Balans Oefeningen
1
beschrijving: schaatser A en schaatser B schaatsen naast elkaar, handen vasthouden, B glijdt op een been omschrijving: Naast elkaar schaatsen en vaart maken. Daarna schaatst A door en B gaat glijden en verplaatst het LZP op een been en zoekt het evenwicht. Schaatser B tilt daarna het andere been op en bewaart het evenwicht door gebruik te maken van de steun die schaatser A biedt en met de schaats onder het standbeen te sturen/corrigeren. Schaatser A mag het evenwicht van B niet verstoren! tips: fouten: 1) Schaatser A verstoort het evenwicht van B door te hard of te zocht mee te schaatsen of zelf niet stabiel te bewegen. 2) Schaatser B hangt over naar A en maakt steeds gebruik van de steun die schaatser A biedt. 3) Schaatser B komt niet goed en volledig met het LZP boven het glijbeen. beschrijving: vaart maken en vervolgens uitglijden op een been
2
omschrijving: Eerst een vaartje maken en dan gaan glijden op beide benen. Daarna het LZP naar een van beide benen verplaatsen en het andere optillen. Evenwicht zoeken door met de armen te corrigeren en de schaats onder het standbeen corrigerend te sturen. Probeer de oefening te laten uitvoeren bij een lage snelheid, zodat de nadruk op het bewaren en herstellen van het evenwicht komt te liggen. Glijbeen kan afgewisseld worden. tips: 1) Voldoende aanvangssnelheid maken en dan met afnemende snelheid de oefening uitvoeren. 2) De oefening niet bij stevige zij- of tegenwind uitvoeren. fouten: 1) LZP komt niet goed boven het glijbeen. 2) De schaatser staat niet recht op de glijschaats. beschrijving: schaatser A en schaatser B schaatsen naast elkaar, handen vasthouden, B glijdt op een been in zweefstand (tweetallen) omschrijving: Schaatser A blijft recht naast schaatser B schaatsen en biedt steun. Schaatser B schaatst eerst mee om vaart te krijgen. Bij voldoende vaart en ruimte gaat B glijden en verplaatst daarna zijn LZP naar boven het standbeen en zoekt evenwicht. Daarna de andere schaats optillen en de zweefstand aannemen. De schaats onder het standbeen stuurt ter correctie bij. Na evenwichtsverstoring opnieuw vaartje maken en daarna opnieuw proberen.
3
tips: Schaatser A mag het evenwicht van schaatser B niet verstoren ! fouten: 1) Schaatser A verstoort het evenwicht van B door te hard of te zocht mee te schaatsen of zelf niet stabiel te bewegen. 2) Schaatser B hangt over naar A en maakt steeds gebruik van de steun die schaatser A biedt. 3) Schaatser B komt niet goed en volledig met het LZP boven het glijbeen. 4) Schaatser B komt niet goed in de zweefstand.
Oefeningen voor het glijden
beschrijving: glij-wedstrijd: vaartje maken en daarna uitglijden, wie kan het verste, wie haalt het einde omschrijving: baantje uitzetten dat lang genoeg is of het doel bepalen (=tot de laatste pylon). toelichting: vaart maken tot beginstreep tussen pylon a en b. Vanaf daar glijden tot of zo dicht mogelijk in de richting van pylon ?. tips: 1) Geef aan dat je met de schaatsen recht op het ijs en in schaatshouding het verste glijdt.
1
2) Eventueel glijden in zweefstand, glijden gehurkt, glijden in schaatshouding, etc etc. fouten: 1) Glijden wordt uitgevoerd met schaatsen niet recht op het ijs waardoor scherpe kant in het ijs snijdt en niet glijdt. 2) Glijden wordt niet of onvoldoende "in schaatshouding" uitgevoerd
Oefeningen voor de schaatshouding
1
beschrijving: kniehoek: vaart maken en vervolgens uitglijden en door de knieen zakken, handen tikken de ijsvloer even aan omschrijving: De schaatser maakt wat vaart en glijdt vervolgens door en zakt daarbij door de knieen net zo diep dat tijdens het glijden de handen het ijs even aan kunnen tikken. Daarna komt de schaatser weer omhoog en glijdt verder. tips: Tijdens het glijden de armen al naar beneden laten hangen en de kniebuiging het werk laten doen. fouten: 1) IJsvloer wordt niet in de schaatshouding aangetikt maar in gehurkte houding. 2) De schaatser buigt met gestrekte knieen voorover en tikt in die houding het ijs aan. beschrijving: kniehoek: schaatser A duwt schaatser B, B glijdt met juiste gebogen kniehouding
2
omschrijving: kniehoek tussen de 90 en 110 graden. Doel is zo klein mogelijke kniehoek om het LZP (ter hoogte van de navel) zo laag mogelijk boven het ijs te krijgen. Te grote kniehoek verplaatst het LZP teveel naar voren en vermindert de strekkracht van het afzetbeen en dus de kracht die in de afzet gelegd kan worden. Te kleine kniehoek is niet aan te raden omdat de afzet dan veel energie kost. tips: fouten: schaatser B glijdt met (bijna) gestrekte knieen in voorover gebogen houding. beschrijving: onder poortje door schaatsen in schaatshouding
3
omschrijving: Poortje niet te laag en breed genoeg maken om de goede schaatshouding en de afzet niet te verstoren. Tijdens het schaatsen richt de schaatser zich op het aannemen van de juiste schaatshouding (schaatszit). De hoogte van het poortje dient om een voldoende diepe schaatszit en de juiste houding van het hoofd te bereiken. Benodigd materiaal: een stok of latje om een voldoende breed poortje te vormen of twee schaatsers die voldoende ver uit elkaar gaan staan en met gestrekte arm een poortje vormen. tips: Begin met een voldoende hoog poortje en verlaag de hoogte stapsgewijs. fouten: Schaatser verandert van houding tijdens de benadering van het poortje of na het passeren. beschrijving: bolle rug: schaatsen met plat pylonnetje op de rug omschrijving: Uitgangspunt is dat het pylonnetje eraf valt bij een aangespannen/gestrekte rughouding. Het pylonnetje wordt door de begeleider zo op de rug geplaatst dat deze er bij een bolle rug niet afvalt maar bij een rechte rug wel. Benodigd materiaal: Klein en licht pylonnetje dat niet wegwaait of een ander voorwerp met dezelfde eigenschappen. tips: Trainer plaatst het pylonnetje terwijl de schaatser in de goede houding langsschaatst.
4 Plaats het pylonnetje zo dat het alleen bij een mooie bolle rughouding blijft liggen. fouten: Rughouding niet mooi bol. Rug wordt hol aangespannen. Schaatser schaatst met de romp rechtop. Schaatser schaatst met gestrekte kniehoek en de romp voorover gebogen. Schaatser schaatst niet meer maar richt zich op het niet vallen van het pylonnetje.
Oefeningen voor het remmen
beschrijving: vaart maken en glijden op twee benen, van een been hak naar buiten en teen naar binnen en druk op deze schaats zetten andere been ernaast zetten
1
omschrijving: Deze oefening is een voorbereiding op de parallel-rem. Tijdens het glijden van een schaats de hak naar buiten plaatsen en de punt naar binnen richten. Daarna druk zetten op deze schaats door het LZP naar deze schaats te verplaatsen. Vervolgens het andere been laten loskomen van het ijs en deze naast de remmende schaats zetten in de glijrichting. Deze glijdt in dwarsgeplaatse richting (parallel aan de andere schaats) mee maar er wordt geen druk op gezet. tips: 1) Remmen altijd uitvoeren met enigszins gebogen knieen om schokken op te vangen en niet voorover te worden gelanceerd. 2) Deze oefening alleen uitvoeren op voldoende glad ijs waarbij het mogelijk is om door te glijden op een dwars geplaatse schaats. 3) Het rembeen kan afgewisseld worden. fouten: 1) De scherpe kant ondervindt direct te veel wrijving van het ijs (door teveel druk en/of te ruw ijsoppervlak) zodat de schaatser voorover valt. 2) Drukopbouw op de remschaats vindt te abrupt plaats. Deze moet langzaam opgebouwd worden. 3) De schaatser verliest het evenwicht en zet ook druk op de bijgeplaatste schaats.
beschrijving: vaart maken en glijden op twee benen, van een been hak naar buiten en teen naar binnen, het andere been ernaast zetten remmen met druk op beide benen
2
omschrijving: Deze oefening oefent de parallel-rem (ook ski-rem genoemd). Tijdens het glijden van een schaats de hak naar buiten plaatsen en de punt naar binnen richten. Daarna druk zetten op deze schaats door het LZP naar deze schaats te verplaatsen. Vervolgens het andere been laten loskomen van het ijs en deze naast de remmende schaats zetten parallel aan de remmende schaats. Ook deze schaats wordt schuin (met de scherpe kant) op het ijs gezet. Druk over beide benen verdelen en langzaam opvoeren. Rembeweging kan versterkt worden door dieper door de knieen te zakken. Het rembeen kan afgewisseld worden. Remmen altijd uitvoeren met gebogen knieen om schokken op te kunnen vangen en niet voorover te worden gelanceerd. tips: 1) Remmen altijd uitvoeren met enigszins gebogen knieen om schokken op te vangen en niet voorover te worden gelanceerd. 2) Deze oefening alleen uitvoeren op voldoende glad ijs waarbij het mogelijk is om door te glijden op een dwars geplaatse schaatsen. 3) Rembeweging kan versterkt worden door dieper door de knieen te zakken. fouten: 1) De scherpe kanten van beide schaatsen ondervinden direct te veel wrijving van het ijs (door teveel druk en/of te ruw ijsoppervlak) zodat de schaatser voorover valt. 2) Drukopbouw op de schaatsen vindt te abrupt plaats. Deze moet langzaam opgebouwd worden.
Oefeningen voor de Afzet
beschrijving: steppen: een schaats blijft op het ijs, het andere been zet zijwaarts af. LZP boven standbeen plaatsen omschrijving: Het afzet- of step-been kan per beurt worden afgewisseld. Bij deze oefening is het niet de bedoeling dat tijdens het uitvoeren van de oefening het afzetbeen wordt afgewisseld omdat het LZP dan verplaatst moet worden. Dat is een andere oefening.
1
tips: Laat de kinderen daadwerkeklijk het rijden op de step nadoen. Dit helpt om goed boven het standbeen te komen en het afzetbeen alleen voor de afzet te gebruiken. fouten: LZP (neus navel en knie) komt niet geheel recht boven de glijschaats en blijft tussen het glijbeen en afzetbeen hangen. Knie van het glijbeen blijft volledig gestrekt. beschrijving: guirlande/olifantenoor: een schaats blijft op het ijs, het andere zet af maar komt niet los bij de bijhaal en doorloopt een S-curve omschrijving: De gehele schaats blijft steeds in contact met het ijs. De punt of de hak komt dus niet los gedurende de gehele haal en bijhaal. Nadruk leggen op het rustig en beheerst uitvoeren van deze oefening/beweging.
2
toelichting: bovenaanzicht van de beweging van de schaats bij uitvoering guirlande met steeds hetzelfde been. tips: Eerst een vaartje maken en dan pas beginnen met de beweging. Knieen moeten voldoende gebogen zijn (voldoende diepe zit) om deze oefening lekker te kunnen uitvoeren. fouten: LZP (neus navel en knie) komt niet geheel recht boven de glijschaats en blijft tussen het glijbeen en afzetbeen hangen. Knie van het glijbeen blijft volledig gestrekt. Punt van de schaats grijpt bij het gestrekte been in het ijs en kan niet terugdraaien.
beschrijving: geduwde guirlande: A duwt B, B zit diep, glijdt en zet steeds met andere been af maar komt niet los vh ijs en doorloopt een S-curve, LZP verplaatsen omschrijving: Schaatser B wordt geduwd door A en zit diep (schaatszit). B zet met beide benen zijwaarts af (zonder kracht te zetten !) en haalt bij zonder dat de schaats los van het ijs komt. Na de bijhaal en het "plaatsen" van het afzetbeen verplaatst B zijn/haar LZP naar boven dit been en is het andere been aan de afzet toe. Nadruk ligt op de volledige verplaatsing van het LZP boven het standbeen. Deze oefening dient als opstapje voor het overkomen.
3 toelichting: de blauwe lijnen geven de verplaatsing (bovenaanzicht) van de linker- en rechterschaats van B aan, die geduwd wordt door A. tips: Laat op een tekening de S-vorm zien die de schaats moet maken op het ijs en met welke kant van het ijzer met op het ijs staat. fouten: 1) Geduwde schaatser die de Guirlande uitvoert komt met het LZP niet recht boven het standbeen. 2)Geduwde schaatser voert de oefening uit met te grote kniehoek waardoor het afzetbeen niet voldoende ruimte heeft om de beweging uit te voeren.
4
beschrijving: schaatser zet zijwaarts af en strekt het afzetbeen volledig. De hak komt pas na de punt los van het ijs omschrijving: Nadruk ligt op enigszins overdreven zijwaartse afzet en druk op de achterzijde van de schaats. Deze oefening is te gebruiken om het "met de punt" afzetten van de schaats te voorkomen. tips: Om deze oefening goed uit te voeren moet de schaatser diep en voldoende achterop de schaats zitten. fouten: 1) Schaatser zit niet achterop de schaats. 2) Schaatser zet niet zijwaarts af. 3) Schaatser zit niet diep genoeg en kan been onvoldoende zijwaarts strekken. beschrijving: breed rijden: schaatsen met een zo breed mogelijke afzet omschrijving: nadruk ligt op het schaatsen met een lange en brede slag. Door breder af te zetten duurt de afzet langer. Nadruk moet gelegd worden op een lange (en uitgestelde) glijfase, het rustig uitvoeren van de oefening en het goed boven de schaats komen.
5
tips: Geef een maximum aantal slagen op dat op een/het rechte eind gemaakt mag worden. fouten: 1) De brede slag wordt gemaakt door de schaats overdreven naar buiten te sturen. 2) De schaatser komt met het LZP niet goed boven de glijschaats. 3) De oefening wordt te gehaast uitgevoerd. 4) De schaatser rijdt met een te korte slag, en glijdt te kort.
Oefeningen voor de bijhaal
toelichting: schaatser brengt schaatsend afzetbeen zo snel mogelijk terug (snel knie bijhalen)
1
omschrijving: schaatser blijft op standbeen waarbij Lzp boven schaats blijft; afzetbeen wordt zo ver mogelijk gestrekt (afzet). Na afzet knie zo snel mogelijk sluiten en balans houden. tips: afzetbeen/voet blijft enige tijd ontspannen gehouden fouten: rotatie van lichaam en bijhaal (waardoor geen balans gehouden kan worden)
2
uitvoering met 1 been en of tweebenig (schaatsend.
Oefeningen voor de bocht
Bocht afzet:
1
beschrijving: in de bocht overstappen maar schaats in afzetstand een tel op het ijs laten meeglijden. omschrijving: Die ene tel rust waarbij de schaats op het ijs blijft staan dwingt je om de schaats naar voren te duwen, haaks op de radius te plaatsen en mee te laten glijden in de rijrichting. In de beweging de rechterarm meezwaaien met ook in de verste stand (voor en achter) 1 tel rust tips: oefen eerst 3 series van vijf ronden het linker been, daarna 3 series van 5 ronden het rechterbeen. Ga daarna over tot de oefening waarbij beide schaatsen een tel blijven staan in de afzetstand. fouten: corrigeren zichzelf
Bocht: beschrijving: vaart maken naar de bocht en vervolgens uitglijden en naar links overhangen met beide schaatsen op linkersnijvlak omschrijving: Flink vaart maken voor de bocht en daarna de bocht door glijden en beide schaatsen naar links overhellen en zo de bocht doorsturen. Beide schaatsen blijven het ijs volledig raken en er mag niet gewrikt worden met de schaatsen om de bocht door te komen.
2
3
tips: Om de bocht door te kunnen sturen moet er wel voldoende ronding in het schaatsijzer aanwezig zijn ! fouten: 1) Schaatser wrikt de schaatsen actief de bocht door. 2) LZP schaatser komt niet boven over links van de linkerschaats. 3) Linkerschaats helt niet naar links over. 4) Schaatsen glijden niet parallel. beschrijving: schaatser A (buitenkant) en schaatser B schaatsen naast elkaar katteklauw, B hangt naar links over op beide schaatsen omschrijving: Schaatser A en B blijven recht naast elkaar rijden. Schaatser A die aan de buitenkant rijdt, biedt steun d.m.v. een stevige handgreep (de katteklauw). Schaatser A mag het evenwicht van B niet verstoren en blijft steeds recht naast B schaatsen. Voor de bocht maken beide schaatsers tegelijk voldoende vaart en in de bocht "trekt" A schaatser B door de bocht zonder ervoor of erachter te komen te schaatsen. Schaatser B glijdt in de bocht en hangt naar links over met het LZP boven het linkerglijbeen. De rechterschaats glijdt mee, helt ook naar links over, maar komt niet los van het ijs. tips: Voldoende aanvangssnelheid ontwikkelen voor de bocht. fouten: 1) Schaatser A verstoort het evenwicht van B door er niet recht naast te blijven rijden of door zelf niet voldoende evenwicht te hebben. 2) De linkerschaats van schaatser B helt niet naar links over. 3) De schaatsen van schaatser B staan niet parallel t.o.v. elkaar. 4) Het LZP van schaatse B hangt onvoldoende naar links over.
beschrijving: romprichting gelijk aan glijrichting
4
omschrijving: De schaatser maakt vaart voor de bocht en glijdt vervolgens de bocht door met de schaatsen beide overhellend naar links. De schaatser concentreert zich er vervolgens op dat de gehele romp (van kop tot kont) in dezelfde richting als de schaatsen blijft staan. tips: fouten: 1) Bovenkant van de romp draait de bocht in en hangt dus teveel naar links. 2) Onderkant van de romp/heup hangt teveel uit naar rechts. beschrijving: vaart maken en vervolgens uitglijden met LZP naar binnen en rechtervoet los van het ijs
5
omschrijving: De schaatser maakt vaart en glijdt vervolgens de bocht door, waarbij het LZP zich iets links van het linkerglijbeen bevindt. Vervolgens probeert de schaatser door te glijden op alleen de linkerschaats door de rechterschaats iets los van het ijs te halen. Glijden van de linkerschaats vindt op de buitenkant van de linkerschaats plaats. tips: fouten: 1) LZP blijft recht boven of zelfs rechts van de linkerschaats waardoor er of rechtdoor wordt gegleden of men uit de bocht rijdt. 2) Linkerschaatsts glijdt niet op de buitenkant van de schaats. 3) Schaatser verliest evenwicht te snel.
6
7
Idem uitvoering rechts beschrijving: schaatser A (buitenkant) en schaatser B schaatsen naast elkaar katteklauw, B hangt naar links over met r-schaats los (Tweetallen). omschrijving: Schaatser A en B blijven recht naast elkaar rijden. Schaatser A die aan de buitenkant rijdt, biedt steun d.m.v. een stevige handgreep (de katteklauw). Schaatser A mag het evenwicht van B niet verstoren en blijft steeds recht naast B schaatsen. Voor de bocht maken beide schaatsers tegelijk voldoende vaart en in de bocht "trekt" A schaatser B door de bocht zonder ervoor of erachter te komen te schaatsen. Schaatser B glijdt in de bocht en hangt naar links over met het LZP boven of links van het linkerglijbeen. De rechterschaats wordt opgetild en komt helemaal (ietsje) los van het ijs. tips: Schaatser A moet recht naast schaatser B blijven rijden. fouten: 1) Schaatser A biedt geen of onvoldoende steun of verstoort het evenwicht van schaatser B. 2) Schaatser B komt niet met het LZP boven of links van de linkerschaats en kan zo geen goede bocht beschrijven. 3) Schaatser B glijdt niet met de buitenkant van de linkerschaats op het ijs.
Oefeningen voor de Uitval / Valbeweging
1
beschrijving: vaart maken en vervolgens uitglijden met zwaartepunt boven een been, andere been opgetrokken houden (balans). Vanuit deze positie proberen kleine afzetjes te maken (S-en) omschrijving: Zwaartepunt boven het standbeen laten komen. Neus, navel en knie van het standbeen bevinden zich dan in een rechte lijn t.o.v. elkaar. tips: Knie van het standbeen iets buigen zodat de enkels worden aangespannen en men met de schaats recht op het ijs gaat staan. fouten: De schaats van het standbeen staat niet recht op het ijs maar hangt op binnenkant
2
beschrijving: idem 1 vaart maken en vervolgens uitglijden met zwaartepunt boven een been, andere been aan het ijs houden; kantelen op buitenzijde schaats vervolgens op binnenzijden kantelen (uitval). omschrijving: Zwaartepunt boven het standbeen laten komen. Neus, navel en knie van het standbeen bevinden zich dan in een rechte lijn t.o.v. elkaar waarna met schaats S-vorm gegleden wordt. tips: Knie van het standbeen iets buigen zodat de enkels worden aangespannen en men met de schaats recht op het ijs gaat staan om vervolgens te kantelen fouten: De schaats van het standbeen staat niet recht op het ijs maar hangt op binnenkant.
3
uitvoering in twee- of drietallen
Oefeningen voor het overkomen
1
beschrijving: vaart maken en vervolgens uitglijden met zwaartepunt boven een been, andere been opgetrokken houden (balans) omschrijving: Zwaartepunt boven het standbeen laten komen. Neus, navel en knie van het standbeen bevinden zich dan in een rechte lijn t.o.v. elkaar. tips: Knie van het standbeen iets buigen zodat de enkels worden aangespannen en men met de schaats recht op het ijs gaat staan. fouten: De schaats van het standbeen staat niet recht op het ijs maar hangt op binnenkant
2
beschrijving: idem 1 vaart maken en vervolgens uitglijden met zwaartepunt boven een been, andere been opgetrokken houden; kantelen op buitenzijde schaats. omschrijving: Zwaartepunt boven het standbeen laten komen. Neus, navel en knie van het standbeen bevinden zich dan in een rechte lijn t.o.v. elkaar waarna schaats gekanteld wordt. tips: Knie van het standbeen iets buigen zodat de enkels worden aangespannen en men met de schaats recht op het ijs gaat staan om vervolgens te kantelen fouten: De schaats van het standbeen staat niet recht op het ijs maar hangt op binnenkant.
3
beschrijving: vaart maken en vervolgens wisselend L+R “overstappen” met zwaartepunt boven een been, andere been opgetrokken houden; gekanteld houden op buitenzijde schaats. omschrijving: Zwaartepunt boven het standbeen laten komen. Neus, navel en knie van het standbeen bevinden zich dan in een rechte lijn t.o.v. elkaar waarna schaats overgezet en gekanteld wordt gehouden. tips: Knie van het standbeen iets buigen zodat de enkels worden aangespannen en men met de schaats recht op het ijs gaat staan om vervolgens over te stappen fouten: De schaats van het standbeen staat niet recht op het ijs maar hangt op binnenkant. (oefening onmogelijk uit te voeren op binnenkant schaats.)
4
uitvoering in tweetallen.
Oefeningen voor de armbeweging
1
beschrijving: rijden met een hand op de rug (meestal de linkerarm), de rechterarm beweegt vrij omschrijving: Doel van de armbeweging is het zoeken en corrigeren van het evenwicht en het aangeven en ondersteunen van het tempo. Bij deze oefening gaat het erom dat de linkerarm niet meer meewerkt aan het ondersteunen van het evenwicht. De linkerarm ligt ontspannen op de rug. tips: fouten: 1) Arm ligt niet ontspannen op de rug. 2) Zwaaiarm draagt niet bij aan het bewaren van het evenwicht en zwaait onregelmatig mee.
2
beschrijving: statisch: met twee armen ondersteunen van de schaatsbeweging. omschrijving: Doel: juist ritme te vinden in de zwaaibeweging Statisch zonder te schaatsen: langs het lichaam wisselend L+R opzwaaien van de arm, armzwaai langs de heup omhoog, middels gehoekte elleboog, waarbij de vingers/hand de hoogte van het hoofd bereiken. tips: laat cursist over de omhoog gezaaide duim/hand kijken. Fouten: Zwaaiarmen dragen niet bij aan het bewaren van het evenwicht en zwaaien onregelmatig mee. (geen ondersteuning maar “tegenwerking”)
3
beschrijving: schaatsend met twee armen zwaaien en daarbij het ondersteunen van de schaatsbeweging. omschrijving: Doel: juist ritme te vinden in de zwaaibeweging Tijdens de schaatsbeweging: langs het lichaam wisselend L+R opzwaaien van de arm, armzwaai langs de heup omhoog, middels gehoekte elleboog, waarbij de vingers/hand de hoogte van het hoofd bereiken. tips: laat cursist over de omhoog gezaaide duim/hand kijken. Fouten: Zwaaiarmen dragen niet bij aan het bewaren van het evenwicht en zwaaien onregelmatig mee. (geen ondersteuning maar “tegenwerking”)
Oefeningen voor de Start
beschrijving:Alleen voor geoefende schaatsers. LET OP VEILIGHEID! omschrijving: De schaatser staat schuin t.o.v. de startlijn en zet met de achterste schaats als eerste af. Tijdens deze afzet draait de voorste schaats voor de schaatser langs naar buiten zodat de schaatser recht in het verlengde van de baan komt te staan. Vervolgens zet dit been af. tips: -
1
fouten: 1) Schaatser plaatst achterste schaats (eerste afzetschaats) niet schuin met de scherpe zijde in het ijs en glijdt weg. 2) Schaatser zet onvoldoende af met het eerste (achterste afzetbeen). 3) Schaatser heft de knie van de voorste schaats die draait onvoldoende hoog op. 1 beschrijving: parallelstart: schaatsen staan parallel naast elkaar en schuin t.o.v. de startlijn