Universiteit van Tilburg Faculteit Economie en Bedrijfswetenschappen
Bachelorscriptie “Regionaal economisch beleid in Kroatië”
Aantal woorden: 7.961 Naam auteur: ANR: Opleiding:
Laurens Verhoef 527223 Algemene Economie
Datum voltooiing: Vak: Begeleider:
25 mei 2009 Regionale Economie Prof. Dr. F.W.M. Boekema
Samenvatting Regionale ongelijkheid is een groot probleem in Kroatië. Wanneer deze ongelijkheid te groot is, zal er migratie plaatsvinden van armere regio’s naar welvarende regio’s. In de afgelopen decennia is dit op grote schaal gebeurd, met als gevolg dat nu meer dan de helft van de Kroatische bevolking in de vier grootste steden woont en de hoofdstad Zagreb een dominante positie heeft binnen de Kroatische economie. Plattelandsregio’s, vooral in Oost-Kroatië, blijven achter in de economische ontwikkeling en door de hoge urbanisatiegraad is het voor deze regio’s moeilijk om tot ontwikkeling te komen. De Kroatische overheid wil deze negatieve spiraal doorbreken. Via regionaal economisch beleid probeert zij de economie in achtergebleven regio’s te stimuleren en zo de ongelijkheid tussen regio’s verkleinen. Uit de theoretische benadering kwam naar voren dat er in Kroatië voldoende basis is voor polycentrisch beleid. Polycentrisme houdt in dat er binnen een land in plaats van één dominante stad meerdere regionale centra zijn. Deze centra zijn met elkaar verbonden via netwerken. Polycentrisme kan op verschillende schaalniveaus voorkomen. Op nationaal niveau dienen de grotere steden als regionaal centrum en op regionaal niveau kan zich rond deze stad een “functional urban area” vormen. Het is dan wel van belang dat er een goed regionaal netwerk bestaat. In veel gebieden blijkt dit niet het geval te zijn. De Kroatische overheid zou dus eerst moeten zorgen dat deze netwerken aanwezig zijn en goed functioneren voordat er veel geld naar achtergebleven regio’s wordt gepompt. Alleen als aan deze voorwaarde voldaan is, zal polycentrisch beleid kunnen werken om de regionale ongelijkheid tegen te gaan. De Kroatische overheid ziet het belang van polycentrisme in en probeert de concurrentiekracht van steden te vergroten via free zones in stedelijke gebieden. Bedrijven die zich in deze zone vestigen krijgen belasting- en andere voordelen. Daarnaast zijn er door het hele land entrepreneurial zones opgezet, om zo meer werkgelegenheid te creeëren in achtergebleven regio’s. Het succes van deze zones valt in sommige opzichten te betwijfelen, maar als de overheid een beter regionaal netwerk weet te realiseren en zo het productiemilieu in het hele land kan verbeteren, zal dit beleid zeer succesvol kunnen blijken. De toetreding tot de EU biedt zeker mogelijkheden voor Kroatië. De handel met EUlanden kan alleen maar toenemen en er komt meer geld vanuit Brussel beschikbaar om economische groei te realiseren in probleemregio’s. Het is echter wel van belang dat de EU-middelen goed terechtkomen. Als dit niet het geval is, zullen de positieve effecten van de toetreding mogelijk groter zijn in welvarende regio’s en zal de regionale ongelijkheid mogelijk nog verder toenemen. Het is de taak van regionale overheden om te bewerkstelligen dat de mogelijkheden die het EU-lidmaatschap biedt goed benut worden en het doemscenario van toenemende regionale ongelijkheid geen werkelijkheid wordt.
2
Kaart van Kroatië
3
Inhoudsopgave Samenvatting ……………………………………………………………………………… 2 Kaart van Kroatië ………………………………………………………………………….. 3 1. Inleiding ………………………………………………………………………………….. 5 1.1 Onderzoeksmethode …………………………………………………………………………….. 5 1.2 Structuur …………………………………………………………………………………………… 6
2. Regionale ongelijkheid in Kroatië ……………………………………………........... 7 2.1 Beknopt overzicht van de Kroatische economie ………………………………………………. 7 2.2 Over het ontstaan van regionale ongelijkheid: een korte geschiedenis van Kroatië ………. 7 2.3 Regionale ongelijkheid …………………………………………………………………………… 8 2.4 Conclusie ………………………………………………………………………………………...... 9
3. Theoretisch kader ……………………………………………...................................... 11 3.1 De cumulatieve causatietheorie van Myrdal ........................................................................ 3.2 De groeipooltheorie van Perroux ......................................................................................... 3.3 De Big Push Theory van Rosenstein-Rodan ....................................................................... 3.4 De implicaties van deze theorieën voor regionaal economisch beleid ................................ 3.5 Polycentrisme ...................................................................................................................... 3.6 Conclusie .............................................................................................................................
11 12 13 14 14 15
4. Het huidige regionaal economisch beleid in Kroatië .......................................... 17 4.1 Decentralisatie en polycentrisch beleid ................................................................................ 17 4.2 Stedelijk beleid ..................................................................................................................... 18 4.3 Gerichte aanpak probleemregio’s ........................................................................................ 19 4.4 Kustgebieden ....................................................................................................................... 21 4.5 Conclusie ............................................................................................................................. 22
5. De gevolgen van toetreding tot de EU voor Kroatië ........................................... 23 5.1 Ontwikkelingsprogramma’s van de EU ................................................................................ 23 5.2 Andere gevolgen van toetreding tot de EU .......................................................................... 24 5.3 Conclusie ............................................................................................................................. 25
6. Conclusie ……………………………………………………………………………….... 26 Appendix 1: Regionale indeling van Kroatië ………………………………………..... 28 Appendix 2: Rank size distribution van de 10 grootste Kroatische steden ......... 29 Referenties ………………………………………………………………………………….. 30
4
1. Inleiding De meeste Nederlanders denken bij Kroatië meteen aan de Adriatische kust, waar ieder jaar duizenden Nederlandse toeristen op vakantie gaan. Dit heeft bijgedragen aan de snelle economische ontwikkeling van de Kroatische kustgebieden. Het binnenland laten toeristen tijdens hun vakantie vaak links liggen. Gebieden in Oost-Kroatië, die het zwaarst werden getroffen tijdens de Onafhankelijkheidsoorlog (1991-1995) en ver van de hoofdstad Zagreb af liggen, komen hierdoor maar moeilijk tot ontwikkeling. In deze regio’s heerst een hoge werkloosheid en is het gemiddelde inkomen lager dan in de rest van het land. Er is goed regionaal economisch beleid nodig om deze regionale ongelijkheid te verminderen en onderontwikkelde gebieden te stimuleren. Lange tijd was er van eenduidig beleid gericht op probleemregio’s geen sprake. De laatste jaren is de overheid, mogelijk met in het achterhoofd de potentiële toetreding tot de Europese Unie, echter in gaan zien dat een eenduidige ontwikkelingsstrategie wel degelijk belangrijk is en werden er diverse programma’s gestart om economische groei in achtergebleven regio’s te realiseren. Andere doelstellingen die de overheid zichzelf stelt, zijn het verminderen van regionale ongelijkheid in inkomen en levensstandaard binnen het land en het verlagen van de werkloosheid. Wanneer het land zal toetreden tot de EU, zal de overheid meer middelen krijgen om beleid gericht op achtergebleven regio’s te voeren. Regionaal beleid zal daarom de komende jaren een prominente rol gaan spelen in Kroatië. Deze bachelorscriptie zal de lezer informeren over regionale ongelijkheid in Kroatië, de ontwikkeling van het regionaal economische beleid in Kroatië sinds de Tweede Wereldoorlog en de mogelijke toetreding tot de Europese Unie. De probleemstelling van deze scriptie luidt: Hoe ziet het regionaal economisch beleid in Kroatië eruit en wat zullen de gevolgen zijn van een toetreding tot de Europese Unie? 1.1 Onderzoeksmethode Deze scriptie zal een overzicht geven van de regionale ongelijkheid in Kroatië en een beschrijving geven van het regionaal economisch beleid in dit land. Er wordt geen gebruik gemaakt van economische modellen, omdat modellen over regionaal economisch beleid in de ogen van de auteur weinig toegevoegde waarde hebben. Een beschrijving van het regionaal beleid en de verwachte gevolgen van dat beleid geeft meer informatie dan een model, dat gebaseerd is op assumpties die in werkelijkheid lang niet altijd opgaan. De theoretische benadering van regionaal economisch beleid speelt wel een belangrijke rol in deze scriptie. De vraag wat het optimale beleid is voor een land als Kroatië zal op de achtergrond steeds aanwezig zijn. Deze scriptie zal vooral een literatuurstudie zijn. Als belangrijkste informatiebron zullen diverse wetenschappelijke papers dienen. Het gaat hier om zowel papers die gaan over regionaal economisch beleid in Kroatië zelf, als papers over regionaal economisch beleid in het algemeen. Daarnaast zullen het Kroatische CBS (Drzavni Zavod za Statistiku, in het vervolg: DZS) en het ministerie van Economie, Arbeid en Ondernemerschap als informatiebron gebruikt worden om een beeld te krijgen van een
5
bepaald deelonderwerp. Een overzicht van de informatiebronnen kunt u vinden bij de referenties aan het eind van deze scriptie. Daarnaast heeft de auteur ook licht empirisch onderzoek gedaan. In april is hij een week in een probleemregio in Oost-Kroatië geweest, waar hij een entrepreneurial zone heeft bezocht (zie hoofdstuk vier) en gesproken heeft met de lokale bevolking om zo informatie in te winnen over de omstandigheden in de entrepreneurial zone in Beli Manastir. Op deze wijze heeft hij zich een goed beeld kunnen vormen van de problemen die er zijn bij het opzetten van een entrepreneurial zone. 1.2 Structuur De opbouw van deze scriptie is als volgt: Hoofdstuk twee is een introductiehoofdstuk, dat zal beginnen met een beknopt overzicht van de Kroatische economie. Vervolgens wordt een kort overzicht gegeven van de geschiedenis van het land, daar de geschiedenis een grote rol heeft gespeeld bij de ontwikkeling van bepaalde regio’s. Daarnaast zullen in dit hoofdstuk de regionale verschillen voor het eerst benoemd worden. In hoofdstuk drie zal de theoretische benadering voor het eerst aan bod komen. Er wordt besproken welke modellen er mogelijk van toepassing kunnen zijn op Kroatië en wat het advies zou zijn voor de Kroatische overheid op basis van de conclusies uit deze theorieën. Daarna zal in hoofdstuk vier het feitelijke regionaal beleid in Kroatië centraal staan. Eerst zal worden ingegaan op de vraag hoe de overheid probeert op nationaal niveau met regionale ongelijkheid omgaat. Daarna zal in meer detail het beleid vanuit Zagreb en de buitenlandse hulp in drie soorten regio’s aan bod komen: eerst de stedelijke gebieden, daarna probleemregio’s en tot slot de kustgebieden. Dit onderscheid wordt gemaakt omdat voor deze drie soorten regio’s verschillen in hun economische opbouw en ook in hun Bruto Regionaal Product. De afsluiting van dit hoofdstuk is een conclusie over hoe succesvol dit beleid op korte termijn en op lange termijn zal zijn. In hoofdstuk vijf komt het de mogelijke toetreding van Kroatië tot de Europese Unie aan bod. Eerst zal een overzicht worden gegeven van enkele EU-fondsen en vervolgens zullen nog enkele andere gevolgen van de toetreding tot de EU aan bod komen. Aan het eind van het hoofdstuk zal het effect van de toetreding op regionaal economisch beleid in Kroatië worden geëvalueerd. Hoofdstuk zes zal het afsluitende hoofdstuk zijn, waarin een korte samenvatting zal worden gegeven van de eerdere hoofdstukken. Tevens zal in dit hoofdstuk het beleid van zowel de Kroatische overheid als de Europese Unie geëvalueerd worden en aan de hand hiervan zullen enkele conclusies en aanbevelingen gedaan worden.
6
2. Regionale ongelijkheid in Kroatië Dit hoofdstuk zal een korte introductie geven over Kroatië en de regionale ongelijkheid in het land bespreken. Verder wordt er besproken hoe deze ongelijkheid is ontstaan, hoe groot de regionale ongelijkheid momenteel is en welke regio’s er goed en slecht presteren. Maar voor het onderwerp regionale ongelijkheid aan bod komt, volgt eerst een overzicht van de Kroatische economie op macroniveau. 2.1 Beknopt overzicht van de Kroatische economie In 2007 had Kroatië een BBP per hoofd van US$ 11.546.1 De economische groei tussen 2004 en 2007 bedroeg vier tot zes procent per jaar. Toch is de werkloosheid nog hoog: in januari 2009 bedroeg de werkloosheid 14,5% (DZS, 2009). Een vergelijking van dit percentage met eerdere jaren laat echter wel een dalende trend zien. Het land is dus een echte opkomende economie. Kroatië is een vrij open economie. De export bedroeg 25% van het BBP in 2006.2 Dit is aanmerkelijk hoger dan het EU-gemiddelde van 12%. Het land kan gezien worden als een kleine open economie. De belangrijkste handelspartners van Kroatië zijn Italië, Duitsland, Rusland, Slovenië en Oostenrijk. Het valt meteen op dat vier van deze vijf landen bij de EU horen. Het lijkt dus duidelijk waarom Kroatië zo graag wil toetreden tot de EU. De stad Zagreb is de belangrijkste stad wat betreft internationale handel in Kroatië. Volgens het Ekonomski Institut Zagreb nam Zagreb in 2007 35,1% van de nationale importen voor zijn rekening en 56,7% van de nationale exporten. Dit is een eerste indicatie dat Zagreb een dominante positie heeft in de Kroatische economie. 2.2 Over het ontstaan van regionale ongelijkheid: een korte geschiedenis van Kroatië Kroatië bestaat nog niet zo lang als onafhankelijk land. Lange tijd was Kroatië een deelrepubliek in Joegoslavië, dat sinds de Tweede Wereldoorlog een socialistische staat was. Dit hield in dat veel bedrijven waren genationaliseerd en er een planeconomie was. Op 25 juni 1991 verklaarde Kroatië zich onafhankelijk van Joegoslavië, dat echter weigerde de nieuwe staat te erkennen. Er volgde een onafhankelijkheidsoorlog die officieel tot 1995 duurde, hoewel de oorlog de laatste jaren niet meer zo hevig was en zich vooral beperkte tot de grensgebieden. Nadat de oorlog beëindigd was, kon Kroatië pas echt beginnen met het opbouwen van de eigen staat. De oorlog had echter zijn sporen nagelaten. Vooral regio’s in Oost-Kroatië (bij de grens met Joegoslavië), waren zwaar getroffen door de oorlog. De kustregio’s, die voor de oorlog populair waren als vakantiebestemming binnen Joegoslavië, hadden tijdens de oorlog te maken gehad met een daling van het aantal toeristen. Toch lagen er veel nieuwe mogelijkheden voor deze gebieden. Door de val van het IJzeren Gordijn nam het aantal westerse toeristen in Kroatische kustgebieden toe.
1 2
BBP uitgedrukt in koopkrachtpariteit Bron: Nationmaster, geraadpleegd op 6 maart 2009.
7
Het binnenland was minder zwaar getroffen door de oorlog, maar toch waren ook daar de gevolgen zichtbaar. De infrastructuur was verouderd of vernietigd, bedrijven waren gesloten tijdens de oorlog en de economie was jarenlang gekrompen. Bovendien had de oorlog in de grensgebieden geleid tot veel migratie richting de hoofdstad Zagreb. In 1999 woonde naar schatting 20% van de Kroatische bevolking in de hoofdstad (KordejDe Villa et al., 2005:614). Deze leegloop vergrootte de regionale ongelijkheid nog meer. Zagreb kreeg hierdoor een zeer dominante positie in de Kroatische economie. Meer hierover volgt in paragraaf 2.3 en 2.4. 2.3 Regionale ongelijkheid Om de verschillende regio’s in Kroatië met elkaar te kunnen vergelijken, dienen eerst de verschillende regio’s in Kroatië benoemd te worden. Er zijn meerdere indelingen mogelijk. De meest simpele indeling kent drie grote regio’s: Centraal-, Adriatisch- en Oost-Kroatië. Van deze drie regio’s is Centraal-Kroatië economisch gezien het meest ontwikkeld. De hoofdstad Zagreb speelt binnen deze regio een belangrijke rol en de infrastructuur in dit gebied is goed te noemen. Adriatisch Kroatië bestaat uit de echte kustgebieden, die door toerisme en visserij goed ontwikkeld zijn, het achterland, dat wat achtergebleven is in de ontwikkeling, en de vele eilanden die het land rijk is. Het Oosten van Kroatië wordt gekenmerkt door een hoge concentratie van landbouw. Dit gebied wordt ook gekenmerkt door een hoge werkloosheid. De zojuist gemaakte driedeling is echter te globaal. De drie regio’s zijn nog te heterogeen en daarom is met deze driedeling een goede analyse van regionale verschillen niet mogelijk. Een andere indeling van Kroatië kan gemaakt worden op basis van de 21 “provincies” die het land kent. Een overzicht van deze provincies en hun ligging vindt u in appendix 1. Het doel van deze scriptie is het regionaal economische beleid in Kroatië te analyseren. Daarom is het belangrijk om eerst een indruk te hebben welke regio’s een hoog inkomen per hoofd hebben en welke regio’s achterblijven. In tabel 1 vindt u een overzicht van het BBP per hoofd per regio in 2007 en hoe zich dit verhoudt tot het nationale gemiddelde. Opvallende positieve uitschieters in deze tabel zijn de stad Zagreb en Istria. Opvallende negatieve uitschieters zijn Vukovar-Srijem en Brod-Posavina. Wanneer we terugdenken aan de initiële driedeling van Kroatië, valt het op dat de bekende toeristische kustgebieden (Istria, Primorje-Gorksi Kotar) het goed doen. De andere kustprovincies zitten allen, op Šibenik-Knin na, boven de 75% van het nationale gemiddelde. Gezien het feit dat het nationale gemiddelde ontzettend omhoog getrokken wordt door de stad Zagreb, is het duidelijk dat het kustgebied goed ontwikkeld is. Het binnenland scoort gemiddeld, met als grote uitschieter de stad Zagreb. De echte problemen zitten in OostKroatië. De twee slechtst scorende regio’s liggen allebei in dit deel van het land. Met werkloosheidspercentages van bijna 30% (DZS, 2008) is het duidelijk dat er in deze regio iets moet gebeuren om economische groei te realiseren.
8
Tabel 1: Regionale economische verschillen per provincie
Bron: Croatian National Bank (2007), eigen bewerking.
2.4 Conclusie De regionale ongelijkheid in Kroatië is ten opzichte van bijvoorbeeld Nederland vrij groot te noemen. Het bruto inkomen per hoofd in de stad Zagreb (179,2% van het nationale gemiddelde) was in 2007 ruim drie keer zo hoog als in de armste provincie, BrodPosavina (51,4%).3 Bovendien woont ook nog eens een groot deel van de Kroatische bevolking in de hoofdstad en is de stad met afstand de grootste speler in Kroatië wat betreft internationale handel. De enige regio’s die qua inkomen in de buurt komen van Zagreb, zijn Istria en Primorje-Gorski Kotar, maar dit zijn speciale regio’s aangezien toerisme en visserij hier de belangrijkste bronnen van inkomsten zijn. “Normale” regio’s doen het minder goed en voornamelijk in het oosten van het land zijn de problemen. De werkloosheid is hoog, waardoor veel mensen uit de perifeer gelegen plattelandsgebieden wegtrekken naar de steden. Gevolg van deze urbanisatie is dat het belang van de grote steden alleen maar toeneemt. Meer dan de helft van de bevolking woont in de vier grootste steden: Zagreb, Rijeka, Osijek en Split. De totale urbanisatiegraad in Kroatië is maar liefst 64% (Bacic & Šišinački, 2007:6). Het is daarom maar de vraag hoe graag de overheid niet-stedelijke gebieden wil stimuleren, aangezien het grootste deel van de bevolking in steden woont. Het huidige beleid zal worden 3
In Nederland heeft de provincie met het hoogste BBP per hoofd Utrecht een BBP per hoofd van 117,9% van het nationale gemiddelde en de armste provincie Drenthe 72,7% van het nationale gemiddelde. Deze gegevens komen uit 2006 en zijn exclusief delfstoffenwinning. (CBS, 2008)
9
besproken in hoofdstuk 4, eerst komt in het volgende hoofdstuk de theoretische kant van regionaal economisch beleid aan bod.
10
3. Theoretisch kader Uit het vorige hoofdstuk bleek dat de stad Zagreb het economische centrum van Kroatië is en andere regio’s een veel lager BRP per hoofd hebben. De overheid zal regionaal beleid moeten voeren als zij deze regionale ongelijkheid wil verkleinen. Dit hoofdstuk zal ingaan op de vraag welke theorieën over ruimtelijke ontwikkeling van toepassing kunnen zijn op Kroatië en hoe de overheid deze theorieën zou kunnen gebruiken bij het regionaal economisch beleid. Het hoofdstuk zal beginnen met drie wat oudere theorieën die aansluiten bij het beleid dat in het verleden gevoerd werd. 3.1 De cumulatieve causatietheorie van Myrdal De eerste theorie die van toepassing lijkt op Kroatië is de cumulatieve causatietheorie van Myrdal. Deze theorie gaat ervan uit dat bedrijven die gevestigd zijn in een welvarende regio voordelen hebben op bedrijven die gevestigd zijn in minder welvarende regio’s. Het productiemilieu in welvarende gebieden is vaak beter dan in minder welvarende gebieden. De infrastructuur in welvarende regio’s is beter, de vraag naar producten is groter en er vaak ook meer hoger opgeleide arbeidskrachten aanwezig zijn, waardoor het makkelijker is voor bedrijven om te innoveren. De hogere werkgelegenheid en het hogere inkomen maken de welvarende regio (meestal een stad) nog aantrekkelijker, waardoor mensen van het platteland naar de stad trekken in de hoop daar een betere baan te vinden. Deze arbeidsmigratie zorgt voor meer arbeidsaanbod in de stad, waardoor het productiemilieu verbetert en als gevolg hiervan zullen economische activiteiten nog meer geconcentreerd worden in de welvarende regio. Hierdoor zal de ongelijkheid tussen regio’s alleen maar toenemen. Het principe van cumulatieve causatie staat uitgelegd in figuur 1.
Figuur 1: Het principe van cumulatieve causatie (Atzema e.a., 2002, p.120)
Deze theorie lijkt van toepassing op Kroatië: mensen trokken massaal naar Zagreb, met als gevolg dat nu bijna twintig procent van de bevolking in de hoofdstad woont. Het gevolg van deze demografische trend was dat de economie van Zagreb bloeide en de economische ontwikkeling in de rest van het land zich nauwelijks ontwikkelde. Myrdal
11
noemt dit backwash-effecten: effecten in tegengestelde richting buiten de welvarende regio zelf. Deze effecten vinden plaats door bijvoorbeeld brain drain, kapitaalverkeer en wegtrekkende bedrijven. Al met al zorgt dit er dus voor dat economische activiteiten zich in één bepaalde regio concentreren en andere regio’s achterblijven. Tegenover de backwash-effecten staan de spread-effecten. Myrdal voorspelt dat onder andere door congestie in de stad de economische activiteiten zullen uitwaaieren over de hele regio via zogenaamde spread-effecten. Opvallend is dat dit in Kroatië niet het geval lijkt te zijn. Uit tabel 1 bleek dat het gebied rondom de stad Zagreb nog nauwelijks profiteert van de welvaart in de hoofdstad. Een verklaring hiervoor zou kunnen zijn dat Zagreb pas sinds eind jaren ‘90 snelle economische groei doormaakt, waardoor de groeiperiode nog te kort is om spread-effecten te realiseren. Een belangrijke factor bij het optreden van spread-effecten is dat de hoger opgeleiden migreren naar gebieden net buiten de stad. Door de suburbanisatie van hun werknemers, verhuizen bedrijven mee naar suburbane gebieden, waar de grondprijzen lager zijn. In Zagreb is dit (nog) niet het geval. Het is echter goed mogelijk dat er over tien jaar wél spread-effecten zichtbaar zullen zijn in het gebied rondom de hoofdstad, als door congestie in de stad de eerste suburbanisatie plaatsvindt. De theorie van Myrdal voorspelt dus dat er divergentie tussen regio’s zal optreden door door backwash-effecten. Dit sluit goed aan bij het Kroatië van vlak na de oorlog. Een zwak punt in de cumulatieve causatietheorie is echter dat de sterken steeds sterker worden en de zwakken altijd zwak zullen blijven. Dit blijkt in de praktijk niet altijd het geval te zijn: ook zwakkere regio’s kunnen zich ontwikkelen tot groeiregio’s. De cumulatieve causatietheorie lijkt een goede basis, maar zegt weinig over het optimale overheidsbeleid. De groeipooltheorie van Perroux zou op dit gebied meer aanknopingspunten kunnen bieden. 3.2 De groeipooltheorie van Perroux De groeipooltheorie werd geïntroduceerd door François Perroux. Deze theorie gaat ervan uit dat de economische groei in een regio begint bij één dominante onderneming (of sector). Het sleutelbedrijf onderhoudt veel relaties met andere bedrijven en is daardoor erg belangrijk voor de regionale economie. Wanneer dit sleutelbedrijf begint te groeien, zal volgens de theorie vanzelf de hele regio tot bloei komen. Dit gebeurt via vier multiplier-effecten, ook wel polarisatie-effecten genoemd: Technische polarisatie: Bedrijven waarmee het sleutelbedrijf veel contact onderhoudt, zullen zich graag vestigen in de nabijheid van het sleutelbedrijf. Inkomenspolarisatie: Door de toegenomen bedrijvigheid zal het inkomen in de regio stijgen. De extra vraag die hierdoor ontstaat, zal nieuwe bedrijvigheid (bijvoorbeeld verzorgende bedrijven) aantrekken. Psychologische polarisatie: Wanneer een sleutelbedrijf zich vestigt in een bepaalde regio, kan dit het imago van deze regio positief beïnvloeden. Dit kan ervoor zorgen dat andere bedrijven eerder besluiten te investeren in deze regio en dus een stuwend effect hebben. Geografische polarisatie: Door de eerste drie vormen van polarisatie verandert het regionale productiemilieu. Dit biedt nieuwe groeimogelijkheden voor de toekomst.
12
Wat is de implicatie van deze theorie op regionaal beleid? In zijn proefschrift schrijft Guido Glas (1996:164) dat een groeipool gezien zou kunnen worden als een centrum binnen een onderontwikkelde regio waar investeringen op zouden moeten worden gericht om een maximaal effect van agglomeratievoordelen te verkrijgen. Een zwak punt in de theorie van Perroux is dat er nauwelijks aandacht wordt besteed aan de locatiekeuze van het sleutelbedrijf. Dit bedrijf zal zich volgens de normale locatietheorie niet snel in een onderontwikkelde regio vestigen. Dit is waar regionaal beleid een rol kan spelen. De overheid zou door middel van subsidies een bedrijf kunnen overhalen zich in een bepaalde regio te vestigen. Via multiplier-effecten zou hier dan een groeipool kunnen ontstaan. Het is echter niet zeker of dit ook echt gebeurt. In veel gevallen blijkt dat de gewenste polarisatie-effecten uitblijven. Regionaal beleid in Kroatië was er tot de jaren ’80 vooral op gericht industrie te concentreren in een klein aantal steden. Deze steden werden dan gezien als “regional development centres”. Dit lijkt dus goed aan te sluiten bij de theorie van Perroux. Er is echter geen bewijs dat de overheid dit beleid daadwerkelijk baseerde op de groeipooltheorie of welke andere theorie dan ook. Een andere theorie die bij dit beleid aansluit, is de Big Push Theory. 3.3 De Big Push Theory van Rosenstein-Rodan De Big Push Theory van Paul Rosenstein-Rodan stelt dat grootschalige (overheids-) investeringen onderontwikkeling tegen kunnen gaan. Het moet dan wel gaan om echt grote investeringen, zoals in infrastructuur of technologische ontwikkeling. Een belangrijke assumptie die gemaakt wordt, is dat er sprake is van schaalvoordelen, waardoor het marktgebied van bedrijven zal toenemen en zo een voortdurende groei gestart kan worden. Groei die zonder deze big push niet mogelijk zou zijn geweest. Het regionaal beleid in Joegoslavië leek in bepaalde perioden goed aan te sluiten bij deze theorie. Op basis van economische criteria, werden in de jaren ‘60 bepaalde gebieden aangemerkt als achterstandsregio’s. Deze regio’s kregen dan staatshulp, er was dus in feite sprake van een transfer van besparingen door de overheid in de richting van onderontwikkelde regio’s. Dit wordt door Rosenstein-Rodan (1943:203) het Russische model genoemd. Dit omdat het beleid in principe zelfvoorzienend is; er zijn geen investeringen van buitenaf nodig. De economie fungeert dan als een soort verticaal industrieel bedrijf. Dit model heeft echter wel zijn keerzijden. De binnenlandse investeringen door de overheid gingen immers ten koste van de levensstandaard en consumptie. Bovendien werkte dit overheidsingrijpen de marktwerking tegen, waardoor middelen in achterstandsregio’s niet optimaal benut werden en de industrie in deze regio te zeer afhankelijk werd van de subsidies. De bedrijven waren als het ware kasplantjes en de subsidies bleven nog jarenlang drukken op het overheidsbudget. Uiteindelijk bleek dit beleid ook niet sterk genoeg om de transitie van begin jaren ’90 te overleven. Het falen van dit beleid was één van de redenen voor de toenemende ongelijkheid tussen regio’s in deze periode.
13
3.4 De implicaties van deze theorieën voor regionaal economisch beleid De zojuist besproken theorieën hebben de nodige aanknopingspunten gegeven voor het optimale regionaal economisch beleid, maar alle theorieën bleken hun tekortkomingen te hebben. We zouden hieruit kunnen concluderen dat hét ideale beleid niet bestaat. Toch kunnen er wel enkele lessen uit worden getrokken. Het beleid in Joegoslavië van voor 1990 bleek dus niet sterk genoeg. Toch koos de nieuwe Kroatische regering geen ander beleid dan de Joegoslavische regering had gedaan. Regional development centres bleven bestaan. Het gevolg van dit beleid was dat een groot deel van de bevolking naar de steden was getrokken omdat het daar makkelijker was werk te vinden. Door de oorlog begin jaren ’90 werd dit effect nog eens versterkt toen Kroaten massaal migreerden naar de hoofdstad Zagreb. De conclusie over het beleid van de afgelopen jaren is dat de Kroatische economie te afhankelijk is geworden van Zagreb en dat de positieve effecten van regional development centres in de meeste gebieden beperkt bleven tot de stad zelf. Van spread-effecten was dus nauwelijks sprake.4 De vraag is nu: hoe kan de overheid ervoor zorgen dat de hele regio mee profiteert van de positieve effecten en de economie minder afhankelijk wordt van één grote stad? Een mogelijke oplossing is polycentrisme. 3.5 Polycentrisme In 1999 kwam het European Spatial Development Perspective uit. Dit was één van de eerste keren dat de EU-lidstaten een gemeenschappelijke politieke en ruimtelijke visie presenteerden op Europa. In dit rapport werd polycentrisme gezien als een instrument om de huidige overheersing van het zogenaamde Pentagon5 te verminderen. Twee jaar later kwam er een nieuw rapport uit, waarin polycentrische ontwikkeling officieel werd genoemd als een instrument om regionale ongelijkheid in Europa te bestrijden. Deze paragraaf zal een uitleg geven over wat polycentrisme is en waarom polycentrisme in Kroatië toegepast zou kunnen worden. Polycentrisme sluit redelijk aan bij de groeipooltheorie van Perroux. Eigenlijk is het kenmerk van polycentrisch beleid dat er meerdere groeipolen naast elkaar bestaan. Een echte definitie van polycentrisme is moeilijk te geven. Verschillende wetenschappers hebben ieder hun eigen definitie. Een goede definitie wordt gegeven door Hague en Kirk (2003:35): Polycentric development is a spatial and functional form of development in which there are many centres and not just one large city that is dominating all others. The centres are linked in networks and complement each other functionally and co-operate together. Polycentrism is a belief that there are benefits to be gained in a form of increased competitiveness, cohesion and regional balance. Polycentrisme kan op verschillende schaalniveaus voorkomen. Op continentaal niveau is het eerder genoemde “Pentagon” een duidelijk voorbeeld van polycentrische ontwikkeling. In West-Europa is er niet één dominante stad, maar zijn er meerdere dominante steden, ieder met hun eigen achterland. Op nationaal niveau is de 4
In de kustgebieden verspreidden de positieve effecten zich wel over de hele provincie en was er dus wel sprake van spread-effecten. Meer over dit onderwerp vindt u in paragraaf 4.4. 5 Het Pentagon is het gebied tussen Londen, Parijs, Milaan, München en Hamburg.
14
Nederlandse Randstad een goed voorbeeld. De Randstad bestaat uit vier steden (Amsterdam, Den Haag, Rotterdam en Utrecht) die ieder een eigen specialisatie hebben. Hierdoor kan de Randstad als regio op internationaal niveau concurreren met stedelijke regio’s als Londen en Parijs. Polycentrisme op regionaal niveau bestaat uit “functional urban areas” (FUA’s). Dit zijn een soort stadsregio’s waarin en waartussen men veel samenwerkt en waarin een goed stedelijk netwerk aanwezig is. De vier steden in de Randstad zijn duidelijke voorbeelden van FUA’s.
Figuur 2: Polycentrisme op verschillende schaalniveaus (Nordregio, 2005)
Voor een klein land als Kroatië zou polycentrisme een goede basis kunnen zijn om de regionale ongelijkheid te verkleinen. Bacic en Šišinački (2007:13) laten zien dat er voldoende basis is voor polycentrisch beleid. In een polycentrisch systeem is het zo dat de steden van ongeveer dezelfde grootte zijn en er geen echt dominante stad is qua inwonersaantallen. De “rank-size distribution” die Bacic en Šišinački toegepast hebben op de tien grootste steden (zie appendix 2) laat zien dat Kroatië meer polycentrisch is dan monocentristisch als het gaat om inwonersaantallen. De helling van de lijn (-1,099) zit ongeveer op het Europees gemiddelde van -1,116. Een tweede reden waarom polycentrisme goed zou kunnen werken voor Kroatië is de ligging van de vier grootste steden: Zagreb, Split, Rijeka en Osijek. Deze steden liggen ieder in een ander deel van het land, waardoor iedere stad als centrum voor de eigen regio zou kunnen dienen. Wanneer er goed regionaal economisch beleid gevoerd wordt, zou vooral Osijek een belangrijke rol kunnen spelen bij regionale ontwikkeling in achtergebleven gebieden. 3.6 Conclusies Het regionaal beleid in Kroatië in de periode tot aan de onafhankelijkheid is weinig succesvol geweest. Het economische centrum Zagreb werd steeds invloedrijker terwijl perifeer gelegen regio’s gestimuleerd werden met subsidies die uiteindelijk niet goed gebruikt werden. In feite was er sprake van monocentristische ontwikkeling en ontstond er een enorme kloof tussen Zagreb en het achterland van Kroatië. Opvallend is dat de economie erg afhankelijk is van Zagreb, maar dat er op basis van inwonersaantallen toch voldoende basis blijkt voor een polycentrisch beleid.
15
Het is echter maar de vraag of de trend van divergentie tussen regio’s wordt stopgezet door het beleid van polycentrisme of dat dit beleid divergentie op regionaal niveau juist in de hand speelt, als stedelijke gebieden zich volgens plan ontwikkelen en regio’s zonder grote stad achterblijven. Met andere woorden: is er reden om aan te nemen dat bij een meer polycentrisch beleid wél spread-effecten zullen optreden terwijl dit de afgelopen jaren nooit het geval is geweest? Om polycentrisch beleid te laten slagen, zijn er goede regionale netwerken nodig. De Kroatische overheid zou dus eerst moeten zorgen dat deze netwerken aanwezig zijn en goed functioneren voordat er veel geld naar achtergebleven regio’s wordt gepompt. Alleen als aan deze voorwaarde voldaan is, zal polycentrisch beleid kunnen werken om de regionale ongelijkheid tegen te gaan.
16
4. Het huidige regionaal economisch beleid in Kroatië Momenteel bestaat er nog steeds geen document waarin een duidelijk plan van aanpak wordt besproken voor de problemen rond regionale ontwikkeling in Kroatië. Er bestaan alleen documenten over beleid gericht op problemen in één bepaalde regio of waarin op nationaal niveau bepaalde zones worden aangewezen waar een gunstig investeringsklimaat wordt gecreërd. In dit hoofdstuk zal kritisch gekeken worden naar het huidige regionaal economisch beleid. Verder zal ook de buitenlandse ontwikkelingshulp die het land krijgt aan bod komen. Het hoofdstuk zal beginnen met een paragraaf over decentralisatie. Dit is een eerste voorwaarde waaraan voldaan moet zijn voor polycentrisch beleid. 4.1 Decentralisatie en polycentrisch beleid De conclusie tot nu toe is vooral dat de Kroatische economie momenteel erg afhankelijk is van Zagreb. De overheid ziet het gevaar hiervan ook in. Om deze afhankelijkheid te verminderen, is er decentralisatie nodig. Dit onderwerp staat al jaren hoog op de agenda van de Kroatische overheid, maar desondanks is Kroatië nog steeds een highly centralized country (Bacic & Šišinački, 2007:17). Dit terwijl er wel voldoende basis is voor polycentrisme. Wat is de reden hiervoor? Zoals eerder al vermeld, kent Kroatië 21 provincies. Daarnaast zijn er op lokaal niveau 428 gemeenten (2007). Ter vergelijking, Nederland, een land met bijna vier keer zoveel inwoners, heeft 441 gemeenten. Het gevolg van deze opdeling is dat er veel kleine gemeenten bestaan met minder dan 1000 inwoners. Veel van deze kleine gemeenten kunnen zelf niet rondkomen en zijn afhankelijk van staatssteun (Alibegović & Kordej-De Villa, 2007:6). De levensvatbaarheid van deze gemeenten valt dus te betwijfelen. Een oplossing zou kunnen zijn om, net als er in Nederland is gebeurd, diverse gemeenten samen te voegen. Dit bespaart geld en verhoogt de efficiëntie. Met efficiëntere lokale overheden, is het makkelijker om regionale groeipolen op te zetten en zo de basis voor polycentrisch beleid te vergroten. Het wegennetwerk is een sleutelfactor bij het bereiken van een gebalanceerde, polycentrische economische groei. De afgelopen tien jaar zijn er grote investeringen gedaan om nieuwe snelwegen aan te leggen. Het snelwegennetwerk werd hierdoor uitgebreid van 350 naar 1000 kilometer. Vooral de verbinding tussen het kustgebied en de hoofdstad is beter geworden. Door deze betere verbinding zullen de transportkosten dalen, waardoor in beide regio’s een welvaartsverhogend effect kan worden verwacht (Rietveld, 1999:42). Echter, niet alleen de regio’s waartussen deze snelweg werd aangelegd profiteerden. Een positief extern effect van de aanleg van deze snelweg is dat de provincie waar deze verbinding doorheen loopt (Lika-Senj) ook heeft meegeprofiteerd van deze investeringen. Volgens tabel 1 bedroeg het BBP per hoofd in Lika-Senj in 2007 104% van het nationale gemiddelde, terwijl de regio in 2001 nog 83% van het nationale gemiddelde scoorde (Kordej-De Villa et al., 2005:617). De oorzaak van deze uitzonderlijke stijging moet gezocht worden in het zogenaamde corridoreffect. Dit effect is gebaseerd op de observatie dat langs een transportas vaak een snelle economische ontwikkeling plaatsvindt. Mogelijk zullen bij een verbetering van de infrastructuur in andere gebieden soortgelijke effecten optreden. Het lijkt daarom aan te bevelen voor de Kroatische overheid om de infrastructuur in gebieden met een laag inkomen per hoofd te verbeteren.
17
Een groot probleem in heel Kroatië is de hoge werkloosheid. Hoewel er een dalende trend is, was de werkloosheidsgraad in januari 2009 nog steeds 14,5% (DZS, 2009). Om de werkloosheid terug te dringen, is er een programma opgezet waarbij langdurig werklozen zich moeten laten bijscholen zodat hun kansen op de arbeidsmarkt toenemen. Daarnaast zijn er door het hele land speciale “entrepreneurial zones” opgericht om ondernemerschap promoten bij de lokale bevolking. De bereikbaarheid van gebieden die als entrepreneurial zone worden aangemerkt, moet goed zijn.6 Het zijn dus zones met groeimogelijkheden. Bovendien krijgen startende ondernemers in deze zones belastingvoordelen en hulp van Regional Development Agencies. Het doel van deze zones is om ongebruikte productiecapaciteit beter te benutten en meer werkgelegenheid te creëren in gebieden met veel werkloosheid. Het succes van de entrepreneurial zones op lange termijn valt te betwijfelen. De zone in Beli Manastir (Osijek-Baranja) zou bijvoorbeeld de hoge werkloosheid in het dorp (39% in 2001) omlaag moeten brengen. De belangrijkste gebruiker van deze zone is echter Benetton, een grote multinational, dus geen lokale ondernemer. Bovendien krijgen werknemers bij dit bedrijf weinig betaald en maken zij onregelmatige uren. Officiële gegevens over een eventuele daling van de werkloosheid in Beli Manastir ontbreken, maar het is de vraag of een dergelijk gebruik van deze entrepreneurial zone wel wenselijk is. De lokale bevolking wordt uitgebuit door een multinational en de toename in werkgelegenheid lijkt niet duurzaam te zijn; wanneer de lonen in Kroatië stijgen, zal Benetton immers spoedig verhuizen naar een goedkopere locatie. Het lijkt voor de groei in werkgelegenheid op lange termijn beter om bedrijven aan te trekken (of door te laten groeien) die meer gebonden zijn aan de regio zelf. Dit hoeft niet altijd een lokale ondernemer te zijn, een buitenlands bedrijf dat via de vestiging in deze zone de Kroatische markt wil bedienen heeft ook een binding met de locatie. De overheid zou deze zones strenger moeten reguleren om zo bedrijven die alleen op korte termijn iets toevoegen te weren en de focus in entrepreneurial zones te verleggen naar de lange termijn. 4.2 Stedelijk beleid De Kroatische overheid geeft in diverse overheidsdocumenten aan het nut van polycentrisme in te zien. Goed beleid gericht op stedelijke gebieden is daarom noodzakelijk. Het productiemilieu in steden moet goed zijn. Naast de entrepreneurial zones, zijn er daarom in diverse grotere steden zogenaamde free zones aangewezen. Deze zones zijn opgezet in stedelijke gebieden om buitenlandse investeerders te trekken. Bedrijven die zich hier vestigen, krijgen diverse voordelen. Zij hoeven geen invoerrechten te betalen, betalen maar de helft van de normale vennootschapsbelasting en worden ontheven van nadelige gevolgen van het Kroatische economisch beleid. Deze zones zijn vooral aangelegd bij havens en grote steden door het hele land. Dit project lijkt een succes te zijn, uit tabel 2 blijkt dat de meeste zones goed benut worden. Het blijft echter de vraag wat deze cijfers zeggen. Een verhuizing van een bedrijf van buiten de zone naar binnen de zone is toegestaan en dit lijkt het geval te zijn bij veel van de gebruikers van de free zones (zie Sheane, 2006:5). Een ander probleem is dat er geen duidelijke doelstellingen bestaan voor bedrijven die gebruik willen maken van deze zone, wat betreft werkgelegenheid of output. Een aantal bedrijven gebruikt hun vestiging 6
Snelwegen zijn er bijna niet in plattelandsregio’s, een plaats die aan een gewone doorgaande weg ligt of een treinstation heeft, wordt daarom al snel aangemerkt als goed bereikbaar.
18
dan ook vooral voor tijdelijk gebruik als het opslaan van goederen. Dit brengt uiteraard weinig werkgelegenheid met zich mee. Duidelijkere regelgeving door de overheid is dus noodzakelijk om de free zones tot een echt succes te maken. Tabel 2: De effecten van free zones op werkgelegenheid
Bron: Sheane (2006), eigen bewerking.
Een andere manier waarop men het productiemilieu in de steden probeert te verbeteren, is door de kennisbasis in steden buiten Zagreb te vergroten. De afgelopen jaren zijn de mogelijkheden om hoger onderwijs buiten Zagreb te volgen beter geworden. Universiteiten in bijvoorbeeld Pula en Osijek bieden de laatste jaren steeds meer opleidingen aan. Hierdoor krijgen meer mensen in perifeer gelegen regio’s toegang tot educatie en neemt het aantal hogeropgeleiden in deze regio’s toe. Dit biedt meer mogelijkheden voor polycentrisme. Bovendien is het nodig dat er meer hogeropgeleiden afstuderen in Kroatië, want momenteel is het aandeel hogeropgeleiden in de totale beroepsbevolking slechts 12%. Als men dit aandeel zou kunnen verhogen, zou dat de innovatiekracht van bedrijven kunnen vergroten, nieuwe bedrijven kunnen aantrekken en zo de werkloosheid verlagen. 4.3 Gerichte aanpak probleemregio’s Het is vrij arbitrair om te bepalen welke regio een probleemregio is en welke niet. De Kroatische overheid benoemt in haar documenten enkele areas of special state concern. Dit zijn vooral de gebieden die zwaar getroffen werden tijdens de oorlog, dus de oostelijke grensregio’s. Deze gebieden zullen in de rest van deze scriptie probleemregio worden genoemd. Een manier waarop men deze gebieden tot ontwikkeling probeert te brengen is het Regional Development Fund. Dit fonds werd in 2001 opgericht en richt zich op de ontwikkeling van onderontwikkelde gebieden. Vooral projecten gericht op het verbeteren
19
van de lokale infrastructuur kunnen aanspraak maken op geld uit het fonds. Het fonds richt zich dus niet op de bedrijven zelf, maar op een verbetering van het productiemilieu in achtergebleven regio’s. De hoop is dan natuurlijk dat deze verbetering van het productiemilieu nieuwe bedrijvigheid aantrekt en er een proces van cumulatieve causatie zal plaatsvinden in deze regio. Een nadeel van het fonds is dat een gemeente of provincie om aanspraak te kunnen maken op geld uit dit fonds zelf een aanvraag in moet dienen. Het bestuur van het fonds beslist op basis van een kosten-baten analyse welke projecten subsidie krijgen. In het oordeel van het fonds wordt rekening gehouden met de invloed op lokale werkgelegenheid, lokale betrokkenheid via co-investeringen door private partijen en/of lokale overheden, exporten en de winstgevendheid van het project. Niet alleen de Kroatische overheid zelf probeert onderontwikkelde regio’s tot bloei te brengen. Ook vanuit het buitenland stroomt er veel geld het land binnen. Deze hulp is veelal gericht op de door de oorlog verwoeste gebieden. Deze hulp komt voor het grootste deel van de EU, het UNDP (United Nations Development Programme) en de World Bank, maar ook diverse bedrijven hebben bijdragen geleverd aan de wederopbouw van deze gebieden. De EU bood de afgelopen jaren dus al hulp met het CARDS-programma. CARDS (Community Assistance for Reconstruction, Development and Stabilisation) is een project dat hulp biedt aan landen op de Balkan om de stabiliteit in deze regio te vergroten. Inmiddels is Kroatië een kandidaat-lidstaat, wat betekent dat het land nu hulp krijgt uit het Instrument for Pre-accession Assistance (IPA). Momenteel lopen er in alle areas of special state concern EU-projecten, gericht op het verbeteren van de infrastructuur, het stimuleren van investeringen en het opruimen van mijnen in de ruim 1.700 km2 waar mogelijk nog mijnen liggen. Vooral dit laatste project is belangrijk, omdat deze gebieden zolang ze niet veilig verklaard zijn altijd dunbevolkt zullen blijven en nooit tot ontwikkeling zullen komen. Het UNDP biedt ook veel ontwikkelingshulp, in samenwerking met overheden van Europese landen. De hulp van het UNDP richt zich vooral op zwakkere bevolkingsgroepen en/of regio’s. Opvallend is dat Lika-Senj ook als zwakkere regio wordt aangemerkt. Ondanks de snelle economische groei van de laatste jaren (zie paragraaf 4.1), is er nog steeds veel armoede in deze regio en zijn ook hier de sporen van de oorlog nog zichtbaar. Andere regio’s die ontwikkelingshulp krijgen zijn ŠibenikKnin, Zadar en Vukovar-Srijem. Het project van het UNDP is in 2006 gestart en heeft als doel de relatieve armoede en de sociale betrokkenheid te verbeteren. Dit doet men door de lokale infrastructuur te verbeteren, kleine ondernemers op het platteland (in de landbouw of de toeristische sector) te helpen en sociale zorg te bieden aan ouderen en andere zwakkere bevolkingsgroepen zoals gehandicapten, minderheden en vluchtelingen. De ontwikkelingshulp uit het buitenland heeft uiteraard een tijdelijke aard. Een voorwaarde om duurzame economische groei, het doel van de ontwikkelingshulp, te realiseren, is een goed regionaal netwerk. Dit netwerk is in probleemregio’s nog niet goed genoeg. Toch zijn er mogelijkheden. In Oost-Kroatië zou Osijek bijvoorbeeld als regionale groeipool kunnen dienen. Contacten tussen bedrijven in Osijek en bedrijven in nabijgelegen entrepreneurial zones zouden moeten dan worden gestimuleerd, zodat het regionaal netwerk verbetert. Startende ondernemingen in deze zones hebben dan meer
20
groeipotentieel dankzij de grotere afzetmarkt en samenwerking met R&D-afdelingen van grotere bedrijven. 4.4 Kustgebieden Het Adriatische kustgebied bestaat uit de regio’s Dubrovnik-Neretva, Split-Dalmatia, Zadar, Primorje-Gorski Kotar en Istria.7 De toeristische sector is dus zeer belangrijk in het kustgebied. Jaarlijks bezoeken meer dan 8 miljoen toeristen de Adriatische kust. Dit aantal neemt nog ieder jaar toe (DZS, 2008). Van alle kustregio’s trekt Istria met 2,7 miljoen toeristen in 2007 verreweg de meeste toeristen. De werkloosheid in Istria is laag en het inkomen per hoofd is vergeleken met andere regio’s hoog. Dit is geen toeval: in Istria wordt er goed nagedacht over ruimtelijk beleid. In 1999 werd door 9 steden in Istria het Istrian Development Agency opgericht. De doelstelling van het IDA is om kleine en middelgrote steden in Istria tot ontwikkeling te brengen, door middel van financiële hulp, (bij-)scholing, hulp aan lokale ondernemers en het bieden van service aan buitenlandse investeerders. Deze buitenlandse investeerders investeren vooral in grotere steden, mogelijk getrokken door belastingvoordelen in de free zone bij Pula. Lokale ondernemers vestigen zich eerder in hun eigen woonplaats en profiteren hier van de hulp van het IDA en het nationale beleid van entrepreneurial zones. In totaal zijn er negen entrepreneurial zones in Istria, hoewel het IDA nog meer “enterprise zones” benoemt. Deze gebieden krijgen dan niet direct steun vanuit Zagreb, maar wel vanuit het IDA. Het gevolg van dit beleid is dat er momenteel overal in Istria nieuwe bedrijvigheid ontstaat, in de toeristische sector, maar ook in de industrie. Een bijkomend voordeel van een regionale ontwikkelingsinstelling is dat er makkelijker een goed regionaal netwerk kan worden opgebouwd. Ook de andere kustgebieden hebben mogelijkheden, maar deze worden in tegenstelling tot in Istria nog niet altijd optimaal benut. Allereerst Primorje-Gorski Kotar. De grootste stad in deze regio, Rijeka, heeft de grootste haven van Kroatië. Dit biedt mogelijkheden. Het havengebied in Rijeka is aangewezen als free zone, dus aantrekkelijk voor buitenlandse bedrijven. Ondernemingen mogen echter geen gebruik maken van deze free zone (Sheane, 2006:8). Dit lijkt nadelig voor lokale werkgelegenheid, maar er zit een idee achter. Deze free zone wordt namelijk benut voor de opslag van doorvoergoederen en moet de positie van Rijeka als doorvoorhoeven versterken. Rijeka heeft als haven een groot achterland en heeft de ambitie de toegangspoort naar Centraal-Europa worden. Een toetreding van Kroatië tot de EU zou een enorm impuls kunnen betekenen voor de haven. Dit zou volgens schattingen 2000 directe banen en 1000 indirecte banen voor de regio kunnen opleveren. De andere kustgebieden moeten het ’s zomers vooral van toerisme en ’s winters van de landbouw hebben. De seizoenswerkloosheid is hoog in deze gebieden en daarom zou het positief zijn als het toeristenseizoen verlengd zou kunnen worden. Daartoe zijn voldoende mogelijkheden. De moderne consument vraagt tegenwoordig meer dan alleen een strandvakantie. Daarom zou meer diversificatie in het aanbod van toeristische attracties, bijvoorbeeld via ecotoerisme, cultuurtoerisme of cruises, kunnen leiden tot meer toeristen in deze gebieden. Voor de kust liggen veel eilanden, waaronder 7
Hoewel Lika-Senj ook een kleine kuststrook heeft, is de economie in dit gebied toch compleet anders opgebouwd dan in de echte kustgebieden, waar toerisme en visserij de belangrijkste bronnen van inkomsten zijn.
21
enkele eilanden met een compleet eigen cultuur. Door meer aandacht te vestigen op deze kant van Kroatië, zou het toeristenseizoen verlengd kunnen worden. Kortom, ook voor de kustgebieden anders dan Istria en Primorje-Gorski Kotar liggen er voldoende kansen om tot ontwikkeling te komen. Istria heeft bewezen dat er met goed doordacht beleid veel mogelijk is aan de Kroatische kust. 4.5 Conclusie De Kroatische overheid probeert door middel van entrepreneurial zones en free zones de locatiekeuze van bedrijven te sturen om zo regionale ongelijkheid tegen te gaan en sterkere steden te creëren. Dit beleid lijkt redelijk succesvol, maar de vraag is of een groot deel van de bedrijven die zich nu in deze zones hebben gevestigd zich anders niet op een soortgelijke locatie had gevestigd. De effectiviteit van het beleid valt in dat opzicht te betwijfelen. Bovendien was de staatsschuld van Kroatië 48,9% van het BBP8, dus het is niet zeker of het huidige beleid voortgezet kan worden. Als Kroatië wil toetreden tot de EU, zullen de overheidsfinanciën gebonden aan regels en is er dus minder ruimte om cadeaus uit te delen aan bedrijven in de vorm van subsidies of belastingvoordelen. Een kans voor Kroatië is het toerisme. De kustgebieden trekken jaarlijks miljoenen toeristen, maar buiten het seizoen is er veel werkloosheid. Door nieuwe soorten van toerisme te promoten zou het toeristische seizoen verlengd kunnen worden, niet alleen voor de kustgebieden maar ook voor het binnenland, waar mogelijkheden voor bijvoorbeeld cultuurtoerisme zijn. Enkel de faciliteiten hiervoor ontbreken nog. Probleemregio’s worden op nationaal niveau aangepakt via entrepreneurial zones en het Regional Development Fund. Dit beleid staat los van het beleid gericht op steden en sluit hier door het gebrek aan goede regionale netwerken ook nauwelijks bij aan. Als de overheid stopt met het geven van steun aan bedrijven in deze zones, kunnen bedrijfsmigratie en opheffingen hiervan het gevolg zijn. Rationele ondernemers laten zich immers in hun vestigingsgedrag niet leiden door tijdelijke voordelen. Het is daarom beter om blijvende verbeteringen in het productiemilieu van probleemregio’s aan te brengen, in plaats van tijdelijke verbeteringen. Een regionaal ontwikkelingsinstituut heeft op termijn meer nut dan tijdelijke subsidies of belastingvoordelen omdat dit sterkere bedrijven creeërt en kan helpen bij de vorming van een regionaal netwerk. Het huidige overheidsbeleid is te veel gericht op het boeken van resultaten op korte termijn, waardoor de positieve gevolgen op lange termijn onzeker zijn.
8
Gegevens over 2008, bron: CIA World Factbook, geraadpleegd op 29 april 2009.
22
5. De gevolgen van toetreding tot de EU voor Kroatië In 2004 kreeg Kroatië officieel de status van kandidaat-lidstaat van de EU. Daardoor kreeg men toegang tot drie EU-fondsen voor kandidaat-lidstaten, die later vervangen werden door het IPA. Jaarlijks is er circa 150 miljoen euro gemoeid met dit programma, dat Kroatië klaar moet stomen voor de toetreding tot de EU. In dit hoofdstuk zal het regionaal beleid van de EU aan bod komen evenals mogelijke gevolgen van de toetreding tot de EU. 5.1 Ontwikkelingsprogramma’s van de EU De EU hecht veel waarde aan een gelijke verdeling van de welvaart tussen en binnen lidstaten. Lidstaten kunnen daarom gebruik maken van diverse EU-fondsen om een bepaald doel na te streven. Deze paragraaf geeft een overzicht van de belangrijkste programma’s op het gebied van regionaal beleid. •
Allereerst het European Social Fund. Dit fonds biedt vooral hulp aan regio’s met hoge werkloosheid, vooral via scholingsprojecten en het stimuleren van ondernemerschap. Dit fonds sluit goed aan bij het huidige beleid van de Kroatische overheid gericht op het terugdringen van werkloosheid in bepaalde regio’s.
•
Het European Fund for Regional Development richt zich op het verkleinen van verschillen in ontwikkeling, niet alleen tussen verschillende gebieden maar ook tussen verschillende bevolkingsgroepen. Dit laatste is in Kroatië van toepassing op de Roma die in sommige gebieden leven. Ook de infrastructuur speelt een belangrijke rol bij het EFRD. Met geld uit dit fonds zou de infrastructuur in Kroatië na toetreding dus snel verbeterd kunnen worden. Een mogelijk probleem kan echter de regionale indeling zijn die de EU hanteert. In 2007 benoemde Eurostat drie NUTS 2-regio’s in Kroatië: Noordwest-Kroatië, Centraal- en Oost-Kroatië en Adriatisch-Kroatië. Een regio kan rekenen op steun als het BRP per hoofd lager is dan 75% van het EU-gemiddelde. Momenteel is dit voor alle regio’s het geval, maar Zagreb verhoogt het BRP per hoofd in Noordwest-Kroatië aanzienlijk, dus het is niet ondenkbaar dat het BRP per hoofd boven deze grens uit zal komen als de economische groei in Kroatië doorzet. In dat geval zou het gebied rondom Zagreb dus niet automatisch de steun krijgen waar het eigenlijk wel recht op heeft.
•
Het European Agricultural Guidance and Guarantee Fund zal boeren op het platteland hulp bieden bij investeringen in moderne technieken. Dit zal bijdragen aan een beter leefmilieu en ook tot lagere productiekosten leiden. Het is daarom belangrijk om boeren nu alvast voor te bereiden op de toetreding tot de EU, zodat zij weten wat de mogelijkheden zijn en voor welke investeringen zij subsidie kunnen krijgen.
•
Daarnaast zou het Cohesion Fund van waarde kunnen zijn voor Kroatië. Dit fonds is gericht op het verbeteren van het milieu en de infrastructuur. Lidstaten met een BBP lager dan 90% van het EU-gemiddelde die zich houden aan de begrotingsregels komen in aanmerking voor geld uit dit fonds. Als Kroatië aan
23
deze voorwaarden voldoet, zal dit fonds tot 85% bijdragen aan het aanleggen van een beter transportnetwerk. Hoe succesvol deze programma’s in Kroatië zullen zijn, valt nog moeilijk te zeggen. Grote projecten als het aanleggen van nieuwe infrastructuur zullen waarschijnlijk wel succesvol blijken, maar bij kleine projecten is dat nog maar de vraag. Momenteel loopt er al een EU-programma in Kroatië dat geld beschikbaar stelt om het land klaar te stomen voor de toetreding tot de Europese Unie: het IPA. Kersan-Škabić (2007) stelt dat er nog veel problemen zijn bij de aanmelding van projecten voor Europese subsidies. De moeilijke aanmeldingsprocedure en de korte tijd waarin veranderingen moeten worden gerealiseerd worden als problematisch ervaren. Deze problemen kunnen aangepakt worden door een betere communicatie tussen nationale en regionale overheden. Dit zou gerealiseerd kunnen worden door het aantal mensen met kennis over EU-regelgeving bij de ministeries (en op regionaal niveau bij RDA’s) te vergroten. Zo is het voor een kleinschalig project makkelijker om aan informatie te komen over EU-fondsen. Het grootste probleem is echter de onverschilligheid bij regionale overheden in Kroatië, die te passief zijn. Zij laten het werk en de investeringen liever aan bedrijven zelf en de EU over. Dit is een slechte zaak, omdat juist de regionale overheden een belangrijke rol spelen bij het goed terechtkomen van EU-geld. De betrokkenheid is momenteel nog te laag en er zijn te weinig mensen aanwezig die zich hebben verdiept in EU-projecten. Betrokkenheid is echter wel een voorwaarde voor een geslaagd toetredingsprogramma. Dit programma biedt veel kansen voor Kroatische regio’s. Daarom zou elke regio een actieve rol moeten spelen om optimaal gebruik te maken van de mogelijkheden die het IPA biedt. Hetzelfde geldt voor na de toetreding: alleen als regionale overheden betrokken zijn bij projecten gefinancierd door Europa, zullen deze projecten succesvol kunnen zijn. 5.2 Andere gevolgen van toetreding tot de EU Eén van de pijlers van de Europese Unie is vrij verkeer van werknemers tussen lidstaten. Dit houdt in dat als Kroatië toetreedt tot de EU, het voor iedere Kroaat mogelijk wordt om in een andere lidstaat te gaan werken.9 Door de grote inkomensongelijkheid tussen probleemregio’s in Kroatië en het westen, zou het openen van de grenzen tot gevolg kunnen hebben dat er nog meer mensen wegtrekken uit deze gebieden naar het buitenland. Als dit ook in Kroatië gebeurt, zou dit de regionale ongelijkheid dus alleen maar vergroten. Deze angst blijkt gegrond: uit schattingen voor de Centraal- en OostEuropese landen die in 2004 toetraden blijkt dat bijna 4% van de bevolking in het eerste decennium na de toetreding migreert naar landen in de EU-15 (Boeri & Brücker, 2001:12). Hier zal op geanticipeerd moeten worden door de Kroatische overheid. Regiomarketing voor regio’s die leeg dreigen te lopen zou een oplossing kunnen zijn om nieuwe bedrijvigheid aan te trekken (voor of na de toetreding) en zo te voorkomen dat de lokale bevolking wegtrekt.
9
Volledig vrij verkeer van werknemers tussen de meest recente nieuwe lidstaten en de EU-15 is er tot 2011 echter nog niet. Uit angst voor grote migratiestromen is voorafgaand aan de uitbreiding van de EU in 2004 een transitieperiode van maximaal zeven jaar afgesproken. Engeland, Ierland en Zweden doen overigens niet mee aan deze transitieperiode en hebben hun arbeidsmarkt wel direct geopend voor migranten uit nieuwe lidstaten.
24
De open grenzen bieden ook nieuwe mogelijkheden. Handel met EU-landen wordt makkelijker, waardoor de Kroatische exporten en importen mogelijk stijgen. De haven van Rijeka kan dan groeien als de handel met EU-landen toeneemt en mogelijk zal ook het aantal toeristen uit de EU toenemen. Naast de financiële steun zullen er dus nog meer positieve gevolgen zijn van de toetreding. 5.3 Conclusie De toetreding tot de EU biedt zeker mogelijkheden voor Kroatië. Betrokkenheid van regionale overheden bij EU-projecten is echter wel een vereiste voor het slagen van deze projecten. De basis voor een hogere betrokkenheid is betere kennis over EUfondsen bij ambtenaren. Zij moeten bewerkstelligen dat de mogelijkheden optimaal benut worden. Het EU-beleid sluit in de meeste gevallen goed bij het nationaal beleid aan. Daarom zal er als Kroatië toetreedt tot de EU niet al te veel veranderen, behalve het feit dat er meer geld beschikbaar komt en de handel met EU-landen zal toenemen. Het is nog onzeker wat de gevolgen zijn van de toetreding voor regionale ongelijkheid. Het zullen de beter ontwikkelde regio’s zijn die het meeste voordeel zullen hebben van de handel, maar juist voor probleemregio’s zal meer ontwikkelingsgeld beschikbaar komen. Als dit geld goed terecht komt, zal in lijn met de doelen van de EU de regionale ongelijkheid afnemen. Als dit niet het geval is, kan het zijn dat regionale ongelijkheid juist toeneemt bij een toetreding van Kroatië tot de EU. Een belangrijke taak ligt dus bij regionale overheden. Zij moeten een actieve rol spelen en zorgen dat het geld uit EU-fondsen goed terechtkomt.
25
6. Conclusie De probleemstelling van deze scriptie luidde: Hoe ziet het regionaal economisch beleid in Kroatië eruit en wat zullen de gevolgen zijn van een toetreding tot de Europese Unie? De Kroatische overheid heeft een aantal doelstellingen: het verlagen van de werkloosheid, het stimuleren van achtergebleven regio’s en het verkleinen van regionale ongelijkheid in inkomen en levensstandaard binnen het land. Regionaal economisch beleid is een instrument om deze doelstellingen te behalen. In hoofdstuk 3 kwam de theoretische benadering van regionaal economisch beleid aan bod. De conclusie van dit hoofdstuk was dat de Kroatische economie te veel afhankelijk was van Zagreb en dat polycentrisch beleid deze dominantie zou kunnen verminderen. Een goed regionaal netwerk binnen het land is daarvoor van groot belang. De overheid zal er eerst voor moeten zorgen dat dit netwerk aanwezig is en goed functioneert. Alleen als aan deze voorwaarde voldaan is, zou polycentrisch beleid succesvol kunnen zijn. Het huidige regionaal beleid in Kroatië bestaat uit het opzetten van entrepreneurial zones in probleemregio’s en free zones in stedelijke regio’s. Deze zones zijn niet altijd even succesvol: entrepreneurial zones zorgen zoals paragraaf 4.1 bewijst niet altijd voor de gewenste duurzame toename van de werkgelegenheid. Een belangrijke rol is hier weggelegd voor Regional Development Agencies. In Istria heeft het IDA veel bijgedragen aan een gelijkmatige ruimtelijke verdeling van de economische ontwikkeling binnen de regio. In andere regio’s is dit minder het geval, vooral omdat er te weinig betrokkenheid is bij lokale en regionale overheden. Een betere samenwerking tussen Regional Development Agencies en overheden zou daarom een aanbeveling zijn voor deze regio’s. Ook in de stedelijke regio’s is het beleid niet altijd even succesvol. Free zones zouden de concurrentiekracht van Kroatische steden op internationaal niveau moeten verbeteren. Uit paragraaf 4.2 bleek echter dat deze zones weinig succesvol zijn als het gaat om het aantrekken van nieuwe bedrijven. Het bleek dat veel bedrijven in deze zone voorheen al in dezelfde stad actief waren en alleen naar deze zone verhuisd waren vanwege de voordelen. Een betere manier om de concurrentiekracht van steden te verbeteren, is het vergroten van de kennisbasis. Momenteel is het aandeel hogeropgeleiden in de totale bevolking slechts 12%. Door middel van bijscholing van de huidige beroepsbevolking en het stimuleren van langer doorstuderen van jongeren zou de kennisbasis in het hele land kunnen vergroten. De combinatie van relatief lage lonen en een goed opgeleide beroepsbevolking zou Kroatië dan aantrekkelijker maken voor meer buitenlandse bedrijven. Een Kroatische toetreding tot de EU zou het voor deze bedrijven eenvoudiger maken zich te vestigen in Kroatië. Dit zou de concurrentiekracht van steden dus zeker vergroten. Verder zal er na de toetreding meer geld beschikbaar komen voor regionale ontwikkeling, dus er zijn meer middelen om regionale ongelijkheid te bestrijden. De vraag is echter of dit geld goed terechtkomt. Als dit niet het geval is, zullen de positieve effecten van de toetreding mogelijk groter zijn in welvarende regio’s en zal de regionale ongelijkheid mogelijk toenemen. Het is dus van essentieel belang dat regionale overheden in probleemregio’s bewerkstelligen dat het EU-geld goed terechtkomt.
26
Deze scriptie heeft een overzicht gegeven van het regionaal economisch beleid in Kroatië. De focus van het beleid ligt bij het stimuleren van probleemregio’s en het versterken van stedelijke gebieden. Een toetreding tot de EU zou betekenen dat er meer middelen beschikbaar komen om regionale ongelijkheid te bestrijden. Dit sluit goed aan bij het huidige beleid. De toetreding tot de EU biedt de Kroatische overheid meer mogelijkheden om de doelstellingen die zij zichzelf gesteld had te behalen. Het is daarom niet meer dan logisch dat Kroatië de toetreding zo snel mogelijk wil afronden.
27
Appendix 1: Regionale indeling van Kroatië
Bron: Wikipedia
De 21 provincies (županije, letterlijk: graafschappen) van Kroatië: 1. Zagreb 2. Krapina-Zagorje 3. Sisak-Moslavina 4. Karlovac 5. Varaždin 6. Koprivnica-Križevci 7. Bjelovar-Bilogora 8. Primorje-Gorski Kotar 9. Lika-Senj 10. Virovitica-Podravina 11. Požega-Slavonia
12. Brod-Posavina 13. Zadar 14. Osijek-Baranja 15. Šibenik-Knin 16. Vukovar-Srijem 17. Split-Dalmatia 18. Istria 19. Dubrovnik-Neretva 20. Međimurje 21. City of Zagreb
28
Appendix 2: Rank size distribution van de 10 grootste Kroatische steden
Bron: Bacic & Šišinački (2007)
29
Referenties: Boeken: O. Atzema, J. Lambooij, A. van Rietbergen, E. Wever (2002), Ruimtelijke Economische Dynamiek, Bussum: Coutinho P. Rietveld (1999), De toekomst van infrastructuuronderzoek. In : W. De Graaff en F. Boekema (red.), De regio centraal, Assen: Van Gorcum, p. 27-46 Andere publicaties : Drzavni Zavod za Statistiku (2009), Statistical Information 2008 Centraal Bureau voor de Statistiek (2008), De regionale economie 2007 Wetenschappelijke papers: D. Alibegović en Ž. Kordej-De Villa (2007), Local Dimensions of Sustainable Development: The Case of Croatia, paper geschreven voor het gezamelijke congres van de European Regional Science Association (47th Congress) en de ASRDLF (Association de Science Regionale de Langue Francaise, 44th Congress) van 29 augustus tot 2 september 2007. Op 30 januari 2009 ontleend aan http://sadapt.inapg.inra.fr/ersa2007/papers/467.RTF. K. Bacic en J. Šišinački (2007), In search for the appropriate regional development model in Croatia, paper geschreven voor het gezamelijke congres van de European Regional Science Association (47th Congress) en de ASRDLF (Association de Science Regionale de Langue Francaise, 44th Congress) van 29 augustus tot 2 september 2007. Op 26 februari 2009 ontleend aan http://sadapt.inapg.inra.fr/ersa2007/papers/130.pdf. T. Boeri en H. Brücker (2001), Eastern Enlargement and EU-Labour Markets: Perceptions, Challenges and Opportunities, published in World Economics, Vol. 2, No. 1 (Jan/Mar 2001). Op 27 april 2009 ontleend aan http://www.eabcn.org/research/documents/boeri_brucker.pdf. G. Glas (1996), Industriële netwerken: Ruimte, regio’s, cultuur en beleid, p.163-180. Op 22 maart 2009 ontleend aan http://dissertations.ub.rug.nl/FILES/faculties/rw/1996/g.f.glas/h6.pdf. C. Hague en K. Kirk (2003): Polycentricity Scoping Study, Edinburgh: Heriot-Watt University, School of the Built Environment. Op 20 maart 2009 ontleend aan http://www.digitalcity.hu/documents/DOK/doc/AAAAKCPD.pdf. I. Kersan-Škabić (2007). Regional development in Croatia and utilisation of EU programmes, Universiteit van Pula. Op 21 januari 2009 ontleend aan http://sadapt.inapg.inra.fr/ersa2007/papers/803.RTF. Ž. Kordej-De Villa, I. Rašić-Bakarić, N. Starc, P. Stubbs, M. Sumpor en J. Šišinački (2005), The Spatial Dimensions of Development in Croatia - From Theory to Policy Vacuum, in Ž. Lovrinčević et al, ed., Proceedings of the 65th Anniversary
30
Conference of the Institute of Economics, Zagreb. Zagreb: The Institute of Economics, Zagreb, p. 611-646. Op 30 januari 2009 ontleend aan http://www.eizg.hr/AdminLite/FCKeditor/UserFiles/File/24%20The%20Spatial%20D imensions%20of%20Development%20in%20Croatia%20%20from%20Theory%20t o%20Policy%20Vacuum.pdf. P. Rosenstein-Rodan (1943), Problems of Industrialisation of Eastern and South-Eastern Europe, The Economic Journal, Vol. 53, No. 210/211. (Jun. - Sep., 1943), p. 202211. Op 20 maart 2009 ontleend aan http://cedec.wustl.edu/azariadis/teaching/e5861Fl07/papers/RosensteinRodan_ej4 3.pdf. P. Sheane (2006), Comparative study of Free Zones in Croatia with those in the Region, Ministry of Economy, Labour and Entrepreneurship. Op 7 april 2009 ontleend aan http://www.mingorp.hr/UserDocsImages/CARDS%20strateski%20dugorocan%20ra zvoj%20postojecih%20Slobodnih%20zona/02%20Comparative%20FZ%20study.d oc. Geraadpleegde internetbronnen: www.cia.gov/library/publications/the-world-factbook (CIA World Factbook) www.dzs.hr (Kroatisch Centraal Bureau voor de Statistiek) www.ec.europa.eu/regional_policy (Regionaal beleid in de EU) www.fondrr.hr/eng/ (Regional Development Fund) www.ida.hr (Istrian Development Agency) www.nationmaster.com (Nationmaster) www.undp.hr (United Nations Development Programme)
31