AWARENESS
VEILIGHEID
MEDEWERKERS
SLIGRO
ARTIKELEN
GEDRAG AFSTUDEEROPDRACHT TIJD KENNISCENTRUM WERKVLOER RISKMANAGER CONCEPT 2013 ACT INTERVIEWS JOYCE RI&E
Afstudeerverslag Afstudeerder: Joyce Bosch Enschede, 10-‐06-‐2013 Binnen het project “Veiligheid op de Werkvloer” Bij het Kenniscentrum Design & Technologie, Saxion Bedrijfsbegeleiders: Johannes de Boer & Wouter Teeuw Opleiding: Concept & Product Development, Saxion
Begeleidend docent: Branko Geudeke Afstudeercoach: Hans van Grol Voorwoord Voor u ligt mijn afstudeerverslag, geschreven naar aanleiding van mijn afstuderen aan de opleiding Concept & Product Development aan de Academie Creatieve Technologie aan Saxion Hogescholen te Enschede. Na een inspirerend gesprek met Wouter Teeuw en Johannes de Boer van het Kenniscentrum Design en Technologie ben ik mij gaan oriënteren binnen de lopende projecten van dit Kenniscentrum. Het project “Veiligheid op de Werkvloer” sprak mij daarin het meest aan omdat ik mijn persoonlijke interesse op het gebied van gedragsbeïnvloeding kwijt kon in de afstudeerformule die verder nog zou bestaan uit het opleveren van een concept en een onderzoek welke ten goede zou komen aan het project “Veiligheid op de Werkvloer”. Dit betekent dat mijn afstudeerverslag bestaat uit twee delen, namelijk een onderzoeksverslag waarin ik de bevindingen en keuzes beschrijf uit het vooronderzoek. En een ontwerpverslag waarin ik aangeef hoe en tot welk interventieconcept ik ben gekomen. Ik wil Branko Geudeke, Johannes de Boer, Hans van Grol en Wouter Teeuw graag bedanken omdat zij er steeds weer voor hebben gezorgd dat ik door de wetenschappelijke artikelen het bos weer zag en voor de toegewijde begeleiding die ik heb mogen ontvangen wat dit afstudeerproces tot een succes heeft gemaakt. Ook de medewerkers van Horecagroothandel X & Horecagroothandel X te Almelo wil ik bedanken voor het meewerken en het ondersteunen. Milou & Koen wil ik bedanken omdat zij mij motiveerden wanneer dat nodig was.
Inhoudsopgave
Samenvatting ........................................................................................................................................................ 2 Begrippenlijst ....................................................................................................................................................... 3 1. Inleiding ............................................................................................................................................................. 4 1.1 Aanleiding en doel opdracht ............................................................................................................. 4 1.2 Beschrijving context opdracht en opdrachtgever .................................................................... 4 1.3 Toelichting keuzes van de afbakening van het vraagstuk .................................................... 4 1.4 Situatie ........................................................................................................................................................ 5 1.5 Formulering hoofdvraag ..................................................................................................................... 5 2. Methode ............................................................................................................................................................. 6 2.1 Methode literatuuronderzoek .......................................................................................................... 6 2.2 Methode interviews .............................................................................................................................. 6 2.3 Observatie methode .............................................................................................................................. 7 2.4 Methode per deelvraag ........................................................................................................................ 7 3. Analyse ............................................................................................................................................................... 8 3.1 Analyse literatuuronderzoek ............................................................................................................ 8 3.2 Analyse interviews ................................................................................................................................ 8 3.3 Analyse observatie ................................................................................................................................ 9 4. Resultaten ...................................................................................................................................................... 10 5. Ontwerp .......................................................................................................................................................... 13 5.1 Conceptrichtingen gegenereerd uit denktechnieken .......................................................... 13 5.2 Conceptrichtingen verwerkt in het Programma van Eisen .............................................. 15 5.3 Toepassing PREFER-‐techniek ........................................................................................................ 16 6. Conclusies ...................................................................................................................................................... 17 6.1 Conclusie ten behoeve van het Kenniscentrum Design & Technologie ....................... 17 6.2 Conclusie ten behoeve van Horecagroothandel X ................................................................ 17 6.3 Reflectie ................................................................................................................................................... 18 7. Concept ........................................................................................................................................................... 19 7.1 Uitwerking concept ............................................................................................................................ 19 Referenties ......................................................................................................................................................... 21
Joyce Bosch | 2 Samenvatting Er is voor dit afstudeerproject onderzoek gedaan onder de vleugel van het project “Veiligheid op de Werkvloer”. Het project “Veiligheid op de Werkvloer” is een initiatief van het Saxion Kenniscentrum Design en Technologie. Het project richt zich op de vraag hoe veiligheid op de werkvloer te bevorderen is met behulp van ‘ambient technology’. Het gaat daarbij om persoonlijke veiligheid, een veilige omgeving en veilig gedrag. Het project is gestart op 1 januari 2011 en heeft een looptijd van vier jaar. Het doel van de opdracht is het onderzoeken van een veiligheidsprobleem en het ontwikkelen van een interventieconcept. De locatie die gekozen is om een veiligheidsprobleem te onderzoeken is Horecagroothandel X. Horecagroothandel X is een horecagroothandel. Er zijn ongeveer 15 medewerkers werkzaam op 6200 m2 aan werkvloer. De methodes die zijn gekozen om het onderzoek te doen zijn; een literatuurstudie waarbij relevante artikelen en documenten zijn verzameld via zoeksystemen. Deze artikelen zijn verzameld om inzicht te krijgen in het onderwerp gedrag. Daarnaast zijn er beleidsdocumenten en richtlijnen in de vorm van een norm geraadpleegd om na te gaan waar bedrijven of bedrijfstakken zich aan moet voldoen qua veiligheid. Een interview met expert Wendy Vos van de Arbeidsinspectie heeft ook bijgedragen aan het inzichtelijk krijgen van risicogebieden in gelijksoortige bedrijven. Het afnemen van interviews heeft de bestaande veiligheidsrisico’s duidelijk gemaakt. Ook persoonlijke observatie met als doel na te gaan of de theorie in de praktijk wordt uitgevoerd is een van de methodes die is toegepast. Gekozen is om de interviews af te nemen bij de twee personeelsleden die een zekere verantwoording hebben met betrekking tot de veiligheid in een vestiging van Horecagroothandel X namelijk de vestigingsmanager en de Risk-‐manager. Uit deze interviews kwam naar voren dat de riskmanager aangaf meer tijd nodig te hebben om deze functie voldoende uit te kunnen oefenen. Bovendien geeft hij aan dat zijn kennis niet toereikend is met betrekking tot het Risico Inventarisatie & Evaluatie document (hierna RI&E) en dat ontruimingsoefeningen al jaren in de planning staan maar niet worden uitgevoerd. De vestigingsmanager gaf daarentegen aan dat er weinig verbeterpunten zijn en dat ook hij niet op de hoogte is van het RI&E-‐document. Om te controleren of de eerder geconstateerde knelpunten een beleidsmatige kwestie vertegenwoordigen of dat dit puur in de vestiging ligt zijn er tevens interviews afgenomen bij de vestigingsmanager en de riskmanager van de nabijgelegen Horecagroothandel x vestiging te Almelo. Ook hier kwam naar voren dat er weinig gebruik wordt gemaakt van het RI&E-‐ document, en de Risk-‐manager meer tijd nodig heeft om zijn functie goed te kunnen uitoefenen. Nog een belangrijke punt is dat beide Risk-‐managers zich niet gesteund voelen door het hoofdkantoor. Ter ondersteuning is tevens een interview afgenomen met een expert; Wendy Vos, Cognitief Ergonoom en Arbeidshygiënist. Zij bevestigd dat het RI&E document een werkdocument zou moeten zijn, maar dat vaker geconstateerd wordt dat er weinig met veiligheidsdocumentatie wordt gedaan door gebrek aan tijd en/of prioriteit. Zij gaf ook aan dat de meest voorkomende veiligheidsrisico’s in soortgelijke organisaties meer op het vlak liggen van fysieke belasting en interne logistiek. Vanuit de theorie is kennis opgedaan over veiligheid en gedrag. Door middel van de interviews is een specifieke probleemsituatie geanalyseerd. Dit heeft gezorgd voor voldoende kennis om tot een conceptoplossing te komen. Deze oplossing is geformuleerd vanuit de theorie en ingezet om het praktijkprobleem zo efficiënt mogelijk op te lossen. Middels diverse creatieve denktechnieken zijn conceptrichtingen gegenereerd en met behulp van de PREFER-‐techniek en
Joyce Bosch | 3 het opstellen van een Programma van Eisen is een keuze gemaakt voor het meest geschikte concept om de probleemsituatie op te lossen. Begrippenlijst Risico Inventarisatie & Evaluatie (RI&E) Methodiek om de mogelijke risico’s van de aanwezige gevaren te inventariseren, gebaseerd op art. 5 van de Arbeidsomstandighedenwet, waarbij wordt bepaald in hoeverre de aanwezige risico’s worden beheerst en waarbij in een plan van aanpak wordt aangegeven op welke wijze de risico’s kunnen worden geëlimineerd op beperkt (zoals beschreven in NEN 4000:8000). Evidence based Handelen gebaseerd op resultaten van wetenschappelijk onderzoek naar de effectiviteit van behandelingen. Ambient (technologie) De technologie die in hoge mate “onzichtbaar” is en verweven in de omgeving (ambient). KVVM Keuringsinstituut Voor Veilige Magazijnen PREFER-‐techniek Potentie, Risico, Inspanning, Gevoel, Totaal (Potential, Risk, Effort, Feeling) Een techniek om middels het geven van cijfers en het te bepalen van een gemiddelde op bovengenoemde onderdelen een keuze te maken voor een concept(richting) Programma van Eisen Het programma van eisen is een geschreven verzameling van eisen en wensen ten aanzien van een mogelijk te ontwerpen product, constructie, aan te schaffen dienst, of anderszins. De bedoeling van een programma van eisen is van te voren de randvoorwaarden en limieten te definiëren. De "eisen" zijn de criteria waaraan voldaan moet worden, de "wensen" zijn de criteria waaraan de verwachting is dat er zo veel mogelijk aan voldaan wordt.
Joyce Bosch | 4 1. Inleiding 1.1 Aanleiding en doel opdracht De aanleiding voor dit project is het afstuderen aan de opleiding Concept & Product Development. Het project heeft plaats gevonden bij het Kenniscentrum Design en Technologie onder de vleugel van een lopend project “Veiligheid op de Werkvloer”. Dit afstudeerproject heeft zowel algemene als persoonlijke doelstellingen, namelijk: • Te laten zien dat er voldaan wordt aan de eindcompetenties, wat betekent dat er gefunctioneerd kan worden op Hbo-‐niveau binnen het beroepenveld van de opleiding Concept & Product Development, • Ervaring opdoen op het gebied van projectmanagement, • Zorg dragen voor de planning en de kwaliteit van het project • Onderzoek doen ten behoeve van evidence based handelen om een praktijkprobleem op te lossen. 1.2 Beschrijving context opdracht en opdrachtgever Het project “Veiligheid op de Werkvloer” is een initiatief van het Saxion Kenniscentrum Design en Technologie en richt zich op de vraag hoe veiligheid op de werkvloer te bevorderen is met behulp van ‘ambient technology’. 1.3 Toelichting keuzes van de afbakening van het vraagstuk Omdat er een zekere vrijheid was in het kiezen van een casus is gekozen om onderzoek te doen naar een probleemsituatie bij horecagroothandel Horecagroothandel X. Dit leverde een zekere openheid en medewerking op van de medewerkers die waarschijnlijk niet gerealiseerd zou kunnen worden wanneer zij een onbekende zou zijn geweest. De omschrijving van veiligheid die voor dit afstudeerproject wordt gehanteerd is die van het project “Veiligheid op de Werkvloer” (Griffioen & van Leeuwen, 2011). Zij maken gebruik van de volgende onderzoekseenheden: 1. Persoonlijke veiligheid. Wat werkt echt? Welke materialen en persoonlijke (digitale) apparaten zijn en komen beschikbaar en hoe kunnen deze worden ingezet voor veiligheid op de werkvloer? Welke modellen voor menselijk gedrag zijn bruikbaar? 2. Veilige omgeving. Behalve de persoonlijke uitrusting bepalen ook omgevingsfactoren de veiligheid. Hoe ziet de omgeving eruit? Wie is waar aanwezig? Wie is in de buurt? Wat doen ze of willen ze gaan doen? Welke methoden voor observatie zijn bruikbaar? 3. Veilig gedrag. Vaak is juist het menselijk gedrag de zwakke schakel bij veiligheid. Hoe dwing je veiligheid af, niet alleen door gebruikers in een keurslijf te persen, maar juist door ze te verleiden tot ‘goed’ gedrag en een juist en veilig gebruik van apparaten (Griffioen & van Leeuwen, 2011).
Joyce Bosch | 5 1.4 Situatie De onderzochte locatie is horeca groothandel Horecagroothandel X, binnen deze vestiging zijn ongeveer 15 mensen werkzaam. De vestigingsmanager en de Risk-‐ manager zijn verantwoordelijk voor de veiligheid binnen de vestiging. De vestigingsmanager is eindverantwoordelijk. De Risk-‐manager zorgt onder andere voor, het aansturen van de medewerkers met een BHV-‐diploma tijdens een calamiteit, het oefenen van ontruimingen en vrije nooduitgangen. Kortom een veilige werkplek. De Risk-‐manager heeft hier een interne training voor afgerond. De functie Risk-‐manager is een nevenfunctie en wordt beoefend naast een “reguliere” functie op de werkvloer. 1.5 Formulering hoofdvraag Vanuit een persoonlijke interesse in de onderwerpen psychologie en gedragsbeïnvloeding is de richting “veilig gedrag’ gekozen. In combinatie met het doel om een concept op te leveren heeft geleidt tot de volgende hoofdvraag; • Met welk interventieconcept kan het veiligheidsgedrag van de medewerkers van Horecagroothandel X positief beïnvloed worden?
Omdat de hoofdvraag niet direct te beantwoorden is de hoofdvraag opgedeeld in deelvragen welke eerst beantwoord dienen te worden om vervolgens antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag.
Om tot de beantwoording van de hoofdvraag te kunnen komen is eerst antwoord gegeven op de volgende deelvragen: 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Op welke manier is een indeling te maken als het gaat om gedrag? Wat zijn de veiligheidsrisico’s binnen Horecagroothandel X? Met welke actoren moet binnen de Horecagroothandel x rekening gehouden worden? Wat is de beste manier om per actor het gedrag te veranderen? Welke veiligheidsrisico’s doen zich voor bij soortgelijke organisaties? Welke interventie mogelijkheden zijn er? In het hoofdstuk Methode wordt uitgelegd op welke manier er antwoord wordt gegeven op de deelvragen.
Joyce Bosch | 6 2. Methode De deelvragen worden beantwoord door gebruik te maken van literatuuronderzoek, interviews en observatie. Omdat er gebruik gemaakt wordt van verschillende methodes spreken we van methodische triangulatie. Er is op zeven manieren gegevens verzameld, via literatuur, vijf interviews en middels observatie. 2.1 Methode literatuuronderzoek Middels literatuuronderzoek zijn definities en onderverdelingen gezocht van ‘gedrag’. Er is gebruik gemaakt van online zoekmachines en door de begeleiders aangereikte en aanbevolen literatuur. In het volgende hoofdstuk is een indeling te vinden van de gevonden literatuur. Op aanraden van de begeleiders is online gezocht naar artikelen van BJ Fogg met het onderwerp ‘behavior’. Bij de zoekresultaten kwam de Behavior Wizard van BJ Fogg naar voren. 2.2 Methode interviews Er zijn interviews afgenomen bij de vestigingsmanager en bij de Risk-‐manager van Horecagroothandel x Enschede en Horecagroothandel X te Almelo. Er is gekozen voor deze medewerkers omdat zij de verantwoordelijkheid voor de veiligheidssituatie in de vestiging dragen. Om ervoor te zorgen dat de respondenten elkaar niet beïnvloeden zijn de interviews afzonderlijk van elkaar afgenomen in een kantoorruimte en opgenomen op een recorder. De interviews zijn opgenomen en later uitgeschreven om alles naderhand zo waarheidsgetrouw te kunnen weergeven, ook bood dit de mogelijkheid om een goede interactie met de respondent te kunnen hebben. Daarnaast is een telefonisch interview afgenomen bij een expert, Wendy Vos, werkzaam bij de Arbeidsinspectie om na te gaan welke veiligheidsproblemen vaak voorkomen bij soortgelijke organisaties. Er is gekozen voor iemand uit dit vakgebied omdat de Arbodienst controles uitvoert bij vergelijkbare organisaties en dus weet waar het vaak misgaat. Ook dit interview is vastgelegd en later uitgeschreven. De interviews zijn geanalyseerd middels codering. Coderen is het verbinden van ruwe data met ‘theoretische’ begrippen. Deze codering is handmatig gedaan, zonder analyseprogramma. Tijdens het coderen wordt de tekst geselecteerd in fragmenten waaraan een code toegekend wordt. Deze code is een woord of korte zin welke weergeeft waar het fragment over gaat. Nadat in alle interviews codes zijn verbonden aan de geselecteerde fragmenten worden de codes per interview gecategoriseerd. Hierbij worden alle codes die met elkaar overeenkomen of met elkaar te maken hebben onder één categorie geplaatst. Wanneer alle interviews gecategoriseerd zijn, zijn alle categorieën geplaatst onder een aantal hoofdthema’s. Deze thema’s geven aan welke aspecten de respondenten in de interviews benoemd hebben. De transcripten van de interviews zijn te vinden in bijlage II t/m VI.
Joyce Bosch | 7 2.3 Observatie methode Er is op natuurlijke wijze, sinds de aanvang van dit afstudeerproject, met een ander oog naar veiligheid binnen Horecagroothandel X gekeken. Tijdens de afstudeerperiode heeft de student een inspectie van het KVVM bijgewoond. Omdat de inspecteur op de hoogte is gebracht van het onderzoek heeft hij naast zijn reguliere controlepunten de student voorzien van aanvullende aandachtspunten die gezien de aard van het onderzoek interessant zijn. Deze factoren maken deze methode geschikt. Het registreren van de middels observatie in het veld verkregen gegevens is gedaan in de vorm van notities, daarnaast zijn er foto’s gemaakt in de vestiging, deze zijn te vinden in bijlage VII. 2.4 Methode per deelvraag 1. Op welke manier is een indeling te maken als het gaat om gedrag? Om antwoord te geven op deze vraag is gebruik gemaakt van het literatuur onderzoek, er is online gezocht naar het onderwerp ‘gedrag’ of te wel ‘behavior’. Er is gekozen voor de Behavior Wizard (Fogg & Hreha, 2010). omdat dit een helder model betreft welke inzicht geeft in het soort gedragsverandering. 2. Wat zijn de veiligheidsrisico’s binnen Horecagroothandel X? Deze vraag is beantwoord door het afnemen van interviews bij de Risk-‐manager en de vestigingsmanager. Zij hebben de verantwoordelijkheid met betrekking tot veiligheid en zijn dus de meest logische keuze voor het afnemen van een interview. Ook door middel van observatie in de vestiging zijn veiligheidsrisico’s gesignaleerd aan de hand van de aangegeven aandachtspunten door de inspecteur van het KVVM. 3. Met welke actoren moet binnen Horecagroothandel X rekening worden gehouden? Door een overzicht van de organisatiestructuur op te vragen bij Horecagroothandel X is inzichtelijk te krijgen wie er werkzaam zijn binnen deze vestiging en dus een actor zijn. 4. Wat is de beste manier om per actor het gedrag te veranderen? Uit de diverse gebruikte methoden wordt duidelijk waar de problemen liggen. 5. Welke veiligheidsrisico’s doen zich voor bij soortgelijke organisaties? Om antwoord te geven op deze deelvraag is een telefonisch interview afgenomen met Wendy Vos, werkzaam bij de Arbeidsinspectie. Zij komt bij soortgelijke organisaties over de vloer voor inspecties. En zijn de zelfde managementinterviews gehouden bij een Horecagroothandel x in Almelo. 6. Welke interventie mogelijkheden zijn er? Uit de diverse gebruikte methoden wordt duidelijk waar de problemen liggen, in een interventiematrix wordt een conceptrichting aangegeven. Vanuit deze richtingen begint het divergerende ontwerpproces.
Joyce Bosch | 8 3. Analyse 3.1 Analyse literatuuronderzoek Hieronder staat een indeling van de bestudeerde literatuur. 1
Bron Behavior Wizard: A Method for Matching Target Behaviors with Solutions (Fogg & Hreha, 2010) 2 Goal achievement: the role of intentions (Gollwitzer, 1993) 3 Metacognition in Action: The Importance of Implementation Intentions (P.M. Gollwitzer and Bernd Schaal, 1998) 4 Breaking and creating habits on the working floor: A field-‐experiment on the power of implementation intentions (R.W. Holland, H. Aarts, D. Langendam 2006) 5 Safety Climate Assessment Process and Toolkit User Guide 6 (Nederlands Normalisatie-instituut, 2008) 7 Safety 24/7 -‐ Building an Incident-‐Free Culture (Gregory M. Anderson & Robert L. Lorber, Ph.D.) 8 Influence: Science and practice, (Robert Cialdini) 9 Horecagroothandel x beleidsdocument RI&E (Sligro Food Group, 2005) 10 Horecagroothandel x trainingsdocument Risk-‐manager (Sligro Food Group, 2004)
Betrouwbaarheid
Relevantie
Gebruikt
++
++
✓
++
+-‐
✗
++
+-‐
✗
++
+-‐
✗
+-‐
+-‐
✗
++
++
✓
++
+-‐
✗
++
+-‐
✗
++
++
✓
++
++
✓
1.
Fig. 1. Gebruik, betrouwbaarheid en relevantie van de bestudeerde literatuur
De Behavior Wizard van BJ Fogg en Jason Hreha geeft een helder overzicht van het soort gedrag waar deze opdracht mee te maken heeft, namelijk een soort gedrag wat bekend is maar waarvan de frequentie opgehoogd moet worden. 6/9,10 In het document NEN 4000 bedrijfshulpverlening staan de eisen voor het BHV-‐ beleid beschreven. Aangezien in het RI&E-‐document staat dat de organisatie Horecagroothandel x Food Group deze norm hanteert vormen deze norm en het RI&E-‐ document een soort ‘checklist’ om op deze manier na te gaan of het ook wordt nageleefd. De punten die in deze beleidsdocumenten staan zijn ook gehanteerd tijdens de observatie in de vestiging. De bronnen die niet zijn gebruikt dwaalden te ver af van het onderwerp en zijn dus ongeschikt gebleken. 3.2 Analyse interviews De analyse van de interviews heeft plaatsgevonden door middel van codering. Hieruit zijn verschillende kernwoorden geformuleerd die overeenkomen met de (veiligheids)thema's die door de geïnterviewde persoon aangegeven zijn. Deze coderingen zijn te vinden in bijlage II t/m VI.
Joyce Bosch | 9 • • • • • •
De thema’s die hieruit zijn voortgekomen zijn: Ondersteuning van de Risk-‐manager Ontruimingsoefening RI&E-‐document Bewustzijn (awareness) creëren Betrokkenheid hoofdkantoor Interne logistiek en fysieke belasting zijn hoofdpunten
De Risk-‐managers hadden, in tegenstelling tot de vestigingsmanagers, niet het gevoel dat zij de “organisatie moesten beschermen” en gaven daardoor kritische en eerlijke antwoorden op de interviewvragen. Het telefonische interview met de expert verliep wat moeizaam door technische problemen. Omdat zij in de auto zat en had haar mobiele telefoon op de speaker had staan was de kwaliteit van de opname en de interactie met de expert niet altijd even helder. 3.3 Analyse observatie Tijdens het observeren in de vestiging zijn de volgende punten opgevallen, er wordt een verwijzing gemaakt naar fig.1 van het literatuuronderzoek om zo aan te geven waar het geobserveerde risico eventueel mee in strijd is. 1. De nooduitgangen zijn niet altijd vrij Volgens het trainingsdocument voor Risk-‐manager dient een Risk-‐manager ervoor te zorgen dat nooduitgangen ten alle tijden vrij zijn (Sligro Food Group, 2004) 2. Elektrische apparaten als de heftruck en de elektrische pompwagen staan vaak onbewaakt en met de sleutel in het contact op de werkvloer. 3. Er wordt te hard gereden met de heftruck In het RI&E-‐document zit een brief van de Arbeidsinspectie uit 2005 waar dit al eerder geconstateerd is (Sligro Food Group, 2005) 4. Pallets worden verkeerd op de stellingen geplaatst De inspecteur van de KVVM gaf aan dat dit een slechte zaak is. Als het gewicht van een pallet verkeerd verdeeld is, is een klein tikje van bijvoorbeeld een heftruck genoeg om ervoor te zorgen dat de pallet van de stelling valt. 5. Er is lichte, niet noemenswaardige aanrijdschade bij enkele stellingen Ook dit is een inspectiepunt van de KVVM medewerker, hij constateert of er een aanrijdschade is en hoe ernstig deze is, deze krijgt een code die aangeeft wat de prioriteit van de aanrijdschade is, zo krijgt een ernstige aanrijdschade bijvoorbeeld code rood, dit betekend dan ook dat hij binnen 3 weken vernieuwd moet zijn. 6. De RI&E-‐map is niet actueel Het NEN 4000 document geeft aan dat een RI&E document altijd actueel moet zijn. 7. Het hek boven bij de Non-‐food afdeling richting het magazijn is niet dicht Dit is een attentiepunt uit de checklist van de Risk-‐manager (Sligro Food Group, 2005) De observatie in de vestiging ging moeiteloos. Destijds is de mogelijkheid ontstaan om mee te lopen met een inspecteur van de KVVM (Keuringsinstituut voor veilige magazijnen). Tijdens deze inspectie werd veel uitleg gegeven over controlepunten en extra informatie die relevant zou kunnen zijn voor de opdracht.
Joyce Bosch | 10 4. Resultaten In dit hoofdstuk wordt antwoord gegeven op de deelvragen op basis van de analyse resultaten. 1. Op welke manier is een heldere indeling te maken als het gaat om gedrag? De Behavior Wizard, ontwikkeld door BJ Fogg en Jason Hreha (Fogg & Hreha, 2010), onderscheidt 15 soorten gedragstypen. Waarbij “Groen gedrag” valt onder gedrag dat vernieuwend is voor de doelgroep. “Blauw gedrag” is gedrag dat bekend is bij de doelgroep, “Paars gedrag” is gedrag dat bekend is bij de doelgroep maar waarvan de intensiteit of de duur moet worden verhoogd. “Grijs gedrag” is gedrag dat bekend is bij de doelgroep maar waarvan de intensiteit of duur moet worden verlaagd. Tenslotte is “Zwart gedrag” gedrag dat bekend is maar waar acuut mee wordt gestopt. We kunnen stellen dat het beoogde concept in het “Paarse gedrag” valt omdat er sprake is van het verhogen van bekend gedrag. De Behavior Wizard onderscheidt naast deze 5 soorten gedragstypen ook 3 soorten termijnen aan waarin het gedrag wordt aangepast, namelijk: “Dot behavior” gedrag dat eenmalig voorkomt, “Span Behavior” gedrag dat binnen een bepaald tijdsbestek wordt toegepast en “Path Behavior” dit is gedrag dat vanaf nu permanent wordt gedaan.
GREEN
BLUE
PURPLE
GREY
BLACK
Do new behavior
Do familiar behavior
Increase behavior intensity
Decrease behavior intensity
Stop existing behavior
GREEN DOT Do a new behavior one time
BLUE DOT Do a familiar behavior one time
PURPLE DOT Increase behavior one time
GREY DOT Decrease behavior one time
BLACK DOT Stop behavior one time
GREEN SPAN Do behavior for a period of time
BLUE SPAN Maintain behavior for a period of time
PURPLE SPAN Increase behavior for a period of time
GREY SPAN Decrease behavior for a period of time
BLACK SPAN Stop behavior for a period of time
GREEN PATH Do new behavior from now on
BLUE PATH Maintain behavior from now on
PURPLE PATH Increase behavior from now on
GREY PATH Decrease behavior from now on
BLACK PATH Stop behavior from now on
DOT
One time
SPAN Period of time
PATH From now on
F
Fig. 2. Fogg’s Behavior Wizard.
Het concept-‐idee gaat om het veranderen van ‘reeds bekend’ gedrag ‘vanaf nu’ bij de doelgroep dus gaat het om “Purple Path Behavior”.
Joyce Bosch | 11
2. Wat zijn de veiligheidsrisico’s binnen Horecagroothandel X? De directe en indirecte veiligheidsrisico’s binnen Horecagroothandel X zijn: 1. Een niet actueel RI&E-‐document, zo is gebleken uit de interviews met de Risk-‐ manager. Dit is tevens bevestigd door de student tijdens de observatie. 2. Gebrek aan bewustzijn (awareness) bij medewerkers. Dit risico is te herleiden uit het feit dat de medewerkers zich niet houden aan een aantal regels met betrekking tot de heftruck, het plaatsen van pallets en het vrijhouden van nooduitgangen. Daarnaast geeft de Risk-‐manager aan dat er nog nooit een ontruimingsoefening is gedaan. Opmerkelijk is dat de medewerkers de Risk-‐manager ook niet lijken te motiveren om dit te doen ondanks dat het ook in het eigen belang is van zichzelf. 3. Nooduitgangen die niet vrij zijn. Dit risico is te herleiden uit observatie. Dit is geconstateerd door de student. Afbeeldingen zijn te vinden in bijlage VII 4. Het hek bij de Non-‐food afdeling wat niet wordt afgesloten. Dit is tijdens observatie geconstateerd. De inspecteur van het KVVM gaf ook aan dat dit een redelijk risico is. De afbeelding is te vinden in bijlage VII 5. Pallets die verkeerd op de stellingen staan. Geconstateerd tijdens observatie. 6. Elektrische apparatuur die onbewaakt en met de sleutel in het contact op de werkvloer staan. Tevens geconstateerd tijdens observatie. Een afbeelding is te vinden in bijlage VII. 7. Het te hard rijden met de heftruck. Dit is ook bevestigd door de student tijdens observatie. 8. Ontruimingsoefeningen die niet worden gedaan. Dit is tijdens de interviews aangegeven door de vestigingsmanager en de Risk-‐manager.
3. Met welke actoren moet binnen Horecagroothandel x rekening worden gehouden? 1. De vestigingsmanager 2. De Risk-‐manager 3. De medewerkers 3 Food 1
1 / 3 Vestigingsmanager
3 ABS-‐manager
3 Wijn, gedestilleerd/ HACCP
3 Non-‐foodmanager
3 (semi)Vers/ Diepvries
3 Front-‐end/Kassa/ Receptie
2 / 3 Food 2/Risk-‐ manager
fig. 3. Organigram Horecagroothandel X
Er is gekozen om de vestigingsmanager, de Risk-‐manager en de medewerkers als separate actoren te zien. De vestigingsmanager en de Risk-‐manager zijn op het gebied van veiligheid eindverantwoordelijk in de vestiging. En is het het veiligheidsgedrag van de medewerkers dat veranderd moet worden. 4. Wat is de beste manier op per actor het gedrag te veranderen? Voor alle actoren geldt dat zij bewust moeten worden gemaakt van een bestaand probleem en dat dit hen moet activeren om tot een oplossing te komen.
Joyce Bosch | 12
haalbaarheid
5. Welke veiligheidsrisico’s doen zich voor bij soortgelijke organisaties? Zoals in het interview aangegeven door expert Wendy Vos zijn Interne logistiek en fysieke belasting hoofdpunten in soortgelijke organisaties. Met interne logistiek wordt bedoelt het veroorzaken van aanrijdschades waardoor stellingen instabiel kunnen worden en het niet scheiden van werkplekken en rij-‐zones. Een voorbeeld van fysieke belasting is het orderpicken, ervoor zorgen dat producten die veel verkocht worden op een makkelijke hoogte worden geplaatst en lichte artikelen hoog in de stellingen. 6. Welke interventiemogelijkheden zijn er? Aan de hand van analyse en de beantwoording van de andere deelvragen is het nu mogelijk per veiligheidsrisico, zoals genoemd bij deelvraag 4, een aantal conceptrichtingen uiteen te zetten. 1. 2. 3. 4. 5. 6.
Een niet actueel RI&E-‐document Gebrek aan bewustzijn (awareness) bij medewerkers Nooduitgangen die niet vrij zijn Het hek bij de Non-‐food afdeling wat niet wordt afgesloten Pallets die verkeerd op de stellingen staan Elektrische apparatuur die onbewaakt en met de sleutel in het contact op de werkvloer staan 7. Het te hard rijden met de heftruck 8. Ontruimingsoefeningen die niet worden gedaan
risico’s
Tijd Effect Kosten Kennis Acceptatie Impact
Interventies 8 1&8 8 SMS-‐ Info-‐boekje Ontruimings Alert Riskmanage -‐ Risk-‐ r oefening manager -‐ -‐ ++ +-‐ ++ -‐ ++ -‐-‐ ++ -‐ ++ -‐ ++ -‐ ++ -‐ ++ + ++
2, 3, 4, 5,6, 7 2, 3, 4, 5,6, 7 Awareness E-‐learning creëren bij voor medewerkers medewerkers ++ ++ + -‐ + -‐ ++ ++
1 RI&E-‐map restylen
-‐ -‐ + -‐-‐ ++ -‐ ++
fig. 4. Interventiematrix
Risico’s: Tijd: Effect: Kosten: Kennis: Acceptatie: Impact:
De conceptrichtingen corresponderen met bovengenoemde veiligheidsrisico’s. Is de conceptrichting haalbaar qua tijd Hoeveel effect de conceptrichting waarschijnlijk gaat hebben Zijn er veel kosten verbonden De mate waarin er kennis wordt vergaart door de afstudeerder De mate waarin het externe bedrijf bereid is mee te werken Heeft de conceptrichting veel impact
++ + -‐ ++ -‐ + -‐ + -‐
Joyce Bosch | 13 5. Ontwerp Zoals in de interventiematrix van deelvraag 6 te zien is heeft een conceptrichting te maken met het creëren van awareness bij de medewerkers. Rekening houden met tijd, effect, kosten, kennis, acceptatie en impact zorgen voor de meeste kans van slagen. Daarnaast sluit deze conceptrichting aan bij de meeste veiligheidsrisico’s die uit de analyse voort zijn gekomen. Aan de hand van de antwoorden op de deelvragen kan nu een Programma van Eisen opgesteld worden waaraan het concept ter beantwoording van de hoofdvraag aan moet voldoen. Hoofdvraag: Met welk interventieconcept kan het veiligheidsgedrag van de medewerkers van Horecagroothandel X positief beïnvloeden? Programma van Eisen Waar moet het concept (o.a. volgens de beantwoording van de deelvragen) aan voldoen? Theorie 1) Uit de theorie is duidelijk geworden dat het concept ervoor moet zorgen dat de frequentie van bestaand gedrag verhoogd moet worden. Situatie 2) Uit de interviews is naar voren gekomen dat het belangrijk is dat alle medewerkers van Horecagroothandel X betrokken worden in het concept. Opdracht 3) Het concept moet op korte termijn toepasbaar zijn in de vestiging. 4) Het concept moet passen binnen het project “Veiligheid op de Werkvloer”. Vormgeving 5) Het concept moet passen in de vormgeving van Organisatie x. Fig. 5. Programma van Eisen
Het antwoord op de hoofdvraag wordt gegeven in de vorm van een concept. Om tot dit concept te komen zijn een aantal creatieve denktechnieken toegepast. De uitgebreide uitwerking van deze sessies zijn te vinden in bijlage IIX. Uit deze creatieve denktechnieken zijn 27 conceptrichtingen gekomen welke eerst worden onderworpen aan het vooraf gestelde Programma van Eisen om zo een eerste selectie te kunnen maken. 5.1 Conceptrichtingen gegenereerd uit denktechnieken 1. Kantineruimte veranderen in een ruimte waar het onderwerp ‘veiligheid’ fysiek aanwezig is 2. Een boekje voor de Risk-‐manager met tips & tricks 3. Het RI&E document een ander uiterlijk geven (opvallen) 4. Dagelijkse activiteiten voorzien van teksten/afbeeldingen/feiten 5. E-‐learning, opdrachten thuis & digitaal (punten verdienen, interne opleiding) 6. Combinatie maken met een personeelsuitje, onderwerp: ‘Veiligheid op de Werkvloer’ 7. Elke medewerker is Risk-‐manager en dus verantwoordelijk voor veiligheid 8. Individueel, uniek; iedereen één specifieke taak m.b.t. veiligheid 9. De medewerkers zijn de baas, bottom up. 10. Per taak andere werkkleding. 11. Niet gebonden aan contract, andere vorm van overeenkomst
Joyce Bosch | 14 12. Awareness/bewustzijn is een tastbaar iets! (bokaal, oorkonde, button) 13. Horecagroothandel X is een detailhandel, op kleine schaal het veiligheidsprobleem oplossen: letterlijk, model bouwen. 14. Hobby is in privé activiteit, zorgen dat medewerkers thuis ook met veiligheid bezig zijn. 15. Per seizoen een thema met veiligheid 16. Gereedschap/tools in de vorm van een: stappenplan, model, checklist 17. Thermometer in de vestiging monteren, geeft “veiligheidsklimaat” aan 18. Bij een gemeld risico water gieten in grote maatbeker 19. Zorgen voor een plant (de Horecagroothandel x (ge)varen). 20. Een ‘gesprek’ met één persoon, via spiegel, reflectie/reflecteren op gedrag (awareness-‐ box met spiegel) 21. Gespreksondewerp ‘forceren’ door middel van kaarten met een onderwerp, tijdens de pauzes 22. Een “anoniem” schrift in de kantine waar iedereen in kan schrijven (ideeën, kritiek, complimenten) 23. Pictogrammen/visueel, kaarten met onderwerpen 24. Kaarten met casus, bespreken in pauze, “droog oefenen” 25. Bij binnenkomst wordt er een pictogram weergegeven in het ‘inklok’ scherm met het onderwerp van de week. Het pictogram correspondeert met een pictogram in de kantineruimte en staat voor een thema (m.b.t. veiligheid) 26. Kaartenbox op tafel in kantineruimte, kaart kiezen, casussen uit de praktijk, diegene met de meeste input is voorzitter, beloning awareness bokaal, strijd tussen pauzegroep één en twee. 27. Visuele middelen in en rond de kantineruimte.
Joyce Bosch | 15 5.2 Conceptrichtingen verwerkt in het Programma van Eisen nr. eis 1 eis 2 eis 3 eis 4 eis 5 1 1 1 1 1 1 2 1 0 0 1 1 3 0 0 1 1 1 4 1 1 1 1 1 5 1 1 0 1 1 6 1 1 1 1 0 7 1 1 0 1 0 8 1 1 0 1 0 9 1 1 0 1 0 10 0 1 0 1 0 11 1 1 0 0 0 12 1 1 1 1 0 13 1 1 0 0 0 14 1 1 0 1 1 15 1 1 1 1 1 16 1 1 1 1 1 17 1 1 0 1 0 18 1 1 1 0 0 19 1 1 1 1 1 20 1 0 1 0 1 21 1 1 1 1 1 22 1 1 1 0 0 23 1 1 1 1 1 24 1 1 1 1 1 25 1 1 1 1 1 26 1 1 1 1 1 27 1 1 1 1 1
totaal 5 3 3 5 4 4 3 3 3 2 2 4 2 4 5 5 3 3 5 3 5 3 5 5 5 5 5
fig. 6. Conceptrichtingen in Programma van Eisen
De conceptrichtingen worden langs de eisen uit het Programma van Eisen gelegd. Als een concept voldoet aan de eis wordt daar één punt aan toegekend. Voldoet het concept niet dan krijgt het nul punten. In de laatste kolom wordt het totaal opgeteld. De conceptrichtingen met de meeste punten (vijf ) worden middels de PREFER-‐techniek en de voorkeur van de bedrijfsbegeleider gefilterd tot een uiteindelijk concept.
Joyce Bosch | 16 5.3 Toepassing PREFER-‐techniek nr. Potential 1 8 4 8 15 7 16 7 19 6 21 8 23 8 24 7 25 8 26 7 27 9
Risk 9 9 8 8 7 8 8 8 9 8 9
Effort 7 8 7 6 9 7 7 7 8 7 8
Feeling Gemiddelde 9 8,25 9 8,50 7 7,25 8 7,25 7 7,25 9 8,00 8 7,75 8 7,50 9 8,50 9 7,75 9 8,75
fig 7. Conceptrichtingen in PREFER
De conceptrichtingen zijn beoordeeld op de eenheden: Potential, Risk, Effort en Feeling. Daar is een gemiddelde uit voortgekomen. De conceptrichtingen met een gemiddelde boven de 8 zijn voorgelegd aan de bedrijfsbegeleider. De bedrijfsbegeleider gaf aan dat hij graag concept nr. 27 uitgewerkt zou zien, en aangezien dit in de PREFER-‐techniek ook het hoogst gemiddeld scoort wordt dit concept uitgewerkt. Conceptnummer 27: Visuele middelen in en rond de kantineruimte.
Joyce Bosch | 17 6. Conclusies 6.1 Conclusie ten behoeve van het Kenniscentrum Design & Technologie Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de Behavior Wizard (Fogg & Hreha, 2010) een goede indeling geeft wanneer het gaat om gedragsverandering. In het geval van dit onderzoek was er sprake van een “Purple Path Behavior” (gedrag wat reeds bekend is bij de doelgroep maar waar vanaf nu de intensiteit moet worden verhoogd). Conceptrichtingen die in de toekomst kunnen worden onderzocht wanneer er sprake is van een “Purple Path Behavior” en er awareness moet worden gecreëerd bij medewerkers van een organisatie zijn:
• • •
Kantineruimte veranderen in een ruimte waar het onderwerp ‘veiligheid’ fysiek aanwezig is. Dagelijkse activiteiten voorzien van teksten/afbeeldingen/feiten. Bij binnenkomst wordt er een pictogram weergegeven in het inklokscherm met het onderwerp van de week. Het pictogram correspondeert met een pictogram in de kantineruimte en staat voor een thema (m.b.t. veiligheid).
Deze conceptrichtingen voldoen naast het gekozen concept ook aan het Programma van Eisen. Het Programma van Eisen bestaat uit de volgende punten: 1) 2) 3) 4) 5)
De frequentie van bestaand gedrag moet worden verhoogd. Alle medewerkers moeten betrokken worden in het concept. Het concept moet op korte termijn toepasbaar zijn. Het concept moet passen binnen het project “Veiligheid op de Werkvloer”. Het concept moet passen in de vormgeving van de organisatie.
• • •
Daarnaast scoorden bovenstaande concepten hoog bij de PREFER-‐techniek (Potential, Risk, Effort, Feeling). Conceptrichtingen die laag scoorden in het Programma van Eisen zijn: Per taak andere werkkleding. Niet gebonden aan contract, andere vorm van overeenkomst Horecagroothandel X is een detailhandel, op kleine schaal het veiligheidsprobleem oplossen: letterlijk, model bouwen.
Deze concepten dienen vermeden te worden omdat zij mogelijk in strijd zijn met het beleid van de organisatie. Een interessante invalshoek voor het onderzoek zijn de “implementation Intentions van Peter Gollwitzer (Gollwitzer, 1993) omdat de theorie aansluit bij “Purple Path Behavior” en het een directe methode betreft om middels het plannen van acties gedragsverandering teweeg te brengen. 6.2 Conclusie ten behoeve van Horecagroothandel X Uit het onderzoek is gebleken dat er bij Horecagroothandel X zich een aantal veiligheidsrisico’s voordoen welke, ook met het oog op de wetgeving, dienen te worden aangepakt. De veiligheidsrisico’s zijn een gevolg van het gebrek aan awareness bij de medewerkers. Het interventieconcept wat het veiligheidsgedrag van de medewerkers
Joyce Bosch | 18 van Horecagroothandel X positief beïnvloed, en dus antwoord geeft op de hoofdvraag, is het toepassen van visuele middelen in en rond de kantineruimte. Er is specifiek gekozen voor de ruimte buiten de werkvloer omdat gebleken is dat er tijdens de werkzaamheden op de werkvloer geen tijd wordt genomen om over veiligheid na te denken. Dus om ervoor te zorgen dat de medewerkers zich op de werkvloer veiliger gaan gedragen moet in de ruimte direct buiten de werkvloer een aantal reminders/conversation pieces aanwezig zijn zodat het gewenste gedrag getriggerd wordt. Het concept wordt in de ruimte toegepast waar alle medewerkers dagelijks tijdens de pauzes gebruik van maken. Het concept zorgt ervoor dat veiligheid een gespreksonderwerp wordt doordat het tot leven komt in de omgeving. Een neveneffect van het concept is dat de medewerkers de Risk-‐manager gaan aansporen om ontruimingsoefeningen te gaan doen. Het concept gaat er voor zorgen dat er vanaf nu meer bewustwording is ten opzichte van veiligheid. Bewustwording/Awareness wordt in dit geval gecreëerd door het doorvoeren van visuele uitingen binnen vier thema’s. In de eerste plaats het bewust maken van het probleem. Daarnaast een thema waarbij wordt gevraagd om initiatief te nemen, kritisch te zijn en mee te denken. Een thema waarbij aandacht wordt geschonken aan het plannen en organiseren en een thema wat stil staat bij het team gevoel en reflectie. 6.3 Reflectie
Terugblikkend op het onderzoek waren er een aantal verbeter punten, zo had het interviewen van alle medewerkers een duidelijker beeld kunnen geven van de veiligheidssituatie. Ook het telefonische interview had bij voorkeur in persoon moeten plaatsvinden voor een heldere interactie. Daarnaast is er te veel tijd gaan zitten in het onderzoek waardoor er minder tijd voor de uitwerking van het concept over bleef. Het meer werken op locatie zou het proces ten goede zijn gekomen omdat er direct gespard had kunnen worden met de medebetrokkenen van het project.
Joyce Bosch | 19 7. Concept
7.1 Uitwerking concept
Het concept bestaat uit vier karakters welke gelinkt worden aan een thema, het thema is te herleiden uit de achternamen van de karakters. De karakters zijn steeds in de ruimte weergegeven met een uitspraak dat past bij het karakter en dus bij het thema. De vier karakters zijn Alex Alert, Ineke Initiatief, Peter Plan en Geert Groei. Er is gekozen om de karakters fictieve medewerkers van de Organisatie x te laten zijn om er op deze manier voor te zorgen dat de medewerkers van Horecagroothandel X zich kunnen identificeren met de karakters. Zoals al eerder aangegeven staat elk karakter ook voor een thema. Steekwoorden die bij het thema van Alex Alert te plaatsen zijn zijn ‘scherpte’ en ‘bewust’. Bij Ineke Initiatief horen ‘kritisch’ en ‘meedenken’. Bij het karakter Peter Plan zijn de steekwoorden ‘plannen’ en ‘organiseren’. De woorden die bij het thema van Geert Groei horen zijn, ‘team’ en ‘reflectie’. De thema’s en steekwoorden zijn gekozen aan de hand van de uitkomsten van het onderzoek. • Zo vraagt Alex Alert bijvoorbeeld aan de medewerkers zelf om eens met een scherpe blik in de vestiging te kijken, zo worden de medewerkers van Horecagroothandel X bewust gemaakt van de veiligheidsrisico’s die in het onderzoek naar voren kwamen. Een belangrijke stap is het zien, en het bewust worden van het probleem. • Ineke Initiatief vraagt onder andere aan de medewerkers kritisch te zijn, naar zichzelf maar ook naar elkaar en samen te constateren waar verbeterpunten liggen. Zo ontstaat er een controle onder de medewerkers zelf waarbij zij elkaar aanspreken. Het karakter Ineke Initiatief en het daarbij behorende thema zijn niet direct te herleiden uit het onderzoek maar vormt wel een belangrijk element om dit concept compleet te maken. In elk project is het belangrijk kritisch te zijn en actief een oplossing te zoeken. • Peter Plan staat voor het planmatige gedeelte, hij vraagt de medewerkers dan ook om bijvoorbeeld de Risk-‐manager aan te sporen tot het plannen van een ontruimingsoefening. Een van de veiligheidsrisico’s is het uitblijven van een ontruimingsoefening. Wanneer de andere medewerkers het belang inzien van het doen van een ontruiming doordat zij worden geprikkeld door de visuele uitingen en uitspraken in de kantineruimte is de verwachting dat zij de Risk-‐ manager gaan aanspreken en vragen waar de ontruimingsoefening blijft. • Geert Groei doet uitspraken over het team gevoel, het samen iets bereiken, met het steekwoord ‘reflectie’ wordt de medewerkers gevraagd terug te kijken en zich te bedenken hoe ze als team in de toekomst beter kunnen presteren als het gaat om veilig gedrag. Evenals het karakter en thema Ineke Initiatief is ook Geert Groei niet direct te herleiden uit het onderzoek maar vormt wel degelijk een essentieel element om de cirkel van dit concept rond te maken. Evalueren en reflecteren zijn belangrijke onderwerpen. Wanneer er zich een ongeval voor heeft gedaan in de vestiging moet deze gerapporteerd worden en vindt er normaliter een evaluatie plaats welke wordt opgenomen in het RI&E-‐document. Dit sluit aan bij een van de steekwoorden: ‘reflectie’. Het figuur op de volgende pagina is een voorbeeld van hoe de karakters vormgegeven zijn. Dit is een van de uitingen die levensgroot op een van de muren in en rond de kantineruimte van Horecagroothandel X wordt geplaatst. In dit geval worden de
Joyce Bosch | 20 karakters voorgesteld en wordt er korte achtergrond informatie gegeven waardoor de identificatie van de medewerkers met deze karakters nog sterker wordt.
Fig. 8. Voorstellen en achtergrond karakters
Deze vier schildjes worden ook afzonderlijk in de ruimte ingezet. Ook hier komen de thema’s sterk naar voren. In bijlage IX zijn de overige toepassingen van het concept te vinden. Daarnaast komen de thema’s terug op koffiebekers wat ervoor zorgt dat veiligheid een gespreksonderwerp is tijdens de pauzes. 01 Alex Alert Kijk eens om je heen: zijn je collega’s op de juiste manier met veiligheid bezig op de werkvloer? Zijn de nooduitgangen vrij? Is de veiligheid van jezelf, je collega’s en die van de klanten gewaarborgd? 03 Ben jij op de hoogte van de calamiteiten codes? Weet jij hoe je te werk moet gaan bij een ontruiming? Wordt het weer tijd voor een ontruimingsoefening? De Riskmanager weet hier alles vanaf.
Joyce Bosch | 21 Referenties
Fogg, B. J., & Hreha, J. (2010). Behavior Wizard: A Method for Matching Target Behaviors with Solutions. Persuasive Technology , 117-‐131. Gollwitzer, P. M. (1993). Goal Achievement: The Role of Intentions. European Review of Social Psychology , 4 (1), 141-‐185. Griffioen, P., & van Leeuwen, H. (2011). Onderzoekseenheden project "Veiligheid op de Werkvloer". In P. Griffioen, & H. van Leeuwen, Veiligheid op de werkvloer; Situation Awareness (p. 1). Enschede: Saxion, Kenniscentrum Design & Technologie. Nederlands Normalisatie-‐instituut. (2008). NEN 4000 (nl) Bedrijfshulpverlening. Delft: NEN. Organisatie x. (2005). Risico Inventarisatie. Veghel: Organisatie x. Organisatie x. (2004). Riskmanager, training. Veghel: Organisatie x.