. Binnen deze domeinen zijn oude en nieuwe eindtermen verdeeld over centraal examen en schoolexamen, rekeninghoudend met de gegeven 60%40% hiertussen. Met de docenten uit het examenexperiment is nagegaan of deze verdeling niet tot overladenheid zou leiden. In de gekozen verdeling worden ook in het schoolexamen belangrijke eindtermen/concepten behandeld waardoor het schoolexamen meer gewicht krijgt. Wanneer er voor gezorgd wordt dat de behandeling van de concepten in het centraal examen inderdaad 60% van de tijd beslaat is er voldoende tijd om in het schoolexamen de daargenoemde concepten en de daarmee verbonden toepassingsgebieden te behandelen. Daardoor is er in het schoolexamen volop mogelijkheid om te differentiëren en bijvoorbeeld contexten-in-samenhang met andere bètavakken met de leerlingen te behandelen.
NVOX
december 2010
Met vriendelijke groet, n Gerard van Koten Voorzitter van de Stuurgroep Nieuwe Scheikunde Universiteitshoogleraar UU
bestuurstafel NVON in de Tweede Kamer Ruim anderhalf jaar verzet de NVON zich, samen met andere organisaties, tegen de reductie van het aantal sectorvakken per sector tot één op het vmbo. Dus de sector techniek kan dan gekozen worden met wiskunde en voor het overige bijvoorbeeld Frans, tekenen en geschiedenis. Dat lijkt de NVON geen stevige voorbereiding op het mbo en havo. We pleiten voor een finetuning in de theoretische leerweg door het tweede vak niet verplicht te stellen, maar door de leerling wel te laten kiezen uit een beperkt aantal vakken die betrekking hebben op desbetreffende sector. Als voorbeeld de sector techniek, die wiskunde verplicht stelt, en vervolgens de leerling laat kiezen uit NaSkI, biologie of NaSkII. Hiermee krijgen de leerlingen
meer keuzevrijheid en tegelijkertijd een vol¬waardige sector. Naast Nederlands, Engels en de twee sectorvakken heeft de leerling dan nog twee vrij te kiezen vakken. Bij een handige keuze liggen alle sectoren nog open. Na de verkiezingen van 9 juni heeft de staatssecretaris het wetsontwerp opnieuw en ongewijzigd naar de Tweede Kamer gestuurd. De, veelal nieuwe, Kamerleden hebben we weer onze argumenten tegen het wetsvoorstel doen toekomen. Dat heeft ertoe geleid dat de plenaire behandeling tot tweemaal toe niet is doorgegaan. Inmiddels gingen ook andere organisaties zich roeren en dit keer meestal vóór het wetsontwerp. Toen wisten de Kamerleden het niet meer en is er tot een hoorzitting besloten. Deze is donderdag 25 november gehouden. Er waren maar liefst 10 organisaties uitgenodigd. Naast de NVON, KNCV en de vakbonden, natuurlijk de brancheorganisatie als VO-raad, MBO Raad en Stichting Platforms VMBO. Deze waren over het algemeen voor het ongewijzigde wetsvoorstel. Het voornaamste argument was de keuzevrijheid van de leerling: de leerling moet niet te vroeg in een bepaalde richting gedwongen worden. Naar de mening van de NVON geven deze argumenten de discussie van een paar jaar geleden weer. Inmiddels hecht de maatschappij meer aan een stevige kennisbasis dan aan maximale vrijheid. Op de vraag van de Kamerleden, wat er bij aanvaarding van het amendement misgaat, kwam weer het algemene antwoord van keuzevrijheid voor de leerling en de scholen. Kortom, men had geen inhoudelijk steekhoudende argumenten naar ons idee. De discussie werd wel beïnvloed door de onduidelijkheid over de afdelingen waarover men sprak. De NVON richt zijn argumenten speciaal op de theoretische leerweg van het vmbo, terwijl anderen zeker ook naar de basis- en de kaderleerwegen keken. De NVON kan zich voorstellen dat voor deze leerlingen het wetsontwerp meer mogelijkheden geeft voor een individuele benadering. Onze argumenten vonden een vruchtbare bodem bij de politieke partijen. De houding van de minister is nog onduidelijk.
Aan het einde van de hoorzitting hebben we de Kamerleden bedankt, dat de politiek nu ook direct met een lerarenorganisatie gesproken heeft. Hieraan hebben we de verwachting gekoppeld dat dit in de toekomst vaker zal gebeuren, zodat vertraging van wetgeving zoals die nu is opgetreden, voorkomen wordt. De NVON heeft duidelijk gemaakt dat men niet alleen met de mond moet belijden dat ‘de leraar het vak terug moet krijgen’, maar dat men daar in de praktijk ook consequenties aan moet verbinden.
NVON-sectie natuurkunde en NiNa De NVON-sectie natuurkunde is dit jaar met vooral één onderwerp in de weer geweest: het programma voor de Nieuwe Natuurkunde (NiNa). Anders dan uitsluitend af te gaan op de mening van enkele gerespecteerde natuurkundedocenten, of die van de deelnemers aan de pilotscholen, is getracht de mening te peilen van het brede veld van natuurkundedocenten. Daartoe heeft de sectie een aantal veldconsultaties georganiseerd. Op basis van de ideeën en kritieken die hier, en op andere voorlichtingsbijeenkomsten, naar voren zijn gebracht, heeft de sectie natuurkunde op 18 mei 2010 een standpunt geformuleerd dat tot dat moment de stand van zaken weergaf. Daarna is er op verschillende fronten druk overleg geweest. Ten slotte heeft op 28 oktober 2010 een gezamenlijke vergadering plaatsgevonden van een afvaardiging van de NiNa-vernieuwingscommissie en de NVON-sectie natuurkunde. Daarvan kan gezegd worden, dat er constructief is samengewerkt, een aantal misverstanden is verhelderd of uit de weg geruimd en er goed geluisterd is naar elkaars zorgpunten. Af te wachten valt wat het ministerie van OCW uiteindelijk (in het nieuwe kabinet) zal doen met het advies van de vernieuwingscommissies en hoe het eventuele implementatietraject er dan uit komt te zien. De organisatie van examenbesprekingen (CE) blijft eveneens een belangrijke activiteit van de sectie natuurkunde. De verwachting is, dat dit in de toekomst nog belangrijker zal worden: over de al dan niet vernieuwde examenprogramma’s en over de kwaliteit van CE’s en SE’s zal nog veel gecommuniceerd moeten worden.
Privacybeleid Naar aanleiding van de controle lidgegevens kregen we een aantal vragen over het privacybeleid van de NVON. De NVON verstrekt derden nooit uw gegevens. Informatie van derden die mogelijk voor leden van belang kan zijn, wordt opgenomen in NVOX, op de NVON-site, in de digitale NVON-nieuwsbrief of de natuurkundenieuwsbrief. Ten aanzien van enquêtes van derden zijn we zeer terughoudend. De secties en kringen krijgen ook niet de lidgegevens, maar hun berichten worden door het secretariaat per post of per mail doorgestuurd naar de leden. Bijvoorbeeld als er een examenbespreking is of een kringbijeenkomst. Via de NVON site kan ieder lid alleen zijn gegevens inzien en veranderen. Klik op login, geef uw e-mailadres of gebruikersnaam en een persoonlijk wachtwoord. Wachtwoord vergeten of geen wachtwoord? U ontvangt een nieuw op uw e-mailadres. Mocht een of ander onduidelijk zijn, een mail naar
[email protected] volstaat. Als u uw gegevens op de site verandert, krijgt u daarvan een bevestigingsmail. Volgende maand meer. n Henry van Bergen / hoofd NVON-bureau
[email protected]
bestuurscommissie Testers gezocht voor demonstratieproeven
intussen getest. Maar we zoeken nog enkele docenten, toa’s, lio’s en dio’s om een of meer van de overgebleven proeven te testen. Wilt u dit (tot 31 januari) nog doen, dan graag een mailtje naar
[email protected]. U krijgt dan een overzichtslijst van de nog te testen proeven en een instructie voor het testen van de door u uit te zoeken proef. Nadat u hebt doorgegeven welke proef u wilt testen krijgt u de conceptproefbeschrijving per mail. Uiteraard wordt uw naam bij de proef in het boek vermeld en krijgt u later een presentexemplaar. We willen het boek nog aanvullen met enkele demonstratieproeven over organischchemische onderwerpen. Liefst minder bekende proeven of een net iets andere uitvoering van bekende proeven. Heeft u suggesties, dan graag eveneens een mailtje naar
[email protected]. De tweede druk van Showdechemie1 is nog niet uitverkocht. De prijs, € 8,- excl. verzendkosten, is zeer laag voor het gebodene: bijna vijftig full colour bondige beschrijvingen van aansprekende proeven. Op de website www.nvon.nl/showdechemie staat aanvullende informatie zoals links, een database van de gebruikte stoffen en suggesties voor de combinatie van een aantal proeven tot een chemieshow. Neem voor de wijze van bestellen contact op met
[email protected]. n Henny Kramers
secties Diplomering eerste toa’s
Rozen die eens rood waren. Foto: Gerard Stout.
De rode roos is een van de proeven in het door de NVON in 2011 uit te geven boek ShowdeChemie2. Voor dit boek zijn meer dan vijftig demonstratieproeven uitgezocht. Een groot deel hiervan is
Op 9 juli heeft Rijn IJssel (laboratorium en research) de eerste diploma’s van de toauitstroom uitgereikt. Mevrouw A. Herder en mevrouw R. Knaake hebben dit diploma door erkenning van hun competenties (EVC) verworven. Daarvoor hebben ze een portfolio gemaakt met daarin bewijzen van hun kennis en kunde. Na toetsing van deze bewijzen en een interview waarin deze door de kandidaten werden toegelicht, kon de rapportage worden opgemaakt en worden aangeboden aan de examencommissie. Dit leidde tot het diploma. Herder en Knaake
december 2010
NVOX
515
De biologie-itembank Op het NIBI-kantoor om 16.30 uur: A. Herder ondertekent haar diploma.
R. Knaake neemt haar diploma in ontvangst.
516
kwamen speciaal naar het mooie gebouw van het hlo (HAN) in Nijmegen, waar een gedeelte van het mlo gesitueerd is, om de diploma’s tegelijk met de geslaagden van het diploma analist niveau 4 in ontvangst te nemen. Na de officiële ondertekening van de stukken en een praatje van de coördinator van de opleiding mw. J. Aker, werd er nagepraat onder het genot van een hapje en een drankje. Als pilot heeft een aantal toa’s van het Christelijk Lyceum Apeldoorn (Petra Ketelaar, Iris Jaspers en Richard Reezigt), ROC Midden Nederland (Said Boujlid), Amadeus Lyceum in Vleuten (Liliane Huge), en ROC Rijn IJssel (Theo Gerritsen en Hans Jaegers) het EVC-traject afgelegd onder begeleiding van Henry Soyer van Rijn IJssel. Na toetsing en erkenning van hun competenties hebben zij op 18 mei hun diploma in ontvangst mogen nemen. Toa’s die al een aantal jaren werkzaam zijn en ook belangstelling hebben voor dit traject, kunnen zich wenden tot het EVCpunt van Rijn IJssel: http://www.rijnijssel. nl/EVCpunt, tel. 0800 0200995, evcpunt@ rijnijssel.nl. Voor extra informatie kunt u terecht bij T. Gerritsen (t.gerritsen@ rijnijssel.nl, zie ook Labwinkel.nl) of zich rechtstreeks wenden tot de coördinator van de toa-opleiding: dr. J.C.M. Aker, tel. 06-34864576 / 026-3655730. Foto’s: José Aker n Petra Ketelaar / NVON-sectie toa
NVOX
december 2010
JW: Hallo Jaap. Jp: Hallo Henk en JW. JW: Wij zijn ruim te vroeg. Om vijf uur komt René om samen met Henk over ons project te praten, de NVON-biologieitembank. Dat geeft mij mooi de gelegenheid om Jaap iets over Wintoets te laten zien. Ik heb mijn laptop meegenomen en die staat al startklaar. Jp: Prima idee, als penningmeester ben ik goed thuis in Excel, maar voor de meeste programma’s ben ik een digibeet, dus laat maar eens zien. JW: Alleen als je met een programma werkt krijgt je er vaardigheid in en kom je dingen tegen, kleine probleempjes, waar je niet eerder aan hebt gedacht. Daarom heb ik vorige week een Wintoets repetitie afgenomen in V5. Het onderwerp was Th1-Ordening uit BVJ in combinatie met het bloemenpracticum. Wij hebben op school nog niet genoeg computers om bijna 100 leerlingen in 1 keer een elektronische toets af te nemen, dus waren er twee sessies. Terwijl 50 leerlingen op de ouderwetse manier met de Flora van Heimans & Thijsse aan het determineren waren, zat de ander helft achter de computer. En na 50 minuten wisselen. Jp: En hoe is het bevallen? JW: Allereerst het nakijken. Binnen 1 uur had ik de 2 open vragen die in de Wintoetsrepetitie waren opgenomen gecorrigeerd en toen had ik direct de cij-
fers. Een enorme tijdwinst. Bovendien kon ik direct een soort analyse doen. Er waren 80 punten te verdienen. Ik dacht dat bijna de hele repetitie bestond uit weggevertjes, maar dat bleek niet zo te zijn. Kijk, hier zie je de percentielscores (zie onderaan). De repetitie bestond uit een aantal vragen die BVJ bij de methode had meegeleverd, twee vragen van de Nederlandse Biologie Olympiade maar de meerderheid had ik zelf gemaakt. Ik wilde namelijk weten of mijn leerlingen weten hoe een bloem in elkaar zit. Niet alleen het schematische plaatje uit het boek, maar een ‘echte’ bloem. Van een foto die de werkelijkheid zo goed mogelijk benadert. Na zes practicumlessen over bloemen moet dat kunnen, vind ik (teunisbloem, zwarte nachtschade, witte dovenetel, zonnebloem, maïs en rode klaver). En ik wilde weten of ik bij hen bepaalde ‘misconcepten’ heb kunnen rechtzetten. Jp: ‘Misconcepten’? JW: Met die term verwijs ik naar de site van het RdMC (misconcept = een hardnekkige verkeerde voorstelling van de werkelijkheid). Vraag een leerling in V5 naar de namen van twee bloemen. Zij geven steevast als antwoord: een paardenbloem en een madeliefje. Fout! Beide zijn geen bloemen. Het is een bloeiwijze, een hoofdje, een tiental bloemen bij elkaar. Andere vraag: wat is het verschil tussen een sperzieboon en een bruine boon? De ene is een vrucht en de andere is een zaadje, dat is voor ons simpel. De begrippen vruchten en zaden worden door leerlingen constant door elkaar gehaald, ook al liggen die vruchten, zoals tomaten, peultjes en sperziebonen en die zaden, zoals pinda’s, erwten en bruine bonen, dagelijks op je bord. Goed Jaap, jij dient als proefkonijn voor de volgende vraag. Zijn de foto’s duidelijk genoeg? Jij hebt
Digitale Centrale Examens U vindt, wat betreft de digitale examens, een actueel overzicht in de brochure Duidelijk_digitaal_3 van het CvE op blz. 11. Deze brochure staat op de homepage van het CvE: www.cve.nl.
verslagen NVON-nascholingsdag in Wageningen: (epi)genetica
tenslotte de tropische landbouwschool doorlopen, dus jij bent eigenlijk een deskundige. Je ziet hier een zogenaamde comboboxvraag. In het keuzelijstje zitten alle onderdelen van de bloem. Als bronafbeeldingen heb ik met behulp van de Plantengids KU Leuven foto’s van ereprijs en morgenster voorzien van nummers. Als het op de ene foto niet duidelijk is wat met een bepaald nummer bedoeld wordt, klik dan op de andere foto. Jp: Ik moet wel even goed kijken. Jawel prima te zien, prachtig die foto’s. JW: En nu de proef op de som. Een paar foto’s van de gele morgenster. Hoe heten de onderdelen? Jp: Wij stoppen ermee. Daar hebben wij René. JW: René en Henk hebben allebei grote bestanden met biologievragen. Maar daarover een volgende keer meer. (Wordt vervolgd) Geciteerde sites: Alhoewel het misconcept ‘paardenbloem’ niet in de misconceptenbank van het Ruud de Moor Centrum staat is het bezoeken van de Kennisbank misconcepten in de biologie zeer de moeite waard. Het makkelijkst te vinden via google. Hou je van wilde planten? Bezoek dan de Plantengids - KU Leuven: http:// www.kuleuven-kortrijk.be/bioweb/
Wil je mij aan het werk zien? Kijk dan op YouTube: Krab op sportveld Antwoorden bij de nummers: 1=kelkblad, 2=kroonblad, 3=helmknop, 4=helmdraad, 5=stijl, 6=stempel, 7=omwindselblad, 8=(lintvorminge kroon van een) lintbloem
examenprogramma's Binas nieuws Er komt een tweede druk van vmboBinas. Let u hier bij op het volgende: in 2011 en 2012 is op het centraal examen nask1 en nask2 alleen de eerste druk toegestaan. De derde klassen moeten in september 2011 reeds beschikken voor BB over de tweede druk Binas-vmbo basis, dan wel de tweede druk Binas-vmbo kgt voor KB en GL/TL. Want voor de vierde klassen zal op het centraal examen 2013 alleen de tweede druk worden toegestaan. Dit volgt uit de Regeling rooster en toegestane hulpmiddelen voor de centrale examens van de eindexamens en de staatsexamens vwo, havo en vmbo in 2012. Zie: www.examenblad.nl, jaarring 2012.
8 oktober vond in Wageningen weer een NVON-nascholingsdag plaats. Er was een enorme belangstelling (ongeveer 180 deelnemers) voor deze dag. Lezing 1: de dag begon met de lezing van Hans de Jong: Mijlpalen in de (epi)genetica? Via Lamarck, Mendel, Kammerer (die Lamarckisme waar vond), Barbara Mc Clintock (van de ‘jumping genes’) en vele andere grootheden die zich beziggehouden hebben met onderzoek op gebied van de erfelijkheidsleer, legde hij uit hoe de wetenschap uiteindelijk tot het concept van de epigenetica gekomen is. Het gaat om onverklaarbare resultaten bij kruisingen, onverklaarbare mutaties, het feit dat soms ouderlijke genotypen niet meer terugkomen of bepaalde combinaties van ouders leiden tot instabiliteit (‘genome shock’). Hij illustreerde dit ook met een voorbeeld uit de eigen praktijk met een resistentiegen in tomaten. Er was een merker voor dat gen. Na vele generaties werd er eens getest. De tomaten bleken gevoelig. Het gen was nog steeds aanwezig maar het kwam niet meer tot expressie. Dit door epigenetische invloeden: DNA-methyleringen en histonmodificaties. Hij sprak ook over de kwantitatieve genetica en associatie-mapping, de rol van transposons in genomen en evolutie, en de kracht van RNAi technologie. Die DNA-methyleringen en histonmodificaties werden verder toegelicht in de tweede lezing door Iris Stulemeijer. Zij vertelde over de rol die epigenetica speelt bij ziektes van de mens, waarbij onder meer gedacht moet worden aan bepaalde vormen van kanker en stofwisselingsafwijkingen. Deze epigenetische invloeden werken samen om de expres-
december 2010
NVOX
517
boekrecensies
518
sie van een gen te beïnvloeden. Kanker kan ontstaan door genetische maar ook door epigenetische invloeden. Wellicht is het mogelijk om via epigenetische invloeden bepaalde genen permanent uit te schakelen. De slotlezing: Hoe selectie, ontwikkeling en fysiologische homeostase leiden tot adaptatie trok Rolf Hoekstra de parallel tussen de verschillende tijdschalen waarop adaptatie door de soort mens plaatsvindt. Er is homeostase (aanpassing in uren of dagen) en selectie (aanpassing gedurende generaties en millennia) Daartussen is de adaptatie door het epigenoom (maanden, jaren). Hij vertelde dat de (menselijke) natuurlijk selectie een langzaam proces is en dat de menselijke technologie veel sneller de gevolgen van nadelige evolutionaire processen kan wegnemen dan de natuurlijke selectie. Voorbeeld: het duurt misschien vijftig jaar eer de mens een goed vaccin tegen hiv heeft ontwikkeld. Er is nu een mutatie in West-Europa die resistentie tegen hiv veroorzaakt. Rekensommetjes tonen aan dat het minstens 750 jaar duurt er de bevolking in West-Europa grotendeels resistent is. In Afrika, waar deze mutatie niet voorkomt, duurt het minstens 7500 jaar.
Er waren ook nog vijf workshops waar je er twee uit kon kiezen: een excursie naar de proefkassen van de WUR, waarbij vooral aandacht werd besteed aan biodiversiteit en veredeling (zie de foto van diverse variëteiten van de paprika). Om allerlei eigenschappen in te kruisen, ma-
NVOX
december 2010
ken veredelaars gebruik van moleculaire merkers, die meestal berusten op kleine verschillen in een stukje DNA. Als je meer van het gebruik van genetische merkers wilde weten kon je de workshop Hoe zet je moleculaire merkers op een genetische kaart? kiezen. In deze workshop leerde je hoe je aan moleculaire merkers komt, en hoe die merkers kunnen worden gebruikt voor een simpele genetische kaart. Alles wat nodig is zijn DNA-fingerprinten van een kruisingspopulatie, het maken van scoringslijsten en eenvoudige berekeningen in een spreadsheetprogramma. In dit geval kwamen de resultaten van een bestaand experiment met zandraket, het modelsysteem van plantenwetenschappers. Het experiment laat zich goed uitvoeren in een klas met computers. Er is ook gekeken naar een kwantitatieve eigenschap (bloeitijd) en de manier waarop genetici die op de kaart zetten. In de workshop DNA en de Puttense Moordzaak: hoe werkt dat nou eigenlijk? werd door middel van modellen, ondermeer een uitgekiend klittenbandmodel, de polymerase kettingreactie nagebootst. Om uit te leggen hoe DNA in elkaar zit zijn tastbare modellen onontbeerlijk. Daar waren Watson en Crick in 1953 al achter en er zijn vele manieren om duidelijk te maken hoe DNA ‘werkt’. Nadruk lag op de uitleg van het belang van waterstofbruggen, de kracht van covalente bindingen, en het verschil in stabiliteit tussen enkelstrengs en dubbelstrengs nucleïnezuren. Wanneer leerlingen het principe van de PCR begrijpen is de volgende stap de uitleg van de manier waarop bij de Puttense moordzaak het DNA is onderzocht. Het model is na te bestellen. Info: Hermien.
[email protected]. In de workshop Biotechnologische experimenten in de klas gaf Hans Helder, een van de pioniers van het DNA-practicum voor vwo, een presentatie over transgene organismen en wat er mogelijk is met DNA en biotechnologie met huisdieren, planten en modelorganismen. Een vervolg op deze dag is op 24 maart 2011. n Marijke Domis
Wetenschap Adam Hart Davis. Wetenschap – De grote ontdekkingen. Houten: Unieboek – het Spectrum/ Winkler Prins. 521 p. ill. ISBN 9789049104405. € 59,99.
Over de geschiedenis van de wetenschap is al veel geschreven. Om de zoveel tijd komt er weer een nieuw boek. Dit fraaie salontafelboek is opgebouwd volgens het – inmiddels beproefde – systeem van twee pagina’s per onderwerp. Het “boek belicht elk belangrijk moment in de geschiedenis van de wetenschap en verduidelijkt hoe de ideeën, de uitvindingen en de personen daarachter onze wereld veranderden.” Door de vele illustraties is het een toegankelijk boek geworden, dat de grote ontdekkingen in alles natuurwetenschappelijke disciplines aantipt. “Belangrijke ontdekkingen, theorieën en concepten worden duidelijk uitgelegd, van de eerste sterrenobservaties via ‘eurekamomenten’ in wetenschappelijke experimenten tot moderne genetica en kwantumfysica.” Meer kan ook niet in het bestek van twee pagina’s per uitvinding. Vanzelfsprekend was een van de eerste dingen die ik deed, kijken wie er in het register stond. Plezierig vond ik, dat in dit boek een aantal wetenschappelijke vrouwen ook de plaats kreeg die hen toebehoort. Dat is in het verleden wel eens heel anders geweest. Boeken waarin
Marie Curie als enige vrouw in de marge figureerde, ondanks haar twee Nobelprijzen. Maar… dat Lise Meitner wordt beschreven als een Zweedse natuurkundige die studente was van Otto Hahn, is – vriendelijk gezegd – wel wat slordig. Er is meer dan genoeg bewijs dat Meitner en Hahn volkomen gelijkwaardig samenwerkten. Een kleine anekdote als bewijs: onder een briefje op een mededelingenbord in het lab in Berlijn had een student het onderschrift Otto Hahn, Lise Meitner veranderd in Otto Hahn, Lies [lees] Meitner. En dat Nobelprijswinnares Rita Lévi Montalcini niet eens wordt genoemd, is toch wel wat gênant. En welke vrouwen er verder wel instaan? Kijkt u zelf maar. Een prachtig boek, dat toch zeer de moeite waard is. n Marianne Offereins
Agenda Natuurbeleving 2011 Ruben Smit. Agenda Natuurbeleving 2011. Utrecht: KNNV Uitgeverij: 2010. 128 p. ill. kleur. ISBN: 9789050113274. € 14,95. Kortingen bij afname in grote aantallen.
met hem eens. Dit jaar staat de natuurbeleving centraal. Door de prachtige foto’s in de agenda kun je dagelijks genieten van de Nederlandse natuur. Door foto zelf en de uitleg die bij de foto’s staat. Bij de foto’s staat ook hoe de foto is genomen. Dit voor degenen die geïnteresseerd zijn in fotograferen.
n Marijke Domis
boekaankondigingen Verse ramsj Mark A. Garlick. Geïllustreerde Atlas van het Universum. ’s-Graveland: Fontaine Uitgevers / Tielt, Lannoo, 2007. 303 p., geheel geïllustreerd. ISBN 978-9072975-01-0. € 19,90 (bij Steven Sterk).
Deze op groot formaat uitgegeven kleurenatlas van aarde en heelal mag niemand missen die enige belangstelling heeft voor ruimtefoto’s en informatieve schema’s: samenstelling van de massa van planeten en van hun atmosfeer, kaartjes met omloopschema’s en periodiciteit, ja wat al niet meer? En dat voor zo’n spotprijs! Hollen naar Steven Sterk, voor het boek uitverkocht is.
Ulf Danielsson. Waarom sterren en appels vallen. Over sterrenregens, zwarte gaten en andere rariteiten in het universum. Utrecht/Antwerpen: Kosmos Uitgeverij. 318 p., geen ill. ISBN 978-90-215-3222-6. € 6,90 (bij Steven Sterk).
De ecoloog en natuurfotograaf maakte al voor de vierde keer een agenda samen met de KNNVuitgeverij. Hij vindt hem zelf ieder jaar mooier. Ik ben dat
Elke maand zijn er tips over wilde planten of dieren die zich juist nu laten zien of prachtige landschappen die deze maand op hun mooist zijn. Het is een aansporing om zelf in de natuur er op uit te trekken.
Een heerlijk allegaartje van allerlei natuurverschijnselen en hun verklaring, met treffende historische voorbeelden. Vragen als: wat is kleur?, wat gebeurt er als je afdaalt in een zwart gat? en: waaruit bestaan de zon en andere sterren? wor-
den op een aangename manier beantwoord. Als je toch naar Steven Sterk gaat voor die geïllustreerde atlas, kun je net zo goed deze pocket meenemen.
hand van sterrenkaarten, foto’s, tekeningen en tabellen. Nieuw in deze gids: twaalf sterrenbeelden worden onder de loep genomen, ieder met een sterrenkaart en tientallen deepsky-objecten (dubbelsterren, nevels, sterrenhopen en melkwegstelsels). De diverse appendices achter in de gids met gegevens over het zonnestelsel completeren deze gids. De sterrengids 2011 is al sinds 1938 hét jaarboek en hét handboek voor wie de hemel wil verkennen, visueel of fotografisch, individueel of in groepsverband. Meer informatie: www.dekoepel.nl/sterrengids.
n Hans Bouma
Sterrenkunde Sterrengids 2011 Samenstelling: Mat Drummen en Jean Meeus, met medewerking van vele anderen. Utrecht: Stichting De Koepel, 2010. 176 p., full colour. ISBN 978-90-6638-063-9. € 24,95. Online bestellen via www.dekoepel.nl/winkel.
De sterrengids 2011 is een jaarboek over hemelverschijnselen die in 2011 zichtbaar zijn vanuit Nederland en België, met het blote oog, met verrekijker of telescoop. Hoogtepunten in 2011 zijn de gedeeltelijke zonsverduistering op 4 januari en de maansverduisteringen in juni en december. De beroemde ringen van Saturnus zijn met een telescoop in 2011 beter te zien dan in 2010. Ook Jupiter is prima te zien; hij is een deel van het jaar in gezelschap van Uranus. In maandoverzichten en de dagkalender wordt uitvoerig uiteengezet wat er ’s nachts aan de hemel zichtbaar is. Dit alles toegelicht aan de
Sterren en Planeten 2011 Erwin van Ballegoij, Eddy Echternach, Roy Keeris en Edwin Mathlener. Utrecht: Stichting De Koepel en Stichting Universum. Paperback, 68 pagina’s A4, geïllustreerd. ISBN: 978-90-6638-066-0. € 12,50.
Editie 2011 van het jaarboek Sterren en Planeten, de sterrenhemel van maand tot maand is een kleurrijke gids voor de beginnende sterrenkijker. De editie bevat als vanouds twaalf maandoverzichten die vergezeld gaan van achtergrondinformatie en daarbij geïllustreerd zijn met sterrenkaarten. Dit jaar is er speciale aandacht voor: - de planeten Venus, Mars, Jupiter en Saturnus; - de twee maansverduisteringen van 2011; - kijken naar de gedeeltelijke zonsverduistering; - telescopen voor beginners. Meer informatie is te vinden op www.planeten.nl en www.dekoepel.nl/sterren planeten. n Willem Vis
december 2010
NVOX
519
tijdschriften Evolutie Het Einde van jezelf, de mensheid, de wereld, de melkweg, het universum en alles ertussenin. Chris Impey. Amsterdam: uitgeverij Contact, 2010. Paperback, 430 pagina’s, geïllustreerd. ISBN 978-90-254 8624 2. € 24,95.
In dit boek (oorspronkelijke titel How it ends; From You to the Universe) voert de astronoom Impey ons mee naar onze dood, de vernietiging van de menselijke soort, het einde van de biosfeer, de ondergang van de aarde, de implosie van de zon, de dood van de Melkweg en uiteindelijk het einde van het universum. Maar ter geruststelling gebeurt dit voor de meeste, hierboven genoemde dingen niet vandaag of morgen. 520
Het Einde geeft inzicht in wat er gebeurt als de wereld echt ten einde komt. Impey vindt de wetenschap pas echt spannend als je niet alleen weet hoe iets ontstaat, maar vooral als je weet hoe iets eindigt. Naast onderzoeken uit zijn vakgebied, de astronomie, haalt hij talrijke voorbeelden en anekdotes aan uit literatuur, biologie, geschiedenis en de geologie. Hij begint met wat er wetenschappelijk bekend is over onze eigen dood en belandt uiteindelijk bij het verdwijnen van het hele universum. Chris Impey is een fantastische schrijver, die gecompliceerde materie helder weet uit te leggen en daarbij over een aangename dosis humor beschikt. n Willem Vis
NVOX
december 2010
Hoogtepunten uit het Journal of Chemical Education 2010 Het Journal of Chemical Education (JCE) is een maandelijks tijdschrift dat zich richt op scheikundedocenten in het v.o. en h.o. Het JCE wordt uitgegeven door de American Chemical Society en heeft een lange historie. In 1924 zag de eerste editie het licht. In 2010 (jaargang 87) vond ik deze artikelen het meest interessant . Januari 2010 Ter ere van One hundred years of pH doet Myersin op p. 30-32 de ontstaansgeschiedenis van de wonderlijke p (in pH) uit de doeken. Omdat de bedenker van de pH, de Deen Søren Sørensen, in het Frans schreef wordt over het algemeen aangenomen dat de p voor ‘puissance’ ofwel ‘sterkte’ staat. Sørensen gebruikte echter de letters p en q om onderscheid te maken tussen celconcen traties van zijn verschillende waterstofelektroden. In zijn eerste artikel over pH beschrijft Sørensen de zuurgraad als ‘d’exposant des ions hydrogène’ en introduceert de H+-ionconcentratie als Cp = 10-pH. Hadden we met de qH in plaats van de pH gewerkt als Sørensen de letters had omgedraaid? Zijn latere artikelen over pH geven geen uitsluitsel. We zullen het nooit weten. Februari 2010 Harris & Walker beschrijven in A novel scheme for plastic identification een eenvoudige methode om zeven verschillende soorten plastic van elkaar te onderscheiden. Een actueel onderwerp, gezien de succesvolle inzameling van plastic. Eerst worden de plastics ondergedompeld in water. De ‘sinkers’ worden vervolgens een tijdje in kokend water gelegd. Krult
en krimpt het plastic, dan heb je te maken met PET. Wordt het plastic troebel, dan heb je waarschijnlijk PLA (polymelkzuur) in handen. De ‘floaters’ worden in een 70% alcohol-oplossing gebracht. Allen zullen zinken. Wanneer vervolgens voorzichtig water aan de oplossing wordt toegevoegd, zullen verschillende soorten plastics (PP, LPDE en HPDE) één voor één gaan drijven. Een aardige proef voor de derde klas! April 2010 De ‘practical activity’ met als titel A sticky situation: Chewing gum and solubility van Montes –Gonzalez e.a. op p. 396-397 begint met de vraag hoe het komt dat kauwgom na een tijdje erop kauwen zijn smaak verliest en chocolade niet. In het hieropvolgende experiment mengen leerlingen verschillende stukjes ongekauwde en gekauwde kauwgom met water en olie. Ook wordt een met de mond gekauwd mengsel van kauwgom en chocolade bekeken. Op het oog een leuk experiment voor de derde klas. Echter de theorie achter de proef is tamelijk ingewikkeld (dipool-dipoolinteractie en waterstofbruggen) en de uitvoering (kauwen met de mond) vind ik bezwaarlijk. Mei 2010 Kimbrough & Jensen gebruiken het schandaal van de toevoeging van melamine aan Chinese melk als insteek voor hun artikel Using the melamine contamination of foods to enhance the chemistry classroom op p. 496-499. Melamine (C3H6N6) wordt illegaal toegevoegd aan voedsel om het stikstofgehalte te verhogen. Het stikstofgehalte is een maat voor de hoeveelheid eiwitten. Bekende methodes om dit stikstofgehalte te bepalen, zoals de kjeldahlmethode (waar het voedsel
wordt opgelost in zwavelzuur en het gevormde ammoniumsulfaat wordt getitreerd), worden door toevoeging van melamine onbetrouwbaar. Het artikel geeft een aantal aardige rekenvragen zoals ‘als corrupte melkproducenten hun melk verdunnen door er 10% water toe te voegen, hoeveel melamine moeten ze dan toevoegen bij 1 L melk om de correcte waarden bij een eiwit analyse te krijgen?’ Gebruik de volgende gegevens: dichtheid van melk: 1,03 g/mL; gemiddeld massapercentage ruwe eiwit in melk: 3.10%; en 6,38g ruwe eiwit bevat 1 g stikstof (N). Het is een geschikte vraag om het chemisch rekenen mee te oefenen. September 2010 In Logic Lessons Lost, een vurig pleidooi voor meer logica in de chemie, bepleit Clark op p. 901-902 om het woord ‘atom’ alleen te gebruiken voor atomen in covalente verbindingen. Voor geïsoleerde atomen in vacuüm wordt het woord ‘atome’ voorgesteld. Reden hiervoor is dat de meeste atoomsoorten niet als individueel atoom voorkomen, maar onderdeel zijn van een atoombinding waarin hun oorspronkelijke elektronenconfiguratie verstoord is. Of scheikundedocenten dit voorstel zullen omarmen lijkt twijfelachtig. Gecrosslinkt natriumpolyacrylaat, de superslurper uit wegwerpluiers, is een veelzijdige stof. Chen e.a. zetten in een interessante proef superslurpers in om koper- en calciumionen uit waterige oplossingen te halen. Hun ‘practical activity’ op p. 920-921 heeft als als titel Sequestration of divalent metal ion by superabsorbent polymer in diapers. Biedt dit een nieuwe methode om water te ontharden? Helaas ontbreken
kwantitatieve gegevens in het artikel. Een mooi onderwerp voor een praktische opdracht of profielwerkstuk. Moore e.a. beschrijven op p. 922-923 in het boeiende artikel Historical development of the hydrogen ion concept hoe dit mysterieuze deeltje zich ontwikkelde van eenvoudig H+-ion via het Eigen-ion (H9O4+) tot snel van vorm veranderend cluster met wel 20 watermoleculen. Terwijl de quantummechanica zijn intrede deed in de beschrijving van het gedrag van deze clusters bleek dat het aloude H+-ion concept prima voldoet als het gaat om het beschrij-
ven van de kinetiek van chemische reacties van dit ion. De schrijvers van het artikel besluiten met een pakkende conclusie aan het adres van quantumtheoretici: “Als iets werkt, probeer het dan niet te repareren!” Oktober 2010 Het artikel met als titel Metals in metal salts: a copper mirror demonstration op p. 1062-1063 betreft de thermolyse van koperformiaatpentahydraat. Dit is een visueel sterke demonstratieproef, waarmee goed zichtbaar wordt dat zouten in metalen kunnen worden omgezet. Wanneer de stof in een rondbodemkolf wordt
verwarmd komt het kristalwater vrij en lost het zout op. Er ontstaat er een diepblauwe oplossing. Bij verder verwarmen verdampt het kristalwater en komt er gas vrij, dat brandt met een groene vlam. De stof wordt donkerder en ontleedt. Na enige tijd verwarmen ontstaat op de bodem van de kolf een mooie koperspiegel. Om de proef te laten slagen moet de oplossing verwarmd worden met een meker- of propaanbrander. Verwarmen met een bunsenbrander leidt niet tot het gewenste resultaat. Een mooie proef voor het onderwerp ‘zouten’ in de vierde klas.
een persoonlijke greep uit 12 nummers van het Journal of Chemical Education. De artikelen vormen een kleine afspiegeling van de rijkdom aan vakinhoudelijke en didactische informatie die het JCE te bieden heeft. Neem eens kijkje op de website van het JCE: http://pubs.acs.org/journal/ jceda8. Met de lage koers van de dollar is een abonnement relatief goedkoop. Bovendien krijg je als abonnee toegang tot de ACS-website met alle artikelen vanaf 1924 en ook de andere tijdschriften van de American Chemical Society. n Machiel Stolk,
De beschreven artikelen zijn
Chr. Hogeschool Windesheim
digitaal 521
Identiteit Herman Pleij. Cultuurgeschie denis van Nederland. Hoor college over de geschiedenis van de Nederlandse identiteit. Den Haag: Home Academy. 5 audio-cd’s in cassette. + 240 min. ISBN: 978-90-8530-047-2, € 34,95; mp3 € 27,95.
Nederlandse calvinisme (met het ‘typisch Hollandse vingertje’), daartussenin komen allerlei aspecten van de Nederlandse cultuur aan de orde. Niet echt natuurwetenschap, maar wel een genot om naar te luisteren, zeer de moeite waard. n Marianne Offereins
Wetenschapsfilosofie
In deze serie analyseert Pleij de typische eigenaardigheden die de Nederlandse identiteit mede vormen en plaatst ze in een cultuurhistorisch perspectief. Hij gaat van de Nederlandse neiging tot tutoyeren (om een ander later beter onderuit te kunnen halen) tot het typisch
Herman Philipse. Betrouw bare kennis. Een hoorcollege over wetenschapsfilosofie in historisch perspectief. 8 Cd’s in cassette of mp3. Den Haag: Home Academy. ISBN 978-908530-069-7. € 52,50; mp3 € 46,00.
Herman Philipse is universiteitshoogleraar aan de Universiteit Utrecht. Hij doet onderzoek op het gebied van de moderne en contemporaine wijsbegeerte, in het bijzonder de kennistheorie. Op deze acht cd’s (of mp3) zijn de colleges opgenomen die Philipse gaf in het kader van het Studium Generale van de Universiteit Utrecht. Plato en Aristoteles probeerden al het onderscheid uit te werken tussen betrouwbare kennis enerzijds en de meningen van mensen anderzijds. Dit is van praktisch belang in het dagelijks leven maar ook van groot theoretisch belang bij het beoefenen van wetenschap. Want wat doe je als theorieën elkaar tegenspreken? Van de wetenschap worden oplossingen verwacht, terwijl ze vaak geen absolute zekerheid kan geven. Waarom moeten we dan toch vertrouwen op goed bevestigde theo-
rieën in plaats van spirituele of religieuze opvattingen? Welke vorm heeft betrouwbare kennis? En welke methoden zijn nodig om de betrouwbaarheid te toetsen? Dat zijn kernvragen in de wetenschapsfilosofie. In deze serie behandelt Philipse deze vragen vanuit een historisch perspectief, waarbij Aristoteles, Descartes, Hume, Kant, de logisch positivisten en hedendaagse wetenschapsfilosofen aan de orde komen. Hij behandelt onderwerpen als het inductieprobleem, falsificationisme, waarschijnlijkheid, natuurwetten, realisme en unificatie. Deze hoorcolleges zijn beslist niet om zo maar even tussendoor te luisteren. Een zekere voorkennis is beslist aanbevolen. Voor wie zich in de wetenschapsfilosofie wil verdiepen een aanrader. n Marianne Offereins
december 2010
NVOX
wetenschap Natuurwetenschap in het Nieuws
522
De 47e editie van de krant Natuurwetenschap in het Nieuws is uit met een selectie van het actuele natuurwetenschappelijke nieuws. De onderwerpen passen uitstekend bij anw, maar de krant heeft ook zeker de belangstelling van andere bovenbouwleerlingen. Voor nlt is het bijhouden van het nieuws natuurlijk een ‘must’. De krant is zodanig opgemaakt dat hij gemakkelijk door de school is te vermenigvuldigen. Het is ook mogelijk om een deel van de inhoud te verspreiden. Alle artikelen zijn ingekort om de leesbaarheid te bevorderen. De volledige artikelen staan op de website. Een greep uit de onderwerpen van een aflevering: DNA, stamcellen & klonen: Bloedstamcellen eindelijk te kweken, Werkzaam kankervaccin stap dichterbij, Bacterie leeft met kunst-DNA; Zonnestelsel & heelal: Plasmaregen waargenomen op de zon, Spectaculaire lawines gezien op Mars, Geboorte van ster waargenomen; Ziekte & gezondheid: hiv testen met je mobiele telefoon, Sportief lachen, Hoe hardlopen je verandert; Wetenschap & onderzoek: Eerste touch screen van grafeen, Leraren moeten omgang met jongens trainen, Vrouwelijk hormoon maakt mannen tot man; Klimaat & evolutie: Stervende oceanen, De grote ontgroening. De krant downloaden: www.natunieuws.nl. Op deze site staat ook een archief met alle volledige artikelen van de afgelopen 9 jaar. De redacteur is Kees Hooyman, St. Bonifatiuscollege, Utrecht.
Molecuul remt groei nierstenen De meeste nierstenen bestaan uit calciumoxalaat. Maar bij sommige patiënten zijn de stenen gevormd uit kristallen van het molecuul L-cysteine. Deze stenen zijn groter dan ‘gewone’ nierstenen en keren vaker terug. Behandeling is niet goed mogelijk. Daarom zijn Amerikaanse wetenschappers op zoek gegaan naar een
NVOX
december 2010
manier om de vorming van L-cysteïne kristallen te remmen. Zij bestudeerden eerst de kristalvorm en de groeiwijze: er bleken spiraalsgewijs nieuwe L-cysteïne moleculen aan de hoeken van het kristal te gaan zitten. Daarop ontworpen zij een nieuw molecuul, dat lijkt op L-cysteïne, maar dat de plekken waar het kristal normaal gesproken groeit, afschermt. Bij proeven in het laboratorium bleek deze nieuwe stof, L-CDME, inderdaad de vorming van L-cysteïne kristallen te remmen. Of deze stof ook bij patiënten effectief is, moet echter nog blijken. Het onderzoek is te lezen in het wetenschappelijke tijdschrift Science. n Bron: Nederlands dagblad 15 oktober 2010
Internationale vergelijking van rendement en CO2emissies van fossielgestookte elektriciteitsopwekking Rendementsverbeteringen en CO2afvang bij elektriciteitscentrales zijn niet voldoende om klimaatdoelstellingen te halen. Dat blijkt uit onderzoek van Wina Graus, die daarop in Utrecht is gepromoveerd. Ondanks de klimaatdoelstellingen worden in de EU veel nieuwe fossielgestookte elektriciteitscentrales gebouwd en gepland, waarvan een groot deel niet de mogelijkheid heeft om CO2-afvangtechnologie toe te passen. Daardoor kan in 2030 CO2-afvang op slechts 15-30% van elektriciteitscentrales worden toegepast. Tevens zullen broeikasgasemissies in 2020 zijn gestegen met 10% ten opzichte van 2005, door een toename van fossiele elektriciteitsopwekking, ondanks rendementsverbeteringen van de nieuwe capaciteit. Wina Graus keek tijdens haar onderzoek naar ontwikkelingen in capaciteit, rendement en CO2-emissies van fossiele elektriciteitsopwekking. Door het plaatsen van nieuwe efficiënte productiecapaciteit is het rendement voor gasgestookte elektriciteitsopwekking in de EU gestegen van 34% in 1990 tot 50% in 2005. Voor 2015 wordt een verdere stijging verwacht naar 54%. Voor kolengestookte elektriciteitsproductie is er een toename van 34% in 1990 tot 38% in 2005 en een verwachte stijging naar 40% in 2015.
De hoeveelheid nieuwe fossiele capaciteit leidt ondanks rendementsverbeteringen, tot problemen voor het behalen van klimaatdoelstellingen. n Bron: persbericht Universiteit Utrecht
Fluoridevergiftiging door kolenvuur Op het platteland in het zuidwesten van China lopen talloze Chinezen een fluoridevergiftiging op. De oorzaak lijkt te liggen in de kolenvuurtjes die ze in huis hebben. Amerikaanse en Chinese onderzoekers presenteerden op het jaarcongres van AVS, de Amerikaanse vereniging voor materiaalonderzoek, hun bevindingen. De fluoridevergiftiging blijkt uit aantasting van tanden, gewrichten, spieren en botten. Analyse van de gebruikte steenkool leverde weinig op, maar de klei waarmee met steenkool briketten worden gemaakt, bevatte hoge concentraties fluor. Deze stof bindt zich in het lichaam aan calcium en dat levert in hoge dosis problemen op. Het is nog niet duidelijk hoe de Chinezen het fluor binnenkrijgen. Mogelijk door inademen van de rook, waarschijnlijker nog via het eten dat op de kolenvuurtjes is bereid: verschillende etensmonsters bleken hoge concentraties fluor te bevatten. n Bron: Nederlands Dagblad 22 oktober 2010
Bescherming ook ’s winters noodzakelijk Het aantal vogels van het boerenland gaat hard achteruit. Sinds begin jaren zeventig is de veldleeuwerik (Alauda arvensis)met bijna 95% afgenomen, van 700.000 broedparen toen naar 38.000 nu. De achteruitgang werd tot nu toe vooral toegeschreven aan veranderde omstandigheden tijdens het broedseizoen. Of en hoe de wintersituatie ook bijdraagt aan de aantalafname was niet duidelijk. Onze veldleeuweriken blijken er twee verschillende overwinteringstrategieën op na houden: een deel van hen trekt weg, naar zuidwest Europa, en een ander deel blijft in de buurt van het broedgebied han-
gen. In de winter krijgen de Nederlandse standvogels bovendien gezelschap van leeuweriken uit het noorden en oosten van Europa. Dat is door onderzoek met zendertjes vastgesteld. Voor de bescherming en instandhouding van de Nederlandse broedpopulatie is het belangrijk dat veldleeuweriken goed de winter door komen. Onderzoek benadrukt dat beschermingsmaatregelen gericht moeten zijn op de wintersituatie, in de beide typen overwinteringsgebieden. De ontdekking dat binnen een broedpopulatie zowel standvogels als trekvogels samen leven kan wellicht een aloude wetenschappelijke puzzel op te lossen: waarom trekken sommige vogels in de winter naar het zuiden en andere niet? Welke strategie levert onder welke omstandigheden de meeste nakomelingen op? De gemengde populatie van veldleeuweriken biedt voor de toekomst de gelegenheid om de vooren nadelen van wegtrekken of blijven te onderzoeken. n Info: www.rug.nl/biologie/onderzoek/ onderzoekGroepen/eep/research
Bedreigde grauwe kiekendief honkvast
De bekende grauwe kiekendiefman Franz met satellietzender en prooi in Oost-Groningen. Foto: Hans Hut.
Groningse maaimachines die hun nesten vernielen, Afrikaanse pesticiden in hun voedsel, lange vliegreizen over water en woestijn zijn gevaren voor de grauwe kiekendief. De grauwe kiekendief wordt tijdens zijn hele jaarcyclus gevolgd met een zender op de rug en onder meer analyse van braakballen. In deze studie wordt technologie gecombineerd met basaal
veldwerk. Van Nederland tot Oost-Polen en Witrusland werden satellietzenders aangelegd. Het blijkt dat de grauwe kiekendief een honkvaste vogel is. Hij broedt in een aantal gebieden in Europa. Na het broedseizoen vliegt hij naar zijn vertrouwde plekken in Afrika om te overwinteren. Analyse van braakballen wees uit wat kiekendieven eten. Ze trekken van noord naar zuid en blijven precies in de zone waar op dat moment het meeste voedsel is. Deze honkvastheid maakt het makkelijker zijn leefgebieden te beschermen. Bijvoorbeeld door te zorgen dat op die plekken alleen biologische verdelgingsmiddelen worden gebruikt, zodat de roofvogel niet overlijdt aan giftige pesticiden. En in Europa kan in de broedgebieden actief gezocht worden naar nesten om te voorkomen dat ze in een maaimachine terechtkomen. De grauwe kiekendief is een prachtige, elegante vogel. Als toppredator is hij bovendien een goede indicator voor de conditie van het ecosysteem. Gaat het goed met de grauwe kiekendief, dan gaat het goed met het ecosysteem op die plek.
zitten ook dergelijke kanalen. Ze voorkomen dat de celwand openscheurt door een osmotische shock. Er is nu een computermodel opgesteld van een bepaald type mechanosensitief kanaal. Uit de simulatie bleek dat één enkel kanaal in staat is om de spanning in de cel in minder dan een milliseconde te laten wegvloeien. Ook het vrijkomen van de inhoud is in beeld gebracht. In de simulatie na het openen van het kanaal ging het model nog 0,04 milliseconden door. Tijdens die periode neemt de druk in het liposoom gelijkmatig af. De schatting is dat het 0,1 milliseconde duurt voordat de druk in het liposoom volledig zal zijn verdwenen. Door de lipide- en eiwitsamenstelling van het kanaal te veranderen, kan men de eigenschappen van het kanaal in beginsel variëren. http://www.pnas.org/content/early/ 2010/10/25/1001316107.abstract
n Info: RUG
Site voor jongeren over seks en relaties groot succes
Computermodel van liposoom voor gecontro leerde medicijnafgifte
Eind maart 2009 presenteerde het ministerie van VWS de nieuwe website www.sense.info. Deze blijkt in een grote behoefte te voorzien. Begin november werd de site voor de miljoenste keer bezocht. Sense.info beantwoordt vragen over seksualiteit, relaties, anticonceptie en soa’s. Ontdek je lichaam is – na de homepage – verreweg de meest bezochte pagina van de site. Hierop kun je een ontdekkingsreis maken naar de gevoelige plekjes van jezelf en die van je partner. Je leert je eigen lichaam en dat van je partner kennen en krijgt tips over wat fijne seks kan zijn. Jongeren blijken de site te waarderen om de betrouwbare en volledige informatie. Als de jongeren niet de gewenste informatie op de site vinden dan kunnen ze vervolgens chatten, mailen of bellen. Van de bezoekers waren er 9400 die een persoonlijk advies vroegen. Daarnaast wordt de speciale chatbot Bzz veelvuldig geraadpleegd. Jongeren tussen de 12 en 25 jaar die liever een
Aan de Rijksuniversiteit Groningen is een computermodel opgesteld van een liposoom met een drukgevoelige porie. Veel geneesmiddelen werken het beste als ze nauwkeurig worden aangebracht op de zieke plek in het lichaam. Wetenschappers zijn daarom al geruime tijd bezig met het ontwerpen en maken van liposomen die zich op commando kunnen openen. Die kunnen in de bloedbaan worden ingespoten om een medicijn naar de juiste plek te transporteren. Het is de bedoeling dat ze pas opengaan als ze daar zijn aangekomen. Liposomen zijn microscopisch kleine bolletjes met vloeistof omgeven door een membraan van lipides. In dat membraan worden eiwitkanalen aangebracht. Dat zijn mechanosensitieve poriën die pas opengaan als de druk in de cel plotseling toeneemt. In de celwanden van bacteriën
berichten
december 2010
523
NVOX
face-to-facegesprek willen, kunnen via de site afspraken maken voor de gratis Sense spreekuren in heel Nederland. Deze worden georganiseerd door GGD’s en hun regionale partners.
Nlt-database
524
De regionale steunpunten NLT en het Landelijk Ontwikkelpunt NLT hebben voor scholen een database ontwikkeld: http://www.itsacademy.nl/NLTdb/ zoeken.php. Met een simpele zoekopdracht, bijvoorbeeld op naam van een module, is te zien welke scholen deze module geven, zowel per provincie als landelijk. Nlt-docenten van verschillende scholen kunnen met elkaar informatie uitwisselen over die module, bijvoorbeeld over de sterke en zwakke punten, tips voor practica of aanvullend lesmateriaal. Daarnaast is te zien welke modules een school nog meer geeft. Deze informatie kan u inzicht geven in keuzes die scholen hebben gemaakt bij de opbouw van hun nlt-curriculum. Staan de gegevens van uw school nog niet in de database? Of heeft u vragen over de database? Neem dan contact op met Jeroen Maréchal, coördinator van de database, via
[email protected].
Scheikundedocenten met leerlingen in 5-vwo opgelet! Strooizout - Een internationale scheikundeonderzoekscompetitie Strooien met zout is in de winter nuttig. Water bevriest dan niet zo gauw en gladheid wordt voorkomen. Zout op wegen, echter, brengt allerlei problemen met zich mee. Het veroorzaak corrosie aan fietsen en auto’s en het heeft effect op planten langs de weg. Dus waarom zout en zijn er ook alternatieven? Leerlingen in 5-vwo kunnen meedoen aan dit Icy onderzoek – een praktische opdracht ‘Road salt’ van 10-20 slu – en daarmee de tiende Natuur Wetenschap & Techniek (NWT) Scheikunde Onderzoeksprijs van € 500 winnen.
NVOX
december 2010
Dus: schrijf uw vwo-5-leerlingen in als onderzoeksteams (van twee, maximaal drie leden) op: www.onderwijscentrum. vu.nl/internetsymposium (klik op 2010-2011). Hierop kunt u ook informatie vinden over zowel de opzet, het tijdpad en de organisatie van het project als het leerlingenmateriaal. Over hoe de leerlingen in hun onderzoeksteams alternatieven van strooizout onderzocht hebben en wat hun onderzoeksresultaten zijn, schrijven zij een verslag in het Engels. De verslagen van alle teams (er doen ook vwo-5-leerlingen uit andere landen mee) worden met foto’s van de auteurs gepubliceerd op de website. Daarop kunnen zij in een internetsymposium, het Icy-symposium de discussie aangaan met teams uit de hele wereld. Voorts kunnen de teams het commentaar overdenken en verwerken in de eindversie van hun verslagen. De uiteindelijke versies worden eveneens gepubliceerd op de website, waarna een onafhankelijke jury van het Onderwijscentrum Vrije Universiteit in Amsterdam en redactieleden van NWT ze beoordeelt. Alle binnengekomen artikelen dingen mee naar de NWT Scheikunde Onderzoeksprijs. De onderzoeksresultaten van het winnende artikel worden in het novembernummer van 2011 in Natuur Wetenschap & Techniek besproken.
Olympiadeschool Binnen het project Olympiades in het leerplan is het idee ontstaan om het olympiadekeurmerk in het leven te roepen. Scholen die het keurmerk dragen, beschouwen de olympiades niet als een hobby van individuele vakken en docenten, maar als iets dat de hele school aangaat. Dit geeft leerlingen, ouders en docenten voor drie jaar de garantie dat de school alle extra inspanningen zal verrichten om zijn leerlingen optimaal in de gelegenheid te stellen om mee te doen aan olympiades Op die manier worden olympiades ingebed in de schoolcultuur en dragen ze bij aan het ontwikkelen van talent, zowel toptalent als talent in de breedte. Zij mogen zich Olympiadeschool noemen.
Criteria voor het keurmerk zijn onder meer: • Het meedoen aan olympiades is vastgelegd in het schoolplan; • Elke leerling mag zich voor elke olympiade aanmelden en krijgt vanuit de vaksectie de bijbehorende faciliteiten; • In het communicatieplan van de school staat een aparte paragraaf over het meedoen aan de olympiades in het kader van talentontwikkeling; • Een docent worden belast met de interne- en externe communicatie. Het Stedelijk Gymnasium in Nijmegen en het Willem van Oranje College in Waalwijk zijn de twee eerste Olympiadescholen in Nederland. Ange Taminiau, (053) 4840 625,
[email protected] www.slo.nl/voortgezet/olympiades
Mijn Nano Toekomst Onzichtbaarheidsmantels, quantumcomputers en het drinkwaterprobleem in Bangladesh – op het eerste gezicht nogal uiteenlopende onderwerpen, die toch iets gemeen hebben: nanotechnologie. Een verzamelnaam voor allerlei zeer innovatief en ‘hot’ onderzoek, dat op dit moment door wetenschappers gedaan wordt. De overeenkomst: de extreem kleine schaal waarop gewerkt wordt. Mijn Nano Toekomst is een nieuw lespakket, gemaakt voor het vak nlt in de bovenbouw havo en vwo. Het volledige lespakket beslaat ongeveer 12 lesuren, waarin leerlingen kennismaken met biologisch, fysisch en chemisch onderzoek en toepassingen in de nanotechnologie. Dat doen ze in een stellingenspel, verschillende individuele opdrachten, een webquest en een quiz. Na de eerste kennismaking volgt een onderzoeks- en ontwerpopdracht, waarin leerlingen groepsgewijs een levensgroot model gaan bouwen van een zelfgekozen nanotechnologische oplossing voor een actueel probleem. Tot slot vindt er discussie plaats, ook omtrent maatschappelijke implicaties. Uiteraard zijn de verschillende onderdelen ook los te gebruiken; het kennisactiverende stellingenspel kan bijvoorbeeld
in 1 les uitgevoerd worden. Leerlingen en docenten werken in Mijn Nano Toekomst in een mini-elektronische leeromgeving. Leerlingen doen de opdrachten online; de docent kan hun voortgang volgen en ingeleverde resultaten online beoordelen. www.mijnnanotoekomst.nl
Gezocht: uitmuntende natuurkundedocenten Staat uw collega vol vuur voor de klas? Ook u kent vast een getalenteerde en enthousiaste docent(e) die leerlingen van de eerste tot de laatste schooldag inspireert en enthousiasmeert voor het vak. Deze toppers willen we natuurlijk graag in het zonnetje zetten. De NNV kiest daarom jaarlijks de Natuurkundedocent van het Jaar. Hierbij nodigen wij u van harte uit om een natuurkundedocent(e) voor te dragen voor de verkiezing van de Natuurkundedocent(e) van het Jaar 2011.
Aan de prijs is een bedrag verbonden van € 1000,- voor de docent(e) persoonlijk en € 1500,- voor de school waar de docent(e) werkzaam is. De voordracht voor de eerste ronde bestaat uit een brief van maximaal één A4, stuur deze vóór 10 januari 2011 naar het NNV-bureau. Zie ook www.nnv.nl (activiteiten - kringen en secties - sectie OW). De uiteindelijke winnaar wordt op 15 april 2011 bekend gemaakt op de natuurkundemanifestatie FYSICA 2011 op de VU te Amsterdam. NNV-bureau, tel.: 020-5922211,
[email protected]
Win een bus topwetenschappers op school Van 1 december 2010 tot 1 april 2011 kunnen eerste en tweede klassen in de onderbouw van het voortgezet onderwijs elke maand meedoen met een prikkelende prijsvraag op de website www.dejongeakademieonwheels.nl.
Wie de vraag over wetenschap goed beantwoordt, maakt kans op een uitzonderlijke prijs. Namelijk een bus vol jonge topwetenschappers die leerlingen een dag lang laten ervaren wat wetenschap is en wat wetenschappers doen. De prijsvraag over wetenschap wisselt maandelijks, dus onderbouwklassen – van vmbo tot vwo – kunnen meer dan eens laten zien wat ze waard zijn. In totaal kunnen acht scholen een bezoek van De Jonge Akademie on Wheels winnen. De bussen rijden in het voorjaar van 2011. Om hun leerlingen letterlijk spelenderwijs te laten ervaren hoe wetenschap werkt, en tegelijkertijd te oefenen voor de prijsvraag, kunnen docenten op www.dejongeakademieonwheels. nl gratis een Jonge Akademiespel downloaden. Het spel draait om een onderzoeksvraag. Leerlingen moeten daarvoor informatie verzamelen, gegevens uitwisselen en conclusies publiceren: kortom te werk gaan als een team wetenschappers. Het spel, dat in één lesuur te spelen is, kan in alle vakken worden gebruikt.
BETABANEN.nl is dé banensite voor hoger opgeleiden met een bèta/technische achtergrond. Op BETABANEN.nl vind je een groot aanbod van actuele vacatures uit onderwijs, overheid, wetenschap en industrie. • 1e graads en 2de graads docenten biologie, natuurkunde, scheikunde en wiskunde • docenten techniek, procestechniek, anw, nlt, informatica, huishoudkunde & gezondheidskunde en toa’s • opleidingsmanager • directeur • decaan • teamleider • onderwijsontwikkelaar • opleidingsdocent wetenschap en techniek.
ont vang de laatste vacatures met de BetaBanen.nl vacaturemail
december 2010
NVOX
525
Aansteker
Potas in de pan Potas is de bron van de Engelse naam voor kalium: potassium. Onze voorouders ontdekten het basische karakter van as van verbrand hout. De as was een middel om zeep uit dierlijke vetten te maken. Varkensvet koken met as van (berken) bomen levert zachte zeep. Voor de introductie van scheikunde, zuren en basen en pH gebruik ik een huis-tuin-en-keukenproef. Alle middelen heb ik thuis binnen handbereik. As haal ik uit de houtkachel (open haard); verder gebruik ik pannen, potten, koffiefilters, glazen potjes, lepels en azijn. Het pH-papier nam ik mee van school. Ik roerde de as met water, filtreerde de as af
en dampte het filtraat voorzichtig in op het gasfornuis. Op de bodem van de pan bleef een witte aanslag van zout over. Met een scheut azijn ontsnappen bellen koolstofdioxide. Een vlamtest levert een paarse gloed (kalium). Het verschil met keukenzout (NaCl) is gemakkelijk te zien. In mijn keukenkast staan voldoende ‘chemicaliën’ om de pH van te bepalen. Vergelijkend warenonderzoek is heel gemakkelijk. Zie de foto’s in de handleiding Zelf thuis kunstmest maken die als bijlage van deze Aansteker staat op www.nvon.nl/nvox. Tonny Groothuismink,
[email protected] Noordelijke Hogeschool Leeuwarden
De as filtreren met hulpmiddelen die iedereen in huis heeft. 526
colofon NVOX is een uitgave van de Nederlandse Vereniging voor het Onderwijs in de Natuurwetenschappen (NVON) Redactie: Hoofdredacteur: W.T.W. Vis (
[email protected]) Eindredacteuren: mw. M. Domis-Hoos, biologie (
[email protected]); mw. J.E. Frederik, natuurkunde (
[email protected]); J. de Gruijter, scheikunde (
[email protected]); A. Pollmann, anw (
[email protected]); H. Jorna, nlt (
[email protected]); W. Schuring, toa (
[email protected]) Redacteuren: J. Arts, H. van Bemmel, H. Bouma, mw. M. Bruinvels, P. Geerke, B. Lefeber, M. Metselaar, W. Sonneveld, J.T. van der Veen. Redactieadres voor alle kopij: Stationsweg 44, 7941 HE Meppel E-mail
[email protected] . Tel. 050-8538517 Internetadres: www.nvon.nl/nvox De redactie is niet verantwoordelijk voor de inhoud van artikelen en berichten in NVOX. Artikelen kunnen niet zonder schriftelijke toestemming van de hoofdredacteur (tel. 079 3165569, e-mail:
[email protected]) worden overgenomen, gekopieerd, elektronisch worden doorgegeven of op welke wijze dan ook vermenigvuldigd. Een uitzondering wordt gemaakt voor het niet-commercieel gebruik door leden ten behoeve van hun schoolwerk.
NVOX
december 2010
Klachten over de bezorging van het blad indienen bij
[email protected]. Kopij voor de rubrieken Forum, Vereniging, Media en Actueel kunt u aanleveren tot: Nr. 01-11 10-12-2010; Nr. 02-11 08-02-2011 Nr. 03-11 15-02-2011; Nr. 04-11 22-03-2011 Nr. 05-11 19-04-2011; Nr. 06-11 24-05-2011 Nr. 07-11 23-08-2011; Nr. 08-11 20-09-2011 Nr. 09-11 18-10-2011 ; Nr. 10-11 15-11-2011 Verschijningsdata 2011: 24 jan., 14 feb., 14 mrt., 18 apr., 23 mei, 20 jun., 19 sept., 17 okt., 14 nov., 12 dec.
Hoofd NVON-bureau: H. van Bergen (tel. 013-2140838) (
[email protected]) Algemeen Bestuur: Het DB aangevuld met de sectievoorzitters biologie J. van Koppen (kopnvon@ hotmail.com), natuurkunde D.J. van de Poppe (
[email protected]), nlt H. van Bergen a.i. (
[email protected]), pabo-p.o. vacant, scheikunde L. Donk (
[email protected]), toa A.P. Soldaat (
[email protected]), vmbo J. Baas (
[email protected]). Bestuursmedewerker: mw. L. Pors (
[email protected])
Advertentie-exploitatie: Bureau Van Vliet, postbus 20, 2040 AA Zandvoort (tel. 023 5714745, fax 023 5717680, e-mail:
[email protected]; site: www.bureauvanvliet.com)
Het lidmaatschap kan maandelijks ingaan en wordt jaarlijks automatisch verlengd. Opzeggen is mogelijk tot uiterlijk 2 maanden vóór het einde van het lidmaatschap. NVON-secretariaat / ledenadministratie: mw. H. Tangenberg, Stationsweg 44, 7941 HE Meppel, tel. 0522-243347 (maandag, dinsdag en donderdag), fax 0522-243349
[email protected] (algemene vragen)
[email protected] (aanmelding, opzegging, adreswijziging e.d.) NVON-ledenservice (voor het bestellen van boeken en overige uitgaven): ING rek.nr. 619809, t.n.v. NVON,
[email protected]
Dagelijks bestuur NVON: H. de Graaf, voorzitter (
[email protected]), secretaris, mw. M.I.C. Offereins (
[email protected]), J.Chr. Nolthenius, penningmeester (
[email protected]), J. Bette, algemeen lid (
[email protected]).
Internetadres: www.nvon.nl. Hier treft u alle informatie omtrent het lidmaatschap, bijbehorende contributie en een aanmeldingsformulier aan, en ook de adressen van de bestuursleden, van de leden van de secties en de commissies en van de NVOX-redactie.
Basisvormgeving: FIZZ reclame & communicatie, Meppel. Vormgeving: S. Willems of Brilman Druk: drukkerij Ten Brink, Meppel.
Aansteker Potas in de pan
527
Aanstekers zijn beschrijvingen van korte experimenten met mogelijkheden voor nader onderzoek. Een korte beschrijving staat op pagina 526 in dit nummer van NVOX. Bijdragen voor deze rubriek zijn welkom. Zend uw Aansteker aan
[email protected]
Agenda 2011 datum doelgroep januari 2011 14 + 15 docenten en toa's biologie 20 + 21 docenten en toa's scheikunde, natuurkunde en biologie maart 2011 17 docenten nlt 21 docenten en toa's binask onderbouw en vmbo
organisatie/onderwerp
plaats/tijd
in nummer
Onderwijsconferentie Biologie NIBI ism NVON instituut ELAN Universiteit Twente Twents Meesterschap Thema: Mens en techniek
Lunteren
6
Reehorstconferentie nlt Reehorstconferentie Binask onderbouw en vmbo
Ede Ede
Enschede
6
december 2010
NVOX