Oefeningen maken in PowerPoint Het is in PowerPoint mogelijk om allerhande oefeningen te maken. Een gewone PowerPoint presentatie kan een fotoreportage, een gesproken boek of een leesoefening worden. Om dit te kunnen maken moet je in PowerPoint kunnen werken met afbeeldingen, illustraties, vormen, geluiden, enzovoort. In de eerste hoofdstukken leer je waar je dit materiaal kan vinden en hoe je ermee omgaat in PowerPoint. In het deel over klikoefeningen leer je hoe je interactieve oefeningen maakt door gebruik te maken van „Acties‟. Met animaties maak je de oefeningen aantrekkelijker, duidelijker en voeg je extra interactiviteit toe via „Animatie starten bij klik op object‟. Hoe je vermijdt dat een gebruiker ongewenst snel door een gewone presentatie klikt, kom je te weten in het laatste hoofdstuk. Op de website van Modem vind je voorbeeldoefeningen bij „Materiaal‟ Eenvoudige software.
1
Inhoud 1.
Beeldmateriaal verzamelen ...........................................................................................3
2.
Geluidsmateriaal verzamelen .........................................................................................5
3.
PowerPoint openen ......................................................................................................6
4.
De indeling van een dia aanpassen ...................................................................................7
5.
Een figuur invoegen .....................................................................................................8 A.
Een illustratie invoegen .............................................................................................8
B.
Een illustratie aanpassen ............................................................................................9
C.
Een eigen afbeelding invoegen ................................................................................... 11
D.
Plaats en grootte van een figuur aanpassen ................................................................... 11
E.
Een vorm invoegen ................................................................................................. 13
F.
Een vorm aanpassen ............................................................................................... 14
6.
Tekst invoegen ......................................................................................................... 16
7.
De achtergrond van een dia aanpassen ........................................................................... 17
8.
Een dia toevoegen ..................................................................................................... 18
9.
Diavoorstelling weergeven en instellen ........................................................................... 19 A.
Diavoorstelling weergeven ........................................................................................ 19
B.
De diavoorstelling instellen ....................................................................................... 19
10.
Een presentatie bewaren, openen en een nieuwe starten .................................................. 21
A.
Een presentatie bewaren ......................................................................................... 21
B.
Een presentatie openen ........................................................................................... 21
C.
Een nieuwe presentatie starten.................................................................................. 22
11.
Klikoefeningen ...................................................................................................... 23
A.
Actie koppelen aan een object .................................................................................. 23
B.
Hyperlinks naar andere dia‟s ..................................................................................... 25
C.
Actie bij bewegen over een object .............................................................................. 26
D.
Belonen, instructies en feedback ................................................................................ 26
E.
Extra mogelijkheden en technieken bij het werken met actie‟s .......................................... 27
12.
Werken met animaties ............................................................................................. 28
A.
Animatie bij “Overgang naar deze dia” ........................................................................ 28
B.
Animaties/Effecten invoegen .................................................................................... 29
C.
Effecten wijzigen ................................................................................................... 32
D.
Effecten verwijderen .............................................................................................. 33
E.
Een geluid koppelen aan een effect ............................................................................ 33
F.
Verschillende effecten op één object .......................................................................... 35
G.
Geavanceerde Tijdsinstellingen .............................................................................. 35
H.
Animatie starten bij klik op object .......................................................................... 37
I.
Animatie herhalen tot einde van dia ............................................................................ 38
J.
Objecten namen geven ............................................................................................ 39
K.
Belangrijke opmerking i.v.m. effecten! ........................................................................ 40
13.
Diavoorstelling vertragen ......................................................................................... 41
2
1. Beeldmateriaal verzamelen Wanneer u in PowerPoint uw eigen beeldmateriaal wilt gebruiken, moet dit eerst in digitale versie op de computer worden opgeslagen. Er zijn verschillende mogelijke bronnen van materiaal: Digitale camera: Maak de benodigde foto‟s en zet ze over op computer. Volg hiervoor de gebruiksaanwijzing van de camera. Klassiek fototoestel: Maak de benodigde foto‟s, laat ze ontwikkelen en scan ze in met een scanner. Hoe u dit doet, vindt u terug in de handleiding van uw scanner. Internet: Via zoekmachines zoals Google kunt u prenten en ander materiaal opzoeken. Zo kunt u bijvoorbeeld een foto van een konijn opzoeken: 1. Ga naar www.google.be 2. Klik op de link „afbeeldingen‟
3. Typ in het tekstvak het te zoeken begrip, in dit geval “konijn” en klik op „Afbeelding zoeken‟ 4. U ziet nu een reeks verkleinde afbeeldingen, scroll naar beneden voor nog meer afbeeldingen:
5. Klik op het prentje van uw keuze. De website van de afbeelding wordt nu geopend op de achtergrond, rechts kan u enkele keuzes maken, kies eventueel „volledige grootte‟ voor een grotere afbeelding.
3
6. Sla nu de afbeelding op de computer op: klik er met de rechtermuisknop op en kies “Afbeelding Opslaan Als” (of “Save Picture As” indien uw computer in het Engels is ingesteld):
7. Selecteer de map waarin u de afbeelding wilt opslaan. Tip: *U vindt meestal meer resultaten met een Engelse zoekterm (b.v. “rabbit”).
4
2. Geluidsmateriaal verzamelen Ook geluidsmateriaal kunt u uit verschillende bronnen halen. Cd-rom: Voor eigen gebruik is het toegestaan om stukjes muziek uit muziek cd‟s te knippen. U kan dit op zeer veel verschillende manieren doen, maar dit valt buiten het bereik van deze handleiding. Microfoon: U kunt zelf geluid opnemen met een microfoon en dit opslaan op uw computer. Met het gratis programma Audacity is dit eenvoudig en hebt u nog een heleboel mogelijkheden om het geluid achteraf te bewerken. http://audacity.sourceforge.net/ Veel meer over audacity vindt u op http://www.arteveldehogeschool.be/olo/ict/GELUIDweb/index.htm Internet: www.freesound.org http://soundbible.com Tip: wanneer je in je PowerPoint presentatie graag video‟s van Youtube wil plakken, dan kan je ze makkelijk downloaden met Youtube Downloader: http://www.youtubedownloadersite.com/
5
3. PowerPoint openen Via het icoon op uw bureaublad:
Of via de Start knop Alle programma‟s Office2007 (afhankelijk van uw versie)
Wacht tot het programma volledig is opgestart alvorens verder te gaan. U ziet nu het volgende scherm:
6
4. De indeling van een dia aanpassen Met de indeling van de dia bepaalt u welke standaard velden op de dia aanwezig zijn: titels, afbeeldingen, … Klik op het menu start en vervolgens op indeling. Tip: Bij het maken van oefeningen is een dia met indeling „Leeg‟ vaak het handigst.
7
5. Een figuur invoegen Men kan drie soorten figuren invoegen: Illustraties vanuit het programma PowerPoint zelf (en de website van Office wanneer u online bent) Afbeeldingen die u ergens op uw computer hebt opgeslagen. Vormen zoals een lijn, rechthoek, cirkel en andere leuke vormen.
A. Een illustratie invoegen 1. Kies “Invoegen” bovenaan in de werkbalk en vervolgens „Illustratie‟:
2. Rechts zal volgende balk verschijnen: Typ een trefwoord waarnaar u wilt zoeken. Om bijvoorbeeld een auto in te voegen, typt u „auto‟ in dit zoekvakje. Klik op Starten om te zoeken. Klik op het pijltje en vink „overal‟ aan, hierdoor zal de computer gaan zoeken in „Alle collecties‟, wanneer u verbonden bent met internet, zoekt u ook op de website van Office. (Gebruik eventueel Engelse termen om meer te vinden.)
Klik op het pijltje en vink de gewenste mediatypen aan. Illustraties kunnen vaak uitgebreid aangepast worden, zie hieronder.
8
3. Om een figuur uit de gevonden collectie in te voegen, klikt u gewoon op die figuur. Deze verschijnt nu in het midden van de dia:
B. Een illustratie aanpassen Soms kan u een illustratie uitgebreid aanpassen, de mate van aanpasbaarheid hangt sterk af van het origineel. 1. Klik rechts op de illustratie en kies „Afbeelding bewerken‟.
2. U krijgt nu een waarschuwing, klik gewoon op „Ja‟:
9
3. Klik nu weer rechts op de illustratie en kies voor „Groeperen‟ „Groep opheffen‟:
4. Klik nu ergens naast de figuur zodat deze niet meer geselecteerd is. 5. Klik vervolgens ergens in de figuur om een deel ervan te selecteren:
6. Van dit deel van de afbeelding kan u in de werkbalk „Opmaak‟ de eigenschappen aanpassen zoals de opvulkleur.
7. Ook verwijderen van onderdelen kan interessant zijn, dit doet u door de Delete (Del) toets te typen. 10
C. Een eigen afbeelding invoegen Kies de werkbalk “Invoegen” en dan „Afbeelding‟:
1. U ziet een soortgelijk venster afhankelijk van uw Windows versie en van de afbeeldingen die op uw computer staan. Ga nu op uw computer op zoek naar de map waarin de afbeeldingen staan waarmee u wil gaan werken.
2. Om een afbeelding effectief in te voegen, klikt u op de afbeelding en vervolgens rechts onderaan op “Invoegen” of dubbelklikt u op de afbeelding. 3. Om de afbeelding weer te verwijderen, selecteert u ze door erop te klikken en drukt u vervolgens op de Delete-toets.
D. Plaats en grootte van een figuur aanpassen Klik op de figuur. U ziet een kader verschijnen met vier bolletjes, vier vierkantjes en een groen bolletje:
11
Om de plaats van de figuur te wijzigen: 1. Plaats de muiscursor op de afbeelding, de cursor zal hierdoor veranderen in vier uit elkaar staande pijltjes . 2. Druk de linkermuisknop in en houdt deze ingedrukt terwijl u de muis beweegt. De afbeelding kleeft nu als het ware aan de muiscursor. 3. Zo sleept u de afbeelding naar de gewenste plaats. 4. Wanneer u de gewenste positie bereikt heeft, laat u de linkermuisknop los. Om de grootte van een figuur te wijzigen: 1. Versleept u één van de vier hoekpunten. De hoekpunten van de figuur zijn de vier witte bolletjes die op de hoeken staan. Wanneer u de cursor op één ervan zet hier verandert de cursor in twee uit elkaar staande pijltjes
:
2. U zou ook één van de vier vierkantjes kunnen verslepen, maar dan blijft de lengte-breedte verhouding niet behouden. Om een figuur te spiegelen: klikt u bovenaan op „Opmaak‟ en vervolgens op het kleine icoontje met de twee driehoekjes
. Kies nu bijvoorbeeld „Horizontaal spiegelen‟.
12
Om een figuur te draaien, plaatst u de muiscursor op het groene bolletje. U ziet dan een rond pijltje. Druk de linkermuisknop in en houdt deze ingedrukt terwijl u de figuur draait. Maak met de muis een cirkelvormige beweging rond het object.
E. Een vorm invoegen Binnen PowerPoint is het mogelijk om eenvoudige vormen te tekenen. U vindt de verschillende vormen onder „Invoegen‟, Vormen.
13
1. Klik eerst op een gewenste vorm, bijvoorbeeld een rechthoek. 2. Wanneer u de cursor in het dia-veld beweegt, merkt u dat deze de vorm heeft van een plusteken. 3. Druk de linkermuisknop in om het tekenen te starten en sleep nu diagonaal tot de rechthoek het gewenste formaat heeft.
4. Laat de linkermuisknop los om het tekenen te voltooien. U krijgt een ingekleurde rechthoek:
F. Een vorm aanpassen U kunt een geselecteerde vorm draaien, spiegelen, verslepen en het formaat wijzigen, net als bij een andere figuur. Zorg wel steeds dat de vorm geselecteerd is! Om de kleur en eigenschappen van de vorm te wijzigen, kiest u het menu Opmaak:
14
De meest courante aanpassingen vindt u bij „Opvullen van vorm‟ en „Omtrek van vorm‟:
Opvulling:
Omtrek:
15
6. Tekst invoegen De makkelijkste manier om tekst in te voeren is door een dia-indeling te kiezen met een tekstvak. Dit kan u reeds doen bij het aanmaken van een nieuwe dia (zie hier onder: “8. Een dia toevoegen”) of door in het Start menu op Indeling te klikken. Klik nu op een tekstvak en begin gewoon te typen.
Wanneer deze indelingen niet voldoen, kan u ook nog een tekstvak invoegen. Klik hiervoor op de werkbalk „Invoegen‟ en vervolgens op „tekstvak‟. Klik daarna ergens in uw dia om te beginnen typen.
16
7. De achtergrond van een dia aanpassen Om de dia‟s wat op te fleuren, is het mogelijk om de achtergrond een aangepast kleurtje te geven. Kies bij „Ontwerpen‟ voor „Achtergrondstijlen‟, kies een standaard achtergrond of kies voor „Achtergrond opmaken… „
Hier kan u gedetailleerde instellingen voor de achtergrond aanpassen.
17
8. Een dia toevoegen Klik in het menu Start op het icoontje boven „Nieuwe dia‟ om snel een dia in te voegen. Klik op de tekst „Nieuwe dia‟ om een dia toe te voegen met een gewenste indeling. Voor het maken van oefeningen is vaak de indeling „Leeg‟ het makkelijkst.
18
9. Diavoorstelling weergeven en instellen A. Diavoorstelling weergeven Om de presentatie weer te geven zoals de gebruiker ze gaat zien, klikt u op menu “Diavoorstelling” en vervolgens op „Vanaf begin‟. Hiermee geeft u de de presentatie weer vanaf dia 1. Wanneer u tijdens het maken van een langere presentatie vooral wil zien hoe de huidige dia er uitziet, kies dan voor „Vanaf huidige dia‟. Het kan ook iets sneller door F5 (vanaf begin) of Shift + F5 (vanaf huidige) te typen.
B. De diavoorstelling instellen Meestal wenst u niet dat de gebruiker terug in PowerPoint terecht komt nadat alle dia‟s doorlopen zijn. U kan dit voorkomen door de voorstelling te laten herhalen tot er iemand op het toetsenbord op ESC drukt. Klik op menu “Diavoorstelling” en vervolgens op „Diavoorstelling instellen‟.
19
U ziet nu volgend scherm, vink „Herhalen tot op ESC wordt gedrukt‟ aan. Hierdoor eindigt de presentatie niet na de laatste dia, maar start de presentatie terug opnieuw bij dia 1:
20
10. Een presentatie bewaren, openen en een nieuwe starten A. Een presentatie bewaren Klik op de afbeelding van de diskette links bovenaan, met Ctrl + s gaat het iets sneller.
Of klik op de „Office Knop‟ en vervolgens op „Opslaan‟ of „Opslaan als‟ om op te slaan met een nieuwe naam:
Sla de presentatie nu op in de gewenste map, onder de gewenste naam. Doe dit regelmatig!
B. Een presentatie openen Klik op de „Office Knop‟ en vervolgens op „Openen‟ of typ Ctrl + o. Let ook op de lijst want deze bevat de laatst geopende bestanden, dit kan handig zijn:
21
C. Een nieuwe presentatie starten Let op: Een presentatie is niet hetzelfde als een dia. Een presentatie is een verzameling van dia‟s, het is een reeks van dia‟s die één voor één getoond worden. Wanneer u een nieuwe presentatie opent, zal deze één dia bevatten: u dient dus nog nieuwe dia‟s in te voegen. Klik op de „Office Knop‟ en vervolgens op „Nieuw om een nieuwe presentatie te starten. Met Ctrl + n gaat het iets sneller.
U krijgt volgend venster, klik gewoon op „Maken‟
22
11. Klikoefeningen Bij klikoefeningen maken we gebruik van „Acties‟ in PowerPoint. Hierdoor is het mogelijk om „meerkeuze‟ oefeningen te maken in PowerPoint. Wanneer de gebruiker klikt op een object (afbeelding, tekst, …) gebeurt er iets, bijvoorbeeld een „foutgeluid‟ of een beloning voor het goed oplossen van de vraag.
A. Actie koppelen aan een object 1. Begin met het plaatsen van de goede en foute antwoorden op de opgavedia. Zie hiervoor “Een figuur invoegen” en “Tekst invoegen” Bijvoorbeeld:
of 2. Selecteer nu een van de objecten (afbeelding of tekst) door er op te klikken. Bij het selecteren van tekst raden we aan om het tekstvak te selecteren en niet een stuk van de tekst. Omdat je tekst in het laatste geval een andere opmaak krijgt waar je moeilijk iets aan kan veranderen. Geselecteerde tekst herken je door de gestreepte kader en door een tekstcursor in de tekst. Je kan een tekstvak selecteren door op de gestreepte kader te klikken met de muis. Een geselecteerd tekstvak heeft een volle kader.
3. Kies bij menu Invoegen voor Actie.
23
4. Nu moet je beslissen wat er moet gebeuren wanneer de gebruiker op dit object klikt. Er zijn verschillende mogelijkheden. We tonen hier de meest evidente: - Bij een correct antwoord spring je naar de volgende dia en hoor je een applaus. - Bij een foutief antwoord hoor je enkel een negatief geluid. Er is dus geen hyperlink. Correct antwoord: Foutief antwoord:
5. Maak minstens twee opgavedia‟s om je oefening uit te kunnen testen. (Springen naar een volgende dia is niet zinvol indien er maar een dia is.) 6. Momenteel zijn er nog enkele problemen met je oefening: - Net zoals in elke gewone PowerPoint presentatie, kan je op elke lege plaats klikken om naar de volgende dia te gaan. Een correct antwoord is dus niet nodig. - De muiscursor wordt pas zichtbaar nadat je even met de muis hebt bewogen. - Als alle oefeningen gedaan zijn, eindigt de presentatie automatisch en komt de gebruiker in PowerPoint of Windows terecht. Al deze problemen zijn gelukkig makkelijk op te lossen. Dit kan u doen via Menu „Diavoorstelling‟, „Diavoorstelling instellen‟. Zet nu een vinkje bij „Bekeken in kiosk (volledig scherm)‟.
Bekeken in kiosk zorgt voor verschillende aanpassingen: 24
-
Er zijn maar twee manieren om naar een volgende dia te gaan: via een actie of via een automatische dia-overgang. Zorg dus voor een actie op elke dia! De muiscursor is altijd zichtbaar. De presentatie herhalen tot er op ESC wordt gedrukt. Met de actie „volgende dia‟ spring je van de laatste dia terug naar de eerste. Enkel door op ESC te drukken kan je de presentatie verlaten. Bij rechts klikken verschijnt er geen menu meer. Wanneer er vijf minuten niets gebeurt aan de computer, springt de presentatie automatisch terug naar de eerste dia.
Enkele voorbeeldoefeningen vind je op: http://modem.kinsbergenvzw.be/materiaal/187-ict-en-zorg.html
B. Hyperlinks naar andere dia’s Een hyperlink kan niet alleen leiden naar een volgende dia, maar ook naar de eerste of laatste dia van de presentatie. Je kan een Hyperlink ook laten leiden naar een andere PowerPoint presentatie of zelfs een ander document, bijvoorbeeld een Word-document.
Het is vaak ook nodig om te springen naar een specifieke dia van je presentatie. Kies hiervoor bij de „Actie-instellingen‟ „Hyperlink naar:‟ „Dia…‟ en kies vervolgens naar welke dia de link moet leiden.
Als je het aantal dia‟s aanpast of de volgorde wijzigt, dan moet je niet zelf de hyperlink aanpassen, PowerPoint zorgt er voor dat de hyperlink correct blijft. 25
C. Actie bij bewegen over een object Je kan ook een actie instellen bij „Muisaanwijzer op object‟. Klik hiervoor bij de actie eerst op „Muisaanwijzer op object‟.
Dit kan je gebruiken op allerhande manieren: - Vooral het afspelen van een geluid bij het bewegen over een object kan handig zijn voor auditieve oefeningen, om een opdracht te verduidelijken, … - Je kan hiermee ook eenvoudige oefeningen maken om met de muis te leren werken. Wanneer de gebruiker over een object beweegt, springt de voorstelling naar de volgende dia waarop weer een nieuw object staat op een andere plaats en daarna nog een dia met een object op een andere plaats, enzovoort. Na enkele pagina‟s voeg je een beloning toe. Enkele voorbeelden vind je op: http://modem.kinsbergenvzw.be/materiaal/187-ict-en-zorg.html
D. Belonen, instructies en feedback Belonen voor een goed antwoord kan op verschillende manieren: - Gewoon naar de volgende opgave springen (hyperlink naar „Volgende dia‟). - Afspelen van een leuk geluid. Dit doe je met een actie „Geluid afspelen‟ (zie hierboven). - Na elke opgave-dia en voor de volgende telkens een beloningsdia voorzien. - Werken met animaties: zie 12.H Animatie starten bij klik op object Laat bijvoorbeeld een afbeelding binnenvliegen wanneer er juist is geklikt. Gebruik deze afbeelding (of een andere die mee binnenvliegt) als actie om naar de volgende opgave te springen. Bij een fout antwoord of wanneer er een instructie dia nodig is, zijn er ook verschillende mogelijkheden: - Maak per dia ook een instructiedia aan. Wanneer je dit doet, zal je waarschijnlijk bij een juist antwoord deze instructiedia moeten „overslaan‟. Zie ook B Hyperlinks naar andere dia‟s 26
-
Maak één instructiedia of één „fout-antwoord-dia‟ aan, vb als laatste dia. Zet een hyperlink naar deze instructiedia vanuit elk fout antwoord van elke opgave of vanuit een „help-knop‟. Terugspringen naar de opgave vanuit deze instructiedia doe je met een hyperlink naar de „laatst weergegeven dia‟.
E. Extra mogelijkheden en technieken bij het werken met actie’s -
-
Wanneer de muiscursor over een object met actie beweegt, verandert de muiscursor in een handje. Foute antwoorden moeten dus ook een actie hebben, anders merkt de gebruiker aan de muiscursor welk het juiste antwoord is, namelijk het antwoord met het handje. In veel gevallen kan je efficiënter werken door één dia voor te bereiden met allemaal foute antwoorden. Vervolgens kopieer en plak je deze dia een aantal keer (dia selecteren en dan Ctrl + D is sneller). Nu pas je op al de dia‟s enkel het goede antwoord aan, zowel de inhoud als de Actie. Een afbeelding pas je aan door rechts te klikken op de afbeelding en dan kiezen voor „Afbeelding wijzigen …‟
Test je oefening altijd uitgebreid voordat je ze aanbiedt aan gebruikers. Klik op elke dia even op alle foute antwoorden en als laatste op de goede, ga zo door tot je alle dia‟s hebt gecontroleerd. In principe heeft PowerPoint geen resultaatverwerking. Je kan dus niet controleren hoeveel antwoorden er juist of fout waren. Dit is nu echter wel mogelijk via speciale hiervoor gemaakte sjablonen die je kan downloaden via de website van Modem: http://modem.kinsbergenvzw.be/materiaal/171-eenvoudige-software.html Scores bijhouden in PowerPoint.
27
12. Werken met animaties In PowerPoint zijn er twee soorten animaties mogelijk. Een animatie die plaats vindt wanneer de presentatie overgaat van de ene dia naar de volgende. Het tweede soort animatie wordt toegepast op individuele objecten (tekst, illustraties, afbeeldingen, … .) Dit noemt in PowerPoint een “Effect”.
A. Animatie bij “Overgang naar deze dia” Met de term “dia-overgang” bedoelt men het overschakelen van de ene dia naar de volgende in een voorstelling. Op deze dia-overgang kan u verschillende effecten toepassen, hieronder vindt u de verschillende mogelijkheden. Kies “Animaties”
1
2
3
1. Lijst met de verschillende mogelijke overgangseffecten, hiermee kunt u de manier waarop de ene dia in de andere overgaat bepalen. 2. Geluid: Hier kiest u een geluid dat wordt afgespeeld bij het tonen van deze dia. Kies onderaan in de lijst voor „ander geluid‟ om een eigen geluid toe te voegen. Snelheid: bepaal de snelheid van de animatie Op alles toepassen: pas de huidige instellingen op alle dia‟s toe(animatie, snelheid, geluid, muiskliks en/of automatische overgang) Gebruik deze knop steeds heel doordacht. U kan hier veel werk mee sparen, maar ook heel wat werk verloren doen gaan. Stel eerst instellingen in die op alle dia‟s van toepassing zijn. Pas later stelt u de individuele instellingen per dia in. 3. Hoe kan de gebruiker naar de volgende dia gaan: Bij muisklik: Vinkt u dit uit, dan moet er op elke dia een actie of een automatische diaovergang zijn. Anders kan u niet naar de volgende dia. Automatisch na: Na de ingestelde tijd gaat de dia automatisch over op de volgende, zonder dat de gebruiker iets hoeft te doen. Dit kan bijvoorbeeld handig zijn om een opgave enkele seconden te tonen.
28
B. Animaties/Effecten invoegen Men kan een figuur of een tekst een bepaalde beweging over het scherm laten maken, dit noemt men in PowerPoint “Effecten”. Effecten kan u zowel gebruiken voor verfraaiing van de presentatie als om de inhoudelijke werking van de presentatie te beïnvloeden. De betekenis van de woorden animatie en effect liggen zeer dicht bij elkaar. Hier bedoelen we met een animatie eerder een verzameling van effecten. Een effect moet u steeds toepassen op een object (tekst, afbeelding, illustratie, vorm, WordArt, … .) Zorg er dus voor dat u minstens één dia hebt met hierop minstens één object. 1. Schakel eerst het taakvenster „Aangepaste animatie‟ in door bij Animaties op deze knop te klikken.
2. Selecteer een object (afbeelding, tekst, …) en klik op “Effect toevoegen”:
29
3. U kunt nu kiezen uit vier soorten effecten: Ingang: verschillende manieren om een figuur te laten verschijnen.
Klik voor meer mogelijkheden. Nadruk: verschillende manieren om een figuur te benadrukken, te laten opvallen.
Klik voor meer mogelijkheden. Afsluiten: verschillende manieren om een figuur te laten verdwijnen.
Klik voor meer mogelijkheden.
30
Animatiepaden: verschillende patronen om een figuur over het scherm te laten bewegen.
Klik voor meer mogelijkheden.
31
C. Effecten wijzigen 1. Selecteer het effect dat u wil wijzigen in de lijst.
Klik hierop om het effect te wijzigen.
2. Op de knop waar voorheen “Effect toevoegen” stond, ziet u nu “Wijzigen”. U kunt daar het effect opnieuw instellen zoals u een nieuw effect zou toevoegen.
32
D. Effecten verwijderen Om een bestaand effect te verwijderen, klikt u op het effect in de lijst. Klik vervolgens op „Verwijderen‟ of typ de Del toets.
E. Een geluid koppelen aan een effect U kunt een effect laten samengaan met een geluid: 1. Klik op het bestaande effect. Klik vervolgens op het pijltje rechts van het effect en kies “Effectopties…”:
33
2. Klik op het pijltje rechts naast “[Geen geluid]” en kies het gewenste geluid, kies helemaal onderaan voor „ander geluid…‟ om uw eigen geluiden toe te voegen.
Wanneer twee geluiden elkaar overlappen, speelt alleen het tweede geluid verder, het eerste wordt stopgezet.
34
F. Verschillende effecten op één object Het is mogelijk om verschillende effecten toe te voegen op één object. Deze komen onder elkaar te staan in het taakvenster “Aangepaste animatie”
Wijzig de volgorde van de effecten met de pijltjes of door ze met de muis te verslepen.
U kunt nu ook spelen met de starttijd van de animatie: er zijn 3 mogelijkheden om een animatie te laten starten: Bij klikken: De animatie start wanneer de gebruiker in de dia klikt. Met vorige: Twee of meerdere animaties zullen gelijktijdig worden uitgevoerd. Indien het om de eerste animatie gaat, zal deze onmiddellijk worden opgestart bij het tonen van deze dia. Na vorige: De animatie wordt opgestart wanneer de vorige afgewerkt is. Indien het om de eerste animatie gaat, zal deze onmiddellijk worden opgestart bij het tonen van deze dia.
G. Geavanceerde Tijdsinstellingen Voor geavanceerdere tijdsinstellingen klikt u op het pijltje naast de animatie en kiest u “Tijdsinstellingen”:
35
U ziet volgend scherm, met de aangeduide instellingsmogelijkheden: Keuze uit dezelfde 3 startmethodes: Bij klikken, met vorige of na vorige Hoeveel tijd na de activering moet de animatie starten? (standaard: na 0 sec, m.a.w. onmiddellijk) Keuze uit de verschillende snelheden: (zeer) snel, gemiddeld, (zeer) langzaam of typ zelf een aantal seconden. De animatie een aantal keer herhalen. Je kan ook „eindeloos‟ herhalen tot het einde van de dia. De figuur na afloop terug op de oorspronkelijke plaats zetten.
Bij complexe, samengestelde, animaties is het „Geavanceerd tijdschema‟ vaak interessant. Hierin worden de verschillende animaties op een tijdslijn gezet zodat u kan zien hoe de verschillende effecten zich situeren ten opzichte van elkaar. Je kan de tijden hier ook aanpassen door de tijdbalken te verslepen.
Let op! Bij meerdere animaties op hetzelfde object, gebeurt het wel eens dat u animaties onmogelijk maakt door vorige animaties. Zo is bijvoorbeeld een „Nadruk-effect‟ niet zichtbaar na een „Afsluiten-effect‟. Het object zelf is namelijk onzichtbaar gemaakt door het „Afsluiten-effect‟. Ook twee „Afsluiten-effecten‟ na elkaar zijn niet zinvol.
36
H. Animatie starten bij klik op object Het is in PowerPoint mogelijk om een effect te laten starten wanneer u op een object klikt met de muis. Het klikken op het ene object zorgt dan voor de animatie van een ander object, bijvoorbeeld klikken op een lamp laat een auto rijden. Het kan ook twee keer over hetzelfde object gaan, bijvoorbeeld klikken op een auto zorgt ervoor dat deze auto begint te rijden. 1. Plaats illustraties/tekst/… op de dia:
2. Plaats nu een animatie op de auto zoals eerder beschreven in punt B: “Animaties/Effecten invoegen”. 3. Klik op het pijltje naast de animatie en kies “Tijdsinstellingen”.
4.
Klik op de knop “Activeringsmethoden” zodat twee extra instellingsmogelijkheden zichtbaar worden:
37
5. Kies “Effect laten beginnen bij klikken op:” en zoek het figuur waarop geklikt moet worden, in dit geval het lampje. Aangezien het de tweede figuur was die ingevoegd werd, noemt deze hier „Vorm 2‟. Deze namen kunnen soms verwarrend zijn, zie “H. Objecten namen geven” om deze namen aan te passen..
6. Bevestig met “OK”. U ziet nu in de lijst ook de activeringsmethode staan:
7. De animatie is klaar. Een willekeurige muisklik binnen de dia zal nu niet meer werken om de auto te laten rijden, wat voorheen wél het geval was. Enkel een klik op het lampje kan de animatie doen starten.
I. Animatie herhalen tot einde van dia Voor personen die op laag cognitief niveau functioneren is het interessant dat animaties niet stoppen nadat ze zijn afgerond, maar terug opnieuw beginnen en dus „eindeloos‟ herhalen tot het einde van de dia. 1. Klik op het pijltje naast de animatie en kies “Tijdsinstellingen”.
38
2. Klik op het pijltje bij Herhalen en kies „Tot einde van de dia‟
J. Objecten namen geven PowerPoint geeft automatisch namen aan objecten. Deze namen worden gebruikt in de lijst met effecten. Vooral wanneer u met de „activeringsmethode‟ werkt kunnen de automatisch toegekende namen voor verwarring zorgen. Met het „Selectiedeelvenster‟ kan u beter zicht krijgen op de gebruikte namen en kan u deze zelfs aanpassen. Selecteer hiervoor een object en klik in de werkbalk opmaak op „Selectiedeelvenster‟.
U krijgt nu een bijkomend venster te zien aan de rechter zijde van het scherm:
39
De geselecteerde objecten worden grijs ingekleurd. Door op een geselecteerde naam te klikken kan u deze aanpassen. U kan hier ook bepalen welke objecten op de voorgrond staan en welke op de achtergrond door ze te verslepen. Het bovenste object staat volledig vooraan, het onderste staat volledig onderaan.
K. Belangrijke opmerking i.v.m. effecten! De combinatie van Effecten en Acties loopt in PowerPoint niet helemaal zoals het hoort. Wanneer u een tweede keer op een dia komt via een actie (zie Klikoefeningen), spelen de effecten op die dia niet meer af. Wanneer u de presentatie afsluit en daarna opnieuw start werken alle effecten natuurlijk terug.
40
13. Diavoorstelling vertragen Met het vertragen van de diavoorstelling verhindert u dat de gebruiker ongewenst snel door de presentatie bladert. Dat kan bijvoorbeeld een probleem zijn bij iemand met een tremor of bij een persoon die moeite heeft met gecontroleerd drukken. Men gaat de dia-overgang via een actie-instelling aan een grote onzichtbare rechthoek op de dia koppelen. Deze rechthoek zal echter door een animatie met vertraging op de dia verschijnen. Men zal “Bij muisklik” uitschakelen, hierdoor is het niet meer mogelijk om via een klik op de achtergrond, van dia te veranderen. De onzichtbare rechthoek is dus noodzakelijk om van dia te veranderen, maar men kan er niet meteen op klikken aangezien deze pas na een paar seconden verschijnt. Vandaar dat de dia de eerste seconden niet meteen zal veranderen, hoe vaak de gebruiker ook klikt. 1. Voeg een rechthoek in ter grootte van de gehele dia. 2. Zorg dat de rechthoek geselecteerd is, kies nu „Actie‟ in menu Invoegen.
3.
Vink “Hyperlink naar:” aan en kies voor ”Volgende dia” en klik op ok:
4. Open de taakbalk “Aangepaste animatie” (zie “11 B. Animaties/Effecten invoegen“ ). Kies in het menu dat rechts verschijnt “Effect toevoegen”, “Ingang”, “Verschijnen”:
41
5. Klik op het pijltje naast de animatie en kies “Tijdsinstellingen”:
6. Kies bij “Starten”: “Met vorige”, zodat de animatie geactiveerd wordt bij het verschijnen van de dia en stel bij “Vertraging” het gewenste aantal seconden in waarmee u de rechthoek wilt laten verschijnen. Tijdens deze seconden zal de gebruiker de dia al te zien krijgen, maar nog niet in staat zijn deze via een muisklik te wisselen.
42
7. Ga met de cursor in de rechthoek staan en klik op de rechtermuisknop, ga naar “Volgorde” en kies “Naar voorgrond” om te zorgen dat het vlak zeker bovenop alle andere objecten verschijnt:
8. Klik rechts in de rechthoek, ga naar “Vorm opmaken”
9. Het venster voor het opmaken van de vorm wordt geopend, kies “Opvulling, effen”. Maak de rechthoek onzichtbaar door als kleur wit te kiezen en de doorzichtigheid op 99% in te stellen. Let op dat er nu een rechthoek op uw dia staat die u niet kan zien!
43
10. Kopieer de rechthoek en plak hem op alle dia‟s. Om de rechthoek te kopiëren, selecteert u deze en klikt u op de rechtermuisknop. In het menu dat verschijnt, selecteert u „kopiëren‟. Vervolgens klikt u één voor één met de rechtermuisknop op de andere dia‟s en selecteert telkens „plakken‟. Met Ctrl + c (kopiëren) en Ctrl + v (plakken) gaat het iets sneller.
11. Zorg er nu voor dat u enkel met een actie naar de volgende dia kan. Dit kan u doen via „Diavoorstelling‟, „Diavoorstelling instellen‟, Type voorstelling „Bekeken in kiosk‟
Of door op alle dia‟s bij „Animaties‟ het vinkje bij „Volgende dia bij muisklik‟ uit te zetten.
Wat heeft u nu eigenlijk gedaan? U heeft “Bij muisklik” uitgeschakeld, zodat het niet meer mogelijk is om via een klik naar de volgende dia te gaan. Er is dus een figuur met een actieinstelling nodig waarop men kan klikken om van dia te wisselen. Deze figuur is in dit geval de onzichtbare rechthoek. De rechthoek, waarop noodzakelijk geklikt moet worden om door te gaan naar de volgende dia, verschijnt echter met een paar seconden vertraging. Vandaar dat klikken in het begin geen zin heeft, een muisklik zal pas tot een diawissel leiden wanneer de onzichtbichtbare rechthoek te voorschijn komt. Tip: Eventueel kan u samen met het verschijnen van de onzichtbare rechthoek een knop in beeld brengen om aan te duiden dat de gebruiker nu kan klikken, als feedback voor de gebruiker dus.
44