AUTEURS IN DE BRES VOOR AUTEURS
JAARBOEK 2012
Verantwoordelijke uitgever & afzendadres PEN Vlaanderen Huis van het Boek Boelaerlei 37 2140 BORGERHOUT Website www.penvlaanderen.be Samenstelling Jeroen Theunissen Eindredactie Jeroen Theunissen Grafische vormgeving en coverontwerp Françoise Walthéry +32 478 27 10 84
[email protected] www.fwalt.be De werking van PEN Vlaanderen wordt mede mogelijk gemaakt met de steun van het Vlaams Fonds voor de Letteren.
© PEN Vlaanderen Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van PEN Vlaanderen. Gelieve contact op te nemen via
[email protected].
Auteurs in de bres voor auteurs
Jaarboek 2012
Inhoud
Jaarboek 2012
Woord vooraf David Van Reybrouck
6
Een overzicht van het voorbije jaar Activiteitenverslag, David Van Reybrouck Financieel verslag, Xavier Roelens
9 10 21
Naar een observatorium van de vrije meningsuiting — Een terreinverkenning, Dirk Voorhoof — Naar een observatorium van de vrije meningsuiting, Marleen Teugels — Hoeveel kunnen we verdragen, Dirk Verhofstadt — Enkele gedachten over vrije meningsuiting, Geert van Istendael
23 24 37 65 72
Terugblik op het voorzittersdebat Inleidende toespraak, Albert Bontridder Palach, Albert Bontridder
80 81 83
Tien jaar PEN-schrijversflat — Van Antwerpen naar Azerbeidzjan, Sven Peeters — Mijn verblijf in de PEN-flat, Mirze Sakit — Aan de zangers van het Eurovisie Songfestival, Mirze Sakit — Open brief aan Iris, Sven Peeters — Drie gedichten, Fatena Al-Ghorra — Interview met Tahar Ben Jelloun, door Ingrid Vander Veken
84 85 90 92 95 98 104
Drie Belgen en twee Congolezen op het 78e PEN-congres Karel Sergen
108
De ‘emotionele rechten’ van de mens Chris De Stoop
116
Wachten op een zwarte lijst Sanne Berwaerts
122
PEN-Charter134
5
Woord vooraf David Van Reybrouck
Jaarboek 2012
Vrienden van het vrije woord! Bestaat er een mottiger literair genre dan voorwoorden bij jaarverslagen? Geraakt men ooit verder dan platitudes als ‘jahaa, we hebben het goed gedaan’ met daarnaast een vertrouwenwekkend fotootje van een glimlachende voorzitter? Welaan, ziehier zo’n fotootje, ziehier: ‘jahaa, we hebben het goed gedaan.’ En toch. We hebben het, kan PEN bescheiden zeggen, in 2012 erg goed gedaan. Het ambitieuze beleidsplan dat we vorig jaar opstelden werd gehaald en zelfs voorbijgestoken. Dat is mooi, maar het is niet genoeg, en wij vonden het ook niet genoeg. 2012 was voor PEN Vlaanderen een jaar van vele belangrijke primeurs. Voor het eerst stelden we onze schrijversflat in Antwerpen langdurig open voor een voortvluchtige auteur: Mirze Sakit en zijn tienerzoon Cahandar, uit Azerbeidzjan, hebben er veel aan gehad. Maar PEN beseft dat problemen zich niet alleen in het verre of dichte buitenland afspelen. Voor het eerst keken we naar de vrije meningsuiting in eigen land. Marleen Teugels doet in dit jaarboek verslag van haar onderzoek naar de nood aan de oprichting van een observatorium voor de vrijheid van meningsuiting. Daarin werd ze bijgestaan door Dirk Voorhoof, professor mediarecht aan de Universiteit Gent, en de publieke intellectuelen en PEN-leden Geert van Istendael, ere-voorzitter, en Dirk Verhofstadt, kernlid van de onafhankelijke denktank Liberales. PEN verzorgde in 2012 voor het eerst grote publieksprogramma’s op Mind the Book in Gent en Newtopia in Mechelen, met auteurs als György Konrád, Ian Buruma en Tahar Ben Jelloun. Voor het eerst waren er, door ons toedoen, op het 7
David Van Reybrouck, voorzitter van PEN Vlaanderen, is de gelauwerde auteur van o.a. Slagschaduw (2007), Pleidooi voor populisme (2008) en het monumentale Congo. Een geschiedenis (2010), en mede-initiatiefnemer van de G1000.
wereldcongres van PEN International Congolese auteurs aanwezig. Voor het eerst stelden we een professionele werkkracht aan. Voor het eerst haalden we een meerjarenbegroting binnen: vergeleken met 2010 is ons bedrag verdrievoudigd en verzekerd tot 2015. Voor het eerst werkten we samen met Amnesty voor een grote eindejaarscampagne rond vrijheid van meningsuiting. Mooi, maar het is niet genoeg. Het gaat ook heel concreet om mensen. PEN Vlaanderen huldigt als baseline ‘Auteurs in de bres voor auteurs’, een slagzin die ooit door Bart Van Loo werd bedacht. Voor wie hebben wij verschil gemaakt dit jaar? Voor Mirze Sakit heel zeker. De man kwam hier aan uit de Azerbeidzjaanse hoofdstad Bakoe, berooid en bevreesd, zonder bagage maar met zijn zoon. PEN Vlaanderen bood hem onderdak, ondersteuning en onderwijs voor zijn zoon. Flat-verantwoordelijke Sven Peeters heeft zéér veel voor hem betekend. Vandaag heeft Mirze het statuut van politiek vluchteling gekregen. Wie nog? De naar België gevluchte Palestijnse dichteres Fatena Al-Ghorra kwam dankzij PEN terecht in een circuit van lezingen, voordrachten en vertalingen. De Congolese auteurs Jean Bofane en Patrick Mudekereza leerden in Zuid-Korea de wereld van PEN International kennen. De Servische onderzoeksjournaliste Jelena Grujic werkte in de rust van onze flat aan haar artikels. De naar Zweden gevluchte Congolees Antoine Vumilia schreef er teksten die kort daarna in de KVS werden opgevoerd. Meer dan veertig gevangen auteurs, waar ook ter wereld, kregen post van ons. Voor de gevangen dichter Ericson Acosta trokken we zelfs naar de Filippijnse ambassade in Brussel. Met succes, want op 17 januari 2013 werd Acosta vrijgelaten, nadat hij bijna twee jaar in voorhechtenis had gezeten zonder voorafgaand arrestatiebevel en zonder informatie over de reden van zijn aanhouding. Vanuit de Turkse gevangenis kregen we een postkaart van Muharrem Erbey, die aan duidelijkheid over de blijvende nood aan actie niets te wensen overlaat, en die wij verder in dit jaarboek opgenomen hebben. Prestaties en primeurs zijn mooi, maar uiteindelijk gaat het om de auteurs die we, met onze beschikbare tijd en middelen, écht hebben kunnen helpen. Daarom bent u lid of sympathisant van PEN Vlaanderen. Namens het voltallige bestuur: dank voor uw steun, dank voor uw vertrouwen. Samen knokken we verder. David Van Reybrouck, Voorzitter PEN Vlaanderen
8
Een overzicht van het voorbije jaar
Activiteitenverslag David Van Reybrouck In 2012 zou PEN Vlaanderen: 1. de flatwerking omvormen om meer schrijvers in nood te kunnen opvangen, 2. de goede werking van het Writers in Prison Committee (WiPC) verder zetten en een betrouwbare partner blijven voor PEN International, 3. de openbare ruimte opzoeken met onze analyses, onze publiekslezing en ons jaarboek. Dat waren de kerntaken. Daarnaast behartigden we nog een hele reeks lopende zaken. PEN Vlaanderen zou tevens: 1. actief nieuwe leden werven, 2. de inkomsten verhogen en diversifiëren, 3. twee leden naar het PEN-congres in ZuidKorea sturen, 4. helpen met de uitbouw van een Europees PEN-netwerk, 5. auteurs uit Congo ondersteunen, 6. PEN op school verder aanbieden, 7. de communicatie via nieuwsbrief en jaarboek verbeteren, 8. de vrijheid van meningsuiting in België behartigen. Zo stond het in ons beleidsplan dat werd gestemd op de Algemene Vergadering en eerder al was voorgelegd als subsidieaanvraag aan het Vlaams Fonds voor de Letteren. Hoe hebben we het er vanaf gebracht?
1. De flatwerking De schrijversflat in Antwerpen is en blijft een troefkaart van PEN Vlaanderen. Nationaal houden 10
Jaarboek 2012
we de plek omwille van veiligheidsredenen zoveel mogelijk uit de media, internationaal is de werking ervan bekend en gewaardeerd. Auteurs als Tahar Ben Jelloun en Antjie Krog werkten er in het verleden aan hun oeuvre. In 2012 bestond onze flat precies tien jaar, reden genoeg om de werking te versterken. Voor het eerst hielden we onze flat gedurende de eerste vier maanden van het jaar vacant om beter te kunnen inspelen op acute noden van een schrijver in nood. Daarmee liepen we een klein risico (onze subsidiënten – de stad, de provincie en de universiteit van Antwerpen – zien liefst een volle bezetting), maar een PEN-flat is niet alleen een schrijversresidentie, maar ook echt een toevluchtsoord. De uitstekende samenwerking met de Noorse organisatie ICORN (International Cities of Refuge Network) zorgde ervoor dat we begin januari de Azerbeidzjaanse dichter en journalist Mirze Sakit mochten ontvangen. Na een gevangenisstraf in de hoofdstad Bakoe was hij, samen met zijn adolescente zoon, zijn land ontvlucht. Hij vond in alle stilte onderdak in Antwerpen. Het werd een bijzonder zinvol pilootproject van onze nieuwe flatwerking. PEN Vlaanderen kon de man helpen met onderdak, juridische en medische ondersteuning, vertalingen en onderwijs voor zijn zoon. De man zelf stond de media bijzonder genereus te woord toen in mei 2012 het Eurovisiesongfestival in Bakoe plaatsvond. Zijn uitlatingen gaven aanleiding tot een anonieme dreigtelefoon op zijn Belgische mobiele nummer. Mirze Sakit kreeg in het najaar van 2012 zeer terecht het statuut van politiek vluchteling in België. PEN Vlaanderen is nog steeds in contact met hem. De overige acht maanden van 2012 werd de flat als vanouds bewoond door auteurs uit alle windstreken: Carmelia Leonte uit Roemenië, Maritza Buendía uit Mexico, Marc-Antoine Vumilia uit Congo, Julien Bal uit Frankrijk, Rodolfo Alonso uit Argentinië, Jelena Grujic uit Servië, Joris van Casteren uit Nederland en in samenwerking met Vluchtelingenwerk Vlaanderen Fatena Al-Ghorra uit Palestina.
11
2. Het Writers in Prison Committee (WiPC) Voor het WiPC was 2012 een lastig jaar. Het vertrek van Hilde Keteleer, die de afgelopen jaren de afdeling energiek had bestierd, zorgde voor een verlies aan momentum. Er zijn niettemin in 2012 door het comité een tiental brieven verstuurd aan gevangenen, diplomaten en bewindslieden. En in de belangrijke decembermaand zonden de leden 45 kerstkaarten naar schrijvers in gevangenissen over de hele wereld. Naast de briefschrijfacties plaatste WiPC ook dit jaar rond 15 november, de Dag van de Gevangen Schrijver, op drie plaatsen de typische lege stoel: tijdens Berichten uit Newtopia in Mechelen en tijdens twee literaire avonden in Antwerpen. Op de lege stoel prijkte een foto van Ericson Acosta, een Filippijnse dichter en zanger die al veel langer dan wettelijk toegelaten in voorhechtenis zit. Om zijn zaak te bepleiten trok bestuurslid Xavier Roelens in het voorjaar samen met de organisatie Intal naar de Filippijnse ambassade. Tot slot hadden Xavier Roelens en Karel Sergen uitwisselingsgesprekken met Amnesty International. Beide organisaties wisselden hun werkingen en objectieven uit en beloofden in de toekomst vaker samen te werken. In november leidde dit al tot een eerste grote samenwerking: voor de geldinzamelactie van Amnesty stonden enkele bij PEN aangesloten auteurs centraal. Voor 2013 heeft dichteres en vertaalster Annmarie Sauer, die sinds vier jaar meedraait met het WiPC, zich aangeboden om de werking van het comité te coördineren.
3. Het publieke debat PEN-lezing We wilden in 2012 een grote PEN-lezing, ter vervanging van het erg kleinschalige PEN-dispuut van weleer. Eén grote lezing? Het werden er vier! Op Mind the Book in Gent verzorgden we drie goed bijgewoonde activiteiten, op Newtopia in Mechelen realiseerden we een zeer gesmaakte literaire avond. 33 9 maart 2012, Vooruit: György Konrad in gesprek met Guy Verhofstadt over de toestand in Hongarije als lid van de EU. Moderatie William Van Laeken. 500 toeschouwers. 33 10 maart 2012, Vooruit: Ian Buruma, Bas Heijne, David Van Reybrouck en Meryem Almaci over democratische innovatie. Moderatie Yves Desmet. 250 toeschouwers. 12
Jaarboek 2012
33 11 maart 2012, Vooruit: PEN-voorzittersdebat. Albert Bontridder,
Monika Van Paemel, Stefaan van den Bremt, Geert van Istendael en David Van Reybrouck over veertig jaar literair engagement in Vlaanderen. Moderatie Bart Van Loo. 75 toeschouwers. 33 16 november 2012, Stadschouwburg, Mechelen: Berichten uit Newtopia, schrijvers over mensenrechten. Met Tahar Ben Jelloun, Jean Bofane, Naema Tahir, Chris De Stoop, Dean Anastasijevic, David Van Reybrouck, muzikale omlijsting Afonike. Moderatie Friedl’ Lesage. 160 toeschouwers. Daarnaast hielden we nog een rist intiemere ontmoetingen: 33 Bijna maandelijks waren er in de Antwerpse boekhandel De Groene Waterman ontmoetingen met onze flatgasten. 33 PEN Vlaanderen werkte mee aan de realisatie van een avond over poëzie en asielzoekers in Passa Porta, gemodereerd door Peter Vermeersch (20 januari 2012). 33 In samenwerking met Amnesty Vlaanderen ging een Congoavond door op 26 oktober 2012 in het Kapittelhuys van Hoegaarden met o.m. Guy Patrice Lumumba en Déo Namujimbo.
PEN in de media Wij zochten in 2012 diverse keren de media op of stelden vast dat de media ons opzochten. Dat laatste was voor het eerst en deed ons veel plezier. Het gaf aan dat onze stem van belang wordt geacht. 33 Annelies Verbeke schreef in NRC (1 februari) een column over het boek van de gevangen Nobelprijswinnaar Liu Xiaobo 33 Sven Peeters schreef in De Morgen (22 mei 2012) een opiniestuk over het Eurovisiesongfestival in Azerbeidzjan (zie verder in dit jaarboek). 33 Secretaris Bart Van Loo was in De Standaard (21 september 2012) medeauteur van het stuk ‘Hoera, 6000 euro extra’ 33 een jaar lang schreven diverse PEN-leden (zoals Dimitri Verhulst, Annelies Verbeke, Jeroen Theunissen, David Van Reybrouck, Geert van Istendael, Geertrui Daem, Rachida Lamrabet, Stefan Hertmans, Koen Peeters) een column op de laatste bladzijde van Mo*. 33 Auteur Fikry El Azzouzi bedankte PEN Vlaanderen in een interview met De Gazet van Antwerpen voor zijn verblijf in de PEN-schrijversflat. Aleksandr Skorobogatov vermeldde zijn PEN-lidmaatschap in een opiniestuk in De Morgen. 13
Verder schreven De Morgen, Mo* en Stampmedia over onze flatgast Mirze Sakit in de week van het songfestival en/of nadat hij doodsbedreigingen had ontvangen. De Wereld Morgen besteedde ruim aandacht aan onze aanwezigheid op Mind the Book. De Standaard en Knack drukten de bijdragen aan Berichten uit Newtopia af van respectievelijk Dejan Anasatasijevic en Chris De Stoop. Toen PEN Vlaanderen meewerkte aan de kerstcampagne van Amnesty International leidde dat tot zeer ruime media-aandacht. Annelies Verbeke was te gast bij Radio2, de Antwerpse regionale televisie ATV en het veelbekeken praatprogramma Café Corsari.
4. Ledenwerving In 2012 hebben we bewust een tandje bijgestoken op het vlak van ledenwerving. In het najaar verzorgden we een gerichte mailing en maakten we een flyer. Het resultaat stemde tevreden: het ledenaantal steeg van 137 naar 163 leden (stand van zaken januari 2013). Doordat de mailing pas eind 2012 de deur uitging, verwachten we hiervan ook in de eerste maanden van 2013 nog effect. Onder de nieuwe leden mochten we gevestigde namen als Paul Mennes, Chris De Stoop, Pjeroo Roobjee, Lukas Vander Taelen en Brigitte Raskin verwelkomen, naast nieuw talent zoals Maarten Inghels, Delphine Lecompte en Koen Van Wichelen. Ook Pascal Verbeken, Pieter De Buysser, Bjorn Soenens en Judith Vanistendael traden toe.
5. De inkomsten In 2011 kreeg PEN Vlaanderen 12.000 euro subsidie van het Vlaams Fonds voor de Letteren, in 2012 was dat 19.000 euro en in 2013 zal dat tot 30.000 euro oplopen. Op twee jaar tijd ziet PEN Vlaanderen zijn overheidssteun bijna verdrievoudigen. En het mooie is: die 30.000 euro is een structurele subsidie. Tot eind 2015 zijn we dus verzekerd van een solide financiële basis. We beschouwen die toegenomen steun van het Fonds, zeker in deze kaasschaaftijden, als een bijzonder blijk van vertrouwen. Maar we willen niet alle eieren in één mand leggen. PEN Vlaanderen krijgt voor haar flatwerking tevens de meerjarige steun van de Stad Antwerpen, de Provincie Antwerpen en de Universiteit 14
Jaarboek 2012
Antwerpen. Vooruit en De Buren maakten onze publieksactiviteiten op Mind the Book mee mogelijk, de Stad Mechelen financierde de literaire avond van Newtopia. Daarnaast ontvingen we in 2012 de logistieke steun van het Huis van het Boek (portkosten, secretariaat, vergaderzaal) en Greenpeace België (drukkosten jaarboek). Het totale budget van PEN Vlaanderen bedroeg in 2012 45.000 euro. In 2012 bedroegen de inkomsten uit lidgelden 4.607 euro. Procentueel maken ze 11% van de totale begroting, wat een gezonde balans is voor een ledenvereniging.
6. PEN-congres in Zuid-Korea We zouden twee bestuursleden naar het wereldcongres sturen. Het werden er drie, maar eigenlijk vijf: drie Vlamingen en twee Congolezen. Voorzitter David Van Reybrouck, flatverantwoordelijke Sven Peeters en WIPC-bestuurder Karel Segers trokken naar de Zuid-Koreaanse stad Gyeongju. David sprak de Annual Assembly of Delegates toe over PEN Europe. In parallelle workshops hielden David en Sven, op verzoek van het PEN International-hoofkwartier in Londen, uiteenzettingen over respectievelijk fundraising en campaigning. Op elk wereldcongres worden waarnemers uitgenodigd uit landen die geen PEN-centra hebben. PEN Vlaanderen pleitte ervoor om voor het eerst in de negentigjarige geschiedenis van de organisatie auteurs uit Congo uit te nodigen. Londen stemde in met de in Brussel wonende romancier Jean Bofane, auteur van Congolese wiskunde (verschenen bij uitgeverij De Geus), en dichter en literair organisator Patrick Mudekereza uit Lubumbashi. PEN Korea bekostigde het ticket van Patrick. Zelf betaalden we het ticket van Jean: gezien de grote rol van de diaspora in de ontwikkeling van een Congolese literaire scene leek het ons van belang om niet alleen stemmen uit Congo zelf te laten horen. Het verslag van het congres leest u verder in dit jaarboek.
7. PEN-Europe PEN Vlaanderen speelt al enkele jaren een voortrekkersrol in de uitbouw van een Europees regionaal PEN-netwerk. Er bestaat een PEN Africa Network, er bestaat een PEN Ural-Altai Network, maar er bestond tot voor kort geen PEN Europe Network. In 2011 namen 15
we, samen met PEN England, enquêtes af op het wereldcongres in Belgrado om te zien hoe diverse PEN-centra in Europa hun organisatie leiden. In 2012 analyseerden bestuurslid Peter Vermeersch en zijn studenten aan de KULeuven de gegevens. In Zuid-Korea werden de resultaten gepresenteerd. Er kwamen tevens een website en een rapport. Peter Vermeersch bevorderde tevens de betrekkingen tussen diverse Europese PEN-centra door overleg met PEN Kroatië, PEN Duitsland en PEN England. Samen met Nadezda Cacinovic, voorzitter van PEN Kroatië, en David Van Reybrouck, verzorgde hij een persconferentie in Zagreb. Die laatste was dan weer in overleg met PEN Nederland en PEN Zweden. PEN Vlaanderen kreeg tevens het bezoek van PEN Hongarije.
8. Congolese auteurs In 2012 probeerden we op zinnige wijze verschil te maken voor enkele Congolese auteurs: 33 We zorgden ervoor dat Patrick Mudekereza en Jean Bofane mee konden naar het PEN-wereldcongres in Zuid-Korea 33 We programmeerden Jean Bofane als een van de auteurs op Berichten uit Newtopia in Mechelen op 16 november 2012 en Déo Namujimbo in Hoegaarden (Hoegaarden schrijft!) op 26 oktober 2012. 33 Net zoals Bibish Mumbu in 2011 in de flat verbleef, werkte de gevluchte auteur Antoine Vumilia dit jaar in onze schrijversresidentie. Zijn teksten werden in december 2012 opgevoerd door Studios Kabako in de KVS. 33 We brachten Congolese auteurs in de diaspora in contact met lokale PEN-centra: Bibish Mumbu met PEN Québec, Déo Namujimbo met PEN France, Antoine Vumilia met PEN Zweden. Op 4 februari 2013 leidde de Belgische visumweigering aan Vumilia tot een parlementaire vraag van Peter Luyckx (N-VA) in het federale parlement. 33 Déo Namujimbo, de Congolese auteur die wij al een paar jaar ondersteunen, werd genomineerd voor een Oxfam PEN Novib Award.
16
Jaarboek 2012
9. PEN op school De formule van ‘PEN op school’ blijft belangstelling wekken van diverse groepen, zoals het tweedekansonderwijs, Nederlands voor anderstaligen en uiteraard humanioraleerkrachten. Vooral de site gekooid.be en het rollenspel Topadië worden geraadpleegd. Toch is de armslag te minimaal. Onze afdeling is op zoek naar nieuwe, aansprekende modellen van onderwijswerking. Bestuurder Karel Segers en kandidaat-bestuurder Sarah De Mul togen dit jaar met auteurs als Fatena Al-Ghorra en Déo Namujimbo naar hun leerlingen, respectievelijk studenten. Momenteel onderzoeken we of dit model niet veelvuldiger kan toegepast worden. Door de samenwerking met ZebrArt zijn we immers in contact met een aantal boeiende, naar België gevluchte auteurs die maar wat graag willen optreden in scholen.
10. Communicatie PEN-jaarboek en nieuwsbrief In maart 2011 rolde ons eerste jaarboek van de persen. Het bedroeg 120 bladzijden en werd verspreid onder alle leden en relaties van PEN Vlaanderen. Tijdens onze publieksmomenten in Gent en Mechelen werd het jaarboek ter beschikking gesteld van belangstellenden. De oplage bedroeg 400 exemplaren. Naast het inhoudelijk en financieel verslag bevatte het een rijke discussie over vrije meningsuiting met auteurs als Philippe Van Parijs, GAL, Karen Moeskops, Geertrui Daem, Gie Goris, Stefan Rummens, Matthias Storme en Geert van Istendael. In 2012 verzorgde ondervoorzitter Jeroen Theunissen in totaal vier nieuwsbrieven, elk met een vijftal berichten. Per mail komen die terecht bij zo’n 140 leden. Circa 20 worden met de post verstuurd. Het jaarboek en de nieuwsbrieven samen vervangen de vroegere PEN-Tijdingen.
Externe communicatie Voor de evenementen op Mind the Book ging PEN Vlaanderen in zee met een professionele communicatie-experte en vaste vormgeefster. Dat leidde niet alleen tot een nieuwe grafische identiteit (logo, briefpapier, registratieformulieren, visitekaartjes, jaarboek), maar ook tot nieuwe webpagina’s, landingssites, ban17
ners op de sites van Mo* en De Wereld Morgen en een roll-up display. De meerwaarde van dit soort professionalisering was onmiskenbaar. Voor het eerst kregen we echt een smoel. Een duidelijke communicatiestrategie versterkt niet alleen de externe beeldvorming, maar ook de interne werking: ze zet de puntjes op de i. PEN Vlaanderen ontwikkelde in 2012 tevens zijn eerste aanwezigheid in de sociale media. Ons facebook-profiel werd bescheiden en onregelmatig bijgehouden, maar de reacties waren lovend. Daarnaast bleef onze website de bron van regelmatige updates.
11. D e vrijheid van meningsuiting in België Er was een tijd dat PEN Vlaanderen zich louter hoefde te bekommeren om vrije meningsuiting ver weg, maar die is voorbij. Vandaag moeten we ook naar eigen land kijken. Processen van migratie en globalisering hebben de grenzen vervaagd. Wij waren actief op drie fronten: 33 We kwamen op voor naar België gevluchte auteurs.
33 David Van Reybrouck schreef een inleiding bij aZielzoekers, een bundel gedichten met dichters in asielzoekerscentra. 33 Annelies Verbeke ontwikkelde samenwerkingsplannen met ZebrArt, een project van Vluchtelingenwerk Vlaanderen met naar België gevluchte kunstenaars. Kunnen we talentvolle auteurs niet coachen nu ze in ons land neergestreken zijn? Wordt beslist vervolgd. 33 De gevluchte Palestijnse dichteres Fatena Al-Ghorra trad met ons op in Mechelen en verbleef in december 2012 in onze flat. 33 We startten onderzoek naar de vrije meningsuiting in België.
33 Ingrid Aendenboom van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding kwam op uitnodiging van het bestuur praten over jurisdictie en jurisprudentie met betrekking tot censuur. 33 Op onze studiedag in september kwamen professor Dirk Voorhoof, Ronan O Fathaigh en Chris Wiersma praten over persvrijheid en vrije meningsuiting in België, Ierland, de VS en Nederland (zie verder in dit jaarboek). 18
Jaarboek 2012
33 Bestuurslid Marleen Teugels begon eind 2012 met een eerste grondige terreinverkenning, met het oog op een eventueel Observatorium voor de Vrije Meningsuiting in België (zie verder in dit jaarboek). 33 We waren intensief in contact met PEN Belgique francophone.
33 In maart was David Van Reybrouck als voorzitter van PEN Vlaanderen de centrale gast bij een bijeenkomst van PEN Belgique francophone in de Universitaire Stichting. 33 Wij adviseerden de Franstalige collega’s bij de omvorming van hun werking en keken uit naar eventuele vormen van samenwerking in de toekomst.
12. S timuleren van onderzoek naar de geschiedenis van PEN Vlaanderen Hoewel het niet in ons beleidsplan stond, zijn we ook in 2012 onderzoek naar de geschiedenis van PEN Vlaanderen loyaal blijven steunen: 33 Op de Algemene Vergadering vertelde Christophe Verbruggen (UGent) over het wedervaren van PEN Vlaanderen tijdens het Interbellum. 33 Kevin Absilis (UA) en zijn studenten continueerden het onderzoek. Een eerste, uitstekende scriptie over de naoorlogse jaren van PEN Vlaanderen en de rol van Toussaint van Boelaere zag inmiddels het licht (zie verder in dit jaarboek). 33 David Van Reybrouck bemiddelde actief bij de overdracht van het archief van voormalig PEN-voorzitter Albert Bontridder naar het Letterenhuis in Antwerpen. 2012 was een intensief jaar voor PEN Vlaanderen. Het ambitieuze beleidsplan waarmee het jaar van start ging, hebben we op bijna alle vlakken moeiteloos gehaald. Op andere vlakken deden we beduidend meer dan afgesproken. Zulks is uiteraard enkel mogelijk door de steun van onze leden, collega’s en instanties waarmee we mochten samenwerken. De raad van bestuur zag er op 31 december 2012 als volgt uit: 33 David Van Reybrouck, voorzitter 33 Jeroen Theunissen, aftredend ondervoorzitter 33 Bart Van Loo, secretaris 33 X avier Roelens, penningmeester en aftredend WIPC-voorzitter 19
33 Sven Peeters, flatverantwoordelijke 33 Annelies Verbeke, verantwoordelijke gevluchte auteurs in 33 33 33 33 33
Vlaanderen Peter Vermeersch, verantwoordelijke PEN-Europe Karel Segers, verantwoordelijke PEN op School Marleen Teugels, verantwoordelijke research Guy Posson, gewoon bestuurslid Geertrui Daem, gewoon bestuurslid
Sarah De Mul, Johan De Boose, Annmarie Sauer, Olivia Rutazibwa en Dimitri Bontenakel boden zich aan als kandidaat-bestuurslid in de loop van 2012. De Algemene Vergadering van januari 2013 boog zich over hun kandidatuur en stelde hen allen aan. Jeroen Theunissen trad bij die gelegenheid af als ondervoorzitter, maar blijft verantwoordelijk voor jaarboek en nieuwsbrief. Als ondervoorzitter werd hij opgevolgd door Annelies Verbeke. Annmarie Sauer lost Xavier Roelens af als hoofd van het WIPC. Guy Posson verliet, na jarenlange trouwe dienst, het bestuur van PEN Vlaanderen. PEN Vlaanderen kon vanaf 2012 beschikken over een beleidsmedewerker: Natalie Ariën verzorgde de ledenadministratie en de ledenwerving en bereidde de vergaderingen voor. Het bestuur hoopt in 2013 de weg van de professionalisering en de gestage groei verder te zetten.
20
Jaarboek 2012
Financieel jaarverslag Xavier Roelens
NORMALE WERKING VAN PEN (STAND OP 31.12.12) OVERZICHT INKOMSTEN/UITGAVEN 2012 Totaal inkomsten___________________________ € 22.967,71 + overdracht 2011__________________________ € 4.845,43 = totaal inkomsten________________________ € 27.812,53 Totaal uitgaven___________________________ € 26.998,49 Saldo:__________________________________ € 814,04
Xavier Roelens, penningmeester van PEN Inkomsten 99 lidmaatschapsbijdragen___________ € 4.607,00 Vlaanderen, publiceerde Subsidie VFL______________________________ € 18.350,00 samen met Maarten Interesten________________________________ € 10,10 Overdracht saldo 2011_______________________ € 4.845,43 De Pourcq de bloemlezing Op het oog, 21 dichters voor Saldo:__________________________________ € 27.812,53 de 21ste eeuw (2005) en de poëziebundels Er is een DETAIL UITGAVEN spookrijder gesignaleerd Organisatiekosten (2007) en Stormen, Administratiekosten_________________________ € 133,22 olielekken, motetten (2012). Portkosten_______________________________ € 161,50 Hij is redacteur van het Kosten medewerkers (Emmy en Natalie)__________ € 10.050,00 tijdschrift Kluger Hans. DETAIL INKOMSTEN
Algemene ledenvergadering 2012______________ € 382,60 Kosten website + webmaster__________________ € 1.167,21 Communicatie_____________________________ € 576,52 Bankkosten (verrichtingskosten, portokosten, …)___ € 31,20 Activiteitskosten Contributie PEN International 2012______________ € 1.750,00 PEN-jaarboek_____________________________ € 1.306,80 Internationaal PEN-congres Korea (o.a. inschrijving, hotel, reis)__________________ € 6.973,38 Mind The Book____________________________ € 1.928,16 Onderzoek observatorium____________________ € 1.800,00 Vergadertweedaagse Oostkamp________________ € 637,90 Uitbetaling gastspreker VAV-dag_______________ € 100,00 TOTAAL uitgaven_________________________ € 26.998,49
21
FINANCIEEL VERSLAG VAN PEN-FLAT (STAND OP 31.12.12) OVERZICHT INKOMSTEN/UITGAVEN 2012 Totaal inkomsten___________________________________________ € 18.709,26 + overdracht 2011__________________________________________ € 12.684,67 = totaal inkomsten________________________________________ € 31.393,93 Totaal uitgaven___________________________________________ € 15.166,42 Saldo:__________________________________________________ € 16.227,51 DETAIL INKOMSTEN: Subsidie Stad Antwerpen_____________________________________ € 10.000,00 Subsidie Provincie Antwerpen_________________________________ € 8.680,00 Interesten________________________________________________ € 29,26 Overdracht saldo 2011_______________________________________ € 12.684,67 Totaal inkomsten PEN-flatrekening__________________________ € 31.393,93 DETAIL UITGAVEN Aan flatbeheerder__________________________________________ € 11.000,00 Brandverzekering__________________________________________ € 270,33 Huurlast + onderhoud_______________________________________ € 3.245,00 Vliegtuigkosten Mirza Sakit___________________________________ € 614,89 Beheerskosten/verrichtingskosten bank__________________________ € 36,20 TOTAAL uitgaven PEN-flatrekening__________________________ € 15.166,42 UITGAVEN VAN FLATBEHEERDER Schrijverstoelagen__________________________________________ € 11.840,00 Startpakket voeding________________________________________ € 154,48 Nieuwe benodigdheden flat (vuilniszakken, wasdroogrek, muizenvergif, poetsgerei, spaarlampen, herstel wasmachine)__________ € 251,18 Telefoon (opladen GSM)______________________________________ € 178,00 Lunch___________________________________________________ € 226,00 Transportkosten/kilometervergoeding___________________________ € 347,24 Administratiekosten (printen en kopiëren, agenda’s, telefoon)__________ € 202,91 Andere kosten presentaties___________________________________ € 556,89 Cursus Engels Mirza Sakit____________________________________ € 125,00 Schoolkosten Cahandar Sakit_________________________________ € 72,00 TOTAAL uitgaven via flatbeheerder__________________________ € 13.953,70
22
Naar een observatorium van de vrije meningsuiting
Naar een observatorium van de vrije meningsuiting? Een terreinverkenning Dirk Voorhoof
Dirk Voorhoof is specialist mediarecht en gewoon hoogleraar aan de Universiteit Gent. Voor meer informatie, zie www.psw.ugent.be/dv Tekst gepresenteerd tijdens PEN-seminar van zaterdag 29 september 2012
In mondiaal perspectief staat de vrijheid van meningsuiting onder druk. Er vallen tientallen, honderden doden, zowel aan de kant van degenen die opkomen voor expressievrijheid of hun mening vrij en vrank (proberen te) uiten, als aan de kant van degenen die de expressievrijheid willen beknotten, aan banden willen leggen. Betogingen lopen uit de hand, ambassades worden in brand gestoken, vlaggen en boeken worden verbrand. Ik schrijf dit op het moment dat in talrijke landen en steden gedemonstreerd wordt tegen The Innocence of Muslims, een film die tot op vandaag maar weinigen hebben gezien maar waarvan wordt aangenomen dat de inhoud ervan beledigend of kwetsend is voor moslimgelovigen. Eerder was er al de fatwa tegen Salman Rushdie voor The Satanic Verses. Er was de heisa rond de film Fitna van Geert Wilders. En in Parijs gingen de redactielokalen van Charlie Hebdo in puin na publicatie van een nummer met cartoons die geacht werden Mohammed (denigrerend) voor te stellen. Nu zijn het (fanatieke) moslims, opgezweept door haatpredikers, maar soms is het ook de clerus van de rooms-katholieke kerk en zijn het radicale katholieke organisaties die ervoor ijveren om boeken, films of bepaalde reclamecampagnes uit circulatie te halen wegens godslasterlijk, te homoseksueel, beledigend voor de katholieke geloofsleer of smadelijk voor de paus. Soms is het de Joodse Gemeenschap die moord en brand schreeuwt omdat hun godsdienst of 24
Jaarboek 2012
geloofsgemeenschap beledigd worden of omdat de spot gedreven wordt met de Holocaust, zoals naar aanleiding van bepaalde VRTprogramma’s (het incident met ‘De forel van Hitler’ en de parodie in ‘Man Bijt Hond’). Even leek het er zelfs op dat onder druk van de Joodse reacties een soort interne censuurcommissie binnen de VRT zou worden geïnstalleerd om herhalingen van dit soort te vermijden. Onlangs maakte het Europees Hof van de Rechten van de Mens geen bezwaar tegen het verbod op een sensibiliseringscampagne van PETA-Duitsland, een dierenrechtenorganisatie die via posters en affiches een vergelijking maakte tussen de Holocaust en dierenmishandeling ten bate van de vleesindustrie. In Zwitserland werd onlangs een postercampagne van een organisatie verboden (Mouvement Raelien), louter wegens een verwijzing op de affiches naar een wat verdachte website. Ook dit vond het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM), nochtans traditioneel op de bres voor de vrijheid van meningsuiting, geen schending van de expressievrijheid. Als we de reacties op bepaalde boeken, films, affiches, exposities en cartoons op een rijtje zetten, kunnen we ons de vraag stellen: gaan we er in deze wereld op vooruit inzake vrijheid van meningsuiting, of gaat het eerder bergaf? ‘Meten is weten’ is een gevleugeld paradigma dat ook in de menswetenschappen, in de humanities verder opgang maakt. Maar hoe meet je expressievrijheid? Of nog moeilijker, de bedreiging ervan? In Nederland bestaat sedert enige jaren een ‘persvrijheidsmonitor’. De Nederlandse monitor beperkt zich evenwel tot de persvrijheid en focust dus op informatie- en nieuwsmedia en op journalistiek, zoals overigens ook de monitoring van ‘Journalisten zonder Grenzen / Reporters without Borders of van Freedom House’. Dergelijke ratings, net zoals ondertussen ook bepaalde internet freedom ratings, geven minstens een overzicht van trends en ontwikkelingen, zeker in een vergelijkend perspectief (met de Scandinavische landen en Nederland steeds in de top, en helemaal op het einde van de ratings de usual suspects zoals China, Iran, Syrië, Turkmenistan, Noord-Korea en Eritrea). Opmerkelijk overigens is dat landen met veel respect voor democratie en slechts uitzonderlijke inbreuken op mensenrechten bovenaan staan in de lijst van landen met veel persvrijheid; landen waar systematisch en op grove wijze mensenrechten worden geschonden, scoren ook slecht in de rankings van de 25
persvrijheid. Pers- en uitingsvrijheid, respect voor mensenrechten en een duurzame democratie zijn een drie-eenheid. Maar hoe kan men rapporteren over de graad van vrijheid van meningsuiting of expressievrijheid? Dit complexe concept is breder en ruimer dan enkel de persvrijheid. Zeker door de bril van literaire auteurs betekent het vooral artistieke, intellectuele vrijheid, niet enkel voor journalistieke teksten, foto’s of bewegende beelden in nieuwsmedia, maar expressievrijheid in de literatuur, proza/poëzie, fictie/non-fictie, de film, dans, muziek, art-video, het theater, de schilder- en beeldhouwkunst, museale exposities, cultuurevenementen, internetkunst… De kunstenaar maakt aanspraak op een speciaal soort expressievrijheid, zoals ook de wetenschapper, de academicus aanspraak maakt op een bijzondere vorm van academische expressievrijheid. Vooral de cartoonist mag, zo blijkt, zeer ver gaan in het bekritiseren, zelfs beledigen van personen, bedrijven, groepen of organisaties. En toch. Mo* is onlangs veroordeeld voor de spotprent van een captain of industry, actief in de mijnbouw in centraal Afrika. De associatie van George Forrest met een dictator kon volgens het hof van beroep te Brussel niet door de beugel. Hoe is het gesteld met het recht op expressievrijheid in Vlaanderen, in België, in Europa, in de wereld? Hoe ontwikkelde deze vrijheid zich de voorbije jaren? Het is buitengewoon moeilijk om hierover wetenschappelijke of zelfs maatschappelijk verantwoorde uitspraken te doen. De juridische monitor van de persvrijheid in Nederland bijvoorbeeld bevat geen cijfers, geen tabellen, geen grafieken of geen rangschikking. Met enige moeite kan een jurist min of meer exacte inzichten verwerven over de toestand van de mensenrechten in de gevangenissen, de situaties in verband met folteringen in een land, het ongeoorloofd gebruik van chemische wapens, het aantal gerapporteerde klachten van seksueel misbruik van minderjarigen, het aantal veroordelingen wegens illegale wapenhandel. Maar hoe kun je zicht krijgen op de uitoefening van de expressievrijheid, of op de negatie, de belemmering ervan, wat een jurist dan kan uitdrukken in termen van schending van het recht op vrijheid van expressie en informatie? Veel is immers niet zichtbaar. Wetgeving, bestuurspraktijk, vonnissen en arresten zijn maar (een deel van) het topje van de ijsberg. In sommige landen is 26
Jaarboek 2012
het registreren van auteurs of journalisten die vermoord worden, ‘verdwijnen’, het slachtoffer zijn van gewelddaden of in de gevangenis opgesloten worden, helaas wel één van de bruikbare meetinstrumenten om de ernst van de situatie in verband met het tekort aan pers- en expressievrijheid in die landen onder de aandacht te brengen. Denk aan Gyorgi Gongadze (Ukraïne), Anna Politkovskaya (Rusland) en Hrant Dink (Turkije). Onlangs nog rapporteerde het Comité voor de bescherming van journalisten (CPJ) uitgebreid over het stijgend aantal journalisten dat in de gevangenis zit opgesloten.1 Voor Vlaanderen, Nederland en de meeste Europese landen is het hanteren van dit meetcriterium, gelukkig, ondertussen irrelevant. We hebben dus weinig om te meten.
Wat valt er te monitoren? De problematiek van het opstarten van een monitor over expressievrijheid begint al bij de vraagstelling : wat is vrijheid van meningsuiting, wat impliceert het recht op expressievrijheid? En meteen ook de vraag: wanneer wordt die vrijheid op ontoelaatbare of controversiële wijze ingeperkt? En wat zijn dan legitieme, noodzakelijke beperkingen en allerlei vormen van inmenging of restricties die we moeten gedogen, die wel zelfs geacht worden te steunen wegens ‘noodzakelijk in democratie’, conform artikel 10 van het EVRM, het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Artikel 10 beschermt de vrijheid van expressie en informatie ‘zonder inmenging van overheidswege’ en ‘ongeacht grenzen’, behoudens de beperkingen, voorwaarden, sancties die kunnen worden gerechtvaardigd omdat ze voorzien zijn bij wet en in een democratische samenleving nodig zijn ter verwezenlijking van een legitiem doel. Welke beperkingen of sancties kunnen gerechtvaardigd worden als ‘nodig in een democratische samenleving’? Dat daarover geen eenstemmigheid bestaat blijkt niet enkel uit enkele artikels in het eerste Jaarboek van PEN Vlaanderen, waarin Philippe Van Parijs er een andere zienswijze op nahoudt dan Matthias Storme, Gie Goris of Geert van Istendael. Juristen, journalisten, kunstenaars en moraalfilosofen zullen algauw andere criteria hanteren, maar ook onder juristen, onder journalisten, onder kunstenaars en onder filosofen onderling heerst geen eenstemmigheid over de afgrenzing van het recht op vrije meningsuiting. De ene rechtbank 1. www.cpj.org/reports/2012/12/imprisoned-journalists-world-record.php 27
oordeelt in een zaak dat de grenzen van de expressievrijheid op strafbare of onrechtmatige wijze overschreden zijn wegens laster, aanzet tot racisme of discriminatie, schending van de goede zeden, aantasting van de staatsveiligheid, inbreuk op de privacy enzovoort. In beroep of in cassatie komen andere rechters, experten van het recht dus, op basis van dezelfde wetgeving tot een andere conclusie, en ze vinden de gewraakte uitingen toegelaten of de beperking niet voldoende verantwoord. Ook tussen de nationale rechtscolleges en het EHRM gaapt vaak een diepe kloof: in honderden zaken heeft het EHRM de voorbije 20 jaar inbreuken vastgesteld op de expressievrijheid, niet enkel in Turkije, Rusland of Azerbeidzjan, maar ook in Noorwegen, Zweden, Finland, Nederland, Frankrijk, Luxemburg, het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en … België, landen waarvan je zou vermoeden dat het EVRM er spontaan, goed en correct wordt toegepast. En zelfs dan blijft er nog discussie, want de rechtspraak van het Hof zet niet overal duidelijke lijnen uit. De Grote Kamer met 17 rechters ‘overruled’ al eens een arrest van een Kamer met zeven rechters en ook binnen de Grote Kamer, die moet toezien op de eenheid en consistentie van de rechtspraak van het EHRM, bestaan felle discussies over de vraag wanneer nu wel of niet een bepaalde inmenging in de vrijheid van meningsuiting gerechtvaardigd was in een democratische samenleving. Dit ultieme gebrek aan eenstemmigheid blijkt bijvoorbeeld uit een aantal afwijkende opinies in zaken betreffende expressievrijheid, wat soms leidt tot arresten met een zeer krappe meerderheid. Finaal maakt deze krappe uitkomst wel een wereld van verschil voor de interpretatie en effectieve toepassing van artikel 10 EVRM. Sommige rechtspraak van het EHRM is en blijft zeer omstreden, zoals bijvoorbeeld in een zaak van laster aan het adres van de Franse politicus Jean-Marie Le Pen (Grote Kamer, 22 oktober 2007, Lindon, OtchakovskyLaurens en July t. Frankrijk). Het arrest toont aan dat beledigende en lasterlijke aantijgingen in een roman betreffende een bestaand persoon kunnen worden vervolgd en veroordeeld. Een duidelijk voorbeeld dus waaruit blijkt hoezeer het recht de literaire vrijheid kan inperken. De dissenters bij dit arrest hebben met name kritiek op het feit dat het arrest een ongemakkelijk onderscheid hanteert tussen wat de romanpersonages zeggen in de roman en wat aan de auteur van het boek zelf wordt aangerekend, althans wanneer de verteller niet voldoende afstand neemt van de uitspraken van de fictieve personages (zie kader) 28
Jaarboek 2012
Europees Hof Mensenrechten, Grote Kamer 22 oktober 2007, LINDON, OTCHAKOVSKY-LAURENS en JULY t. FRANKRIJK
In 1995 schreef Mathieu Lindon een novelle onder de titel Le Procès de Jean-Marie Le Pen. Het boek is deels gebaseerd op waar gebeurde feiten en verhaalt over het proces tegen een militant van het Front National die een racistische moord pleegde, Ronald Blistier. In het boek vraagt de (fictieve) advocaat Pierre Mine zich af hoe extreemrechts en racisme kunnen bestreden worden en in hoeverre de voorzitter van het Front National verantwoordelijkheid draagt voor de moord. In de roman wordt van Le Pen gezegd dat hij de leider is van een moordenaarsbende en hij wordt ook vergeleken met een vampier. Op klacht van Le Pen werden zowel de auteur als de uitgever van het boek veroordeeld wegens laster. Als reactie op die veroordeling publiceerde Libération een petitie, ondertekend door 97 schrijvers. De petitie citeerde, met verwijzing naar het vonnis, enkele van de gewraakte passages uit het boek. Korte tijd later werd eveneens de hoofdredacteur van Libération, Serge July, veroordeeld wegens laster. De veroordelingen werden bevestigd door het hof van beroep van Parijs en cassatieberoep werd afgewezen. Het Europees Hof kwam tot de conclusie dat de Franse rechtscolleges terecht de schrijver, uitgever en hoofdredacteur hebben veroordeeld wegens laster en dat deze overheidsinmenging geen schending opleverde van de expressievrijheid zoals beschermd door artikel 10 van het EVRM. Het Hof wees erop dat de lasterlijke passages niet zomaar in de mond zijn gelegd van bepaalde romanpersonages, maar door de auteur van het boek zelf tot centraal thema zijn verwerkt, zonder dat hij afstand heeft genomen van de uitspraken van sommige romanfiguren. Volgens het Hof zetten de lasterlijke aantijgingen aan het adres van Le Pen ook aan tot geweld en haat. Unaniem was de beslissing van het Hof niet, want vier dissenters vonden dat te weinig rekening was gehouden met het feit dat het een roman betrof en dat de lasterlijke kritiek eerder neerkomt op waardeoordelen over Le Pen en het dus niet ging om aantijgingen van precieze feiten. De vier rechters, waaronder de Belgische rechter Françoise Tulkens, hadden ook kritiek op het feit dat het arrest een ongemakkelijk onderscheid hanteerde tussen wat de romanpersonages zeggen in de roman en wat aan de auteur van het boek zelf wordt aangerekend, althans wanneer hij niet voldoende afstand neemt van de uitspraken van de fictieve personages. De vier rechters vroegen zich ook af of het nog wel gerechtvaardigd is om in de eenentwintigste eeuw over te gaan tot criminele bestraffing wegens het toebrengen van reputatieschade aan politici en publieke personen. De veroordeling van Serge July vonden de vier rechters van de minderheid al helemaal ongepast: het was immers de taak van de media om het publiek in kennis te stellen van de inhoud van de petitie van 97 schrijvers die uiting gaf aan de kritiek op de veroordeling wegens laster van Lindon en diens uitgever.
29
Law & Literature Hier bevinden we ons op het moeilijke ontmoetingspunt tussen recht en literatuur. Een ontmoeting, soms een dialoog, die evenwel bijzonder interessant is. In Angelsaksische landen is er een lange onderzoekstraditie en zijn er tal van onderzoeken, projecten en boeken op het domein van “Law & Literature” (zie vooral : K. Dolin, A Critical Introduction to Law and Literature, Cambridge University Press, 2011). Nauwelijks bekend is dat er ook in België reeds een paar stappen in de richting zijn gezet van wat men kan aanwijzen als ‘the fertile interdisciplinary project of Law & Literature’ (Dolin 2011, 10). Het gaat om de fraai uitgegeven boeken Recht en Literatuur en Droit & Littérature, bij Anthemis en Die Keure/La Charte. Een zeer Belgisch project ook, met auteurs uit beide landsgedeelten, die elk op hun manier een aanzet geven tot het samenbrengen of de analyse van de werelden van recht en literatuur. Een vraag die zich stelt in de relatie tussen recht en literatuur luidt: claimt literatuur een totaal recht op expressievrijheid? Aanvaarden kunst en literatuur dat extern beperkingen worden gesteld, door de buitenwereld, inclusief door de wereld van het recht? Ook binnen de kunst- en literaire sector bestaan daarover verschillende opvattingen. Sommigen opteren voor de totale individuele vrijheid. De enige toetssteen is dan het individuele geweten van de auteur of van de kunstenaar. De mensen van het recht, juristen, advocaten en rechters, hebben het daar vaak moeilijk mee. Zij begrijpen de taal of de boodschap van de kunstenaar niet, of reduceren die tot wat zij in een juridische categorie kunnen situeren, als laster en eerroof, als aantasting van de goede zeden, als inbreuk op de privacy, als gevaar voor de openbare orde, als aanzet tot racisme of als inbreuk op de auteurswet, of recent ook als ‘belaging’ of ‘overlast’. Maar omgekeerd staat de literaire en artistieke wereld bijzonder sceptisch tegenover recht en rechtspraak: ‘There are two things wrong with almost all legal writing. One is its style. The other is its content. That, I think, about covers the ground.’ (Fred Rodell). Het recht is ook dubbelzinnig ten opzichte van de literatuur. Het waarborgt enerzijds de literaire vrijheid en legt de literaire vrijheid anderzijds aan banden. Omdat expressievrijheid en machtsuitoefe30
Jaarboek 2012
ning kunnen botsen. Omdat in een modernere versie expressievrijheid andere mensenrechten kan schaden. De klassieke domeinen van limitering van expressievrijheid waren godsdienst, moraliteit en seks, laster en belediging en verstoring van de openbare orde en rust. Vaak gingen ze samen en werden auteurs en uitgevers vervolgd, verbannen, veroordeeld of gestraft wegens verstoring van ‘the King’s peace’. De historische voorbeelden zijn gekend, van bij de oude Grieken, de Romeinen, de middeleeuwen, de nieuwe tijden tot en met de moderniteit. Emblematisch was de vervolging en waren de processen tegen o.a. Baudelaire (Fleurs du Mal), Flaubert (Madame de Bovary) in Frankrijk, het proces in de US in 1933 in de zaak United States vs. One Book Called Ulysses (James Joyce) en nog in 1960 in de US ook het strafproces tegen Penguin Books wegens de publicatie van Lady Chatterley’s Lover, D.H. Lawrence. In het Verenigd Koninkrijk werd af en toe een film verboden of de distributie ervan aan banden gelegd. Het overkwam The Life of Brian van Monty Python en Visions of Ecstasy van Nigel Wingrove. Uiteindelijk kwam in de VS, in Europa en ook in België het recht gaandeweg tegemoet aan de aanspraken van kunst en literatuur. Op die manier kregen literatuur en artistieke expressievrijheid een hoog niveau van bescherming, al is er geen sprake van enige exceptio artis of kunstexceptie. Het is niet omdat het kunst of literatuur is, dat de inhoud niet strafbaar of onrechtmatig kan zijn. Maar werken die behoren tot wat beschouwd wordt als het kunstof cultuurpatrimonium kunnen algauw op extra bescherming en dus op meer expressievrijheid aanspraak maken, zoals in Akda¸s t. Turkije2. Ook parodie en satire, als specifieke literaire vormen, vaak verweven met humor, kunnen in de actuele rechtspraak op meer tolerantie rekenen. Boeken die negatieve stereotypen over (kwetsbare) minderheden bevatten (zoals in casu Roma), hoe 2. Aanleiding tot deze zaak was de correctionele veroordeling van de uitgever die de Turkse vertaling van een boek van Guillaume Apollinaire uit 1907 in Turkije op de markt had gebracht (Les onze mille verges, in het Turks: On Bir Bin Kirbaç). De Turkse rechtscolleges beoordeelden de inhoud van het boek als obsceen en immoreel en van aard de seksuele verlangens van de bevolking op te hitsen of te exploiteren, in strijd met de artt. 426/1 en 427/2 van het Turkse strafwetboek. Het EHRM vond dat de veroordeling van de uitgever een schending opleverde van art. 10 EVRM . Het Hof benadrukte het belang van het literaire oeuvre van Apollinaire en vooral de culturele en artistieke waarde van het boek behorend tot het Europese literaire erfgoed (EHRM 16 februari 2010, Akda¸s t. Turkije).
31
ongepast dit ook mag zijn, moeten niet zomaar uit de handel worden gehaald (EHRM Grote Kamer, 15 maart 2012, Aksu t. Turkije). Dit zijn maar enkele voorbeelden van recente Europese rechtspraak waar het EHRM een hoge mate van expressievrijheid waarborgt en deze minimumwaarborg ook in de 47 lidstaten moet gelden. Een politicus zwaar schofferen onder het mom van fictie en daarmee aanzetten tot haat tegen deze politicus, kan volgens het EHRM echter niet rekenen op de bescherming van de (literaire) expressievrijheid (EHRM Grote Kamer, 22 oktober 2007, Lindon e.a. t. Frankrijk). Net zo min als het al te offensief beledigen van een andere religie, hetzij moslims in Turkije, zoals in I.A. t. Turkije (maar zie ook A. Tatlav t. Turkije), hetzij katholieken in Oostenrijk (Otto Preminger Institut t. Oostenrijk) of christelijke gelovigen in Engeland (het zopas geciteerde Visions of Ecstasy in de jaren 80, overigens na opheffing van de blasfemie-wet in het VK onlangs terug vrijgegeven door de BBFC, Wingrove t. VK).
Vrijheid van meningsuiting in België? Hoe zit het nu in België? Zijn er redenen om ons ongerust te maken? Hier bestaat toch bijna onbelemmerde expressievrijheid, behoudens kinderpornografie en bewust en herhaaldelijk aanzetten tot racisme en vreemdelingenhaat? Maar dit hindert toch niet echt de artistieke expressievrijheid. Ja, er zijn in België een paar voorbeelden van repressie en vervolging tegen auteurs of kunstenaars. Maar we moeten algauw teruggrijpen naar de veroordeling, in de jaren zestig, van Hugo Claus wegens de opvoering van het toneelstuk Masscheroen met daarin drie naakte mannen. Er was ook de veroordeling in Gent in de jaren tachtig van enkele leden van het kunstenaarscollectief Kleenex, ook al vanwege openbare schending van de goede zeden. Aanleiding was de expositie van een reeks schilderijen in het stadscentrum. De schilderijen toonden de kruisafneming van Christus in een versie die seksuele passie en lust uitstraalde tussen Jezus Christus en Marie Magdalena, in felle fluorescerende kleuren. De werken werden in beslag genomen, de verantwoordelijken voor de expositie strafrechtelijk veroordeeld. Er was ook al eens een burgemeester of museumdirecteur die wat moeilijk deed over bepaalde beeld32
Jaarboek 2012
houwwerken, schilderijen of foto’s uit een of andere fenomenale ‘feminateek’. Of er was wat discussie over sommige theater- of filmaffiches, uitzonderlijk ook over bepaalde theaterstukken wegens de te nadrukkelijke herkenbaarheid van nog levende of net overleden personen die model stonden voor de acteur, de personages of de verhaallijn. Een lied van Kamagurka mocht op een bepaald moment niet op antenne op de BRT wegens majesteitsschennis3. Ook ‘Les F… (Flamingants)’ van Brel hoorde men liever niet op de Vlaamse radio, het lied werd een tijdje verbannen van de Vlaamse ether. Het overkwam Urbanus met ‘Bakske vol met stro’. Meer recent was er de controverse rond ‘De forel van Hitler’ en de persiflage in Man Bijt Hond over de joodse onverdraagzaamheid inzake humor die de joodse gemeenschap op de korrel neemt. Nog meer problemen in de kunstwereld in België? Onlangs werd een Brugs conceptueel kunstenaar samen met de Stad Brugge door het hof van beroep te Antwerpen veroordeeld voor de onbetamelijke wijze waarop ze een alternatief kunstparcours hadden uitgezet. De maker van een kortfilm met Titus de Voogdt in de hoofdrol kreeg van het Brusselse hof van beroep verbod opgelegd om een bepaalde scène in de film te vertonen, omdat de hamburgerketen McDonalds zich daarin onheus bejegend voelde. Ook met parodieën moet men in België oppassen, zeker als het gaat om parodieën van onze nationale held Kuifje. Kamagurka en Humo, maar ook de Deense kunstenaar Ole Ahlberg en zelfs de RTBF werden in hun expressievrijheid beperkt o.a. door de verregaande aanspraken op de auteursrechtelijke bescherming van het werk van Hergé/Moulinsart. Voor wat de literatuur betreft moet men al diep graven om voorbeelden te vinden van verregaande, laat staan onbetamelijke overheidsinmenging. Vaak komt men niet veel verder dan de inbeslagname van het Rode boekje voor Scholieren onder justitieminister Vranckx, in 1970. Dan met een grote sprong, eerst het tijdelijk 3. De titel van het aangekondigde lied was ’Leve Fabiola, Weg met Boudewijn‘. De tekst ging als volgt : ’Vooruit vrouwe schoon, schop dat kalf van de troon. In Engeland hebben ze d’r een, In Nederland hebben ze d’r een, maar wij, wij zitten met een vent aan ons been’. Wat dus niet mocht van de BRT. Of van de SOM (Socialistische Omroep).
33
verspreidingsverbod van het boek Uitgeverij Guggenheimer van Herman Brusselmans, en later diens veroordeling omdat hij in dit boek modeontwerpster Ann Demeulemeester al te zeer had geschoffeerd in de hem bekende vulgaire, seksistische en oneerbiedige stijl. Ook Humo kwam af en toe eens in de problemen, een paar jaar geleden nog met de ‘pornografische’ fotocollage van superflik Fernand Koekelberg. En MO* werd dus veroordeeld wegens een karikatuur van mijnmagnaat George Forrest in-de-stijl-van-Mobutu. Tegelijk stellen we vast dat bepaalde verouderde wetgeving die een rem kon leggen op de expressievrijheid de voorbije jaren is afgeschaft, onder andere een wet van 1936 die de invoer van ontuchtige publicaties verbood is onlangs opgeheven (het verbod zorgde er voor dat in de jaren 70 het boek van Henri Miller, Jours tranquilles à Clichy, België niet binnen mocht, net zo min als het boek van Rinus Ferdinandusse, De brede rug van de Nederlandse maagd). Ook een wet uit het midden van de negentiende eeuw die het beledigen van vreemde staatshoofden strafbaar stelde, is nu afgeschaft. Er is nog wel een wet van 1847 overeind gebleven die het beledigen van het staatshoofd, de Belgische Koning en van leden van de koninklijke familie strafbaar stelt. Pierre Mertens heeft trouwens, maar dan wel in een proces in Parijs, met de limieten van kritiek op het Belgisch koningshuis kennis gemaakt naar aanleiding van zijn boek Une paix royale. De afschaffing van verouderde wetgeving bewijst alvast dat er ook gunstige ontwikkelingen zijn. Ook de hedendaagse rechtspraak in België respecteert de literaire vrijheid. Men vindt niet zo gauw dat een boek uit de handel moet wegens Holocaust-ontkenning (zaak Rulof) en ook het stripalbum Kuifje in Afrika – Tin tin au Congo mocht van een Brusselse rechtbank en nu ook recent van het Brusselse hof van beroep in circulatie blijven, ondanks een vordering van een advocaat (Mr. Mbutu Mondondo) en de ’Conseil Représentatif des Associations Noires‘. Zij vonden dit album vernederend voor zwarten, en voerden aan dat het album een koloniale perceptie weerspiegelt en daarmee aanzet tot discriminatie op grond van ras en huidskleur. Maar het hof van beroep te Brussel heeft deze vordering dus afgewezen. 34
Jaarboek 2012
Processen tegen schrijvers en uitgevers van literaire werken zijn in België ondertussen toch bijna onbestaande. Of ziet de academicus vanuit zijn ivoren toren de duistere werkelijkheid niet van de in Vlaanderen opgejaagde, vervolgde, belaagde, gebroodroofde en in de gevangenis opgesloten literaire auteurs…? Allicht liggen de hedendaagse belemmeringen inzake literaire vrijheid en vrije meningsuiting niet zozeer in strafvervolging, overheidsinmenging en processen voor rechtbanken, en is de ‘censuur’ subtieler en gaat die vooral uit van uitgevers, filmmaatschappijen, boekconcerns, bibliotheken, cultuurcentra, eventorganisatoren …? En hoe zit het met de zelfcensuur van auteurs en kunstenaars? Heeft de toegenomen wetgeving inzake aanzet tot racisme en aanzet tot discriminatie geen te verregaande beperkingen opgelegd aan de vrije meningsuiting? Schiet een wet die het ontkennen, maar ook het schromelijk minimaliseren of goedkeuren van de Holocaust strafbaar stelt, niet ook te ver door? Zorgt het arsenaal aan wetgeving en hier een daar een geïsoleerd conflict of een veroordeling niet voor een soort chilling effect, waardoor men behoedzaam wordt, zijn woorden afmeet, kritiek inslikt. Ook nog: werkt het auteursrecht stimulerend, steunend en inspirerend, of vormt de huidige auteurswetgeving en de toepassing ervan juist een hindernis voor artistieke zelfontplooiing en expressievrijheid? Kunnen (kunst)fotografen nog wel hun werk doen met het wel erg ver doorgeschoten recht op afbeelding, ondertussen niet enkel van herkenbare personen op publieke plaatsen, maar ook, via het auteursrecht, van monumenten en gebouwen, zelfs van de (merk) kledij die personen of modellen dragen? Is de publieke ruimte niet al te zeer geprivatiseerd door ondernemingen, commerciële evenementen en stadsbesturen voor wie de eigen imagovorming en exploitatie van de publieke ruimte voorrang krijgen? Is elke vorm van creatieve of artistieke expressie ondertussen niet onderworpen aan de wetten van de vrije markt en de commercie? 35
Is de ’free market place of ideas‘ geen selectief, versmachtend economisch model voor elke vorm van literatuur, en bij uitbreiding voor elke vorm van kunst? Zijn er voldoende mechanismen die dit kunnen ondervangen, onder andere via beurzen, subsidies, fondsen? Of zijn die mechanismen evenzeer een bedreiging voor de individuele artistieke expressievrijheid? Of, dan weer positief gesteld, heeft ondertussen internet er niet voor gezorgd dat elke auteur, elke kunstenaar zijn werk aan de maatschappij, aan het publiek kan presenteren, desnoods gratis, eventueel mits een vergoeding (Creative Commons)? De vrijheid van meningsuiting, in de vorm van toegang tot internet zowel om werken openbaar te maken als te bekijken, te lezen en te beluisteren, is nog nooit zo groot geweest als vandaag. Is het dan niet wat pedant en kleingeestig om aan de kant te gaan staan en te klagen over beperkingen op de vrijheid van meningsuiting? Of wordt de artistieke en literaire vrijheid, en bij uitbreiding de journalistieke en academische vrijheid, meer en meer aan banden gelegd door onzichtbare mechanismen van contracten, arbeidsomstandigheden of commerciële berekeningen? Wat kan het nut zijn van een vrije expressiemonitor? Het initiatief van PEN Vlaanderen om op deze vragen een antwoord te zoeken verdient de volle steun van al wie bekommerd is om de expressievrijheid, als zuurstof van een democratie.
36
Jaarboek 2012
Naar een Observatorium van de vrije meningsuiting Marleen Teugels
Omdat waakzaamheid geboden blijft
Wanneer is er sprake van censuur? Onze grondwet (artt. 19 en 25) waarborgt het verbod van preventieve maatregelen in het algemeen en het verbod van censuur in het bijzonder (Arbitragehof, 6 oktober 2004, nr. 157/2004, overw. B.75). Als de publicatie van een boek of de uitzending van een film wordt verhinderd, of de auteur, uitgever of filmmaker wordt gestraft vooraleer het werk openbaar kan worden gemaakt, spreken we van censuur. In deze analyse hanteren we een brede notie van het begrip censuur, zoals we de term tijdens onze research zijn tegenkomen. We merken hierbij op dat de vrijheid van meningsuiting uiteraard niet onbeperkt is en sommige interventies zelfs noodzakelijk zijn in een democratische samenleving, zoals in geval van een inbreuk tegen de privacy, het aanzetten tot geweld, of de discriminatie op grond van ras, afkomst, seksuele geaardheid, of geloofsovertuiging. Ons land heeft de reputatie goed te scoren op het vlak van vrijheid van meningsuiting. Dat recht zit niet alleen verankerd in de grondwet (artt. 19 en 25), maar het wordt ook gegarandeerd door internationale verdragen, waaronder het Europees verdrag voor de rechten van de mens (artikel 10) en het internationaal verdrag inzake burgerrechten en 37
© foto: Greet De Gendt
Vrijheid van meningsuiting is nooit voor eeuwig en altijd verworven, zo blijkt uit dit eerste verkennend onderzoek van PEN Vlaanderen naar de situatie in ons land, met het oog op de mogelijke oprichting van een Observatorium van de vrije meningsuiting. Marleen Teugels, bestuurslid van PEN Vlaanderen, is onderzoeksjournalist en auteur. In 2002 publiceerde ze Met stille trom, over de toxische effecten van de hoogtechnologische oorlogvoering bij de Balkanen Golfoorlogveteranen. Haar artikelenreeks ‘Asbest, de seriemoordenaar’, die ze in 2006 samen met een collega in Knack publiceerde, werd bekroond met de Dexiaprijs en De Loep, de jaarlijkse prijs van de VlaamsNederlandse Vereniging van Onderzoeksjournalisten (VVOJ).
politieke rechten (artikel 19). In België is het niet gangbaar om auteurs, journalisten, theatermakers omwille van hun opinie de nor in te draaien. We scoren voorbeeldig in ratings van organisaties die journalistieke vrijheid in kaart brengen, zoals Freedom House en in de Press Freedom Index van Reporters zonder Grenzen. Dergelijke ratings geven op lange termijn minstens een grove indicatie van de persvrijheid, ook al laat de gehanteerde methode niet toe om subtiele vormen van censuur mee te nemen. Om zicht te krijgen op problemen met vrijheid van meningsuiting hebben we gekozen voor een search in de Mediargus database. Aan de hand van de zoektermen ‘censuur + kunst’ en ‘censuur + boeken’ hebben we artikelen geselecteerd die tussen 4 december 2011 en 4 december 2012 in de pers in Vlaanderen verschenen. Bij de analyse hiervan hebben we ons beperkt tot de resultaten die met ons land verband houden. Aansluitend hebben we gesprekken georganiseerd met vijftien experts mediarecht, auteurs, journalisten, mediawatchers. Tijdens deze gesprekken hebben we gepeild naar trends in de beperkingen van de expressievrijheid, ervaren censuur en mogelijke acties voor PEN Vlaanderen. We hebben de resultaten van beide oefeningen beschreven en gekaderd binnen voorhanden wetenschappelijk onderzoek. De verzamelde data laten ons toe adviezen te formuleren voor acties die PEN Vlaanderen kan ondernemen. Dirk Voorhoof, gewoon hoogleraar aan de Universiteit Gent, somt in zijn inleidende essay een beperkt aantal voorbeelden op van censuur in ons land, waarbij de staat, een bepaalde groepering of individuen hun macht aanwenden om de expressie aan banden te leggen. Dat er in ons land weinig sprake is van strafvervolging, overheidsinmenging en processen voor rechtbanken, wil niet zeggen dat er geen censuur zou zijn. Dirk Voorhoof wijst op de mogelijkheid dat belemmeringen inzake literaire, artistieke en journalistieke vrijheid subtieler zouden kunnen zijn en bijvoorbeeld vooral zouden kunnen uitgaan van onder andere uitgevers, filmmaatschappijen, boekconcerns, cultuurcentra en concertorganisatoren.
Druk uit de rechtbank Voortdurende waakzaamheid blijft geboden als het om expressievrijheid gaat. Wanneer we deze bijdrage voor het PEN Jaarboek 38
Jaarboek 2012
afronden, beroert het onderwerp plots de gemoederen. De rechtbank van eerste aanleg van Mechelen veroordeelt Yves Desmet, de hoofdredacteur van De Morgen voor zijn uitlatingen in een opiniestuk in de krant van 12 januari 2012 over de Antwerpse magistratenoorlog rond de aanpak van miljardenfraude in de diamantsector (De Morgen, 15 januari 2013). Hierin klaagde hij de positie aan van procureur-generaal Liégois, die dat dossier met een minnelijke schikking wilde afsluiten. De vordering ging uit van diens echtgenote, die vond dat het commentaarstuk van Desmet haar gezin in opspraak had gebracht. De rechtbank veroordeelt Yves Desmet tot 1 euro morele schadevergoeding en alle proceskosten. Nochtans kwam de dame in kwestie zelf niet in het opiniestuk aan bod. Korte tijd hiervoor, op 11 december 2012, had het hof van beroep van Brussel ook al het magazine Mo* veroordeeld voor de publicatie van een karikatuur op zijn cover van maart 2006. Hierin werd de Belgische ondernemer George Forrest, eigenaar van een industriële holding in (onder andere) de mijnbouw in Congo, met luipaardmutsje afgebeeld. Mo* wordt hiervoor veroordeeld tot 5.000 euro schadevergoeding. ‘De Belgische justitie lijkt zich af te wenden van de Europese, juridische traditie van vrije meningsuiting en bescherming van opinies en spot’, schrijven Mo*-redacteur John Vandaele en hoofdredacteur Gie Goris in een opiniestuk op de website van Mo* ( 17 januari 2013). ‘Om te voorkomen dat dit arrest straks geëxploiteerd wordt als een stok om elke kritische tekenaar of opiniemaker te temmen, hetgeen het Europees Hof in haar jurisprudentie steeds heeft willen vermijden, moet vandaag duidelijk zijn dat de samenleving als geheel belang hecht aan de vrijheid van meningsuiting in zijn breedst mogelijke interpretatie.’ Professor Dirk Voorhoof heeft het in een opiniestuk in De Morgen over ‘een nieuwe deuk in onze persvrijheid’ (16 januari 2013). ‘Vorig jaar zakte België wat weg in de internationale ranglijsten inzake persvrijheid’, schrijft Voorhoof. (...) De kans is groot dat België straks in de overzichten van Reporters zonder Grenzen of Freedom House terecht komt tussen landen met een bedenkelijke reputatie inzake journalistiek, persvrijheid en democratie. (...)Nu hebben we in het verleden wel al vaker stevige conflicten gehad 39
tussen de journalistiek en justitie, maar met dit vonnis lijkt de strijdbijl weer helemaal opgegraven.’ ‘Deze publicaties veroordelen, komt neer op een zware aantasting van de persvrijheid’, schrijft de Vlaamse journalistenbond (VVJ) op 15 januari 2013 op zijn website. ‘Door hun precedentwaarde hebben ze een nefast chilling effect op commentaarschrijvers, opiniemakers, columnisten, cartoonisten en op alle journalisten in het algemeen. De VVJ steunt De Morgen en MO* Magazine in het hoger beroep, respectievelijk cassatieberoep dat ze zullen indienen. Zonodig dient, bij een nieuwe bevestiging van de veroordeling, beroep te worden aangetekend bij het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) in Straatsburg, waar informatie- en persvrijheid wel naar waarde worden geschat.’ Ook onze mediasearch en de gesprekken met 15 respondenten leveren opmerkelijke resultaten op. We beperken ons hier tot een beschrijving van de debatten in de media en de input van onze respondenten.
Druk uit politieke hoek In mei 2012 komen twee gedegen VRT-journalisten plots in het oog van een mediastorm terecht, en wel nog voor hun boek De Keizer van Oostende in de boekhandel ligt. In dat boek doen ze de intense verwevenheid uit de doeken van vicepremier Johan Vande Lanotte (sp.a) met een groot aantal stakeholders in de koningin der badsteden. Ides Debruyne, de directeur van het Fonds Pascal Decroos dat het boek financieel heeft gesteund, neemt de verdediging van de journalisten op. Hij publiceert op 23 mei 2012 een opiniestuk in De Standaard onder de titel ‘De minister, de journalist en zijn baas’. Hiermee weigert Debruyne te buigen voor de druk vanuit politieke hoek om van dergelijke publicatie af te zien. ‘Nog vóór iemand het boek heeft gelezen, zet de VRT-hoofd redacteur Luc Rademakers de twee auteurs, Wim Van den Eynde en Luc Pauwels, op non-actief en slaat daarmee de schaarse onderzoeksjournalisten van het eigen instituut de tanden uit’, klinkt het scherp. ‘Uiteraard is het een beproefde techniek van een politicus om die geloofwaardigheid onderuit te halen. Dat is het spel. 40
Jaarboek 2012
Timing speelt hierbij een belangrijke rol. Nog voor iemand het boek heeft gelezen, stuurde de vice-eerste minister een foutenlijst naar een select groepje journalisten. De felheid en snelheid waarmee Johan Vande Lanotte reageerde, is op zijn minst slim. Opinies worden dezer dagen razend snel gekneed en het is zaak dit te doen terwijl de klei nog nat is. Het is een interessant spel dat tactisch wordt gespeeld. Een boek lezen kost tijd en vergt energie. En je moet ervoor naar de winkel.’ ‘Alleen is het onbegrijpelijk dat de VRT-hoofdredacteur – met pakken ervaring en een schitterende staat van dienst binnen de Vlaamse media – twee van zijn topjournalisten op non-actief zet’, vervolgt Debruyne. ‘Daarmee brengt hij zowel onmetelijke schade toe aan de geloofwaardigheid van zijn redacteurs als aan het instituut dat de VRT toch sinds jaar en dag is. Het is ook onbegrijpelijk wetende dat De Keizer van Oostende in alle onafhankelijkheid en buiten de VRT werd gerealiseerd. Maar ook onbegrijpelijk omdat de hoofdredactie er volledig van op de hoogte was. Als een hoofdredacteur zijn journalisten niet meer kan beschermen, dan vrees ik dat de minister van Media een van haar doelstellingen niet zal halen. De schrik bij de collega’s zal er nu wel inzitten en van harde onderzoeksjournalistiek zal er bij de VRT een tijdje geen sprake meer zijn. Dat is op zich niet zo erg voor de minister, maar wel voor het publiek en de geloofwaardigheid van de VRT. ‘ Ook bij de VVJ ‘roept de wijze waarop de VRT-verantwoordelijken het incident tot dusver hebben behandeld, vragen op’. Dat stelt de Raad van Bestuur van de VVJ op 24 mei in een mededeling. Rademakers ontkent formeel de aantijgingen van politieke druk in de pers.’Nog voor alle hoofdstukken ter inzage bezorgd waren, is er spoedberaad geweest met de auteurs, waarbij ik nogmaals heb herhaald dat de VRT zich volledig van het boek distantieerde’, verklaart hij in een interview met Koen Dedobbeleer in De Tijd (23 mei 2012). ‘Ik heb hen gewezen op het probleem van bewijslast. (...) Ik ben (...) gebeld met de vraag naar mijn e-mailadres, omdat hij (nvdr Johan Vande Lanotte) een communiqué zou uitsturen dat ik ook best zou krijgen. Dat is het enige contact geweest. ‘s Avonds heb ik hem voor het eerst ook gezien na zijn interview in ‘Vandaag’ op Radio 1. Beide korte contacten dateren dus van na onze standpuntbepaling over boek en auteurs.’ 41
‘De VRT Deontologische Raad wijst in een advies op een aantal onvolkomenheden bij het tot stand komen van het boek, maar de Raad stelt dat dit het functioneren van de journalisten niet in het gedrang brengt’, meldt Luc Rademakers op 16 juni 2012 in de rubriek Rechtzetting op de VRT-website. Na dit advies beslist het college van hoofdredacteurs dat de twee journalisten opnieuw volwaardig kunnen functioneren als verslaggevers van de VRT Nieuwsdienst. VRT-journalisten krijgen voortaan wel geen toestemming meer voor onderzoeksjournalistieke projecten in opdracht van een derde partij. In september 2012 zijn de ogen opnieuw op de VRT gericht. Een klein team Panorama-reporters stopt met een vervolgreportage over de Hasseltse politiezone HAZODI. Een van de klokkenluiders van de politiezone zegt eind september in de Kruitfabriek (VIER) dat er politieke druk is uitgeoefend om de uitzending te schrappen. ‘Censuur’, zegt Sven Mary over de zaak in De Morgen. ‘Minister van Media Ingrid Lieten (sp.a) dicteert wat journalisten op de VRT mogen en wat niet. Dit zijn Chinese toestanden’(26 september 2012). De VRT-hoofdredacteur ontkent in een persbericht ‘formeel dat er politieke druk zou zijn uitgeoefend, vanuit welke hoek dan ook. Op de VRT-nieuwsdienst gebeurt voortdurend journalistiek onderzoek. Of dat wel of niet tot een reportage leidt en welke omvang die reportage krijgt, wordt bepaald op basis van louter journalistieke overwegingen en dat is ook deze keer gebeurd. (...) Minister van Media Ingrid Lieten reageert heftig op de aantijgingen van Mary en distantieert zich van de beschuldigingen. ‘Als minister hou ik me enkel bezig met het ruimere kader van de VRT. De programma-inhoud is de volledige bevoegdheid van de nieuwsdienst en de hoofdredactie van de openbare omroep.’ (De Standaard, 28 september 2012). Ondertussen wordt wel uit verschillende bronnen bevestigd dat het schrappen van de tweede HAZODI-reportage aangevoeld wordt als bijkomende druk op kritische onderzoeksjournalistiek binnen de VRT. Wijlen Roger Vanhoutte beschrijft in het boek Media & Journalistiek in Vlaanderen (2009) hoe hij na 23 jaar trouwe dienst als politiek stadscommentator bij de Gazet van Antwerpen door de uitgever werd afgedankt. Het ontslag vond plaats kort na het aantreden van Luc Rademakers als hoofdredacteur. Aan de hand van een 42
Jaarboek 2012
hoop bewijsstukken brengt Vanhoutte zijn ontslag in verband met kritische opiniestukken die hij in 1999 (‘Minister verdrinkt in Westerschelde. Het vreemde verhaal van Vlaams-Nederlandse onderhandelingen in twee versies’) en 2001 (‘Opmars van de ‘andersmannetjes’) over Steve Stevaert en de sp.a heeft gepubliceerd. Vanhoutte citeert de linkse flamingant Mark Grammens die in zijn Journaal (dd 20/01/2005) melding maakt van Rademakers’ lidmaatschap van dezelfde loge als Steve Stevaert. Eind januari, bij het afsluiten van dit overzicht, haalt de minister van Media, Ingrid Lieten, de pers nadat ze aankondigt dat het WK Veldrijden OP12 moet uitgezonden worden, in plaats van op Eén. Volgens Leo Hellemans, directeur Media bij de VRT, is de ‘uitspraak van de minister een ongeziene politieke bemoeienis’ (De Morgen, 22 januari 2013). De Franstalige openbare omroep RTBF stuurt journalist Frédéric Deborsu in het najaar 2012 voor onbekende tijd naar de documentatiedienst, na de publicatie van zijn boek Koningskwesties. Deborsu komt niet opdagen op de signeersessies op de boekenbeurs en schittert door afwezigheid op tv-programma’s en een literair debat. ‘De RTBF verbiedt het hem. (...)De journalist heeft zwijgplicht gekregen van de RTBF. (...) Van woorden als muilkorven of censureren wil de RTBF niet weten. Directeur Informatie Jean-Pierre Jacqmin, de rechtstreekse chef van Deborsu, ontkent dat hij de journalist verbood naar de Boekenbeurs te gaan. ‘Ik heb het hem alleen sterk afgeraden.’ Collega’s van Deborsu denken er anders over. (...) Een journalist die moet zwijgen, kan zich ook niet verdedigen, maar daar ziet Deblander (nvdr RTBF-woordvoerder) geen probleem in.’ (De Standaard, 5 november 2012) De Franstalige journalistenbond AJP neemt de verdediging van de journalist op: ‘Het boek mag niet herleid worden tot die enkele passages die in vraag kunnen worden gesteld. Dit boek is de weerslag van grondig onderzoek, het bundelt veel getuigenissen en maakt analyses die wel degelijk het werk zijn van een journalist die naam waardig.’ De gehekelde passages verwijzen naar de publicatie van informatie die behoort tot de privésfeer en van een off the record-gesprek met de koning. Het Paleis dient tegen de auteur van het boek klacht in bij de Franstalige tegenhanger van de Raad voor de Journalistiek (CDJ). 43
Conflict met andere rechten In december 2012 verbiedt Kristien Hemmerechts de opvoering van het theaterstuk Klaarlichte Nacht in Antwerpen door het Nederlandse theatergezelschap Flint. Volgens Felix Strategier, artistiek leider en performer van het gezelschap, ruikt dat naar censuur. Het gaat hier om de muzikale bewerking van gedichten van Hemmerechts’ overleden echtgenoot Herman De Coninck. Die bewerking doet volgens Hemmerechts diens poëzie onrecht aan. Volgens Kristien Hemmerechts gaat het hier over auteursrecht en zijn termen als censuur overdreven. ‘Het is wel een beperking op de expressievrijheid van het theatergezelschap om Klaarlichte Nacht in Vlaanderen op te voeren, blijkbaar toch omwille van inhoudelijke redenen’, aldus expert Dirk Voorhoof. ‘De legitimatie geschiedt inderdaad op grond van het auteursrecht, in dit geval van de erfgename als bewaking van de morele rechten van de overleden auteur. Dat is inderdaad de toepassing van de Auteurswet, niet strijdig met het verbod van censuur in de Grondwet en het is allicht geen inbreuk op artikel 10 van het Europees verdrag van de rechten van de mens, alhoewel daar discussie over kan bestaan.’ De case illustreert hoezeer het recht op expressievrijheid in conflict kan komen met andere rechten en vrijheden.
De nieuwe Belgen Onze search op Mediargus wijst tevens op subtiele vormen van censuur. We beperken ons tot een beschrijving van de voornaamste trends zoals die in de media aan bod komen, geïllustreerd met enkele voorbeelden. We vullen aan met citaten uit de gesprekken die we hadden met respondenten. Tegenwoordig is het ‘bon ton’ omzichtig om te springen met woorden die ‘nieuwe Belgen’ voor het hoofd kunnen stoten. Journalisten van De Morgen gebruiken niet langer het woord ‘allochtoon’ (20 september 2012). Voortaan is het zelfs ongewenst onze kroost met zwarte piet te confronteren, omdat zulks aanstootgevend zou kunnen zijn voor Belgen met een niet-blanke huidskleur. Volgens Joël De Ceulaer, journalist van De standaard, kan zulks alleen als piet enkele zwarte vegen op zijn gezicht heeft, waardoor het voor iedereen duidelijk is dat het gaat om een witte piet die door de schouw is gegleden. Zo klinkt het op 5 december 2012 in een interview met De Ceulaer op Radio 1. 44
Jaarboek 2012
Maar ook verwijzingen naar godsdiensten kunnen alleen nog met fluwelen handschoenen en dat geldt lang niet alleen voor fanatieke moslims.
Religie ligt gevoelig Fundamentalistische Christenen hebben lange tenen als het gaat om cartoons, theaterstukken of kunstwerken waarin hun godsdienst aan bod komt. Ze staan bijvoorbeeld op de barricaden tegen ‘blasfemische’ theaterproducties. Belgische fundamentalisten zakken af naar het ‘La Rose des Vents’ theater in Villeneuve d’Asq wanneer daar een stuk van Romeo Castellucci op de planken komt, volgens critici de origineelste Europese theatermaker van het moment. ‘De zaal wordt beveiligd zoals tegenwoordig gebruikelijk is in luchthavens’, beschrijft Johan Thielemans op 1 februari 2012 op Cobra.be. De extremisten staan dan maar op een veilige afstand van het theater te manifesteren. Deze voorstelling is nu uitgegroeid tot een schandaal. Het is wellicht sedert ‘Le Sacre du Printemps’ (1913) van Stravinsky dat we iets dergelijks hebben meegemaakt.’ Sinds de voorstelling van ‘On the concept of the Face, Regarding the Son of God’ in december 2011 in Parijs is een fundamentalistische groep katholieken in actie gekomen. Johan Thielemans: ‘Omdat in de voorstelling het prachtige schilderij ‘Salvator Mundi’ van Antonella di Messina te zien is, dat het hoofd van Jezus voorstelt, vinden deze katholieken dat met hun geloof de spot wordt gedreven. Zoiets kunnen ze niet toelaten zonder iets van zich te laten horen. Het liefst verstoren ze de (korte) voorstelling, maar nu zowel de zaaluitbaters als de politie op de hoogte zijn van hun optreden, worden ze zorgvuldig buiten de zaal gehouden.’ ‘We dachten dat we in een maatschappij leefden waar de vrije meningsuiting een verworven goed was’, vervolgt Thielemans. ‘Maar deze manifestaties wijzen op een kwalijke verandering van het intellectueel klimaat. Indirect zit het gedrag van de radicale islam achter deze nieuwe feiten. Als men dingen die in hun ogen ‘beledigend’ zijn, toont of schrijft, komen ze in actie. Vaak krabbelen we dan terug, want als deze extremisten met geweld dreigen, dan is dat geen ijdele praat. Het extreemrechts katholicisme voelt zich hier verongelijkt. In de eigen maatschappij en het eigen cultu45
rele leven mag men alles over de dominerende godsdienst zeggen. Dat hebben we te danken aan een lange strijd die zijn oorsprong vindt in de Europese Verlichting. Maar nu verwerpen deze katholieken deze verworvenheden: ‘respect’ – dat gevaarlijke, enge woord – moet ook voor de eigen godsdienst gelden. (...) Het gegeven dat een theater een vrije plek is, open voor elke gedachte en opinie, komt hierdoor sterk onder druk te staan. Met enige verbazing ziet men dit gedrag, alsof oude tijden weerkeren. In Frankrijk lacht men er niet mee, want wie een voorstelling stoort, pleegt een overtreding, want de vrijheid van de kunstenaar is een hoog goed.’
De nieuwe preutsheid Bloot ligt al enige tijd gevoelig, zo ook anno 2012. Fotografe Hilde Braet kiest als affichebeeld voor haar tentoonstelling ‘Ontbloot. Vernaculaire erotische fotografie’ een foto van een volledig naakte vrouw, liggend op haar rug, maar het Willemsfonds steekt daar een stokje voor. ‘Men vond die te bloot’, verklaart Braet in De Morgen. (Mulders, S., 23 oktober 2012) ‘Er is dan gekozen voor een vrouw die haar naaktheid bedekt met een boek. Bovendien moest er op de affiche het label ‘enkel voor achttien plus’ komen. Nu zeg ik niet dat kinderen die foto’s moeten zien, maar achttien vind ik toch wel overdreven. Zeker als je weet waar die gasten al mee geconfronteerd zijn geweest op het internet. Nee, voor mij is het duidelijk: er is een nieuwe verpreutsing aan de gang in onze maatschappij. Zelfs bij de vrijzinnigen.’ ‘Al enkele jaren is er een veel striktere cultuur met nieuwe taboes’, verklaart sociologieprofessor Ignace Glorieux (Vrije Universiteit Brussel) in hetzelfde artikel. ‘Sigaretten, alcohol, overgewicht: mensen die zich daaraan bezondigen, worden scheef bekeken. Die nieuwe schroom is een wereldwijd fenomeen, maar in België speelt nog iets anders mee. De affaire Dutroux en de pedofilieschandalen die aan het licht kwamen sinds bisschop Roger Vangheluwe hebben voor een collectief trauma gezorgd. Een dat we nauwelijks verwerkt hebben.’ Cartoonist en illustrator Karl Meersman merkt op dat pornografische kunst vandaag gevoelig kan liggen. ‘Denk aan de heisa rond Louis Paul Boon, met zijn verzameling knipsels van blote vrouwen’, zegt Meersman naar aanleiding van zijn AVE/EVA ten46
Jaarboek 2012
toonstelling met tekeningen geïnspireerd door Félicien Rops. ‘Belachelijk dat die niet getoond werden. Het was een soort censuur die je met een vrij land niet meer kunt rijmen, maar je ziet ook in het Westen de laatste jaren een beweging naar conservatisme. Rops heeft toen al heel erg gevochten tegen dat burgerlijke enge denken en het straffe is dat ik ervaar dat ik dat vandaag ook moet doen. Minder extreem weliswaar, maar de vrijheidsdrang van Rops heb ik ook.’ (Van Puymbroeck, R., 11 februari 2012). Meersman verwijst naar de consternatie die in 2008 ontstond over de tentoonstelling ‘Fenomenale feminatheek van Louis Paul Boon’. Provinciaal gedeputeerde Ludo Helsen annuleerde de geplande tentoonstelling in Antwerpen die uiteindelijk in Gent een stek kreeg (De Standaard, 31 januari 2008).
Sprookjes zonder tanden Onze woordkeuze wordt nog behoedzamer als we verhalen voor kinderen produceren. De oude en nieuwe kindersprookjes moeten hoognodig worden ontdaan van elke schokkende content. ‘Papaatje mag niet meer slaan en Sinterklaas moet Zwarte Piet en de roe thuis laten’, schrijft auteur-journaliste Kathleen Vereecken in De Standaard (10 november 2012). ‘De populaire kindercultuur wordt steeds liever en zoeter, de kloof met de werkelijkheid almaar groter. Hoe goed we het ook bedoelen, er is een schaduwkant aan de verzoeting. (...) Is er dan echt geen sprake van censuur? Ik betwijfel het sterk.’ De trend komt overwaaien uit de Verenigde Staten: ‘Het verminken van klassieke kinderverhalen is er vaste prik geworden. Geen enkel kind mag het gevoel krijgen dat het minder waard is dan een ander. Schrappen dus, dat verhaal waarin pinda’s gegeten worden, want sommige kinderen zijn daar allergisch voor. Naar de prullenmand met dat verhaal over dwergen, want dat is te pijnlijk voor kinderen die aan dwerggroei lijden. (...) Ook alles wat zelfs maar van ver aan naaktheid of seks zou doen denken, moet eraan geloven. (...) Het regent in Amerika, en hier doet het inmiddels meer dan alleen maar druppelen. Kinderen en seks, of zelfs maar naaktheid.’ ‘Dergelijke ingrepen zijn hypocriet als we de inhoud van kinderprogramma’s op televisie onder de loep nemen’, reageert profes47
sor mediarecht Jacques Englebert (ULB). Sinds kort waarschuwen borden aan de ingang van Beaubourg de ouders ervoor dat sommige kunstwerken schokkend kunnen zijn voor hun kinderen. Musea zijn meer en meer op hun hoede voor kunst die voor sommige groepen aanstootgevend kan zijn. Het fenomeen leidt tot chilling effects. Uit angst voor processen doen musea preventief aan zelfcensuur.’ Jacques Englebert is bijzonder geschrokken door de evolutie die zich voltrekt: ‘Zo vernam ik dat een school de komst van de kerstman verbiedt omdat dit aanstootgevend zou zijn voor sommige mensen. Dit is censuur in de brede zin van het woord. Het individu gaat voor op de maatschappij. Privacy heeft vaak voorrang op de vrijheid van meningsuiting. Er is een globale tendens om meer en meer rechten toe te kennen aan het individu. Aansluitend zien we hoe particuliere belangen de belangen worden van een groep. Moslims, of extremistische christenen dringen hun visie op aan andere groepen.’
Onzichtbare digitale censuur Op het eerste gezicht lijkt de trend haaks te staan op de nooit geziene expressievrijheid op het internet. Nooit voorheen konden burgers zo massaal hun gedacht ventileren. Nooit voorheen was zo veel bloot met een muisklik instant toegankelijk. Toch is ook hier de rem op de expressievrijheid aan de gang. Digitale mastodonten als Google, Apple en Facebook creëren tegelijk een nieuwe preutsheid. Volgens auteur Evgeny Morozov (Stanford Universiteit, Californië) die de politieke en sociale implicaties van technologie bestudeert, gaan er achter de hypertolerante façade van openheid en tegencultuur diep conservatieve, ouderwetse normen schuil die worden opgelegd aan de miljarden technologiegebruikers aan de hand van algoritmes die automatisch de grenzen bepalen van wat cultureel aanvaardbaar is (De Morgen, 19 november 2012). Evgeny Morozov : ‘Toen het jongste boek van Naomi Wolf, Vagina, A New Biography, te koop werd aangeboden in de iBooks-winkel, maakte Apple van Vagina ‘V***a’. Na talrijke klachten herstelde Apple de titel in ere, maar wie weet welke andere boeken nog aangetast zijn? Zeker zijn de boeken nog te koop. Silicon Valley 48
Jaarboek 2012
houdt zich niet bezig met directe censuur. Wat het wel doet, is ideeën en termen die maatschappelijk aanvaard zijn, voorstellen als iets om zich voor te schamen. Silicon Valley weerspiegelt niet alleen maatschappelijke normen, maar roept die ook in het leven, op een grotendeels onzichtbare manier.
Pers onder druk Naast de search op Mediargus hebben we ook gesproken met journalisten over inperkingen van de expressievrijheid en mogelijke acties voor PEN Vlaanderen om het probleem aan te kaarten. De journalisten getuigen hoofdzakelijk over politieke druk, externe en interne commerciële druk én de druk van de lezer. Quasi alle bevraagde journalisten hebben uitdrukkelijk gevraagd hun getuigenissen anoniem te verwerken. Pogingen tot beïnvloeding en (zelf)censuur komen met andere woorden alleen aan het licht als journalisten zeker zijn van geheimhouding. Dat hangt samen met de precaire situatie in de sector. Uit de biecht klappen wordt doorgaans niet geapprecieerd. Hoe dichter journalisten bij het onderwerp staan dat ze moeten behandelen, hoe groter het risico op censuur. Dat geldt bijvoorbeeld in de regionale verslaggeving. ‘Ik had de reputatie heel kritisch te zijn’, aldus een Franstalige journalist die tot zijn pensionering aan de slag was voor de RTBF. ‘Wanneer je regioverslaggeving doet, zoals ik in Bergen, moet je natuurlijk geregeld aankloppen bij de politieke wereld. Vaak kregen we dan te maken met druk van buitenaf. Doorgaans kwam er een telefoontje of e-mail bij de bazen met het verzoek een minder lastige journalist op het dossier te zetten. Hiertegen werden we door hen vrij goed ondersteund. Ook het statuut van vastbenoemde ambtenaar speelt hier mee. De jonge generatie collega’s kan niet van die bescherming genieten. Toch kreeg ik één keer te maken met censuur. Ik mocht de verkiezingen in Bergen niet langer coveren. Sommige politici tillen heel zwaar aan kritiek. Dat is slecht voor hun imago en het kan kiezers kosten.’ Ook specialisatie vergroot het risico op beïnvloeding en (zelf)censuur. Journalisten zijn bevreesd dat hun informatiekanalen doorgesneden worden als ze het spel niet meespelen. Het fenomeen speelt onder andere in de sport, de gastronomie, of defensie, met 49
als ultiem hoogtepunt embedded journalism waarbij oorlogsreporters in de voetsporen lopen van militairen. Gespecialiseerde vakbladen voelen sterk de hete adem van adverteerders. Zo vertellen journalisten die voor een publicatie uit de medische sector hebben gewerkt dat ze in geen geval aan de kar trokken wanneer ze vermoedden dat er met producten van adverteerders problemen waren. Hierover wordt pas bericht wanneer die problemen reeds bij het grote publiek bekend zijn. Nochtans gaat het hier over de gezondheid van mensen. Sommige multinationals gaan zeer ver in het ‘afdwingen’ van een positieve pers. Als antwoord op een al te kritische pen annuleren ze reclamebudgetten. Communicatie hierover naar buiten is voor de mediabedrijven uitgesloten, uit angst voor nieuwe represailles. De druk van adverteerders is traditioneel zeer sterk in de lifestylejournalistiek. ‘Waar ik werkte, was er zware druk van adverteerders om redactionele content in het blad te krijgen’, zegt Tessa Vermeiren, gewezen hoofdredactrice van Weekend Knack. ‘Die druk wordt groter en groter. Ik zie het ook elders in de pers steeds meer afglijden. In de magazines van de kranten vervagen de normen. In de lifestyle bladen worden de adverteerders zelden kritisch benaderd. De druk op de inhoud is immens groot.’ ‘Bij ons was het vanzelfsprekend dat er contacten waren tussen hoofdredactie, reclameafdeling en adverteerders, buiten het circuit van de persconferenties om. In de zin van ‘Wij willen dit product promoten, wij spenderen daar zoveel euro aan in uw pagina’s, wij willen ook redactioneel aandacht.’ Ik heb altijd veel moeite gedaan om deze verhalen op onze manier te vertellen, om zelf te bepalen wat voor ons de interessante verhalen waren. Zelfs die vrijheid neemt af.’ ‘Lang geleden heb ik een rel meegemaakt toen onze freelance redactrice over een nieuw parfum schreef dat het naar toileteend rook. Ik ben toen uitgescholden door de adverteerder, een groot Frans concern. Die budgetten zijn toen een heel jaar geschrapt. Toch ben ik toen nooit intern onder druk gezet. Vandaag ligt dat anders. Voormalig hoofdredactrice van Weekend Knack Trui Moerkerke moest bij wijze van spreken op de knieën gaan zit50
Jaarboek 2012
ten voor de baas van BMW toen Jean-Paul Mulders een satirisch stukje schreef over het typische rijgedrag van de BMW-gebruiker. Aansluitend werd er dan een artikel gepubliceerd door een andere redacteur om het weer goed te maken.’ ‘Als reclamebudgetten worden ingetrokken wanneer over een nieuw product geen artikel, of een minder positief artikel verschijnt, dan heeft dat gevolgen voor de inhoud van het blad. Ik heb daar vragen bij, net zoals ik vragen heb bij het feit dat elk interview tegenwoordig wordt nagelezen.’ Ook de verwevenheid van journalisten met de topics waarover ze schrijven, neemt toe. Tessa Vermeiren: ‘Neem de pagina’s gastronomie. Vroeger publiceerden we geen restaurantrecensie over een maaltijd die we niet zelf betaald hadden. Nu zie ik gespecialiseerde recensenten tegelijk de PR doen voor gastronomische bedrijven, of hun recensies publiceren op hun eigen blog waarop de gastronomische bedrijven adverteren. Hetzelfde gebeurt zelfs met boekenrecensies. Terecht vindt Tom Naegels, de ombudsman van De Standaard, het niet kunnen dat Jelle Van Riet voor De Standaard het nieuwe boek van Benno Barnard en Geert van Istendael recenseert als ze ook de boekpresentatie voor de uitgeverij verzorgt. Hetzelfde met politieke journalisten die aan ghostwriting doen voor politici. Wat is een onafhankelijk journalist nog tegenwoordig? Het wordt steeds erger. We zitten in Vlaanderen met drie grote uitgevers die even meedogenloos zijn. De mentaliteit is overal even hard.’
De druk van de lezer Commerciële druk speelt niet alleen op het vlak van de reclameinkomsten, ook de abonnementen hebben een impact. En die zitten in ons land de laatste jaren niet in stijgende lijn. Journalisten ervaren dat kritische journalistieke content lezers kan kosten. ‘Ik heb vaak met collega’s over het fenomeen Bart De Wever gepraat’, getuigt een journalist uit de geschreven pers in Vlaanderen. ‘Het wordt door de lezer niet geapprecieerd als je kritiek op hem levert. Bart De Wever is hun held! Vanaf het moment dat je kritiek geeft, krijg je zoveel negatieve reacties. Dan word je als ‘links’ gepercipieerd. Het is dan beter niet elke week kritisch over Bart De Wever te beginnen. Dat wordt niet geapprecieerd door de lezer. Maar 51
als lezers na kritiek op Bart De Wever abonnementen opzeggen, komt de Partij van de Arbeid bij voorkeur niet op de cover.’ ‘Bart De Wever speelt ook heel hard in op de ongeloofwaardigheid van de pers. Hij weet dat journalisten heel laag op geloofwaardigheid scoren, bijna te vergelijken met het niveau van prostituees. Daar speelt hij op in als hij door journalisten wordt aangevallen. Hij haalt voortdurend journalisten onderuit en speelt hierbij op de man. Voor de verkiezingen heeft hij bij minstens drie kritische journalisten van verschillende media interviews geweigerd. De journalisten hebben telkens meermaals een interview aangevraagd. Voor hen had hij geen tijd...’
Autonomie onder druk Dat journalistieke autonomie onder druk staat, blijkt ook uit een recent wetenschappelijk onderzoeksrapport van Jeroen De Keyser van de Universiteit Gent (2012). Het probleem heeft grote implicaties voor de pers die de waakhond zou moeten zijn van de democratie. Naast externe druk vanuit commerciële en politieke hoek om de inhoud van het nieuws naar de hand te zetten, is er binnen de mediahuizen ook meer en meer interne druk op journalisten. Jeroen De Keyser: ‘Commerciële actoren bedienen zich van financiële hefbomen, zoals het dreigement om advertenties stop te zetten, of het paaien van journalisten door hen in de watten te leggen. Zulke opvallende druk heeft echter grotendeels (nvdr al blijkt het fenomeen volgens onze studie allesbehalve uitgeroeid) plaats gemaakt voor subtielere beïnvloeding via public relationstechnieken. In een ontzuilde mediamarkt maken ook politieke actoren steeds vaker gebruik van dergelijke methodes. Zij kunnen daarnaast mogelijk wel beschikken over enkele andere methodes voor beïnvloeding van de journalistiek; denk maar aan regulering van de media in het algemeen, of ongeoorloofde inmenging in de openbare omroep. Een duidelijke bevoegdheidsafbakening is dan nodig om de journalistieke autonomie te garanderen.’ Naast die externe druk kan ook interne druk worden uitgeoefend. ‘In zeldzame gevallen betreft dat rechtstreekse inmenging in het redactionele beleid, of zelfs in de inhoud van de berichtgeving 52
Jaarboek 2012
(nvdr al geeft onze studie aan dat bij sommige media verregaande inmenging geregeld voorkomt)’, aldus De Keyser. ‘Veel belangrijkere interne factoren zijn evenwel enkele sluimerende processen die de journalistieke onafhankelijkheid bemoeilijken, zoals concentratiebewegingen in de pers, tabloidisering en toenemende werkdruk. Die kunnen immers de kwetsbaarheid voor externe beïnvloeding vergroten.’ Het marktgericht denken leidt tot een verschraling van de content. Door concentratiebewegingen komt dezelfde content aan bod in de verschillende nieuwskanalen van de groep. De grootte van het bereikte publiek groeit aan belang. Hoofdredacteuren zijn verantwoordelijk voor de verkoopscijfers van het medium. Symptomatisch is de toekenning, in 2007, van de titel van ‘marketeer van het jaar’ aan toenmalig hoofdredacteur van De Standaard, Peter Vandermeersch. Diezelfde marktlogica heeft ook gevolgen voor de werkdruk. ‘Tijdsdruk duwt journalisten in de richting van bronnenmateriaal dat weinig bijkomende journalistieke verwerking vereist’, stelt Jeroen De Keyser. ‘Hoe meer tijd nodig is om een onderwerp te behandelen, hoe minder de kans dat het bericht wordt opgepikt.’ De beroepsgroep tilt bijzonder zwaar aan de onmogelijkheid het beroep te kunnen uitvoeren zoals het hoort (Teugels et al, 2009). Blijkens kwalitatief onderzoek naar burn-out zijn journalisten zelf niet te spreken van de vlot verteerbare ‘light’ journalistiek, het verplicht invullen van formats en concepten ‘die de lezer boeien’, het ‘opschonen’ van informatie en het toenemende infotainment. Sommige journalisten getuigen van verregaande inhoudelijke sturing van content, waarbij soms zelfs de kop boven het artikel van hogerhand wordt opgelegd. Zo moet er positief geschreven worden over een muziekfestival. Op bevel van de hoofdredacteur die met de organisator bevriend is. De verschuivingen binnen het beroep worden top down door het management ingevoerd. Protest tegen de nieuwe beroepsinvulling blijft uit. De jobs in de sector zijn schaars. Binnen de muren van de redacties zijn journalisten monddood gemaakt. Complexe dossiers komen vaak niet in de pers, omdat uitspitten tijdrovend is en complexe items minder makkelijk spannende 53
artikelen opleveren, of moeilijker voor televisie in beeld te brengen zijn. Is de hier geschetste evolutie naar de ‘light’ journalistiek een probleem? ‘De vrijheid van meningsuiting is geschonden wanneer de overheid niet de mogelijkheid biedt aan de bevolking, of aan beroepsmensen om zich te uiten’, vindt expert Ingrid Aendenboom, juridisch adviseur van het Centrum voor gelijke kansen en racismebestrijding (CGKR).
Het boek dat niet mocht verschijnen Censuur op zich is een gevoelig onderwerp, dat niet altijd door de pers wordt opgepikt. Auteur-journalist Gretel Van den Broek krijgt ermee te maken voor de publicatie van haar boek ‘Een bed voor de dood’ in november 2012 (Uitgeverij Van Halewyck). In interviews over het boek vertelt ze bij herhaling over de censuur die ze heeft meegemaakt. Toch is hierover geen letter in de pers verschenen. Van den Broek heeft enige tijd stage gelopen op een palliatieve afdeling van een ziekenhuis en schrijft hier een boek over. Voor de start van dat project kreeg ze carte blanche van de ziekenhuisdirectie. Op het einde van de rit wilt de directie niet dat het boek verschijnt. ‘Het woord ‘euthanasie’ kwam te vaak in het boek voor’, zegt Gretel Van den Broek. ‘Heel veel passages moesten voor publicatie van de directie grondig worden aangepast. Open communicatie over de motieven hiervoor, is er nooit geweest. Plots liet ook de uitgever weten het boek niet te willen uitgeven. Halsoverkop moest ik op zoek naar een andere uitgever. Om problemen te vermijden, heb ik het hele boek geanonimiseerd. Ik wilde niet raken aan de inhoud. Het leek me belangrijk de waarheid te vertellen, te schrijven hoe het echt is gebeurd. Ik heb de stervende mensen andere namen gegeven, maar ik voel me ongelooflijk schuldig dat ik hun laatste wens niet heb gerespecteerd.’ Het ligt niet voor de hand te achterhalen waarom dit geval van censuur de pers niet heeft gehaald. Uit tijdsnood omdat het onderwerp te complex is? Ligt het onderwerp voor sommige media te gevoelig? Zijn journalisten bang dat er op de pianist wordt geschoten?
54
Jaarboek 2012
Is actie wel nodig? Vrijheid van meningsuiting is nooit voor eeuwig en altijd verworven. Zelfs in Vlaanderen blijft waakzaamheid geboden. Dat blijkt uit de resultaten van dit vooronderzoek. Wat is de visie hierover van de door ons geconsulteerde experts? Is actie door PEN Vlaanderen gewenst? En hoe moet PEN dat dan aanpakken? ‘Verdere afweging is noodzakelijk’, stelt Luc Huyse, socioloog en emeritus-hoogleraar aan de Katholieke Universiteit Leuven tijdens een telefonisch interview. ‘Is vrijheid van meningsuiting te breed gedefinieerd, waardoor het in conflict komt met andere waarden? Kan het zijn dat een correctie noodzakelijk is? Dat het besef groeit dat de slinger te ver de andere kant uitgaat? Stellen we een lineaire ontwikkeling vast waarbij we ons steeds verder van het ideaal van vrijheid van meningsuiting verwijderen? Of zien we pogingen om excessen te corrigeren op het moment dat de samenleving voelt dat de slinger te ver is doorgeslagen? Neem bijvoorbeeld de première van de nieuwe anti-islamfilm in ons land. Kijk wat dit in beweging heeft gebracht! In heel het land was het terreuralarm verhoogd. Alle politiezones werden gevraagd uiterst waakzaam te zijn en uit te kijken naar de minste verdachte beweging. Voor mij is dat een exces. De vrijheid van meningsuiting komt hier in conflict met andere vrijheden en waarden. Het heen en weer gaan van de slinger is een ijzeren wetmatigheid voor een socioloog. Het komt erop aan gepast op deze beweging te reageren.’ De overige door ons geconsulteerde experts, journalisten en mediawatchers achten actie wenselijk. Jacques Englebert beklemtoont het belang van een Belgisch project dat door een breed platform in het Vlaamse en Franstalige landsgedeelte wordt gedragen. De visie van Dirk Voorhoof gaat dezelfde richting uit. Hij pleit voor de creatie van een draagvlak voor het debat over vrijheid van meningsuiting, met invloed op de media en de publieke opinie. PEN kan hierbij een trekkersrol vervullen.
Een opdracht voor PEN Vlaanderen? PEN Vlaanderen heeft vrijheid van meningsuiting als core business en verschilt op dit punt van de meeste andere civil society-actoren die naast expressievrijheid, ook andere doelstellingen nastreven.
55
Zo wil de Liga voor Mensenrechten inbreuken op mensenrechten zoals geformuleerd in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens voorkomen, opheffen, of aanklagen en een zo groot mogelijk maatschappelijk draagvlak creëren voor mensenrechten. Vrije meningsuiting is met andere woorden een van de vele mensenrechten waarvoor de Liga opkomt. Hetzelfde met Amnesty International Vlaanderen, een Mensenrechtenorganisatie die eveneens de naleving van de mensenrechten nastreeft en zich zwaar inzet voor gewetensgevangen, actie voert tegen de doodstraf en politieke moorden. De Wakkere Burger vzw stimuleert dan weer vooral burgerparticipatie op lokaal niveau. Nog andere organisaties zijn op specifieke groepen gericht (bijvoorbeeld de VVJ en de VVOJ op beroeps- en onderzoeksjournalisten), of op bepaalde domeinen (Journalism Fund, mediakritiek.be op respectievelijk het stimuleren van crossborder onderzoeksjournalistiek en van mediakritiek. Of zijn louter gefocust op het recht op toegang tot informatie, dat integraal deel uitmaakt van artikel 10 van het EVRM (http://www.asktheeu.org/). Anders dan bij PEN Vlaanderen is voor al deze organisaties de verdediging van vrije meningsuiting en het verzet tegen elke vorm van censuur niet het voornaamste streefdoel. Internationale organisaties zoals Reporters zonder Grenzen en Freedom House rapporteren geregeld over expressievrijheid in een groot aantal landen, maar de gehanteerde methode lijkt minder geschikt om subtiele vormen van censuur mee te nemen aan de hand waarvan de situatie in ons land kan worden toegelicht. Reporters zonder Grenzen is niet echt transparant over de gehanteerde methode. Volgens een interview met Olivier Basille worden bij de bevraging voor ons land minder Vlamingen betrokken dan Franstalige respondenten. Een e-mail met vragen om bijkomende toelichting, bleef onbeantwoord.
Wat gebeurt er in het buitenland? Vanuit historisch perspectief is PEN een cruciale speler wanneer het over de vrije meningsuiting gaat. Sinds het prille begin in 1921 stond PEN International reeds op de barricaden voor de vrijheid van meningsuiting, ook in Europa. Zo voerde PEN campagne tegen de boekverbrandingen in het Duitsland van de jaren ‘30, toen de internationale gemeenschap nog niet massaal protesteerde tegen 56
Jaarboek 2012
de activiteiten van de Nazipartij. PEN stond mee aan de wieg van het concept van vrijheid van meningsuiting zoals dat in 1948 door de Verenigde Naties werd opgenomen in de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Vandaag is de rol van PEN op het vlak van vrije meningsuiting allesbehalve uitgespeeld. Volgens onderzoeker Rónan Ó Fathaigh (UGent) levert PEN in de UK kwalitatief hoogstaand onderzoekswerk af naar de beperkende impact van plaatselijke regelgeving. Dit onderzoek is de basis voor campagnes die PEN samen met partners opzet. Zo deed PEN in het Verenigd Koninkrijk samen met Index on Censorship gedurende een heel jaar onderzoek naar de Britse Libel wet. Aansluitend bij de lancering van het onderzoeksrapport ‘Free Speech is not For Sale’ lanceerden ze samen met Sense About Science de Libel Reform Campaign die vandaag nog altijd loopt. Ander actiethema is bijvoorbeeld de UK Visa Campaign, naar aanleiding van restricties die de Britse overheid in november 2008 heeft ingevoerd voor kunstenaars en academici die tijdelijk naar de UK komen voor lezingen, tentoonstellingen, concerten. PEN UK voert ook internationaal campagne op basis van geselecteerde thema’s. Op dit moment lopen drie projecten: ‘Turkey Focus’, ‘Vietnam Focus’ en ‘Poems for Pussy Riot’. Bij PEN in de UK werken een tiental medewerkers. In 2012 organiseerde PEN Canada een landelijke campagneweek, ‘Non-Speak Week’ (van 11 tot 17 oktober), met paneldiscussies en publicaties die inzoomen op een aantal knelpunten die de vrije meningsuiting bedreigen. Volgens directeur Tasleem Thawar werd gewerkt rond zeven hot topics: digitale vrijheid, de toegang tot informatie, het muilkorven van wetenschappers, smaad, de vrijheid van vergadering, de vrijheid van ngo’s om zich politiek te engageren en hoe de Canadese overheid langzaam de vrije meningsuiting erodeert onder het mom van privacy en besparingsrondes. De actie werd gecentraliseerd rond twee publieke events, een reeks in de Huffington Post, online video’s en debatten. Bij de uitwerking van de sensibilisatiecampagne werkt PEN Canada nauw samen met The Citizen Lab van de universiteit van Toronto en de Canadian Science Writers Association (CSWA). Expressievrijheid en vrijheid van informatie is ook de core business van Britse organisaties zoals Index on Censorship en Article 57
19, met een bijzondere focus op de situatie in het Verenigd Koninkrijk, maar ook ver daarbuiten. Beide organisaties hebben naast een hoofdzetel in het Verenigd Koninkrijk, ook behoorlijk wat medewerkers elders in de wereld en werken samen met partners. Index on Censorship voert actie over expressievrijheid aan de hand van een magazine, de website, en blogs in landen waar expressievrijheid zwaar aan banden wordt gelegd, zoals China, Rusland, Iran. Het magazine is het enige tijdschrift dat specifiek over expressievrijheid gaat en een forum biedt voor studies, analyses en debat. De liefdadigheidsorganisatie voert ook actie, bijvoorbeeld samen met PEN UK tegen de Britse Libel wet en reikt elk jaar een award uit aan personen die voor de vrije meningsuiting hun leven op het spel hebben gezet. Article 19 telt meer dan 70 medewerkers die onder andere actief bezig zijn met monitoring, onderzoek, publicaties, campagnes, advies over de ontwikkeling van wetgeving. De organisatie ijvert ook voor pluralisme in en onafhankelijkheid van de media. Deze organisatie biedt ook ondersteuning wanneer stappen moeten worden gezet naar het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Ook Open Society Foundations ondersteunt dergelijke demarches. Deze stichting financiert bijvoorbeeld samenwerkingsverbanden die vrije meningsuiting bevorderen. Op dit moment loopt een oproep voor acties in het kader van het ‘Freedom of Communication in the Digital Environment Initiative’. De Noorse Stichting Fritt Ord (Het Vrije Woord) steunt projecten die de vrije meningsuiting in Noorwegen bevorderen, maar financiert in uitzonderlijke gevallen ook projecten in andere landen. Deze organisatie bekroont ook jaarlijks een persoon of organisatie die zich bijzonder voor vrije meningsuiting heeft ingezet. Interessant project is ook de blog die is opgezet door chillingeffects.org. De blog focust op beperkingen van de digitale vrijheid en post geanonimiseerde dreigmails en -brieven online. Om de chill in kaart te brengen bouwt de organisatie aan een database met geanonimiseerde ‘Cease and Desist’ brieven die aansporen tot het verwijderen van content van websites. Chilling-effects.org is een project van de Electronic Frontier Foundation en de uni58
Jaarboek 2012
versiteiten Harvard, Stanford, Berkeley, San Francisco, Maine, de George Washington School of Law en de Santa Clara University School of Law Clinics.
Alleen actie voeren in België, of opentrekken naar Europa? Gezien de resultaten van ons vooronderzoek ligt het voor de hand dat PEN in ons land de handschoen zou opnemen. De geconsulteerde experts pleiten voor het bundelen van krachten in een Belgische aanpak, eventueel met PEN Belgique Francophone. Vraag blijft of ook bredere actie wenselijk en mogelijk is. België herbergt immers de Europese instellingen. Hierover is bijkomend onderzoek noodzakelijk. Onderzoeker Rónan Ó Fathaigh (Universiteit Gent) ziet vooral gunstige effecten op basis van grondig studiewerk van de lokale situatie, omdat de wetgeving sterk verschilt van land tot land. De focus zou in deze fase daarom liggen op problemen met expressievrijheid in België en een professionele werkwijze, conform de aanpak van PEN in bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk en Canada.
Strategische doelstellingen voor het Observatorium van de vrije meningsuiting? Op basis van onze analyse kunnen we als strategische doelstellingen drie pijlers naar voor schuiven. Het Observatorium kan een draagvlak creëren voor het debat over vrijheid van meningsuiting, met invloed op de media en de publieke opinie. Het kan een anoniem Meldpunt oprichten dat problemen observeert, registreert en analyseert en het kan diepgaand onderzoek naar vrijheid van meningsuiting stimuleren. Het debat gaat bij voorkeur niet alleen over bedreigingen van expressievrijheid. Ook juridische aspecten komen aan bod, zoals nieuwe regelgeving die expressievrijheid kan inperken. Een actueel voorbeeld hiervan is het wetsontwerp tegen seksisme van minister van Gelijke Kansen Joëlle Milquet (CDH) (Beel, V., 24 november 2012). Vrijheid van meningsuiting omvat ook het recht op vrijheid van informatie. Op dit punt heeft ons land nog een lange weg af te leggen. Het Observatorium kan ook hierover het debat aanzwengelen. 59
Het Meldpunt komt tegemoet aan de vastgestelde nood om de problemen met expressievrijheid op te lijsten. Een van de opdrachten van het Observatorium zou een verdere operationalisering kunnen zijn van het begrip ‘censuur’ en het in kaart brengen van de verschillende vormen van censuur. Het Meldpunt observeert niet alleen bedreigingen van de vrije meningsuiting, het registreert ook rechtszaken waar journalisten, auteurs, kunstenaars in verwikkeld raken. Deze oefening kan de basis zijn voor een analyse van problemen. Het meldpunt wekt vertrouwen en garandeert absolute anonimiteit. De geconsulteerde journalisten wijzen op het groot belang van vertrouwelijkheid. Op basis van de informatiegaring kan het Observatorium jaarlijks een verslag bekend maken. Het Observatorium doet ook onderzoek. Diepgaand inzicht in problemen is immers de basis voor een professionele aanpak, naar het voorbeeld van English PEN. Het Observatorium kan zelf onderzoek doen en onderzoek uitbesteden. Op dit punt wordt nauw samengewerkt met universiteiten. Op deze wijze kan het Observatorium evolueren naar een kenniscentrum van de vrije meningsuiting.
Ideeën voor een gefaseerd actieplan Als kleine speler lijkt het aangewezen dat PEN Vlaanderen aanzetten geeft tot de creatie van een Observatorium van de vrije meningsuiting. Een aantal partners kunnen hierbij betrokken worden, zodat het Observatorium als breed platform fungeert voor observatie, debat en onderzoek. In 2013 kan PEN Vlaanderen de kiemen voor het Observatorium zaaien aan de hand van een concrete actie. Dat zou bijvoorbeeld de lancering van het Meldpunt kunnen zijn op 3 mei 2013, de internationale dag van de persvrijheid. Aan die dag wordt in Vlaanderen tot dusver geen aandacht geschonken. Drie mei zou voor het Observatorium een jaarlijks wederkerend actiemoment kunnen zijn. De week van 3 mei 2013 kan tevens het startpunt zijn voor het aanzwengelen van het debat over expressievrijheid en vrijheid van informatie. De PEN-leden kunnen hierbij een rol spelen. Zo zouden deelnemende PEN-leden gedurende enige tijd de pers kunnen volgen en hun literaire observaties in de week van 3 mei kun60
Jaarboek 2012
nen publiceren op de PEN-website. Dit project kan ook gedurende het jaar blijven door lopen (maandelijks, tweewekelijks?). De artikelen zijn uiteraard zeer zichtbaar aanwezig op de PEN-website, net zoals de banner over het Meldpunt. Reeds in deze vroege fase kan PEN Vlaanderen een samenwerking overwegen met bijvoorbeeld mediakritiek.be en enkele andere mediapartners. Dit kan helpen om de bekendheid van het Meldpunt te vergroten en de artikelen van de PEN-leden breder te verspreiden. Dergelijke samenwerking kan voor de partners een winwin-situatie zijn, vermits media voortdurend op zoek zijn naar sterke content. In 2013, maar ook in 2014 en 2015 zijn de zoektocht naar bijkomende partners en fundraising belangrijk voor de verdere uitbouw van het Observatorium. Met het oog op de landelijke werking is het in eerste instantie van belang contacten te leggen met PEN Belgique Francophone. Mogelijke bijkomende partners zijn bijvoorbeeld de VVJ, de VVOJ, Journalism Fund, de Raad voor de Journalistiek, Amnesty International Vlaanderen en de universiteiten (Journalism Studies, Rechtsfaculteiten, Human Rights). Voor fondsenwerving kan onder andere een beroep worden gedaan op overheden, de Koning Boudewijnstichting, de JAM en buitenlandse donoren (Fritt Ord, Open Society Foundation, Adessium,...). Voor de peiler onderzoek gaat het Observatorium ook op zoek naar onderzoeksgelden. Op 3 mei 2014 lanceren PEN Vlaanderen en PEN Belgique Francophone het Observatorium aan de hand van een dagvullend programma. De drie hierboven toegelichte peilers zijn dan operationeel en zichtbaar aanwezig op de website. Op 3 mei wordt ook het verslag gepresenteerd van de werking van het Meldpunt aan de hand van een persactie. Allicht is het op termijn mogelijk een aantal actoren bij de actiedag te betrekken, zoals dat in Nederland reeds het geval is (www.persvrijheid.nl). Daar kreeg de Dag van de Persvrijheid in 2012 de steun van een groot aantal partners (NVJ, Persvrijheidsfonds, Nederlands Genootschap van Hoofdredacteuren, Persmuseum, NPD Nieuwsmedia). 61
In 2014 en 2015 is het van belang het Meldpunt vertikaal te onderbouwen (bv. acties rond bedreigende regelgeving? dreigbrieven/ mails publiceren?). Het netwerk met adviserende experts kan verder uitgebouwd worden. Er gaat ook aandacht naar onderzoek, bijvoorbeeld naar de impact van de commercie in de boekenwereld, het muilkorven van wetenschappers en de mogelijke nood aan een Europese missie voor het Observatorium. Het debat, beste PEN-vrienden, is open. De ideeën zijn vrij.
Referenties en bronnen ¡¡ Beel, V. (2012). Seksisme wordt strafbaar. In: De Standaard, 24 november 2012). ¡¡ BVB/Belga (2012). Politieke druk om uitzending Panorama tegen te houden. In: De Standaard, 28 september 2012. ¡¡ Debruyne, I. (2012). De minister, de journalist en zijn baas. In: De Standaard, 23 mei 2012. ¡¡ Dedobbeleer, K. (2012). We hebben meteen aan de alarmbel getrokken. In: De Tijd, 23 mei 2012. ¡¡ De Coninck, D. (2012). Advocaat Mary beschuldigt minister Lieten en VRT van censuur. In: De Morgen, 26 september 2012. ¡¡ DeKeyzer, J. (2012). Journalistieke autonomie in Vlaanderen: onderzoeksrapport in opdracht van het Kabinet van de Vlaamse minister van innovatie, overheidsinvesteringen, media en armoedebestrijding. Gent: Center for Journalism Studies (UGent), oktober 2012. ¡¡ Donckier, E. (2012). Hazodi. In: Het Belang van Limburg, 29 sept. 2012. ¡¡ Dumon, P. & Bebackere, J. (2012). Uitspraak van de minister is een ongeziene politieke bemoeienis. In: De Morgen, 22 januari 2013. ¡¡ JDB (2012). Signeerverbod voor Frédéric Deborsu. In: De Standaard, 5 november 2012. ¡¡ Maeckelberg, B. (2013). Yves Desmet veroordeeld voor ‘eigen mening’. In: De Morgen, 15 januari 2013. ¡¡ Mededeling VVJ over het incident tussen enkele journalisten en ‘De Keizer van Oostende’. Op: www.journalist.be, 24 mei 2012. ¡¡ Morozov, E. (2012). Dat mag je niet zeggen op het internet. In: De Morgen, 19 november 2012. ¡¡ Mulders, S. (2012). Censuur van edele delen: nieuwe preutsheid of gezonde afkeer? In: De Morgen, 23 oktober 2012. ¡¡ Naegels, T. (2013). Beetje té enthousiast. In: De Standaard, 9 januari 2013. 62
Jaarboek 2012
¡¡ NV (2012). Nieuwe ‘Panorama’-reportage over HAZODI afgevoerd. In: Belang van Limburg, 27 september 2012. ¡¡ Sanctorum, J. & Thevissen, F. (2009). Media & journalistiek in Vlaanderen kritisch doorgelicht. Leuven, Uitgeverij Van Halewyck, 2009, pp. 339-377. (ISBN 978 90 5617 957 1). ¡¡ SVH (2008). ‘Fenomenale feminatheek’ wel te zien in Gent. In: De Standaard, 31 januari 2008. ¡¡ Teugels M. & Vercaigne (2010), De slachtoffers van de nieuwsfabriek, Gent: Arteveldehogeschool. ¡¡ Thevissen, F. (2012). De Dienaars van de Keizer van Oostende. Op: doorbraak.be, 25 mei 2012. ¡¡ Thielemans, J. (2012). On the concept of the Face, Regarding the Son of God. Op: Cobra.be, 1 februari 2012. ¡¡ Vandaele, J. & Goris, G. (2013). Vrijheid is ondeelbaar. In: Mo*, 17 jan. 2013. ¡¡ Van Puymbroeck, R. (2012). Ik schuw de grote emoties niet meer. Ik ben ze gaan omarmen. In: De Morgen, 11 februari 2012. ¡¡ Vereecken, K. (2012). Sprookjes zonder tanden. In: De Standaard, 10 november 2012. ¡¡ Verschelden, W. (2012). Waarom wij, De Morgen, ‘allochtoon’ niet meer gebruiken. In: De Morgen, 20 september 2012. ¡¡ Voorhoof, D. (2010) Freedom of Expression under the European Human Rights System. From Sunday Times (n° 1) v. U.K. (1979) to Hachette Filipacchi Associés (“Ici Paris”) v. France (2009), in Y. Haeck, Héctor Olásolo, John Vervaele en Leo Zwaak (eds.), Inter-American and European Human Rights Journal / Revista Interamericana y Europa de Derechos Humanos, Intersentia Cambridge – Antwerp, Issue 2009/1-2, pp. 3-49. ¡¡ Voorhoof, D. (2012). Naar een observatorium van de vrije meningsuiting? Recht, expressievrijheid, kunst en literatuur. Een terreinverkenning. Tekst gepresenteerd tidjens PEN-seminar, 29 september 2012. ¡¡ Voorhoof, D., (2013). De verloren eer van mevrouw Liégeois . In: De Morgen, 16 januari 2013. ¡¡ SVL (2012). Theatergezelschap ontzet omdat het werk van Herman De Coninck niet mag gebruiken. In De Morgen: 11 december 2012. ¡¡ VVJ verbijsterd over nieuwe veroordeling opinievrijheid. Op www. journalist.be, 15.01.2013.
Geconsulteerde bronnen: ¡¡ Ingrid Aendenboom (juridisch adviseur CGKR) ¡¡ Bart Van Besien (doctoraal onderzoeker Centre Perelman de Philosophie du Droit, Université Libre de Bruxelles) 63
¡¡ Olivier Basille (Director of the EU Permanent Representation of Reporters Without Borders) ¡¡ Wim Criel (Voorzitter Raad voor de Journalistiek, verantwoordelijke uitgever Roularta Media Group) ¡¡ Ides Debruyne (directeur Fonds Pascal Decroos) ¡¡ Jacques Englebert, (Université Libre de Bruxelles) ¡¡ Luc Huyse (emeritus hoogleraar Katholieke Universiteit Leuven) ¡¡ Rónan Ó Fathaigh (doctoraal onderzoeker Center for Journalism Studies, Universiteit Gent) ¡¡ Tasleem Thawar (Executive Director PEN Canada) ¡¡ Gretel Van den Broek (auteur) ¡¡ Dieter Van de Putte (project manager, De Wakkere Burger) ¡¡ Peter Verhaeghe (StRaten-generaal) ¡¡ Tessa Vermeiren (voormalig hoofdredacteur Weekend Knack) ¡¡ Dirk Voorhoof (gewoon hoogleraar Universiteit Gent) ¡¡ vijf journalisten (anonieme getuigenissen)
64
Jaarboek 2012
Hoeveel kunnen we verdragen? Dirk Verhofstadt De vrijheid van meningsuiting is een belangrijk en kostbaar goed. Er is in het verleden een harde strijd gevoerd om dit recht voor eenieder in de Europese Unie mogelijk te maken. Zo staat het ook in artikel 19 van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Het recht op vrijheid van meningsuiting omvat de vrijheid ‘inlichtingen en denkbeelden van welke aard ook te vergaren, te ontvangen en door te geven, ongeacht grenzen en ongeacht de vorm’. Dit recht verdedigde de liberale filosoof John Stuart Mill reeds in 1859 in zijn beruchte boek On Liberty. Al in zijn eerste hoofdstuk geeft Mill dat aan: ‘Als mijn betoog enige waarde heeft, dan moet de volste vrijheid bestaan om, als punt van ethische overtuiging, elke leerstelling te belijden en te bespreken, hoe immoreel men die ook mag vinden.’ Daarmee maakte hij duidelijk dat de vrijheid van meningsuiting betekent dat dus ook maatschappelijk af te keuren uitspraken mogelijk moeten zijn. Mill ging daar heel ver in. ‘Niemand heeft het recht een ander het woord te ontnemen op grond van zijn morele opvatting, zélfs niet als die opvatting alom gedeeld wordt,’ zo schreef hij. Dat blijkt ook uit de volgende passage: ‘Indien het gehele mensdom, uitgezonderd één individu van een zelfde opinie was, dat slechts één persoon een tegenstrijdige mening voorstond, dan nog zou het mensdom niet meer gerechtigd zijn om die éne afwijkende tot zwijgen te brengen, dan dat die éne – als hij de macht er toe had – het recht zou hebben om de rest van het mensdom het zwijgen op te leggen.’ Uiteraard had Mill daar utilitaristische redenen voor, want stel dat die éne mening het 65
Dirk Verhofstadt is kernlid van de onafhankelijke denktank Liberales, en auteur van onder andere Pleidooi voor individualisme (2004), De derde feministische golf (2006) en Dirk Verhofstadt in gesprek met Etienne Vermeersch. Een zoektocht naar waarheid. (2011). Hij is professor ‘media en ethiek’ aan de Universiteit Gent.
geluk van velen zou bevorderen. Maar nog belangrijker is hier het principe dat de vrijheid van meningsuiting ook het recht inhoudt om van mening te verschillen. Maar is die vrijheid nu absoluut? Mill voorzag één uitzondering. ‘De enige reden waarom men rechtmatig macht kan uitoefenen over enig lid van de beschaafde samenleving, tegen zijn zin, [is] de zorg dat anderen geen schade wordt toegebracht.’ Dat is het beruchte schadebeginsel, maar het zorgt in de praktijk voor heel wat discussies. Want wanneer kan je spreken van ‘schade’ die zou zijn toegebracht? Gaat het om fysieke en materiële schade of ook om psychische en geestelijke schade? Mill zelf geeft maar één enkel voorbeeld. Zo verwerpt hij dat een woedende menigte die opgewonden voor het pakhuis van aan graanhandelaar staat, oproepen doet om de man of zijn bezittingen aan te vallen. Maar een krantenartikel of pamflet waarin diezelfde graanhandelaar wordt beschuldigd van immoreel gedrag is wel toegelaten. Het gaat dus om het direct gevolg van een uitspraak of mening, en of die leidt tot concrete schade voor anderen. Toegegeven, het is niet duidelijk afgelijnd. Sterker nog, er zijn mensen die het Mill verwijten dat hij zijn schadebeginsel niet duidelijker gedefinieerd en afgelijnd heeft. Dat klopt niet en ik vermoed dat Mill zelf ook besefte dat hij niet verder kon gaan dan de korte maar krachtige definitie die hij zelf gaf. Want wat had hij moeten doen? Hij kon toch moeilijk een volledige encyclopedie schrijven waarin alle mogelijk gevallen van schade beschreven stonden. En zelfs al had hij dat gedaan, quod non, dan nog zou hij onvermijdelijk tal van zaken niet hebben kunnen bespreken omdat de communicatiemiddelen de voorbije honderdvijftig jaar, en zeker de voorbije decennia, zo dramatisch veranderd zijn. Uiteraard bestonden er in zijn tijd allerlei vormen van censuur en wist hij heel goed hoezeer wereldlijke en geestelijke leiders de mond wilden snoeren van al diegenen die hun machtspositie in gevaar konden brengen. Een goed voorbeeld hiervan was het lot van Thomas Paine, een van de vergeten founding fathers van de VS, die in 1781 zijn beruchte boek Rights of Man publiceerde, waarvan honderdduizenden exemplaren werden verkocht, en waarin hij zich keerde tegen de monarchie zoals in het Verenigd Koninkrijk. Paine keerde zich tegen het systeem van de erfopvolging omdat dit kon leiden tot het aan de macht komen van imbe66
Jaarboek 2012
cielen – iets wat hij ook letterlijk meende over koning George III – die geen enkele notie hadden van het algemeen belang en van de rechten van de burger. In de herfst van 1788 werd George III inderdaad mentaal ziek verklaard, maar Paine werd in 1792 bij verstek ter dood veroordeeld wegens opruiende taal en landverraad. Het lijkt allemaal geschiedenis. Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog kennen we in steeds meer landen de open samenleving, zoals Karl Popper het omschreef, en daarin is de vrijheid van meningsuiting een belangrijk basisprincipe. Maar ik ben het volkomen eens met Marleen Teugels dat die vrijheid van meningsuiting nooit voor eeuwig en altijd verworven is. Het blijft een voortdurend gevecht. Ik moet daarbij als vanzelf denken aan de grote Hongaarse schrijver György Konrád, die van 1990 tot 1993 voorzitter was van PEN International. Hij heeft zijn hele leven gevochten voor het vrije woord. Eerst was hij als Jood slachtoffer van het nazisme, later was hij als schrijver slachtoffer van het communisme. Na de val van de Muur ijverde hij ervoor dat zijn land kon aansluiten bij de Europese Unie omdat, zo zei hij in 2004, alleen op die manier ‘de mensenrechten, de vrijheid en de veiligheid van de Hongaarse burgers gewaarborgd zouden zijn’. Hij heeft zich vergist en hij beseft dat ook. Vandaag staat Konrád opnieuw op de bres tegen de nieuwe mediawet in zijn land, die zowat alle oppositie tegen de regering Orban muilkorft. En zo moeten we ook in eigen land alert blijven. Het voorgestelde Observatorium lijkt mij dan ook een heel goed idee. Want hoewel verschillende van de opgesomde feiten door Marleen Teugels voor heel wat mensen ver van hun bed lijken, is het een verontrustende gedachte dat bepaalde meningen ook hier, in onze contreien, niet vrij kunnen geuit worden of dat ze gesanctioneerd worden door een rechterlijke macht die het schadebeginsel tot in het absurde uitrekt. Het Observatorium zou naar mijn oordeel echter meer moeten doen dan enkel flagrante inbreuken op de vrije meningsuiting vaststellen en veroordelen. Het zou zich ook moeten bezighouden met subtielere vormen van intimidatie en beïnvloeding enerzijds, en met het in kaart brengen van vormen van het zogenaamd uiten van meningen, terwijl het in feite verdoken vormen van haat en racisme zijn. Laat me enkele voorbeelden geven die mij bijzonder actueel lijken. 67
Ten eerste is er de toenemende subtiele en indirecte vorm van censuur die samengaat met de commerciële belangen van een communicatiekanaal. Het is niet altijd goed aantoonbaar maar ik ben ervan overtuigd dat in heel wat media, in het bijzonder in de geschreven pers, steeds meer vermenging bestaat tussen marketing en journalistiek. Zo haalde de ombudsman van NRC in Nederland uit naar een interview met een violiste in de krant terwijl enkele bladzijden verder een reclamecampagne voor een CD-box van dezelfde journaliste stond. Uit een enquête van Villamedia blijkt dat 63 procent van de journalisten vindt dat de invloed van de commercie op hun job onderschat wordt. Tweede zaak is de toenemende zelfcensuur van journalisten en media wanneer het gaat over onderwerpen die direct of indirect te maken hebben met religie. We kennen natuurlijk allemaal de zaak Rushdie en de ophef rond de Deense cartoons, maar het gebeurt veel vaker en meer onderhuids dan we denken. Een typisch voorbeeld was natuurlijk de lezing die Benno Barnard wilde geven aan de Universiteit Antwerpen en die na enkele seconden onderbroken werd door een bende orthodoxe moslims. Ik schrok daarvan want ik had in diezelfde reeks een paar weken voordien een lezing gegeven over de bedenkelijke rol van Pius XII met betrekking tot de vernietiging van de Joden. Dat zinde een aantal aanwezigen evenmin, maar die lieten me wel eerst uitpraten om nadien in een harde maar correcte discussie te treden. Intussen kennen we ook al voorbeelden van radicale hindoes en katholieken die in het geweer komen tegen teksten, cartoons en toneelstukken. Nu zijn er mensen die zeggen dat we dat allemaal niet te ernstig moeten nemen, maar het is echt een groot gevaar voor de open samenleving. In zijn hoofdwerk De open samenleving en haar vijanden schreef Karl Popper hierover het volgende: ‘Indien we onbeperkte verdraagzaamheid zelfs uitstrekken tot dezulken die onverdraagzaam zijn, als we niet bereid zijn een verdraagzame samenleving te verdedigen tegen de woedende aanvallen der onverdraagzamen, dan zullen de verdraagzamen vernietigd worden, en verdraagzaamheid met hen.’ Dit is de harde les die we uit de geschiedenis geleerd hebben en de cruciale reden waarom we met alle kracht moeten optreden tegen diegenen die het vrije woord willen smoren. Ten derde wil ik toch wat langer blijven stilstaan bij een omgekeerd fenomeen, namelijk de toenemende haatdragende en 68
Jaarboek 2012
racistische taal die gebruikt wordt in de nieuwe media, waarbij de auteurs zich beroepen op de vrijheid van meningsuiting terwijl het daar niets mee te maken heeft. Haat bijvoorbeeld is geen mening. Het is de verwerping van ideeën, gedragingen en houdingen van mensen of groepen met als doel de ander te demoniseren of bewust te stigmatiseren. Let wel, ik heb het niet tegen uitlatingen en teksten die kwetsen of beledigen omdat ze een waarheid in zich houden. Ik vermoed dat Galilei en Darwin met hun geschriften en gedachten miljoenen mensen beledigd en gekwetst hebben, maar daarom moesten ze niet verzwegen worden. Maar wat je tegenwoordig en in toenemende mate leest op het internet, via Facebook, Twitter of andere sociale netwerken en digitale publicaties, begint een groot maatschappelijk probleem te vormen. Het meest bekende voorbeeld zijn de lezersrubrieken in de dagen weekbladen. Sinds de opkomst van de nieuwe media hebben alle radio- en televisiestations, dag- en weekbladen eigen websites waarop de gebruikers opmerkingen, kritiek en suggesties kunnen doen, en op die manier feedback geven. Hun taalgebruik is in veel gevallen echter onbeschoft, agressief, laatdunkend, vulgair, ongenuanceerd of ronduit racistisch (zonder nog te spreken over taalfouten). Vaak gaat het om regelrechte vormen van ‘hate speech’ op basis van ras, huidskleur, nationaliteit, geloof of levensbeschouwing, handicap, seksuele geaardheid, enz. In een artikel van 12 september 2011 beklaagde een lezer van Humo zich over de systematische haatmails van de N-VA-achterban. ‘Haatmails zijn in korte tijd uitgegroeid tot een plaag. Grof taalgescheld overspoelt internetfora en lezersrubrieken van kranten en tijdschriften. Favoriet doelwit: al wie zich enigszins kritisch durft uit te laten over de N-VA en/of Bart De Wever. Humo vroeg zich af wie die haatmailers nu eigenlijk zijn. Wat willen ze bereiken met hun gescheld?’ Het gaat echter nog verder. De journalist Jan Lippens van Humo kreeg na een interview met SP.A-politica Caroline Gennez een email met de volgende boodschap: ‘U bent dan voor mij ook niet minder dan een volksverrader. Mensen zoals u zouden ze beter opknopen. Ik werk voor Financiën, heb dus heel makkelijk toegang tot het bevolkingsregister. Ik kan altijd uw adres doorgeven aan wie erom vraagt.’ De afzender zette er een valse naam onder maar kon toch getraceerd worden en ondervraagd door de politie. Van die haatmails kan ikzelf meespreken. Zo heb ik al een mooie 69
bundel van haatmails naar aanleiding van columns die ik in De Morgen of op Liberales schreef. Op Facebook en Twitter worden uitspraken gedaan die nog veel verder gaan dan loutere haat. Een kleine greep uit de voorbije week. Hans Spekman, voorzitter van de Nederlandse PVDA kreeg het volgende toegestuurd: ‘Ze hadden beter jou zinvol dood moeten trappen met je moslimkruiperige nikkerhondenmentaliteit. Je bent een landverrader waar de nsb nog een puntje aan kon zuigen.’ Dieumerci Mbokani won de Gouden Schoen en kreeg plots tweets binnen dat hij op een aap lijkt. Maria Theresa Moralez nam deel aan de talentenjacht The Voice op VTM en kreeg prompt racistische tweets omdat ze slecht Nederlands spreekt. Joodse organisaties klaagden in oktober 2012 over het verspreiden van tweets met een antisemitische inslag zoals ‘Een goede jood is een dode jood’ en ‘Als mijn dochter met een jood huwt stuur ik ze op reis naar Auschwitz’. De tweeters en retweeters gebruiken daarbij hashtags als #unjuifmort en #unbonjuif. De Union des Etudiants Juifs de France (UEJF) vroeg de Amerikaanse microblogprovider Twitter om deze hashtags te schrappen én dat ze de gegevens van de verzenders zou bekend maken om ze te kunnen aanklagen voor de rechtbank. Twitter blokkeerde de hashtags in Frankrijk maar weigerde om principiële redenen de namen van de daders bekend te maken. Het bedrijf zegt dat ze de Amerikaanse regels volgt waarop de Franse wet niet van toepassing is, maar de Franse regering wil dat Twitter optreedt tegen alle homofobe, antisemitische en racistische tweets (zoals de tags #SiMonFilsEstGay, #antinoir, #TesUnPd, #SiMonFilRamèneUnJuif, #sijetaisnazi, enz…) en de daders bekend maakt. Op donderdag 24 januari 2013 verplichtte een rechtbank in Parijs Twitter om de hashtags te schrappen en de namen van de auteurs van de tweeters bekend te maken. Het bedrijf moet dit doen binnen de twee weken, zo niet krijgt het een boete van duizend euro per dag. Twitter gaat de uitspraak van de rechtbank nu bestuderen. Hiermee is een belangrijk precedent geschapen. Opmerkingen en berichten via de nieuwe media worden nu op dezelfde manier beoordeeld als die in de klassieke media. En dat is ook logisch. Want waarom zou een hatelijk bericht in een krant niet mogen, maar op Twitter of andere sociale media wel? Waarom heeft een scheidsrechter het recht, zelfs de plicht om een voetbalwedstrijd stil te leggen bij 70
Jaarboek 2012
racistische spreekkoren, en Twitter niet als een veelvoud daarvan voorvalt? Ook in eigen land zagen we de voorbije weken ethisch onaanvaardbaar gedrag op Facebook. In 2012 richten enkele jongeren de Facebook-pagina ‘Antwerpse hoeren’ op met namen en foto’s van meisjes die ze van andere Facebook-pagina’s hadden geplukt en zetten er beledigende en schunnige teksten bij zoals ‘Neukt elke dag met een andere gast wanneer haar ouders niet thuis zijn.’ Vanaf 28 december 2012 kwamen daarover klachten binnen bij de politie van Antwerpen en werd er melding van gemaakt bij Facebook zelf. Het zorgde immers voor grote trauma’s bij de betrokken meisjes. De site verdween maar op 30 december 2012 verscheen eenzelfde pagina. Enkele dagen later hadden reeds vijfduizend mensen aangegeven dat ze dit ‘leuk’ vonden en verschenen er varianten met vrouwen en meisjes in Gent, Zelzate, Brugge en Roeselare. De sites verdwenen nadat hackers dreigden om de naam van de ‘beheerders’ bekend te maken. Uiteraard is ook deze vorm van sexting onaanvaardbaar omdat het reputatie en imagoschade veroorzaakt. Ook hier moeten Facebook en de politie optreden. Hiermee komen we tot de kern van de zaak. Gebruikers van de nieuwe media zijn gebonden aan dezelfde richtlijnen als de gebruikers van de klassieke media. Iedereen is een journalist. Al wie beelden, geluiden en teksten verstuurt via Facebook, YouTube en Twitter doet aan een vorm van journalistiek en moet derhalve een reeks deontologische regels volgen. Zo mag men geen valse informatie verspreiden en niemand beschuldigen zonder concrete bewijzen. Zo mag men geen haatboodschappen sturen en oproepen tot geweld. Ook daar moet het Observatorium zich mee bezighouden.
71
Enkele gedachten over vrije meningsuiting Geert Van Istendael De uiteenzetting van mevrouw Teugels was zeer verhelderend en stimulerend. Toch wil ik er enkele kanttekeningen bij plaatsen.
Geert van Istendael, erevoorzitter van PEN Vlaanderen, is schrijver van onder andere Het Belgisch labyrint (1989) en Arm Brussel (1992). Onlangs publiceerde hij samen met Benno Barnard Een geschiedenis van België voor nieuwsgierige kinderen (en hun ouders).
Mevrouw Teugels heeft het vooral over vrijheid van meningsuiting in de journalistiek en in non-fictie. Dat is, zeker gezien de recente veroordelingen van Yves Desmet en van MO*, niet alleen begrijpelijk maar ook terecht. Toch denk ik dat er even goed een probleem is in de wereld van fictie en poëzie. Mevrouw Teugels geeft voorbeelden van politieke en redactionele druk op journalisten (en non-fictieschrijvers). Ik wil daar mijn opvatting over vrije meningsuiting en wetgeving aan toevoegen. Misschien moet ik in wat volgt het grote woord censuur niet in de mond nemen. Voor mij gaat het hierover: 33 Wat breng je onder ogen (of tot bij de oren) van het publiek, d.w.z. van al wie wil lezen, luisteren, kijken? 33 Wat wordt openbaar? 33 Wat blijft verborgen? In wat voor regime dan ook, in wat voor werk of sector dan ook, machthebbers lijken telkens opnieuw het grootste belang aan te hechten aan die tweedeling: 33 Wat komt aan het licht? 33 Wat blijft in het duister? Ik wil het eerst hebben over journalistiek. Er zijn hier sprekende voorbeelden gegeven van rechtstreekse, politieke druk. Toch denk ik dat daar niet 72
Jaarboek 2012
het grootste probleem ligt. Politieke druk kun je onmiddellijk en ondubbelzinnig aanwijzen. Toen ik nog op de binnenlandredactie van het tv-journaal werkte (1978-1993), wisten alle collega’s dat alle partijen druk uitoefenden. Het middel bij uitstek was de telefoon. Iemand als Tindemans greep na een interview soms de telefoon nog eer je op de redactie was teruggekeerd. Maar hij was niet de enige, lang niet. Ik verneem dat er op dat punt na al die jaren nog niet zoveel veranderd is (bvb. tijdens de paarse regeringen). Nu werd daar meer dan eens schokschouderend op gereageerd, ook door wat we toen noemden onze hiërarchische oversten. Niet altijd, maar toch. Je kon plots rekenen op een soort solidariteit, zelfs van de bazen, wanneer de druk van buitenaf te brutaal werd. Vergelijk het met wat hoofdcommissarissen doen in misdaadseries op tv. Als een hogere instantie (bvb. de staatsveiligheid) een politieman bedreigt, beschermt de commissaris zijn mensen. In dat verband moet ik zeggen dat ik een groot voorstander was en blijf van het ambtenarenstatuut voor journalisten. Dat bood een echte bescherming tegen kwade pressie van buitenaf, niet alleen door politici trouwens. Broodroven was onmogelijk. Je kon ten hoogste naar de wereldomroep vliegen, wat een liberaal politicus ooit eens met mij geprobeerd heeft. Zonder succes overigens, zoals in bijna alle gevallen die ik van ver of van nabij heb meegemaakt. Onze buitenlandse collega’s lachten om dat zogezegd communistische functionarissensysteem, ten onrechte vind ik. Het leverde geen slechte journalisten op, integendeel, het gaf je ruimte om onafhankelijk te werken. De gevallen die verkeerd afliepen zijn dan ook zeldzaam, in mijn herinnering toch. Ik ken eigenlijk alleen de zaak Buyle, die we allemaal kennen. Die blijft, ook na zoveel jaren, een onaanvaardbare, bittere nederlaag van de journalistiek tegen de politiek. Maar echt veel andere voorbeelden zijn me niet bekend en ik ben toch geen koorknaap. Ik herinner me slechts één voorbeeld van schaamteloze, brutale nieuwsmanipulatie en dat was in 1986, na de kernramp van Tsjernobyl. Toen werd in België, maar ook in andere landen, informatie achtergehouden, zogezegd om paniek bij de bevolking te voorkomen. Dat is bij onze openbare omroep gebeurd. Je stond erbij, je keek ernaar en je kon niets doen. 73
In Frankrijk bijvoorbeeld mocht de hele bevolking met gerust gemoed spinazie eten, er was niets aan de hand, verkondigden de Franse zenders. In de Elzas echter verpieterde de spinazie bij de groentenboer, want de Elzassers keken naar de Duitse tv en daar zei men wél waar het op stond: wie spinazie at, liep gevaar besmet te raken. Er zijn andere, subtielere vormen van druk. Ik noem het diffuse druk. Je kunt er zo gauw niet de vinger op leggen. Die druk werkt door honderden verwijzingen, opmerkingen, opgetrokken wenkbrauwen, roddels en ga zo maar door. Dat alles kan slechts effect hebben binnen bepaalde marges en die marges worden aangegeven door de redactionele consensus. Iedere redactie die ik ooit gekend heb, werkt met wat ik noem een mobiele consensus. Die consensus is nooit volledig, wel dwingend. Hij is mobiel, omdat hij verschuift in de tijd. Een sprekend voorbeeld: in de jaren tachtig was anti-apartheid een onderdeel van de consensus. Nagenoeg alle redactieleden (radio en tv) waren tegen apartheid. Dat deel van de consensus is verdwenen omdat er geen voorwerp meer is. Vandaag ziet de consensus er anders uit dan in de jaren tachtig of negentig, zelfs anders dan in het eerste decennium van de eenentwintigste eeuw. Er ontbranden natuurlijk altijd discussies op een redactie, maar fundamentele beginselen blijven overeind, al veranderen ze, met schokken of geleidelijk. Ik ben in 1993 ondermeer weggegaan bij de omroep omdat ik me niet meer kon vinden in de toen gangbare redactionele consensus. U kunt dat nalezen in Bekentenissen van een reactionair (Amsterdam, Atlas, 1994, pp. 11-18, later overgenomen in Alle uitbarstingen, Amsterdam, Atlas, 2001, pp. 13-20), het eerste boek dat ik liet verschijnen na mijn vertrek bij de tv. De diffuse druk wordt uitgeoefend tegen de achtergrond van die mobiele consensus. De mobiele consensus wordt nauwelijks geëxpliciteerd. Wie in een redactie zit, ziet hem vaak genoeg niet. Noem het een vorm van bedrijfsblindheid. Wie buiten een redactie gaat staan, ziet de omtrekken en de bestanddelen van de consensus des te duidelijker. Een tweede manier om feiten en meningen niet toe te laten in de publieke ruimte is de selectie. 74
Jaarboek 2012
Het probleem van de selectie wordt met de dag nijpender. Als ik de stroom van nieuwsberichten en beelden die op de redactie binnenliepen in pakweg 1990 vergelijk met de toevloed vandaag, begin ik te duizelen. Er staat geen maat meer op en de lawines – of noem het orkanen – van nieuwsfeiten en beelden worden met de dag groter, breder, krachtiger. Selectiecriteria zijn dus nog veel crucialer geworden dan ze waren en, geloof me vrij, dertig jaar geleden verzopen we er al in. Ook hier dringt de vraag zich op: zijn we ons bewust van de maatstaven die we aanleggen? Ik geef een voorbeeld om dat te verduidelijken: De Uruguayaanse politieke en sociale filosoof Eduardo Galeano schrijft dat de zuidelijke, armste helft van de planeet via televisie naar de wereld kijkt door de ogen van de noordelingen, die via agentschappen en mediaconcerns nieuwsgaring en –selectie sturen. Dat geldt niet alleen voor de manier van kijken, het is even waar voor de selectie van problemen die aan bod komen (Patas arriba. La escuela del mundo al revés, Madrid, Siglo XXI de España Editores, 1998, p. 361 e.v.). Ik kan dat bevestigen uit eigen ervaring. Toen ik in 2009 in Linz deelnam aan het wereldcongres van PEN, gaf het televisietoestel in mijn hotelkamer ondermeer de Latijns-Amerikaanse tegenhanger van CNN, die heet Telesur. Het was voor mij een openbaring. Om te beginnen zag ik een andere selectie van onderwerpen, om evidente geografische redenen. Maar er waren ook onderwerpen die Telesur evenzeer behandelde als CNN, BBC World of La Cinq. Alleen was de benadering totaal verschillend. Of je het eens bent met die benadering of niet heeft minder belang. Op zulke momenten worden je eigen vooroordelen en blinde vlekken je duidelijk. Je begrijpt niet dat je nog maar een paar dagen eerder dat alles niet zag. Ik vind het probleem van de selectiecriteria vandaag het grootste probleem voor de journalist. Het is het probleem waar je het minste vat op hebt. Hoe je ook spartelt, je verzuipt erin. Tot zover de journalistiek. Ik wil het ten tweede hebben over fictie en poëzie, want dat is toch het werelddeel waarheen ik een jaar of twintig geleden emigreerde. 75
Op het eerste gezicht hebben wij, schrijvers, geen reden tot klagen. De productie van boeken is nog nooit zo uitbundig geweest. En ja, de kook- en tuinboeken vliegen de winkel uit, maar evenzeer is het waar dat er ook nog nooit eerder zo veel literaire boeken verschenen. Toch meen ik een probleem te ontwaren. Misschien zou ik het beter hebben over een vreemde verschuiving. Als je de bestsellerlijsten van twintig jaar geleden vergelijkt met die van nu, dan zie je dat ze vroeger veel evenwichtiger en diverser waren dan vandaag. Vandaag is er een kleine top van absolute bestsellers, genre Fifty Shades of Grey of de Millennium-trilogie, daarna een hele tijd niets en vervolgens wat boeken die een net iets hogere oplage halen dan de boeken die onverbiddelijk gedoemd zijn tot de duisternissen. Op lijsten waar fictie en nonfictie door elkaar staan, vormen vooral de kookboeken één klonter met de fictietop of maken ze de brug naar het niets. De gevolgen voor het uitgeversbeleid zijn volgens mij zorgwekkend. Boeken die de moeite waard zijn krijgen vaak geen kans meer. Dit wil zeggen dat die geschriften nooit of zelden onder ogen komen van potentiële lezers. Ik vraag me af hoe het gesteld is met het systeem van interne subsidiëring dat nog maar een paar jaar geleden bij goede uitgevers gangbaar was. D.w.z. dat de uitgever een klein deel van de grote winst die gemaakt werd met goed lopende boeken (bv. ik zeg maar wat, die van Geert Mak, er zijn meer voorbeelden), gebruikte om boeken die commercieel niets voorstelden, maar waarvan hij vond dat ze absoluut het licht moesten zien, toch te brengen. Of is het zo ver aan het komen dat een boek dat de moeite waard is synoniem wordt van een goed verkopend boek? M.a.w. dat de ruilwaarde de gebruikswaarde vervangt? De substitutie van gebruikswaarde door ruilwaarde is in de brede samenleving al langer aan de gang en richt verwoestingen aan waarvan we de omvang alleen kunnen bevroeden. Het wordt helemaal erg met poëzie. De ruilwaarde van poëzie is, hoge uitzonderingen daargelaten, zogoed als nihil. Nu, dat zullen we geweten hebben. Ik heb onlangs in naam van een zeer goede vertaler gevraagd aan een uitgever of hij/zij niet een bloemlezing uit het werk van Henri Michaux wilde brengen. Michaux is een 76
Jaarboek 2012
van de allergrootste, zo niet de grootste van de surrealistische poëzie en in het algemeen een der grootste dichters van vorige eeuw. Het antwoord luidde kort en goed: “Wij doen geen vertaalde poëzie meer.” De dictatuur van de verkoop, door anderen commerciële censuur genoemd, verontrust me zeer. Ook in deze gevallen is de druk om iets niet onder ogen van het publiek te brengen diffuus. Er is geen dictator in de Nederlanden die boeken openbaar laat verbranden en schrijvers in de ijzers slaat. Evenmin in de taalgebieden om ons heen. We hebben geen dictators meer nodig. De markt doet hun werk. Een dictator kun je bestrijden. De markt bestrijden? Probeer het maar eens. Ten derde wil ik iets zeggen over het aspect wet. Mevrouw Teugels verwijst naar artikel 10 in het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Ik vind dat artikel te beperkend voor vrije meningsuiting. In punt 2 is sprake van voorwaarden, beperkingen of sancties en in dat verband wordt verwezen naar de aantasting van de goede naam. Op grond daarvan kan een beetje advocaat ervoor zorgen dat Yves Desmet en MO* ook door de hoogste beroepsinstantie in het ongelijk worden gesteld. Ik hoor al geruime tijd stemmen opgaan om wettelijke beperkingen op te leggen aan de vrijheid van meningsuiting. Toen ik nog PEN-voorzitter was, is daar een controverse over ontstaan. Naar aanleiding van mijn afscheid als voorzitter heb ik mijn mening gegeven in PEN Tijdingen. Voor alle duidelijkheid, die mening bond PEN Vlaanderen niet. Ze was persoonlijk. Ik vind dat de vrijheid van meningsuiting onder druk staat zowel ter linker- als ter rechterzijde. Rechts gebruikt het argument respect. Voor de deur van de KVS in Brussel protesteerden integristische christenen enkele jaren geleden tegen de opvoering van het stuk Onze Lieve Vrouw van Vlaanderen. Zij hadden bezwaar tegen de affiche. De affiche toonde een foto waarop een vrouw (Maria) de borst gaf aan een kind (Jezus). Het protest kreeg een verdacht kantje toen geopperd werd dat de mevrouw in kwestie een Marokkaanse 77
was. In feite was ze Latijns-Amerikaans. Bovendien beseften de betogers blijkbaar niet dat dit beeld naadloos aansloot bij de eeuwenoude Vlaamse schilderstraditie sinds de Vlaamse primitieven. Die traditie is niet alleen gedrenkt in christendom, zij is tevens, dat vind ik toch, een van de grootste (zo niet de grootste, maar ik wil geen chauvinist zijn) uit de Europese en mondiale beschaving. Ter linkerzijde wordt de vrijheid van meningsuiting bedreigd door de politieke correctheid. Het is een eigenaardige notie, die politieke correctheid. Aangezien het woord politiek valt, mag je je afvragen in hoever dit soort correctheid democratisch gelegitimeerd is. Dat is ze niet. Er is in ons land het verbod op racistische uitingen (ik ben tegen zulk verbod, maar vrees niet, ik ben een democraat en ik zal de wet niet overtreden), maar dat is het zo ongeveer. De politiek correcten gaan zeer ver. Ze willen oude kinderboeken censureren. Sommigen van hen vinden dat bepaalde woorden uit de dikke van Dale moeten verdwijnen. Mevrouw Teugels verwees al naar de (niet alleen volgens mij) lachwekkende discussie over Zwarte Piet. Maar de politiek correcten kunnen daar niet om lachen. Zoals hun rechtse tegenhangers zijn zij niet vatbaar voor tegenargumenten. En dan is er het aspect wet. Ik vind het zeer riskant om de vrijheid van meningsuiting te beperken door middel van wetten. Als je die beperking toestaat, wordt de wet een wapen in handen van de fanatieksten. Van hen die zich altijd opnieuw beledigd voelen. Van hen die iedere zin gaan afspeuren naar mogelijke beledigingen. Met andere woorden, de wet zou de deur open zetten voor willekeur. Welnu, wetten worden juist gemaakt om willekeur te beperken. Ik wil hier even ingaan op godslastering. Ik vind dat godslastering nooit beperkt mag worden door welke wet dan ook. 78
Jaarboek 2012
Het is een bijzonder geval van wat ik daarnet zei over fanatici. Zodra je godslastering beperkt door een wet leg je het oordeel over wat blasfemisch is altijd bij de fanatiekste belijders van de bewuste godsdienst, want zij vinden altijd sneller uitspraken blasfemisch dan de lauwere gelovigen. Dat zou het einde van de vrije meningsuiting betekenen. Voorbeelden zijn legio. Denk aan wat Salman Rushdie heeft moeten doorstaan. En dan te bedenken dat Rushdie te horen kreeg van andere schrijvers (ondermeer John Le Carré) dat hij de dreiging over zichzelf had afgeroepen. Ik ben het dan ook volstrekt oneens met wat mijn goede vriend Luc Huyse tegen mevrouw Teugels heeft gezegd over excessen. Zijn uitspraak verontrust me ten zeerste. Ik probeer even de redenering van Huyse te volgen. Als iemand een opinie neerschrijft (of, in dit geval, een film maakt) die de aanbidders van een of andere godheid mishaagt, moeten deze zeloten alleen maar dreigen met verstoring van de openbare orde en klaar is kees. Dan ligt de schuld van het exces bij schrijver of cineast en zouden zij dus logischerwijze moeten zwijgen. Ik zeg zeker niet dat je de plicht hebt om te provoceren of te blasfemeren. Ik zeg wel dat je niemand het recht mag ontzeggen dat te doen of je levert jezelf en de vrijheid van meningsuiting uit aan de horde geestdrijvers. Huyse vindt het de moeite de vraag te stellen of we hier bezig zijn met het afkalven van de vrije meningsuiting, of we pogingen doen om excessen te corrigeren. Hij heeft het over het heen en weer gaan van de slinger – een ijzeren wetmatigheid voor een socioloog. Ook ik heb een diploma sociologie en ik meen te moeten vaststellen dat de slinger in de richting gaat van het afkalven van de vrije meningsuiting. Daarom vind ik het observatorium dat PEN wil oprichten meer dan een goed idee. Het is een noodzaak.
79
Terugblik op het voorzittersdebat PEN Vlaanderen was van nabij betrokken bij de organisatie van het festival Mind The Book in de Gentse vooruit. Op vrijdag verzorgden we een openingsavond met György Konrád en Guy Verhofstadt (voorafgegaan door een inleidende speech van PEN-voorzitter David Van Reybrouck), ‘s zaterdags een avondprogramma met Bas Heijne, Ian Buruma, Meryem Almaci en Yves Desmet, en ‘s zondags een voorzittersdebat met Albert Bontridder, Monika van Paemel, Stefaan Van den Bremt, Geert Van Istendael, David Van Reybrouck en Bart Van Loo. Het voorzittersdebat werd ingeleid door de 90-jarige Albert Bontridder, de laatste der vijftigers, bejubeld door Boon en oud-voorzitter van PEN Vlaanderen. Hij verbeterde met een kwinkslag moderator Bart Van Loo, die hem had aangekondigd als 92-jarige: “Ik moet nog 91 worden.” Daarna stak hij fluks van wal. Hij eindigde met een gedicht.
Jaarboek 2012
Inleidende toespraak Albert Bontridder ‘Het zal niemand verwonderen mij te horen bekennen dat het geheugen mij kwelt. Wat ik mij herinner en wat ik vergeten ben, loopt hopeloos door elkaar. Zo weet ik niet meer in welke omstandigheden ik bij het PEN-centrum Vlaanderen terechtgekomen ben. Uit de memoires van Jan Walravens weet ik dat hij reeds in het begin van de jaren vijftig de grote bijeenkomsten van PEN International bijwoonde en verslag uitbracht voor zijn krant. Nooit heeft hij mij daarover een woord gezegd. En hij nam toen ook niet de tijd om Het Laatste Nieuws door te nemen. Het staat mij echter nog levendig voor de geest hoe de toenmalige secretaris Willem Roggeman aandrong om mij het voorzitterschap van het Vlaamse PEN-centrum te doen aanvaarden. Ik had niets gevraagd, en ik kon mij ook niet indenken mij voor een dergelijke opdracht kandidaat te stellen. In feite voelde ik mij verpletterd onder de taak die mij te beurt zou vallen, namelijk via poëzie en literatuur de doorstroming te bevorderen van het algemeen menselijk gedachtegoed, het patrimonium van het mensdom, zoals dat heet in het PEN-charter. Over alle grenzen heen, van land tot land, van taal tot taal, in alle omstandigheden van sociale of politieke aard, van oorlog of vrede, wordt van de PEN-leden gevraagd wederzijds de integriteit te waarborgen van elke meningsuiting. Een taak zo veel groter dan het debat op leven en dood dat Jan Walravens op het Congres van Wenen wou afdwingen in naam van de vrijheid. De opdracht bestaat erin het zwaard te vervangen door de pen. In die context heb ik mijn licht proberen op te steken bij de voorzitter van het Nederlandse cen81
Albert Bontridder, oud-voorzitter van PEN Vlaanderen, publiceerde gelauwerde dichtbundels als Hoog water (1951) en Zelfverbranding (1971). Hij werkte daarnaast als architect. Zijn laatste dichtbundel heet Wonen in de vloed (2012).
trum, Gerrit Borgers, en zijn homoloog van het Franstalige PENcentrum, Robert Goffin, die mij met open armen ontvingen en mij wegwijs maakten in de arcanen van de organisatie. Ik deed dus wat ik kon om de toenadering van de mij toegankelijke dichters te bewerkstelligen en vertaalde eigenhandig Nederlandse poëzie in het Frans, en omgekeerd. Van de elf bundels waarbij ik betrokken was tussen 1975 en 1988 onder het kenteken ‘Flemish PEN-Center’ heb ik er vijf voor mijn rekening genomen, met titels als Een brug slaan – jeter un pont en Het woord delen – Partager la parole die aan duidelijkheid niets te wensen overlaten. Dat alles zou uiteraard niet mogelijk geweest zijn zonder de steun en de toewijding van de PEN-leden Jan Emiel Daele, Lucien Van Gansbeke en zo vele anderen. Met ontroering herinner ik mij ook de verschillende congressen en conferenties van PEN International waaraan ik heb kunnen deelnemen. Olga, mijn Tsjechische echtgenote, vergezelde mij meestal. Zij was de levende belichaming van de koude oorlog die toen heerste. Waar wij ook kwamenm in Parijs, Londen, Hamburg, Stockholm, Montréal of Sydney, overal kon zij contact aanknopen met landgenoten in ballingschap, verjaagd of uitgewezen onder de Duitse bezetting, en onmiddellijk daarna vluchtend voor het Sovjetregime. Ondertussen hield ik eraan, scrupuleus elke zitting bij te wonen en getrouw verslag uit te brengen over de debatten, die grotendeels formeel en steriel bleven. Tegenover het streven van de westerse afgevaardigden een autonome meningsuiting van schrijvers en journalisten ingang te doen vinden, bleef het Oostblok haar ideologie verdedigen, met als argument: ‘Liberté oui, mais pour quoi faire?’ Al bij al een dovemansgesprek. Na de zelfopoffering van Jan Palach, de Praagse student die met enkele vrienden de dwangbuis van het ideologisch denken wou doorbreken, duurde het nog twintig jaar voor aan het begin van een oplossing gedacht kon worden.’
82
Jaarboek 2012
Palach Albert Bontridder Je bent de eerste noch de laatste die de stenen naar de barricade draagt en bloemen ruilt met de muren van de stad. De nieuwe mens wil menigvuldig worden, een ik, een zelf, een zijn met een vertakte kruin. Een velerlei waarin het laatste naar het eerste stijgt, van top naar wortel pelgrimeert, van moederkluis naar roversnest, samen naar gebalde vrijheid. Het vlucht het zelf in het vermenigvuldigd hier, ramt de poorten van de plaatselijke kerk, dooft de vlam op het altaar van verwachting. Het werd afwezig als de eerste dag, verleden in de vrouw en moeder, toekomstig en reeds stervend in ongeboren zonen, vergrendeld in een huis waar brood en melk ontbreken. Het rolt omver de hielen van de groep, onder de Minotauros van ijzer en gekerm, alleen en toch de roes van velen, plaveisel dat niet weet aan welke straat haar naam gegeven werd. Het weet niet welke knie zal buigen, noch welke hand aanvaarden. Het schrijft vergeefse woorden op het scherm van humorloze cineasten. 83
tien jaar penschrijversflat
Jaarboek 2012
Van Antwerpen naar Azerbeidzjan: 10 jaar PEN-flat Sven Peeters Het is alweer een decennium geleden dat Tahar Ben Jelloun als allereerste resident werd verwelkomd in de PEN-flat. Intussen zijn een honderdtal auteurs vanuit de hele wereld te gast geweest in Antwerpen, is de flat drie keer verhuisd (de laatste keer één verdieping hoger) en barst het gastenboek letterlijk uit z’n voegen van de opgetekende verhalen en de Babylonische spraakverwarring. PEN Vlaanderen besloot om van die tiende verjaardag een keerpunt te maken. We willen voortaan nog meer inzetten op noodhulp, en besloten de flat voor een langere periode dan het gemiddelde maandverblijf open te stellen voor een schrijver in gevaar. Daarvoor zochten we reeds in 2011 contact met de Noorse organisatie International Cities of Refuge Network (ICORN), die de afgelopen jaren een wereldwijd netwerk uitbouwde van vluchtsteden waar bedreigde schrijvers tijdelijk op adem kunnen komen. PEN International is al langer partner van ICORN. Zo gebeurde het dat begin januari 2012 Mirze Sakit en zijn tienerzoon Cahandar arriveerden in België. Sakit is een dichter en journalist uit Azerbeidzjan die omwille van zijn kritische teksten over het regime van Ilham Aliyev in de gevangenis heeft gezeten. Zijn familie, vrienden en collega’s kregen bedreigingen. Mirze moest zijn land verlaten en nam zijn zoon, voor wiens leven hij vreesde, mee. Zo kwamen ze in de Antwerpse PEN-flat terecht. Het werd PEN Vlaanderen snel duidelijk dat de opvang van zo’n auteur veel meer inhield dat het louter aanbieden van een bed, een schrijfta85
Sven Peeters, beheerder van de PEN-flat, is leraar NT2 en freelance schrijver met bijzondere interesse voor de Balkan. Hij is auteur van de Belgradogids Het Kafana-Tribunaal (2006, samen met Jelica Novakovic), en beheerder van de blog Balkanboeken.
Jelena Grujic in gesprek met Sven Peeters
fel en wat leefgeld. Cahandar moest naar school, Mirze besloot om politiek asiel aan te vragen, we zochten en vonden nuttige contacten in de Azeri-diaspora in de lage landen, er was nood aan psychologische hulp. Dit pioniersproject was in alle opzichten een confronterende maar leerrijke en erg relevante ervaring. Bovendien, met dank aan het Eurovisiesongfestival, kreeg Mirzes verhaal veel bijklank in de landelijke pers. Maar het verhaal is nog niet afgelopen. Mirze kreeg na de PEN-flat onderdak in een Brussels asielcentrum, vervolgens in Kapellen. We hielden de hele tijd contact. In november, iets minder dan een jaar na zijn aankomst in België, werd Mirze politiek asiel verleend. Hij woont nu met zijn zoon in Antwerpen en heeft eindelijk zicht op een normaal en veilig leven. In mei kwam de Roemeense dichteres Carmelia Leonte op bezoek. Ze leest en schrijft mystieke poëzie. In België zag ze haar oude vriendin Lut De Block terug en dook ze in de archieven van het Letterenhuis. Terug in Roemenië publiceerde ze een essay over Ruusbroec en Hadewijch. Ze kwam in de eerste plaats naar Antwerpen op zoek naar dialoog, een goed gesprek met collegaschrijvers en medemensen. Uit haar mails achteraf blijkt hoe belangrijk de kortstondige vlucht naar België is geweest voor Leonte, die leeft in een ontwricht land vol onbegrip en naijver. In het gasten86
Jaarboek 2012
boek schreef ze: ‘le dialogue reste la preuve de la normalité’. Zelfs die schijnbare evidentie is er niet in haar land, aldus Leonte. Maritza Buendía uit Mexico kwam om inspiratie op te doen voor haar volgende roman, een erotisch verhaal dat het protagonistenkoppel langs enkele Europese steden voert, waaronder Antwerpen. Zelf ging de auteur ook nogal op in de stad en het PEN-verblijf, getuige daarvan een bericht dat ze schreef toen ze ’s nachts veilig en wel in de flat was teruggekeerd: “I am PEN now”. De Congolese theaterschrijver Marc-Antoine Vumilia heeft er een onwaarschijnlijk decennium op zitten. Nadat hij valselijk beticht was van deelname aan het moordcomplot tegen Kabila belandde hij in 2001 in de beruchte Makala-gevangenis van Kinshasa, waar hij negen jaar moest zitten. Hij slaagde erin om er clandestien te filmen én te ontsnappen verkleed als vrouw. Hij kreeg asiel in Zweden. In de PEN-flat voleindigde hij het theaterstuk L’Odyssée d’un fantôme dat later op het jaar al op de bühne van de KVS werd opgevoerd. In een interview met het Franse cultuurmagazine Les Inrocks praat Vumilia enthousiast over de productiviteit die de PEN-flat hem bracht, over zijn allereerste friet met mosselen in de schaduw van de kathedraal en het portret van Lieve Joris die zich een maand lang over zijn schrijfsels boog. Die beelden beschreef Vumilia in het gastenboek: ‘(…) windowshoppen langs de gevels van antiquariaatszaken, dromen bij standbeelden en kerken, joggen aan de oevers van de Schelde, elke ochtend en avond door het raam kijken naar het Justitiepaleis aan de overkant, de uitgelezen streekbieren proeven (…), nachten zonder slaap voor het computerscherm, onder de mysterieuze glimlach van Lieve Joris, daar boven m’n hoofd… Dat was allemaal nodig om eindelijk om mezelf heen te kunnen, om omheen de pijn van m’n land te kunnen en om uiteindelijk vorm te kunnen geven aan L’Odyssée d’un fantôme (…)’ Ook de volgende gast kende een onverwacht productieve periode tijdens z’n verblijf in augustus. De jonge Franse scriptschrijver Julien Bal, thuis in gans Europa, van Brussel tot Istanbul, van Sarajevo tot Rome, legde in Antwerpen de laatste hand aan zijn debuutroman, waarvan straks een voorpublicatie verschijnt in het literaire tijdschrift Gierik. Gierik & NVT publiceert vanaf dit jaar 87
Maritza Buendia (Mexico) in de PEN-flat
om de twee nummers een tekst van een PEN-resident. Zo’n resident zorgt telkens voor een handvol onvergetelijke anekdotes: Bal ontdekte Louis Paul Boon in een Antwerpse pittabar en stond twee maanden later op het podium tijdens de Boonmarathon van De Buren. In een zomertuin te Borsbeek werden mooie boeken uitgewisseld. En de flatverantwoordelijke veranderde in een romanpersonage. In september kwam de grote en gelauwerde Argentijnse dichter Rodolfo Alonso op bezoek. De Pen-flat bood wat de 78-jarige auteur nodig had om enkele dichtbundels samen te stellen en te redigeren: rust en stilte. In 2013 levert hij een bijdrage aan het Latijns-Amerikaanse themanummer van Gierik. De Servische onderzoeksjournaliste Jelena Gruji´c schreef voor het vorige PEN-Jaarboek een stuk over de arrestatie van Radovan Karadži´c. Dat artikel sluit naadloos aan bij het boek waaraan ze verder werkte tijdens haar verblijf in de PEN-flat in oktober, dat handelt over vluchtelingen en verzoening in de regio van ex-Joe88
Jaarboek 2012
goslavië. Ze engageert zich ook voor het regionale verzoeningsproject Rekom en gaf daarover een lezing aan de universiteit van Leuven en een interview in de Antwerpse boekhandel De Groene Waterman (waar PEN-residenten kind aan huis zijn). De Nederlandse faction-schrijver, journalist en bloemlezer van vergeten schrijvers Joris van Casteren, ondermeer bekend van zijn Lelystad-kroniek, wil graag nog eens terugkomen naar de flat. Hij schreef er maar liefst 40.000 woorden en kwam enkel buiten om te gaan eten (en even naar Amsterdam om er zijn zieke kroost te gaan verzorgen). Ja, Nederlanders houden van Antwerpen. En niet alleen omdat ze er kunnen gaan winkelen op de Meir. Dit PEN-flatjaar mochten we afsluiten met het verblijf van een groot, ontluikend talent uit de Arabische wereld. De Palestijnse dichteres, journaliste en voormalig nieuwsanker in Gaza, Fatena Al-Ghorra, vluchtte een paar jaar geleden naar België omdat ze in haar land werd tegengewerkt door de radicale Hamas. Ze werd onder de vleugels genomen door ZebrArt, een initiatief van Vluchtelingenwerk Vlaanderen dat gevluchte artiesten helpt om deel te nemen in het Vlaamse culturele leven. PEN Vlaanderen werkt sinds dit jaar nauw samen met ZebrArt, met de bedoeling ook gevluchte auteurs hier bij ons ondersteuning te bieden. In 2013 brengen we een vertaling van Fatena’s gedichten, om haar zo op de Vlaamse literaire kaart te zetten. Verder in dit Jaarboek kunt u kennis maken met deze veelbelovende dichteres. In 2012 kwam een aantal oud-residenten in de pers terecht. De Turkse schrijfster Zeynep Köylü publiceerde een tekst over Antwerpen (en de PEN-flat) in Met gesloten ogen. Zwerven door Amsterdam, Istanbul en Antwerpen (Van Gennep, 2012). PENbestuurslid Annelies Verbeke leverde daarin een bijdrage over Istanbul. Dichter, vertaler en België-kenner Will Stone (GB) publiceerde een essay in Gierik en gedichten in Deus ex Machina. In 2013 zetten we verder in op het bieden van noodhulp. Zo zal de flat vanaf juli 2013 gedurende een jaar worden opengesteld voor de opvang van een auteur in nood. We zijn in voortdurend contact met ICORN, en krijgen binnenkort te horen welke auteur in aanmerking komt. De PEN-flat blijft zo een plek van rust en veiligheid. 89
Mijn verblijf in de PEN-flat Mirze Sakit Op 3 januari 2012 kwamen mijn zoon Cahandar en ik op uitnodiging van PEN naar België.
Mirze Sakit is een dichter en journalist uit Azerbeidzjan. Na een reeks kritische teksten over president Aliyev belandde hij in 2006 na valse aantijgingen in de gevangenis. Begin 2012 kregen Mirze en zijn zoon, in samenwerking met ICORN, discreet opvang in de PENschrijversflat. Intussen heeft Sakit in België politiek asiel verkregen. Vertaling: Mustafa Kör en Isa Yusibov
We werden op de luchthaven onthaald door PENbestuurslid Sven Peeters en zijn collega Peter Vermeersch. Van daaruit trokken we samen naar Antwerpen. PEN had vooraf een huis voor ons geregeld. Het was voorzien van alle benodigdheden. Daarnaast konden we maandelijks beschikken over een bedrag van 1000 euro. In korte tijd is ervoor gezorgd dat mijn zoon hier school kon lopen. Het plan was dat we na vier maanden tijd het huis weer zouden verlaten. Na het overdragen van het huis zijn we bij het Brusselse commissariaat gaan aankloppen voor tijdelijk onderdak. Ik kreeg bedreigingen. De veiligheid van mijn zoon was in gevaar. Ik wil hierbij vermelden dat de Azerbeidzjaanse overheid mij omwille van mijn teksten in de periode 20062009 onder streng toezicht hield. Het Commissariaat stuurde ons naar een kamp in Brussel. Ik wil het volgende zeggen: ik heb heel wat afgezien tijdens mijn leven. Mijn zoon daarentegen kon niet wennen aan het leven als vluchteling, maar geleidelijk aan werd hij het ook gewoon. Na vier maanden in het kamp werden we naar een vluchtelingenhuis in Kapellen gebracht. In die periode heeft PEN zich om ons bekommerd. We hebben twee keer contact gehad. Ook met de PEN-voorzitter, de heer David Van Reybrouck. Mijn zoon was erg onder de indruk van hem. Later vertelde hij me dat hij mijnheer Van Reybrouck heel aardig vond. Na drie interviews met het Belgische Commissariaat kregen we een wettelijk statuut om in België te mogen verblijven. Dus heb ik een huis in Antwerpen gehuurd, waar ik tot op heden met mijn zoon woon. 90
Jaarboek 2012
Ik mag dan Azerbeidzjan verlaten hebben, dagelijks nog schrijf ik over mijn land op het internet. Dat wordt me niet in dank afgenomen door de autoriteiten ginder. Toch zal ik mijn kritische teksten over het autoritaire regime schrijven en zal ik dat ook in de toekomst blijven doen. Tot nu toe heb ik twee boeken gepubliceerd. Er zitten er nog drie in de pijplijn. Twee daarvan zijn dichtbundels. Ik schrijf in mijn boeken over de dingen die ik meemaak, hoe de mensenrechten met harde hand worden neergeslagen. In de mij resterende tijd in België wil ik mij verdiepen in de wetten van de Europese landen en hierover rapporteren aan mijn vrienden in Azerbeidzjan. Ik volg momenteel een integratiecursus in Antwerpen, wat mij erg bevalt. Ik zou de Belgische overheid willen bedanken voor hun gastvrijheid en aandacht. Grote dank ben ik verschuldigd aan PEN Vlaanderen, hun voorzitter David, Sven en de tolk Maarten. Mirze Sakit, januari 2013
Mirze Sakit in gesprek met Kristof Clerix en tolk Daria Trinda
91
Aan de zangers van het Eurovisie Songfestival Mirze Sakit Komt u maar, wees welkom, Deelnemers van Eurovisie, Komt u maar naar onze hoofdstad, Vergeet niet mensenrechten en gerechtigheid mee te nemen Terwijl u hier komt. Anders zullen mensen teleurgesteld zijn. En houdt al uw geld in de gaten, Want u kent onze president nog niet. Als u maar eventjes stilstaat bij mensenrechten, Als u het lied voor democratie kunt gaan zingen, Wees dan welkom. Al veertig jaar heeft alles, mensenrechten en muziek, De kleur van olie. Tranen vloeien hier voort, Wimpers van velen zijn nog nat, En de ogen van de kinderen tonen verdriet. Juist die ogen kijken heel bang naar forse agenten in uniform, Juist die ogen zijn gericht op de deuren van gevangenissen, Liederen van dit land hebben meer verdriet dan liefde, Want tot op de dag van vandaag heerst de Aliyev-dynastie. Geachte zanger, kom dichterbij, dan stel ik me voor: Ik ben Arif Hajili, stop even met zingen en luister wie ik ben, Ik ben het symbool van vrijheid voor mijn land. Ja, omdat ik vecht voor vrijheid ben ik heel zuur Op het menu van piraat Ilham Aliyev, onze dictator, Ik ben het symbool van vrijheid voor dit land!!! Kijk naar deze moedige meneer naast mij in de cel, Hij heet Muhammed Majidli!
92
Jaarboek 2012
Kijk, hij die daar staat, Dat is Bakhtijar. Rechts van hem staat heel moedig Onze grote vriend Zoelfoekjar. Links daarvan zie je jonge helden Ulvi, Rufat, Babak. En allemaal hebben ze één wens: Vrijheid voor hun land en landgenoten En hij daar die al zeven jaar vastzit in de koude gevangenis Is Ruslan Basjirli. Kijk goed naar die cel daar, Degene die het volk wakker wil maken, Dat is Elnur Majidli! Geachte zanger! Als uw komst goed bedoeld is, Terwijl u zingt en oprecht grijnst, Kijk dan goed! Dan zul je een held zien die geboeid in een cel zit, Dat is Tural Abbasli, Hij zit daar omdat hij ook wou zingen voor vrijheid en democratie… Zing voor gerechtigheid, zing voor Ahad Mamedli Die alle onmenselijke trekken van dictatuur heeft ervaren! Je liedje doet mee aan een festival, Maar als je hier bent zul je zien Dat mensen steeds meer rimpels krijgen van ellende. Kijk daar, hij heet Arif Alisjli. Zolang deze dynastie leeft, Zullen zij dit volk onderdrukken. Want hun leider zei ooit: ‘Azeri’s zijn tolerant, zij accepteren alles.’ Geachte Eurovisie-zanger, Wens voor democratie, Dat moeten wij samen met jou delen. Zoals deze meneer Sahin Hasanli dat wou doen. Zing op het podium iets over vrede 93
En misschien ben je verplicht Om iets moois over dictatuur te zeggen Wat een ironie. Dat iemand die het licht is voor velen die onderdrukt zijn Nu zelf verdrietig in de cel zit.. Dat is Vidadi Isgandarli Aliyev spreekt kwaad, En zijn beleid is nog erger. Toch doet hij zich humanistisch voor, Mensen die op het plein democratie willen Worden wel inhumaan behandeld. Zoals deze meneer hier in de cel, Hij heet Sahib Karimov… Geachte zanger, doe maar blij, ga feesten Op het carnaval van onze dictator En wij hier… In de gevangenis Zullen blijven zingen voor vrijheid, democratie en mensenrechten Met universele toontjes uiteraard. En wij zullen hier in de cel Tot het eind strijden tegen het autoritaire regime!!
94
Jaarboek 2012
Open brief aan Iris Sven Peeters
Beste Iris, Je bent vandaag in het oriëntaalse Bakoe, dat in deze dagen wel moet lijken op een sprookje uit Duizend-en-één-nacht. Ten minste voor die vele buitenlanders, die er als koninklijke gasten worden onthaald. Gastland Azerbeidzjan, dat dit jaar ‘s werelds beroemdste liedjesfestival mag organiseren, heeft geen cent of oliedruppel gespaard om een beste beurt te maken. Beste Iris, mag ik je C. voorstellen? C. is een leeftijdgenoot van je uit Bakoe. Hij kwam begin januari samen met zijn vader Mirze Sakit naar België. Sakit is journalist en dichter, eigenlijk een soort zanger en dus een collega van je. Maar terwijl al die buitenlanders in Bakoe luidkeels hun gezongen boodschap verkondigen, is dat voor de Azeri zelf verboden. Het minste woord van kritiek op de Aliyev-clan komt je op bedreiging of gevangenisstraf te staan. Sakit wilde zijn mond niet houden en kreeg drie jaar gevangenis. Vervolgens hield hij zijn mond nog altijd niet en begonnen de bedreigingen. Sakit is geen bangerik, maar wat doe je als ze aan je kinderen willen raken? Dan vlucht je en kom je bijvoorbeeld in België terecht, waar PEN Vlaanderen een tijdelijke opvang kon regelen. Auteurs in de bres voor auteurs. Sakit en C. kregen de afgelopen vier maanden onderdak in de Antwerpse PEN-flat. Beste Iris, ik weet niet wat je allemaal in je koffer meegenomen hebt naar Bakoe, maar ik zag wel wat er in de weinige bagage van Sakit en C. zat. Een recente foto uit de krant van 18 (!) collega95
Gepubliceerd in De Morgen op 22 mei 2012
journalisten die in de gevangenis waren gezet. Een paar exemplaren van Sakits dichtbundel, die in zijn land verboden is. En verder enkele foto’s van vrouwlief en C.’s grote zussen, die achterbleven in Azerbeidzjan. Jij hebt in Bakoe een retourbiljet op zak, maar C. loopt nog steeds rond met een enkeltje, zeker nu zijn vader politiek asiel heeft aangevraagd in België. Op hetzelfde moment dat jij je liedje instudeerde, begon C. zijn eerste woorden Nederlands te leren. Terwijl jij begin dit jaar druk aan het repeteren was, bekwam C. van de eerste cultuurschok. Voor C. is België het eerste buitenland. En reken maar dat hij geen postkaartjes naar huis stuurt met ‘We amuseren ons hier goed’. Beste Iris, hoewel het verboden is in het land waar je nu toeft, wil ik toch enkele verzen citeren van Sakits gedicht dat hij schreef voor jou en je Eurovisie-collega’s. ‘Komt u maar, wees welkom Deelnemers aan Eurovisie Komt u maar naar onze hoofdstad. Vergeet niet mensenrechten en gerechtigheid mee te nemen Als u hier komt. Anders zullen de mensen teleurgesteld zijn. En houd al uw geld in de gaten Want u kent onze president nog niet. Als u maar eventjes stilstaat bij de mensenrechten Als u een lied ter ere van de democratie gaat zingen Wees dan welkom. Al veertig jaar heeft alles, mensenrechten en muziek, De kleur van olie.’
Het magische woord is eruit, Iris. Met olie kun je alles afkopen: het duurste liedjesfestijn ooit én de mensenrechten. Schreeuwde half Europa moord en brand om de mishandeling van één oppositielid in Oekraïne, over oliestaat Azerbeidzjan en zijn honderden bedreigde, gevangengenomen of vermoorde critici amper een woord.
96
Jaarboek 2012
Would you? ‘But what would you do when my house was empty? My life in a bag and away from you’ Zing, beste Iris, zing met luide stem daar in Bakoe. Zodat C. het tot in Brussel kan horen. Hij zal zich herkennen in je woorden over lege huizen en je hele leven in een koffer bijeengepakt en weg, ver weg van jou daar in Bakoe. Zing, Iris, open je mond. In het besef dat het in Azerbeidzjan een halsmisdrijf is en dat je Azerbeidzjaanse leeftijdgenoot C. daarvoor langdurige verbanning heeft gekregen.
97
Drie gedichten Fatena al-Ghorra
1.
Fatena Al-Ghorra werd geboren in de bezette Palestijnse gebieden, en werkte er als nieuwsanker en radiopresentatrice. In 2009 vluchtte ze. Vanuit België maakt ze artikels voor Al-Jazeera en andere nieuwssites. Daarnaast publiceerde ze verschillende dichtbundels. Ze schrijft in het Arabisch, maar werd vertaald in het Spaans, Frans en Italiaans. De hier gepubliceerde gedichten werden naar het Nederlands vertaald in opdracht van Passa Porta voor de literaire avond ‘Berichten uit Newtopia: schrijvers over mensenrechten’, die plaatsvond in Mechelen op 16 november 2012.
Alle huizen zullen onontkoombaar ontwaken ik zal in de straten lopen en kloppen op iedere deur ik bekogel de ramen met stenen ik verlicht de straten en roep dat ze in brand staan Geen slaap voor jullie beiden geen gelach geen dans geen liederen meer geen hand die streelt of ademloze kussen achter de deuren Ik zal roepen: word wakker uit jullie slaap, luiaards al wie geniet van de smaak van de dageraad sta op vanmorgen en vanavond laat ik niemand met rust Zelfs de doden in hun graven spit ik met mijn tanden op en ik trek de hartstocht uit hun verrotte huid ik schreeuw naar al hun gedaantes: sta op, jullie sukkels Dan ben ik wakker.
Vertaling: Klaartje Nijland
98
Jaarboek 2012
2. ….. Ik ben de wind, mijn schat ik dring zonder je toestemming je poriën binnen ik maak de opeenstapeling van eenzaamheid die je samenbindt schoon en geef je het leven Ik ben het water ik kom neer op je hart en blus de brandende dorst van de beproevingen ik doordrenk je en geef je speeksel een zoetheid waar vrouwen naar verlangen Ik weet waar je heen gaat en wacht tot je terugkomt en met het gejammer van mijn benen die de geringste pijn voor jou vertrappen ben ik de weg Ik ben het boek waar je het meest van houdt je slaat mij om met je slanke, door inkt bevuilde vingers, en je speeksel heeft ze bevochtigd om ze opnieuw op mij, mijn lichaam, neer te doen komen je kijkt aandachtig naar mijn bijzonderheden met verwondering en genegenheid en als je je toevlucht zoekt tot je lege bed slaap ik in je armen ik zet je in vuur en vlam tot je verandert in as Ik ben wijn je kiest me uit met de zorg van een liefhebber je laat me rijkelijk stromen en je hoofd wordt duizelig ik benevel je en ik word dronken van jou maar jij noch ik lessen onze dorst
99
En ik ben je moeder ik heb je in mijn schoot ontvangen ik heb je verborgen in mijn binnenste en boven je de openingen waardoor de pijn heimelijk bij je binnendringt gesloten ik aanvaard de zweepslagen op mijn rug opdat ze jou niet te pakken krijgen ik verdraag de klappen en de afmatting van mijn lichaam door jou opdat de eenzaamheid je niet kan kwetsen ik zing voor jou, en jij woont ongeboren in mijn adem.
100
Jaarboek 2012
3. Een gezicht van marmer… een vermoeide god Als een kleine god wiens bestaan steeds meer verengt en wegglipt uit de kracht van de geschiedenis, die treurt en zijn gezicht dat ritueel gewassen met de nectar van al wie onverschillig is voor het smalle pad en de hardvochtigheid van zijn voorkomen opvalt op het balkon der meningen en treurt Een nietige god die de wreedheid van zijn vele fouten, waar hij ook ging, bedekt met het trillen van zijn onderlip en die treurt Een nietige god die uit het duister van het verlangen een taal spreekt die al wie de weg van bevrijding doorlopen zingen als een lied van troost ….. Uit alle hoeken en gaten komt er wel een god tevoorschijn de bizarre god de wenende god de bedroefde, vermoeide god.
— Je marmeren gezicht waar de beproevingen hun tanden in [hebben gezet je bent bang voor je angst, jij je beeft in je hol, jij verbannen uit je paradijzen… je raakt verstrikt tussen de verwensingen en de vleierijen op de lippen van de propagandisten. — Je geloofde dat je nieuw leven gaf en de fakkel van het vroegste verlangen en dat je de tranen van de smekende nimfen kon doen [ontkiemen
101
— Je geloofde de voorspellingen van de waarzegsters, dat hun uitgestoken arm de wolken doet branden dat zij met een traan droog land doen ontkiemen en dat hun zwart gemaakte wimpers het duister van de zeven [hemelen en werelden schoonwassen — Je schonk geen aandacht aan wie binnendrong in het schijnsel van je licht aan de obstakels achter je hielen die het bot van je benen wegvraten tot een brosheid ternauwernood zichtbaar — Je was een gewillig oor voor de zeemeerminnen die jou rozen en aromatische planten influisterden en je was doof voor de oogverblindende gloed, gericht op je [schone gezicht telkens als die naderde groeiden er geurende kruiden en rozen en de zeemeerminnen verleidden je met hun haren die golfden [als snoeren in nooit verschietende kleur en met hun borsten die je maagdelijkheid stalen en het branden van je hart deed jou je ogen verder neerslaan en de doofheid werd nog erger — Geboeid was je door je monden die melk en honing doen [vloeien en door je vingers die de doden dopen in het licht van je duisternis het licht, dat hen eerst heeft misleid, en, de zee verlatend de zeilen strijkt terwijl jijzelf hen vergeet — Je rekende op de voortzetting van je handelen de aanval van je troon en op hen die zich wentelen in jouw verheerlijking van zon [en maan en die de straten plaveien met kiezels en klinknagels en terwijl je vertrouwde op hen die de knuppels van je geliefde [tirannie kneedden vermaakte jij je uitbundig met je slaven in jouw wereld meer en meer tot je troon met jou in stukken brak. 102
Jaarboek 2012
‘Een kleine god die verantwoording aflegt van zichzelf zijn polsslag het bonzen van zijn hart het trillen van zijn wimpers van zijn dagelijkse onnadenkendheid zijn wispelturigheid de onschuld van zijn tijd en de vlekken op zijn huid die verantwoording aflegt van zijn lust, een nietige god die zich heeft teruggetrokken op een plek in het oosten en wegkruipt, overziet zijn zonden en zijn lichtzinnigheid wordt hem door het hele universum vergeven….’ Zo hebben de voorbijtrekkende herders voor jou gezongen zij alleen hebben je gekend en in je geloofd zij alleen hebben jou een offer gebracht een aandenken een tempel een gebed Alleen zij hielden van jou en gaven je het recht op vergissingen en het patent op vergiffenis alleen zij voltooiden de weg naar jou in de cadans van het lied dat ze voor je zongen een kleine, vermoeide god een eigenaardige god een nietige god nietig
103
‘PEN-Schrijversflat is meer dan ooit nodig’ Een interview met Tahar Ben Jelloun, tien jaar geleden de eerste gast in de PEN-flat Door Ingrid Vander Veken
Ingrid Vander Veken was jarenlang bestuurslid en ondervoorzitter van PEN Vlaanderen. Tien jaar geleden lag zij aan de basis van de PEN-schrijversflat. Ze publiceerde onder anderen Papavers (1997), Zestig. Een dagboek (2009) en Aankomen in Bali (2011).
Tien jaar bestaat de PEN-Schrijversflat. Talloze buitenlandse auteurs verbleven er op zoek naar rust of veiligheid. De eerste was de Frans-Marokkaanse auteur Tahar Ben Jelloun. In het gastenboek schreef hij bij de opening: ‘Une maison est un livre ouvert. Faisons de ce livre une maison d’hospitalité et de liberté’. Over de vraag of er nog altijd even veel nood is aan zo een auteursverblijf als toen, moet hij geen twee keer nadenken: ‘Natuurlijk, en dat zal ook nooit veranderen!’
Ben Jelloun: ‘Een verblijf als de PEN-Schrijversflat is van onschatbare waarde, niet enkel voor jonge schrijvers die behoefte hebben aan rust en stilte om te werken, maar ook voor oudere auteurs die zich een poosje willen terugtrekken. Ik ben er overigens stellig van overtuigd dat zo een plek ook invloed heeft op wat je schrijft. Het is geen hotelkamer en het is niet je eigen werkkamer. Het heeft een heel eigen neutraliteit.’ ‘En uiteraard is zo een residentie ook van groot belang voor vervolgde auteurs. Ook al depanneert ze hen slechts tijdelijk en biedt ze geen echte – lees: definitieve – oplossing. In deze tijden, waarin de onverdraagzaamheid steeds groter en frequenter wordt, zou ze wel eens meer dan ooit nodig kunnen blijken.’ ‘Kijk naar het jongste boek van Salman Rushdie (nvdr, Joseph Anton, A Memoir), waarin hij vertelt wat hem overkomen is en nog steeds overkomt. De pijnlijke omstandigheden, waarin hij verplicht was 104
Jaarboek 2012
te leven en te werken, enkel en alleen omwille van zijn verbeelding. Want laten we wel wezen: op geen enkel ogenblik heeft hij één vinger naar iemand uitgestoken.’ ‘Soms lijkt het wel alsof met de tijd de vrijheid slinkt en de onvrijheid toeneemt. En dat terwijl wij een aantal vrijheden voor verworven hielden. Het is verschrikkelijk.’ Verbaast het u? Ben Jelloun: ‘Nee. Ik heb altijd geweten dat de menselijke natuur tot alles in staat is. Zij is een bron van genialiteit, die de prachtigste poëzie en muziek voortbrengt. Maar zij ligt net zo goed aan de oorsprong van de grootste ellende, de meest verschrikkelijke gruwel. Het meest verrast me nog onze illusie dat we het kwaad de baas kunnen.’ De grootste schreeuw om vrijheid van de voorbije maanden kwam uit de Arabische wereld, die u zeer aan het hart ligt. Heeft die u verrast? Ben Jelloun: ‘O ja. Die heeft de hele wereld verrast. Maar nog veel meer verrast mij hoe deze opstand vervormd is. Dit was een uitbarsting van woede, waarin er geen plaats was voor religie. En kijk hoe alles intussen gerecupereerd is.’ ‘Daar zullen we doorheen moeten, om de vrijheid te bereiken waar dit allemaal om te doen was. Er zijn nog te veel vastgeroeste geesten. Religie verleidt de mensen met mythes, legenden en sagen. Het secularisme doet dat met vrijheid en realiteit. En dat laatste is veel moeilijker.’ Democratie laat zich niet naar overal ter wereld exporteren, is dan het veelgehoorde argument. Ben Jelloun: ‘Democratie is meer dan opsmuk of techniek. De Arabische landen hebben geen democratische cultuur. De techniek hebben sommige wel verworven, maar de daarmee samenhangende waarden niet. Dat zijn nochtans universele waarden, die op alle staten en op iedereen toepasselijk zijn. Waarden, die betrekking hebben op buren, op families, op wat zich binnenshuis afspeelt. Daarom zijn de rechten van de vrouw een goede maatstaf voor een democratie. Net zoals de rechten van minderheden dat zijn.’ Kan het westen hierbij helpen? Ben Jelloun: ‘Het westen verkeert zelf in crisis, zowel moreel als financieel. Dan kijk je niet naar elders.’ 105
Tahar Ben Jalloun bij de opening van de PEN-flat.
‘Neem wat er gebeurt in de Gazastrook. Het is haast banaal geworden een moslim te doden, alsof eentje meer of minder er niet toe doet. Terwijl de Palestijnen een bezet volk zijn dat zich verzet, zoals de Joden dat ooit zelf hebben gedaan.’ ‘De banden tussen oost en wet zijn altijd commercieel geweest. Het waren zakelijke relaties. Compliciteit, intellectuele verwantschap, gemeenschappelijke waarden, zijn er zelden aan te pas gekomen. Om olie en dollars ging het, niet om humanitaire belangen.’ Bent u nu niet erg pessimistisch? Ben Jelloun: ‘Nee ik ben realistisch’ En wat vermag de literatuur tegen zoveel hopeloosheid? Ben Jelloun: ‘Literatuur is bescheiden, maar ze kan wel een en ander bereiken, als ze erin slaagt mensen te raken, ze te doen nadenken.’ Is dat wat u hebt geprobeerd met L’étincelle, uw essayboek over de Arabische lente? Ben Jelloun: ‘Inderdaad. Ik wilde portretten van dictators schetsen, maar ook individuele gevallen van verzet daartegen, waarmee mensen zich konden identificeren.’ Gelijktijdig publiceerde u het uitgesproken literaire Par le feu, waarin u in de huid kruipt van Mohamed Bouazizi, de straatventer die met zijn 106
Jaarboek 2012
zelfverbranding deze revolte ontketende. Bij de opening van de PEN-Schrijversflat bracht u een gelijkaardige tekst, maar dan geschreven vanuit het standpunt van een zelfmoordterrorist. Laat literatuur toe dieper te graven dan non-fictie? Ben Jelloun: ‘O ja. Een literaire tekst is toepasselijk op alle culturen, omdat hij teruggaat op de conditie van de mens. Je kruipt in iemands huid, je probeert je voor te stellen hoe het is om vernederd te worden, hoe je daarop reageert en waarom, in extreme gevallen, die reactie zelfs auto destructief kan zijn. Dergelijke teksten ontstaan vanuit een noodzaak te begrijpen, dat maakt ze veel directer.’
Religie verleidt de mensen met mythes, legenden en sagen. Het secularisme doet dat met vrijheid en realiteit. In de ideologische uitkomst van de Arabische Lente heb ik me helaas vergist.
U bent een stem waarnaar met aandacht wordt geluisterd, als het over de Arabische wereld gaat. Weegt die verantwoordelijkheid wel eens? Ben Jelloun: ‘Neen. Maar ik heb dan ook geen enkele waarheid in pacht, ik heb alleen veel twijfels. Ik weet dat de media zelden alle aspecten van een probleem tonen, maar enkel wat hen best uitkomt. Dus slik ik niet alles wat men me voorhoudt.’ ‘Ik ben moreel vrij. Ik denk wat ik denk, ik gedraag me als een burger die reageert. Soms is mijn reactie juist, maar soms ik kan me ook vergissen. En in de ideologische uitkomst van de Arabische Lente heb ik me helaas vergist.’ Toch hebt u zich, als schrijver die de vrijheid genegen is, nooit aangesloten bij PEN. Ben Jelloun: ‘Ik vind PEN wel degelijk een belangrijke organisatie. Ze bestaat sinds lang en heeft zich een stevige reputatie opgebouwd. En ze heeft inderdaad veel gedaan voor schrijvers.’ ‘Maar ik sluit me nergens bij aan. Ik maak maar één uitzondering en dat is de Académie Goncourt. Maar die houdt zich enkel bezig met het ontdekken van literatuur. Dat is dus geen echte vereniging.’ Tot slot: hoe kijkt u naar België, een land dat in vrede en welstand leeft, maar waar mensen desondanks tegen elkaar worden opgezet? Ben Jelloun: ‘Elke strijd tussen mensen is vreselijk, en als die draait om taal al helemaal. Op zo een ogenblik wordt taal haast zoiets als religie. Ik hoop dat men zo wijs zal zijn de rangen te sluiten, voor het welzijn van iedereen.’ 107
Drie Belgen en twee Congolezen e op het 78 PEN-Congres Karel Sergen
Jaarboek 2012
‘Waar kan je zo veel schrijvers uit zo veel verschillende landen bijeen vinden?’ vraagt David Van Reybrouck zich af. We ontmoeten de ene na de andere auteur op het zoveelste overvloedige wandelbuffet dat ons door PEN-Korea in het historische Gyeongju (spreek uit: kwanzjoe) wordt aangeboden. Wole Soyinka en J.M.G.Le Clézio, de eregasten op het congres, worden er samen met de herverkozen voorzitter van PEN International John Ralston Saul in de bloemetjes gezet. De formule is goed doordacht: je zit niet gekluisterd aan je stoel, de vele bachans (bijgerechten) vormen samen je vaak pittige maaltijd. Je gaat een paar keer terug en ontmoet langs de kleurrijk geschikte tafels Tade, de krachtige flamboyante Nigeriaanse PEN-voorzitter die in april naar onze PEN-flat komt, of Alicia, de moedige maar nerveuze Mexicaanse journaliste, of Prakhar, die iedereen zijn Nepalese wandelgids cadeau wil doen. De lijst is eindeloos. En ’s avonds in de bar langs het meer ontmoet je weer anderen: de IJslandse succesauteur Einar Kàrason, die volgend jaar de meer dan 300 congresgangers in Reykjavik zal ontvangen, de Zuid-Afrikaanse Maggie, die hard werkte aan de voorbereiding van de resolutie rond ‘Vrije Meningsuiting en Digitale Technologieën’ of de frêle en gevatte Albanese van wie mijn vriend Sven, gespecialiseerd in Balkanliteratuur, zijn ogen niet kan afhouden. Eten, drinken, praten en lachen vormen de onderstroom die de vele werkvergaderingen verteerbaar maakt. Ontmoetingen waar je aftast en uitwisselt wat voor jou belangrijk is, met in het achterhoofd en soms ook op de tong het engagement dat je hierheen heeft gebracht. Zoiets vergeet je niet gauw. Ex-bestuurslid Hilde Keteleer vatte het het vorig jaar bij haar afscheid als volgt samen: ‘Jaren PEN-ontmoetingen hebben me mee gemaakt tot de vrouw die ik nu ben’. 109
Karel Sergen (ps. van Segers), bestuurslid van PEN Vlaanderen, publiceerde negen dichtbundels. Daarnaast engageerde hij zich in projecten rond creatief schrijven met jongeren, gevangenen en kansarmen. Hij is leraar Nederlands aan de Sint-Lukashumaniora in Schaarbeek.
Wind in de zeilen Het gaat goed met PEN. Het team van de Canadees Saul slaagde erin om van Seda, het Zweedse agentschap voor ontwikkelingssamenwerking, 1,2 miljoen pond binnen te halen voor de komende drie jaar! In Gyeongju werd de Tsjechische Markéta Heikalova herkozen en voegde de voorzitter van PEN Trieste Antonio Della Rocca zich bij het Internationale Bestuur, dat momenteel uit 10 leden bestaat. Het bijzondere aan internationale PEN-congressen is dat het geen ‘festival’ is om je eigen werk aan andere schrijvers of het publiek voor te stellen. Het gaat om het bedreigde werk van anderen. Toch liep in de gaststad een sympathiek parallel dichtersprogramma waar vele Zuid-Koreaanse Penleden hun poëzie naar voren konden brengen. Er kwam steevast wel een rivier of een heuvel in voor. Totaal anders dan wat je in de wreedaardige Zuid-Koreaanse film tegenkomt. Zo onthoud ik vooral die keer dat ik in het nevenprogramma verzeild raakte en de enige, Verklaring van Gyeongju meestal (licht) dronken, anarchistische Wit-Rus een vlammende rapversie ten beste gaf. ‘Zo weten we over Vrije Meningsuiting ook hoe poëzie anders kan klinken’, zei de zich en Digitale Technologieën gauw herstellende presentatrice, want het overwe1. Alle personen hebben het gend Zuid-Koreaanse publiek bleek echt geschokt recht zichzelf vrij te kunnen door deze niet-traditionele vorm van literatuur. Toen uiten via digitale media ik de man die heel af en toe naast ons in de grote zonder angst op vergelding zaal zat – Belarus werd netjes alfabetisch vlak voor of vervolging. Belgian-PEN Flanders opgesteld – vroeg of hij vrij2. Alle personen hebben gelaten was (omdat ik me herinnerde dat het volhet recht informatie op te tallige Bestuur er twee jaar geleden in de gevangezoeken en te ontvangen via nis zat), kreeg ik geen duidelijk antwoord… Voor digitale media. Wit-Rusland lieten we in 2010 op ons internationaal 3. A lle personen hebben Writers-in-Prison Congres in Brussel nog symbolisch het recht vrij te zijn van een lege stoel vrij. Maar Zuid-Korea dus: ’s avonds bewaking door de overheid kregen we enkele bombastisch aandoende musicals van digitale media. voorgeschoteld waarin Noord-Korea steevast als het 4. De private sector, en rijk van de duivel werd afgeschilderd, ook letterlijk, techonologiebedrijven want op katholiek zijn of een Weesgegroetje bidin het bijzonder, zijn den in het openbaar, zo werd getoond, staat in het gebonden door het recht communistische buurland gevangenisstraf. Zou het op vrije meningsuiting en daarom zijn dat Jean, onze Brusselse Congolees die mensenrechten. we met PEN Vlaanderen hadden uitgenodigd en die 110
Jaarboek 2012
iedereen na vijf dagen wel kende, om drie uur ’s nachts in een karaokebar getrakteerd werd op een lezing uit de bijbel? Een van de resultaten van het Congres was dat er een PEN Noord-Korea werd opgericht, uiteraard volledig met ballingen. Zuid-Korea was voor de derde keer in de negentigjarige geschiedenis van PEN het gastland voor het wereldcongres. PEN Vlaanderen was er vertegenwoordigd met vijf mensen: voorzitter David, verantwoordelijke voor de PEN-schrijversflat Sven, ikzelf voor Writers in Prison en PEN-op-school, en twee waarnemers die op ons voorstel konden meekomen: Jean Bofane (Kinshasa-Brussel) en Patrick Mudekereza (Lubumbashi). Sven zag er ook vertegenwoordigers van ICORN, dat noodopvang voor schrijvers organiseert. Wij deden dit voor Mirze Sakit uit Azerbeidzjan.
Vrij? ‘Zo lang één schrijver in de wereld niet vrij kan schrijven, zo lang is geen enkele schrijver vrij’. Deze boutade, die het officiële motto is van het Writers in Prison Committee, komt van Orhan Pamuk. Het gaat gewoon verder. Het werk van PEN zal dus nooit eindigen. Maar wat is vrij zijn, vroeg ik me af. De verbeelding gebruiken als je letterlijk vastzit? Het is tekenend dat Passa Porta dit jaar haar literair festival de titel ‘Imagine’ heeft gegeven, en dat er tal van moedige auteurs uit minder fortuinlijke gebieden werden
De Vlaamse PEN-delegatie: vlnr Patrick Mudekereza, Karel Sergen, Sven Peeters, Jean Bofane, David Van Reybrouck
111
uitgenodigd. Het is ook een motief in onze scholensite ‘gekooid. be’, waarin bijvoorbeeld Breyten Breytenbach in de gevangenis dicht over een brief die hij van zijn vrouw kreeg: ‘ik vluchtte naar je brief toe, ik zal zweven met je woorden, zweven in de lucht, geef dat ik in je brief mag wonen in lengte van dagen.’ Deze vluchtpoging, aangereikt van buiten, helpt gevangenschap te dragen. Daarom sturen wij met PEN Vlaanderen elk jaar ook een dertigtal nieuwjaarskaartjes naar gevangen schrijvers overal in de wereld. Voor Chinese PEN-leden betekent vrijheid ook dat men ’s avonds en ’s nachts snel moet mailen en verslag uitbrengen aan al die andere PEN-leden in China, omdat het materiaal in Hongkong misschien in beslag wordt genomen. In de ogen van officieel China lijkt dit wel een dissident schrijverscongres. Elke nacht hetzelfde ritueel: als ik ging slapen, zaten de leden van Chinese Independent PEN nog in de lobby van ons hotel op hun laptops te tokkelen. ‘Tot op heden blijkt nog niets van wat we schrijven in de lucht opgelost’, lacht Tung me toe. ‘We maken in ons land regelmatig mee dat een mail of een stuk tekst verdwijnt, nergens meer terug te vinden. We vragen ons dan af welk woord of welk idee werd gecensureerd. Algemeen noemen we ons internetverkeer ‘Jump over the Firewall’, naar analogie met de historische Chinese Muur tegen de Mongolen in Beijing…’ Vrijheid… Ja, dat is zeker de uitdagende manier waarop Patrick Karwai Poon, ’s ochtends de camera begroet die tijdens zijn gevangenschap op de boom werd aangebracht, rechtstreeks gericht op de opening van zijn douchecel. ‘Hello, my friend, here we are again’, lacht hij het cameraatje dagelijks uit, nu hij weer ‘vrij’ is. Patrick zat al eens zeven jaar in de gevangenis omdat hij een gedicht, een tekst van achtentwintig letters, via Skype had verzonden. Het hield hem niet tegen om mee te doen aan de Walk and Smile Revolution, waarover hun PEN-voorzitter twee jaar geleden in Brussel kwam vertellen. Tienduizenden kwamen in de nasleep van de Arabische Lente om twee uur aan de McDonalds in de grote steden samen om een uitje te maken, zonder slogans, vlaggen, eisen. Gewoon een wandeling. Patrick werd zoals zo velen door de politie gecontroleerd en vriendelijk bij hen op de thee uitgenodigd. Na veertien dagen mocht hij gaan, nadat hij een brief ondertekende waarin hij de ‘goede’ communistische regering erkende… Opmerkelijk was dat op het congres ook een officiële vertegenwoordiger van Chinese PEN aanwezig was. Hij weigerde de hand te schudden van de jongeren die ik ’s nachts op hun laptops had zien werken… 112
Jaarboek 2012
Resoluties Officieel werkten we aan amendementen op voorbereide resoluties die naar staatshoofden, ministers, ambassades… worden gestuurd. In de praktijk waren dat China, Rusland, Cambodja, Mexico, Cuba, Vietnam, Eritrea, Ethiopië, Iran, Bahrein, Syrië en Turkije. PENEgypte meldde dat nieuwe hoofdredacteurs van alle belangrijke nationale kranten door de leidende Moslimbroederschap werden aangeduid en dat er al tal van artikels van belangrijke Egyptische schrijvers waren geweigerd… Veel discussie was er tussen de leden van Turkije en Koerdistan. Niet alle plooien worden gladgestreken op zo’n congres, integendeel, ook de onderlinge conflicten komen soms erg scherp uit de verf. De Turkse Koerden wilden expliciet stellen dat de grote meerderheid in de Turkse gevangenissen door hen werden bevolkt en dat dit vooral aan hun vraag naar culturele autonomie lag. De Turken verdedigden zich door te beweren dat dit een politieke en criminele kwestie was die niet met overtreding van vrije meningsuiting of mensenrechten te maken had. Uiteindelijk werd het conflict in de grote vergadering gebracht, met argumenten aan beide kanten, en koos men bij stemming voor het Turkse standpunt. Nooit zal ik het beeld vergeten van de kleine, starende Ahmed uit Bahrein. Ook aan zijn leiders werd een protestbrief gestuurd. Hij zat tegenover me op een rondetafel van het Writers in Prison Committee en had me net gruwelijke foto’s van gedode kinderen laten zien. Zomaar, niemand weet waarom, klaagde hij. Hij wist wel dat soldaten hadden geschoten. Zeker een half uur heeft hij als versteend tegenover mij gezeten, ik kon niet zien welke film zich telkens voor zijn ogen afspeelde, maar hij was duidelijk niet ‘bij de les’. ‘Saoedi-Arabië bepaalt alles’, zei hij, ‘wij zijn geheel aan hun middeleeuwse opvattingen onderworpen’. Er bestaat geen PEN-centrum in Saoedi-Arabië. Op dit congres werd in het bijzonder nadruk gelegd op hedendaagse mediavrijheid en wat dit voor schrijvers (en journalisten, bloggers…) kan betekenen. Ook PEN Vlaanderen houdt zich met die vraag bezig, door ons plan een Observatorium voor Vrije Meningsuiting op te richten. Uiteraard stond de vrijheid in digitale media centraal. U leest in een aparte kolom vier uitgangspunten die werden aangenomen. In Scandinavië heeft PEN trouwens al wat knowhow opgebouwd wat reacties op internetcensuur 113
Jean Bofane en Patrick Mudekereza
betreft. Het Finse PEN slaagde erin Nokia onder druk te zetten toen bleek dat de Iraanse overheid te makkelijk via het bedrijf info kon opsporen in verband met Iraanse demonstranten. Het Zweedse PEN kon Teliasonera aanklagen, ook via grote stukken in belangrijke Zweedse kranten. Deze internetprovider had overheden in Wit-Rusland en Oezbekistan geholpen om mensen te traceren die zich tegen hun regimes hadden gemobiliseerd.
PEN-regio’s Mij trof hoe het verlangen om nauwer samen te werken in dit congres een leidraad was. De geglobaliseerde wereld ziet naast plaatselijke PEN-centra ook regionale centra oprijzen. Die evolutie is nog maar een paar jaar aan de gang. Het was hartverwarmend te vernemen hoe PEN-Balkanlanden een boekenbeurs hadden georganiseerd waar auteurs uit voormalige rivaliserende landen elkaars werk (voor)lazen. Ik ben benieuwd hoe het met Laila’s Midden-Oosten PEN-centrum zal gaan wanneer hij in september volgend jaar bij ons in Brussel langskomt. Laila, zelf Jordaniër, is de eerste voorzitter, en we ontbeten regelmatig met hem. Peter Vermeersch en David Van Reybrouck werken aan de oprichting van PEN-Europe. David bracht er voor de voltallige vergadering verslag van uit. Bij het Afrikaanse netwerk bleek Zuid-Afrika steun te geven aan Zambia, Engeland aan Ghana. Het werk van PEN is er in alle landen anders. Toch valt op dat ze vaak contact hebben met de ministers van onderwijs: schrijvers trekken rond met boeken om kinderen écht te leren lezen, of organiseren poëziewedstrijden om de aandacht voor literatuur te laten groeien. 114
Jaarboek 2012
Congo Wat me nog opviel tijdens het congres? De Portugese dame die tijdens één van de tafelgesprekken fel van leer trok tegen de officiële standaardisering van de Portugese spelling, geïnspireerd door mercantiele, praktische redenen. Want zoals een Paraguyaanse vecht voor de Indianentalen (‘je taal verliezen is je (groeps)-identiteit verliezen’), staat ook deze strijd voor een behoud van taalauthenticiteit in het PEN-charter. En dan waren er ‘onze’ twee Congolezen natuurlijk! Jean en Patrick. Ik vond het geweldig dat Congo voor het eerst op een internationaal Congres aanwezig was. PEN Vlaanderen had Jeans deelname betaald, PEN-International die van Patrick. Jean (59), ook bekend van zijn roman Congolese wiskunde (De Geus, 2011) woont in Brussel, maar heeft veel contacten met Kinshasa. Patrick (29) is een jonge Congolese dichter die een Cultureel Centrum in Lubumbashi openhoudt. Hij weigerde de post van ‘cultureel adviseur’ in de regering Kabila, waar hij nochtans veel (zwart) geld had kunnen verdienen. Het centrum moet een plek zijn waar muziek, beeldende kunst en literatuur in volle vrijheid en kritische zin genoten kunnen worden. ‘Belangrijk is dat we ons niet blijven blindstaren, ja ons niet blijven verschuilen –Belgen zowel als Congolezen – op het verleden met Leopold II en Lumumba. We moeten NU het verschil maken en kansen bieden aan wie bij ons literair talent heeft en in volle vrijheid mee na wil denken en verantwoordelijkheid opnemen’. PEN Vlaanderen denkt ondertussen aan een Grote Meren-groep met schrijvers van Congo, Rwanda en Burundi, een klein PEN-Afrika dus. Zanger Psy is met zijn videoclip Gangnam-style meer dan een miljard keer op YouTube bekeken. Een absoluut record. Gangnam is een chique wijk in Seoul. Psy lacht er met de Zuid-Koreaanse rijken. De Chinese kunstenaar Ai Weiwei maakte er een eigen filmpje van. Hij laat al dansend een paar handboeien zien. Zijn film werd meteen van de Chinese website Tudeo gehaald. Uit protest maken kunstenaars over de hele wereld eigen video’s van ‘Gangnam Style’. Zuid-Korea zette hier de toon. Op de feestelijke slotavond leverden we ons trouwens met plezier over aan Psy’s ruiterlijke dans.
115
De ‘emotionele rechten’ van de mens Chris De Stoop PEN en Passa Porta vroegen Chris De Stoop om, in het kader van Newtopia, een tekst te schrijven over de vraag welk mensenrecht in België geherwaardeerd of uitgevonden moet worden. De Stoop borduurt voort op zijn nieuwe boek Moedermoord, over een familiedrama. Hij schrijft de fictieve afscheidsbrief van een jonge moeder.
Jaarboek 2012
Het recht om jezelf te zijn ‘Nooit heb ik begrepen wat het woord familiedrama precies betekent. Mijn familie is altijd al een drama geweest, ook zonder doden. Niemand kon iemand zo angst inboezemen als mijn moeder. Zelfs nu nog, nu ze dood in bed ligt in de kamer hiernaast. Diep, diep vanbinnen heb ik die angst sinds kleins af aan altijd in mij gevoeld. Daarom mijn vraag aan Amnesty International. Er zijn de rechten van de mens. Er zijn de rechten van het kind. De basisrechten zijn nu geregeld. Maar waar zijn de emotionele rechten? En wanneer neemt u het daarvoor op? Het klinkt misschien utopisch, het lijkt misschien een luxeprobleem, maar ik vraag het u toch. Het is mij bekend dat Amnesty brieven schrijft om gevangenen vrij te krijgen, en niet zonder gevolg. Ik zit al levenslang vast in een inwendige gevangenis. Miljoenen mensen kennen die inwendige gevangenis. Ik stel u de vraag of u ook hen vrij kunt schrijven? Ook ik wil eindelijk mezelf zijn. Ik mocht en kon nooit zijn wie ik was. Ik wist niet wie ik was. Hoe kon ik ook, want ik heb altijd een rol moeten spelen. Ik heb altijd het leven van een ander moeten leiden. Ik zal u zeggen hoe dat komt. Dat komt omdat ik materieel verwend werd maar emotioneel verwaarloosd. Een kind heeft meer nodig dan een boterham en een gsm. Mijn moeder hield nooit van mij als individu. Ze hield helemaal niet van mij. Het zal wel aan mij liggen, dacht ik. Ik moet nog braver zijn, dacht ik. Ik zal wel een slechte dochter zijn, dacht ik. Altijd gaf ze me het gevoel dat ik slecht was. Dat het mijn schuld was dat ze een ellendig leven had. En dat tekent je voor jaren. Dat zorgt voor emotionele schade die je een leven lang kunt meedragen, zoals een moedervlek. 117
Chris De Stoop is auteur en journalist. Hij publiceerde veelbesproken boeken als Ze zijn zo lief meneer (1992), Zij kwamen uit het Oosten (2003), Vrede zij met u, zuster (2010) en Moedermoord (2012).
Waarom was ik niet de moeite waard om van te houden, mama? U weet even goed als ik, Amnesty, dat het gezin de meest gewelddadige instelling in de maatschappij is. U weet dat er meer slachtoffers vallen door familiaal geweld dan door oorlogen. U weet dat men thuis meer risico loopt dan op straat. Maar daar gaat het mij niet om. Want ik ben nooit mishandeld, ik ben nooit misbruikt, ik ben nooit uitgebuit of zo. Ik besef maar al te goed dat kinderen in Haïti na de aardbeving al blij mogen zijn met een lekkend zeil boven hun hoofd. Maar afgewezen worden door je eigen moeder, dat schokt je ook met een kracht van 7 op de schaal van Richter. Ze sloeg mij nooit, maar wat ze zei trof mij tot in mijn diepste wezen. Woorden zijn ook wapens, die kunnen raken, kwetsen, verwonden, vermoorden. Zij was tot de tanden toe gewapend met verwijten. Ik vraag me nog altijd af hoe ik mijn beroerde jeugd in godsnaam heb kunnen overleven. Zonder haar was ik niemand, zonder haar kon ik niets, zei ze mij. Ik voelde me een robot, geprogrammeerd door mijn moeder. Ik was een kloon van haar. Afgericht als een hondje. Koekje? Braaf. Doe dit, doe dat, doe dat niet… Vaak ging het over kleinigheden die voor mij belangrijk waren, zoals mijn kleren. Ik moest altijd een verschrikkelijke rok dragen. Nooit een lange broek. En als ik naar de kapper moest, ging zij mee en liet ze mijn haar knippen zoals zij het wilde. Nooit liet ze mij iets van mezelf. Alles pakte ze me af. Aan mijn vader wens ik geen woord vuil te maken. Hij was nog erger. Maar hij was bijna nooit beschikbaar. Hij was er nooit voor mij. Ik besef maar al te goed dat nog meer vaders een kwalijke rol spelen. Maar moeders hebben nu eenmaal nog een centralere plaats in de opvoeding. En gelukkig maar doen de meesten het goed. Maar je zal maar een moeder hebben zoals de mijne. Een kille, dominante, tirannieke vrouw, die geen affectie toeliet, die mij altijd zag als een verlengstuk, als een ding. Als ze mij al ooit graag zag, was het niet als persoon maar als haar eigendom, zoals ze haar villa graag zag. Een kind is geen eigendom, maar een geschenk. Een geschenk dat sommigen onder ons niet verdienen. Sommigen zou je moeten verbieden kinderen te krijgen. Het klopt gewoon niet dat ouders 118
Jaarboek 2012
recht hebben op een kind. Kinderen hebben recht op ouders die hen liefdevol en zorgzaam opvangen. Dat was het échte familiedrama bij ons: liefdeloos geboren worden om liefdeloos op te groeien. Tederheid was niet toegelaten, en knuffelen kende ik slechts van op televisie. Maar ik vergaf haar altijd alles, want ze bedoelde het toch niet slecht, ze wilde toch alleen maar het beste voor me, ze had toch zelf een rotjeugd gehad, ze was toch mijn moeder? Het vierde gebod moest ik altijd respecteren: ‘Eert uw vader en uw moeder’. Maar eerbied moet je toch verdienen, ook als vader en moeder? En moeten zij dan ook niet hun kinderen eren? Zelfs in het Verdrag van de Rechten van het Kind staat nu dat kinderen ‘eerbied voor de ouders’ moet worden bijgebracht! Zoveel is duidelijk: de positie van ouders mag niet ter discussie worden gesteld. Die moeten vooral de almacht behouden over hun kinderen, die blijkbaar inferieure wezens zijn, geen mensen die fundamenteel gelijkwaardig zijn. De ouderlijke macht - het woord alleen al. Of is ouderschap niets anders dan een vrijbrief om macht uit te oefenen? Moeders zijn machtige wezens, ze kunnen je maken of kraken, zeggen therapeuten. Maar het is taboe om slecht over je moeder te spreken, of zelfs maar te denken, op straffe van een levenslang schuldgevoel. Er mag niet geraakt worden aan de mythe van de heilige moeder die zich wegcijfert en opoffert voor haar kroost, de moederkloek die te allen tijde het eigen nest beschermt, het moederdier dat je altijd dankbaar moet zijn omdat ze zo goed is geweest je te baren. Alles goed en wel, maar dat taboe maakt het wel onbespreekbaar. Als ze niet zo op een voetstuk werd gezet, zou je er tenminste over kunnen praten. Het verbaast me dat het niet vaker tot moedermoord komt. Toen ik nog een puber was, wenste ik mijn moeder al intens dood. Als ze maar kanker kreeg. Als ze maar tegen een boom reed. Als ze maar stikte in haar woede. Oké, dat flitst bij veel tieners na een ruzie wel ooit door het hoofd. Maar ik barstte soms van de moordlust. Tot op heden vraag ik mij nog altijd af waarom ik haar toen niet vermoord heb. Misschien had ik twintig jaar bak gekregen, maar we zouden er allemaal beter van geworden zijn. 119
Zelfs op dit moment zit het me nog dwars dat ik kwaad over haar schrijf. Ik draag mijn schuldgevoel als een loden jas. Als je je eigen ouders al niet kunt vertrouwen, wie dan wel? Niemand. Zelfs niet jezelf. Ik heb genoeg therapeuten gezien om te weten dat je het basisvertrouwen met de moedermelk moet meekrijgen. Wie zich niet aan zijn ouders kan hechten, zal zich later ook moeilijk aan anderen kunnen hechten, enzovoort, enzoverder. Afijn, ik loop ook niet hoog op met het therapeutenjargon. Wat ik vooral van hen onthouden heb, is dat sommige dingen nooit overgaan. Het rottige en mottige van je jeugd komt altijd terug. Dat stopt nooit. Ik heb vluchtpogingen ondernomen, ja. De enige manier om van haar weg te komen was trouwen, een baan hebben, een eigen huis, een eigen kind - mijn dochtertje van drie. Ik dacht dat we elkaar dan beter zouden begrijpen, als ik niet alleen meer dochter van een moeder was, maar zelf moeder van een dochter. Ik wilde zo graag een kind, om een leven dat waardeloos leek weer waarde te geven, maar toen het er was, wist ik niet hoe het moest. Ik was zo bang dat de geschiedenis zich zou herhalen. Na enkele jaren ging ik gewoon terug bij mijn moeder wonen. Ja, dat doet een vrouw toch als ze gescheiden is? Ik ging terug, zoals iemand die gehersenspoeld is. Zoals een apporterende hond die een stok terugbrengt. Koekje? Braaf. Ik gaf mij over. Ik gaf mijn eigen leven op. Ik gaf mijn eigenheid prijs. Elke dag ga ik nu meer op haar lijken. ‘Je bent precies je moeder’, hebben de buren al gezegd. Het zal in deze buurt veel geroddel geven wanneer ze ons vinden. Stel je voor: je bloedeigen familie, je eigen vlees en bloed, de vrucht van je schoot. Dochter, moeder, grootmoeder. Als drie baboesjka’s, de ene geboren uit de andere. Ja, het is toch maar normaal dat ik na de dood van mijn moeder ook mijn dochtertje moest doden? Omdat zij een deel is van mezelf. Omdat ik haar moest beschermen. Omdat de geschiedenis zich niet mag herhalen. Daarom neem ik je met mij mee, omdat ik van je hou. Nooit eerder ben ik in staat geweest om echt voor mezelf op te staan, om voor mijn rechten op te komen. Ik kropte altijd alles 120
Jaarboek 2012
op, slikte het in, kauwde en herkauwde. Tot het breekpunt was bereikt. Ik was op. Het was op. Op was op. Ik bezweek. Jarenlang geblokkeerde emoties kwamen los. Ik wist dat m’n leven nooit het mijne zou zijn. Zelfs als ik op duizend kilometer afstand zou wonen, zou m’n moeder mij blijven controleren. Ze werkte ook met afstandsbediening. Ze zou over mijn schouder blijven meekijken en haar commentaar geven. Ze zit diep in mijn hoofd, dat is altijd zo geweest en dat zal altijd zo blijven, of ze nu dood is of levend. Het is gewoon verbijsterend hoe lang het kan duren om je los te maken. Is ze nu echt dood? Ik kan het nog bijna niet geloven. Ja, juridisch gezien zal het natuurlijk meteen duidelijk zijn wie hier de dader is en wie het slachtoffer, maar moreel gezien is het misschien net andersom. Bijna iedereen is in bepaalde omstandigheden tot het ergste in staat. Moordenaars zijn ook maar mensen. Maar nu kan ik definitief uit mijn gevangenis ontsnappen. Ik heb het touw klaar om over de muren te klimmen. Eindelijk vrij. Eindelijk los. Ik begrijp best, Amnesty International, dat u het niet meteen voor mij kunt opnemen. Iemand vermoorden die je verwekt, gedragen en gebaard heeft, is dat niet het allerergste? Oké, maar iemand ombrengen die je jaren gekwetst, gekoeioneerd en gekleineerd heeft, is dat nog zo onbegrijpelijk? Ik vraag u niet om ouders met een schuldgevoel op te zadelen. Ik vraag u niet om mensen uit de ouderlijke macht te ontzetten. Ik vraag u alleen waarom u opkomt voor de politieke, de burgerlijke, de sociale, de economische en de culturele rechten, maar niet voor de emotionele rechten? Die snijden misschien nog dieper. Zoals het recht om zonder angst op te groeien. Het recht om geen kloon te zijn. Het recht om jezelf te zijn.’
121
Wachten op een zwarte lijst Sanne Berwaerts
Jaarboek 2012
Over de naoorlogse ‘epuratie’ van de Vlaamse PEN Na de Tweede Wereldoorlog rees in literaire kringen in Vlaanderen de vraag hoe er moest worden omgegaan met auteurs die gecollaboreerd hadden. Sommigen vonden dat de berechting van schrijvers aan professionele instanties moest worden overgelaten, anderen meenden dat literaire organisaties hun eigen ereraden nodig hadden. Eén man in het bijzonder vond het erg belangrijk dat er zo snel mogelijk tot actie werd overgegaan, namelijk de toenmalige PEN-voorzitter Fernand V. Toussaint van Boelaere (1875-1947). Hij zag het als zijn persoonlijke missie om de Vlaamse literaire wereld te zuiveren. Toch bleek hij in deze missie niet altijd even consequent. Bepaalde auteurs, zoals Gerard Walschap en Stijn Streuvels, hield hij een hand boven het hoofd, terwijl hij andere, zoals Felix Timmermans en Ernest Claes, neersabelde in opiniestukken. Bovendien blijkt dat Toussaint van Boelaere voor zijn eigen club geen eenduidig beleid voerde en op internationaal vlak enkele afspraken niet nakwam. Op 17 februari 1945 kwam de Vlaamse PEN-club voor de eerste keer sinds 1940 samen.1 Vooral voorzitter Fernand Victor Toussaint van Boelaere, die daags nadien zijn zeventigste verjaardag zou vieren, stond op deze vergadering in de belangstelling. Zowel Franz de Backer, professor Engelse taal- en letterkunde in Gent en op dat ogenblik de secretaris van de Vlaamse PEN, als Maurice Roelants, schrijver en voorzitter van de Vereeniging van Letterkundigen, huldigden de jarige.2 Volgens het socialistische dagblad Vooruit bracht de Backer voorts verslag uit van de verwikkelingen die zich tijdens de jaren van Duitse bezetting hadden voorgedaan. Wat we ons juist bij die verwikkelingen moeten voorstellen, blijft voorlopig duister. Wel 123
Sanne Berwaerts schreef in het kader van haar opleiding Taal- en Letterkunde aan de Universiteit Antwerpen de bachelorscriptie De club van de alomtegenwoordige Toussaint van Boelaere. De Vlaamse PEN van 1944 tot 1947, en bereidt nu onder begeleiding van Kevin Absillis haar masterscriptie voor over de naoorlogse geschiedenis van PEN (1944-1974).
duidelijk is dat Karel Leroux op die eerste vergadering werd aangesteld als penningmeester, ter vervanging van de in 1940 overleden boekhandelaar en uitgever Leo J. Kryn. Toussaint van Boelaere was voorzitter van de Vlaamse PEN sinds de Belgische club in 1930 was gesplitst in een Nederlandstalige en Franstalige afdeling. Hij bleef deze functie bekleden tot aan zijn plotse dood in 1947. Al is hij vandaag nog maar nauwelijks bekend, in zijn tijd bekleedde Toussaint een belangrijke positie in het Vlaamse culturele veld. Hij begon zijn literaire loopbaan in de kringen rond Van Nu en Straks – in de zogenaamde tweede reeks van dit tijdschrift publiceerde hij een tiental gedichten. Zijn hele literaire carrière zou hij een voorkeur vertonen voor compacte vormen als sonnetten en korte verhalen. Ook de omvang van zijn oeuvre bleef beperkt, en door de impressionistische stijl die hij hanteerde bereikte zijn werk nooit het grote publiek. Dit wil echter niet zeggen dat er geen waardering voor zijn schrijverschap bestond; in 1945 werd hij bekroond met de Grote Vijfjaarlijkse Staatsprijs voor Vlaamse letterkunde.3 Bereikte Toussaint dus maar weinig lezers, de man had wel degelijk vrij veel macht en invloed in de literaire wereld. Dit had hij te danken ‘aan een uitgebreid relatienetwerk dat hij in de loop der jaren had opgebouwd, aan zijn organisatorische capaciteiten en zijn drang om zich te manifesteren’.4 Naast voorzitter van de PEN was hij ook bestuurslid van de Koninklijke Vlaamsche Academie van Taal- en Letterkunde, medeoprichter, secretaris en later ondervoorzitter van de Vlaamsche Vereeniging van Letterkundigen, en nam hij zitting in verschillende jury’s van literaire prijzen, adviescommissies, kringen en raden. Bovendien was hij al vanaf het prilste begin betrokken bij de oprichting van het Nieuw Vlaams Tijdschrift, samen met August Vermeylen, Maurice Roelants, Lode Zielens, Raymond Herreman, Karel Jonckheere en Richard Minne.5 Toussaint omringde zich echter niet alleen in het literaire middenveld met belangrijke auteurs. In 1898 was hij op het Ministerie van Justitie als vertaler begonnen te werken, waar hij in 1915 hoofd van de vertaaldienst werd en het in 1935 tot directeur-generaal bracht. In die hoedanigheid stelde hij verschillende schrijvers aan, om ze de gelegenheid te bieden in comfortabele omstandigheden aan hun literaire oeuvre te bouwen. Onder anderen Maurice 124
Jaarboek 2012
Roelants, Albert van Hoogenbemt en Richard Minne hebben de vertaaldienst bevolkt, al hield de laatste het slechts drie weken vol. Het uitdelen van baantjes legde Toussaint geen windeieren: de letterkundigen die hij zo vooruit hielp, beïnvloedden zeker ‘de plaatsing en receptie van zijn eigen literaire pennenvruchten en de consolidering van zijn machtspositie’.6 De eerder gesignaleerde manifestatiedrang van Toussaint zette zich in de jaren na de Tweede Wereldoorlog sterk door. Toussaint vond het uitermate belangrijk dat er na de oorlog zo snel mogelijk ereraden werden opgericht om auteurs die verdacht werden van collaboratie door te kunnen lichten. Andere auteurs waren echter niet zo happig om hun collega’s te beoordelen en het was dan ook niet eenvoudig om voldoende kandidaten voor de raden te vinden. Zowel de Koninklijke Vlaamsche Academie voor Taal- en Letterkunde als de Vlaamsche Vereeniging van Letterkundingen (VVL) richtten uiteindelijk een ereraad op. August Vermeylen werd aangesteld als voorzitter van de ereraad van de VVL, maar na diens dood op 10 januari 1945 nam Toussaint de taak van hem over. Die was van mening dat de ereraden het oordeel van de strafrechter of administratieve rechtbanken niet hoefden af te wachten en wou de zaak grondig aanpakken. De VVL verklaarde zich eerst Ferdinand Victor Toussaint van Boelaere akkoord met het plan van Toussaint, maar kwam vervolgens toch met een alternatief idee op de proppen: in plaats van leden uit te sluiten, besloot het bestuur om de vereniging af te schaffen en een paar maanden later een nieuwe vereniging op te richten. De Vlaamsche Vereeniging van Letterkundigen werd de Vereeniging van Vlaamsche Letterkundigen en ‘aangebrande auteurs’ konden best een tijdje wachten voor ze zich opnieuw aansloten.7 De demarche van de Vlaamsche Vereeniging van Letterkundigen was niet naar de zin van Toussaint. In het niet-confessionele jon125
gerentijdschrift De Faun legde hij uit waarom: ‘Tot de nieuwe Vereeniging mogen zuiveren toetreden, mits de superzuivere stichters het fiat verleenen. De anderen, de door de superpuren voor onpuur gehouden, worden, zonder onderzoek door een daartoe aangesteld organisme, – commissie van onderzoek of eereraad – afgewezen’.8 Toussaint vond deze werkwijze niet eerlijk en was van mening dat elk geval apart onderzocht hoorde te worden ‘naar maatstaven die en het gezond verstand en het diepe humane gevoel voor gerechtigheid aan de hand doen’. Bovendien wees hij het imago van kleininquisiteur dat hem door zijn tegenstanders werd aangemeten, resoluut van de hand. Hij nam het naar eigen zeggen op voor de sukkelaars die nu ‘in de doos [zijn] gestopt […] wegens misdaden dan, die alleen te wijten zijn aan de ondoordachtzaamheid en aan de lafheid der chefs’. Het ging hem trouwens ook niet om de straffen, maar hij meende dat hij ‘het recht [heeft] te weten met wie [hij heeft] te doen, op wie [hij] vertrouwen kan’.9 Ook voor de aanpak van de Academie, waar hij geen deel uitmaakte van de ereraad, had hij trouwens geen goed woord over: hij kon in de werkwijze van de raad geen ‘mannelijkheid’ of ‘energie’ ontdekken. Daarenboven had de Academie ‘nog geen enkele collaborateur […] van de ledenlijst afgevoerd’.10 Toussaint had dus een duidelijke visie over hoe de collaborateurs moesten worden aangepakt, en rapporteerde daarover uitgebreid. Hij vond het vooral belangrijk dat iedereen een eerlijk proces kreeg, maar er waren twee auteurs in het bijzonder die hij zelf wel behoorlijk hard aanpakte, namelijk Ernest Claes en Felix Timmermans. Het valt buiten het bestek van deze bijdrage om een genuanceerd beeld te schetsen van de handel en wandel van deze destijds immens populaire vertellers in de jaren van bezetting.11 In ieder geval werd geen van beide ooit veroordeeld en bovendien werden ze gesteund door heel wat collega-auteurs. Waarom nam Toussaint deze auteurs wél in het vizier, en verdedigde hij anderzijds de toch ook niet onbesproken Gerard Walschap en Stijn Streuvels? Zijn opvattingen over schrijverschap lijken deze aanpak mede te hebben aangestuurd. De 70-jarige voorzitter van PEN handhaafde namelijk een onderscheid ‘tussen elite-mens en volksmens’.12 Schrijvers beschouwde hij als onderdeel van de elite en volgens hem hadden Claes en Timmermans hun plicht als intellectueel verzuimd door zich niet uit te spreken tegen het 126
Jaarboek 2012
nazisme. Bovendien hadden ze ook vrij goed ‘geboerd’ tijdens de oorlog met hun uitgaven en Toussaint was van mening dat Claes en Timmermans zich verrijkt hadden zonder kritisch na te denken over het systeem waarin ze willens nillens hadden meegespeeld. Het is aannemelijk dat daarnaast andere motieven de houding van Toussaint bepaalden. Ten eerste sloot de traditionele Heimatliteratuur van Claes en Timmermans niet aan bij Toussaints verfijnde esthetica. In een verslag over het PEN-congres in Stockholm, dat in 1946 verscheen in De Vlaamse Gids, noteerde Toussaint: ‘Wat in den smaak van de nazi-lezers viel was doorgaans van weinig literair belang. De in het Duitsch vertaalde “romans” van Claes en Timmermans behooren ook allerminst tot de eigen Vlaamsche literatuur, als dingen van schoonheid. Zij zijn lectuur zonder meer, en hebben geen hoogere beteekenis.’13 Dit was dus niet langer enkel een afrekening met de houding van Timmermans en Claes tijdens de oorlog, maar ook een poëticale afrekening. Helemaal consequent was hij overigens niet, want ook van Streuvels en Walschap verschenen tijdens de oorlog Duitse vertalingen – Streuvels’ roman De vlaschaard (1907) werd in volle bezettingstijd zelfs door de Duitsers verfilmd (als Wenn die Sonne wieder scheint, 1943). Een laatste motief was vermoedelijk de geldingsdrang van Toussaint. Walschap en Streuvels hadden beiden aan Toussaint om hulp gevraagd, Claes en Timmermans deden dit klaarblijkelijk niet. Het kan goed zijn dat Toussaint, de grote probleemoplosser, zich hierdoor beledigd voelde en daarom extra streng was. Zo blikte Karel Jonckheere jaren later terug: ‘wie als verdachte [Toussaints] steun inriep, vond in hem een bemiddelaar of een verdediger. Wie hem niet als Salomon erkende, kwam in de verdrukking.’14 Hoe het ook zij, het duurde tot na zijn dood voordat de rust weerkeerde in het Vlaamse literatuurlandschap. Opmerkelijk in dit hele verhaal is dat Toussaint van Boelaere met geen woord repte over zijn eigen PEN-club. Bij gebrek aan documenten is het vooralsnog moeilijk te reconstrueren wat daar precies gebeurd is. Op een ledenlijst die in het Letterenhuis wordt bewaard, zijn volgende namen geschrapt: Ernest Claes, diens echtgenote Stephanie Vetter Claes, Felix Timmermans, Cyriel Verschaeve, Urbain van de Voorde, Maurits Liesenborghs en pro127
fessor Herman de Vleeschauwer. De oorspronkelijke lijst dateert vermoedelijk van 1937, want Louis Franck, die op 31 december 1937 stierf, staat er nog op. Na de oorlog werd de lijst bijgewerkt: naast de auteurs die voor, tijdens en net na de oorlog stierven, werd een kruis geplaatst15. De laatste aanpassingen, waaronder wellicht ook de schrappingen, werden vermoedelijk in de eerste helft van 1945 uitgevoerd. Het blijft echter zeer de vraag hoe we deze ‘schrappingen’ moeten interpreteren. Werden de namen doorgehaald omdat ze door het PEN-bestuur expliciet niet langer welkom waren? Gelet op de hoeveelheid drukte die Toussaint maakte rond Timmermans en Claes, hoeft niet te worden getwijfeld aan zijn grote afkeer van wat collaborateurs als van de Voorde, Verschaeve, De Vleeschauwer en Liesenborghs op hun kerfstok hadden. Anderzijds is het natuurlijk net zo goed denkbaar dat deze PEN-leden gestopt waren met hun lidgeld te betalen. Intrigerend blijft vooral waarom Toussaint zich vrijwel nooit publiekelijk over een door hem wenselijk gevonden ‘epuratie’ van de Vlaamse PEN heeft uitgesproken, zoals hij dat wel heeft gedaan over andere literaire verenigingen. In dit verband kan worden gewezen op het feit dat Toussaint vaak niet zo daadkrachtig was als hij graag liet doorschemeren. Herman Teirlinck typeerde hem na zijn dood als een man met ‘een constante aarzeling tegenover besluiten, conclusies en daden’.16 Toussaint zat blijkbaar wel vol ideeën, maar de uitvoer ervan verliep niet altijd even vlot. Ook in de internationale PEN zien we dat Toussaint eerder een man van woorden was dan van daden. Op het eerste internationale PEN-congres dat na de Tweede Wereldoorlog plaatsvond in Stockholm kwam de kwestie van de zuivering ook ter sprake. De Nederlandse delegatie, die werd voorgezeten door Victor E. van Vriesland, suggereerde dat de verschillende centra lijsten van collaborateurs zouden opstellen en die onderling zouden uitwisselen zodat ‘geen enkel P.E.N.-centrum deze schrijvers nog zou ontvangen en eventueel steunen’.17 Hermon Ould, de secretaris van de Engelse PEN, protesteerde fel tegen dit voorstel waarbij bepaalde auteurs met de vinger zouden worden gewezen. Hij vreesde dat er lelijke verwijten heen en weer gegooid zouden worden. Bovendien herinnerde hij eraan dat er al een mechanisme bestond om ongewenste elementen buiten te hou128
Jaarboek 2012
den: auteurs moesten sowieso aan bepaalde voorwaarden voldoen om toe te treden tot de club en leden die ingingen tegen de principes van PEN konden uit de groep worden gezet. Ook een Amerikaanse afgevaardigde was van mening dat het voorstel inging tegen de vrijheid van meningsuiting. Van Vriesland verdedigde zijn plan echter vurig en met de Franse en Belgische schrijvers Claude Aveline en Louis Piérard aan zijn zijde kon hij een meerderheid van landen overtuigen. Zeventien door de nazi’s bezette naties stemden voor, vijf niet-bezette landen stemden tegen en Engeland onthield zich uiteindelijk.18 De Engelse delegatie was verdeeld omdat een van hen, Olaf Stapledon, tegen het advies van Ould in had gesproken. De man, die nochtans niet helemaal overtuigd was van de waarde van zwarte lijsten, steunde de motie toch omdat hij tijdens een bezoek aan Nederland in september 1945 had gezien wat de Duitsers op het continent hadden aangericht. ‘While humanity is still in the mere chrysalis stage, there will still be occasions when the “sword” has to be called in, whether in the form of state discipline or private blacklists’, argumenteerde Stapledon.19 Uit zijn briefwisseling met de Fransman Henri Membré weten we dat ook Toussaint het plan van van Vriesland steunde. Maar waarschijnlijk is hij nooit overgegaan tot het opstellen van een zwarte lijst voor zijn centrum. Henri Membré, een romanschrijver en literatuurcriticus, was de secretaris van ‘la Maison Internationale des PEN-Clubs’ in Parijs. Over het ontstaan van het ‘Maison’ is weinig bekend, maar het lijkt erop dat het werd opgericht naar aanleiding van het vijftiende internationale congres dat in 1937 in Parijs gehouden werd. Het huis was een plek waar schrijvers die in Parijs op bezoek kwamen konden verblijven en kwam er vermoedelijk met steun van de Franse regering.20 In tegenstelling tot Toussaint had Membré zijn zwarte lijst al helemaal klaar nauwelijks een maand na het congres in Stockholm. Op 23 juli stuurde hij de lijst naar de secretarissen van de verschillende afdelingen, uitgezonderd Franz de Backer, de Vlaamse secretaris. Dat adres had hij namelijk niet. In de plaats daarvan stuurde hij zijn brief naar Toussaint, en een week later de mededeling dat de Backer niet opgenomen was in de lijst van secretarissen die een paar maanden daarvoor in PEN News was gepubliceerd. De Vlaamse afdeling werd helemaal niet vermeld.21 De 129
samensteller van de lijst was, vijftien jaar na de splitsing, blijkbaar vergeten dat er in België twee PEN-clubs bestonden. Membré wachtte vol ongeduld op de zwarte lijsten van de andere afdelingen, maar tot zijn grote ongenoegen trad Toussaint helemaal niet zo krachtdadig op als hijzelf. Al in zijn brief van 29 juli zei hij dat het toch helemaal niet zo lang hoefde te duren om de lijst op te stellen en dat het zonde zou zijn als er alleen een Franse lijst verscheen. Bovendien wees hij er herhaaldelijk op dat Toussaint, na de motie krachtig te hebben verdedigd in Stockholm, niet moest doen alsof hij minder belang aan het voorstel hechtte, nu er eenmaal over gestemd was.22 Ook in het voorjaar van 1947 bleef Membré Toussaint aansporen om een lijst te maken. ‘Cela affaiblit singulièrement notre position que les deux P.E.N. Clubs de Belgique n’aient pas envoyé la leur,’23 schreef hij in februari. Blijkbaar had Louis Piérard van de Franstalige PEN dus evenmin actie ondernomen wat de lijst betrof. Fernand V. Toussaint van Boelaere stelde dus in eigen land hoge eisen aan de manier waarop de repressie gevoerd moest worden, en ook in de internationale PEN toonde hij zich een voorstander van een strenge aanpak van auteurs die ‘fout’ geweest waren tijdens de oorlog. Toch lijkt het erop dat Toussaint in zijn eigen PEN-club geen systematische zuivering heeft georganiseerd: de internationale PEN heeft in ieder geval nooit een zwarte lijst van hem gekregen. Waarom hij het dan zo belangrijk vond dat er in de VVL en de Koninklijke Vlaamsche Academie wel correct en snel gehandeld moest worden, blijft giswerk. Was het omdat hij graag overal bij betrokken wilde zijn of was het omdat PEN in zijn ogen in het Vlaamse literaire veld toch niet zo een belangrijke rol speelde? Dat geheim heeft hij (voorlopig) meegenomen in zijn graf. (met dank aan het AMCV-Letterenhuis, en met name Jan Stuyck)
NOTEN 1. Vooruit 21 februari 1945 2. [Anoniem], ‘F.V. Toussaint van Boelaere 70 jaar’, Het Laatste Nieuws, 21 februari 1945. 3. Raymond Vervliet, ‘Fernand Victor Toussaint van Boelaere: aristocratisch estheet in de Vaamse letteren.’ In: Elke Brems & Tom Sintobin (red.), De goudsmid en de klein-inquisiteur. Essays over F.V. Toussaint van Boelaere, 130
Jaarboek 2012
gevolgd door een geannoteerde uitgave van Het gesprek in Tractoria. Gent, 2008, 11-18. 4. Peter Theunynck, ‘”Geen spons, geen valbijl”. Ernest Claes en zijn wraakengel Toussaint van Boelaere tijdens en na Wereldoorlog II.’ In: Elke Brems & Tom Sintobin (red.), De goudsmid en de klein-inquisiteur. Essays over F.V. Toussaint van Boelaere, gevolgd door een geannoteerde uitgave van Het gesprek in Tractoria. Gent, 2008, 83-117. 5. Theunynck 2008. 6. Stefan van den Bossche, ‘”Hij doet een beetje gewichtig altijd”. F.V. Toussaint van Boelaere institutioneel.’ In: Elke Brems & Tom Sintobin (red.), De goudsmid en de klein-inquisiteur. Essays over F.V. Toussaint van Boelaere, gevolgd door een geannoteerde uitgave van Het gesprek in Tractoria. Gent, 2008, 37-51. 7. Theunynck 2008. 8. F.V. Toussaint van Boelaere, ‘Het probleem der zuivering’, De Faun 2 (1946) 1, 10-11. 9. Idem. 10. F.V. Toussaint van Boelaere, ‘Het vraagstuk der zuivering. Hoe het er uitziet’, Zondagspost 2 (20 januari 1946). 11. Voor meer informatie hierover, zie voor Claes de bijdrage van Sjoerd van Faassen in Verbrande schrijvers : ‘culturele collaboratie in Vlaanderen (1933-1953) en die van Peter Theunynck in De goudsmid en de kleininquisiteur. Essays over F.V. Toussaint van Boelaere, gevolgd door een geannoteerde uitgave van Het gesprek in Tractoria. Met betrekking tot Timmermans, zie Gaston Durnez, Felix Timmermans: een biografie. 12. F.V. Toussaint van Boelaere, ‘De epuratie. De Plicht van de Dag van Vandaag’, Parool 1 (19 januari 1947). 13. F. V. Toussaint van Boelaere, ‘Zweedsche Dagen’, De Vlaamsche Gids 30 (1946), 449-460. 14. Geciteerd in: Gaston Durnez, Felix Timmermans: een biografie. Tielt, 2000, 757. 15. Het gaat hier onder andere om Leo J. Kryn (4 april 1940), Jef Mennekens (26 maart 1943), August Vermeylen (10 januari 1945) en Arthur Cornette (22 januari 1945). Cornette is de laatst gestorvene en August van Cauwelaert, die op 4 juli 1945 overleed, staat er nog levend en wel op. 16. Theunynck 2008 : 42. 17. F. V. Toussaint van Boelaere, ‘Zweedsche Dagen’, De Vlaamsche Gids 30 (1946), 449-460. 18. Mary Lago, Linda K. Hughes & Elizabeth MacLeod Walls (red.), The BBC Talks of E.M. Forster, 1929-1960: A Selected Edition. Columbia/Londen, 2008, 364. 19. Robert Crossley, Olaf Stapledon: Speaking for the Future. Utopianism and Communitarianism. Syracuse, 1994, 35. 20. Carel ter Haar, ‘De Duitse PEN-club en de emigranten. Terugblik op een in Frankfort gehouden tentoonstelling’, Maatstaf 29 (1981), 61-84. 21. Brief van Henri Membré aan F.V. Toussaint van Boelaere op 29 juli 1946 (AMCV-Letterenhuis T394/B2) 22. Brief van Henri Membré aan F.V. Toussaint van Boelaere op 22 juli 1946 & 11 september 1946 (AMCV-Letterenhuis T394/B2) 23. Brief van Henri Membré aan F.V. Toussaint van Boelaere op 17 februari 1947 (AMCV-Letterenhuis T394/B2)
131
132
Jaarboek 2012
Muharrem Erbey, 41 jaar, schrijver van o.a. korte verhalen, advocaat en mensenrechtenactivist, zit al drie jaar opgesloten in de gevangenis van Dyarbakir, op beschuldiging van lidmaatschap van een illegale organisatie, de Koerdische Democratische Federatie. Hilde Keteleer schreef hem aan, en kreeg (net als vorig jaar) aangrijpende kaarten terug.
133
pen-charter
Jaarboek 2012
PEN verklaart dat: 1. Literatuur, hoewel nationaal van oorsprong, geen grenzen kent en uitwisselbaar moet blijven tussen naties, ondanks politieke of internationale beroering. 2. In alle omstandigheden en zeker in oorlogstijd, kunstwerken en het patrimonium van de mensheid in de meest brede betekenis, gevrijwaard moeten blijven van nationale en politieke passie. 3. Leden van de PEN ten allen tijde al hun invloed moeten aanwenden ten bate van de goede verstandhouding en het wederzijds respect tussen naties; zij er zich toe verbinden hun uiterste best te doen om rassen-, klasse- en volkshaat onmogelijk te maken en het ideaal te verdedigen van één mensheid die in vrede leeft in één wereld. 4. PEN staat voor het principe van de ongehinderde doorstroming van het gedachtegoed binnen elk land en tussen alle landen; dat haar leden zich ertoe verbinden om elke vorm van beknotting van de vrije meningsuiting te bestrijden in het land en de gemeenschap waartoe ze behoren en overal elders in de wereld waar dat mogelijk is. PEN is voorvechter van een vrije pers en bestrijdt willekeurige censuur in vredestijd. Ze gelooft dat de noodzakelijke evolutie van de wereldbevolking naar een beter georganiseerde politieke en economische orde onmogelijk is zonder het recht van kritiek op regeringen, administraties en bestuurders. En omdat vrijheid ook de vrijwillige beperking ervan impliceert, verbinden de leden zich ertoe om zich te verzetten tegen de uitwassen van een vrije pers, zoals leugenachtige artikels, opzettelijk valse verklaringen en de verdraaiing van feiten teneinde er politiek of persoonlijk voordeel mee te halen. Het lidmaatschap van PEN staat open voor alle erkende schrijvers, redacteurs en vertalers die deze doelstellingen onderschrijven, zonder onderscheid van nationaliteit, taal, origine, huidskleur of religie.
135
PEN-bestuur: vlnr staand Guy Posson, Xavier Roelens, Karel Sergen, David Van Reybrouck, Bart Van Loo, Peter Vermeersch, Sven Peeters, Marleen Teugels, Jeroen Theunissen, zittend Geertrui Daem, Annelies Verbeke, Johan De Boose.
JAARBOEK 2012