Barsten en weerbarstigheid Over de invloed van het denken van de jaren zestig op de breuk in de Gereformeerde Kerken in Nederland (vrijgemaakt) in 1967.
Jac de Groot (0417920) Godsdienstige veranderingen in Nederland in de 20e eeuw (GG-DK201710-2) Dr. H. Tieleman 28 februari 2011
1
Inhoudsopgave Inleiding ................................................................................................................................................... 3 Het denken van de jaren zestig ............................................................................................................... 4 Het begin van de jaren zestig .............................................................................................................. 4 Veranderingen ..................................................................................................................................... 4 Tussenconclusie................................................................................................................................... 6 De rol van de kerk in de samenleving ..................................................................................................... 7 Tot de jaren zestig ............................................................................................................................... 7 Vanaf de jaren zestig ........................................................................................................................... 7 Betekenis van de kerk voor de gewone mens ..................................................................................... 8 Tussenconclusie................................................................................................................................... 8 Buiten-verbandkwestie 1967 ................................................................................................................ 10 Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) tot 1967 ................................................................................ 10 Nederlands Gereformeerde Kerken .................................................................................................. 10 Het denken van de jaren zestig ......................................................................................................... 11 Slotconclusie.......................................................................................................................................... 12
2
Inleiding In dit researchpaper wil ik ingaan op de invloed van het denken van de jaren zestig op de buitenverbandkwestie, die zich in de jaren 1966 – 1968 heeft afgespeeld in de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt). De Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) staan bekend als een orthodox kerkverband met een strakke synodale leiding en een eigen kleine zuil. De onderzoeksvraag is dan ook welke invloed het denken van de jaren zestig op de breuk heeft gehad. Hiervoor wil ik eerst het denken van de jaren zestig onderzoeken. Vervolgens de rol van de kerk in de samenleving. Tenslotte wil ik kort ingaan op de breuk van 1967. Tevens is deze researchpaper een voorbereiding op het schrijven van mijn bachelorwerkstuk, waarin ik wil ingaan op de zieleslaap als oorzaak voor de buiten-verbandkwestie.
3
Het denken van de jaren zestig Dit hoofdstuk vormt het belangrijkste gedeelte van de kern van dit researchpaper. De factor die hier beschreven wordt (het denken van de mensen in de jaren zestig) is cruciaal voor mijn onderzoeksvraag.
Het begin van de jaren zestig In deze tijd was de verzuiling schijnbaar op haar hoogtepunt. Ongeveer 60% van de Nederlandse bevolking leefde in een religieuze zuil (katholiek dan wel protestant) en 40% leefde in de socialistische zuil of ‘neutrale zuil’. Door deze verzuiling leek het religieuze leven eenvormig1 Het tegendeel was ook al in het begin van de jaren zestig waar: de katholieken waren intern verdeeld, maar nog meer waren de protestanten verdeeld. Immers, sinds eeuwen was Nederland min of meer een toevluchtsoord geweest voor onderdrukte protestanten. Zodoende bestonden er naast de Hervormde en de (behoudende) Gereformeerde Kerken ook nog de minder conservatieve stromingen zoals het remonstrantisme, lutheranisme, doopsgezinden, apostolischen en baptisten. Later in de jaren zestig kwamen daar ook charismatische groepen bij, van bijvoorbeeld de Amerikaanse opwekkingsprediker Bill Graham.2 Opvallend is het hoge cijfer van mensen zonder formele binding met een religie. Rond 1960 lag dit op 18%. Naar hedendaagse maatstaven lijkt dit ontzettend weinig, maar in de jaren zestig, toen kerkgang in Europa nog een normaal verschijnsel was, was dit hoog. De reden hiervoor moet gezocht worden in het feit dat Nederland nooit een echte staatskerk/volkskerk heeft gekend, zoals de landen rondom ons. Daar was de bevolking op papier lid van een kerk, ging misschien nooit en hadden dus ook geen binding met die kerk, waardoor men niet de moeite nam zich uit te schrijven.3
Veranderingen De jaren zestig staan synoniem met grote welvaart en veranderingen in de maatschappij. De televisie was in opkomst, kranten publiceerden naast zwart-wit foto’s ook kleurenfoto’s, mensen kregen meer geld te besteden. De mensen konden zich door het ontstaan van het massamedium bij uitstek: de televisie, zich meer en gemakkelijker (en zeker ook onzichtbaarder) buiten de muren van de eigen zuil begeven. De televisie is immers anoniem, en je geloofsgenoten kijken niet mee bij jou thuis. Net als tegenwoordig spreken nieuwe uitvindingen en snufjes de jongere generatie het meest aan. De jongeren van de jaren zestig waren geïnteresseerd in alles wat de markt te bieden had. Doordat er genoeg geld was, kon men ook kopen wat men wilde en de mensen werden consumenten en de jongeren liepen voorop. Ook op het gebied van religie en politiek bleek er ineens meer te zijn, dan datgene wat pa en ma altijd voorschreven en –deden. De jongeren van de jaren zestig zijn (velen zijn immers nog in leven) de mensen die vanaf zeg maar 1944 geboren zijn, de zogenaamde babyboomers. Na de Tweede Wereldoorlog werden er in Nederland ineens vele kinderen geboren. Deze generatie had de oorlog niet aan den lijve ondervonden, maar werden er van huis uit wel mee opgevoed, want vader en moeder die hadden alle verschrikkingen meegemaakt. Hierin zit ook een duidelijk zichtbare generatiekloof. Daar waar de ouders vaker voorzichtig proberen te leven zonder al te veel op te vallen (wellicht om conflicten te voorkomen), willen de jongeren, die de oorlog niet kennen en opgroeien met de welvaart, hier ook dankbaar gebruik van maken. 1
Kennedy, J. Gelovige Nederlanders vanaf de jaren zestig, Deel 1 van de serie ‘Geloof in Nederland’, Waanders Uitgevers/Museum Catharijneconvent, 2008, p. 13 2 Idem, p. 15 3 Idem, p. 16 en 18
4
Het is onmogelijk om zulke veranderingen alleen binnenshuis te laten, dus er moest een moment komen, dat de veranderingen in de gedachten naar buiten zouden komen. Dit gebeurde ook al in verschillende programma’s op televisie of in artikelen in tijdschriften en kranten. Men zou verwachten, dat in een tijd waarin de spanningen tussen het kapitalisme en het communisme op het hoogst waren en waar de geïnstitutionaliseerde religie terrein moest inleveren aan het atheïsme en secularisme, dat mensen met dit gedachtegoed eenmaal in opstand zouden komen tegen de gevestigde orde, om alles eens anders te maken en meer vrijheid te eisen. Echter, het tegendeel bleek waar: niet zij die verandering wilden, kwamen in opstand, maar zij die de veranderingen minder goedgezind waren kwamen als eerste in opstand. Dit gebeurde naar aanleiding van een satirisch televisieprogramma ‘Zo is het toevallig ook nog ’s een keer’. Dit werd op 4 januari 1964 door de VARA uitgezonden, op zaterdagavond om 5 over 10. In dit programma werd in bijbelse termen een nieuwe religie aangekondigd: die van de televisie. Peter Lohr sprak onder andere over: ‘… in den beginne was het beeld en het beeld was goed en het beeld is goed. Komt allen tot het beeld, die belast en beladen zijt, want het beeld zal u rust geven’.4 Of: ‘Gij zult geen ander tijdverdrijf kennen dat het kijkbedrijf, gij zult u geen afgodsbeelden maken dan de beelden van het beeld, gij zult niet naar uwen naasten kijken gelijk uw naaste niet kijkt naar u, maar bovenal: gij zult de knop geenszins omdraaien, want dit is het beeld een gruwel’. 5 Deze uitzending riep veel verontwaardigde reacties op van kijkers. Eén van de VARA-aanhangers noemde dit ‘de aanval van bekrompen christelijk Nederland’.6 Ook de toenmalige centrum-rechtse regering gaf op zondag! 5 januari 1964 al een reactie. De VARA werd door de toenmalige minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen (Theo Bot van de KVP) berispt op grond van artikel 20 van het Televisie accoord. Het programma zou ondermijnend werken voor de goede zeden en openbare orde, immers de VARA had de ongeschreven regel overtreden, die stelde dat een andere subcultuur niet beledigd mocht worden. Echter, om de autonomie van de omroepen te waarborgen werden geen verdere stappen ondernomen tegen de VARA.7 Na deze gebeurtenis werd de rol van de jongere generatie snel groter. In Nederland hadden zij bestaansrecht en konden ideeën makkelijker in de samenleving ingevoerd worden, mede doordat het politieke bestel van Nederland erop gericht was minderheden ook plaats te gunnen. Waar in het buitenland de jongeren protesteerden wegens een onrechtvaardige oorlog (VS over Vietnam) of een onaangenaam verleden (Duitsland over het nazi-regime), was er in Nederland niet zoiets. In plaats daarvan werd in Nederland maar geprotesteerd tegen de kleinburgerlijkheid van de oudere generatie. De jongeren zochten een bepaalde speelruimte op, waar ze hun ideeën kwijt konden. De straat bleek hiervoor uitermate geschikt te zijn. De bekendste jeugdcultuur is die van de provo’s in Amsterdam. Zij streefden naar volledige vrijheid. Vrijheid van lichaam en van geest. Leven is meer dan werken en moraal is meer dan wetten.8
4
Kennedy, J.C., Nieuw Babylon in aanbouw. Nederland in de jaren zestig. Boom, Amsterdam/Meppel 1995, p 117. 5 Idem 6 Idem, p. 119 7 Idem, p. 118 8 Idem, p. 136
5
Tussenconclusie Concluderend over de jaren zestig kan gesteld worden dat er een kloof is ontstaan tussen de voor- en naoorlogse generatie. Vooral de naoorlogse generatie kent de welvaart van de jaren zestig, zonder herinneringen aan tijden waarin het minder voor de wind ging. De naoorlogse generatie (de jongeren van de jaren zestig) leren meer van de wereld kennen en willen hun leven inrichten aan de hand van wat zij zien op televisie en lezen in tijdschriften. Ook zien zij bekrompenheid bij de oudere generatie, die veel zaken liever laat zoals het is, zonder daarmee conflicten aan te wakkeren. Jongeren willen hun eigen leven inrichten en wakkeren een ‘strijd’ aan voor volledige vrijheid, waarin zij zelf beschikking hebben over wat zij willen. Het begin van de ontzuiling. Immers, in de zuil staat vast wat er in je leven gebeurt. Zelfbeschikking en independentisme lijken de sleutelwoorden voor de jaren zestig.
6
De rol van de kerk in de samenleving Wat is de rol van de kerk in de samenleving geweest tot aan de jaren zestig en hoe is deze veranderd door de gedachtenveranderingen in diezelfde tijd? Heeft de kerk haar rol in het publieke leven verloren aan de secularisatie?
Tot de jaren zestig Zoals ik in het vorige hoofdstuk al stelde was de verzuiling van de Nederlandse samenleving in het begin van de jaren zestig op haar hoogtepunt. Elke grote ideologische stroming had een eigen zuil in het Nederlandse publieke leven: een katholieke zuil, een protestantse zuil, een sociaaldemocratische zuil, een liberale zuil. Het leven van de mensen speelde zich van de wieg tot het graf af in de zuil waarin men geboren was. Vanzelfsprekend lag het hoogtepunt van de kerkelijke macht in Nederland in de tijd van de verzuiling. Eindelijk was er in Nederland toch sprake van een christelijke samenleving. Immers de bevrijding van de Spanjaarden in 1648 bracht een koopliedenrepubliek (tot 1795), een Franse Rebubliek, een Frans Koninkrijk, een Frans keizerrijk, een absoluut vorst tot 1848 en liberalen aan de macht tot 1888 toen de eerste christelijke regering aantrad onder Mackay. In die zin is de kerkelijke hegemonie slechts van korte duur: 1888 – 1960 (dit laatste maar als keerpunt te noemen in de samenleving). Het christelijke vrederijk heeft een kleine 100 jaar bestaan. In de tijd van verzuiling zorgde de kerk binnen de eigen zuil voor alle mogelijke voorzieningen voor haar leden. In principe hoefde niemand buiten de eigen zuil te treden om in zijn/haar behoeften te voorzien.
Vanaf de jaren zestig De ontkerkelijking van Nederland heeft zich vanaf de jaren zestig in hoog tempo voorgedaan. Dr. G. Dekker noemt ontkerkelijking een complex verschijnsel.9 Er zijn verschillende manieren van ontkerkelijking te onderscheiden. Het gaat er in principe om, dat iemand een lossere band krijgt met de kerk. Dit is mogelijk door opzegging van het lidmaatschap, maar ook verminderd participeren in het kerkelijk leven: kerkgang, financiële bijdragen, deelname activiteiten, lezen van kerkelijke lectuur, maar ook het minder navolgen van de kerkelijke boodschap (en toch op andere terreinen veel participeren) kan tot ontkerkelijking gerekend worden.10 Waar in 1960 ongeveer 60% van de Nederlandse bevolking tot een kerkelijke groepering geteld werd, is tegenwoordig ongeveer 20% van de samenleving kerkelijk actief11. In relatieve aantallen is de ontkerkelijking dus met 300% gestegen. In 1960 telde Nederland ongeveer 11.480.000 mensen, 6.888.000 mensen werden tot een kerkelijke gemeenschap gerekend. In 2005 telde Nederland 16.320.000 inwoners, waarvan 3.264.000 tot een kerkelijke gemeenschap gerekend werd. De kerk is dus in die 45 jaar gehalveerd van ruim 6 miljoen kerkgangers naar 3 miljoen kerkgangers. Reken ik in het laatste cijfer de niet-actieve en randkerkelijke leden mee, dan kom ik op ruim 9 miljoen mensen, die (nog) aan een kerkelijke gemeenschap verbonden zijn. Met de ontkerkelijking is ook de rol van de kerk in de samenleving als machtsfactor geminimaliseerd, met als hoogtepunt de eerste regering zonder confessionele partij in de historie van de Nederlandse democratie vanaf 1919: het eerste kabinet Kok in 1994. In dat jaar is de grootste christelijke partij (het CDA) 20 van de 48 zetels in het 150 zetels tellende Nederlandse parlement kwijtgeraakt.
9
Dekker, dr. G., Godsdienst en samenleving, Kok, Kampen 1997, p. 157 Idem, p. 157 en 159 11 Ongeveer 20% v/d bevolking is gelovig en actief, ongeveer 20% gaat gewoon naar de kerk, ongeveer 20% is randkerkelijk, ongeveer 20% is wel christelijk opgevoed, maar doet er niks mee en ongeveer 20% heeft er nooit bij gehoord (college Actualiteit en Context op 13 mei 2005, door dr. H. Tieleman). 10
7
Voor de niet-kerkelijke Nederlanders heeft dit tot gevolg dat de morele wetgeving veranderd kon worden. Voor de kerkelijke Nederlanders heeft dit tot gevolg dat Nederland ineens tot het Sodom en Gomorra van de wereld kon verworden, waardoor in eigen kring nog meer vastgehouden werd aan de oude normen en waarden. Doordat de kerk haar politieke macht is kwijtgeraakt, bestond de mogelijkheid voor alle anderen om ook een duit in het zakje te doen, wanneer het gaat om wetgeving. Opeens moesten christenen in de wetenschap, op het werk, de omroepen en andere publieke zaken rekening houden met andersdenkenden. Voor niet-gelovigen werd ‘leven en laten leven’ een motto om iedereen met andere denkwijzen als zij ook een plekje te gunnen. Tolerantie en gedogen werden kernzaken voor politiek en samenleving vanaf de jaren zestig tot halverwege de jaren nul van de 21e eeuw.
Betekenis van de kerk voor de gewone mens De kerk cq. godsdienst verschaft mensen een bepaalde identiteit.12 Voor de jaren zestig werd die identiteit min of meer bepaald door geboorte. Waren je ouders Gereformeerd, dan was jij ook Gereformeerd. Gereformeerd-zijn was geen keuze, maar een bepaling in de voorzienigheid van de Almachtige God. Het denken van de jaren zestig op het gebied van vrijheid en zelfbeschikking hebben dit gegeven een einde gemaakt. Niet je afkomst bepaalt meer hoe jouw leven ingericht wordt, maar uit alle religieuze aanbod bepaal je zelf je keuze. Als jouw gevoel meegeeft dat je een Katholieke Boeddhist wilt worden, dan is dat zo. De mensen leefden onafhankelijker van de kerkelijke regels. Een voorbeeld hiervan zijn de Nederlandse Rooms-Katholieken. Tot de jaren zestig stonden zij bekend als loyaal aan Rome, maar vanaf ongeveer 1965 maakten zij zich meer en meer los van Rome en maakten een eigenzinnig Katholiek geloof.13 Een ander punt dat Dekker stelt, is dat men zich door godsdienst onderscheidt van anderen. Het onderscheidt mensen echter niet geheel van anderen, omdat iedereen naast de godsdienstige identiteit ook nog iets anders is.14 Een 35 jarige, mannelijke, Hervormde, taxichauffeur in Utrecht, die postzegels verzamelt is niet alleen Hervormd, maar ook nog man, taxichauffeur, Utrechter en filatelist. Elk onderdeel van iemands leven heeft invloed op de identiteit van die persoon. Deze identiteit kan veranderen, doordat iemand van beroep verandert, of een hobby afstoot etc. Alles bepaalt hoe een mens in het leven staat. Hoewel de kerk een sterkere morele invloed heeft op het leven dan een filatelievereniging.
Tussenconclusie Heeft de kerk haar invloed op het publieke leven verloren? Het antwoord hierop is ja en nee. De vraag moet positief beantwoord worden als het gaat om politieke macht. De kerk heeft haar politieke macht vanaf de jaren zestig snel zien afbrokkelen. Dat dit geen kwalijke zaak is, blijkt uit het tweede antwoord op de vraag, die ik met nee kan beantwoorden. Doordat de kerk haar politieke macht is kwijtgeraakt, kan zij zich eindelijk richten op datgene waarvoor zij noodzakelijk wordt geacht: de gelovigen voorzien in een vorm van aanbidding voor God en morele regels vanuit de religie verklaren aan deze gelovigen. Het is niet de zaak van de kerk om over het geweten van mensen te heersen, die niet tot de kerk behoren. In welk opzicht is de rol van de kerk in het publieke leven nog niet uitgespeeld? Namelijk in de rol van aanbieder van religie. De kerkelijke gemeenschappen hebben hier een plaats gekregen naast de andere religies. Zij die ervoor kiezen deze gemeenschap te bezoeken en lidmaat ervan te worden, 12
Dekker, dr. G., Godsdienst en samenleving, Kok, Kampen 1997, p. 83 Kennedy, J. Gelovige Nederlanders vanaf de jaren zestig, Deel 1 van de serie ‘Geloof in Nederland’, Waanders Uitgevers/Museum Catharijneconvent, 2008, p. 10 14 Dekker, dr. G. Godsdienst en samenleving, Kok, Kampen, 1997, p. 85 13
8
kiezen ook voor de bijbehorende regels. De kerk bestaat niet meer uit leden, die er nou eenmaal zijn, omdat het altijd zo was, maar meer uit leden, die er willen zijn. In plaats van een verplichte ‘community’ is de kerk ineens een vrijblijvende ‘community’. Je bent niet meer religieus omdat anderen dit willen. Een goede zaak.
9
Buiten-verbandkwestie 1967 In dit hoofdstuk wil ik ingaan op de buiten-verbandkwestie in de Gereformeerde Kerken in Nederland (vrijgemaakt) in 1967. Een substantiële groep mensen kwam buiten deze kerkelijke gemeenschap te staan, wegens een enkele synodeuitspraak. De gevolgen waren groot: de breuk liep door dorpen en door families. Hoe is deze breuk ontstaan en heeft het gedachtegoed van de jaren zestig invloed gehad op deze breuk?
Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) tot 1967 Op 11 augustus 1944 vond in ’s-Gravenhage de Vrijmaking plaats in de Lutherse Kerk. Omwille van een bindende synode-uitspraak aangaande de Heilige Doop werd de Kampense hoogleraar prof. dr. Klaas Schilder afgezet. Op 11 augustus werd door Schilder de ‘Acte van Vrijmaking of Wederkeer’ voorgedragen aan alle bezwaarde aanwezigen. Hierin werd gesteld dat de kerk zich moest bevrijden van het juk van de synode.15 Deze Vrijmaking vond plaats op grond van Artikel 31 van de Dordtse Kerkorde, zoals die in gebruik was bij de Gereformeerde Kerken in Nederland.16 In de jaren volgend op 1944 is getracht de breuk te helen, onder andere tijdens de Oosterbeekconferenties in 1949 en 1950 onder leiding van ds. B.A. Bos. Pas aan het einde van de jaren vijftig werd duidelijk dat de breuk tussen de beide kerken definitief was. Vanaf de jaren zestig kwam binnen de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) de discussie over de zieleslaap op. De vraag was waar de menselijke ziel zich bevond na het sterven? In een slapende tussentoestand of reeds in het paradijs? De synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland (vrijgemaakt) stelde in 1962/1963 dat er geen sprake kon zijn van een onderbreking van het eeuwige leven door middel van een zieleslaap. In 1967 werd dit op de Generale Synode van Amersfoort-West nog eens bekrachtigd.17 De zieleslaap was echter niet het enige punt van de breuk. Het was slechts een opzetje naar wat uiteindelijk tot een breuk zou leiden. Op 31 oktober 1966 verscheen een Open Brief ondertekend door een 25-tal predikanten en kerkleden, waarin zij steun betuigden aan de Tehuis-Gemeente in Groningen, die met samensprekingen begonnen was met de Gereformeerde Kerken (synodaal) in Groningen.18 Op de synode in 1967 zijn de schrijvers van deze Open Brief uit de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) geplaatst, wederom wegens een bindende uitspraak van een synode.
Nederlands Gereformeerde Kerken Na de synode van 1967, waarin een aantal predikanten buiten het verband van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) is geplaatst, is een nieuw kerkverband ontstaan. Aanvankelijk werden zij buitenverbanders genoemd. Later hebben zij de naam Nederlands Gereformeerde Kerken (NGK) aangenomen. Door slechte ervaringen met synodes, die leerstellingen bindend kunnen opleggen, is er binnen de NGK geen sprake van een echte synodale structuur. Wel zijn er landelijke en regionale vergaderingen van meerdere kerken tegelijk, maar deze kunnen minder strak een uitspraak opleggen aan een 15
Staalduine, Th.J.S. van, Om de lijn der Afscheiding, Groen Heerenveen, 2004, p. 355 Dit artikel luidt:’Als iemand van oordeel is dat hem door een uitspraak van een mindere vergadering onrecht is aangedaan, kan hij zich beroepen op de meerdere vergadering. De uitspraak die bij meerderheid van stemmen gedaan is, zal als bindend worden aanvaard, tenzij bewezen wordt dat zij in strijd is met het Woord van God of met de kerkorde. (uit: Gereformeerd Kerkboek van de Gereformeerde Kerken in Nederland, Jongbloed 2006, p. 827 17 Acta van de Generale Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland, Uitgeverij De Vuurbaak Groningen, 1968, p. 171 - 176 18 www.ngk.nl/docs/openbrief.pdf (pagina 4) 16
10
plaatselijke gemeente. Hierdoor ontstaan tussen gemeentes verschillen in leerstellingen en liturgie. Sinds 2007 zijn de kerkelijke ambten van ouderling, diaken en predikant voor vrouwen vrijgegeven binnen de Nederlands Gereformeerde Kerken. Sommige gemeenten gaan hier in mee, andere gemeenten niet.
Het denken van de jaren zestig Hoewel de kernwoorden van de jaren zestig niet aanwezig zijn in de synode-uitspraken van de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt) in 1967, lijken deze jaren toch haar tol te eisen in dit kerkverband. Waar tot halverwege de jaren zestig meerdere stromingen hun plek hadden binnen dit kerkgenootschap komt er vanaf 1964 een strijd tussen ‘rekkelijken en preciezen’, welke ook hier weer door preciezen beslecht wordt. Er is geen ruimte voor een andere visie op het sterven of met plaatselijke samensprekingen met andere gemeenten. Vanaf 1967 werden de vrijgemaakten een gesloten kerkgenootschap, dat zichzelf als de enige ware kerk in Nederland zag. De weerbarstigheid van het oude denken had tot diep in de jaren negentig invloed op de leden en organisaties van de Gereformeerde Kerken in Nederland. Later (in 2002) heeft dit wederom tot een breuk geleid. De Nederlands Gereformeerden werden beschuldigd van independentisme, doordat er geen overkoepelende synode was. In de huidige samensprekingen tussen de Vrijgemaakt Gereformeerden en de Nederlands Gereformeerden is de binding aan de belijdenis nog altijd een punt van discussie. In 1967 was het door de weerbarstigheid van het oude denken barsten. Zo lijken de Nederlands Gereformeerden inderdaad een product van het denken van de jaren zestig, waarin het recht op een eigen mening, zelfbeschikking en vrijheid (zonder te beknottende regels) een plaats hebben gekregen.
11
Slotconclusie Aan de hand van de tussenconclusies van elk afzonderlijk hoofdstuk kunnen de volgende conclusies getrokken worden uit dit onderzoek. In de jaren zestig is door toenemende welvaart bij de naoorlogse generatie een verlangen ontstaan naar meer vrijheid en zelfbeschikking, waarbij men niet noodzakelijkerwijs de weg van de vaderen wil bewandelen. Het leven wordt door iedereen zelf ingevuld en niet meer aan de hand van wat de ouders of de kerk erover zeggen. Dit heeft ontkerkelijking tot gevolg gehad, waardoor de politieke macht van de kerk afbrokkelde, echter het heeft niet het verdwijnen van de religie tot gevolg gehad. Eerder is het gevolg dat mensen hun eigen religiositeit samenstellen. Kerken verdwijnen niet, maar worden anders van karakter en zij die de diensten bezoeken doen dit uit eigen overtuiging en minder uit traditie. Het vrijheidsdenken van de zestiger jaren heeft ook in de kerk ruimte gegeven tot andere gedachten. Het denken los van de bestaande dogma’s is vanaf die tijd ook sterk opgekomen. Het bekendste voorbeeld van deze stroming is H. Kuitert. Ook in de Gereformeerde Kerken (vrijgemaakt), dat bekend staat als orthodox heeft dit denken invloed gehad. Echter, door synodale uitspraken zijn leden die voor meer vrijheid waren buiten de kerk geplaatst en zijn als Nederlands Gereformeerde Kerken verder gegaan. Dat deze kerken door de jaren zestig beïnvloed zijn, is duidelijk zichtbaar in de autonomie die elke gemeente heeft. Uitspraken van een Landelijke of Regionale Vergadering zijn niet bindend voor een plaatselijke gemeente.
12
Bronnenlijst
Acta van de Generale Synode van de Gereformeerde Kerken in Nederland, Uitgeverij De Vuurbaak Groningen, 1968 Dekker, dr. G., Godsdienst en samenleving, Kok, Kampen 1997 Gereformeerd Kerkboek van de Gereformeerde Kerken in Nederland, Jongbloed 2006 Kennedy, J. Gelovige Nederlanders vanaf de jaren zestig, Deel 1 van de serie ‘Geloof in Nederland’, Waanders Uitgevers/Museum Catharijneconvent, 2008 Kennedy, J.C., Nieuw Babylon in aanbouw. Nederland in de jaren zestig. Boom, Amsterdam/Meppel 1995 Staalduine, Th.J.S. van, Om de lijn der Afscheiding, Groen Heerenveen, 2004 Website Nederlands Gereformeerde Kerken (www.ngk.nl/docs/openbrief.pdf)
13