Basissportvoeding en supplementen in en om Nederland Literatuuronderzoek 2012
Auteur: Marleen van Haastrecht, BSc Afstudeernummer: 2012222 Bachelor opleiding Voeding en Diëtetiek
Basissportvoeding en supplementen in en om Nederland Literatuuronderzoek 2012
Afstudeernummer: 2012222
Auteur: Marleen van Haastrecht, BSc Dr. H. Colijnstraat 342 1067 CP Amsterdam
[email protected] +31 6 450 48 906 Studentnummer: 606029 Opdrachtgever en praktijkbegeleider: Floris Wardenaar, MSc, sportdiëtist en Ingrid Ceelen, MSc, sportdiëtist Hogeschool van Arnhem en Nijmegen Instituut voor Sport en Bewegingsstudies Professor Molkenboerstraat 3 6524 RN Nijmegen
Docentbegeleider: Anne-Marijke Ambergen, BSc, sportdiëtist Hogeschool van Amsterdam Dr. Meurerlaan 8 1067 SM Amsterdam
1
Voorwoord/dankwoord Deze scriptie betreft een literatuurstudie naar de sportvoeding- en supplementinname van Nederlandse topsporters in relatie tot de inname van topsporters uit andere Europese landen. Dit onderzoek is geschreven ter afronding van de bachelor Voeding en Diëtetiek aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA). Gedurende de periode van januari 2012 – september 2012 is dit onderzoek uitgevoerd voor het kennisteam Sports and Exercise Nutrition van de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN) onder leiding van Floris Wardenaar.
Voor deze opdracht is gekozen, omdat weinig kennis aanwezig is over hoe Europese landen zich tegenover elkaar verhouden op het gebied van sportvoeding- en supplementinname onder topsporters. Daarnaast sprak het onderwerp mij zeer aan, omdat ik na mijn opleiding Voeding en Diëtetiek verder wil gaan voor sportdiëtiste. De sportwereld heeft mij altijd al gefascineerd, om steeds meer uit jezelf te halen als sporter en dat prestaties en records steeds verbeterd kunnen worden.
Van de gelegenheid wil ik gebruik maken om Floris Wardenaar bedanken voor het tot stand brengen van de opdracht, het meegeven van zijn kennis, enthousiasme en zijn geduldige uitleg. Verder wil ik Anne-Marijke Ambergen bedanken voor alle hulp, inzet en professionele begeleiding en feedback. Tot slot wil ik in het bijzonder Ingrid Ceelen bedanken voor alle hulp, het brainstormen, de feedback, creativiteit, tijd, inzet en haar betrokkenheid. Door deze personen en feedback heb ik mijn afstudeerscriptie aan kunnen passen waardoor ik de kwaliteit kan waarborgen.
Deze periode is voor mij een leuke en zeer leerzame tijd geweest, waarin ik met veel motivatie en enthousiasme heb gewerkt.
Amsterdam 2012 Marleen van Haastrecht, BSc
2
Samenvatting (trefwoorden) Doel van het onderzoek In topsport is een goede inname van voedingsstoffen van belang, maar wat is goed? In deze literatuurstudie is onderzocht hoe de basissportvoedingsinname en supplementinname van Nederlandse topsporters zich verhoudt met topsporters uit andere Europese landen, namelijk Griekenland, Engeland, Spanje, Duitsland en Frankrijk. In eerste instantie waren meer landen gepland voor dit onderzoek, maar vanwege te weinig literatuur over betreffende landen zijn deze afgevallen.
Methode Een literatuurstudie waarbij op systematische wijze gekeken is naar wetenschappelijke literatuur vanuit verschillende databases (voornamelijk PubMed) in de vorm van artikelen, boeken en internet. De wetenschappelijke artikelen zijn geclassificeerd volgens het CBO, op type studie, relevantie, niveau en betrouwbaarheid beoordeeld, om de kwaliteit aan te geven. De doelgroep omvatte volwassen nationale en internationale topsporters (mannen en vrouwen) van 18 jaar en ouder uit geselecteerde Europese landen. De vooropgezette opzet is gedurende het onderzoek aangepast, voornamelijk vanwege te weinig wetenschappelijke onderzoeken naar innames van topsporters in Europa.
Resultaten Uit de resultaten van het literatuuronderzoek komt naar voren dat te weinig onderzoek gedaan is om een wetenschappelijke conclusie te trekken. De innames van de atleten uit de verschillende landen lopen uiteen, maar komen op veel punten ook overeen. Uit alle onderzoeken uit de Europese landen komt naar voren dat de koolhydraatinname te laag is voor topsporters, de inname lag over het algemeen gemiddeld onder de vijf gram per kilogram. De eiwitinname was beter, uit alle onderzoek kwam een inname van 1,2 gram per kilogram of hoger naar voren. Echter was de vetinname, welke rond de 30 en% lag, te hoog voor topsporters. Verder liggen de vitamine en mineraleninnames uit elkaar, maar nemen de topsporters gemiddeld wel voldoende. Nederland doet het in vergelijking met de andere onderzochte landen vrij gemiddeld en heeft daarbij geen opvallende resultaten.
Conclusie en aanbevelingen Om echt te kunnen zeggen hoe Nederland zich verhoudt met andere landen zijn meer data over de inname van topsporters nodig vanuit Nederland. Het kennisteam is met het huidige onderzoek bezig om data te verzamelen. Verder is het van belang dat meer onderzoek gedaan wordt naar de basissportvoeding- en supplementinname van topsporters in Europa om te kijken hoe de topsporters ervoor staan. Daarnaast zou voor Nederland bijvoorbeeld een sportvoedingspiramide gemaakt kunnen worden. Of in ieder geval een bestand voor deskundigen en een bestand voor de sporters waar duidelijk in staat hoeveel sporters binnen zouden moeten krijgen afhankelijk van de intensiteit en duur.
Trefwoorden: Sportvoedingsinname, onderzoek, Europa
topsporters,
supplementinname,
wetenschappelijk
3
Inhoudsopgave
Samenvatting
3
Inhoudsopgave
4
Lijst grafieken en tabellen
5
1. Inleiding
6
2. Methode 2.1 Gebruikte literatuurdatabases 2.2 Gebruikte zoektermen en – methoden 2.3 Selectiecriteria 2.4 Aantal geschikte studies
9 9 9 9 11
3. Resultaten 3.1 Nederlandse normen voor voeding en supplementen bij topsporters 3.2 Huidige inname van de Nederlandse topsporters 3.3 Huidige inname van topsporters uit Europese landen 3.3.1 Griekenland 3.3.2 Spanje 3.3.3 Frankrijk 3.3.4 Engeland 3.3.5 Duitsland 3.3.6 Supplementen
12 14 19 26 26 27 28 29 30 31
4. Discussie 4.1 Uitkomsten resultaten 4.2 Sterktes en zwaktes
33 33 36
5. Conclusie
38
6. Aanbevelingen
39
7. Literatuurlijst/Referenties
40
Bijlagen Bijlage I Bijlage II
43
Bijlage III
Schema zoekstrategie Review studies naar voedingsinname Innames van de verschillende sporten uit onderzoek van Erp-Baart 1989
4
Verklarende lijst grafieken en tabellen Tabellen Tabel 1
In- en exclusie van de doelgroep
p 10
Tabel 2
Classificatie van medische publicaties (NL)
p 10
Tabel 3
Classificatie van medische publicaties (EN)
p 10
Tabel 4
Bewijsniveaus van conclusies volgends Nederlandse CBO/EBRO richtlijnen
p 10
Tabel 5
Gegevens van de topsporters per land met SD
p 13
Tabel 6
Nederlandse aanbevelingen van macro- en micronutriënten voor topsporters
p 16
Tabel 7
Hoeveelheid koolhydraten per duur
p 17
Tabel 8
Vergelijking van voedingsinname in de regio met de Nederlandse voedingsnormen
p 21
Tabel 9
Studies naar supplementinname in Europa
p 32
Tabel 10
Schema zoekstrategie
p 44
Tabel 11
Review studies naar voedingsinname
p 46
Tabel 12
Innames van de verschillende sporten uit onderzoek van Erp-Baart 1989
p 50
Grafiek 1
Gemiddelde koolhydraatinname g/kg per land
p 20
Grafiek 2
Gemiddelde eiwit inname g/kg per land
p 20
Grafiek 3
Gemiddelde vet inname en% per land
p 22
Grafiek 4
Gemiddelde vitamine B1 inname mg/1000 kcal per land
p 23
Grafiek 5
Gemiddelde vitamine B2 inname mg/1000kcal per land
p 23
Grafiek 6
Gemiddelde vitamine B3 inname in mg/1000kcal per land
p 24
Grafiek 7
Gemiddelde calcium inname in mg per land
p 24
Grafiek 8
Gemiddelde ijzer inname in mg per land
p 25
Grafieken
5
1.
Inleiding
Voeding rondom sport is een veelbesproken onderwerp. Vooral in de topsport wordt veel aandacht besteed aan goede voeding. Een gezonde en goede voeding is nodig om de juiste hoeveelheid energie en voedingsstoffen binnen te krijgen. Topsporters hebben een hoger energieverbruik dan niet topsporters, waardoor het nog belangrijker is voldoende nutriënten en voedingsstoffen binnen te krijgen. De energieleveranciers zijn koolhydraten, vetten en eiwitten. De eiwitten zijn vooral bouwstoffen in het lichaam, welke belangrijk zijn in veel processen en voor herstel na inspanning. Verder is goede voeding van belang voor goed herstel na inspanning en een optimale prestatie, deze prestatie is in te delen in lichamelijke en geestelijke prestatie. De lichamelijke prestatie kan met voeding beïnvloedt worden, doordat vooral koolhydraten omgezet worden in energie. Deze directe energie, adenosinetrifosfaat (ATP), is nodig voor spiercontracties. ATP wordt uit het opgeslagen glycogeen vanuit de spieren omgezet. Deze glycogeenvoorraad moet voor iedere inspanning en bij langdurige inspanning aangevuld worden. Onder geestelijke prestatie valt de mentale conditie, die bijvoorbeeld het concentratievermogen en de reactiesnelheid omvat. Denk aan tactieken bij spelsporten en het reactievermogen na het startschot bij een zwemwedstrijd (1,2,3,4,5,6,7,8,9,10).
Als een goede balans tussen basissportvoeding, sportvoedingspreparaten, eventuele voedingssupplementen en training aanwezig is kan optimaal resultaat in de prestatie behaald worden met een optimale lichaamssamenstelling. Onder basissportvoeding wordt de ‘normale’ voeding van sporters verstaan. Sportvoedingspreparaten zijn voedingsmiddelen die extra koolhydraten of eiwitten bevatten voor snellere energie en/of sneller herstel. Voorbeelden hiervan zijn repen, energie dranken en eiwitshakes. Het behalen van een optimale prestatie en een optimale lichaamssamenstelling zijn onderdelen die iedere topsporter nastreeft. Een optimale lichaamssamenstelling, dus het lichaamsgewicht, de spiermassa en de vetmassa beïnvloeden de prestatie van een sporter. Daarnaast zijn ook esthetische of gezondheidsredenen een overweging voor topsporters om vetmassa te verliezen en/of spiermassa te willen ontwikkelen. Optimale waarden voor vetmassa en lichaamsgewicht verschillen per persoon, per sport, per evenement en positie. Een laag vetpercentage is voor veel sporters van belang. Dan kunnen sporters bijvoorbeeld veel sneller kleine en korte bewegingen maken in een kleine ruimte, denk aan wenden op het veld. Een laag vetpercentage geeft als voordeel fysieke en mechanische winst, omdat een sporter meer kracht kan leveren in verhouding tot het gewicht. Daarnaast is ook het vermogen van een sporter gerelateerd aan gewicht en vetmassa. Bij andere sporten zoals judo, rugby en gewichtheffen kan een groter lichaamsgewicht belangrijk zijn om te kunnen winnen van de tegenstander. Tot slot bevordert een goede lichaamssamenstelling de gezondheid van een topsporter(1,2,3,9,10,11).
Als een goede balans gevonden is tussen de voeding, de eetmomenten en hoeveelheden, zou eventueel het gebruik van supplementen nog een laatste stap kunnen zijn om de prestatie of het herstel te verbeteren. Denk aan de laatste milliseconden bij een sprint. Het herstel bestaat uit het aanvullen van de glycogeenvoorraden, rust voor het lichaam en herstel van spieren. Het gebruiken van een optimale basisvoeding is bijzonder belangrijk en niet eenvoudig te realiseren. Het verschilt per persoon en per sport wat optimaal is voor een topsporter. Een goed uitgebalanceerde koolhydraat-, eiwit- en vetinname is belangrijk voor iedere sporter. Het verschilt echter per sport en individu hoe de verdeling per nutriënt het meest optimaal is (1,3).
6
Naast de richtlijnen voor gezonde voeding van De Gezondheidsraad zijn sportvoedingsrichtlijnen in Nederland opgesteld om een topsporter een optimale voeding te kunnen geven (3,12). Richtlijnen en adviezen voor voeding rondom sport, die in Nederland gebruikt worden, zijn mede gebaseerd op onderzoeken uit Amerika en Australië (11,13,14,15,16,17,18,19,20,21,22,23). In tegenstelling tot Nederland is in Amerika en Australië veel onderzoek gedaan naar de inname van topsporters. In Nederland zijn drie onderzoeken gedaan naar deze inname. In 1989 door van Erp-Baart (24,25) onder 419 Nederlandse topsporters in verschillende disciplines en door Saris onder vier wielrenners. Tot slot is in 2004 door Hermans een tot nu toe ongepubliceerd onderzoek gedaan naar de inname van 173 Nederlandse topsporters (26).
Mede hierdoor wordt nu door het kennisteam Sports and Exercise Nutrition vanuit de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN), waar Wardenaar teamleider is, de ‘Dutch Sports Nutrition and Supplement Study’ (DSSS) uitgevoerd. De DSSS focust op de macro- en micronutriënten inname van Nederlandse topsporters. Het gaat om het analyseren van de kwaliteit van de huidige inname van basissportvoeding, voedingspreparaten en voedingssupplementen bij Nederlandse topsporters in verschillende disciplines. Vier groepen: spel, duur, kracht en overig conditioneel en overig niet conditioneel worden gedurende drie weken onderzocht. Uiteindelijk wordt gekeken naar het resultaat van de gehele groep. De uitkomsten van de groepen worden vergeleken met de huidige sportvoedingsnormen.
Als uitbreiding van bovenstaand onderzoek is het interessant om te weten wat de voedings- en supplementeninname is in andere met Nederland vergelijkbare Europese landen. Tevens geeft dit de kans te kijken hoe Nederland zich hiermee verhoudt. Door te kijken naar verschillen en overeenkomsten kan eventueel voordeel behaald worden door Nederland, wat van invloed zou kunnen zijn op kampioenschappen. Het behalen van voordeel kan gezien worden in de vorm van het trainen of wisselen van club internationaal. Daarnaast zouden Nederlandse volwassen topsporters de eigen inname kunnen verbeteren aan de hand van de innames van andere landen. Dan kan gekeken worden of een optimale inname behaald kan worden in verschillende sporten. De uitkomst geeft een waardeoordeel aan een land. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt dan ook:
Hoe verhoudt de huidige Nederlandse voedings- en supplementeninname, onder topsporters van 16-40 jaar in verschillende disciplines, zich in relatie tot Europese landen en geldende internationale sportvoedingsnormen?
Met deze uitkomst verwachten wij antwoord te kunnen geven op de vraag of een verbetering mogelijk is voor de Nederlandse inname van voeding bij topsporters en eventuele richtlijnen. Om de hoofdvraag te beantwoorden moet eerst antwoord gegeven worden op de volgende deelproblemen.
1. Wat is zijn de Nederlandse normen (ADH en adviezen) voor voeding en supplementen bij topsporters? 2. Wat is de huidige Nederlandse inname van voeding en supplementen bij topsporters en hoe verhoudt de inname zich met de Nederlandse voedingsnorm en Nederlandse sportvoedingsaanbevelingen?
7
3. Wat is de huidige voeding- en supplementeninname bij topsporters in Europese landen en hoe verhoudt de inname zich met de Nederlandse voedingsnorm en Nederlandse sportvoedingsaanbevelingen? (Duitsland, Engeland, Frankrijk, Spanje, Griekenland)
Het literatuuronderzoek naar de sportvoeding en suppletie-inname van Nederlandse sporters in relatie tot andere Europese landen moet een beeld geven van de huidige situatie met betrekking tot de normen en de werkelijke inname. Wardenaar wil beide onderzoeken verwerken tot een wetenschappelijke publicatie over de kwaliteit van de inname van sportvoeding en supplementen in Nederland.
In het volgende hoofdstuk wordt de methode van deze literatuurstudie beschreven. Dit houdt onder andere de gebruikte databases en selectiecriteria voor het onderzoek in. In hoofdstuk 3 worden de Nederlandse normen voor basissportvoeding en supplementen bij topsporters besproken. Hier zijn aanbevelingen te vinden voor alle macro- en micronutriënten. Hoofdstuk 3.2 bespreekt de inname van de Nederlandse topsporters. In hoofdstuk 3.3 wordt gekeken wat de huidig Duitse, Engelse, Franse, Spaanse en Griekse inname van basissportvoeding en supplementen bij topsporters is. Daarbij wordt gekeken hoe de landen zich verhouden met Nederland. Hoofdstuk 4 beschrijft de discussie, hierin wordt antwoord gegeven op de hoofdvraag en zijn de sterktes en zwaktes van het onderzoek beschreven. In hoofdstuk 5 is de overall conclusie te lezen en in hoofdstuk 6 worden aanbevelingen gedaan. Tot slot zijn in hoofdstuk 7 de referenties te vinden.
8
2.
Methode
Dit onderzoek als onderdeel van het grotere onderzoek door het kennisteam Sports and Exercise Nutrition, is een literatuurstudie. Met de literatuur is een review gemaakt van verschillende onderzoeken naar de inname van voeding bij topsporters in verschillende Europese landen(27).
2.1
Gebruikte literatuurdatabases
Tijdens dit onderzoek is voornamelijk gebruik gemaakt van artikelen gezocht via PubMed. Hier zijn veel medische wetenschappelijke artikelen en publicaties te vinden. Waar verschillende artikelen niet als volledige tekst te vinden waren zijn deze voor zover dat kon gezocht in Google Scholar. Verder is een aantal artikelen gekocht door de Hogeschool van Arnhem en Nijmegen (HAN). Andere gebruikte databanken zijn Science direct, Google (pdf), Google Books, BSL, Cochrane. Verder is literatuur gebruikt als internetsites, gevonden via de databanken en boeken over sport en voeding.
2.2
Gebruikte zoektermen en – methoden
Gedurende het onderzoek zijn voornamelijk synoniemen van voeding en energie inname van topsporters gebruikt in verschillende talen. Voornamelijk in het Engels, omdat veel onderzoeken vertaald en te vinden zijn in het Engels. Als teveel hits uit een zoekopdracht kwamen, zijn deze veranderd en kleiner gemaakt door een woord of zoekoptie toe te voegen of te veranderen. Voorbeelden hiervan zijn jaartallen tussen 1998 en 2012 en aangeven welke woorden er niet in voor mogen komen. Verder is gebruik gemaakt van doorverwijzingen in en om te tekst in de vorm van aanbevelingen met dezelfde soort zoektermen, het zogenoemde sneeuwbaleffect. Ook is gebruik gemaakt van oudere relevante artikelen uit de literatuurlijst van artikelen. In het boek, Practical Sports Nutrition van Louise Burke staan verschillende literatuurstudies met betrekking tot innames van voeding voor topsporters. Deze onderzoeken zijn opgezocht via PubMed en Google Scholar. In bijlage I is het volledige schema met zoektermen en relevantie te vinden.
2.3
Selectiecriteria
Het belangrijkste selectiecriterium was het land waar het onderzoek gedaan is. Veel onderzoeken zijn gedaan in Australië en Amerika. Echter voor dit onderzoek waren alleen Europese studies van belang, omdat Wardenaar wilde weten hoe Nederland zich verhoudt met Europese landen. Naast dat het onderzoek uit Europa moest komen is het van belang dat het een geselecteerd land is, namelijk Duitsland, Engeland, Frankrijk, Griekenland, Spanje. Dit zijn vooraanstaande landen als het gaat om prestaties op grote toernooien en bij wedstrijden. De selectie was in eerste instantie anders tot stand gekomen. Dit zijn landen die te vergelijken zijn met Nederland op sportprestatie gebied. Nederland komt bij de Olympische Spelen, vooral de laatste jaren, voor in de top 15 van de medaillespiegel. Daarom was gekeken naar de top 10 van de Olympische winterspelen van 2010 en de top 15 van de Olympische zomerspelen van 2008. Hieruit kwamen meer Europese landen naar voren die ook aanwezig waren in de top 15 van de medaillespiegel, maar vanwege niet te vinden of te lezen data is gekozen deze landen te excluderen. In weinig Europese landen is wetenschappelijk onderzoek gedaan naar de inname van voeding door topsporters. Noorwegen, Denemarken, Zwitserland, Italië, België, Oekraïne, Rusland, Zweden en Oostenrijk zijn afgevallen.
9
Een volgend selectiecriterium was het publicatiejaar. De literatuur mocht liever niet ouder zijn dan 1998. Uitzondering hierop is een aantal richtlijnen en aanbevelingen, omdat deze meestal eerder ontwikkeld zijn en daarna weinig aangepast worden. In eerste instantie was dit jaartal 2002, dan zou de literatuur niet ouder zijn dan tien jaar. Maar een aantal artikelen welke nodig waren voor het onderzoek was ouder. Voor dit jaartal is gekozen, omdat toen moderne sportvoeding op de markt kwam waar veel gebruik van gemaakt werd. Verder is oudere literatuur niet zozeer van belang, omdat de sporters en de innames veel ontwikkelingen doormaken. In de wetenschap wordt steeds meer bekend over wat goed innames zijn en welke niet. Het zou irrelevant zijn om een onderzoek te gebruiken welke achterhaald is. Daarnaast geeft het ook geen beeld van de huidige inname.
Een ander criterium was de onderzoekspopulatie. Voor dit literatuuronderzoek was het van belang dat de onderzoekspopulatie bestond uit topsporters. Daarnaast was het van belang dat er verschillende sporten belicht werden, zodat ook op dat gebied vergeleken kon worden. De verschillende sporten werden in groepen verdeeld om een beter gemiddeld beeld te krijgen van de innames. Om een voorbeeld aan te geven is de voedingsinname van krachtsporters en duursporters zeer verschillend (3). Onder topsporters vallen sporters uit nationale en internationale teams en sporten. Verder is de leeftijdsgrens gezet op 18 jaar en ouder. Richtlijnen voor jonge sporters zijn anders, omdat er dan ook met groei en ontwikkeling rekening gehouden moet worden (3,4). Tabel 1: In- en exclusie van de doelgroep Inclusie Volwassen nationale topsporter (man en vrouw) van 18 jaar en ouder uit geselecteerde Europese landen
Exclusie Paralympische sporters Sporters onder de 18 jaar oud Sporters/ onderzoeken uit andere dan de vooraf geselecteerde landen. Sporters met eetstoornissen
Tot slot is gekeken naar de studie-opzet. In tabel 10, review van de verschillende studies, is per onderzoek een waarde gegeven, level of evidence van het CBO, om het niveau van de gebruikte literatuur te beoordelen. Naar hoeveelheid testpersonen, periode en naar soort studie. Tabel 2: Classificatie van medische publicaties (NL) (28) A1 Systematische reviews (meta-analyse) A2 Gerandomiseerd vergelijkend onderzoek B Gerandomiseerd vergelijkend onderzoek van matige kwaliteit of onvoldoende omvang C Niet vergelijkend D Mening van deskundigen Tabel 3: Classificatie van medische publicaties (EN) (28) A1 Meta-analysis containing at least some trials of level A2 and of which the results of individual trials are consistent A2 Randomized comparative clinical trials of good quality (randomized double-blind controlled trials) of sufficient size and consistency B Randomized clinical trials of moderate (weak) quality or insufficient size or other comparative trials (non-randomized, cohort studies, patient-control studies) C Non-comparative trials
10
D
Expert opinion
Tabel 4: Bewijsniveaus van conclusies volgends Nederlandse CBO/EBRO richtlijnen (28) Niveau Gebaseerd op een systematische review (A1) of ten minste twee 1 onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken van niveau A2 Niveau gebaseerd op ten minste twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde 2 onderzoeken van niveau B Niveau gebaseerd op een onderzoek van niveau A2 of B, of op onderzoek van 3 niveau C Niveau mening van deskundigen, bijvoorbeeld de werkgroep leden 4
2.4
Aantal geschikte studies
Het aantal geschikte studies voor de review was 17 wetenschappelijke studies van evidence niveau A2, B en C. Een overzicht van de gebruikte studies is te vinden in bijlage II, review studies naar voedingsinname en in tabel 8.
11
3.
Resultaten
Voor het onderzoek naar de inname van basisvoeding bij topsporters in Europa zijn zes landen onderzocht: Griekenland, Spanje, Frankrijk, Engeland, Duitsland en Nederland. De verschillende onderzoeken uit de landen zijn terug te vinden in bijlage II ‘Review studies naar voedingsinnames’ en bijlage III ‘Innames van de verschillende sporten uit onderzoek van ErpBaart 1989’. Hier is tevens het soort onderzoek aangegeven en welk niveau van bewijsvoering de onderzoeken hanteren (24,25,26,29,30,31,32,33,34,35,36,37,38,39,40,41,42).
In tabel 5 wordt het totaal aantal sporters en het aantal sporters per land weergegeven, onderverdeeld in mannen en vrouwen. In totaal zijn 1157 topsporters onderzocht, waarvan over het algemeen meer mannen dan vrouwen. In tabel 5 is te zien dat in bijna alle betrokken landen meer mannen geïncludeerd zijn en dat zowel in Engeland als in Duitsland alleen mannen onderzocht zijn. Griekenland was het enige land waar meer vrouwen dan mannen onderzocht zijn, resp. 53,3% en 43,9%. In Frankrijk kwam niet in het artikel naar voren hoeveel mannen en vrouwen onderzocht zijn, alleen dat het 63 topsporters waren.
Verder is tijdens het onderzoek gekeken naar de gemiddelde leeftijd en het gewicht, tabel 5. De gemiddelde leeftijd van de sporters lag tussen de 20 en 28 jaar, waarbij uit NL 2004 geen data bekend zijn over de leeftijden van de topsporters. Gemiddeld kwamen de oudste topsporters uit Duitsland, terwijl gemiddeld de jongsten uit Frankrijk kwamen.
Gedurende het onderzoek zijn alle verschillende sporten ingedeeld in vier categorieën: duursport, spelsport, krachtsport/ overig conditioneel en overig niet conditioneel (tabel 5). Per land is te zien hoeveel topsporters binnen een bepaalde categorie vielen. Dit kan van invloed zijn op de inname. Opvallend is dat veelal spel- en duursporten onderzocht zijn, in alle landen was het percentage hiervan het hoogst. Wanneer gekeken wordt naar de Nederlandse data valt op dat de onderzoeken gedaan zijn binnen alle categorieën. Over het algemeen ook duur- en spelsporten, maar in tegenstelling tot andere landen ook de andere categorieën. Verder valt op dat in Engeland alleen spelsport (100%) onderzocht is, terwijl andere landen ook andere categorieën onderzocht hebben. Krachtsport (<20%) is veel minder onderzocht, alleen in Nederland, Griekenland, Spanje en Frankrijk. Verder zijn sporten die vallen onder ‘overig niet conditioneel’ alleen in het Nederlandse onderzoek uit 2004 van Joris Hermans onderzocht. Hieronder valt in dit geval ruitersport.
12
Tabel 5 Gegevens van de topsporters per land met SD totaal NL 1989 n Gem ± SD n Gem ± SD # Geslacht* Man 679 [58,7%] 250 [67,9%] Vrouw 415 [35,9%] 118 [32,1%] # Leeftijd (jaren) 956 22,3 ± 4,3 364 23,1 ± 5,9 Gewicht (kg) 1133 70,7 ± 12,8 368 67,8 ± 13,1 Sportcategorie* Duursport 355 [30,7%] Spelsport 633 [54,7%] Overig conditioneel 162 [14,0%] en kracht Overig niet 7 [0,6%] conditioneel * weergegeven als frequentie [%] # NL 2004: onbekend # * Frankrijk: onbekend
n
173
NL 2004 Gem ± SD 97 [56,1%] 76 [43,9%] 74,8 ± 13,0
n
257 257
Griekenland Gem ± SD 120 [46,7%] 137 [53,3%] 21,3 ± 2,2 70,5 ± 12,4
n
175 175
Spanje Gem ± SD 91 [52,0%] 84 [48,0%] 22,1 ± 2,7 72,6 ± 15,0
n
Frankrijk Gem ± SD
63 63
19,6 ± 0,0 63,6 ± 2,9
n
85 85
Engeland Gem ± SD 109 [100%] 0 [0,0%] 23,3 ± 2,3 77,1 ± 3,0
n
Duitsland Gem ± SD
12 12
12 [100%] 0 [0,0%] 27,9 ± 2,8 71,2 ± 0,5
151 [41,0%] 155 [42,1%] 62 [16,8%]
49 [28,3%] 87 [50,3%] 30 [17,3%]
81 [31,5%] 137 [53,3%] 39 [15,2%]
37 [21,2%] 119 [68,0%] 19 [10,9%]
26 [41,3%] 25 [39,7%] 12 [19,0%]
0 [0,0%] 109 [100%] 0 [0,0%]
11 [91,7%] 1 [8,3%] 0 [0,0%]
0 [0,0%]
7 [4,0%]
0 [0,0%]
0 [0,0%]
0 [0,0%]
0 [0,0%]
0 [0,0%]
3.1 Wat zijn de Nederlandse normen (ADH en adviezen) voor voeding en supplementen bij topsporters? De richtlijnen voor goede voeding zijn in Nederland vastgesteld door De Gezondheidsraad. Deze richtlijnen en aanbevolen dagelijkse hoeveelheden (ADH) zijn voor niet-topsporters. De Gezondheidsraad heeft de aanbevelingen ingedeeld in adequate inname, hetgeen je minimaal nodig hebt zonder schadelijke effecten, gemiddelde behoefte, hetgeen bij een normale spreiding van de behoefte het niveau van inneming dat toereikend is voor de helft van de populatie en aanbevolen dagelijkse hoeveelheid, hetgeen de norm is voor de hoeveelheid die gezonde mensen dagelijks nodig hebben. De ADH is de behoefte die 97,5% van de bevolking moeten dekken (12, 49). Deze aanbevelingen zijn niet toereikend voor topsporters, omdat topsporters een hoger verbruik hebben. De meeste aanbevelingen voor sportvoeding en voeding rondom sport zijn gebaseerd op richtlijnen en aanbevelingen uit Australië, Engeland en Amerika. Onderzoekers waar veel naar verwezen wordt zijn L. Burke uit Australië en R. Maughan uit Engeland. De aanbevelingen in tabel 6 zijn een combinatie van verschillende onderzoeken en studies waarbij de nieuwste data als aanbeveling gelden. Om de verschillen te zien staan ook de aanbevelingen van De Gezondheidsraad in de tabel (1,3,4,7,11,33,43,44).
3.1.1 Basissportvoeding Zoals beschreven in de inleiding is basissportvoeding van belang voor een topsporter om te komen tot een optimale prestatie. Een goede balans tussen de inname van macro- en micronutriënten is een voorwaarde voor een goede voeding voor de prestatie. Topsporters hebben een hogere energieinname, omdat de behoefte van het lichaam hoger is en topsporters meer verbruiken. Vooral bij de inname van macronutriënten is het van belang dat deze hoger is dan van niet topsporters (11).
3.1.2 Koolhydraten, eiwitten en vetten Volgens The Australian Institute of Sport (AIS), te zien in tabel 6, moet de koolhydraatinname bij een lage tot gemiddeld intensieve inspanning van minder dan één uur per dag, bijvoorbeeld korte training, 5-7 g/kg/dag zijn en 6-10 g/kg/dag bij een sterk intensieve inspanning met een duur van één tot drie uur, bijvoorbeeld een tenniswedstrijd. Bij een sterk intensieve inspanning die langer duurt dan vier uur per dag, bijvoorbeeld een wielrenwedstrijd of marathon, is een inname gewenst van 812 g/kg/dag of meer (6,13,46). Deze sportaanbeveling voor koolhydraten ligt een stuk hoger dan de 2,9 g/kg/dag koolhydraten die De Gezondheidsraad aangeeft als gemiddelde behoefte (3,11,44). Voor de eiwitinname is de aanbeveling opgedeeld in duur- en krachtsport. Volgens Louise Burke is de aanbeveling voor beginnende krachtatleten 1,5-1,8 g/kg/dag waar krachtatleten voor het behoud van spiermassa voldoende hebben aan 1,0-1,2 g/kg/dag eiwit. Duuratleten zouden tussen de 1,2-1,6 g/kg/dag moeten gebruiken (3,13). Ook de eiwitinname is hoger dan de gemiddelde behoefte van 0,6 g/kg/dag opgesteld door De Gezondheidsraad (11,44,47). De aanbevelingen voor vetinname zijn 20-30 en% van de 2000-2500 kcal voor niet topsporters. Deze aanbeveling is lager dan de gemiddelde behoefte van De Gezondheidsraad, welke 20-40 en% voor normale mensen is en 20-35 en% voor mensen met overgewicht (1,3,11,13,44,48).
3.1.3 Vitamines Als gekeken wordt naar de micronutriënten als aanbeveling voor topsporters in tabel 6 valt op dat bij de vitamines over het algemeen een verhoogde behoefte is, voornamelijk bij de B-vitamines. In het bijzonder de B-vitaminen die te maken hebben met de energie-inname, namelijk vitamine B1, vitamine B2 en vitamine B3. Deze worden in de sportvoedingsaanbevelingen aangegeven per 1000
14
kcal, omdat bij een verhoogde energie-inname, een verhoogde inname gewenst is in verband met het vrijmaken van energie uit koolhydraten (45,49,50). Als gekeken wordt naar vitamine B6 komt naar voren dat een verhoogde behoefte van belang is, omdat vitamine B6 te maken heeft met de opbouw en afbraak van eiwitten. Bij meer eiwitten in de voeding, is meer vitamine B6 nodig om deze af te breken tot aminozuren. Daarom is de aanbeveling voor vitamine B6 naast de 1,6-2,0 milligram per dag bij 150 gram eiwit, 0,01-0,02 B6 per gram eiwit extra (45,49,50). Als een sporter 160 gram eiwit eet per dag is een inname van 1,6-2,0 milligram nodig plus 0,10-0,20 gram eiwit. Vitamine B6 is van nature aanwezig in vlees, eieren, vis, brood en graanproducten, aardappelen, peulvruchten, groente, melk, melkproducten en kaas. Een hogere eiwitinname zorgt dus bijna automatisch voor een verhoogde inname van vitamine B6.
3.1.4 IJzer De ijzerinname, 11 milligram per dag, is voor topsporters belangrijk om anemie of ijzerdeficiëntie te voorkomen. Anemie zorgt voor een verlaging van het prestatieniveau, waarbij bij kleine inspanning al ademtekort kan voorkomen. Aangenomen wordt dat bij een kleine daling van het hemoglobinegehalte de wedstrijdprestaties van een sporter al kan verminderen. Bij een ernstig verlaagd hemoglobinegehalte, wanneer de ijzer gerelateerde enzymen minder goed werken, worden symptomen van inspanningsintolerantie versterkt. Het is daarom van belang dat de ijzerbalans bijgehouden wordt. Hierbij is het niet efficiënt om het hemoglobinegehalte te meten, omdat wanneer deze te laag is het al te laat is. ‘Normale’ hemoglobinewaarden hebben een ruim bereik, het kan dan voorkomen dat een sporter binnen de referentiewaarden valt, maar wat bij de sporter gebruikelijk en waarbij de sporter optimaal zou presteren niet gehaald wordt. Het is beter om de ijzervoorraad te meten, door de ferritine waarde te bepalen. Wanneer de ferritine waarde te laag is, is het van belang in te grijpen. Uit een enkel bloedonderzoek is het lastig te meten of de ijzerbalans optimaal is, de metingen kunnen fluctueren onder verschillende omstandigheden terwijl de ijzerbalans in werkelijkheid niet fluctueert. Deze omstandigheden kunnen bijvoorbeeld dehydratie en acute stress, zoals zware training, infectie of ziekte zijn. Om per sporter de individuele en optimale ijzerbalans op te maken is het van belang dat de ijzermetingen gedaan worden op vaste tijdstippen en onder gestandaardiseerde omstandigheden per sporter. Verder dient van elke sporter een geschiedenis van de meetresultaten bijgehouden te worden, zodat een goede schatting gemaakt kan worden wat optimaal is voor de sporter. Tot slot ligt de aanbeveling voor vrouwen, 15 milligram per dag nog hoger dan bij mannen in verband met bloedverlies tijdens de menstruatie. Mede hierdoor is de kans op ijzerdeficiëntie verhoogd wanneer geen adequate ijzerinname aanwezig is(1).
3.1.5 Calcium Een adequate inname van calcium is van belang voor de botten in het lichaam en de contracties van de spieren. De inname van calcium van 1000 milligram per dag is niet verhoogd ten opzichte van niet-sporters, omdat bij topsporters het botmineralengehalte verhoogd is. Door inspanning is een verhoogde mineralisatie van de botten aanwezig en kan een grotere maximale botmassa ontstaan, welke het optreden van botbreuken en osteoporose kunnen vertragen. Verder is geen duidelijkheid onder wetenschappers of een te lage calcium waarde in het lichaam door zweten te maken kan hebben met kramp. Het is een mogelijkheid dat de relatieve verhoudingen van calcium, kalium, magnesium en natrium belangrijker zijn dan de absolute waarden. Vrouwelijke sporters zijn een risicogroep voor een verkeerde calciumbalans. Het heeft te maken met een ingewikkeld samenspel van hormonen, met name oestrogeen. Vrouwen kunnen te maken krijgen met de Female athlete triad, wat een combinatie inhoudt van verkeerd eetpatroon, menstruatiestoornissen en een verminderde gezondheid van de botten (1).
15
Tabel 6 Nederlandse aanbevelingen van macro- en micronutriënten voor topsporters Nutriënt Koolhydraten (g)
Aanbeveling Gezondheidsraad 2,9/kg*
Eiwit (g)
0,6/kg*
1-3uur sport/dag: 5-10 >4-5uur sport/dag: 8-12 Krachtsport:1,5-1,8 “ behoud: 1,0-1,2 Duursport: 1,2-1,6
Vet (g)
20-30*
20-30 en%
Verzadigd Vet (g)
< 22-28
Vitamine A (RAE retinol) (μg) Thiamine/B1 (mg) Riboflavine/B2 (mg) Niacine/B3 (mg) Pyridoxine/B6 (mg)
800-1000
900
0,8* 0,8-1,1* # 6,6/1000kcal # 1,5
0,5/1000kcal 0,6/1000kcal 6,7/1000kcal 2,0 Bij >150g eiwit/dag 0,010,02extra /g eiwit
Foliumzuur/B11(μg) Vitamine B12(μg) Vitamine C (mg) Vitamine D (μg)
200* 2* # 70 2,5 -5**
300 2,8 90 2,5 - 5
α
Aanbeveling mannen
Aanbeveling vrouwen
(AIS KH, 2011)(46) 15% minder
(AIS Protein, 2009)(47) (Burke, 2007)(3) (Maughan,2004)(1) (Rodriguez, 2010)(48) (Maughan,2004)(1) (Rodriguez, 2010)(48) (Maughan,2004)(1)
700
(GR,2008)(50)
< 10 en%
#
Bronnen
1,6-2,0 Bij >150g eiwit/dag 0,01-0,02 extra /g eiwit
75
(Maughan, 2004)(1) (Maughan, 2004)(1) (Maughan, 2004)(1) (Maughan, 2004)(1)
(GR 2003)(49) (GR 2003)(49) (ISSN)(51) (Maughan,2004)(1) (GR 2000)(45) (GR 2000)(45) (Dunford, 2006)(52) (GR 2000)(45) (GR 2000)(45)
IJzer (mg) 8-13* 11 15 # Magnesium (mg) 250-350 300-350 Calcium (mg) 1000** 1000 Zink (mg) 6-10** 9 * Gemiddelde behoefte ** Adequate inname # Aanbevolen hoeveelheid α De aanbevolen hoeveelheid voor vet is berekend door 20 energieprocent te nemen van 2000-2500 kcal. Bij de AH van verzadigd vet is dat <10 energieprocent van 2000-2500 kcal.
3.1.6 Voeding rondom sport Naast de dagelijkse voeding wordt gebruik gemaakt van aanbevelingen voor voeding rondom de trainingen en wedstrijden. Daarbij verschilt de inname van macronutriënten rond inspanning per sport en per sporter. Voor sporters dient individueel bepaald te worden wat nodig is om doorslaggevend te zijn met betrekking tot de prestatie. Zoals voorgaand te lezen was zijn koolhydraten en goede vetten als energieleveranciers in hoge mate nodig. Daarbij zijn de eiwitten nodig voor opbouw. Naast hoeveelheden zijn ook tijdstippen en de verdeling van belang. Voor een inspanning dient voldoende voorraad aanwezig te zijn terwijl na een inspanning herstel van belang is. Op beide momenten is een bepaalde hoeveelheid macronutriënten en vocht nodig. Om de inname ingewikkeld te maken is het ook erg belangrijk dat niet teveel ingenomen wordt, omdat dan het lichaamsgewicht en vetpercentage negatief beïnvloed kunnen worden of mogelijk bij teveel vaste voeding last van maag-darmklachten. Een juiste hoeveelheid is dan ook van groot belang, niet alleen voor topsporters maar ook voor ‘gewone’ sporters.
16
Voor een aantal hoeveelheden voedingsmiddelen moet een sporter trainen om het in de aanbevolen hoeveelheden binnen te krijgen, denk hierbij aan de hoeveelheid vocht. Wanneer hoeveelheden of innames veranderd worden is het van belang dit te doen tijdens trainingen. Tijdens wedstrijden kan dit eventueel leiden tot maag- darmklachten (1). Twee tot vier uur voor een inspanning dient een koolhydraatrijke maaltijd genomen te worden of binnen een uur voor de training een koolhydraatrijk tussendoortje. Bij deze maaltijden is het belangrijk dat niet teveel vet en eiwitten aanwezig zijn. Verder moet de sporter om voldoende gehydrateerd te zijn. Twee tot drie uur voor de inspanning is het aanbevolen om 500-700 ml vocht drinken en 10-15 minuten voor de inspanning 200-350 ml vocht. Koolhydraatinname bij langdurige inspanning is van belang, omdat de voorraad na bepaalde periode leeg is. In tabel 7 wordt weergegeven hoeveel en welke koolhydraten ingenomen dienen te worden bij inspanning (7). Tabel 7 Hoeveelheid koolhydraten per duur volgens NOC*NSF (7) Duur activiteit
< 45 min 45-75 min 1-2 uur 2-3 uur
> 3 uur
Koolhydraten nodig voor optimale prestatie Geen
Aanbevolen hoeveelheid
Koolhydraattype
Glucose
Glucose + fructose
NVT
NVT
NVT
NVT
Heel kleine hoeveelheid Kleine hoeveelheden Matige hoeveelheden
Mondspoeling
Meeste soorten
Tot 30 gram per uur
Meeste soorten
Tot 60 gram per uur
Geschikt/ aangeraden Geschikt/ aangeraden Geschikt/ aangeraden
Grote hoeveelheden
Tot 90 gram per uur
Koolhydraten die snel verbrand worden Alleen combinaties van glucose fructose of maltodextrine fructose (ongeveer 2:1)
Geschikt/ aangeraden Geschikt/ aangeraden Geschikt
-
Geschikt/ aangeraden
Naast de koolhydraatinname tijdens inspanning is ook hydratie van belang om vochtverlies door zweten tegen te gaan en hiermee een negatieve vochtbalans, > 1,7%, te voorkomen (1). Een inname van 10 ml/kg/uur of 600-1200 ml per uur vocht is hierbij gewenst, waarbij 150-250 ml ineens beter is dan kleine slokjes. Tijdens inspanning is het van belang dat er hypotone of isotone dranken gedronken worden, om de opname zo optimaal mogelijk te laten zijn. Binnen een uur na de inspanning is voor herstel de aanbeveling om minimaal 1,0 gram koolhydraten per kilogram of 0,6 gram per kg per half uur te nemen bij voorkeur met 0,3-0,5 gram/kg eiwit voor verder herstel van de spieren. Deze waarden verschillen per persoon en sporter in moeten individueel bepaald worden voor een optimale balans. Een negatieve vochtbalans moet het liefst direct aangevuld worden, 1,5 keer het verlies. Dit komt neer op 150-200 ml per 10 minuten. Dit is zeer individueel bepaald en verschilt dus per sporter. Om de vochtbalans te meten, moet voor de inspanning en na de inspanning het lichaamsgewicht gemeten worden, daarbij wel rekening houdend met toiletbezoek en hetgeen gedronken is tijdens de inspanning. Aan de hand van deze waarde is te zien of sprake is van een positieve of negatieve vochtbalans (1,3,4).
17
3.1.7 Supplementen In Nederland zijn de richtlijnen voor suppletie-inname gebaseerd op buitenlandse studies, omdat geen wetenschappelijke onderzoeken en studies gedaan zijn in Nederland naar de inname van supplementen. In de landen waar onderzoek is gedaan is maar een aantal met een bewezen effect, onder andere in Noorwegen, Finland en Engeland. Onder sportende Nederlanders worden wel supplementen ingenomen. Daarvan zijn supplementen met een bewezen werkzame werking voor topsporters volgens het NOC*NSF: vitamine C, multi-antioxidant (inclusief vitamine C en E en βcaroteen), bicarbonaat in capsulevorm, β-alanine, cafeïne, creatine, ‘multi’: gecombineerd preparaat met vitamines en mineralen, glucosamine/ chondroïtine (gecombineerd en gesulfateerd), hoogwaardig eiwitsupplement, calcium, vitamine D, probiotica, zink en quercitine (7). Daarnaast staan op de NZVT-lijst supplementen welke getest zijn op afwezigheid van doping geduide stoffen. Dit betekent niet dat direct bewezen is dat het een werking heeft, alleen dat sporters het mogen gebruiken. De werking van elk supplement varieert per sporter. Tot slot zijn vanuit onderzoeken uit andere landen wel richtlijnen voor hoeveelheden die een eventuele werking kunnen hebben en bij welke soort sport het vooral kan helpen. Ook dit is afhankelijk van verschillende factoren, zoals de sporter zelf (leeftijd, geslacht, gewicht, lengte, voedingsstatus en opleiding), het type sport, de frequentie, de intensiteit, duur van de oefening en milieuomstandigheden waarop de oefening wordt uitgevoerd (1,3,4,7,45,46,48).
18
3.2 Wat is de huidige Nederlandse inname van voeding en supplementen bij topsporters en hoe verhoudt de inname zich met de Nederlandse voedingsnorm en Nederlandse sportvoedingsaanbevelingen? In Nederland is niet zoveel bekend over de inname van sportvoeding. Van Erp-Baart en Saris hebben in 1987 onderzoek gedaan naar de inname van Nederlandse topsporters. Verder heeft Hermans in 2004 een onderzoek gedaan naar de inname van topsporters. In deze afstudeeropdracht zijn deze gegevens gebruikt, omdat recente data niet beschikbaar zijn. Tabel 7 “vergelijking van voedingsinname in de regio met de Nederlandse voedingsnormen” geeft een overzicht van deze gegevens in vergelijking met de innames in andere Europese landen.
3.2.1 Energie-inname De verschillende sporten die terugkwamen in de Nederlandse onderzoeken waren onderverdeeld in duur-, spelsport, overig conditioneel en kracht en overig niet conditioneel. Met betrekking tot de energie-inname kwam naar voren dat de sporters tussen de 1471 kcal per dag (vrouwelijke bodybuilders) en 5971 kcal per dag (mannelijke wielrenners) namen. De gemiddelde inname van de duursporters was 3741 kcal per dag, bij de krachtsporters was de gemiddelde energie-inname 2610 kcal per dag. Tot slot was er bij de teamsporters een gemiddelde inname van 2865 kcal per dag. Voor de vrouwen was de gemiddelde energie-inname 2133 kcal per dag, bij de mannen lag de energieinname hoger met 3773 kcal per dag. De gemiddelde inname van alle sporters bij elkaar was 3226 kcal per dag in het onderzoek uit 1989 en 2464 kcal per dag in het onderzoek van 2004. Opvallend hierbij is dat in de gemiddelden van Nederland door de jaren heen een duidelijke daling aanwezig is.
3.2.2 Koolhydraatinname De inname van koolhydraten lagen in het onderzoek van Van Erp-Baart bij alle sporten, behalve bij de wielrenners en turnsters, onder de 100% vergeleken met de aanbeveling. In grammen per kg lag de gemiddelde inname op 6,1 gram per kilogram. In het onderzoek uit 2004 lag de gemiddelde koolhydraatinname op 4,5 gram per kilogram. Beide koolhydraatinnamen lagen boven de gemiddelde behoefte opgesteld door De Gezondheidsraad, namelijk 2,9 gram per kilogram, te zien in grafiek 1 “Inname koolhydraten per kilogram”. Grafiek 1 geeft ook weer dat de koolhydraatinname van NL 2004 onder de sportvoedingsaanbeveling van 5,0 gram per kilogram ligt. Van NL 1989 ligt de koolhydraatinname met 6,1 gram per kilogram wel binnen de sportvoedingsaanbeveling. In vergelijking met de andere landen valt het op dat de inname van Nederlandse topsporters in 1989 op Duitsland, 6,7 gram per kilogram, na de hoogste inname was. Uit het onderzoek van 2004 hebben Nederlandse topsporters op Griekenland en Spanje na de laagste koolhydraatinname (tabel 7).
3.2.3 Eiwitinname Voor de inname van eiwitten was sprake van een grote spreiding. De innames lagen tussen de 51% voor de mannelijke waterpoloërs en de 250% bij de mannelijke wielrenners. Daarbij moet vermeld worden dat de aanbeveling op lichaamsgewicht gebaseerd was en de waterpoloërs waren op de krachtsporters na gemiddeld het zwaarste. Als gekeken wordt naar de gemiddelde eiwitinname per kg was de inname in NL 1989 1,6 gram per kilogram en in NL 2004 1,3 gram per kilogram. Net als bij de koolhydraatinname is ook in de eiwitinname een daling te zien. Beide gemiddelde eiwitinnames liggen boven de gemiddelde behoefte en boven de ondergrens van de sportvoedingsaanbevelingen van 1,2 gram per kilogram, te zien in grafiek 2 inname eiwit per kilogram. De eiwitinname van 1,3 gram per kilogram van NL 2004 is vrij laag in vergelijking met de andere landen en als gekeken wordt naar de inname die nodig is voor topsporters. Verwacht werd dat dit hoger zou liggen. Wel is de inname boven de gemiddelde behoefte en de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid. In het Franse
19
onderzoek hebben de sporters ook een inname van 1,3 gram per kilogram terwijl de andere onderzoeken hoger uit komen. Vooral Spanje en Duitsland hebben hoge innames, boven de 2,0 gram per kilogram.
Grafiek 1 Gemiddelde koolhydraatinname g/kg per land
Grafiek 2 Gemiddelde eiwit inname g/kg per land
20
Tabel 8 Vergelijking van voedingsinname in de regio met de Nederlandse voedingsnormen Tabel 8 Vergelijking van voedingsinname in de regio met de Nederlandse voedingsnormen Nutriënt NL NL NL 1989 NL 2004 voedingsnor sportvoedingsaan m beveling n Gem ± SD n Gem ± SD Energie (kcal) 368 3226 ± 956 173 2464 ± 815 KH (g/kg) 2,9* 5,0-12,0 368 6,1 ± 1,7 173 4,5 ± 1,8 Eiwit (g/kg) 0,6* 1,2-1,8 368 1,6 ± 0,5 173 1,3 ± 0,4 Vet (en%) 20-40* 20-30 368 33,7 ± 4,9 173 29,4 ± 6,9 # Vitamine A (μg) 800-1000 700-900 173 1296 ± 1501 Vitamine B1 (mg) 0,8* 0,5/1000kcal 4 0,4 ± 0,0 173 0,6 ± 0,3 Vitamine B2 (mg) 0,8-1,1* 0,6/1000kcal 4 0,9 ± 0,0 173 0,7 ± 0,3 # Vitamine B3 (mg) 6,6/1000 6,7/1000kcal 173 7,1 ± 2,2 # Vitamine B6 (mg) 1,5 2,0 4 2,4 ± 0,0 173 1,9 ± 0,7 Vitamine B11 (μg) 200* 300 Vitamine B12 (μg) 2,0* 2,8 # Vitamine C (mg) 70 75-90 4 158,0 ± 0,0 Vitamine D (μg) 2,5-5,5** 2,5-5 Calcium (mg) 1000** 1000 368 1576 ± 599 173 1120 ± 452 # Magnesium (mg) 250-350 300-350 173 378,7 ± 134,2 Zink (mg) 6-10** 9 173 11,7 ± 4,1 IJzer (mg) 8-13* 11-15 364 27,5 ± 52,6 173 14,9 ± 5,7
* Gemiddelde behoefte ** Adequate inname # Aanbevolen hoeveelheid
Griekenland
n 257 257 257 257 257 257 257 105 187 210 187 257 140 257 58 187 257
Gem ± SD 2477 ± 887 4,1 ± 1,3 1,4 ± 0,4 36,6 ± 4,2 1785 ± 1552 0,7 ± 0,1 1,0 ± 0,2 10,4 ± 0,5 2,1 ± 0,6 327,4 ± 79,2 7,2 ± 3,2 172,7 ± 57,5 5,5 ± 0,9 1186 ± 306 348,6 ± 30,7 15,0 ± 5,2 17,5 ± 7,0
Spanje
n 175 175 91 91 12 67 67 67 67 67 67 67 12 67 67 67 67
Gem ± SD 3173 ± 1085 2,9 ± 3,3 2,2 ± 0,3 37,2 ± 3,9 2400 ± 836 0,7 ± 0,2 1,0 ± 0,1 12,8 ± 3,8 3,8 ± 1,0 553,9 ± 37,4 12,2 ± 0,3 305,8 ± 20,6 7,9 ± 1,9 2037 ± 47 616,7 ± 10,2 21,6 ± 2,2 28,4 ± 2,0
Frankrijk
n 63 63 63 63 63 63 63 63 63 63 63 63 63 63 63
Gem ± SD 2358 ± 149 4,9 ± 0,2 1,3 ± 0,1 32,4 ± 0,9 649 ± 54 0,6 ± 0,1 0,7 ± 0,0 6,8 ± 0,4 1,9 ± 0,1 4,8 ± 0,7 126,8 ± 15,3 9,6 ± 0,8 958 ± 48 280,1 ± 10,2 12,4 ± 0,5
Engeland
n 109 85 85 85 34 34 34
Gem ± SD 3063 ± 346 5,1 ± 0,6 1,4 ± 0,1 31,3 ± 2,8 85,7 ± 10,9 684 ± 33 13,6 ± 3,1
Duitsland
n 11 11 11 11 -
Gem ± SD 3224 ± 0,0 6,7 ± 0,0 2,1 ± 0,0 21,2 ± 0,0 -
3.2.4 Vetinname De gemiddelde behoefte van vet, vastgesteld door De Gezondheidsraad is 20-40 en%. De sportvoedingsaanbeveling met betrekking tot vetinname in Nederland is vastgesteld op 20-30 en%. Dit energiepercentage is aanbevolen bij 2000-2500 kcal, wat het lichaam minimaal nodig heeft. Bij een inname van 6000 kcal is 30 en% teveel vet voor het lichaam. Uit het onderzoek van Van Erp-Baart uit 1989 komt naar voren dat de gemiddelde inname van vet 33,7 en% was. In grafiek 3 vet inname, is te zien dat dit boven de sportvoedingsaanbeveling ligt. Als topsporter wil je de inname van vet het liefste onder de 30 en% houden. Daarnaast komt uit het onderzoek van Hermans uit 2004 dat de gemiddelde inname van topsporters 29,4 en% was. Opvallend is dat evenals bij de koolhydraat als de eiwitinname ook bij de vetinname een daling te vinden is ten opzichte van 1989. Kijkend naar de andere landen valt het op dat Nederlandse topsporters uit 2004 het beter doen ten opzichte van de onderzoeken uit de andere landen. De meeste landen hebben een gemiddelde vetinname boven de 30 en%, wat de bovengrens is voor sporters. Voornamelijk in Griekenland en Spanje waren de vetinnames hoger dan deze aanbeveling. Sporters uit deze landen krijgen teveel vet binnen, omdat de energiepercentages hoger liggen dan 2000-2500 kcal.
Grafiek 3 Gemiddelde vet inname en% per land
3.2.5 Vitaminen Kijkend naar de vitaminen valt het op dat uit het onderzoek van Saris et al. naar voren komt dat de wielrenners over het algemeen boven de Nederlandse sportvoedingsaanbeveling in nemen. Alleen vitamine B1 ligt lager dan de 0,5gram per 1000kcal sportvoedingsaanbeveling met 0,4 gram per 1000kcal. Daarbij is vooral de vitamine C inname hoog met 158 milligram per dag ten opzichte van 75-90 milligram per dag van de aanbeveling. Het onderzoek van Hermans uit 2004 laat zien dat inname van vitamine B1 0,6 milligram per 1000kcal, vitamine B2 0,7 gram per 1000kcal en vitamine B3 7,1 gram per 1000kcal gemiddeld boven de sportvoedingsaanbeveling ligt. Dit is ook weergegeven in de grafieken 4, 5 en 6. In grafiek 4 gemiddelde vitamine B1 inname is te zien dat innames van vitamine B1 niet veel uiteenlopen tussen de verschillende onderzoeken. Alleen Nederland 1989 heeft een vrij lage inname van 0,4 milligram per 1000 kcal. Bij de inname van vitamine B2 zijn de verschillen iets groter, Nederland 2004 heeft samen met Frankrijk de laagste inname van 0,7 milligram per 1000kcal, wat
overigens boven de aanbeveling van 0,6 milligram per 1000 kcal ligt. De verschillen zijn te zien in grafiek 5 inname vitamine B2. De inname van vitamine B3 ligt nog verder uit elkaar, te zien in grafiek 6 inname vitamine B3. Frankrijk heeft de laagste inname met 6,8 milligram per 1000 kcal en Spanje de hoogste met 12,8 milligram per 1000 kcal.
Grafiek 4 Gemiddelde vitamine B1 inname mg/1000 kcal per land
Grafiek 5 Gemiddelde vitamine B2 inname mg/1000kcal per land
23
Grafiek 6 Gemiddelde vitamine B3 inname in mg/1000kcal per land
3.2.6 Mineralen De gemiddelde inname van calcium was in NL 1989 1576 milligram tegenover 1120 milligram uit NL 2004. Beide innames zijn hoger dan de voedingsnorm en de sportvoedingsaanbeveling van 1000 milligram. De inname van ijzer was in het onderzoek van NL 1989 27,5 milligram ten opzichte van 1115 milligram van de sportvoedingsaanbeveling. Het valt op dat deze waarde erg hoog is. De ijzerinname in het onderzoek van 2004 ligt een stuk lager, op gemiddeld 14,9 milligram. Deze waarde valt binnen de sportvoedingsaanbeveling. Opvallend is dat de inname bijna gehalveerd is. Het verschil is te zien in grafiek 7. In vergelijking met de andere landen is de calciuminname goed. De meeste landen halen de aanbeveling van 1000 milligram calcium niet, behalve Spanje. Daar was de gemiddelde inname 2037 milligram. Bij de ijzerinname is in grafiek 8 te zien dat gemiddeld de topsporters boven de ondergrens van 11 milligram in gebruikten. Vooral in Spanje en in NL 1989 werd veel ijzer ingenomen.
24
Grafiek 7 Gemiddelde calcium inname in mg per land
Grafiek 8 Gemiddelde ijzer inname in mg per land Gemiddeld gekeken over alle Nederlandse topsporters uit de onderzoeken van Van Erp-Baart, Saris en Hermans komt naar voren dat de gemiddelde koolhydraatinname onder de sporters vrij laag is vergeleken met de sportvoedingsaanbeveling terwijl wel voornamelijk duur- en spelsporten onderzocht zijn. Over het algemeen ligt de eiwitinname binnen de aanbevelingen. De inname van vet ligt ruim binnen de aanbeveling, waarbij wel sporters zijn waarbij de inname hoger ligt dan 35 en%. Mede hierdoor wordt de koolhydraataanbeveling niet gehaald. Kijkend naar de vitaminen en mineralen valt het op dat deze over het algemeen gemiddeld boven de sportvoedingsaanbevelingen liggen.
3.2.7 Supplementen Over de inname van supplementen bij topsporters in Nederland is geen wetenschappelijke literatuur beschikbaar. De Voedsel Consumptie Peiling uit 2003 geeft aan dat van de Nederlandse bevolking van 19-30 jaar een vijfde van de mannen en bijna een derde van de vrouwen op één of beide onderzoeksdagen voedingssupplementen gebruikten. Voornamelijk multivitaminen/mineraalpreparaten en vitamine C werden veel gebruikt gedurende de VCP (53).
25
3.3 Wat is de huidige voeding- en supplementeninname bij topsporters in Europese landen en hoe verhoudt de inname zich met de Nederlandse voedingsnorm en Nederlandse sportvoedingsaanbevelingen? 3.3.1 Griekenland Energie-inname In de Griekse onderzoeken komt naar voren dat voornamelijk spelsporten en daarna duursporten onderzocht zijn. Dit komt overeen met wat gevonden is in onderzoeken uit andere landen. De gemiddelde energie-inname uit de verschillende onderzoeken was 2477 kcal per dag. Een Grieks onderzoek (31) naar mannelijke topsporters heeft een gemiddelde inname van 3763 kcal per dag van gevonden. De inname bij de wielrenners was met 5023 kcal per dag het hoogst en van de hardlopers, 2926 kcal per dag het laagste. Een ander Grieks onderzoek (29) heeft volleybalsters en hardloopsters onderzocht naast zwemsters en ballerina’s. Tijdens dit onderzoek is onderscheid gemaakt in training en competitie. Opvallend is dat de inname een stuk lager ligt dan de inname van de mannen in bovenstaand onderzoek (31). De energie-inname van volleybalsters was gemiddeld 1541-2346 kcal per dag tegenover 3500 kcal per dag bij de volleyballers. De hardloopsters hadden een inname van 1679-1816 kcal per dag tegenover 2926 kcal per dag bij de mannen. Verder lag de inname van de ballerina’s vrij laag, tussen de 15581700 kcal per dag. In het onderzoek van Papandreou et al. (30) zijn mannelijke en vrouwelijke topsporters onderzocht. Het ging hier om de sporten volleybal, basketbal, krachtsport en hardlopen. De energie-inname van de volleybalsters en basketbalsters lagen beide gemiddeld onder de 1500 kcal per dag. De energieinname van de hardloopsters lag het hoogst, namelijk 1885 kcal per dag. Bij de mannen hebben de volleyballers gemiddeld de hoogste energie-inname, namelijk 2639 kcal per dag. Dit gemiddelde ligt lager dan van Hassapidou 2001 waar de volleyballers een energie-inname hadden van gemiddeld 3500 kcal per dag (31). Een onderzoek naar 58 Griekse zwemmers en waterpoloërs (32) gaf een gemiddelde energie-inname van 3408 kcal per dag bij de mannen en 2018 kcal per dag bij de vrouwen.
Koolhydraatinname De inname van koolhydraten was gemiddeld 4,1 gram per kilogram in de Griekse onderzoeken. In grafiek 1 “inname koolhydraten g/kg” valt op dat deze inname lager ligt dan beide innames in Nederland. In vergelijking met de andere landen ligt de inname ook vrij laag. Alleen in Spanje is de koolhydraatinname lager dan in Griekenland met een gemiddelde inname van 2,9 gram per kilogram. De gemiddelde koolhydraatinname van 4,1 gram per kilogram ligt onder de Nederlandse sportvoedingsaanbeveling van 5,0-12,0 gram per kilogram voor topsporters. Bij alle onderzoeken uit Griekenland kwam naar voren dat de inname van koolhydraten lager was dan de aanbevelingen, alleen de wielrenners van Hassapidou 2001 hadden een ruime inname.
Eiwitinname De gemiddelde eiwitinname in de Griekse onderzoeken is 1,4 gram per kilogram. Dit ligt binnen de Nederlandse sportvoedingsaanbevelingen. Bij een vergelijking met de Nederlandse inname is in grafiek 2 inname eiwit te zien dat de gemiddelde inname van Griekenland onder NL 1989 ligt, maar boven NL 2004. Uit de verschillende Griekse onderzoeken kwam naar voren dat de sporters meer dan 100% van de richtlijn, 1,2-1,8 gram per kilogram, innamen. Uit onderzoek van Hassapidou et al 2001 blijkt dat de volleybalsters niet voldoende eiwitten innemen. Ook uit onderzoek van Papandreou kwam naar voren dat niet alle sporters voldoende eiwitten innamen, met name de eiwitinname van de basketballers en vrouwelijke krachtsporters was aan de lage kant.
26
Vetinname Uit de Griekse onderzoeken kwam een gemiddelde vetinname van 36,6 en% naar voren. In grafiek 3 “inname vet” valt op dat dit een vrij hoge inname is, alleen Spanje heeft een hogere inname. Kijkend naar de sportvoedingsaanbevelingen zou het maximaal 30 en% moeten zijn voor topsporters. Bij een gemiddelde van 36,6 en% zullen sporters zijn die nog hoger in energiepercentage zitten. In het onderzoek van Hassapidou 2001 gebruiken de roeiers en volleyballers onder de 30 en%. Alle andere sporters hebben een vetinname hoger dan 30 en%.
Vitaminen De inname van de voor topsporters belangrijkste vitaminen was voor vitamine B1 0,7 milligram per 1000 kcal, voor vitamine B2 1,0 milligram per 1000 kcal en voor vitamine B3 10,4 milligram per 1000 kcal. In grafieken 4, 5 en 6 is te zien dat de innames boven de Nederlandse sportvoedingsaanbeveling van resp. 0,5; 0,6 en 6,7 milligram per 1000 kcal liggen. In vergelijking met de andere landen valt voornamelijk op dat de inname van vitamine B3 vrij hoog is. In tabel 7 “Vergelijking van voedingsinname in de regio met de Nederlandse voedingsnormen” zijn de innames van de Griekse sporters van vitamine A, vitamine B12 en vitamine C vrij hoog in vergelijking met de Nederlandse sportvoedingsaanbeveling.
Mineralen De gemiddelde inname van calcium 1186 milligram ligt boven de Nederlandse sportvoedingsaanbeveling van 1000 milligram. Ook de gemiddelde inname van ijzer 17,5 milligram ligt boven de aanbeveling. Wanneer je deze waarden vergelijkt met Nederland 2004 valt het op dat de inname van ijzer daarboven ligt en ook de inname van calcium ligt gemiddeld hoger.
Opvallend in de Griekse onderzoeken is dat bij alle sporters de aanbeveling voor de vetinname overschreden wordt. De richtlijn was vastgesteld op een inname van minder dan 30en% en werd in bijna alle gevallen overschreden met een gemiddelde inname van 36,6 en%. Verder kwam naar voren dat de aanbeveling voor koolhydraten niet gehaald werd, de inname lag vrij laag met gemiddeld 4,1 gram per kilogram. Daarnaast was de eiwitinname wel goed met 1,4 gram per kilogram. Kijkend naar de vitaminen en mineralen inname uit de Griekse onderzoeken valt op dat deze allemaal boven de ondergrens van de sportvoedingsaanbeveling zitten.
3.3.2 Spanje Energie-inname In de Spaanse onderzoeken kwam een gemiddelde energie-inname van 3173 kcal per dag naar voren. De onderzoeken zijn gedaan onder 175 Spaanse topsporters. In een onderzoek bij wielrenners uit Spanje is door Garcia-Roves et al in 2000 een gemiddelde energie-inname van 5350 kcal per dag bij trainingen en 5470 kcal per dag bij competitie gevonden (36). Ruiz et al. heeft onderzoek verricht onder voetballers. De gemiddelde energie-inname was 3030 kcal per dag (37). Een ander Spaans onderzoek door Schroder et al toonde aan dat bij basketballers de gemiddelde energie-inname 4227 kcal per dag is (38). In 1996 heeft Nuviala et al een onderzoek gedaan naar de energie-inname van verschillende vrouwelijke topsporters, namelijk karate, handbal, basketbal en hardlopen. Hieruit kwam naar voren dat de energie-inname tussen de 2003 kcal per dag bij de hardlopers en 2560 kcal per dag bij de basketballers ligt (39).
27
Koolhydraatinname De gemiddelde inname van koolhydraten was in de Spaans onderzoeken 2,9 gram per kilogram. In vergelijking met de sportvoedingsaanbevelingen van minimaal 5,0 gram per kilogram is de inname erg laag. De inname ligt gelijk aan de gemiddelde behoefte van de Nederlandse voedingsnorm voor niet topsporters. Uit het onderzoek van Garcia-Roves bij wielrenners kwam echter naar voren dat de topsporters de aanbevelingen ruim haalden met meer dan 8 gram per kilogram. Voornamelijk de basketballers en voetballers namen minder koolhydraten in dan de Nederlandse sportvoedingsaanbeveling.
Eiwitinname De gemiddelde eiwitinname in de Spaanse onderzoeken was 2,2 gram per kilogram. Deze inname ligt ruim boven de sportvoedingsaanbeveling van 1,2-1,8 gram per kilogram. In vergelijking met de andere landen is een eiwitinname van 2,2 gram per kilogram hoog, alleen Duitsland had vergelijkbare innames, namelijk gemiddeld 2,1 gram per kilogram (grafiek 2). Alle Spaanse topsporters uit de onderzoeken hadden een hogere inname dan de minimale aanbeveling van 1,2 gram per kilogram.
Vetinname In de Spaanse onderzoeken was de gemiddelde vetinname 37,2 en%. In vergelijking met de Nederlandse sportvoedingsaanbeveling is 37,2 en% te hoog. Als topsporter zou de inname niet meer dan 30 en% vet moeten zijn. De wielrenners uit het onderzoek van Garcia-Roves hadden echter wel en vetinname onder de 30 en%. Uit de andere twee onderzoeken met de voetballers en basketballers bleek dat de inname van vet gemiddeld ruim boven de 30 en% lag. In vergelijking met de andere landen is de inname van 37,2% gemiddeld het hoogste.
Vitaminen Als gekeken wordt naar de vitaminen valt het op dat bijna alle vitamine innames ruim boven de sportvoedingsaanbeveling liggen. Vooral vitamine A, vitamine B3, vitamine B11, vitamine B12, vitamine C en vitamine D. Ook in vergelijking met de andere landen is de inname hoog. Dit is ook te zien in grafieken 4,5 en 6.
Mineralen De inname van mineralen was ook een stuk hoger dan de aanbevelingen en innames van de andere landen. Calcium was 2037 milligram en de ijzer inname was 28,4 milligram.
Opvallend in de Spaanse onderzoeken is dat de vetinname over het algemeen hoger ligt dan de sportvoedingsaanbeveling van 20-30en%. Verder hebben de sporters een hogere eiwitinname dan de aanbeveling. Echter ligt de koolhydraatinname over het algemeen ruim onder de aanbeveling. Bij de inname van vitaminen en mineralen valt echter op dat deze vrij hoog is. Alle micronutriënten liggen ruim boven de sportvoedingsaanbeveling.
3.3.3 Frankrijk Energie-inname In een Frans onderzoek door Garcin et al in 2009 is gekeken naar mannelijke en vrouwelijke sprinters, hardlopers en handballers. De energie-inname was 2358 kcal per dag. In het onderzoek zijn mannen
28
en vrouwen apart onderzocht. De gemiddelde inname van de vrouwen was 1778 kcal per dag en 2518 kcal per dag bij de mannen (41).
Koolhydraatinname De gemiddelde koolhydraatinname was 4,9 gram per kilogram, te zien in tabel 7 en grafiek 1. De inname ligt net onder de ondergrens van de Nederlandse sportvoedingsaanbeveling.
Eiwitinname De gemiddelde eiwitinname was 1,3 gram per kilogram. De gemiddelde eiwitinname valt binnen de Nederlandse sportvoedingsrichtlijn.
Vetinname De gemiddelde vetinname was in het Franse onderzoek van Garcin 32,4 en%. De inname ligt net boven de Nederlandse sportvoedingsaanbeveling. De handballers bleven met de inname wel onder de 30 en%. Als gekeken werd naar de mannen en vrouwen is er weinig verschil met betrekking tot de vetinname. In vergelijking met de andere landen, te zien in grafiek 3 is de inname van vet vrij hoog.
Vitaminen Opvallend aan de vitamine-inname van het Franse onderzoek is dat de inname van vitamine A vrij laag is, ook in vergelijking met de andere landen. Verder waren de gemiddelde innames over het algemeen boven de Nederlandse sportvoedingsaanbeveling. De gemiddelde inname van vitamine B6 was met 1,9 milligram iets te laag. De inname van B12 met 4,8 microgram is vrij hoog in vergelijking met de aanbeveling. Wanneer dit echter met de inname van andere landen vergeleken wordt is 4,8 microgram laag. Ook de inname van vitamine D was erg hoog, 9,6 microgram, ook in vergelijking met de andere landen.
Mineralen De inname van calcium en magnesium was in dit Franse onderzoek vrij laag in vergelijking met de Nederlandse sportvoedingsaanbevelingen en in vergelijking met de andere landen, te zien in grafiek 7. Verder was de inname van ijzer gemiddeld 12,4 milligram, welke voor mannen binnen de aanbevelingen valt, maar voor vrouwen te laag is. De ijzerinname is in vergelijking met de andere landen en topsporters vrij laag.
Opvallend in het Franse onderzoek is dat de koolhydraatinname vrij laag is voor een onderzoek dat hardlopers onderzoekt. Verder was de eiwitinname goed en de vetinname gemiddeld te hoog. De inname van vitaminen was vrij goed, over het algemeen werd meer ingenomen dan de aanbevelingen, maar de inname van mineralen echter was te laag.
3.3.4 Engeland Energie-inname Uit drie Engelse onderzoeken naar voetballers (Ono, Reeves en Maughan) kwam een gemiddelde energie-inname van 3063 kcal. Uit het onderzoek van Ono kwam de hoogste inname, namelijk 3627 kcal (33,34,35).
29
Koolhydraatinname De gemiddelde koolhydraatinname was 5,1 gram per kilogram. In vergelijking met de Nederlandse sportvoedingsaanbeveling is de inname vrij laag, echter in vergelijking met de andere landen is de koolhydraatinname vrij hoog. Kijkend naar grafiek 1 komt naar voren dat Engeland de hoogste inname heeft na NL 1989 en Duitsland.
Eiwitinname Uit de Engelse onderzoeken kwam een gemiddelde eiwitinname van 1,4 gram per kilogram, welke binnen de Nederlandse sportvoedingsaanbevelingen valt. De inname is in vergelijking met de andere landen gemiddeld, te zien in grafiek 2.
Vetinname De gemiddelde inname van vetten was 31,3 en%, wat net boven de aanbeveling van 30 en% ligt. Uit het onderzoek van Reeves bleek dat alle voetballers een vetinname hadden onder de 30 en%. In vergelijking met de andere landen was de vetinname vrij laag, te zien in grafiek 3.
Vitaminen De vitamine C inname van de Engelse voetballers was 85,7 milligram, welke in vergelijking met de andere landen vrij laag is, maar wel binnen de Nederlandse sportvoedingsaanbevelingen valt. Andere innames van vitamines zijn niet onderzocht.
Mineralen Uit de onderzoeken kwam naar voren dat de inname van calcium met 684 milligram vrij laag is, in vergelijking met de andere landen en met de aanbevelingen van 1000 milligram. De inname van ijzer, 13,6 milligram, lag binnen de aanbeveling en was op de Franse inname na de laagste.
Opvallend bij de Engelse onderzoeken naar voetballers is dat in geen van de onderzoeken naar voren komt dat er een adequate inname is onder de onderzochte voetballers. De inname van macronutriënten lagen alleen rond de aanbeveling. De inname van vitaminen en mineralen is niet voldoende onderzocht om te oordelen. Wel was de inname van calcium erg laag.
3.3.5 Duitsland Energie-inname In Duitsland heeft Vogt et al een onderzoek gedaan bij wielrenners, waar een gemiddelde energieinname is gevonden van 3224 kcal per dag. In vergelijking met de andere landen is dat een vrij hoge inname (40).
Koolhydraatinname De gemiddelde koolhydraatinname was 6,7 gram per kilogram, welke vrij laag is voor duursporters. Kijkend naar de andere landen en te zien in grafiek (KH) is de koolhydraatinname hoog.
30
Eiwitinname De gemiddelde eiwitinname in het Duitse onderzoek was 2,1 gram per kilogram, wat een vrij hoge inname is. Op Spanje na, 2,2 gram per kilogram, is de Duitse inname het hoogst.
Vetinname De gemiddelde vetinname van de wielrenners was 21 en%, wat een vrij lage vetinname is. Ook in vergelijking met de andere landen is dat de laagste vetinname.
Opvallend in het Duitse onderzoek van Vogt is dat de gemiddelde inname van koolhydraten bij de wielrenners vrij laag is voor duursporters. Daarbij is de vetinname ook laag, wat goed is. Daarentegen is de eiwitinname per kg vrij hoog voor duursporters.
3.3.6 Supplementen Onder topsporters worden veel voedingssupplementen ingenomen in de vorm van supplementen en sportvoedingsmiddelen. Het blijkt dat 60% van de topsporters supplementen gebruiken, tegen 50% van sporters en 35-40% algemene populatie. Daarnaast bleek uit sommige onderzoeken dat 100% van de bodybuilders en krachtsporters enig vorm van voedingssupplement gebruiken (1). Het gebruik en het soort supplement varieert per sport, geslacht en competitieniveau Sporters zijn continu op zoek naar voedingssupplementen die hen in het voordeel brengt ten opzichte van tegenstanders, de prestatie verbetert maar geen regels verbreekt (1,54,55). In tabel 8 “studies naar supplementinname in Europa” is te zien dat onderzoek gedaan is in Noorwegen, Finland en Engeland. In deze onderzoeken is te zien dat in Noorwegen in 2003 de laagste inname aanwezig is, terwijl in 1999 veel suppletie gebruikt is, namelijk 70-95% van de topsporters. Uit de follow up studie van Heikinnen et al., komt naar voren dat topsporters in 2009 minder supplementen gebruiken dan in 2002, resp. 73 en 81%. In het onderzoek van Petroczi et al uit Engeland is te zien dat 58,8% een voedingssupplement gebruikt, daarvan gebruikt 72,6% multivitaminen en 70% vitamine C. Uit onderzoek van Petroczi kwam ook naar voren dat van de 58,8%, 82,6% een enkel supplement slikt, terwijl 11,5% meer dan vijf supplement slikt (56,57,58,59).
31
Tabel 9 Studies naar supplementinname in Europa Auteur, jaartal, land Studie (design)
Resultaten/ conclusie
Onderzoekspopulatie
Niveau van bewijsvoering A2/B
Heikinnen et al. (2011) Finland
Follow up Vragenlijst
2002: 81% suppletie 2009: 73% suppletie
N=446 en 372 mannelijke en vrouwelijke Olympische sporters
Sundgot-Borgen et al. (2003) Noorwegen
Vergelijkend cross-sectioneel Gebruik van voedingssupplementen, waarom en voor wie aanbevolen, d.m.v. een vragenlijst.
Vrouwelijke topsporters =54% en controle =52%, gaven aan voedingssupplementen te gebruiken. Mannelijke topsporters =51% tegenover controle =32% (P < 0.001)
N = 1620 topsporters, 960 mannen en 660 vrouwen in leeftijd 15-39. Controlegroep n = 1681 niettopsporters, 916 mannen en 765 vrouwen)
B+
Ronsen et al. (1999) Noorwegen
Cross-sectioneel Vragenlijst
84% gaf aan suppletie te gebruiken (regelmatig of af en toe) 70% alpine skiërs 88% cross-country skiërs 95% krachtsporters
N=100 sporters 17-31 jaar Alpine skiërs: 33 (m=19, v=14) Cross-country skiers: 34 (m=17, v=17) Krachtsporters: 33
C
Petroczi et al. (2008) Engeland
Cross-sectioneel Vragenlijst
58.8% voedingssupplement Daarvan 82.6% meer dan 1 en 11.5% meer dan 5. Multivitaminen 72.6%, vit.C 70.7%, creatine 36.1%, eiwit 31.7%, ijzer 29.9% en cafeïne 23.7%.
N=874 atleten uit verschillende sporten
C
4.
Discussie
Het doel van dit literatuuronderzoek was om te onderzoeken hoe Nederland zich verhoudt tot andere Europese landen met betrekking tot sportvoeding en supplementinname onder topsporters. In het onderzoek is een overzichtelijk beeld gecreëerd van de verschillende onderzoeken die gedaan zijn in Europa. Uit het onderzoek komt naar voren dat Nederland zich over het algemeen gezien goed verhoudt tot andere Europese landen. Wel zijn verbeteringen mogelijk voor de Nederlandse topsporters.
4.1
Uitkomsten resultaten
Trend Nederland Een duidelijk beeld van de trend in Nederland van 1989 tot 2004 kan niet gemaakt worden aan de hand van de onderzoeken van Van Erp-Baart, Saris en Hermans. In het onderzoek van Van Erp-Baart zijn naast de basisvoeding sportvoedingsproducten meegenomen in de resultaten, terwijl Hermans alleen de basisvoeding onderzocht heeft. Hierdoor is de trend nu vertekenend, het lijkt of de inname verminderd is, maar in werkelijkheid kan daar nog niets over gezegd worden. Uit de resultaten van het onderzoek van Hermans komt naar voren dat de inname van de macronutriënten lager is en ook de vitamines en mineralen inname op vitamine B1 na is lager. Het zou best kunnen zijn dat de innames van macro- en micronutriënten door de jaren heen verminderd zijn, maar dan zouden in de resultaten van Van Erp-Baart de innames gesplitst moeten worden in basisvoeding en sportvoedingsproducten. In het onderzoek van Van Erp-Baart kwam veel energie van snacks in de vorm van sportrepen en tussendoortjes, namelijk 32-37%. Verder was de inname van brood en ontbijtgranen tussen de 11-14%, zuivel ongeveer 9%, boter en margarine ongeveer 6%, suiker en frisdrank 7% en vlees en gevogelte 2-4% (24). Omdat in het onderzoek van Hermans niet terug te vinden is wat gegeten is kunnen over de verschillen in Nederland nu nog geen conclusies getrokken worden. Een goede vergelijking zou gemaakt kunnen worden tussen het onderzoek van Hermans en het huidige onderzoek van Wardenaar, omdat beide onderzoekers alleen werken met basisvoeding van de topsporters. Dan kan iets over een trend onder de inname van de Nederlandse topsporters gezegd worden.
Koolhydraatinname Om wat te kunnen zeggen over de koolhydraatinname zijn volgens Willet voedingsdagboekjes van 310 dagen nodig. In alle onderzoeken zijn voldoende dagboekjes, waardoor de resultaten een goede uitkomst geven over de inname (60). Opvallend bij de koolhydraatinname is dat over het algemeen uit de onderzoeken naar voren kwam dat de inname vrij laag is. Bijna alle landen hadden een inname onder de 5 gram per kilogram, welke minimaal is voor topsporters volgens de Nederlandse sportvoedingsaanbevelingen. Alleen uit het Duitse en Nederlandse onderzoek uit 1989 werd een inname boven de 5 gram per kilogram gevonden. Tevens blijkt uit de onderzoeken dat veel onderzoek is gedaan onder duursporters in verhouding tot spel- en krachtsporters. Bij duursporters is het van bijzonder belang een goede koolhydraatinname te hebben, omdat koolhydraten de belangrijkste energieleverancier zijn. Voor duursporters zou de inname tussen de 5 en 12 gram per kilogram moeten liggen (3,10,13). Gemiddeld gezien zou het gemiddelde dus nog hoger moeten liggen, omdat in verhouding meer duursporters onderzocht zijn. Kijkend naar de landen valt op dat vooral Griekenland en Spanje erg laag in de koolhydraatinname zitten. Spanje zelfs onder de 2,9 gram per kilogram wat de Gezondheidsraad als gemiddelde behoefte voor niet sporters heeft gesteld. Dit is te verklaren door de gevonden hoge vetinname en
33
hoge eiwitinname in de Spaanse onderzoeken. Deze hoge inname is te verklaren door de mediterrane voeding die in landen rond het Middellandse zeegebied gebruikt wordt. Daarin wordt in verhouding veel gebruik gemaakt van oliën en plantaardige vetten, voornamelijk in de bereiding van de maaltijden. Dat verklaart waarom de inname van vetten vrij hoog is. Voor deze landen is hoogstwaarschijnlijk veel winst te boeken door verbetering in de inname van vetten (3,13,61,62,63,64). In de Nederlandse onderzoeken valt op dat de koolhydraatinname in 2004 lager is dan in 1989. De inname uit 2004 is zelfs onder de 5 gram per kilogram, hetgeen invloed kan hebben op de prestatie. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de voedingsgewoonten van sporters veranderen. Opvallend is dat alle macronutriënten een lagere inname hebben. Dit is te verklaren doordat Van Erp-Baart in haar onderzoek sportvoedingsproducten meegenomen heeft waar Hermans alleen gekeken heeft naar de basisvoeding van de topsporters. Voor de topsporters uit alle onderzoeken ligt nog verbetering in de koolhydraatinname, door deze omhoog te brengen om een optimale prestatie neer te zetten (3,13,65).
Eiwitinname De eiwitinname is ten opzichte van de koolhydraatinname iets beter. Uit alle onderzoeken blijkt dat de topsporters boven de 1,2 gram per kilogram eiwit innamen. Het is mooi dat de inname van de sporters niet onder de aanbeveling is, maar dat verklaart wel waarom de koolhydraatinname te laag is (3,10). Veel sporters nemen extra eiwitten, maar vergeten dat dat ten koste gaat van de koolhydraatinname. Daarnaast is niet bewezen dat een hogere eiwitinname werkt voor het lichaam, in ieder geval is een inname van 2,0 gram per kilogram de maximale hoeveelheid waar het een verhoogd effect kan hebben. Het lichaam heeft maar geringe mogelijkheden om eiwitten op te slaan als energiereserves. De eiwitten, waarvan de aminozuren niet nodig zijn en ook de energiereserves vol zijn, worden hierom door het lichaam in de vorm van stikstof en zwavel uitgescheden. De hoge eiwitinname in Nederland is een trend, vooral in de krachtsport. Daarnaast is Nederland een zuivel drinkend land waar veel eiwitten in aanwezig zijn (1). Bij de eiwitinname valt op dat Duitsland en Spanje een hoge inname hebben, boven de 2,0 gram per kilogram. De hoge inname kan verklaard worden, omdat eventueel sportvoedingssupplementen gebruikt zijn. Verder valt in Duitsland de hoge eiwitinname te verklaren, omdat het een onderzoek is naar 11 topwielrenners, welke een hoge energie-inname hebben en dus ook een hogere eiwitinname. De hoge eiwitinname in Spanje kan verklaard worden door de lage inname van koolhydraten en dat in Spanje veel vis gegeten wordt door de mediterrane voeding. Wel is dan de vraag waarom in Griekenland de inname weer lager ligt, mogelijk doordat daar in de resultaten geen sportvoedingsproducten meegenomen zijn (61,62,63,64,65). Het verschil in Nederland 1989 en 2004 is waarschijnlijk ook nu te verklaren doordat in het onderzoek van Hermans alleen de basisvoeding van de topsporters onderzocht is terwijl Van ErpBaart ook sportvoedingsproducten meegenomen heeft. Het spreekt vanzelf dat als bij de inname sportvoedingsproducten en supplementen meegenomen zijn de gemiddelde inname van de topsporters hoger is. In de onderzoeken is niet terug te halen wat precies gegeten is door de topsporters.
Vetinname Wat opvalt aan de gemiddelde vetinname is dat alle landen op Duitsland na een te hoge vetinname hebben. De sportvoedingsaanbeveling is 20-30 en%, waarbij de energieprocenten het liefst rond de 20 en% moeten liggen. Dit zorgt, indien goed uitgebalanceerd, voor voldoende inname van onverzadigde en essentiële vetzuren en draagt bij aan een goede lichaamssamenstelling. De lage inname in Duitsland is te verklaren door de kleine populatie en dat het allemaal duursporters zijn. Een zwak punt van het Duitse onderzoek was de groep zo klein dat eigenlijk geen algemene
34
uitspraken gedaan kunnen worden over de inname. De landen met de hoogste vetinname zijn Spanje en Griekenland. Dit is terug te refereren aan het mediterrane dieet waar veel onverzadigde vetten gegeten worden (61,62,63,64). Uit onderzoek blijkt dat in Spanje en Frankrijk de inname van verzadigde vetten is gestegen ten opzichte van 30 jaar geleden. Daarnaast is de vetinname in WestEuropese landen afgenomen ten opzichte van 30 jaar geleden. Door de verschuivingen gaat de vetconsumptie in Europese landen steeds meer op elkaar lijken. Dit komt mede door de verwestering in de Zuid-Europese landen. Daar wordt steeds meer fastfood gegeten. Voor de meeste landen is verbetering van belang met betrekking tot de vetinname (RIVM). Ook voor Nederland is een verbetering in de vetinname van belang voor de topsporters. Algemeen bekend is dat koolhydraten van belang zijn voor een goede sportprestatie; nu rest de vraag of Mediterrane voeding die de onverzadigde vetinname doet stijgen en goed is tegen welvaartsziekten, ook goed zou zijn voor sporters. Binnen de kaders van dit onderzoek is daarover geen uitspraak te doen. Hier zou onderzoek naar gedaan moeten worden (61,62,63,64).
Vitamines Om iets te kunnen zeggen over vitamines en mineralen is een bepaald aantal eetdagboekjes nodig. Voor vitamine A en C bijvoorbeeld tussen de 20-50 dagboekjes. Duitsland had het minst aantal sporters, maar wel voldoende om wat over de gemiddelde vitamine-inname te kunnen zeggen. Per land zijn voldoende dagboekjes aanwezig om over de inname van vitamines te mogen oordelen. Verder kan op korte termijn weinig gezegd worden over vitamines- en mineralenstatus in het lichaam, omdat dit zeer uiteen kan lopen (60). Opvallend is de hogere inname van vitamine B1 in Nederland ten opzichte van 1989. De populatie van Saris et al bestaat uit vier wielrenners, welke een hoge energie-inname hadden en dus ook een hoge B1 inname. Frankrijk en Nederland zitten bij de inname van de vitamines B1, B2 en B3 ongeveer gelijk terwijl Griekenland en Spanje een vrij hoge inname hebben. Dit kan te maken hebben met dat in de dagboekjes ook de sportvoedingsproducten en supplementen meegenomen zijn en niet alleen de basisvoeding. Daarnaast is een aantal vitamine B1, B2 en B3 waardes in nauw verband met de energie-inname. Bij een hogere energie-inname is naar verwachting ook de inname van B1, B2 en B3 hoger. De Vitamine A inname is bewust niet opvallend meegenomen in de resultaten, omdat verschillende vormen van vitamine A aanwezig zijn in de voeding. Vitamine A kan aanwezig zijn in de vorm van retinol, dit is de vorm uit dierlijke producten. Ook kan vitamine A aanwezig zijn vanuit plantaardige producten en kan het lichaam dit omzetten naar retinol. Deze vormen zijn retinyl acetaat, retinyl palmitaat en bètacaroteen. Deze mogen aan supplementen en voedingsmiddelen worden toegevoegd en daarom is het lastig te bekijken of de inname uit voedingsmiddelen komt (50).
Mineralen Als gekeken wordt naar de mineralen valt het op dat de Nederlandse inname van calcium niet hoog is in vergelijking met de andere landen. Nederland staat erom bekend dat veel zuivel gegeten wordt, zoals kaas en melk (1,70). Bij de innames van calcium valt het op dat Spanje een erg hoge inname heeft. Ook nu kan dit te maken hebben met dat eventueel ook sportvoedingsproducten en supplementen meegenomen zijn. Wanneer dit het geval is, zou een vergelijking niet mogelijk zijn, omdat niet met dezelfde maatstaven gemeten wordt. Kijkend naar de ijzerinname valt op dat deze in Nederland 1989 en in Spanje erg hoog is. In Nederland valt het te verklaren, omdat Van Erp-Baart sportvoedingsproducten meenam in het onderzoek. De hoge inname in Spanje kan evenals de vitamines verklaart worden doordat sportvoedingsproducten en eventueel supplementen meegenomen zijn in het onderzoek.
35
Supplementen Opvallend is dat in Nederland, op de Voedselconsumptiepeiling bij gewone mensen na, geen wetenschappelijk onderzoek gedaan is naar supplementinnames van topsporters. Het is van belang dit wel te doen, omdat supplementen net de laatste stap kunnen zijn van winst of verlies. Als meer inzicht verkregen kan worden in de innames kan daarop ingespeeld worden door diëtisten, maar ook jonge talenten. Verder kan dan wat gezegd worden over wat goed is voor een topsporter, wat de prestatie eventueel kan verbeteren en wat niet. In veel buitenlandse onderzoeken komt naar voren dat veel supplementen genomen worden onder de onderzochte populaties, mede daarom wordt verwacht dat in Nederland de inname van supplementen ook vrij hoog is onder topsporters, vooral multivitaminen. Uit verschillende buitenlandse onderzoeken kwam onder andere dat 100% van de krachtsporters supplementen gebruiken, in Nederland is onder de krachtsporters ook een groot aantal welke supplementen gebruiken, maar van de topsporters is dit nog niet wetenschappelijk bekend (1,54,55,66). Om een duidelijk beeld te geven van de inname van supplementen waren voor huidig onderzoek te weinig wetenschappelijke studies beschikbaar. Om een conclusie te kunnen trekken moet hier meer onderzoek naar gedaan worden.
4.2
Sterktes en zwaktes van dit onderzoek
Zwakte: Weinig onderzoek In eerste instantie is gekozen om landen te onderzoeken welke vergelijkbaar zijn met Nederland. De vergelijking werd gemaakt op basis van Olympische prestaties. Landen welke hieruit naar voren kwamen zijn onderzocht, maar helaas was hier weinig literatuur over te vinden. Aan de hand hiervan is uiteindelijke besloten om landen te onderzoeken waar wetenschappelijke literatuur over te vinden is. Dit omvat ook landen die niet in de top 10 of 15 van de Olympische spelen zaten, zoals Noorwegen, Denemarken, Zwitserland, Italië, België, Oekraïne, Rusland, Zweden en Oostenrijk. Tijdens het literatuuronderzoek bleek dat in heel Europa weinig onderzoek gedaan is naar voeding en supplementinname van topsporters. Zelfs in de landen waar wel onderzoek gedaan is, zijn dit maar een paar studies per land. De uiteindelijke onderzoeken zijn uitgekozen op basis van beschikbaarheid in het Engels of Nederlands en op populatie. In Duitsland is door Carlsohn een casestudy naar een topzwemmer gedaan. Gekozen is om het onderzoek van Carlsohn niet mee te nemen in de resultaten, omdat dit een vertekend beeld geeft. De zwemmer had een goede basissportvoeding en omdat gewerkt is met gemiddelden uit de onderzoeken zou het net lijken alsof Duitsland een hoge gemiddelde inname had (67). Verder waren onderzoeken te krijgen uit bijvoorbeeld Rusland, maar dit was vanwege de taal onmogelijk om te lezen. Verder viel bijvoorbeeld op dat in Engeland alleen onderzoek gedaan is naar voetballers. In Engeland worden veel onderzoeken gedaan en het zou goed zijn als ook andere sporten onderzocht worden. Aanbeveling: Het is erg belangrijk dat (vervolg)onderzoek gedaan wordt naar innames van topsporters om te kijken of de sporters het goed doen en of eventueel verbetering mogelijk is. Kijkend naar Nederlandse data valt op dat in 1989 onderzoek gedaan is door van Erp-Baart en Saris en dat in 2004 onderzoek gedaan is door Hermans. Waarvan alleen de data van Van Erp-Baart en Saris gepubliceerd is. Dit zijn allemaal verouderde data.
Zwakte: Gemiddelden In de resultaten is gewerkt met gemiddelden van gemiddelden. Het was uit de verschillende wetenschappelijke artikelen van de onderzoeken niet mogelijk individuele waarden te vinden. Door het totaal aantal personen van een onderzoek hetzelfde gemiddelde te geven is geprobeerd cases te maken van individuele personen. Iedere sporter heeft dan wel dezelfde waarde, maar op deze manier kon met de gegevens gerekend worden om te komen tot de resultaten. Daar is een beschrijving van de kenmerken van gemaakt. Daarnaast kunnen vraagtekens gezet worden naast de
36
gevonden innames vanuit de onderzoeken. Allen maakten gebruik van verschillende soorten voedingsprogramma’s waar verschillende waarden uit komen. Dit omvat andere databases en methodes om voeding na te vragen. In Nederland wordt bijvoorbeeld gebruik gemaakt van de NEVOtabel om gegevens in te voeren en te berekenen wat de gemiddelde inname is. Bij andere databases/methodes kunnen deze waarden verschillen, in Nederland is bijvoorbeeld ook verschil tussen bijvoorbeeld Dieetinzicht en de NEVO-tabel. De vraag is of dit met elkaar vergeleken mag worden.
Zwakte: Geen hypothese In het onderzoek is vooraf geen hypothese opgesteld, omdat de schrijver noch de opdrachtgever een beeld hadden wat uit het onderzoek zou kunnen komen.
Sterkte: Richtlijnen van de landen Opvallend is dat veel landen geen eigen richtlijnen hebben met betrekking tot basissportvoeding voor topsporters. In veel onderzoeken gaan de wetenschappers uit van Australische richtlijnen om de inname van de sporters mee te vergelijken. In Australië is door het AIS (6) veel onderzoek gedaan om te komen tot duidelijke richtlijnen en aanbevelingen. Ook de Nederlandse richtlijnen zijn gedeeltelijk gebaseerd op onderzoeken uit Australië. De Nederlandse richtlijnen waar in dit onderzoek mee vergeleken wordt zijn duidelijke richtlijnen. In Nederland is dit een sterk punt, omdat op verschillende manieren naar de inname gekeken wordt en daar onderscheid in gemaakt kan worden. In Nederland wordt gekeken naar de gemiddelde behoefte en adequate inname van de Gezondheidsraad en niet alleen naar de aanbevolen dagelijkse hoeveelheid. Dan rest de vraag over de norm: ‘Wordt de norm niet goed nageleefd of is norm niet goed?’ Deze vraag is in dit onderzoek vrij lastig te beantwoorden, omdat daar meer onderzoek voor nodig is. Nu worden veel normen en aanbevelingen gebaseerd op Australische onderzoeken. Maar zijn deze aanbevelingen goed voor Nederlandse topsporters, omdat daar een andere levensstijl gebruikelijk is en het weer bijvoorbeeld anders is dan hier. Het zou goed zijn om een onderzoek te doen naar de aanbevelingen in Australië en deze te vergelijken met de Nederlandse topsporters en onderzoeken. Als gekeken wordt naar de gemiddelde koolhydraatinname was deze vrij laag terwijl de sporters wel presteren. Of zou meer uit de prestatie gehaald kunnen worden bij een optimale inname? Andere vragen zouden kunnen zijn: Is de norm verouderd? Is de voorlichting niet goed? Is de sporter eigenwijs? Heeft de sporter voldoende toegang tot de kennis?
Sterkte: Soort studie en bewijslast In dit onderzoek is gekeken naar de soort studie en de bewijslast. Deze zijn te vinden in bijlage II en tabel 8. De resultaten kunnen op basis van niveau twee bekeken worden. Bij zowel de supplementinname als de basissportvoedingsinname van topsporters zijn minimaal twee onafhankelijk van elkaar uitgevoerde onderzoeken met classificatie B gebruikt. De onderzoeken uit Spanje (Ruiz en Nuviala), Frankrijk (Garcin), Engeland (Reeves) hadden een B classificatie. Het onderzoek uit Griekenland van Hassapidou had een B+ classificatie. Bij de suppletie-onderzoeken hadden Heikinnen (Finland) en Sundgot-Borgen (Noorwegen) een A2 en B classificatie. De rest van de onderzoeken hadden een C classificatie, wat betekent dat de onderzoeken niet vergelijkend waren. De bewijslast is terug te vinden in bijlage II, tabel 11.
37
5.
Conclusie
Het doel van dit literatuuronderzoek was te kijken hoe de basissportvoeding en supplementinname van Nederlandse topsporters zich verhoudt met de basissportvoeding en supplementinname van topsporters uit andere Europese landen. De basissportvoeding en supplementinname van Nederlandse topsporters komt overeen met de inname van topsporters uit de verschillende Europese studies. De inname van koolhydraten van Nederlandse topsporters is vrij gemiddeld. Wel was opvallend dat alle landen een vrij lage gemiddelde inname van koolhydraten hadden, bijna allemaal onder de 5 gram per kilogram, terwijl veel duursporters onderzocht zijn. De eiwitinname van de Nederlandse topsporters was in vergelijking met de andere landen aan de lage kant. De aanbeveling voor eiwitinname werd wel door alle landen gehaald, maar was aan de hoge kant. Hier kan de lage koolhydraatinname verklaard worden. Opvallend bij de vetinname was dat bijna alle landen een te hoge inname hadden. Alle onderzoeken kwamen uit op een gemiddelde boven de 30 en%, terwijl topsporters eerder rond de 20 en% bij een inname van 2000-2500 kcal zouden moeten zitten. Bij de vitamines en mineralen inname zaten de Nederlandse topsporters in tegenstelling tot andere landen overal boven de sportvoedingsaanbeveling. Om daadwerkelijk te kunnen zeggen of Nederlandse topsporters het qua inname goed doen is meer onderzoek nodig. De Nederlandse onderzoeken waren allemaal C geclassificeerd volgens het CBO. Voor beter aanbevelingen zouden vergelijkende onderzoeken gedaan moeten worden met B of A2 classificatie. Gerandomiseerde onderzoeken naar de inname tussen verschillende sporters en sporten zijn noodzakelijk om de verhouding van Nederland tot andere landen over de hele wereld aan te geven.
38
6.
Aanbevelingen
Het is van belang dat meer onderzoek gedaan wordt naar de basissportvoedingsinname en supplementinname van topsporters, vooral in Europa. Over het algemeen zijn vooral Noord- en West-Europese landen welvarend en zou voldoende geld vrijgemaakt moeten kunnen worden voor onderzoek. Bij meer onderzoek kan wat betekend worden voor de topsporters, omdat dan meer bekend is over welke inname de prestatie kunnen verbeteren. Naast topsporters kan het helpen voor alle sporters. Het zou optimaal zijn als per type sport onderzoek gedaan wordt, bijvoorbeeld per bond. Op deze manier kan een goed beeld gecreëerd worden over de inname en waar verbeteringen mogelijk zijn.
Verder is het van belang onderzoek te doen naar de Australische en Amerikaanse gegevens. Daarbij kijkend hoe Nederland zich hiermee verhoudt. Dit is van belang, omdat in Australië en Amerika veel onderzoek gedaan is naar innames van topsporters. Australië en ook Amerika zijn voorlopers in het komen tot goede en duidelijke richtlijnen en dat is terug te zien in de prestaties.
De sportvoedingsaanbevelingen in Nederland zijn lastig te vinden, omdat hiervoor verschillende bestanden geraadpleegd moeten worden. Daarom zou het goed zijn als het NOC*NSF in samenwerking met de Gezondheidsraad een document maakt met alle richtlijnen voor topsporters. Dit zou op niveau van deskundigen kunnen en een document op niveau van de topsporters. Een voorbeeld hiervan is een voedingspiramide voor topsporters zoals in Zwitserland. Hierin staat voor de Zwitserse atleten wat per voedingsgroep nodig is in relatie tot de hoeveelheid en intensiteit van de training (68). Daarbij moet rekening gehouden worden hoeveel energie een sporter verbruikt (69).
39
7.
Literatuurlijst/Referentie
(1) Maughan JR, Burke ML. Sportvoeding. Eerste druk. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg; 2004. P 72-3, 7581, 201-18. (2) Maughan JR. Nutrition in sport. Malden: Blackwell Publishing; 2002. P10-43 (3) Burke L. Practical sports nutrition. Belconnen: Human Kinetics; 2007. P1-69 (4) Burke L, Deakin V. Clinical Sports Nutrition: supplements and sports food. 4e druk. McGraw-Hill Australia 2010. P1-9,61-82,96-9,268-85,330-46,358-79,419-87. (5) Burke L, Deakin V. Clinical sports nutrition. 2e druk. McGraw-Hill Pty Limited, North Ryde. (6) Australian Government. Australian Sports Commission. Australian Institute of Sports. 2012 http://www.ausport.gov.au/ais (7) NOC*NSF. Wetenschappelijke Ondersteuning Topsport. 2012. http://www.nocnsf.nl/cms/showpage.aspx?id=4109 (8) Stellingwerff T, Maughan RJ, Burke LM. Nutrition for power sports: middle-distance running, track cycling, rowing, canoeing/kayaking, and swimming. Journal of sport sciences 2011;29 Suppl 1:S79-89. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/21793766 (9) Jeukendrup A, Gleeson M. Sport nutrition. An introduction to energy production and performance. Tweede druk. 2010:1-18,25-8,121-221. Beschikbaar via: http://books.google.nl/books?hl=nl&lr=&id=ulUlX5F84sC&oi=fnd&pg=PR10&dq=recommendation+nutrition+in+sport+germany&ots=wgooBDDY1P&sig=1Niv aXWO7zLkko7YGzIC7hSmtFc#v=onepage&q&f=false (10) IAAF. Nutrition for athletics. A pratical guide to eating and drinking for health and performance in track and field. 2011. http://www.iaaf.org/mm/document/imported/42817.pdf (11) Vanhee P. Betere sportprestaties met een aangepaste voeding. Nutrinews 2007;2. http://niceinfo.org/BENL/assets_db/ITEMSKEYWORDS2/items/documents/01sportprestaties0607.pdf (12) Gezondheidsraad. Richtlijnen goede voeding 2006. Den Haag december 2006. http://gr.nl/sites/default/files/
[email protected] (13) Burke L, Kiens B, Ivy JL. Carbohydrates and fat for training and recovery. Journal of sports and sciences 2004 22;p15-30. Beschikbaar via http://sportsoracle.com/uploads/2595.pdf (14) Burke L, Hawley JA, Wong SH et al. Carbohydrates for training and competition. Journal of sports sciences 2011;29 Suppl 1:S17-27. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/21660838 (15) Gibson JC, Stuart-Hill L, Martin S et al. Nutrition status of junior elite Canadian female soccer athletes. International journal of sport nutrition and exercise metabolism 2011 Dec;21(6):507-14. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/22089309 (16) Krempien JL, Barr SI. Risk of nutrient inadequacies in elite Canadian athletes with spinal cord injury. . International journal of sport nutrition and exercise metabolism 2011 Oct;21(5):417-25. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/21904002 (17) Heaney S, O'Connor H, Michael S et al. Nutrition knowledge in athletes: a systematic review. International journal of sport nutrition and exercise metabolism 2011 Jun;21(3):248-61. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/21719906 (18) Dascombe BJ, Karunaratna M, Cartoon J et al. Nutritional supplementation habits and perceptions of elite athletes within a state-based sporting institute. Journal of science and medicine in sports / Sports medicine Australia 2010 Mar;13(2):274-80. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/19775936 (19) Beals KA. Eating behaviors, nutritional status, and menstrual function in elite female adolescent volleyball players. Journal of the American dietetic association 2002 Sep;102(9):1293-6. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/12792630 (20) Hill RJ, Davies PS. Energy intake and energy expenditure in elite lightweight female rowers. Medicine and science in sports and exercise 2002 Nov;34(11):1823-9. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/12439089 (21) Mullins VA, Houtkooper LB, Howell WH et al. Nutritional status of U.S. elite female heptathletes during training. International journal of sport nutrition and exercise metabolism 2001 Sep;11(3):299-314. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/11591881 (22) Ziegler P, Nelson JA, Barratt-Fornell A et al. Energy and macronutrient intakes of elite figure skaters. Journal of the American dietetic association 2001 Mar;101(3):319-25. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/11269611 (23) Economos CD, Bortz SS, Nelson ME. Nutritional practices of elite athletes. Practical recommendations. Sports Medicine 1993 Dec;16(6):381-99. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/8303140
40
(24) Erp-Baart van AMJ, Saris WHM, Binkhorst RA et al. Nationwide survey on nutritional habits in elite athletes. Part I. Energy, carbohydrate, protein and fat intake. International journal of sports medicine 1989 May;10 Suppl 1:S3-10. http://arno.unimaas.nl/show.cgi?fid=1567 (25) Erp-Baart van AMJ, Saris WHM, Binkhorst RA et al. Nationwide survey on nutritional habits in elite athletes. Part II. Mineral and vitamin intake. International journal of sports medicine 1989 May;10 Suppl 1:S116. http://arno.unimaas.nl/show.cgi?fid=1568 (26) Hermans J. 2004. Ongepubliceerd. (27) Veen van M, Westerkamp K. Deskresearch: informatie selecteren, beoordelen en verwerken. Tweede druk. Amsterdam: Pearson Education; 2008. (28) Levels of evidence/ bewijsniveaus (evidence based medicine) http://www.huidziekten.nl/zakboek/dermatosen/ltxt/LevelsEvidence.htm (29) Hassapidou MN, Manstrantoni A. Dietary intakes of elite female athletes in Greece. Journal of Human Nutrition and Dietetics 2001 Oct;14(5):391-6. (30) Papandreou D, Eystathiadis P, Bouzoukiu V et al. Dietary assessment, anthropometric measurements and nutritional status of Greek professional athletes. Nutrition en Food Science 2007;37(5):338-44. (31) Hassapidou M. Dietary assessment of five male sports teams in Greece. Nutrition & Food Science 2001;31(1):31-5. (32) Farajian P, Kavouras SA, Yannakoulia M et al. Dietary Intake and Nutritional Practices of Elite Greek Aquatic Athletes. International Journal of Sport Nutrition and Exercise Metabolism, 2004, 14, 574-585. (33) Maughan RJ, Depiesse F, Geyer H. The use of dietary supplements by athletes. Journal of sports sciences 2007;25 Suppl 1:S103-13. (34) Ono M, Kennedy E, Reeves S et al. Nutrition and culture in professional football. A mixed method approach. Elsevier 58 (2012) 98–104. (35) Reeves S, Collins K. The Nutritional and Anthropometric Status of Gaelic Football Players. International Journal of Sport Nutrition and Exercise Metabolism 2003;13:539-48. Beschikbaar via: http://journals.humankinetics.com/AcuCustom/SiteName/Documents/DocumentItem/2626.pdf (36) García-Rovés PM, Terrados N, Fernández S et al. Comparison of dietary intake and eating behavior of professional road cyclists during training and competition. International journal of sport nutrition and exercise metabolism 2000;10(1):82-98. (37) Ruiz F, Irazusta A, Gil S et al. Nutritional intake in soccer players of different ages. Journal of Sports Sciences, March 2005; 23(3): 235-42. (38) Schröder H, Navarro E, Mora J et al. Dietary Habits and Fluid Intake of a Group of Elite Spanish Basketball Players: A Need for Professional Advice? European Journal of Sport Science 2004;4 issue 2. (39) Nuviala R, Castillo IC, Lapieza MG et al. Iron Nutritional Status in Female Karatekas, Handball and Basketball Players, and Runners. Elsevier 1996;59;3:449-53. (40) Vogt S, Heinrich L, Schumacher YO et al. Energy intake and energy expenditure of elite cyclists during preseason training. International journal of sports medicine 2005;26(8):701-6. (41) Garcin M, Doussot L, Mille-Hamard L et al. Athletes' dietary intake was closer to French RDA's than those of youngsedentary counterparts. Elsevier Nutrition Research 2009;29:736-42. Beschikbaar via: http://www.billat.net/attachments/065_2003-garcin.pdf (42) Saris WHM, Van Erp-Baart MA, Brouns F et al. Study on food intake and energy expenditure during extreme sustained exercise: The tour de France. International journal of sports medicine 1989;10:26-31. (43) Elsevier dieetbehandelingsrichtlijnen. Wedstrijdsport. (44) Gezondheidsraad. Voedingsnormen energie, eiwitten, vetten en verteerbare koolhydraten. 2001. http://www.gr.nl/sites/default/files/
[email protected] (45) Gezondheidsraad. Voedingsnormen calcium, vitamine D, thiamine, riboflavine, niacine, pantotheenzuur en biotine. 2000 http://www.gr.nl/ (46) Australian Government. Australian Sports Commission. Australian Institute of Sports. Carbohydrate - The Facts. 2011 http://www.ausport.gov.au/ais/nutrition/factsheets/basics/carbohydrate__how_much (47) Australian Government. Australian Sports Commission. Australian Institute of Sports. Protein. 2009. http://www.ausport.gov.au/ais/nutrition/factsheets/basics/protein_-_how_much (48) Rodriguez NM. Nutrition and Athletic Performance. Medscape News 2010. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/19225360 (49) Gezondheidsraad. Voedingsnormen vitamine B6, foliumzuur en vitamine B12. 2003 http://www.gezondheidsraad.nl/sites/default/files/
[email protected] (50) Gezondheidsraad. Naar een adequate inname van vitamine A. Februari 2008. http://www.gr.nl/sites/default/files/200826.pdf
41
(51) Kreider RB, Wilborn CD, Taylor L et al. ISSN exercise & sport nutrition review: research & recommendations. Journal of the International Society of Sports Nutrition 2010;7:7. Beschikbaar via: http://www.biomedcentral.com/content/pdf/1550-2783-7-7.pdf (52) Dunford M. Sports Nutrition. Chicago 2006: American Dietetic Association. (53) Hulshof KFAM, Ocké MC, Rossum van CTM et al. Resultaten van de Voedselconsumptiepeiling 2003. RIVM rapport 350030002/2004. Beschikbaar via: http://www.rivm.nl/bibliotheek/rapporten/350030002.pdf (54) Maughan RJ, King DS, Lea T. Dietary supplements. Journal of sport sciences 2004 Jan;22(1):95-113. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/14971436 (55) Tscholl P, Alonso JM, Dollé G et al. The Use of Drugs and Nutritional Supplements in Top-Level Track and Field Athletes. The American Journal of Sports Medicine 2010;38;1. Beschikbaar via: http://www.ecoutedopage.fr/upload/comprendre/Tscholl-_AJSM2009.pdf (56) Heikkinen A, Alaranta A, Helenius I et al. Use of dietary supplements in Olympic athletes is decreasing: a follow-up study between 2002. Journal of the International Society of Sports Nutrition 2011, 8:1 and 2009. (57) Sundgot-Borgen J, Berglund B, Torstveit MK. Nutritional supplements in Norwegian elite athletes – impact of international ranking and advisors. Scandinavian journal of medical sciences and sports 2003;13:138-44. Beschikbaar via: http://onlinelibrary.wiley.com/doi/10.1034/j.1600-0838.2003.10288.x/full (58) Ronsen O, Sundgot-Borgen J, Maehluni S. supplement use and nutritional habits in Norwegian elite athletes. Scandinavian journal of medical science and Sports 1999:9:28-35. (59) Petroczi A, Naughton DP. The age-gender-status profile of high performing athletes in the UK taking nutritional supplements: Lessons for the future. Journal of the International Society of Sports Nutrition 2008;5:2. Beschikbaar via: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC2263015/?tool=pubmed (60) Willet (61) Harbers MM, Wilk van der EA. Voeding: Zijn er verschillen tussen Nederland en andere landen? Bilthoven 9 december 2009. http://www.nationaalkompas.nl/gezondheidsdeterminanten/leefstijl/voeding/verschilleninternationaal/ (62) Elsevier. Mediterraan eten is het allergezondste dieet. Juni 2009. Beschikbaar via: http://www.elsevier.nl/web/10236613/Stijl/Medisch-A-Z/Mediterraan-eten-is-het-allergezondste-dieet.htm (63) Naska A, Berg MA, Cuadrado C et al. Food balance sheet and household budget survey dietary data and mortality patterns in Europe. The British journal of nutrition 2009 Jul;102(1):166-71. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/18986595 (64) Linseisen J, Bergström E, Gafá L et al. Consumption of added fats and oils in the European Prospective Investigation into Cancer and Nutrition (EPIC) centres across 10 European countries as assessed by 24-hour dietary recalls. Public health nutrition 2002 Dec;5(6B):1227-42. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/12639229 (65) Pfeiffer B, Stellingwerff T, Hondgson AB et al. Nutritional Intake and Gastrointestinal Problems during Competitive Endurance Events. Medical Science of Sports and Exercise 2012;44;2:344-51. (66) Striegel H, Simon P, Wurster C. The use of nutritional supplements among master athletes. International journal of sports medicine 2006 Mar;27(3):236-41. http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pubmed/16541381 (67) Carlsohn A, Cassel M, Linné K et al. How much is too much? A case report of nutritional supplement use of a high-performance athlete. The British journal of nutrition 2005;25:1-5. (68) Mettler S, Mannhart C, Colombani PC. Development and Validation of a Food Pyramid for Swiss Athletes. International Journal of Sport Nutrition and Exercise Metabolism, 2009, 19, 504-518. Beschikbaar via: http://www.sfsn.ethz.ch/PDF/pyramide/IJSNEM_2009.pdf (69) Schroder S, Fischer A, Vock C et al. Nutrition Concepts for Elite Distance Runners Based on Macronutrient and Energy Expenditure. Journal of Athletic Training 2008;43(5):489–504. Beschikbaar via: http://www.ncbi.nlm.nih.gov/pmc/articles/PMC2547869/pdf/attr-43-05-489.pdf (70) Rossum van C, Fransen H, Verkaik-Kloosterman J et al. Dutch National Food Consumption Survey 20072010. Diet of children and adults aged 7 to 69 years. RIVM 2011. http://www.rivm.nl/dsresource?objectid=rivmp:55436&type=org&disposition=inline
42
Bijlagen
43
Bijlage I
Schema zoekstrategie
Tabel 10 Schema zoekstrategie Databank/ onderwerp Zoekterm(en) PubMed. (sports) nutrition intake elite athletes Overkoepelend: Europe inname Europa
Gevonden 11
Relevant 4 (Ubeda, SundgotBorgen, Van Erp-Baart)
BSL. Inname
Voeding sporters
4
2 (Loon, Palsma)
PubMed
nutrient intake elite athletes Germany Russian intake athletes Russian intake sportsmen Russian nutrient sportsmen Intake food professional athletes nutritional use professional athletes nutritional supplement intake sportsmen food intake elite athletes nutritional habits Olympic athletes nutritional habits elite athletes nutritional status elite athletes dietary intake elite athletes Germany dietary intake elite athletes uk nutrition elite athletes greece nutrition athletes Greece eating behaviours elite athletes nutrition intake professional athletes nutrition professional athletes
5 15 9 29 15 43 7
1 (carlsohn) 1 (Kodentsova) 1 (zilova) 5 Vorob’eva, azizbekian 2 (maughan, dolan 2 (petroczi, vogt) 1 Maughan)
138 6 14 47 5 7 4 14 35 17 48
Geen nieuwe Geen nieuwe Geen nieuwe Geen nieuwe 1 (Schroder) Geen nieuwe 2 (Hassapidou, Faraijan) Geen nieuwe 2 (Garcia roves, Ronsen) 2 (Pfeiffer, Maughan) 1 (Heikkinnen, Petroczi)
guidelines intake sports nutrition energy intake athletes 2000..2012 filetype:pdf country Russia guidelines recommendation intake sports nutrition energy intake elite athletes 2000..2012 filetype:pdf country France olympic guidelines recommendation intake sports nutrition energy intake nutrient elite athletes 2000..2012 filetype:pdf country England
29
2 Sportsmedicine
31
3 (billat, sportexperts, ecoutedopage)
76
4
Europe guidelines recommendation intake sports nutrition energy intake elite athletes 2000..2012 filetype:pdf eating behaviours nutrition energy intake elite athletes -young -usa australian -disorder nutrition elite athletes food pyramid usa -australie -young –college
224
6
Google
Google scholar
92
18
Geen nieuwe
44
Cochrane
nutritional status elite athletes Food elite athletes
1 5
Science direct
nutritional status dietary intake elite athletes france nutritional status dietary intake energy elite athletes
96
3 (Gracin, Ono)
400
1 (Nuvuilia)
sneeuwbal
Heikinnen
Gebruikte woorden: Department of health Dietary Reference Intakes Olympics Nutrient Energy intake Nutrition Guidelines Recommendations Sports Elite Professional Athletes Sportsmen Food Nutritional status Nutritional intake Eating behaviours Dietary intake trained (landen namen)
45
Bijlage II
Review studies naar voedingsinname
Tabel 11 Review studies naar voedingsinname Auteur, jaartal, land Studie (design)
Resultaten en conclusie
Onderzoekspopulatie/ sport
Niveau van bewijsvoering* C+
Van Erp-Baart et al (1989) Nederland
Cross-sectioneel 8 jarige studie naar de inname van Energie en macronutriënten 4-7-daags voedingsdagboek Hardlopers en roeiers 2 keer Wielrenners 3 keer
Zie bijlage III
N= 419 topsporters in duursport, krachtsport en teamsporten
Van Erp-Baart et al (1989) Nederland
Cross-sectioneel 8 jarige studie naar de inname van micronutriënten en hoeveelheid supplementen 4-7-daags voedingsdagboek Hardlopers en roeiers 2 keer Wielrenners 3 keer
Zie bijlage III
N= 419 topsporters in duursport, krachtsport en teamsporten
C+
Saris et al (1989) Nederland
Cross-sectioneel Eetdagboekje
24.7 MJ, KH 62en%, vet 23en%, eiwit 15en%
N=4 wielrenners
C
García-Rovés et al (2000) Spanje
Cross-sectioneel 3 daags eetdagboekje
22,4 MJ, KH 58en% 770g, eiwit 13en% 176g, vet 30en% 178g
N = 6 professionele wielrenners 27 jaar 69 kg
C
Ruiz et al (2005) Spanje
Vergelijkend cross-sectioneel 3 daags eetdagboekje en vragenlijst
3030 kcal, KH 334g 45en%, eiwit 133g 18en%, vet 128g 38en%
N= 24 football spelers 20 jaar
B
Schroder et al (2004) Spanje
Cross-sectioneel 24uur recall en voedselfrequentielijst
17.7 MJ, KH 424g 40en%, eiwit 211g 20en%, vet 185g 39en%
N=55 basketbal spelers 25 jaar
C
Nuviala et al (1996) Spanje
Vergelijkend cross-sectioneel 7 daags eetdagboekje
Controle: 1969 kcal/d Karate: 2009 kcal/d Handbal: 2285 kcal/d Basketbal: 2561 kcal/d Hardloopsters: 2003 kcal/d
N=84 vrouwelijke sporters 19-26 jr. Karate 19, handbal 20, basketbal 20, middel en lange afstand loopsters 25. 82 vrouwen in controlegroep
B
Garcin et al (2009) Frankrijk
Vergelijkend cross-sectioneel 4 daags eetdagboekje en vragenlijst
Sprinters: 2054 kcal, KH 54en%, eiwit 13en%, vet 33en%. Hardlopers: 2419 kcal, KH 52en%, eiwit 15en%, vet 33en% Handballers: 2441 kcal, KH 54en%, eiwit 14en%, vet 31en%.
N=85 hardlopers, sprinters, handballers. (35 vrouw, 50 man) 19 jaar 64 kg
B
Ono et al (2010) Engeland
Cross-sectioneel 4 daags eetdagboekje
2648 – 4606 kcal, KH 505g, eiwit 142g.
N=24 professionele voetballers
C
Reeves et al (2003) Engeland
Vergelijkend cross-sectioneel 7 daags voedingsdagboek
12.83 MJ, KH 437g 57 en%, eiwit 115g 15 en%, vet 94g 27 en%)
N = 21 voetballers uit het nationale team 20 jaar 74 kg
B
Maughan (2007) Engeland
Cross-sectioneel 7 daags eetdagboekje
Team A: 11 MJ, KH 354g 51 en%, eiwit 103g 15.9en%, vet 93g 31.5 en%. Team B: 12.8 MJ, KH 397g 35 en%, eiwit 108g 14.3 en%, vet 118g 35 en%.
N=51 voetballers 18-36 jaar
C
Carlsohn et al (2010) Duitsland
case-study 3 daags eetdagboekje
18200 KJ/d, KH 546g, vet 163g, eiwit 155g.
N=1 zwemmer 19 jaar 1.89m, 72,8 kg
C-
Vogt et al. (2005) Duitsland
Cross-sectioneel 6 daags voedingsdagboek vergeleken met aanbevelingen en BMR
13.5 MJ, KH 59% 474g, eiwit 19% 176g en vet 21% 76g
N = 11 professionele wielrenners 29 jaar 71 kg
C
Hassapidou
Cross-sectioneel
Roeiers: 4211 kcal, KH 587g 55en%, vet
N=47 mannelijke topsporters
C
(2001) Griekenland
7 daags eetdagboekje
124g 26en%, eiwit 188g 19en%. Volleybal: 3500 kcal, KH 460g 56en%, vet 111g 28en%, eiwit 168g 19en% Wielrenners: 5023 kcal, KH 633g 50en%, vet 189g 34en%, eiwit 185g 15en%. Kracht: 3157 kcal, KH 289g 37en%, vet 153g 44en%, eiwit 156g 20en% Hardlopers: 2926 kcal, KH 374g 50en%, vet 116g 34 en%, eiwit 116g 16en%.
Roeiers 16, volleybal 14, wielrenners 6, krachtsporters 5, hardlopers 6. 21-27 jaar.
Hassapidou et al (2001) Griekenland
Vergelijkend cross-sectioneel 2 keer een 7 daags eetdagboek (training- en wedstrijdseizoen)
Volleybal: training 1541 kcal, g/en% KH 195/51,3, vet 65/37, eiwit 53/14. Competitie 2346 kcal, g/en% KH 294/50, vet 104/39, eiwit 74/13. Middenafstand: training 1816 kcal, g/en% KH 218/48, vet 80/40, eiwit 65/15. Competitie 1679 kcal, g/en% KH 217/51, vet 70/40, eiwit 58/14. Ballet: training 1701 kcal, g/en% KH 168/44, vet 78/41, eiwit 68/17. Competitie 1506 kcal, g/en% KH 199/53, vet 62/37, eiwit 51/14. Zwemmen: training 2015 kcal, g/en% KH 236/47, vet 91/40, eiwit 78/16. Competitie 1890 kcal, g/en% KH 237/49, vet 78/38, eiwit 74/16. Controle: training 1700 kcal, g/en% KH 188/45, vet 80/42, eiwit 61/14. Competitie 1558, g/en% KH 170/45, vet 72/40, eiwit 61/16.
N=35 vrouwelijke topsporters. Volleybal 8, middellange afstand 11, zwemmers 9, ballet 7. 18-23 jaar. Controlegroep: studenten
B+
Papandreou et al (2007) Griekenland
Cross-sectioneel 5 daags eetdagboekje
Man: Volleybal: 2639 kcal, g/en% KH 306/46, vet 110/38, eiwit 113/17. Basketbal: 1901 kcal, g/en% KH 220/46, vet 83/39, eiwit 80/17. Kracht: 2542 kcal, g/en% KH 290/45, vet
N=82 topsporters m/v Man: volleybal 5, basketbal 8, kracht 16, hardlopers 13. Vrouw: volleybal 5, basketbal 13, kracht 4, hardlopers 18 18-25 jaar
C
108/17, eiwit 107/39. Hardlopers: 2511 kcal, g/en% KH 297/48, vet 106/17, eiwit 101/36. Vrouw: Volleybal: 1425 kcal, g/en% KH 159/45, vet 63/19, eiwit 61/37. Basketbal: 1487 kcal, g/en% KH 170/47, vet 64/36, eiwit 66/18. Kracht: 1861 kcal, g/en% KH 177/38, vet 88/42, eiwit 59/13. Hardlopers: 1885 kcal, g/en% KH 210/45, vet 84/39, eiwit 78/17. Farajian et al Cross-sectioneel (2004) 24 uur recall en Griekenland voedselfrequentielijst *Bron: classificatie medische publicaties Nederlands en Engels
Mannen:14,3 MJ, KH 4,5 g/kg, vet 153 g Vrouwen:8,5 MJ, KH 3,8 g/kg, vet 79g
N=58 nationale zwemmers en waterpoloërs.
C
Bijlage III
Innames van de verschillende sporten uit onderzoek van Erp-Baart 1989
Tabel 12 Innames van de verschillende sporten uit onderzoek van Erp-Baart 1989* Sport Doelgroep Resultaten Waterpolo N=30 man 16.59 MJ (456 g 53 en% KH, eiwit 53 24 jaar g 23 en%, vet 96 g 24 en%) 86 kg Volleybal
N=9 vrouwen 23 jaar 66 kg
9.24 MJ (263 g 46 en%, 73 g 13 en%, 92 g 37 en%)
Handbal
N=8 vrouwen 22 jaar 63 kg
8.97 MJ (251 g 45 en%, 76 g 14 en%, 101 g 42 en%)
Hockey
N=8 man 27 jaar 75 kg
13.58 MJ (365 g 43 en%, 105 g 12 en%, 132 g 36 en%)
Hockey
N=9 vrouwen 24 jaar 62 kg
9 MJ (264 g 47 en%, 62 g 11 en%, 85 g 35 en%)
Bodybuilders
N=4 vrouwen 25 jaar 56 kg
6.16 MJ (196 g 51 en%, 112 g 16 en%, 47 g 28 en%)
Turnen
N=11 15 jaar 47 kg
7.41 MJ (246 g 53 en%, 66 g 14 en%, 66 g 32 en%)
Wielrennen
N=21 vrouwen 23 jaar 66 kg
10.82 MJ (352 g 52 en%, 86 g 13 en%, 96 g 33 en%)
Triatleten
N=33 man 26 jaar 70 kg
19.09 MJ (612 g 51 en%, 133 g 11 en%, 186 g 36 en%)
Midden en lange afstand
N=56 man 30 jaar 69 kg
13.28 MJ (417 g 50 en%,116 g 14 en%, 122 g 34 en%)
Midden en lange afstand
N=18 vrouwen 31 jaar 52 kg
8.75 MJ (301 g 50en%, 82 g 15 en%, 68 g 29en%)
Zwemmen
N=20 man 18 jaar 73 kg
16.11 MJ (486 g 48 en%, 161 g 16 en%, 157 g 36 en%)
Roeien
N=18 man 22 jaar 77 kg
14.59 MJ (472 g 52 en%, 118 g 13 en%, 138 g 35 en%)
Roeien
N=8 vrouwen 23 jaar 70 kg
12.98 MJ (374 g 46 kg, 114 g 14 en%, 140 g 40 en%)
* waar data van bekend is
50