B. van Abshoven A. Reiffers
Handboek organisatie van de huisartsenpraktijk
Houten 2013
1
Werken vanuit de basisprincipes van kwaliteit en veiligheid B. van Abshoven
1.1
Procesmatig werken – 2
1.2
Wet BIG – 4
1.3
WGBO – 5
1.4
Werken volgens richtlijnen en protocollen – 6
1.5
De kwaliteitscyclus – 8
1.6
De praktijkaccreditatie – 9
1.7
Benchmarking – 10
1.8
Veiligheid – 10
1.9
Richtlijn hygiëne en sterilisatie in de huisartsenpraktijk – 11
1.10
Landelijke Richtlijn Prikaccidenten – 11
1.11
Richtlijn medicatieveiligheid – 12
1.12
VIM (Veilig Incidenten Melden) – 13
1.13
Beroepshouding – 14
1.14
Conclusie – 15
1
2
Hoofdstuk 1 • Werken vanuit de basisprincipes van kwaliteit en veiligheid
In de zorg is de laatste jaren veel veranderd. Om het werk goed te kunnen blijven doen legt men de laatste jaren de nadruk op procesmatig werken, op kwaliteit en veiligheid. Deze onderwerpen worden in dit eerste hoofdstuk uitgelegd als uitgangspunten voor het werken in de huisartsenpraktijk.
1
1.1 proces
Procesmatig werken
Binnen de huisartsenpraktijk is procesmatig werken belangrijk. Een proces is een bepaalde ordening van het werk. Je werkt niet alleen. Vanuit verschillende vakgebieden ben je bezig om de patiënt goed te helpen. Maar dit kan op verschillende manieren en hoe zorg je ervoor dat werk niet dubbel gedaan wordt of dat je elkaar juist tegenwerkt? Door het werk te zien als processen die zo goed mogelijk uitgevoerd moeten worden, komt meer de nadruk te liggen op samenwerking met collega’s binnen en buiten de eigen huisartsenpraktijk. Voor de samenwerking van disciplines (medewerkers uit verschillende vakgebieden) is organisatie en overleg nodig. > Het proces van begeleiding van diabetespatiënten is bijvoorbeeld niet alleen afhankelijk van jou als praktijkassistent en van de huisarts. De diabeteszorg omvat ook het werk van de praktijkondersteuner, de pedicure, de podotherapeut, de oogarts, de optometrist en de diëtist. Gezamenlijk hebben ze allemaal hetzelfde doel, de diabetespatiënt zo goed mogelijk te begeleiden, maar wie is precies waarvoor verantwoordelijk? Procesmatig werken zorgt ervoor dat iedere medewerker ziet hoe de eigen taak bijdraagt aan het doel en dat de eigen werkzaamheden aansluiten op de taken van anderen.
definitie van procesmatig werken
effectief en efficiënt
Binnen het bedrijfsleven wordt procesmatig werken op de volgende manier gedefinieerd: alle activiteiten die bijdragen aan het tot stand komen van het product of de dienst worden zo effectief en efficiënt mogelijk uitgevoerd, opdat de klant exact datgene krijgt wat hij verwacht op het moment dat hij het nodig heeft en tegen de prijs die afgesproken is. Effectief betekent dat je op een manier werkt waarmee je het gewenste resultaat bereikt. Efficiënt is een proces wanneer er weinig middelen gebruikt worden, zoals tijd, werkuren, grondstoffen of geld. Effectief heeft dus te maken met het doel en het resultaat, efficiënt gaat over de methode waarmee je dat bereikt. In de huisartsenpraktijk wordt ook verwacht dat je effectief en efficiënt werkt. Niet alleen het doel telt, maar ook de weg ernaartoe. > Binnen de zorg heeft vaak de nadruk gelegen op het beter maken van de patiënt. En dat is natuurlijk het belangrijkste doel binnen de zorg. Maar wanneer je het proces bekijkt vanuit de patiënt, zijn er misschien binnen de praktijk belangrijke verbeteringen mogelijk. Wordt de patiënt goed te woord gestaan en kan de patiënt alle uitleg over de ziekte goed begrijpen? Kan de patiënt op de tijd van de afspraak ook echt gezien worden of moet er lang gewacht worden in de wachtkamer? Kunnen afspraken logisch op elkaar worden aangesloten of moet de patiënt op meerdere dagen terugkomen? Is de praktijk goed te bereiken per telefoon, maar ook met de auto of het openbaar vervoer? Wanneer alle processtappen goed op elkaar afgestemd worden, zal dat de patiënt ten goede komen.
1.1 • Procesmatig werken
. Figuur 1.1
3
1
Het protocol urineweginfectie staat op de computer.
Procesmatig werken heeft echter tevens een positieve uitwerking op alle medewerkers in de zorg. Doordat je gestructureerd werkt, kun je beter het overzicht houden over al je werkzaamheden. Als praktijkassistent ben je de spin in het web. Er komen veel verschillende vragen en verzoeken op je af. Je doet medische handelingen, maar daarnaast word je ook geacht om alles omtrent de praktijk administratief en organisatorisch goed te laten verlopen. Procesmatig werken zorgt voor structuur en minder werkdruk. Een proces onderscheidt zich van een project: een proces herhaalt zich, terwijl een project een eenmalige activiteit is met een begin en een einde. Binnen de huisartsenzorg zijn er veel processen die steeds weer opnieuw door een assistent gedaan moeten worden, bijvoorbeeld urineonderzoek. Het is zinvol de werkwijze van een zich herhalend proces te beschrijven in een protocol. Stap voor stap wordt beschreven welke handelingen je moet doen (zie . figuur 1.1). Door nieuwe inzichten moet een protocol steeds weer opnieuw aangepast worden. Een protocol is dus een belangrijk hulpmiddel bij procesmatig werken. Het protocol is een stappenplan waarin beschreven staat hoe men in de praktijk gewend is te werken. Het protocol wordt steeds geëvalueerd en zo nodig aangepast. In de zorg worden de processen steeds complexer door bijvoorbeeld veranderde technische mogelijkheden en door verschillende specialisaties van personeel. Het beheersen van die processen is dan ook een grote uitdaging waar de zorg op dit moment voor staat. Hoe complexer de processen worden, hoe lastiger het wordt om alles goed te laten verlopen. Een verkeerde werkwijze kan de patiënt ernstige schade toebrengen. Een foute overdracht van de medicatie kan grote nadelige gevolgen hebben. Daarom is de bewaking van de kwaliteit en de veiligheid een groot aandachtspunt binnen de zorg. De onderwerpen kwaliteit en veiligheid worden uitgebreid beschreven in de paragrafen hierna.
verschil tussen proces en project
protocol
4
Hoofdstuk 1 • Werken vanuit de basisprincipes van kwaliteit en veiligheid
1.2
1
deskundig en bekwaam
voorbehouden handelingen
BIG-register
deskundigheidsbevordering doktersassistenten
Wet BIG
Om de kwaliteit van de zorg te bevorderen is de Wet BIG ontstaan (de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg). De wet spitst zich toe op individuele gezondheidszorg en dat betekent dat de zorg rechtstreeks gericht is op een persoon. Deze wet beschermt patiënten tegen ondeskundig of onzorgvuldig handelen van individuele zorgverleners. De Wet BIG stelt voorwaarden aan deskundigheid en bekwaamheid. Je bent deskundig als je de vereiste scholing hebt genoten en je bent bekwaam als je voldoende ervaring hebt met bepaalde handelingen. De Wet BIG noemt een aantal handelingen die voorbehouden zijn aan bepaalde beroepsbeoefenaren. Artsen mogen alle voorbehouden handelingen doen die in de wet genoemd worden. Voorbehouden handelingen zijn handelingen die risico’s met zich meedragen. Praktijkassistenten voeren voorbehouden handelingen uit in opdracht van de arts. De arts en jijzelf moeten ervan overtuigd zijn dat je bekwaam bent. De meest voorkomende voorbehouden handelingen die doktersassistenten doen zijn de venapunctie en het injecteren (intracutaan, subcutaan en intramusculair). Andere verpleegtechnische handelingen kun je wel zelfstandig uitvoeren, zoals bloeddruk meten of hechtingen verwijderen. Van acht beroepsgroepen kunnen zorgverleners zich inschrijven in het BIGregister. Die acht beroepsgroepen zijn: artsen, tandartsen, apothekers, gezondheidszorgpsychologen, psychotherapeuten, fysiotherapeuten, verloskundigen en verpleegkundigen. Deze acht beroepen vallen onder het tuchtrecht. Artsen en verpleegkundigen moeten zich elke vijf jaar opnieuw registreren in het BIG-register. Voor de herregistratie moeten artsen en verpleegkundigen voldoen aan twee criteria: werkervaring en scholing. Iedereen kan in het BIG-register opzoeken of zijn medische hulpverlener erin voorkomt en dus deskundig is om het werk te doen. De NVDA (Nederlandse Vereniging van Doktersassistenten) pleit ervoor dat ook praktijkassistenten worden opgenomen in de Wet BIG. Het beroep van de praktijkassistent heeft zich sterk ontwikkeld de laatste jaren. Steeds meer taken worden van de arts naar de praktijkassistent overgeheveld. Het is belangrijk dat praktijkassistenten zich blijven scholen en op die manier hun deskundigheid bevorderen. In maart 2011 was voor het verzoek om het beroep van de praktijkassistent op te nemen in de Wet BIG echter geen meerderheid in de Tweede Kamer. Het is dus nog niet mogelijk om je in te schrijven in het BIG-register. Vooruitlopend op de opname in de Wet BIG is de NVDA het Kwaliteitsregister Doktersassistent gestart. Een doktersassistent kan zich inschrijven als ze een erkend diploma bezit en als ze de beroepscode van de NVDA ondertekend heeft. Ook hierbij volgt elke vijf jaar herregistratie. De eisen waaraan je moet voldoen zijn:
5 in de afgelopen vijf jaar moet je 2080 uur gewerkt hebben als doktersassistent;
5 in de afgelopen vijf jaar moet je minimaal honderd punten aan deskundigheidsbevordering behaald hebben. Als de praktijkassistent een triagediploma heeft, krijgt ze een aantekening hiervan in het register.
1.3 • WGBO
Het Kwaliteitsregister Doktersassistent is ondergebracht bij KABIZ (Kwaliteitsregistratie en Accreditatie Beroepsbeoefenaren in de Zorg). Inschrijven kan op 7 www.kabiz.nl. De na- en bijscholingen die worden gegeven dienen te worden geaccrediteerd om je registratiepunten te verkrijgen om ingeschreven te blijven in het kwaliteitsregister. Voor informatie over geaccrediteerde scholing kun je kijken op de site van de NVDA of de CADP. De CADP beoordeelt de kwaliteit van cursussen en andere nascholing voor bijvoorbeeld doktersassistenten.
1.3
5
1 Kwaliteitsregister Doktersassistent
WGBO
Wanneer je als praktijkassistent een patiënt behandelt, dan heb je volgens de WGBO (Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst) een geneeskundige behandelingsovereenkomst met hem of haar. Er hoeft geen contract getekend te worden. In de WGBO staan de rechten en plichten beschreven die bij die overeenkomst horen. Zorgverlener en patiënt mogen onderling geen afspraken maken die in strijd zijn met de WGBO.
WGBO
Een hulpverlener (ook een praktijkassistent) heeft de plicht om de patiënt te informeren over (zie . figuur 1.2.): 5 de huidige gezondheidstoestand en de vooruitzichten; 5 de aard en het doel van het onderzoek en de behandeling; 5 de te verwachten gevolgen en risico’s; 5 andere methoden die in aanmerking komen.
De hulpverlener geeft de informatie aan de patiënt zelf wanneer hij zestien jaar of ouder is. Aan de patiënt én de ouders/verzorgers als de patiënt tussen de twaalf en zestien jaar is. Bij wilsonbekwaamheid (iemand is zelf niet in staat om beslissingen te nemen) aan de wettelijk vertegenwoordiger. De patiënt heeft recht: 5 op duidelijke informatie over zijn gezondheidstoestand; 5 om te beslissen of hij toestemming geeft voor onderzoek of behandeling; 5 op een second opinion (een tweede mening van een andere deskundige); 5 op inzage in zijn medisch dossier; 5 op privacy. Maar de patiënt heeft ook plichten. De patiënt moet:
5 de hulpverlener duidelijk informeren; 5 zo veel mogelijk meewerken aan onderzoek en behandeling.
In de WGBO staat dat de hulpverlener verplicht is om van iedere patiënt een dossier bij te houden. Dat zorgt namelijk voor continuïteit en mede daardoor voor kwalitatief goede zorg. De huisarts en praktijkassistent zijn verantwoordelijk voor het nauwkeurig bijhouden van het dossier.
dossier
6
Hoofdstuk 1 • Werken vanuit de basisprincipes van kwaliteit en veiligheid
1
. Figuur 1.2
Een praktijkassistent heeft de plicht om een patiënt goed te informeren.
De huisarts is de eigenaar van het dossier en kan daarom niet verplicht worden om het dossier af te staan. Als de patiënt er toestemming voor geeft, dan kan de huisarts wel informatie uit het dossier doorgeven aan derden. Iemand kan bijvoorbeeld een afschrift van het dossier nodig hebben voor een bedrijfsarts of voor een advocaat die probeert een schadeclaim voor de patiënt te regelen.
1.4
richtlijnen
Werken volgens richtlijnen en protocollen
Binnen de zorg wordt er de laatste jaren veel gewerkt met richtlijnen en protocollen. Richtlijnen geven aan wat er gedaan kan worden, het gaat om aanbevelingen. Een voorbeeld van een richtlijn is de Landelijke Richtlijn Prikaccidenten (7 par. 1.10). Richtlijnen worden gemaakt om de kwaliteit van de zorg te verbeteren door aanbevelingen voor passende zorg te verwoorden. Tegenwoordig komt er veel informatie op je af in de zorg. Richtlijnen zorgen ervoor dat de stroom van informatie hanteerbaar wordt gemaakt. Wetenschappelijke bewijzen vormen de basis van het handelen. Richtlijnen komen echter niet alleen tot stand vanuit wetenschappelijke onderzoeksresultaten, maar zijn ook gebaseerd op klinische ervaring, de beschikbaarheid van hulpmiddelen en de voorkeuren van patiënten. Wanneer een grote groep patiënten aangeeft dat behandeling A veel minder zwaar gevonden wordt dan behandeling B, kan de richtlijn behandeling A aanbevelen.
protocollen
Een protocol helpt zorgverleners bij zorginhoudelijke handelingen, het geeft stap voor stap aan hoe iets gedaan moet worden (zie . figuur 1.3). Een goed voorbeeld is het protocol bij een urineweginfectie. Als je de werkwijze van het protocol volgt,
1.4 • Werken volgens richtlijnen en protocollen
7
1
. Figuur 1.3 ‘Even in het protocol lezen hoe het moet.’
handel je volgens de gemaakte afspraken en voldoe je aan de juiste normen. Mocht er iets fout gaan, maar heb je gewerkt volgens een protocol, dan valt jou als zorgverlener niets te verwijten. Voor waarnemers, voor nieuwe medewerkers en voor stagiaires is het fijn om de protocollen door te kunnen nemen en te weten hoe de praktijk gewend is bij bepaalde situaties te handelen. Wat is het verschil tussen een richtlijn en een protocol? De vrijheid van handelen is bij een protocol beperkter dan bij een richtlijn. Vooral protocollen van ‘voorbehouden handelingen’ hebben weinig ruimte voor eigen inbreng. Wat moet er in een protocol staan? 5 Naam van de organisatie. 5 Datum waarop het protocol geschreven is. 5 Wie mag deze handeling uitvoeren? 5 Titel (bijvoorbeeld Protocol Urineweginfectie). 5 Doel. 5 Benodigdheden. 5 Voorbereiding. 5 Werkwijze. 5 Complicaties (bijkomende moeilijkheden).
Om snel iets op te kunnen zoeken is het belangrijk dat protocollen een eenduidige structuur hebben en dat de inhoud kort en duidelijk beschreven is. Altijd zul je echter zelf moeten blijven nadenken of de aangegeven werkwijze in de huidige situatie wel de juiste manier van handelen is.
verschil richtlijn en protocol
8
Hoofdstuk 1 • Werken vanuit de basisprincipes van kwaliteit en veiligheid
1.5
1 controle protocollen
kwaliteitssysteem
De kwaliteitscyclus
Wanneer alle protocollen geschreven zijn is er om de zoveel tijd controle nodig om te kijken of de werkwijze nog wel geschiedt volgens de nieuwste inzichten. Is de beschreven manier van handelen nog steeds de beste? Zijn er nieuwe hulpmiddelen op de markt? Zijn er meer medewerkers die deze handelingen mogen uitvoeren? Het is een goede gewoonte om het kwaliteitssysteem met de protocollen elke keer op de agenda van het praktijkoverleg te zetten. Per overleg kunnen een paar protocollen geëvalueerd worden. Hoe kan die evaluatie zo goed mogelijk plaatsvinden? Vaak wordt er gewerkt met de kwaliteitscirkel van Deming. De cirkel beschrijft vier activiteiten die de kwaliteit van het werk kunnen verbeteren. Deze vier activiteiten bij de kwaliteitscirkel van Deming zijn: 1. Plannen: wanneer je naar de huidige manier van werken kijkt die beschreven is in het te bespreken protocol, maak dan een plan met doelstellingen voor verbetering. 2. Doen: voer dit plan uit. 3. Checken: wat is het resultaat? Is er echt gewerkt volgens de nieuwe doelstellingen? Is de nieuwe werkwijze beter dan de oorspronkelijke manier van werken? 4. Actualiseren: stel het protocol bij aan de hand van de gevonden resultaten.
PDCA-kwaliteitscirkel
Aan de hand van de eerste letters van deze woorden wordt deze werkwijze ook wel de PDCA-kwaliteitscirkel genoemd (zie . figuur 1.4). Deze vier stappen kunnen steeds weer cyclisch herhaald worden. Het is niet verplicht om met deze kwaliteitscyclus
. Figuur 1.4
De PDCA-kwaliteitscirkel hier in het Engels: Plan, Do, Check, Act.
1.6 • De praktijkaccreditatie
9
1
van Deming te werken, er zijn meerdere evaluatie-instrumenten die gebruikt kunnen worden. Een voordeel van een kwaliteitscyclus is dat je je bewust wordt van je manier van werken. Het geeft tevens een sterke impuls om verbeterpunten aan te pakken.
1.6
De praktijkaccreditatie
Om aan de buitenwereld te laten zien dat er op de praktijk kwaliteit geleverd wordt, kan een praktijk een keurmerk krijgen (zie . figuur 1.5). Onafhankelijke organisaties die dat proces van het verkrijgen van een keurmerk (accreditering) begeleiden zijn KEMA-keur en het NHG (Nederlands Huisartsen Genootschap). De NHG-Praktijkaccreditering (NPA) zorgt voor een jaarlijkse audit, het onderzoek of de praktijk goed functioneert. Er wordt gecontroleerd of de gestelde doelen met betrekking tot de verbeterplannen zijn gehaald en er wordt getoetst of de praktijk voldoet aan de gestelde minimumeisen. Praktijken worden niet alleen getoetst op medisch handelen, maar ook op praktijkvoering en patiëntenoordeel. Er wordt op een gestructureerde manier gewerkt aan het verbeteren van processen aan de hand van feedbackrapportage. Medewerkers van de praktijk vullen digitale vragenlijsten in, die gecontroleerd en besproken worden met de accrediteur. Hoe wordt de kwaliteit gemeten in een accreditatietraject? Wil men de kwaliteit van iets beoordelen dan zal er gemeten moeten worden. Daarvoor heeft men indi-
. Figuur 1.5
Logo van een NHG-geaccrediteerde praktijk.
keurmerk
10
Hoofdstuk 1 • Werken vanuit de basisprincipes van kwaliteit en veiligheid
1
indicatoren
catoren nodig. Een indicator is een meetbaar fenomeen (meestal een getal) dat een signalerende functie heeft. Wijkt een indicator af van een afgesproken norm dan is bijsturing nodig. Indicatoren geven dus een aanwijzing voor de mate van kwaliteit van een bepaald aspect van de gezondheidszorg. Een indicator is een verschijnsel dat op iets wijst, een factor die iets aangeeft. Voor het accrediteringstraject moet de praktijk onder andere een set indicatoren over medisch handelen aanleveren. Indicatoren leveren meetbare aspecten aan van een situatie waarover men geïnformeerd wil zijn. Deze indicatoren hebben betrekking op chronische zorg (COPD, diabetes of hart- en vaatziekten), preventieve zorg (griepvaccinaties, cervix-screening) en medicatie. > Een voorbeeld van een indicator bij COPD is: wat is aan het einde van een rapportageperiode het percentage van het totale aantal patiënten die bekend zijn met COPD en in de eerste lijn worden behandeld? Hierbij is de huisarts de hoofdbehandelaar.
1.7 benchmarking
Een andere vorm van kwaliteitsbewaking is benchmarking. Benchmarking is een manier voor organisaties om van elkaar te leren, verantwoording af te leggen en toezicht te vergemakkelijken. De praktijk levert cijfers aan over bijvoorbeeld aantallen patiënten, aantallen verrichtingen, voorgeschreven medicatie en bepaalde aandoeningen zoals COPD. Hieruit kunnen conclusies worden getrokken. Wanneer andere praktijken voor bepaalde ziekten veel goedkopere medicijnen voorschrijven dan de eigen praktijk, kan dit resulteren in een verandering in het voorschrijfgedrag.
1.8 veilige zorg
richtlijnen over veiligheid
Benchmarking
Veiligheid
In de media worden medische missers wel eens breed uitgemeten. Die worden vaak veroorzaakt door menselijke fouten. Jammer genoeg ben je als mens niet perfect. Iedere mens vergist zich wel eens, vooral bij vermoeidheid en drukte op het werk. Hoe hiermee om te gaan als praktijkassistent? Je bent niet perfect, maar er wordt wel veilige zorg van jou verwacht! Het is een uitdaging om de omgeving (de apparatuur en het team) zó veilig te maken dat vergissingen worden voorkomen of bijtijds worden opgemerkt. Het is belangrijk dat je als praktijkassistent leert om verantwoording af te leggen over je werk. Wanneer je fouten maakt, probeer ze dan niet te verbergen, maar geef het door want dan kan er iets aan gedaan worden om de schade zo veel mogelijk te beperken. In de zorg gaat het niet alleen om de veiligheid voor de patiënten, maar ook om de veiligheid van alle praktijkmedewerkers. Omdat dit een belangrijk aandachtspunt is in de zorg, zijn er veel richtlijnen opgesteld over veiligheid. Voorbeelden hiervan zijn de Richtlijn hygiëne en sterilisatie in de huisartsenpraktijk, de reeds genoemde Landelijke Richtlijn Prikaccidenten en de Richtlijn medicatieveiligheid. We zullen deze drie richtlijnen in het kort bespreken.
1.10 • Landelijke Richtlijn Prikaccidenten
11
1
Richtlijn hygiëne en sterilisatie in de huisartsenpraktijk
1.9
Bij hygiëne moet je allereerst denken aan je persoonlijke hygiëne. Het blijkt dat een goede handreiniging heel effectief is voor het voorkomen van infecties. Je draagt onsteriele handschoenen bij ieder mogelijk contact met bloed of lichaamsvocht en steriele handschoenen bij kleine ingrepen. Als er kans is op spatten van bloed of ander lichaamsvocht dan moet je een witte jas dragen of een wegwerpschort. Daarnaast draag je een beschermende bril en een mond-neusmasker. Injectienaalden en ander scherp afval gaan na gebruik direct in een naaldencontainer. Het instrumentarium moet volgens de richtlijnen gereinigd worden. Zou je hier niet aan voldoen dan werk je dus onveilig en zou het kunnen dat je ziektekiemen van de ene patiënt op de andere overbrengt. Vooral bij mensen met een verminderde weerstand moet je erg voorzichtig zijn. Als je zelf een besmettelijke ziekte hebt (bijvoorbeeld verkoudheid of diarree), maar je kunt nog wel werken, dan kun je beter direct patiëntencontact vermijden bij deze groep mensen. Informatie over infectiepreventie kun je vinden op de website 7 www.wip.nl. Wanneer er geen schoonmaker in dienst is dan behoort het schoonmaken van het toilet, de wachtkamer, de artsenkamer en de assistentenkamer ook tot de taken van de praktijkassistent. Het kinderspeelgoed in de wacht- en spreekkamer moet regelmatig goed schoongemaakt worden. Zorg dat schoonmaakmiddelen en pedaalemmerzakken op tijd besteld worden. Instrumenten die gebruikt worden bij chirurgische ingrepen moeten gesteriliseerd worden. Tegenwoordig wordt een autoclaaf geadviseerd, voorzien van een CE-markering en met een voorziening om aan het eind van het proces instrumenten te drogen. In dit type autoclaaf kunnen instrumenten verpakt worden gesteriliseerd. Lees voor het gebruik van de autoclaaf het protocol steriliseren door. Let op dat de autoclaaf alleen aanstaat als er mensen op de praktijk aanwezig zijn, dit met het oog op kortsluiting en brandgevaar.
1.10
hygiëne
schoonmaak
steriliseren
Landelijke Richtlijn Prikaccidenten
Bij deze richtlijn gaat het niet alleen om prikaccidenten, maar ook om snij-, spat- en bijtaccidenten. Bij een prik- of snijaccident komt bloed of een andere lichaamsvloeistof via een scherp voorwerp van de ene persoon in het lichaam van een ander. Dit kan bijvoorbeeld gebeuren met een injectienaald. Bij een spataccident betreft het bloed dat op slijmvliezen of niet-intacte huid terechtkomt. Bij een bijtaccident komt bloed op mondslijmvlies of speeksel in een open wond.
Bij deze accidenten kunnen hepatitis B-virus (HBV), hepatitis C-virus (HCV) en humaan immunodeficiëntie virus (HIV) worden overgedragen. In de Landelijke Richtlijn Prikaccidenten wordt een stappenplan weergegeven waarbij de praktische afhandeling wordt beschreven (zie . figuur 1.6).
prik-, snij-, spaten bijtaccidenten
12
Hoofdstuk 1 • Werken vanuit de basisprincipes van kwaliteit en veiligheid
1
. Figuur 1.6 Stel, je prikt per ongeluk jezelf met een injectienaald waarmee je een patiënt hebt geprikt, in de richtlijn prikaccidenten staat wat je dan het beste kunt doen.
1.11 medicatieveiligheid
Richtlijn medicatieveiligheid
Medicatieveiligheid heeft te maken met alle activiteiten die zijn gericht op het juist voorschrijven en afleveren en het juiste gebruik van geneesmiddelen. > Tijdens een onderzoek in 2009 en 2010 concludeerde de inspectie dat de medicatieveiligheid voor kwetsbare groepen in de langdurige zorg en de zorg thuis onvoldoende was. Gelukkig kon de inspectie in 2011 weer melden dat de medicatieveiligheid sterk verbeterd was.
veilige principes
Het verbeteren van de medicatieveiligheid vraagt de inzet van alle schakels in de keten: de patiënt, de huisarts, de apotheker, de praktijkondersteuner en de praktijkassistent. Er is een notitie geschreven: Veilige principes in de medicatieketen. Daarin wordt beschreven wie waarvoor verantwoordelijk is. De veilige principes zijn bedacht om de medewerkers te ondersteunen en te inspireren om met elkaar afspraken te maken over een veilig medicatieproces. Zo is het voor een praktijkassistent van belang dat zij de aangevraagde herhaalmedicatie goed controleert in het dossier van de patiënt. De arts moet de recepten ondertekenen. Bij gebruik van bepaalde medicijnen moet de patiënt regelmatig gecontroleerd worden. Bij het uitschrijven van het herhaalrecept moet de praktijkassistent in het dossier nagaan of er weer een controle moet plaatsvinden. In het dossier van de patiënt moet het medicatieoverzicht goed zijn bijgewerkt. Daarom is het belangrijk dat de praktijkassistent de medicijnen die door de specialist zijn voorgeschreven, nauwkeurig invoert in de computer.
1.12 • VIM (Veilig Incidenten Melden)
. Figuur 1.7
1
Polyfarmacie: vijf of meer geneesmiddelen gebruiken.
Onder polyfarmacie verstaan we het chronisch gebruik van vijf of meer geneesmiddelen (zie . figuur 1.7). Vooral bij polyfarmacie is er kans op complicaties. Een effectieve methode voor het vermijden van risico’s is de Periodieke Medicatie Beoordeling (PMB). Hierbij beoordelen arts en apotheker de medicatie van een patiënt aan de hand van actuele medicatieoverzichten. De arts en de apotheker bespreken of er aanpassingen moeten worden getroffen. Als dat zo is wordt die verandering door de arts besproken met de patiënt. Na diens goedkeuring wordt de voorgestelde verandering ingevoerd. Deze PMB leidt eerder tot minder dan tot meer medicatie.
1.12
13
polyfarmacie
VIM (Veilig Incidenten Melden)
Mocht het ondanks alle voorzorgsmaatregelen met behulp van richtlijnen en protocollen toch zo zijn dat er een fout gemaakt wordt, dan wordt het erg gestimuleerd om dit te melden. Het melden moet echter wel op een veilige manier gebeuren. Wanneer
fout maken
14
Hoofdstuk 1 • Werken vanuit de basisprincipes van kwaliteit en veiligheid
1
fouten voorkomen
protocol VIM
iemand een gemaakte fout meldt en dat nadelige consequenties heeft voor die persoon, dan durven medewerkers voortaan geen enkele fout meer te melden. Vandaar dat er in huisartsenpraktijken gewerkt wordt met het systeem van Veilig Incidenten Melden (VIM). Een incident is een onbedoelde gebeurtenis in het zorgproces die heeft geleid of had kunnen leiden tot schade aan de patiënt. In de gezondheidszorg werd lange tijd een terugkoppeling gemist tussen fouten die gemaakt werden en structurele maatregelen om deze in de toekomst te voorkomen. Ook werd er te weinig gesignaleerd wat de structurele oorzaken waren van fouten. De schuld hoeft niet altijd te liggen bij de zorgverlener. Om structurele problemen op te sporen is het FONA-beleid ontwikkeld. FONA betekent Fouten, Ongelukken en Near Accidents. De nadruk moet niet liggen op klacht- en tuchtrecht, maar meer op het stimuleren van melden, onderzoek naar de oorzaken en het voorkomen van fouten in de toekomst. In het kwaliteitssysteem heeft de huisartsenpraktijk een protocol VIM. In een VIM-overzicht wordt een incident gemeld door de medewerker die er het meest bij betrokken was. Iemand van de praktijk wordt aangesteld als coördinator over deze VIM-lijst. Die zorgt ervoor dat de meldingen twee keer per jaar worden besproken. Wat was de oorzaak? En hoe kan het in de toekomst worden voorkomen?
1.13
beroepshouding
Beroepshouding
In alle paragrafen hiervoor zag je dat de basisprincipes van kwaliteit en veiligheid basisprincipes zijn voor het werken. Het gaat daarbij natuurlijk om de medischtechnische handelingen, maar kwaliteit heeft ook te maken met je beroepshouding. Hoe ga je met de patiënt om? Vandaar nu een paragraaf over je beroepshouding. Probeer je te bedenken hoe je zelf behandeld wilt worden als je een behandeling moet ondergaan bij een zorgverlener. Je wilt dan graag op je gemak worden gesteld en uitleg krijgen over wat je te wachten staat. > Wanneer je al langer werkt in de zorg kan het zijn dat allerlei handelingen voor jou een routine worden. Bijvoorbeeld de griepprik. Die doe je achter elkaar tijdens de griepvaccinaties. Maar bedenk altijd dat er mensen zijn die heel erg bang zijn om een prik te krijgen. Vooral kinderen vinden het heel eng. Het scheelt dan als de praktijkassistent aardig en begripvol is. > Wanneer een patiënt een vies verband heeft, kan dit schrik en angst veroorzaken en een afkeer van het eigen lichaam. Heel belangrijk is het dat je als praktijkassistent doorgeeft dat een vies verband niet veel zegt. Aan de wond zelf is goed te zien of het goed geneest. Leg dit goed uit en de patiënt zal blij zijn met goede informatie. > Als je in de toekomst uitstrijkjes mag doen, moet je je realiseren dat dit voor sommige vrouwen erg vervelend kan zijn. Het wordt vaak gevoeld als een inbreuk op hun intimiteit. Het is goed om eerst even een gesprekje te hebben over wat er gaat gebeuren. Wanneer het je lukt dat iemand zich ontspant dan is de behandeling minder vervelend. Angst zorgt er-
1.14 • Conclusie
15
1
voor dat de patiënt verkrampt. Wanneer iemand in de jeugd te maken heeft gehad met seksueel misbruik, dan kan een uitstrijkje het trauma van vroeger weer naar boven halen.
Blijf je dus altijd realiseren dat het voor een patiënt heel naar en vervelend kan zijn om een bepaalde medische behandeling te moeten ondergaan. Wat belangrijk is voor je beroepshouding is dat je een empathisch vermogen hebt. Dat betekent dat je je kunt inleven in de ander. Empathie is een eigenschap die zegt dat je de gevoelens of gedachten van een ander aanvoelt. Veelal wordt gedacht dat je deze eigenschap bij de geboorte met je karakter hebt meegekregen. Dat is niet zo. Je kunt het leren om je goed in te leven in de situatie van een ander. Naast empathie zijn ook van belang integriteit, vertrouwen, verantwoordelijkheid, respect en deskundigheid. Deze competenties vormen samen de basishouding van de doktersassistent. De NVDA heeft een beroepscode ontwikkeld. Dat is een handvat om ethische vraagstukken in de praktijk te hanteren. In de beroepscode wordt bijvoorbeeld de zwijgplicht beschreven die je hebt vanuit je beroepsgeheim. Maar anderzijds heb je ook de plicht tot delen van gegevens als daarbij schade aan een persoon kan worden voorkomen. Bijvoorbeeld bij kindermishandeling. De beroepscode helpt je bij zo’n ethisch dilemma om goede verantwoorde keuzes te maken.
1.14
Conclusie
De laatste jaren wordt veel tijd besteed aan kwaliteit en veiligheid in de zorg. Dat wordt in wetten vastgelegd, in richtlijnen en protocollen. Wanneer er kwaliteit geleverd wordt kan de praktijk een keurmerk krijgen. Niet alleen heeft kwaliteit te maken met het goed uitvoeren van handelingen, de patiënt vindt begrip en inlevingsvermogen belangrijke onderdelen van de beroepshouding van een praktijkassistent.
empathisch vermogen
beroepsgeheim