Het functioneren van de Voedsel- en Warenautoriteit VWA in de controle op slachthuizen en exportverzamelplaatsen Rapport van de auditcommissie-Vanthemsche
Auditteam: Piet Vanthemsche Bert Matthijs Christian Landuyt Ilse Van Vlaenderen Eindredactie: Martijn de Groot Ondersteuning VWA: Klaas Steijn Kris Pollaris
Den Haag, juni 2008
Inhoud
1 Inleiding 2 Aanpak 3 Waarnemingen 3.1 Structuur en werking van de VWA 3.1.1 Interne organisatie 3.1.1.1 Ontwikkelen van beleid 3.1.1.2 Uitvoering van het beleid 3.1.2 Interne communicatie 3.1.3 IT-tools en rapportering 3.1.3.1 ISI 3.1.3.2 RSG 3.1.3.3 BERREG 3.1.4 Samenwerking met andere organisaties 3.2 De praktijk van toezicht en handhaving 3.2.1 Slachthuizen 3.2.1.1 Werkorganisatie en situatie op het terrein 3.2.1.2 De praktijk van toezicht en handhaving 3.2.1.3 Rapportage en documentenbeheer 3.2.1.4 Kwaliteit van het human resource management 3.2.2 Verzamelcentra en exportcertificering 3.2.2.1 De situatie op het terrein 3.2.2.2 De praktijk van toezicht en handhaving 3.2.2.3 Kwaliteit van het human resource management 3.2.2.4 Werkorganisatie 4 Conclusies 4.1 Algemeen 4.2 De organisatiestructuur van de VWA 4.3 Samenwerking met andere organisaties 4.4 De praktijk van toezicht en handhaving 4.4.1 De slachthuizen 4.4.2 De exportverzamelplaatsen Bijlagen Bijlage 1 : Lijst geïnterviewde personen Bijlage 2 : Templates audit- en interviewrapporten Bijlage 3 : Lijst van vragen en antwoorden uit de kick-off meeting
2
1 Inleiding In februari 2008 vond overleg plaats tussen de Tweede Kamer en de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) naar aanleiding van het bekend geworden concept-rapport ‘Modernisering activiteiten levende dieren en levende producten’ van de Voedsel- en Warenautoriteit (VWA). Dat leidde in eerste instantie tot een verzoek van de minister aan de heer Hoekstra om de status van het rapport en de representativiteit van de bevindingen te onderzoeken, alsmede de activiteiten die sindsdien binnen de VWA zijn ondernomen. Later werden ook de misstanden in de onderzoeksvraag betrokken waarvan sprake was in een artikel dat in Vrij Nederland was verschenen. Het rapport over dat onderzoek werd op 18 maart aan de minister aangeboden. Omdat in het overleg met de Kamer bleek dat het onvoldoende duidelijkheid had verschaft over de aard en de omvang van de gesignaleerde knelpunten, werd een nieuwe opdracht geformuleerd waarin juist deze twee aspecten centraal kwamen te staan. Dit rapport biedt het verslag en de conclusies van het daaruit voortkomende onderzoek, waarvoor de opdracht werd verleend aan een auditteam onder leiding van dr. P. Vanthemsche. Behalve de heer Vanthemsche bestond dit team uit dr. Ilse Van Vlaenderen, consultant gezondheidseconomie, dr. Chris Landuyt, dierenarts en ir. Bert Matthijs, directeur van de interne auditdienst van het Belgische voedselagentschap. De opdracht van de minister aan het auditteam hield in: • Duidelijkheid verschaffen over de stand van zaken van het toezicht en de naleving van regels met betrekking tot diertransporten en slachterijen; • Antwoord geven op de vraag of niet-naleving incidenteel dan wel structureel is; • In het laatste geval zo concreet mogelijk de ernst daarvan aangeven; In het hierna volgende wordt allereerst, in hoofdstuk 2, de manier behandeld waarop het audit-team de informatie heeft verzameld om antwoord te kunnen geven op de gestelde vragen. Daarna worden in hoofdstuk 3 op hoofdlijnen de waarnemingen weergegeven van het onderzoek, achtereenvolgens voor wat betreft het functioneren van de VWA op dit gebied en voor de praktijk van toezicht en handhaving. Tenslotte worden in hoofdstuk 4 de conclusies uit het onderzoek gepresenteerd. De bijlagen bieden additionele informatie over de aanpak van het onderzoek, de gevoerde gesprekken en gebruikte bronnen.
3
2 Aanpak Uit de verleende opdracht is al naar voren gekomen dat het hier niet gaat om een enquête naar misstanden bij het vervoer en de slacht van dieren, maar om een onderzoek naar het toezicht dat daarop plaatsvindt door de VWA. Om hierin goed inzicht te krijgen en om de bevindingen met betrekking tot de praktijk in de juiste context te kunnen plaatsen, heeft de audit zich geconcentreerd op twee onderdelen. In de eerste plaats richtte het onderzoek zich op de structuur en werking van de VWA op het gebied van dierenwelzijn en gezondheid, bij exportcertificering en vervoer van levende dieren en bij de slacht. In de tweede plaats was de praktijk van toezicht en handhaving op datzelfde terrein onderwerp van het onderzoek. In het eerste onderdeel komen elementen aan de orde als de organisatiestructuur, het controleplan, de instructies waarmee de inspecteurs in het veld werken en de wijze waarop die hen bereiken, de feedback vanuit de werkvloer en de wijze van rapportering, de interne communicatie en de samenwerking met andere instanties zoals het ministerie van LNV, de Algemene Inspectie Dienst (AID) en KDS, het bedrijf dat keuringsassistenten levert. In het tweede onderdeel staat de feitelijke gang van zaken centraal in de praktijk van toezicht en handhaving. Hier komt de rol en functie aan de orde van VWA-dierenartsen, practitioners en keuringsmedewerkers bij certificering van exportvee en bij de ante mortem keuringen in de slachterijen, hun relatie met vervoerders en slachterijbedrijven en de wijze waarop zij voor het uitoefenen van hun functie zijn bewerktuigd. Om in de gegeven onderzoekperiode van acht werkdagen binnen een tijdspanne van een maand, de beschikking te kunnen krijgen over alle nodige informatie heeft het auditteam een intensief programma uitgevoerd van interviews met managers, deskundigen en veldmedewerkers, eigen waarnemingen en demonstraties. Daarbij kon een beroep worden gedaan op de ongereserveerde medewerking van leiding en medewerkers van de VWA. In totaal is door de vier leden van het team gesproken met 73 mensen en zijn naast drie van de vijf regiokantoren van de VWA tien verzamelplaatsen en dertien slachterijen bezocht. Bijlage 1 bevat de lijst van geïnterviewde personen. Behalve van de verantwoordelijke managers en leidinggevenden op corporate niveau zijn de bevindingen uit de interviews in de verdere verslaglegging geanonimiseerd. Dit is ook aan de gesprekspartners toegezegd om een zo onbevangen mogelijke informatieoverdracht te garanderen. De Voedsel- en Warenautoriteit is gevestigd in een hoofdzetel in Den Haag en vijf regiokantoren in het land. Voor het onderzoek naar structuur en werking van de VWA is op het hoofdkantoor en op de regiokantoren gesproken met het management en met medewerkers van de verschillende afdelingen. Ook is ter plaatse kennis genomen van de wijze waarop de informatie uit de keuringspraktijk wordt gedocumenteerd en verwerkt, van de automatiseringssystemen die daarbij worden gebruikt en van de wijze waarop eventueel over deze informatie wordt doorgerapporteerd aan het hoofdkantoor, al of niet in geaggregeerde vorm. Tenslotte was de communicatie tussen regiozetel en hoofdvestiging een aandachtspunt, voor wat betreft de instructies aan en de bewerktuiging van de inspecteurs in het veld en de veranderingen die hierin plaatsvonden. De bezoeken aan verzamelplaatsen en slachterijbedrijven vonden plaats op basis van een steekproef, waarbij erop is toegezien dat deze voldoende spreiding toonde zowel uit geografisch oogpunt als wat betreft aard en omvang van de bedrijven. Ter plaatse hebben de leden van het auditteam gesproken met VWA-dierenartsen in verschillende verantwoordelijkheden, practitioners (praktijkvoerende dierenartsen die hun keuringsactiviteiten uitvoeren in opdracht van en namens de VWA maar zonder dienstverband met de VWA) en keuringsmedewerkers in dienst van KDS. Daarbij richtte de aandacht zich zowel op de praktijk van keuring en certificering als op de wijze waarop werd gedocumenteerd, gerapporteerd en gecommuniceerd met enerzijds de regiozetel en anderzijds derde partijen zoals de AID.
4
Gezien de onderzoekopdracht en de gegeven beperkingen in de tijd heeft de commissie ervoor gekozen de gesprekken in hoofdzaak te beperken tot personen die werkzaam zijn binnen de VWA of op het terrein waarvoor de VWA verantwoordelijk is. Niet de denkbeelden over de VWA staan hier immers centraal, maar de feitelijke gang van zaken rond het vervoer en de slacht van levende dieren, waarvoor de VWA een controlerende verantwoordelijkheid heeft. Om een volledig en meerdimensionaal beeld te krijgen is niettemin ook een aantal interviews gehouden met personen buiten de organisatie. Daarbij ging het om vertegenwoordigers van KDS, de organisatie die een groot aantal medewerkers levert om onder verantwoordelijkheid van de VWA post mortem keuringen uit te voeren in de slachterijen, de Algemene Inspectiedienst AID en het ministerie van LNV. Daarnaast waren er vertrouwelijke gesprekken van de commissievoorzitter met zes externe informanten.
5
3 Waarnemingen 3.1 Structuur en werking van de VWA 3.1.1 Interne organisatie De interne organisatie van de VWA werd uitgebreid toegelicht op de kick-off bijeenkomst, bij de bezoeken in de regiokantoren en in individuele gesprekken met medewerkers van de VWA. Algemeen kan worden gesteld dat de organisatiestructuur van de VWA onoverzichtelijk is en voor een buitenstaander zelfs onbegrijpelijk. Desgevraagd stelde de VWA een volledig organogram op met de verschillende onderdelen van de organisatie. In de VWA zijn 1485 fte medewerkers actief. Van die 1485 zijn er 698,1 actief in de eerste lijn (toezicht). De rol van het bureau Risicobeoordeling op het terrein van diergezondheid, zoals beschreven in de Wet onafhankelijke risicobeoordeling VWA, is beperkt tot zoönosen met relevantie voor de voedselveiligheid. De risicobeoordeling op het overige terrein van diergezondheid en dat van dierenwelzijn blijkt voornamelijk te worden gestuurd vanuit het Departement LNV, zonder veel interactie met het bureau Risicobeoordeling. De taakverdeling tussen VWA en LNV voor wat betreft risicobeoordeling is daarmee onduidelijk. Bij de audit werd vooral gekeken naar de rol van de Inspecteur Generaal, de directie Toezicht en Communicatie en de dienst Uitvoering in het ontwikkelen van het beleid en het uitvoeren daarvan voor de activiteiten rond levende dieren. In de rubrieken IT, rapportering en interne communicatie wordt tevens de rol van de directie Bedrijfsvoering belicht voor de activiteiten rond levende dieren. 3.1.1.1 Ontwikkelen van beleid De beleidsontwikkeling voor de activiteiten rond levende dieren wordt gekenmerkt door een grote complexiteit, vooral omdat het om een samenspel gaat tussen verschillende externe partners en verschillende onderdelen van de VWA zelf. Het proces van beleidsontwikkeling werd toegelicht aan de hand van een schema getiteld ‘Van toezichtarrangement naar projectprotocol en projectrapportage’. De verschillende onderdelen van het proces zijn: • Opstellen van een kaderbrief door LNV en VWS en overmaken aan VWA • Opstellen/herijken van toezichtarrangementen, jaararrangementen (directie Toezichtsbeleid en Communicatie) • Goedkeuring door het MT VWA (managementteam) • Opstellen en herijken van de projectplannen (dienst uitvoering, betrokken S&O van de regiokantoren) • Controleren van de projectplannen (S&O, FPC van de directie bedrijfsvoering) • Opstellen/herijken van de projectprotocollen en inspectielijsten Pas daarna begint de uitvoering. In de gesprekken kwam als extra moeilijkheid naar voren dat er heel regelmatig en soms op hele korte termijn wijzigingen in het beleid werden doorgevoerd, vooral voor de certificering van levend vee. Het beleid voor levende dieren komt dus tot stand door interactie tussen veel verschillende diensten en onderdelen van diensten. Een opsomming: • Departement van LNV • Directie Voedselkwaliteit en Diergezondheid (LNV) • Directie Landbouw (LNV) • Directie Toezichtsbeleid en Communicatie (VWA) • Dienst Uitvoering, afdeling Vrijwaring en Certificering (VWA) • S&O regio Noord-West (VWA) • Bureau Veetransport, regio Noord (VWA) Al deze diensten werken mee met de uitwerking van het beleid. Het ligt voor de hand dat het in een dergelijk constellatie heel moeilijk is om op een efficiënte en éénduidige manier beleid te ontwikkelen en te vertalen in instructies voor de werkvloer. De mensen die hiertoe moeten samenwerken doen dat niet in een duidelijk geformaliseerd kader, onder leiding van één verantwoordelijke, maar in een los verband buiten de lijnhiërarchie om. De prioriteiten van
6
de functionele aansturing en van het lijnmanagement zijn daarbij soms verschillend. Daardoor is het heel moeilijk om goed aan te sturen en om problemen op te lossen. Deze structuur is niet specifiek voor de activiteit levende dieren, maar wordt voor alle beleidsdomeinen toegepast. Ze leidt tot een complex netwerk van communicatielijnen binnen de VWA, zowel bij de beleidsontwikkeling als in het aansturen van de uitvoering. In het managementjargon wordt zo’n structuur omschreven als een matrix, al moet worden opgemerkt dat de VWA-structuur eerder een mengvorm is tussen matrixmodel en een lijn/ hiërarchisch model; een mengvorm die niet beantwoordt aan de noden van de VWA als organisatie. Voor de complexe en snel veranderende activiteit levende dieren zou de impact van deze ingewikkelde structuur groter kunnen zijn dan voor andere activiteiten. Binnen de VWA bestaan er heel wat onuitgevoerde veranderingsplannen. Een buitenstaander krijgt de indruk dat elk nieuw probleem wordt opgelost met een nieuw veranderingsplan, dat al snel ingehaald wordt door het volgende. In hun toelichting stellen de VWA-medewerkers het veranderingsplan dikwijls voor als de realiteit, terwijl het soms nog jaren zal duren vooraleer het plan werkelijkheid wordt. Klachten worden beheerd door de afdeling Incidentmanagement, Meldkamer en Dierziektenbestrijding van de dienst Uitvoering en door de VTA (vaktechnische administratie ) in de regiokantoren. Deze procedure is nieuw en werd herzien naar aanleiding van de recente problemen. Voorheen waren er twee klachtenprocedures: de ene via de meldkamer, de andere via de afdeling Certificering en Vrijwaring. De nieuwe procedure garandeert een betere coördinatie van de behandeling van klachten. Overigens moet worden opgemerkt dat er op het totaal aan afgeleverde certificaten relatief weinig klachten opgetekend worden. 3.1.1.2 Uitvoering van het beleid Het controle- en toezichtbeleid wordt uitgevoerd door het personeel van de afdelingen Toezicht Productiebedrijven (TPB) van de regiokantoren. De activiteiten rond levend vee (certificering en keuring) zijn ondergebracht in de afdeling Toezicht Productiebedrijven. Met de oprichting van deze afdeling werd geprobeerd de terreinmedewerkers van de voormalige Rijksdienst voor de Keuring van Vee en Vlees (RVV) en de Keuringsdienst van Waren (KvW), die actief zijn in productiebedrijven, te integreren in één team. Deze integratie is slechts gedeeltelijk gelukt; in sommige regio’s werd zelfs opnieuw een afzonderlijke groep veterinair toezicht opgericht. De directeur en afdelingshoofden nemen deel aan een veelheid van overlegstructuren. Een deel van die structuren is bedoeld voor de inhoudelijke aansturing, een ander deel voor het management. Voor het lijnmanagement is het heel moeilijk om een volledig beeld te krijgen van de activiteiten van de medewerkers. Dat komt doordat de aansturing zowel in de lijn als zijdelings vanuit de verschillende afdelingen Signalering en Ontwikkeling (S&O) gebeurt. De regioverantwoordelijken zijn zich bewust van de problemen rond de motivering en het aantrekken van voldoende dierenartsen. Zowel kwantitatief als kwalitatief moet de structuur opgeschaald worden. Kwantitatief door het aanwerven van bijkomende dierenartsen, kwalitatief door het werkpakket inhoudelijk voldoende aantrekkelijk te maken. Dit laatste kan worden gerealiseerd door goede opleiding en begeleiding. Momenteel heerst bij de uitvoering veel onzekerheid als gevolg een gebrek aan kennis van de precieze voorschriften. De VWA spant zich wel sterk in om de begeleiding van dierenartsen te verbeteren. Recent werden senior toezichthoudende dierenartsen aangesteld die een aanspreekpunt zijn voor hun collega’s in het team. Ook werd binnen werktijd plaats gemaakt voor tweewekelijks werkoverleg waarin de dierenartsen in groepsverband ervaringen uit kunnen wisselen, aangevuld met instructiesessies met vakdeskundige personen. Deze ondersteuning is verplicht binnen de werktijd voor VWA-medewerkers en facultatief voor de practitioners. Laatstgenoemden moeten in de eigen tijd investeren in opleiding, wat hun motivatie niet ten goede komt. De communicatie tussen de verschillende onderdelen van de organisatie verloopt zeer moeilijk. Dit wordt mede veroorzaakt door de hiervoor beschreven kluwen van
7
communicatielijnen. Sommige medewerkers in het veld spreken over een ‘dwarslaesie’ in de communicatie tussen de top en de werkvloer. In de waarneming van de auditcommissie voorziet de centrale organisatie van de VWA niet duidelijk in een voor de keuringsartsen herkenbare vertaling van het beleid op het gebied van dierenwelzijn in protocollen en richtlijnen voor de kwaliteitscontrole van medewerkers en hun activiteiten. 3.1.2 Interne communicatie Voor een organisatie waarvan de prestaties vooral zichtbaar zijn op de werkvloer in de te controleren bedrijven, en waarvan dus de medewerkers ter plaatse fysiek los opereren van de overige onderdelen, is een efficiënte interne communicatie van groot belang. In feite kan gezegd worden dat de medewerkers in het veld voor een groot deel van die communicatie afhankelijk zijn om goed te kunnen functioneren. Het blijkt dat aan het VWA-intranet en aan informatie per e-mail in deze interne communicatie door veel betrokkenen een hoofdrol wordt toegeschreven. Die hoofdrol wordt volgens verschillende gesprekspartners niet verhinderd maar wel enigszins bemoeilijkt door het feit dat de werking van het intranet in de afgelopen tijd verschillende keren is veranderd en bijgesteld, zodat er een groot beroep wordt gedaan op de flexibiliteit van de medewerkers. Dierenartsen beklagen zich ook over het feit dat niet altijd relevante informatie wordt verspreid, zodat soms de verleiding ontstaat om de informatie maar aan zich voorbij te laten gaan, zeker in het licht van de hoge werkdruk in de keuringspraktijk. Een regelmatig gehoord commentaar is ook dat nieuwe instructies niet altijd voldoende zijn getoetst aan de omstandigheden en de kennis op de werkvloer. Levert het gebruik van het intranet hindernissen op voor de communicatie vanuit de centra naar de VWA-dierenartsen, voor de communicatie met de practitioners is dit kanaal niet of maar gedeeltelijk beschikbaar zodat deze grotendeels zijn aangewezen op de informatie die hen via e-mail bereikt. Deze laatste informatie moet door de practitioners worden verwerkt in de ‘eigen tijd’ (waartegenover dus geen vergoeding staat) omdat de werkdruk in de keuringspraktijk daarvoor in het geheel geen ruimte laat. Bovendien geven verschillende practitioners aan dat zij via de e-mail alleen op de hoogte worden gesteld van de wijzigingen in wetgeving en instructies en dat een geconsolideerde en geupdate versie van die wetgeving en instructies niet ter beschikking wordt gesteld. Daardoor moeten consciëntieuze practitioners de nodige extra tijd investeren in het inventariseren van de wijzigingen, terwijl deze informatie al beschikbaar is voor VWA-dierenartsen. De informatieachterstand van de practitioners wordt door bijna alle betrokkenen binnen de VWA als een probleem gezien, zonder dat er nog uitzicht is op een oplossing die binnen afzienbare tijd beschikbaar komt. Alleen de practitioners zelf laten zich regelmatig relativerend uit over de noodzaak van betere informatievoorziening. Dit lijkt echter veeleer te verklaren uit de houding die men van nature aanneemt als opdrachtnemer en uit het feit dat de informatie die wèl beschikbaar komt ten koste gaat van de eigen tijd, dan uit een objectieve waardering van het bestaande informatietekort. Over feedback op de informatie zoals die uit de keuringspraktijk naar de hoger- of naastbijgelegen organisatieonderdelen wordt doorgegeven konden in weinig gesprekken ervaringen worden genoteerd. Zowel VWA-dierenartsen als practitioners merken op dat er op gesignaleerde overtredingen, meldingen of suggesties niet vaak een reactie komt van het eigen regiokantoor of vanuit de AID wanneer er sprake is van opgemaakte diergeneeskundige verklaringen. Omdat de practitioners in de meeste gevallen ook geen regelmatig werkoverleg kennen, dringt de indruk zich op dat zij tamelijk geïsoleerd functioneren, gezien vanuit het perspectief van de VWA-organisatie.
8
3.1.3 IT-tools en rapportering De binnen de VWA toegepaste automatiseringsinstrumenten zijn goeddeels afkomstig van de fusiepartners die sinds 2002 samen zijn gegaan. De onderlinge comptabiliteit laat daardoor soms te wensen over. Er zijn sinds de fusie op dit gebied geen keuzes gemaakt. Momenteel wordt er gediscussieerd over het invoeren van een systeem dat de verschillende IT-tools weer met elkaar zou kunnen laten communiceren. In deze discussie tekenen zich voor- en tegenstanders af, zodat de uitkomst onzeker lijkt. De belangrijkste automatiseringsinstrumenten die binnen de horizon van de auditcommissie worden gebruikt zijn ISI (Informatie Systeem Inspecties, afkomstig van KvW en tien jaar in gebruik) en RSG (Registratie Slachtgegevens, afkomstig van RVV). Daarnaast is de applicatie BERREG (Bedrijven Registratie Systeem, afkomstig van RVV) in gebruik voor het beheer van de diverse erkenningen. Het systeem Fatijdec wordt toegepast om de uurprestaties van de medewerkers te registreren. Dit laatste systeem valt buiten de horizon van deze audit. 3.1.3.1 ISI ISI wordt gebruikt om de inspectiebevindingen te registreren in een databank en is daarom de belangrijkste applicatie in het kader van de audit. Het is de bedoeling dat ISI inspectiebevindingen en onderzoeksresultaten van monsters toetst aan wettelijke normen. ISI wordt gebruikt door VWA-medewerkers en practitioners, maar niet door medewerkers van KDS. De gegevens zijn ook toegankelijk voor de medewerkers van de diensten VTA (Vaktechnische Administratie) in de regio’s, die op basis hiervan een dossier kunnen opmaken dat naar de operator wordt verstuurd. Op de database van ISI kunnen queries worden uitgevoerd met behulp van de tool Inpromptu, die ook een aantal voorgeprogrammeerde queries bevat voor het maken van verslagen en voor het opvolgen van realisaties in het veld. Dit zou onder andere gebeuren door de diensten S&O in de regio’s. Een aantal velden in ISI is vrij te gebruiken, andere liggen vast. Achter de vaste velden zitten een heleboel tabellen die de master data van de applicatie vormen. Die vaste velden zouden moeten toelaten om op een handige manier queries te laten draaien. In ISI worden de bezoeken ingevoerd die in het veld zijn uitgevoerd. Aan elk bezoek kunnen verschillende ingevulde inspectielijsten gekoppeld worden. De lege inspectielijsten worden opgemaakt door de betrokken S&O-dienst. Per bezoek kan ook worden aangeven welke monsters werden genomen en welke maatregelen zijn gevolgd op de inspectiebevindingen of monsteranalyses. Er kan worden aangegeven of het een herinspectie betreft. Op slachterijbedrijven met permanent toezicht is het de bedoeling dat de inspectielijsten dagelijks worden ingevuld en dat er maandelijks een verzamelstaat wordt opgemaakt en in ISI ingevoerd. Het blijkt niet voor iedereen duidelijk hoe de dagstaten in verzamelstaten moeten worden omgezet. Op drie van dergelijke bedrijven waar de auditcommissie de werking van het systeem heeft bestudeerd, bleek dat er belangrijke verschillen waren in de frequentie van invullen (van dagelijks tot één keer per week, bij vaststellingen) en ook in de manier van invullen. Opgemerkt werd dat de inspectielijsten ook vragen in de sfeer van de infrastructuur bevatten waarvan niet duidelijk is welk doel met dagelijks invullen wordt gediend. In twee van de bedrijven bleken over 2008 nog vrijwel geen verzamelstaten te zijn ingevuld. Sommige geïnterviewden meenden dat automatiseringsproblemen hier de oorzaak van waren; anderen kenden dergelijke problemen niet. Maximaal 20% van de monsters die binnen het gezichtsveld van de audit worden genomen, komt terecht in ISI. De andere 80% komt niet in het systeem. Deze monsters gaan voor analyse naar het laboratorium, vergezeld van een monsternamedocument. Het regiokantoor krijgt de analyseresultaten per brief meegedeeld. Deze resultaten worden binnen VWA niet in een IT-tool geregistreerd, hetgeen de rapportering erover heel moeilijk maakt. Het aantal meldingen aan de AID op het gebied van dierenwelzijn kan in ISI worden geregistreerd. Dit gebeurt soms, maar van de mensen die werden ondervraagd was niemand op de hoogte van deze mogelijkheid.
9
Genomen maatregelen binnen het aandachtsgebied van de commissie, zoals processenverbaal door de AID, al of niet schriftelijke waarschuwingen, het stilleggen van het bedrijf of het intrekken van erkenningen, worden evenmin in het systeem geregistreerd. Het is de bedoeling dat de regio’s de ingevulde verzamelstaten gebruiken om de realisatie te volgen van de protocollen voor de verschillende onderdelen van het toezicht welke door de afdelingen S&O worden opgesteld. Voor het management in de regio’s is het echter een omvangrijke opdracht om uit die protocollen een overzichtelijk beeld te destilleren van de te realiseren doelen. Het toetsen van de prestaties op dit punt is daardoor problematisch. In de regio Zuid wordt een eigen systeem toegepast voor het monitoren van de doelstellingen, uitgesplitst tot op het niveau van de individuele medewerker. Of andere regio’s over een gelijksoortig systeem beschikken werd niet gecheckt. 3.1.3.2 RSG RSG is de applicatie waarmee de resultaten van Roodvlees en Witvlees slachtgegevens worden geregistreerd, die de basis vormen voor de diverse overzichten en rapportages. Via voorgedefinieerde overzichten kunnen de gegevens worden afgedrukt. RSG is een webapplicatie die draait op een Oracle-database. Het instrument, in de regio’s beschikbaar sinds 1 januari 2008, is gekoppeld aan BERREG voor wat betreft de werkplekgegevens. Het is de bedoeling dat VWA-medewerkers in de toekomst in de slachthuizen rechtstreeks data kunnen gaan invoeren. Tot op heden gebeurt dat echter dagelijks nog op de papieren documenten VOS (Verzamelstaat Onderzoek Slachtdieren) en DOS (Dagstaat Onderzoek Slachtdieren). Op de VOS komen onder meer de AM- en PM-bevindingen, de onderzoeken en de redenen tot afkeuring. De cijfers op de VOS worden samengevat op de DOS. Beide documenten worden opgestuurd naar de regiozetel (Dienst VTA) of naar de centrale zetel (Dienst Brein) waar de DOS-staten in RSG worden ingevoerd. Op die manier komen in RSG per werkplek, per dag en per diersoort onder meer het aantal aangeboden, goedgekeurde en afgekeurde dieren terecht met de reden van afkeuring. De medewerkers in het veld hebben absoluut geen zicht op wat er gebeurt met de gegevens die zij op papier invullen. Zij ervaren dit als een gemis. Voordat RSG op 1 januari 2008 in gebruik werd genomen, werd een andere applicatie (IOS) gebruikt, die in elk geval in regio Noord-West niet langer toegankelijk bleek voor de VTAmedewerkers. Voor het opzoeken van DOS of VOS van voor 1 januari 2008 zijn zij aangewezen op het papieren dossier. 3.1.3.3 BERREG BERREG is de applicatie die binnen VWA gebruikt wordt om eenduidig werkplekken, erkenningen en relaties van de VWA te kunnen onderhouden en beheren. Er wordt gebruik gemaakt van een Access-userinterface die draait op een Oracle-database. BERREG zorgt er voor dat alle relaties met hun verschillende rollen (zoals debiteur, leverancier, erkenninghouder, medewerker) eenduidig worden vastgelegd en beheerd. Ook de werkplekken en organisatorische eenheden (teams, afdelingen et cetera), en de erkenningen kunnen in dit systeem op consistente wijze worden vastgelegd en beheerd. Voor elk bedrijf wordt per erkenning de startdatum en eventueel de einddatum en de reden van intrekking aangegeven. De lijsten van de erkenningen worden beheerd door de dienst Brein en gepubliceerd op het web. De diensten Planning van de regiokantoren worden verondersteld dagelijks deze lijsten te raadplegen om voor aangevraagde controles te zien of het klep- of stalcontrole betreft. De vervoerders moeten bovendien een bewijs van hun vergunning kunnen voorleggen bij een VWA-controle. Het is dus niet nodig dat alle VWA-medewerkers dagelijks de geactualiseerde lijst bekijken.
10
3.1.4 Samenwerking met andere organisaties De Secetaris-Generaal van het departement van LNV draagt verantwoording voor de kwaliteit en het goed functioneren van de VWA. De auditdienst van het departement toetst dan ook met enige regelmaat de kwaliteit van het functioneren van de VWA. De strategische (inhoudelijke) aansturing van de VWA gebeurt vanuit de departementen van LNV en VWS en wordt vastgelegd in een jaarlijkse kaderbrief. In principe is de aansturing vanuit de beide departementen gelijksoortig. In de praktijk is de aansturing vanuit het departement LNV echter heel wat directiever dan die vanuit VWS. LNV mengt zich regelmatig in het operationeel management van de VWA, hetgeen door de medewerkers van de VWA als problematisch en inefficiënt wordt ervaren. Vanuit LNV wordt dan weer gesteld dat deze werkwijze noodzakelijk is om bepaalde onvolkomenheden in de VWA bij te sturen. Het bestaan van beide aansturingsmethodes draagt bij tot het behoud van twee bedrijfsculturen binnen de VWA. De afbakening van de bevoegdheden tussen LNV en VWA is momenteel onduidelijk en verdient nadere aandacht, zodat het spanningsveld dat hieruit ontstaat kan worden weggewerkt. De samenwerking tussen VWA en AID is vastgelegd in een protocol en verloopt vrij goed. De medewerkers in het veld zijn hierover positief, al wordt er betreurd dat er weinig terugkoppeling is vanuit de AID over het vervolg op de meldingen vanuit de VWA. Klachten vanuit de VWA worden door de AID onderzocht en de resultaten worden door deze dienst vastgelegd in Spin, een webtoepassing voor informatiemanagement die wordt gebruikt om gegevens op te slaan over controle en opsporing. In de module Controle van dit systeem worden vrij gedetailleerde gegevens vastgelegd over de uitgevoerde controles, tijdstippen, betrokken bedrijven personen en bevindingen. Deze gegevens gaan automatisch over naar de module Opsporing, die actief wordt als een controle de conclusie ‘niet-akkoord’ oplevert. In deze laatste module worden de gegevens over het vervolg daarop vastgelegd. Voor de registratie van meldingen die binnenkomen is bij de AID-regiokantoren ook een aparte Access-toepassing in gebruik. Klachten vanuit de VWA worden sinds januari van dit jaar als zodanig geregistreerd. In dit systeem is ook terugmelding, al of niet regelmatig, aan de melder van de klacht opgenomen. De bevoegdheidsverdeling tussen de VWA en de AID in de keten is complex en kan leiden tot wrijvingen. Op landbouwbedrijven is de AID in de eerste lijn bevoegd en de VWA in de tweede lijn; hetzelfde geldt voor transport. In slachthuizen en op verzamelplaatsen zijn de rollen omgekeerd: daar is VWA in de eerste lijn bevoegd en is de AID achtervang in verband met opsporing. De instelling van combiteams, die gezamenlijk acties ondernemen, wordt in het veld zeer positief onthaald. De samenwerking met KDS is een structureel moeilijke keuze, die werd gemaakt om de discussie rond de financiering te beslechten, maar er werd van die gelegenheid gebruik gemaakt om een uniek model uit te bouwen. Op basis van een lastenboek en een Service Level Agreement kunnen de prestaties van KDS worden gemeten en geëvalueerd. Dit gebeurt op permanente basis. De kritiek op het functioneren van KDS is in de huidige situatie onterecht, al wordt gesignaleerd dat er in het verleden (bij de opstart) problemen zijn geweest met de kwaliteit van het ingezette personeel. 3.2 De praktijk van toezicht en handhaving 3.2.1 Slachthuizen 3.2.1.1 Werkorganisatie en situatie op het terrein De planning wordt strikt uitgewerkt; iedereen is op voorhand op de hoogte van de taak die van hem of haar wordt verwacht met een duidelijk uurschema erbij. Voor de AM-keuring wordt in de meeste gevallen een beroep gedaan op een practitioner; als er voldoende VWAdierenartsen zijn voeren zij die taak uit. In kleinere slachthuizen combineert een VWAdierenarts de AM- en de PM-keuring; in enkele gevallen worden die taken door een practitioner uitgevoerd.
11
Op bepaalde plaatsen kan de AM-keurder de planning langere tijd vermoeden, op grond van de steeds terugkerende slachtdagen en –uren. Elders is dit niet mogelijk. De VWAdierenartsen in vaste dienst krijgen hun wekelijks urenpakket altijd ingevuld; voor de practitioners geldt het aanbod aan het activiteiten dat daarna overblijft. Meestal vormt dit geen probleem gezien de huidige onderbezetting in het veld. De tevredenheid over de organisatie en de ingeplande uren is meestal voldoende; er is een redelijke flexibiliteit onder de practitioners en wanneer zij op hun beurt vragen om op bepaalde dagen niet ingeroosterd te worden, wordt daar ook rekening mee gehouden. De planning zorgt ervoor dat de AM-keuring steeds plaatsvindt voordat de slachtactiviteiten beginnen, en de waarneming van de auditcommissie bevestigde dit. In de praktijk wordt het als een gebrek ervaren dat dieren afgeladen kunnen worden in afwezigheid van de AMkeurder. Daardoor kunnen de toestand van het dier bij aankomst, het vervoermiddel en de wijze van lossen niet worden beoordeeld. Dit is vooral gangbare praktijk in slachthuizen zonder permanent toezicht. De omstandigheden waarin de AM-keurders op de bedrijven moeten werken zijn niet altijd optimaal te noemen: veranderende weersomstandigheden, administratie bijhouden in de stal of in een klein bureautje, dieren zijn soms moeilijk bereikbaar voor de controle op identificatie en het indelen in categorieën. Het werkcomfort van de AM-keurder is bepaald geen prioriteit, maar hierover wordt weinig geklaagd. Het werk van de AM-keurder vertoont grote verschillen in moeilijkheidsgraad tussen de bedrijven. Waar runderen en varkens aan het eind van hun productieperiode aangeboden worden in het slachthuis wordt er een grotere kennis, alertheid en onafhankelijkheid van de AM-keurder gevraagd dan waar slachtkalveren of slachtvarkens worden aangeboden. In de grotere slachthuizen is de aanvoer vaak zo geregeld dat de aangevoerde ladingen elkaar vlot opvolgen zodat de AM-keurder niet wordt overrompeld en de stallen, die een beperkte capaciteit kunnen hebben in verhouding tot de geslachte aantallen, niet overvol komen te zitten. Ook de situatie op het terrein kan grote verschillen vertonen naargelang het soort slachthuis: • De grote slachthuizen voor vleesvee en vleesvarkens zijn intern goed georganiseerd, ook op het gebied van kwaliteit en veiligheid. • In de grote slachthuizen voor ‘afgeschreven’ fokrunderen en fokvarkens is de norm op het gebied van dierenwelzijn een probleem. • In de middelgrote en kleine slachterijen is er een probleem door onvoldoende toezicht. De kans op misbruiken en fraude is hier het grootst. Bij noodslachtingen verricht de practicus van het veehouderijbedrijf de AM-keuring en doodt na bedwelming het dier. Hij vult een speciale noodslachtingsverklaring in die het dode dier begeleidt naar de slachterij. Deze procedure is oorspronkelijk bedoeld om dieren met een acuut ongeval (bijvoorbeeld een fractuur) toch nog voor humane consumptie te kunnen bestemmen. Deze dieren mogen uit welzijnsoverwegingen niet levend worden vervoerd. Bepaalde slachthuizen zijn in dit soort slachtingen gespecialiseerd (meestal kleinere slachthuizen zonder permanent toezicht) en vaak is hier een lokaal vleesverkooppunt aan verbonden. Een bijkomende constatering is dat deze dieren vaak van ver komen en soms lang (tot vier uur) onderweg zijn. Ze zijn alleen verbloed, worden niet gekoeld vervoerd en de buik blijft vaak ongeopend met de ingewanden erin. Dit kan een risico voor de volksgezondheid vormen. De lange reistijd in combinatie met ongekoeld vervoer kan aanleiding geven tot bacteriologische verontreiniging en verhoogt de kans op voedselvergiftiging. Wel dient opgemerkt te worden dat de PM-keuring altijd wordt verricht. Aangezien er vaak geen bijkomende tests worden uitgevoerd (bacteriologisch onderzoek), is de kans beperkt dat eventuele intoxicaties worden opgespoord en verhinderd. 3.2.1.2 De praktijk van toezicht en handhaving - Toezicht In het algemeen werd van de praktijksituatie op het gebied van toezicht en handhaving rond de ante mortem keuringen op de slachthuizen een professionele indruk verkregen. De inzet van de VWA-dierenartsen en practitioners is gemiddeld hoog, de voorzieningen zijn
12
gemiddeld naar behoren. Er is sprake van gemotiveerde en integere medewerkers, al vallen er wat betreft motivatie en betrokkenheid verschillen op te tekenen tussen VWA-dierenartsen en practitioners. Laatstgenoemden staan door hun andere relatie tot de VWA soms wat anders in het werk, waarbij ook de redenen mee kunnen spelen om voor een contract met de VWA te kiezen naast of na afloop van de eigen praktijk. Dat uit zich hier en daar in een lager niveau van betrokkenheid en een grotere geneigdheid om de bestaande situatie, inclusief de daarin voorkomende ongewenstheden zoals het eigen relatieve isolement en tekort aan informatie, maar als onafwendbare realiteit te beschouwen. Ook hier speelt de beschikbaarheid van heldere normen een rol: voorzover die uit de informatiestroom vanuit de VWA te destilleren zijn komen ze niet of alleen moeilijk binnen het bereik van de practitioners, die geen toegang hebben tot het intranet van de VWA en ook anderszins meestal niet worden bijgeschoold of getraind. Of de informatiestroom de practitioner wel en snel bereikt hangt in vele situaties af van het regionale/lokale VWA-management. In de waarneming van de commissie en in die van de geïnterviewde dierenartsen en practitioners komen regelmatig discutabele situaties voor. Dat geldt zowel voor de feitelijke gang van zaken rond de aanvoer en het lossen, opstallen, bedwelmen en verbloeden en slachten van de dieren als waar het de rol van de dierenarts aangaat op het gebied van controle en handhaving. Rond de feitelijke gang van zaken heeft de commissie belangrijke verschillen genoteerd tussen de praktijk in grotere en kleinere slachthuizen. In de categorie grotere slachterijen is veelal sprake van een voortdurende aanwezigheid van VWAdierenartsen of practitioners. Het functioneren van de dierenarts bij de ante mortem keuringen moet in de eerste plaats worden gezien tegen de achtergrond van de grote druk waaronder hij opereert. Die ontstaat van twee kanten. Aan de kant van het ‘thuisfront’ of de opdrachtgever, de VWA, is er al jaren een tekort aan dierenartsen waardoor op de beschikbare personen een sterker beroep moet worden gedaan dan van beide kanten wellicht als wenselijk wordt gezien. Van de kant van het slachthuis is er sprake van feitelijke druk doordat alle betrokkenen zich ervan bewust zijn dat minutieuzer werk en meer ingrijpende beslissingen door de dierenarts zullen leiden tot vertraging van het proces en daarmee tot financieel nadeel voor het bedrijf. Het management op veel slachthuizen zal dit effect liefst vermijden. Ook zonder actieve inmenging zal de invloed van deze houding van het management op de werkomstandigheden van de keurende dierenarts of practitioner duidelijk zijn, en daarmee het belang van een goede back-up vanuit de VWA. Deze zou onder meer de vorm kunnen hebben van heldere instructies op het gebied van dierenwelzijn: wat mag wel en wat mag niet. Die bestaan echter wel op het gebied van kenmerken die van invloed zijn op de volksgezondheid, maar niet of alleen in rudimentaire vorm op het gebied van dierenwelzijn. Bovendien leidt het bestaan van een aparte norm voor voedselveiligheid (slachtwaardigheid) naast een dierenwelzijnsnorm (transportwaardigheid) tot verwarring bij de keurders. Een Service Level Agreement zoals dat gangbaar is voor de activiteiten van KDS-medewerkers bij de post mortem keuringen is in de sfeer van de ante mortem keuringen niet bekend. Daardoor worden de keurende dierenartsen in dit opzicht teruggeworpen op wat zij dikwijls aanduiden als ‘het oog van de meester’. Het is in hoge mate aan hun persoonlijk oordeel om te besluiten welke dieren – met welke kenmerken, in welke conditie – nog geschikt kunnen worden geacht voor de slacht en welke niet, of welke dieren hoe dan ook naar het slachthuis vervoerd hadden mogen worden en welke niet. Dit is een waarneming die vaste VWA-dierenartsen en practitioners delen, en waarop meer of minder berustend wordt gereageerd. De ene keurder zegt een duidelijke checklist op het gebied van dierwelzijn node te missen; de andere heeft daar geen behoefte aan omdat hij meent heel goed op eigen oordeel te kunnen vertrouwen of dat het in de praktijk onmogelijk is om een eenduidige en werkbare checklist te ontwikkelen. Zonder aan de waarde van dat oordeel af te doen – waarvoor overigens volgens de commissie hier en daar wel degelijk ruimte is – valt in ieder geval te constateren dat de ante mortem keurder in deze situatie kwetsbaarder wordt voor de druk vanuit het bedrijf met het veelgehoorde argument dat hij veel strenger optreedt dan elders het geval is. Dit type druk, binnen de regels van fatsoen en zakelijke omgang, is aan de orde van de dag.
13
Zo ontstaat een situatie waarin de dierenarts of practitioner voortdurend balanceert tussen hoe het hoort en hoe het kan. Daarbij is hij, wanneer het gaat over dierenwelzijn, vooral aangewezen op zijn eigen inzicht en dat is er de oorzaak van dat verschillen in beoordeling veel voorkomen. Bovendien is de gehanteerde dierenwelzijnsnorm in de slachthuizen die zijn gespecialiseerd in afgeschreven dieren, naar het inzicht van de auditcommissie onvoldoende streng. In deze bedrijven speelt enige gewenning. De dieren verkeren immers per definitie in een suboptimale conditie. Behalve gewenning is een veelgenoemde overweging dat het hanteren van dezelfde welzijnsnormen als bij dieren die uitsluitend voor vleesproductie worden gehouden, zou leiden tot een onacceptabele proportie afkeuringen. Verschillen in beoordeling werden bijvoorbeeld opgetekend over de toegestane beladingsgraad op de aanvoerende veewagens. Hetzelfde gaat op voor de op dat gebied ondernomen actie, die vaak niet verder gaat dan het ‘direct aanspreken’ van de vervoerder in kwestie. Dat laatste geldt ook voor de gevallen waarin dieren worden aangevoerd in een niet slachtwaardige conditie en voor de behandeling van de dieren bij het uitladen of opstallen. Daarbij treden opnieuw verschillen op tussen de oordelen van dierenartsen onderling èn tussen gewenste en gepraktiseerde norm. De hellingshoek van een laadklep kan te groot zijn, de bezetting van de wachtstal in de slachterij kan te hoog worden, bijvoorbeeld omdat de chauffeurs van de aanvoerende veewagens geen lange wachttijden accepteren of omdat het welzijn van de dieren beter af is met een verblijf in de overvolle stal dan in een zonbeschenen vrachtwagen. De dieren die de nacht moeten doorbrengen op de slachterij – ze worden soms zelfs bijna 24 uur tevoren aangevoerd - doen dat soms onder slechte (buiten)omstandigheden. De AM-dierenarts staat er in veel van zulke situaties alleen voor en beslist met een open oog, niet alleen voor het welzijn van de dieren maar ook voor het belang van een efficiënt verlopend slachtproces. Sommige dierenartsen rapporteren dat ze wel regelmatig ‘iets zeggen’ van bepaalde situaties, maar dat ze er vervolgens weinig invloed op hebben of en hoe snel het betrokken bedrijf daarop handelt. Bovendien heeft ‘iets zeggen’ meestal slechts een tijdelijk effect. Bij de toepassing van elektrische prikkelaars vallen ook verschillen te zien. Veel dierenartsen zeggen niet precies de stand van de regels te kennen maar tolereren het gebruik van het instrument ‘voor korte duur’, waarbij weer verschillen optreden tussen de toepassingen van dat criterium. Een dierenarts stelde dat de medewerkers van het bedrijf het instrument wel eens tevoorschijn wilden halen als hij niet in de buurt was. De commissie nam echter op het betreffende bedrijf waar dat de prikkelaar voortdurend in gebruik was, en duidelijk tegen de beschreven regels en het dierenwelzijn in, in aanwezigheid van de dierenarts. Door verschillende dierenartsen werd als kritisch kenmerk voor de beoordeling van het welzijn het vermogen van het dier genoemd om zichzelf nog zelfstandig voort te kunnen bewegen. De commissie heeft situaties waargenomen waarin dieren in het slachtproces terecht kwamen die zich wel zelfstandig voort konden bewegen maar niet zonder pijn. Bij de post mortem keuringen zijn het uit de aard der zaak alleen overwegingen van volksgezondheid die het optreden van de dierenartsen en KDS-werknemers leiden. Hier heeft de commissie in het algemeen minder onduidelijkheid aangetroffen op het gebied van de te hanteren normen. Dit is niet verwonderlijk gezien de al tientallen jaren bestaande praktijk op dit gebied en de aanwezige cultuur van gedetailleerde rapportering. Gerapporteerd werden situaties waarin de keuringsfunctionarissen – niet altijd in aanwezigheid van een VWAdierenarts – duidelijke en soms ingrijpende beslissingen namen van het afzonderen van karkassen tot het stilleggen van een slachtlijn, als reactie op waargenomen onregelmatigheden in de sfeer van volksgezondheid en hygiëne. Over de vakmatige kwaliteit van de medewerkers van KDS, die in het verleden volgens sommige bronnen wel eens aanleiding gaf tot discussie, viel in de waarneming van de commissie weinig kritisch te zeggen. Ook uit de mond van de verantwoordelijke VWAdierenartsen werd geen significante kritiek opgetekend op de huidige situatie, die verbeterd is ten opzichte van de opstartperiode. Voor wat betreft de noodslachtingen, laat de toegelaten aanvoer van in nood gedode dieren een grijze zone open om wrakke en zieke dieren legaal in de handel te brengen. De AM-
14
keuring door de practicus op het veebedrijf van oorsprong staat onder een veel grotere druk van zijn cliënt dan die op de slachterij. De veehouder kan een practicus onder druk zetten om (niet door een ongeval) zieke dieren toch als een noodslachting te bestempelen. Deze dieren zouden bij levend vervoer niet ter slachting toegelaten worden en na doden voor destructie worden bestemd. De vele toegelaten redenen om dieren voor noodslachting aan te voeren (fracturen, ongevallen, bedreigingen voor de veiligheid) zetten de deur overigens open om die dieren met onduidelijke en soms valse verklaringen af te leveren. De PM-keuring heeft trouwens onvoldoende ontmoedigend effect naar dit soort situaties. Het kan gebeuren dat een dier met een onjuiste verklaring toch goedgekeurd wordt als er bij de PM-keuring geen andere dwingende redenen tot afkeuring worden gevonden, zelfs zonder bijkomende onderzoeken zoals op antibiotica en bacteriologisch vleesonderzoek . -Handhaving In de bezochte praktijkomstandigheden zijn door de commissie weinig gevallen van bestuurlijke handhaving genoteerd. Op het niveau van de regiokantoren, waar de horizon uiteraard wijder is, was van zulke kwesties wel sprake. Daarbij werd dan regelmatig melding gemaakt van problemen zoals het opereren van bedrijven onder een heel aantal namen, waardoor het effect van een bestuursrechtelijke maatregel zoals het intrekken van een vergunning voor het oog tamelijk beperkt bleef. Ook werden verschillende incidenten beschreven waarbij een genomen beslissing op één niveau, bijvoorbeeld dat van een inspecteur ter plaatse of van een regiodirectie, onder invloed van de getroffen partij door een hoger niveau ongedaan werd gemaakt. Hierbij werd echter in alle gevallen aangetekend dat het om incidenten in het verleden ging – vóór de fusie tussen KvW en RVV - en dat tegenwoordig van zulke situaties geen sprake meer was. Bij het management in de regio’s bestaan hoge verwachtingen van de in te voeren bestuurlijke boete omdat deze een tussenniveau vertegenwoordigt tussen niets ondernemen en het intrekken van de vergunning van een bedrijf. Op het gebied van strafrechtelijke handhaving vallen duidelijk meer gevallen waar te nemen. Hier is volgens de geïnterviewde dierenartsen sprake van enkele gevallen per maand tot één per jaar waarin een diergeneeskundige verklaring wordt opgemaakt en doorgestuurd naar de AID, die verantwoordelijk is voor het vervolg. Opgemerkt moet wel worden dat vrijwel geen enkele dierenarts bij navraag melding maakt van feedback op dergelijke incidenten, terwijl de meeste betrokkenen zulke feedback wel als wenselijk en vooral motiverend zien. De meerderheid van de geïnterviewde VWA medewerkers zou het op prijs stellen om door de AID geïnformeerd te worden over het gevolg dat door de AID aan de melding werd gegeven (verhoor, schriftelijke waarschuwing, proces-verbaal, …). Verder wordt vrij algemeen gemeld, zij het in uiteenlopende bewoordingen, dat op gevallen die zich lenen voor een diergeneeskundige verklaring – dus wanneer dieren worden geconstateerd die in nietslachtwaardige conditie op de veewagen zijn gezet – lang niet altijd met zo’n melding wordt gereageerd. Tijdgebrek wordt hier als één van de redenen genoemd: het invullen van de vereiste formulieren wordt als een omvangrijke klus gezien. Uiteraard speelt ook hier weer de glijdende grens een rol tussen de omstandigheden en condities die wel en die niet voor zo’n melding in aanmerking komen. Een goede begeleiding in het correct invullen van diergeneeskundige verklaringen kan leiden tot betere dossiervorming en minder gevallen van seponering als gevolg van onvolledigheid. - De relatie met het bedrijfsleven Over de relatie met het slachterijbedrijf waar de werkzaamheden worden uitgevoerd worden verschillende verslagen gedaan. De samenwerking tussen de dierenartsen en de bedrijven verloopt van ‘stroef’ tot ‘prima’ maar vertoont geen verschijnselen van structurele strijd met onoirbare dimensies. Van intimidatie vanuit het bedrijf is nergens gebleken. Veel, maar lang niet alle, dierenartsen hebben wel het gevoel ‘onder druk’ te staan van de bedrijfsleiding. Deze beroept zich uit kostenoverwegingen snel op het ontbreken van de noodzaak om meer aandacht aan de keuring te besteden dan het gangbare of gewenste minimum en voor de dierenarts die alleen of met weinig collega’s opereert temidden van een ‘vreemde’ omgeving is die druk voelbaar, hoe legitiem ook. Daar staan verslagen tegenover van dierenartsen die melden dat ‘hun’ bedrijf volledig achter de VWA staat, óók waar het om dierenwelzijn gaat.
15
3.2.1.3 Rapportage en documentenbeheer Zowel de AM- als de PM-keuringsdierenartsen melden een flink aantal formulieren dat met de hand moet worden ingevuld, ook waar het gaat om de registratie van overtredingen van regels. Ook is er sprake van een groot aantal ‘lokale lijsten’ of bedrijfseigen documenten. Van de diergeneeskundige verklaringen die worden opgemaakt bestaat overigens volgens geen enkele dierenarts een registratie. Vrijwel zonder uitzondering antwoorden de dierenartsen en practitioners ontkennend op de vraag of ze weten wat er met de opgeslagen gegevens gebeurt. De gegevens gaan ‘in een map’ of in een database (RSG), luidt de meest gehoorde omschrijving en soms volgt daarop de mededeling dat die eens in de zo veel tijd aan het regiokantoor wordt doorgeleverd. Maar van feedback over de geregistreerde gegevens of overzichten daarvan maakt geen enkele dierenarts melding. Vaak wordt opgemerkt dat dit ‘wel jammer’ is. Een inzicht in de veelheid aan documenten en formulieren die op het slachthuis gehanteerd wordt geeft onderstaand voorbeeldlijstje: • VOS lijst: verzamelstaat onderzoek slachtdieren • DOS lijst: dagstaat onderzoek slachtdieren • Diergeneeskundige verklaring • Locaal document voor controle identificatie slachtschapen • Locaal document controle AM-keuring runderen • Locaal document voor IKB-toezicht en I&R controle • Controlelijst Toezicht op welzijn van hoefdieren op slachthuizen • Controle op import • Locaal document dode dieren of afgemaakt en voor destructie bestemd • Controleformulier op KDS • Locaal document aanvangscontrole runderslachtlijn • Keuringsoverdrachtformulier KDS • BSE formulier Een weinig optimistisch stemmend inzicht in het documentenbeheer op regionaal niveau kreeg de commissie na het bestuderen van het enige aanwezige bedrijfsdossier van een kleiner slachthuis. Hier werden na een aanvankelijk toegekende erkenning als slachthuis en uitsnijderij, verschillende audits uitgevoerd waarin telkens meerdere niet-conformiteiten aan het licht kwamen die tot stopzetten van de bedrijfsvoering hadden kunnen leiden. Nu eens werd een hersteltermijn van zes weken in het vooruitzicht gesteld, waarover soms meer brieven werden verstuurd met tussenpozen van enkele weken; dan weer werd er geen enkele termijn genoemd. Een enkele aangekondigde audit werd ook uitgesteld en daarna niet meer uitgevoerd. Van geen enkele audit is bekend dat die heeft geleid tot verbeteringen in het bedrijf. De laatste schriftelijke aanmaning aan het bedrijf dateert van juni 2005. 3.2.1.4 Kwaliteit van het human resource management - Kennis van de wetgeving Bij de ondervraagde dierenartsen en practitioners blijkt de bestaande kennis van de wetgeving op het gebied van hygiëne en dierwelzijn vooral gebaseerd op routine, ervaring en de aan het begin van de werkzaamheid voor de VWA opgedane kennis in een cursus, die regelmatig als adequaat wordt omschreven. Het is moeilijk om uit de mond van de dierenartsen een beeld te krijgen van de kwantiteit en kwaliteit van de informatie die hen op dit gebied (specifiek dat van de relevante wetgeving) vanuit de VWA wordt aangereikt, omdat zij er door tijdgebrek en vertrouwen in eigen oordeel ook niet altijd intensief gebruik van maken. Dit geldt a fortiori voor de practitioners, die zoals eerder vermeld geen toegang hebben tot het VWA-intranet en in het algemeen sporadisch gebruik maken van de informatie die hen via e-mails bereikt. - Opleiding en kennismanagement Zowel voor de practitioners als voor de VWA-dierenartsen bestaat er een opleiding met een duur variërend van enkele dagen tot enkele weken (de opleiding voor officiële dierenartsen duurt drie maanden voltijds), die aan het begin van de werkzaamheid voor de organisatie
16
gevolgd moet worden. Voor de practitioners is de opleiding sinds geruime tijd niet meer georganiseerd. Over de kwaliteit van deze opleiding is het oordeel van de betrokkenen in het algemeen goed. In het vervolg op die opleiding valt er echter met name voor de practitioners een leegte. Zij moeten alle nodige informatie halen uit de eerder genoemde e-mails, maar hebben met hun collega-practitioners noch met de VWA-dierenartsen noch met de daarachter gelegen organisatie vervolgens regelmatig contact van evaluerende of scholende betekenis. Ook in regio’s waar sprake is van een z.g. VWA-meeting, waar de VWA-dierenartsen elkaar eens in de drie of vier maanden ontmoeten, wordt gemeld dat daar in de meeste gevallen geen practitioners bij aanwezig zijn. De meeste betrokkenen zien dit als een tekortkoming, hoewel sommige practitioners zelf juist benadrukken heel goed uit de voeten te kunnen met de bij hen beschikbare kennis. De practitioners moeten het dus echt in de volgende jaren doen met hun eigen praktijkinzicht, hun eigen ervaring en de basiskennis uit de begincursus. Practitioners worden in de meeste gevallen ook niet op hun functioneren geëvalueerd. Dat is volgens sommige collega-dierenartsen jammer omdat zij de practitioners zien als functionarissen die vaak na afloop van hun eigen praktijk of met uitzicht op die afloop het rustig aan willen doen en in meer of mindere mate ‘de kantjes eraf lopen’. Dit is uiteraard een waarneming die beslist niet zonder meer veralgemeniseerd mag worden, maar ook in situaties waarin hij geen opgeld doet geldt dat de ontbrekende evaluatie het functioneren in elk geval geen goed zal doen. Leden van de commissie hebben in verschillende situaties waargenomen dat de kennis van wet- en regelgeving de practitioners op deelpunten in de steek liet. Onder de VWA-dierenartsen valt tevredenheid te bespeuren over een ‘verbeterde back-up’ door de VWA die de laatste tijd is opgetreden. Er is meer tijd voor overleg en meer tijd voor cursussen. Volgens informatie van de regiodirecteur Noord-West worden de dierenartsen naar een niveau gebracht van 10% van hun werktijd voor scholing en cursussen, wat overeenkomt met 180 uur jaarlijks voor een voltijdse functionaris. Op een regiokantoor werd gemeld dat jaarlijks een beoordeling en een functioneringsgesprek plaatsvindt, maar de indruk is dat de uitvoering hiervan kan variëren. 3.2.2 Verzamelcentra en exportcertificering Het auditteam bezocht voornamelijk exportverzamelplaatsen (EVP’s) voor varkens en enkele voor schapen. Voor een bezoek aan een runder-EVP diende zich in de tijdspanne van de audit geen gelegenheid aan. Omdat het onderzoek zich richt op bedrijfsactiviteiten waar de VWA toezicht op houdt werden geen verzamelplaatsen voor binnenlands vervoer bezocht. 3.2.2.1 De situatie op het terrein De bedrijfsruimten van bedrijven met exportactiviteit zijn over het algemeen professioneel ingericht, waardoor compartimentering en diervriendelijke afhandeling van de export technisch mogelijk is. Meestal is de medewerking van het bedrijf goed, om de tijdsduur van de inzet van de dierenarts te beperken. Het administratief afhandelen van de exportcertificering verloopt goed. Over het algemeen zijn de administratieve regels goed bekend. Ook hier toont het bedrijfsleven een grote bereidwilligheid om de afhandeling zo vlot mogelijk te laten verlopen. Vaak ontstaat er een soort vertrouwensrelatie met het bedrijf, waardoor niet steeds alle administratieve gegevens gecontroleerd worden (als het bedrijf het certificaat invult zal het wel goed zijn). Aangevoerde dieren worden in de meeste gevallen eerst ‘geselecteerd’ door de bedrijfsleider. Deze selectie gebeurt in eerste instantie op economische gronden, maar het gebeurt ook dat wrakke dieren uitgeselecteerd worden. De certificeerder heeft geen zicht op het welzijn van de aangevoerde dieren (waarvoor over het algemeen een herkomstbedrijf verantwoordelijk is), kan daardoor geen registratie voeren van wrakke dieren en bijgevolg ook geen maatregelen nemen. Het afmaken van wrakke dieren gebeurt meestal onder ongecontroleerde omstandigheden (door de bedrijfsleider). Dieren die door de EVP of door de dierenarts worden afgekeurd voor export (op grond van economische- of welzijnsoverwegingen zoals ongeschiktheid voor lang transport) komen terecht in binnenlandse handel. Ook hier heeft de VWA geen zicht op het dierenwelzijn. De
17
grens tussen wrak en niet-wrak is niet eenduidig vastgelegd. Hierdoor is het mogelijk dat verzamelplaatsen soms gebruikt worden om wrakke dieren op een weinig risicovolle en relatief goedkope manier van het landbouwbedrijf af te voeren. Sommige van deze dieren komen in de voedselketen terecht, indien ze niet worden tegengehouden op de AM-keuring in het slachthuis. Een aantal EVP’s reageert hier op door sancties te treffen tegen het herkomstbedrijf als dieren moeten worden afgemaakt. De manier waarop de controle op identificatie en registratie wordt uitgeoefend is niet uniform. Het verzegelen van de geladen wagens is geen gangbare praktijk. Beladingsnormen worden over het algemeen gerespecteerd. - Varkens Monocertificering gebeurt niet vaak en de daarbij behorende reglementaire voorschriften worden ervaren als zinloos en dieronvriendelijk, zowel door dierenartsen als door het bedrijfsleven. Sommige practitioners houden zich om die reden niet aan die voorschriften. Problemen inzake dierenwelzijn worden vooral vastgesteld bij ‘afgeschreven’ slachtzeugen en bij slachtbiggen van ongeveer 20 kg (ongeschikt voor volledige opkweek). Dit in tegenstelling tot de dieren die bedoeld zijn voor vleesproductie en hun volledige mestperiode doorlopen hebben. De laatste categorie dieren is over het algemeen in een goede conditie. Soms komen pootfracturen voor tijdens transport of af- en opladen, maar dit is eerder incidenteel dan structureel. Slachtzeugen daarentegen zijn ofwel op het einde van hun productiecyclus of ze zijn om allerhande gezondheids- of vruchtbaarheidsredenen uit die cyclus gehaald. Niet alleen is de toestand van deze dieren niet optimaal maar ook de behandeling van de zeugen, die zich soms weerbarstig gedragen, kan er hardhandig aan toe gaan. Slachtbiggen zijn over het algemeen krakkemikkige dieren (lies- of navelbreuken, zadelruggen en andere afwijkingen) die niettemin een fitte indruk maken en zich heel vlot bewegen. Wel kan men zich de vraag stellen in hoeverre het diervriendelijk is zulke dieren te exporteren in plaats van ze af te maken op het bedrijf van oorsprong. - Schapen Op EVP’s voor schapen en geiten werden uitsluitend slachtschapen (lammeren) geëxporteerd. Er worden veel minder afgeschreven dieren voor de slacht geëxporteerd. Daardoor zijn problemen met dierenwelzijn op EVP’s voor schapen een zeldzaamheid. Op één bezochte EVP was de blokperiode telkens vijf tot zes dagen. Dit stelt extra eisen ten aanzien van verstrekking van voedsel en drinkwater. De commissie constateerde dat hierin voldoende was voorzien. De VWA-dierenartsen voerden de controle op identificatie en de aanvoerbonnen volgens voorschrift uit. Controle op de betrouwbaarheid van de I&R is een taak van de AID. 3.2.2.2 De praktijk van toezicht en handhaving In het algemeen is de praktijksituatie op het gebied van toezicht en handhaving professioneel, maar de handhaving op het gebied van dierenwelzijn bereikt niet het niveau van dat in de ante mortem keuring in slachthuizen. -Toezicht Ook hier treedt het verschil op tussen VWA-mensen en practitioners zoals geobserveerd in de slachthuizen, hoewel dit zeker niet veralgemeniseerd mag worden (er zijn uitschieters onder de practitioners). De practitioners tonen een lager niveau van betrokkenheid en een grotere geneigdheid om de bestaande situatie maar als onafwendbare realiteit te beschouwen. Net als bij de slachthuizen speelt de beschikbaarheid van heldere normen een rol (geen toegang tot intranet, meestal niet bijgeschoold/getraind, minder betrokken bij overleg). Ook hier komen regelmatig discutabele situaties voor. Dat geldt zowel voor de feitelijke gang van zaken rond het verblijf en laden van de dieren als waar het de rol van de dierenarts aangaat op het gebied van controle en handhaving. Net als bij de slachthuizen wordt hier een verschil vastgesteld tussen dieren die bedoeld zijn voor vleesproductie en het volledig proces doorlopen hebben, en ‘afgeschreven’ dieren (zeugen) en slachtbiggen. Vooral bij zeugen wordt vastgesteld dat er een soort
18
normvervaging optreedt. Zeker bij deze groep dieren besluit de dierenarts vooral op grond van zijn persoonlijk oordeel welke dieren – met welke kenmerken, in welke conditie – nog geschikt kunnen worden geacht voor transport. Een certificeerder kan zich onmogelijk veroorloven een substantieel aandeel van de dieren af te keuren als hij niet over heldere instructies op het gebied van dierenwelzijn kan beschikken: wat mag wel en wat mag niet. Door verschillende dierenartsen werd als kritisch kenmerk voor de beoordeling van het welzijn het vermogen van het dier genoemd om zich nog zelfstandig voort te kunnen bewegen. Dit criterium is vanuit dierenwelzijnstandpunt moeilijk te verantwoorden voor transporten. Sommige dierenartsen beklagen zich over het ontbreken van verzegeling, waardoor geknoeid kan worden met de lading nadat de dierenarts het bedrijf verlaten heeft. Anderen zijn er dan weer van overtuigd dat verzegeling geen doeltreffende maatregel is zolang er geen zegelcontrole is op het aankomstbedrijf, of niet noodzakelijk omdat er voldoende controle en sancties zijn bij aankomst. Ook hier vallen bij de toepassing van elektrische prikkelaars verschillen te zien. Veel dierenartsen zeggen niet precies de stand van de regels te kennen maar tolereren het gebruik van het instrument ‘voor korte duur’, waarbij weer verschillen optreden tussen de toepassingen van dat criterium. De belading wordt niet systematisch uitgerekend om te toetsen aan de norm. Meestal wordt ‘op zicht’ gecontroleerd. Het meest gangbare criterium voor stopzetting van een export blijkt het optreden te zijn van administratieve tekortkomingen. -Handhaving Bij ernstige tekortkomingen kan de VWA-dierenarts/practitioner via zijn teamleider verzoeken om de vergunning te schorsen of in te trekken. Hierbij worden juridische elementen ingeschakeld ter ondersteuning. Ook bij herhaaldelijk zware problemen kan een erkenning geschorst of ingetrokken worden. Een schorsing kan vrij acuut worden geëffectueerd, het intrekken van een erkenning is een complexe juridische zaak. Bij wanbetaling worden de activiteiten van de VWA opgeschort en de EVP dus stilgelegd voor export. De dierenarts kan niet zelfstandig een erkenning of vergunning schorsen of intrekken; wel kan hij bij een acuut welzijnsprobleem of bij intimidatie de werkzaamheden onmiddellijk staken. Hierbij neemt hij contact op met zijn teamleider om verder te overleggen. In de praktijk blijkt dit middel zelden te worden toegepast. Op de bezochte verzamelplaatsen zijn door de commissie weinig gevallen van bestuurlijke handhaving genoteerd. Non-conformiteiten worden veelal ad hoc opgelost, door rechtstreekse communicatie met bedrijf en de transporteurs. De certificeerders hebben zelden registraties gemaakt of meldingen gedaan, laat staan diergeneeskundige verklaringen opgemaakt. Mogelijk is dit te wijten aan een gebrek aan gestructureerde rapporteringswijzen, zoals die er wel zijn bij slachthuizen. Ook op het gebied van strafrechtelijke handhaving vallen heel weinig gevallen waar te nemen. Alleen bij uitzondering wordt een diergeneeskundige verklaring opgemaakt en doorgestuurd naar de AID, die verantwoordelijk is voor het vervolg. Ook hier moet worden opgemerkt dat vrijwel geen enkele veearts bij navraag melding maakt van feedback op dergelijke incidenten, hetgeen als spijtig wordt ervaren. Op gevallen die zich lenen voor een diergeneeskundige verklaring wordt lang niet altijd met zo’n verklaring gereageerd. Naast tijdgebrek wordt vooral de onduidelijkheid genoemd over de vraag tegen wie de strafrechterlijke actie moet worden ondernomen (landbouwbedrijf, transporteur, EVP) aangezien in de meeste gevallen de EVP niet in fout is (wrak dier is aangeleverd). De glijdende grens tussen omstandigheden en condities die wel en niet voor zo’n melding in aanraking komen speelt ook een rol. Bij de handhaving is er een bijzondere rol weggelegd voor het bureau Veetransport (BVT) van de VWA. Dit bureau werd opgezet in 2006 naar aanleiding van de nieuwe transportverordening en heeft als opdracht de naleving van de voorschriften in de transportverordening te controleren.
19
Deze controle gebeurt op basis van de ingevulde reisjournaals. Wanneer er onregelmatigheden worden vastgesteld, wordt er actie ondernomen op basis van een handhavingsmatrix. Hierbij wordt samengewerkt met de dienst Juridische Zaken. De samenwerking met de dienst Juridische Zaken is als goed te omschrijven maar kan beter, vooral op het gebied van de doorlooptijd van het proces. Bij de start van het systeem was handhaving op basis van de reisjournaals vrijwel onmogelijk omdat basisinformatie in die journaals in meer dan 30% van de gevallen niet correct of onvolledig was ingevuld. Hier is hard aan gewerkt met een sterke kwaliteitsverbetering tot gevolg. Momenteel wordt de basisinformatie in meer dan 95% van de journaals correct ingevuld. Vervoerders worden de laatste tijd handiger bij het invullen van journaals, zowel ten goede (ze weten beter hoe correct in te vullen) als ten kwade (gewenst invulgedrag dat niet overeenkomt met reële situatie). Het is vandaag haast niet te controleren of ingevulde gegevens kloppen met realiteit, vooral wat de vermelding van reistijden betreft. Risico-export is vooral export met een duur van ongeveer 24 uur. Ook bij de verwerking van de diergeneeskundige verklaring speelt het bureau een rol. Bij vaststelling van een welzijnsprobleem bij transport moet de vaststellende VWA-medewerker deze verklaring niet enkel aan de AID, maar ook aan het BVT bezorgen. Op basis hiervan kan het bureau een bestuursrechtelijk dossier beginnen, parallel aan de strafrechtelijke handhaving door de AID. Voor deze bestuursrechtelijke handhaving maakt het bureau gebruik van de voormelde handhavingsmatrix. Uit de interviews in het veld blijkt dat men niet of onvoldoende weet dat de diergeneeskundige verklaring ook aan het bureau moet worden bezorgd. Dit wordt bevestigd door de medewerkers van het bureau en blijkt ook uit een vergelijking van aantallen verklaringen die door het Bureau en het AID werden ontvangen. - De relatie met het bedrijfsleven Ook op de exportverzamelplaatsen verloopt de samenwerking tussen de dierenartsen en de bedrijven van ‘stroef’ tot ‘prima’ maar ze vertoont geen verschijnselen van structurele strijd met onoirbare dimensies. Van intimidatie vanuit het bedrijf is nergens gebleken. De relatie tussen bedrijfsmanagement en de VWA wordt sterk beïnvloed door de tijdsgerelateerde kostenstructuur. De bedrijfsleider of ondernemer organiseert de zaken met het oog op minimalisering van de kosten en dus een zo kort mogelijke werktijd van de certificeerder. Om die reden wordt dikwijls een te krappe certificeringstijd aangevraagd door het bedrijf, waardoor het risico bestaat van een extra boete als de certificeerder de activiteiten niet binnen de voorziene tijd kan afronden. Dit zet de certificeerder onder druk en lokt aan de andere kant wrevel uit bij het bedrijfsmanagement. Ook is het verschil opmerkelijk tussen professionele bedrijven en andere: professionele bedrijven calculeren voldoende tijd, en zorgen er daarnaast voor dat de administratieve taken van de dierenarts tot een minimum gereduceerd worden. Vooral bij minder professionele bedrijven heeft de tijdsgerelateerde kostenstructuur soms invloed op de kwaliteit van het toezicht en leidt ze tot spanningen tussen VWA en bedrijfsmanagement. Tegelijk kan worden gesteld dat bijna alle certificeerders zich gesteund voelen door hun directe leidinggevenden bij de VWA zodat zij met deze druk goed om kunnen gaan. 3.2.2.3 Kwaliteit van het human resource management Hier kan dezelfde problematiek aangehaald worden als bij de slachthuizen. 3.2.2.4 Werkorganisatie De aanvraag voor exportcertificering moet een werkdag van te voren worden gedaan voor 7.00 uur ‘s ochtends. Vervolgens wordt deze ingepland, waarop een bevestiging met tijd wordt teruggefaxt naar de exporteur als het om varkens gaat. Bij schapen wordt alleen bevestigd als de toegewezen tijd afwijkt van de aangevraagde tijd. Een bevestiging volgt rond 13.00 uur dezelfde dag. De uitvoerende dierenarts (certificeerder) krijgt een setje documenten samen met werkbriefje van zijn totaalplanning voor de volgende dag om 13.00 uur. Het setje documenten bestaat uit een aanvraagformulier export, waarop de gegevens van de export zijn ingevuld, een aanvraagformulier blokperiode en een kopie reisjournaal als dat van toepassing is. Aanvragen voor export op zaterdag moeten zes weken van tevoren
20
worden gedaan. Als de exporteur zich bedenkt moet hij de export uiterlijk vier weken voor de beoogde datum intrekken; anders worden de kosten in rekening gebracht. Aanvraagprocedures lopen vlot; over het algemeen is er tevredenheid zowel aan de kant van het bedrijfsleven als bij de dierenartsen. Het bedrijfsleven beklaagt zich wel over gebrek aan flexibiliteit en prijs; dierenartsen doen hetzelfde over te krap ingeschatte reis- en werktijden. Het feit dat dierenartsen pas de avond tevoren een compleet zicht hebben op de opdrachten, laat weinig ruimte over voor voorbereiding, studiewerk of administratie van taken die buiten hun routinepakket vallen (bv. beschikken over certificaten). Anderzijds beklaagt het bedrijfsleven zich over een gebrek aan flexibiliteit vanuit de VWA als het om de tijdsduur voor aanvraag gaat; in sommige gevallen kan dit leiden tot een economisch verlies. Deze klacht komt voornamelijk vanuit bedrijven die organisatorisch minder goed georganiseerd zijn; professionele bedrijven tonen meer begrip.
21
4 Conclusies 4.1 Algemeen De auditwerkzaamheden zijn goed verlopen. Ook de samenwerking met de betrokken organisaties en diensten (LNV, VWA, AID, KDS) verliep probleemloos. In totaal werden tien exportverzamelplaatsen en dertien slachthuizen bezocht. Telkens waren er gesprekken met practitioners, VWA-dierenartsen en -medewerkers. Af en toe werd gesproken met bedrijfsleiders en KDS-medewerkers. Centraal werden gesprekken gevoerd met het top- en middle-management van de VWA; in de bezochte regiokantoren (Zuid, Noord en Noord-West) waren er gesprekken met het plaatselijk management team of met medewerkers. Een afzonderlijke enquête werd gedaan naar de rapporterings- en IT-systemen. De commissievoorzitter sprak op verzoek van de minister van LNV met zes externe informanten. Binnen de VWA-organisatie hebben zich geen klokkenluiders spontaan gemeld. De meeste VWA-medewerkers bleken integere, gedreven, soms gefrustreerde mensen, met uitschieters naar boven en naar beneden. De gemiddelde inzet en kwaliteit van de mensen op de werkvloer is bevredigend te noemen. Dat geldt ook voor de practitioners, met dien verstande dat men ten opzichte van hen moet uitgaan van een realistisch verwachtingspatroon. Voltijdse ambtenaren zijn nu eenmaal beter getraind en meer betrokken op hun hoofdtaak. Practitioners zijn deeltijdse medewerkers, van wie niet hetzelfde niveau van kennis en training kan verwacht worden. Zij hebben dan ook extra aansturing en evaluatie nodig om de nodige kwaliteit te garanderen. De verhoudingen tussen het VWA-personeel en de bedrijfsleiding van de betrokken bedrijven is gemiddeld genomen correct. De spanningen die ontstaan houden meestal verband met beslissingen die invloed hebben op de bedrijfsvoering, de werkdruk en de kosten. Dergelijke spanningen zijn normaal te noemen in de relatie tussen controlerende en toezichthoudende overheidsdienst enerzijds en bedrijfsleven anderzijds. Intimidatie vanuit het bedrijfsleven is uitzonderlijk en zeker niet structureel te noemen. Interventies na tussenkomst van het bedrijfsleven bij het management van de VWA of bij het departement van LNV kwamen de afgelopen jaren (sinds de integratie in VWA) niet meer voor. 4.2 De organisatiestructuur van de VWA De organisatiestructuur van de VWA is complex en niet transparant. Functionele en hiërarchische aansturing doorkruisen elkaar voortdurend, wat contraproductief werkt en het verantwoordelijkheidsgevoel van de medewerkers niet stimuleert. Er kan hier van een halfslachtig en mislukt matrixmodel worden gesproken. De beide vroegere diensten, RVV en KvW, werden in de nieuwe VWA niet echt met elkaar geïntegreerd in een nieuw bedrijf met één bedrijfscultuur. Dat blijkt uit heel veel situaties en aanwijzingen: • Medewerkers die zich presenteren, identificeren zich steevast als ‘ex-RVV’ of ‘ex-KvW’; • Het juridisch instrument werd niet één gemaakt; • De aansturing vanuit LNV en VWS is erg verschillend; • Delen van vroegere structuren en procedures bleven naast elkaar bestaan (klachtenbeheer, interne audit, beleidsontwikkeling); • Hetzelfde geldt voor IT-systemen en personeelsregelingen; • Budgetten uit de ministeries van LNV en VWS zijn strikt gescheiden, waardoor voor de ene activiteit relatief meer middelen voorhanden zijn dan voor de andere. Het IT-systeem, dat de ruggengraat behoort te zijn van een moderne organisatie, is bouwvallig. De verschillende oude systemen bleven naast elkaar bestaan en werden opgelapt. Dit resulteert in een veelheid aan systemen die los van elkaar functioneren, een situatie die zeker mede aan de basis ligt van de moeilijkheden bij de VWA om op een consistente wijze te rapporteren. De complexe organisatiestructuur en de gebrekkige IT systemen hebben een grote invloed op de interne communicatie. Deze verloopt heel ondoorzichtig en inefficiënt, zowel top-down als
22
bottom-up. Een consistent intern communicatiebeleid ontbreekt. Opvallend is de aanwezigheid van veel onafgewerkte veranderingsprojecten. Ook dat draagt bij tot de verwarring bij de VWA medewerkers, die dikwijls door de bomen het bos niet meer zien. Het handhavinginstrument dat in de reglementering voor levend vee voorzien is, is ontoereikend. Noch de organisatie, noch de ambtenaren op de werkvloer beschikken over efficiënte en adequate handhavinginstrumenten. De VWA toezichthouders moeten hun vaststellingen melden aan de centrale diensten van de VWA of aan de AID, die dan op hun beurt sanctionerende maatregelen kunnen nemen. Deze procedure is omslachtig en bemoeilijkt een efficiënt handhavingsbeleid. Momenteel wordt binnen de VWA gewerkt aan de voorbereiding van een systeem van bestuurlijke boetes. Binnen de VWA lopen heel wat verbetertrajecten naar aanleiding van de voorgaande rapporten. Deze trajecten worden heel positief onthaald en stemmen de mensen hoopvol. Als niet tegelijk de fundamentele mankementen worden verholpen lopen deze trajecten echter de kans een pleister op een houten been te blijken. 4.3 Samenwerking met andere organisaties De aansturing vanuit de departementen van LNV en VWS is in theorie dezelfde (Kaderbrief) maar in de praktijk erg verschillend. VWS stuurt op afstand; LNV stuurt heel directief. De relatie tussen LNV en VWA is niet duidelijk afgetekend, wat resulteert in overlap en spanningen rond het invullen van bevoegdheden. LNV is te betuttelend. Het deel van de activiteiten die nu binnen LNV gebeuren en die betrekking hebben op de operationele aansturing van de VWA zouden beter geïntegreerd kunnen worden binnen de VWA. Op die manier kan het departement van LNV zich beperken tot strategische aansturing en beschikt de VWA over de noodzakelijke autonomie voor de organisatie van het eigen functioneren. De relatie met KDS is goed geregeld op basis van een protocol, een resultaatverbintenis en regelmatige audits. De samenwerking met de AID is gebaseerd op een protocol en lijkt de laatste tijd aanmerkelijk verbeterd. De combiteams van AID en VWA worden heel positief onthaald. De verdeling van bevoegdheden tussen VWA en AID in de keten is complex en kan aanleiding geven tot wrijvingen. 4.4 De praktijk van toezicht en handhaving 4.4.1 De slachthuizen De ante mortem (AM) keuring kreeg speciale aandacht in het onderzoek. Algemeen kan gesteld worden dat de dierenartsen die hier worden ingezet, redelijk goed gemotiveerd zijn maar in moeilijke omstandigheden werken. De VWA-medewerker is daarbij beter gemotiveerd en ook beter opgeleid dan de practitioner. Er is sprake van een onderbezetting, wat aanleiding geeft tot demotivatie en een grote werkdruk. De situatie verschilt naar gelang het soort slachthuis: • De grote slachthuizen voor vleesvee en vleesvarkens zijn intern goed georganiseerd, ook op het vlak van kwaliteit en veiligheid. De activiteit van de VWA verloopt er vlot; • In de grote slachthuizen voor einde loopbaan fokrunderen en fokvarkens doet zich het probleem voor van de norm op het gebied van dierenwelzijn; • In de middelgrote en kleine slachterijen (n=190) is er een probleem door onvoldoende toezicht. De onderbezetting van het dierenartsenkader binnen de VWA en de regeling van niet-permanent toezicht in deze slachthuizen ligt aan de basis daarvan. De kans op misbruiken en fraude is hier het grootst. In de twee laatste gevallen kan men spreken van een structureel probleem. De invoering van de Transportverordening betekende een gevoelige vooruitgang in het toezicht op dierenwelzijn, zij het dat de overgangsperiode gepaard gaat met spanningen en interpretatieproblemen.
23
De AM-dierenarts oordeelt dikwijls met ‘het oog van de meester’, naar eigen inzicht, wat resulteert in een niet-uniforme toepassing. Bovendien speelt in de slachthuizen die zijn gespecialiseerd in einde loopbaan dieren enige gewenning. Hier is de gehanteerde dierenwelzijnsnorm onzes inziens onvoldoende streng. Bovendien leidt het bestaan van een aparte norm voor voedselveiligheid naast een welzijnsnorm tot verwarring bij de keurders. Een kwantitatieve inschatting van het probleem kan enkel bij benadering. De groep dieren waarrond interpretatieverschil kan bestaan schatten wij in op 1 à 2% van de aangevoerde einde loopbaan slachtzeugen en slachtkoeien (in Nederland worden jaarlijks 680.000 zeugen en 483.000 koeien geslacht). De procedure die gehanteerd wordt bij noodslachtingen laat teveel ruimte om zieke of wrakke dieren toch in de voedselketen te brengen. Het melden van overtredingen (diergeneeskundige verklaring) laat regelmatig te wensen over. De administratie in het slachthuis is overvloedig en inefficiënt. Hier ligt een grote kans voor vereenvoudiging. 4.4.2 De exportverzamelplaatsen Met betrekking tot de motivering en de inzet van practitioners en VWA-ambtenaren gelden dezelfde opmerkingen als hierboven. De relatie tussen bedrijfsmanagement en de VWA wordt hier sterk beïnvloed door de tijdsgerelateerde kostenstructuur. De ondernemer of bedrijfsleider organiseert de zaken met het oog op minimalisering van de kosten en dus een zo kort mogelijke werktijd van de VWA-dierenarts. Dit gaat soms ten koste van de kwaliteit van het toezicht en leidt tot spanningen tussen VWA en bedrijfsmanagement. Het feit dat vrachtwagens niet verzegeld worden, wordt als een gemis gezien. Het auditteam twijfelt evenwel aan de toegevoegde waarde van verzegeling. De verzamelplaatsen worden soms gebruikt om wrakke dieren op een weinig risicovolle en relatief goedkope manier van het landbouwbedrijf af te voeren. Sommige van deze dieren komen ook in de voedselketen terecht. Op verzamelplaatsen voor slachtzeugen is er, net zoals in de slachthuizen voor zeugen, ook sprake van gewenning vanwege de controlerende dierenarts op het vlak van dierenwelzijn. Ook hier is de gehanteerde dierenwelzijnsnorm onzes inziens onvoldoende streng. De kennis van de instructies en met name van de normen voor belading laat regelmatig te wensen over. Het probleem van onvoldoende melding van overtredingen (door middel van de diergeneeskundige verklaring) lijkt hier groter dan in de zeugenslachthuizen.
24
BIJLAGEN
25
Bijlage 1 Lijst van personen met wie de commissie heeft gesproken Naam Alwan Avdic Bakema Beelen Betcke-van Gils
Voorletters M O P JMWM H
Boerrigter Bruin Burger Castel van Degens Dop van de Dorscheidt Dortland Ebbens Egelmeers Eijndhoven, van Faber Gastel, van Geertman Geffen, van Giessen Gils Hagen Hammink Hardgren Helling Hellings Hendriks Hoekstra Hübben Jacobs Jelsma
HJJ EM AM O JHMC AMJ JMHG RJ D CJP J OK R GSM RA J H C P D JA MJA V AT GJHW AGML A
Kamphuis Keg Krieken, van Kuntze Laurijssens Loomans Löwi Luijmes Manders Mesman
HA PR P ACH MC WMB
Mestebelt
P
HW GA S
Functie
Dienst
Officiële dierenarts Officiële dierenarts Assistent toezichthoudend dierenarts Waarnemend regiodirecteur NW Senior afdelingsmedewerker Afdeling Vrijwaring en Certificering Officiële dierenarts Officiële dierenarts Directeur Generaal LNV-BR Teamleider TLP Stafmedewerker informatie -exploitatie Ondersteunend medewerker afdeling S&O Oost Officiële dierenarts Plv. Inspecteur-Generaal VWA en Directeur Dienst Uitvoering Practitioner Teamleider TLP Officiële assistent KDS Senior medewerker S&O Oost Practitioner Officiële dierenarts Hoofd Juridische Zaken Practitioner Practitioner Senior auditor afdeling Kwaliteitszorg en Interne Controle Practitioner Practitioner Senior adviseur Afdeling Financiën, Planning & Control Afdelingshoofd Afdeling Toezicht Productiebedrijven Zuid Senior adviseur Beleidsinteractie Teamleider veehouderij/dieren Noord Teamleider TLP Senior toezichthoudend dierenarts Productmanager vlees en vleesproducten Hoofdinspectie Veterinaire Volks- en Diergezondheid, Welzijn en Diervoeding Hoofdinspecteur inspectie Noord- en Oost Nederland Officiële dierenarts Assistent toezichthoudend dierenarts Regiodirecteur Zuid Senior toezichthoudend dierenarts Hoofd Afdeling Basisregistratie, Erkenning en Informatie Officiële dierenarts Teamleider TLP Medewerker VTA Beleidsmedewerker productmanagement levend vee en levende producten Hoofdinspectie Veterinaire Volks- en Diergezondheid, Welzijn en Diervoeding Practitioner
VWA VWA VWA VWA VWA
26
VWA VWA LNV VWA AID VWA VWA VWA VWA VWA KDS VWA VWA VWA VWA VWA VWA VWA VWA VWA VWA VWA AID AID VWA VWA VWA AID VWA VWA VWA VWA VWA VWA VWA VWA VWA VWA
Naam Mijnsbergen
Voorletters CW
Niestijl Jansen Nieuwenhuis Noordkamp Oppers Rietjens Rosario-Suárez, del Sande, van der
F HUR AJ PF JJM RMP WHJ
Schaub Schievink Schumer
MP H DL
Sels Sobels Speelman Swerts Tabak
N W B A ASM
Vergunst Vernooy Volwerk Vries, de Weg, van der Werf, van der Westgeest Wulterkens Zegers Zeilstra Zenker Züchner Zuurmond
PHE LF MM CJ CPV PJ PWM JCM H J JW L D
Functie
Dienst
Waarnemend Afdelingshoofd Afdeling Signalering en Ontwikkeling Regio NW Officiële dierenarts Senior toezichthoudend dierenarts Senior toezichthoudend dierenarts Senior controleur TLP Officiële dierenarts Officiële dierenarts Hoofdinspecteur Veterinaire Volks- en Diergezondheid, Welzijn en Diervoeding Officiële dierenarts Coördinator Bureau Veetransport Clustercoördinator Leren en Opleiden, afdeling Personeel en Organisatie Practitioner Senior toezichthoudend dierenarts Practitioner Practitioner Projectleider verbeterprogramma toezicht diertransporten en slachthuizen (VTDS) Teamleider TLP Senior controleur TLP Practitioner Medewerker Dierwelzijn, afdeling S&O Noord-West Directeur KDS Practitioner Afdelingshoofd Afdeling Toezicht Productiebedrijven NW Teamleider TLP Practitioner Teamleider VTA Officiële dierenarts Senior medewerker S&O Oost Senior functioneel applicatiebeheerder afdeling Brein
VWA
27
VWA VWA VWA VWA VWA VWA VWA VWA VWA VWA VWA VWA VWA VWA VWA VWA VWA VWA VWA KDS VWA VWA VWA VWA VWA VWA VWA VWA
Bijlage 2 Templates audit- en interviewrapporten
28
BEKENDHEID MET EN KENNIS VAN DE MATERIE AM-KEURING Locatie Verslag gesprek met Datum
VRAGEN
INFORMATIE
1. Wetgeving •
Op welke wetgeving steunt de uitvoering van de AM-taken?
•
In hoeverre bekend met die wetgeving?
•
Wordt die wetgeving soms geraadpleegd?
•
Worden de werkinstructies hieromtrent gelezen?
•
Hoe is de gemiddelde kennis hierover van de AM-keurder?
•
Op welke manier kan de AM-keurder beter op zijn taak voorbereid worden?
2. Documentenbeheer •
Welke documenten worden er gecontroleerd bij aankomst lading?
29
•
Worden er notities bijgehouden over de conformiteit?
•
Wat wordt er gedaan bij niet-conformiteit?
•
Wat als het VKI-formulier niet aanwezig of niet conform is?
3. Dierenwelzijn •
Worden er soms zieke of gewonde dieren aangevoerd?
•
Welke actie wordt er ondernomen in zo’n geval?
•
Is er eenduidigheid in het beoordelen van zulke gevallen?
•
Wordt er van hogerhand iets ondernomen om uniformiteit te verkrijgen?
•
Wat kan er gedaan worden om uniformiteit te verkrijgen?
4. Vervoermiddel en vervoersomstandigheden •
Wat wordt er concreet gecontroleerd aan het vervoermiddel zelf?(verluchting, antislip,geconstrueerd om letsels te voorkomen)
•
Hoe wordt de belading gecontroleerd?
30
•
Wat zijn de beladingsnormen voor varkens (runderen/ schapen/geiten)?
•
Welke acties worden ondernomen bij overbelading?
•
Welke documenten worden eventueel opgevraagd?
•
Bekendheid met het kwaliteitssysteem “Dierwaardig Vervoer”?
•
Hoe wordt de hellingsgraad van de laadbrug gecontroleerd?
5. Behandeling van de dieren •
Op welke zaken wordt er speciaal gelet bij het lossen van de dieren?
•
Worden er electrische prikkelaars gebruikt en wanneer?
•
Wat gebeurt er als er een dood dier aangevoerd wordt?
•
Wat gebeurt er als er een kreupel of gewond dier aangevoerd wordt?
•
Op welke manier wordt dit geregistreerd?
•
Hoe verloopt de communicatie met de PM-
31
keuring? •
Wat gebeurt er met verdachte dieren? (observatie, slachten achteraf)
6. Dierenwelzijn tijdens het slachten •
Hoe gebeurt de bedwelming?(electriciteit,gas)
•
Is er reserveapparatuur aanwezig en in welke gevallen wordt ze gebruikt?
•
Hoe verloopt de bedwelming en slachten van een kreupel dier?
•
Doseringen van de bedwelming:amperage en tijd/ % CO2
7. Officiele assistenten •
Is de opleiding voldoende geweest om goed te kunnen keuren?
•
Keurt iedereen op dezelfde manier?
•
Wordt er geprobeerd door het slachthuis om invloed uit te oefenen op het keurgedrag?
•
Hoe gebeurt de controle door de verantwoordelijke VWA-dierenarts? Is er verschil in beoordeling via de checklijsten?
•
Worden er eventueel gegevens doorgegeven
32
afkomstig van de AM-keuring? •
Gebeuren er zaken die niet door de beugel kunnen? inzake diertransport of dierenwelzijn?
8. Algemeen Niet-Conformiteiten •
Welke documenten worden gebruikt bij vaststellen onregelmatigheden?
•
Via welke kanalen wordt dit naar hogerhand doorgegeven?
•
Hoe is de reactie van de hierarchische overheid bij het melden van deze onregelmatigheden? (neutraal, aanmoedigend, afwijzend)
•
Wordt er nog iets vernomen van deze meldingen?
•
Merkt men achteraf dat deze meldingen effect ressorteren of blijkt er niets veranderd te zijn? Eventueel voorbeeld?
9. Noodslachtingen (alleen runderen) •
Welke voorwaarden moeten vervuld zijn opdat een rund reglementair kan aangevoerd worden in noodslacht?
•
Welke acties worden ondernomen indien dit niet correct gebeurt?
33
UITVOERING EXPORTCERTIFICATIE Locatie Verslag gesprek met Datum VRAGEN
INFORMATIE
1. Wetgeving • Op welke wetgeving gebaseerd? •
Wordt die wetgeving vaak geraadpleegd? Hoe vaak?
•
Worden de werkinstructies geraadpleegd? Hoe vaak?
•
Zijn de werkinstructies duidelijk en aangepast?
•
Is de algemene kennis van de wetgeving van de exportdierenartsen voldoende groot? Welk percentage is voldoende onderlegd?
2. Werkorganisatie • Worden de opdrachten op tijd verstrekt? Hoelang op voorhand?
•
Zijn de verstrekte gegevens voldoende duidelijk om te weten wat men mag verwachten ter plaatse?
34
•
Wordt de organisatie van de opdrachten zodanig geregeld dat er een vlotte opeenvolging mogelijk is? Wat kan er mis gaan?
•
Is de communicatie met de organiserende overheid goed en wordt er rekening gehouden met wensen van de certificeerder? Wat kan er beter?
3. Werkomstandigheden • Zijn de omstandigheden waarin een opdracht moet uitgevoerd worden altijd goed? •
Is er altijd medewerking van de aanvrager? Kunnen alle onderdelen vlot gecontroleerd worden? Wat het moeilijkst?
•
Wordt er soms druk uitgeoefend door de aanvrager op bepaalde gebieden? Zo ja, op welke gebieden?
4. Uitvoering werk • Hoe wordt er te werk gegaan bij het uitvoeren van een opdracht?(vaste systematiek?) •
Documentencontrole: wat als er iets niet klopt? Gebeurt dit vaak? Welke documenten meest?
•
Overeenstemmingscontrole: wat als dit niet klopt? Gebeurt dit vaak?
•
Welke dieren worden eventueel geweigerd voor transport en waarom?
•
Welke documenten worden gevraagd aan de transporteur om voor te leggen?
35
•
Aan welke eisen moet een vervoermiddel voldoen voor transport op lange afstand inzake infrastructuur? inzake comfort en voedsel-en watervoorziening?
•
Bekendheid met de vervoersomstandigheden en de beladingsnormen?
•
Bekendheid met de reis-en rusttijden?
•
Controle van het journaal?
•
Bekendheid met kwaliteitssysteem “Dierwaardig Vervoer”
5. Melding onregelmatigheden • Worden er vaak onregelmatigheden gemeld en hoe worden ze geregistreerd? •
Zo ja, wat zijn de meest voorkomende?
•
Worden er na het beeindigen van de exportcertificatie soms nog wijzigingen aangebracht door niet bevoegde personen? Welke wijzigingen?
•
Geeft een vaststelling van een onregelmatigheid vaak aanleiding tot weigeren van een transport? Hoe vaak?
•
Hoe worden onregelmatigheden gemeld naar hogerhand?
•
Is er feed back, wordt daarover gecommuniceerd top-bottom?
36
•
Voelt men zich voldoende gesteund van hogerhand om correct te kunnen werken?
37
38
ORGANISATIE EN MOTIVATIE BINNEN DE VWA Locatie: Naam: Datum:
VRAGEN
INFORMATIE
Aanwerving Hoe lang werkzaam als personeelslid van de VWA? Functie en statuut binnen de VWA? Andere beroepsactiviteiten naast het werk voor de VWA ? Hoe gebeurde de aanwerving, vacature uitgeschreven/eigen sollicitatie? Beweegredenen om voor de VWA te gaan werken? Taakverdeling en werkplanning Hoeveel tijd wordt er besteed aan de activiteiten voor de VWA, dagelijks/wekelijks? Op welke basis gebeurt de verdeling van het werk? Zijn er regels / maatstaven / richtlijnen… voor de verdeling van het werk? Wekelijkse of maandelijkse schema’s? Wie beslist? Wanneer en hoe wordt dit gecommuniceerd? Welke inspraak heeft het VWA-personeelslid hierin? Wordt de verdeling van het werk gebruikt als sanctionerende maatregel? (voor zelfstandige medewerkers) Inzet van VWA-personeelsleden binnen de VWA Slachthuis : hoe gebeurt de verdeling ante-
39
mortem en post-mortem ? Rotatie? Voorkeur? Wie beslist? Volgens opleiding/diploma? Certificering: Hoe wordt het werk verdeeld over de verschillende verantwoordelijken? Regels inzake vervanging? Is er een zekere flexibiliteit vanuit de overheid om opdrachten te verwisselen of inzake vervangingen? Controle dierenwelzijn Wie heeft de bevoegdheid op de controle over het dierentransport en dierenwelzijn? Welke criteria worden gebruikt? Zijn die vastgelegd? Wordt dit getoetst met andere collega’s? Worden hiervoor checklijsten gebruikt? Werkomgeving Hoe ervaar je de relatie met de hierarische oversten? Hoe ervaar je de relatie met de AID? Hoe ervaar je de relatie met het bedrijfsleven? Is er sprake van intimidatie? Hoe ervaar je tijdsdruk? Heeft dit invloed op je functioneren? Werkomstandigheden Hoe wordt gecommuniceerd over: -gewijzigde instructies -gewijzigde werkomstandigheden Hoe wordt alles geregistreerd, opgeslagen en doorgegeven? Is er communicatie met de collega’s over werkomstandigheden en hoe verloopt die? Onregelmatigheden Hoe worden niet-conformiteiten aan de overheid gemeld? Gebruik van informatiefiches? Hoe gebeurt de opvolging van nietconformiteiten?
40
Welke documenten zijn aanwezig in het klassement? Hoe wordt de relatie met de overheid aangevoeld inzake onregelmatigheden? Is er steun bij meldingen? Wordt er gecommuniceerd over problemen? Evaluatie Worden de VWA-personeelsleden geëvalueerd? Hoe vaak? Door wie? Zo ja,wat staat precies op een evaluatieformulier? Hoe wordt omgegaan met ‘negatieve punten’? Worden ze opgevolgd als actiepunten? Gedocumenteerd? Zijn er maatregelen genomen na de evaluaties? (vermindering van uren, verandering van locatie, het niet meer geven van uren…) Zijn er mogelijkheden van verweer tegen “ongunstige” evaluaties? Opleiding en bijscholing Welke opleidingen werden gevolgd alvorens in dienst te treden? Hoe lang duurden ze? Wat zijn de vereisten op vlak van bijscholing van het personeel van de VWA? Criteria? Verschillende bijscholingen volgens statuut? Betalend of gratis? Wie organiseert de bijscholingen? Tevredenheid over de bijscholingen? In- en uitstroom Is er een grote in- en uitstroom van personeel bij de VWA? Hoeveel personeelsleden van de VWA hebben het laatste jaar aangegeven niet meer als
41
keurder te willen werken? Tevredenheid over het werk? Hoe groot is de tevredenheid over het werk? Hoe is de relatie met de hierarchische overheid? Worden de gemelde onregelmatigheden naar waarde geschat en voldoende opgevolgd? 12.Facturatie Wie betaalt er wie? KDS/VWA? Hoe worden de verschillende categorieen vergoed? maandelijks/wekelijks/per prestatie? als zelfstandige Hoe is de tevredenheid over de vergoedingen? 13.Klachtenbehandeling Hoe worden klachten van werknemers van de VWA behandeld? Is er een ombudsman? Wat is hiervan geformaliseerd? Binnengekomen klachten? Onderzoek? Antwoorden?
Naam auditor Naam auditor Audit nummer
PAGE 9 / NUMPAGES 9
42
Audit VWA Verslag inspectiebezoek SLH ........:situering en vaststellingen Datum: 1. Algemene situering • Adres •
Geslachte diersoort
•
Capaciteit en ritme
•
Wekelijkse slachtdagen
•
Aantal personen tewerkgesteld
2. Personeel VWA • Aantal personeelsleden VWA en hun frequentie van aanwezigheid ° VWA dierenarts ° Practitoner ° Dierenarts-assistent
•
Aantal personeelsleden KDS
• 3. Aanvoer slachtdieren • Hoe is de aanvoer geregeld om lange wachttijden te vermijden? •
Wanneer begint de aanvoer?
•
Komen er transporten van ver?Hoe ver maximum?
•
Hoe worden de transporten geregistreerd? Welke administratieve controles vinden hierop 43
plaats?
•
Is er beschutting voor wachtende transporten?Op welke manier?
•
Specifiek voor pluimvee: is er beschutting voor de containers?
4. Lossen slachtdieren • Hoe groot is de stalcapaciteit en wordt die soms overschreden? •
Is er drinkwater voorzien in de compartimenten?
•
Kan er eventueel voedsel verstrekt worden?
•
Kan er voor afkoeling gezorgd worden?
•
Worden er attributen gebruikt om het lossen te versnellen?
•
Is er een observatieruimte voorzien?
•
Worden er dieren gelost buiten aanwezigheid van de AM-keurder?
•
Welke controles vinden plaats bij het lossen? ° inzake dierenwelzijn ° inzake beladingsdichtheid
5. Ante Mortem-keuring • Wie voert de AM-keuring uit? •
Hoe wordt de identificatie van de aangevoerde slachtdieren gecontroleerd?
•
Worden de dieren ingedeeld in categorieen en zo ja, welke?
•
Welke criteria worden gebruikt om dieren te bestempelen als gezond of als wrak?
44
•
Wat gebeurt met niet-gezonde/wrakke dieren?
•
Hoe worden de resultaten van de AM-keuring geregistreerd?
6. Bedwelmen en verbloeden • Welk soort bedwelming wordt gebruikt? •
Geeft de bedwelming altijd goed resultaat?
•
Gebeurt het verbloeden altijd voor de bedwelming uitgewerkt is?
•
Worden er soms dieren (accidenteel) geslacht zonder bedwelming?(anders dan rituele slachting)
7. Post Mortem-keuring • Wie voert PM-keuring uit? •
Wat gebeurt met karkassen die niet geheel conform zijn?
•
Hoe worden de resultaten van de PM-keuring geregistreerd?
8. Reiniging en Ontsmetting • Beschikt het slachthuis over een eigen R&O installatie? •
Voldoet de installatie voor volledige ontsmetting?
•
Hoe wordt de R&O geregistreerd?
9. Administratieve verwerking
45
•
Hoe worden alle gegevens van AM en PM gecentraliseerd?
•
Bestaan er applicaties om die gegevens electronisch te registreren? Hoe gebeurt deze rapportage?
•
10.Bijkomende informatie •
Wat te doen bij non –conformiteiten ? o Wie verwittigen ? o Wat is de rol van / relatie met AID ? Interpreteren zij de wetgeving op dezelfde manier ?
o Wat is de rol van / relatie met Bureau Veetransport ?
o Over welke eigen handhavingsmiddelen beschikt VWA ? Vaak toegepast ?
•
Hoe worden de non-conformiteiten bijgehouden?
•
Hoe vaak komen er NC’s voor ? Hoe vaak wordt er gemeld aan AID ?
•
Komt er feedback van VWA ? Bestaan er gegevens over de opvolging van die meldingen?
46
11.Bijkomende informatie • Samenwerking met het bedrijf: is er medewerking?
•
Hoe interpreteren de aanvoerende transporteurs dierenwelzijn? Zijn zij overtuigd van de noodzaak ervan? Tonen zij respect voor het dierenwelzijn uit eigen beweging of dienen zij erop gewezen?
•
Intimidatie ?
47
Audit VWA Verslag inspectiebezoek EVP................:situering en vaststellingen Datum:
1. Algemene situering •
Adres
•
Soort activiteit
•
Op welke dagen is er activiteit?
•
Laat compartimentering (in tijd en ruimte) toe om dieren correct te scheiden volgens type en herkomstbedrijf?
•
Laat de indeling van de lokalen een vlotte en diervriendelijke afhandeling van de export toe? Hoe verloopt de flow?
•
Varkens: ° Vindt monocertificering plaats en zo ja, op welke manier?
Runderen: ° Hoe wordt er gegarandeerd dat de regels van aan- en afvoer gerespecteerd worden?
Schapen en geiten: ° Worden enkel slachtschapen en –geiten aangevoerd? ° Worden schapen en geiten in dezelfde blokperiode aangevoerd?
48
2. Administratief proces aanvraag export •
Op welke manier doet de VP zijn aanvraag?
•
Op welke manier en wanneer ontvangt VP feed-back van de VWA op de aanvraag? Hoe communiceert het bedrijf met de VWA en verloopt dit vlot?
•
Wat bereidt de EVP voor op voorhand? Gebeurt dit geinformatiseerd?
•
Hoe wordt de exportcertificeerder verwittigd en welke gegevens ontvangt hij/zij?
49
3. Administratieve controle door exportcertificeerder
•
Worden alle documenten nodig voor de exportcertificering door het bedrijf verzameld en voorgelegd?
•
Welke documenten ivm de lading worden gecontroleerd?
•
Welke documenten ivm het voertuig worden gecontroleerd?
•
Controle vergunning chauffeur en eventueel begeleider?
•
Controle vakbekwaamheid chauffeur en eventueel begeleider?
•
Controle aanvraag, registratie en naleving van blokperiode?
•
Wordt de aanvoer beperkt tot max 50 bedrijven per blokperiode?
•
Worden er regelmatig non-conformiteiten vastgesteld? Eventueel voorbeeld?
50
4. Controle voor en tijdens het laden •
Hoe wordt de identificatie van de verzamelde dieren gecontroleerd?
•
Hoe gebeurt de selectie van de verzamelde dieren?
°Normen voor niet-exportwaardig?
°Normen voor niet-transportwaardig?
•
Wat gebeurt er met deze 2 voorgaande categorieen?
•
Hoe wordt er omgegaan met dierenwelzijn? Welke criteria worden gehanteerd?
•
Moeten er vaak opmerkingen gemaakt worden ivm dierenwelzijn?Zo ja, wat zijn de meest voorkomende?
•
Zijn er al schriftelijke opmerkingen gemaakt ivm dierenwelzijn?Eventueel voorbeeld?Welke opvolging wordt hieraan gegeven?
•
Zijn er al sancties geweest ivm dierenwelzijn?Eventueel voorbeeld?
51
5. Afwerken exportcertificaten •
Welke documenten vergezellen de lading?
•
Hoe en door wie worden de documenten opgesteld?
•
Verzegeling?
6. Toezicht op de EVP •
Door wie (officiële dierenarts?) ?
•
Hoe vaak, inspectiefrequentie?
•
Gemaakte meldingen van non-conformiteiten? Eventueel voorbeeld?
•
Hoe reageert het bedrijf bij melding van non-conformiteiten en wat doen ze eraan?
•
Getroffen sancties? Eventueel voorbeeld?
•
Werd het bedrijf al bezocht door de AID of door de vliegende brigades? Zo ja, hoe frequent?
52
7.Houding van het bedrijf •
Houding tegenover de VWA
•
Houding tegenover de exportcertificeerder
•
Intimidatie ?
•
Houding tegenover de AID?
8. Administratieve verwerking • Hoe worden alle gegevens van AM en PM gecentraliseerd? •
Bestaan er applicaties om die gegevens electronisch te registreren? Hoe gebeurt deze rapportage?
53
9.Algemeen NC’s
•
Wat te doen bij non –conformiteiten ? o Welke documenten worden gebruikt bij vaststellen onregelmatigheden? o Wie verwittigen ? Via welke kanalen wordt dit naar hogerhand doorgegeven? o Wat is de rol van / relatie met AID ? Interpreteren zij de wetgeving op dezelfde manier ?
o Wat is de rol van / relatie met Bureau Veetransport ?
o Over welke eigen handhavingsmiddelen beschikt VWA ? Vaak toegepast ?
•
Hoe worden de non-conformiteiten bijgehouden?
•
Hoe vaak komen er NC’s voor ? Welke meest ? Hoe vaak wordt er gemeld aan AID ?
•
Komt er feedback van hogerhand ?
•
Komt er feedback van AID ? Bestaan er gegevens over de opvolging van de AID meldingen?
•
Hoe is de reactie van de hierarchische overheid bij het melden van deze onregelmatigheden? (neutraal, aanmoedigend, afwijzend)
•
Merkt men achteraf dat deze meldingen effect ressorteren of blijkt er niets veranderd te zijn? Eventueel voorbeeld?
54
10. Bijkomende informatie
55
Bijlage 3 Lijst van vragen en antwoorden uit de kick-off meeting
1 2
3
4
5
6
7
8 9 10
Vraag Een matrix van personen/functies en bevoegdheden en verantwoordelijkheden in het proces van inspecties, vanaf het veld (het terrein) naar boven in de organisatie Beschrijving van het proces dat plaats vindt vanaf het moment waarop een inspecteur iets ziet dat niet in de haak is tot afhandeling van de vaststelling : wie doet wat, wie rapporteert wie, wie heeft welke bevoegdheid? Interactie VWA-AID Op welke manier gebeurt de interne communicatie over alle veranderingen die er plaatsvinden in de aanpak (bijvoorbeeld als gevolg van de voorbije fusie)? Hoe wordt dit gemanaged? Hoe wordt de kwaliteit van de processen-verbaal bewaakt zodanig dat gegronde vaststellingen niet geseponeerd worden als gevolg van bijvoorbeeld onvoldoende kwaliteit rapportering Eén organisatieschema van de VWA waar alles in staat? Alle entiteiten, met benamingen (afkorting en volledige benaming). Dit schema is aangeleverd maar past door zijn omvang niet in een rapportage op A4-formaat. Een set van veertig of vijftig foto’s van cases op het gebied van gezondheid/dierwelzijn, die nog niet bekend zijn. Ter beoordeling door dierenartsen/inspecteurs. Deze foto’s zijn op cd-rom geleverd. Overzichtje van de plaatsen waar gegevens naar toe gaan: inspectielijsten, gegevens over de resultaten vanaf de werkvloer. Deels bij directie T&C, deels bij bureau Veetransport. Waar nog meer? Cijfers over aantal meldingen van VWA naar AID (VWA constateert overtredingen maar kan niet zelf optreden); en wat er mee gebeurt. Hoeveel van de 1600 mensen bij VWA zijn aan het werk op de werkvloer? Een overzicht van de klachten die de afdeling Vrijwaring & Certificering in het afgelopen jaar behandeld heeft en de opvolging daarvan?
56
1 Een matrix van personen/functies en bevoegdheden en verantwoordelijkheden in het proces van inspecties, vanaf het veld (het terrein) naar boven in de organisatie
veld/regio
functie
bevoegdheid
verantwoordelijkheid
Assistent systeemauditor Senior systeemauditor Assistent toezichthoudend dierenarts (senior) toezichthoudend dierenarts / practicioner Teamleider
assistent auditor
uitvoeren van audits op erkenningen, nemen van maatregelen uitvoeren van audits op erkenningen, nemen van maatregelen ondersteund dierenarts in de uitvoering van de wettelijke taken
auditor assistent toezichthouder toezichthouder
uitvoeren van wettelijke taken, verrichten van veterinaire controles, nemen van maatregelen
geeft leiding aan team
verantwoordelijk voor functioneren van het team, ondersteunt dierenarts bij het nemen van maatregelen verantwoordelijk voor functioneren van de teams, ondersteunt teamleider en dierenarts bij het nemen van maatregelen verantwoordelijk voor het functioneren van de medewerkers in de regio en voor de te nemen maatregelen
Hoofd Levensmiddelen Productbedrijven Regiodirecteur
regio noord
Bureau Veetransport ondersteuner
verantwoordelijk voor het initiëren en opleggen van maatregelen bij vervoerders volgens interventiebeleid
regio noordwest
Afdeling Signalering & Ontwikkeling
beleid maken
verantwoordelijk voor het VWA beleid (interventiebeleid) samen met Directie Toezicht & Communicatie
Afdeling Juridische Zaken
ondersteuner
Centraal
ondersteuning verlening bij uitleggen wetgeving, oplossen problemen en het nemen van maatregelen eindverantwoordelijke voor het uitvoeren van de wettelijke taken en de te nemen maatregelen
Directie Hoofdinspectie VDD Toezicht & / Productmanager Communicatie
beleid maken
verantwoordelijk voor het VWA beleid (interventiebeleid)
Ministerie van Directie Juridische LNV Zaken Directie Voedselkwaliteit en Diergezondheid Directie Landbouw
wetgever, beleid maken beleid maken
verantwoordelijk voor wetgeving en voor het LNV beleid verantwoordelijk voor het LNV beleid
beleid maken
verantwoordelijk voor LNV beleid
InspecteurGeneraal/ Directeur Dienst Uitvoering
57
2 Beschrijving van het proces dat plaats vindt vanaf het moment waarop een inspecteur iets ziet dat niet in de haak is tot afhandeling van de vaststelling: wie doet wat, wie rapporteert wie, wie heeft welke bevoegdheid? Interactie VWA-AID Antwoord: Op slachthuizen kunnen meerdere dierenartsen samenwerken en daarbij taken verdelen. De am- keuring wordt vaak door een practitioner uitgevoerd, de pm en overige taken door de (verantwoordelijke) VWA dierenarts. Een groep dierenartsen kan ingezet worden op een slachthuis, per lokatie worden afspraken gemaakt over taakverdeling en vastlegging van toezicht op welzijn en nemen van maatregelen. In principe is elke veterinair verantwoordelijk voor zijn eigen taken. Als een VWA dierenarts bij aanvoer op een slachthuis een vervoersovertreding constateert zoals het vervoeren van dieren die niet geschikt zijn voor transport of overbelading dan hij / zij verantwoordelijk en bevoegd voor het nemen van maatregelen. Dit is vastgelegd in voorschriften die te vinden zijn op intranet (werkwijzer- TPB voorschriften - voorschriften welzijn)en internet: “toezicht op welzijn.. van pluimvee..op slachthuizen” code WLZVL-030 zie blz 6 en 7; en “toezicht op welzijn van hoefdieren op slachthuizen, code WLZVL – 017 zie blz 7. De maatregel van de dierenarts bestaat uit het opmaken van een diergeneeskundige verklaring, deze wordt verstuurd naar de AID voor strafrechtelijk handhavingstraject en een kopie gaat naar Bureau Veetransport (BVT)van de VWA voor bestuursrechtelijk handhavingstraject (vervoervergunning). Alle dierenwelzijnafwijkingen en corrigerende maatregelen en sancties in het slachthuis worden door de VWA dierenarts vastgelegd op de controlelijst WLZVL- 031 (pluimvee) WLZVL-018 (hoefdieren). Zijn verantwoordelijkheid en bevoegdheid is vastgelegd in de bovengenoemde instructies. De maatregelen die hij kan nemen staan eveneens in deze instructies : WLZVL-030 blz 7 handhaving (bron Hygieneverordening 854/2004) en WLZVL-017. Bij ernstige of voortdurende welzijnsknelpunten, of onvoldoende oplossing van tekortkomingen informeert de dierenarts zijn leidinggevende (WLZVL-017;bevoegdheden en verantwoordelijkheden, blz 6 en 7). Dit is de teamleider. Met de dierenarts samen zal een oplossing gezocht worden voor het probleem. Toezichtgegevens van controlelijsten WLZVL-018 en WLZVL-031 worden miv 2008 overgenomen in digitale overzichten. Deze ISI rapportages kunnen ingezien worden door de dierenartsen, hun temleiders en S&O. S&O zal de rapportages analyseren, en er periodiek verslag van doen ( =MCS). Dit MCS rapport wordt gecommuniceerd met T&C en het ministerie van LNV. Bij export levend vee op de boerderij of een verzamelcentrum (EVP) zijn de VWA dierenarts of practitioner ( officiële dierenartsen) verantwoordelijk voor het wel of niet afgeven van een exportcertificaat. In voorschriften (intranet-werkwijzer-TPB voorschriften- export levende dieren en producten) staan de werkzaamheden, de verantwoordelijkheden en bevoegdheden vermeld. Zie exportcertificering vanaf boerderij en EVP code VRKA-004, blz 7. Ook de taakverdeling van alle werkzaamheden voor de VWA behorende bij de export van varkens naar EU landen staan in deze instructie. Bij afwijkingen wordt het protocol handhaving bij omissies… uit dezelfde werkinstructie toegepast :VRKA-004 blz 9-13. Bij weigering exportcertificaat wordt de teamleider van de dierenarts meteen gewaarschuwd (staat niet in de instructie). Vermoedens van overtredingen worden gemeld aan de AID. Vervoersovertredingen van Vo 1/2005 als overbelading en dergelijk moeten ter plekke gecorrigeerd worden, anders wordt geen certificaat afgegeven en kan de export niet doorgaan. Heeft de exporteur de mogelijkheid van stalkeuring, dan is de VWA niet bij het laden aanwezig. Overtredingen zoals overbelading kunnen dan blijken bij vervoerscontroles door de AID of bij combiteamcontroles VWA_AID. De combiteams bezoeken EVPs en boerderijen tijdens exportcertificering of op andere momenten ( tijdens het laden). geconstateerde overtredingen leiden dan tot strafvervolging (PV of WB) ook wordt elke overtreding door de combiteams vastgesteld mbt vervoerders doorgegeven aan BVT voor coördinatie en uitvoering van bestuursrechtelijke handhaving. Bureau veetransport (BVT) krijgt diergeneeskundige verklaringen van VWA dierenartsen, AID meldingen, Combiteam verslagen én buitenlandse klachten over dierenvervoer. Dit bureau
58
verzorgt dossiervorming van alle info over vervoerders. BVT communiceert met VWA regio’s AID, V&C etc ( volgens procedure afhandeling buitenlandse klachten april - 2008). BVT zal aan de hand van het interventiebeleid (momenteel concept handhavingsmatrix april 2007, specifiek interventiebeleid dierenvervoer is in de maak) nagaan welke handhavende maatregel aan een vervoerder kan worden opgelegd. BVT stelt zelf de eerste en tweede waarschuwingsbrieven op. Deze brieven worden voor verzending gecheckt door de Afdeling Juridische Zaken (JZ) van de VWA. Indien het een nieuwe overtreding betreft, na een tweede waarschuwingsbrief of een voornemen tot schorsing, of als er sprake is van ernstig dierenleed dan zal BVT een verzoek doen aan JZ om de vergunning van de vervoerder te schorsen danwel in te trekken. De Afdeling Juridische Zaken (JZ) van de VWA ondersteunt de regio’s en BVT bij eventuele problemen en bij de door de regio te nemen maatregelen. Daarnaast checkt JZ de waarschuwingsbrieven opgesteld voor BVT. Indien een verzoek tot schorsing van een vergunning van BVT binnenkomt, zal JZ een voornemen tot schorsen van de vergunning opstellen en naar de vervoerder sturen. Daarnaast kan de regio, een teamleider, ook zelf een zaak aandragen bij JZ om tot schorsing van een vergunning over te gaan. De vervoerder zal in het voornemen de gelegenheid krijgen een zienswijze in te dienen. De ingediende zienswijze wordt door JZ ter beoordeling (veterinair) voorgelegd aan de betreffende regio (hoofd toezichtproductiebedrijf/teamleider) waarin de vervoerder gevestigd is. Eventueel kan een gesprek met de vervoerder, de regio en JZ plaatsvinden. Afhankelijk van de beoordeling van de regio en het gesprek zal JZ in samenspraak met de regio afzien van het voornemen tot schorsen of de schorsing doorzetten. Indien in het afzien een protocol is afgesproken/opgelegd dan zal de regio toetsen of het protocol wordt nageleefd. AID: De zaken die aan de AID zijn overgedragen worden zelfstandig door de AID via het strafrechtelijke proces afgehandeld. De VWA heeft hier geen zicht op.
59
3 Op welke manier gebeurt de interne communicatie over alle veranderingen die er plaatsvinden in de aanpak (bijvoorbeeld als gevolg van de voorbije fusie)? Hoe wordt dit gemanaged? ANTWOORD: Levende dieren en welzijn Informatie betreffende werkinhoudelijke zaken (bijvoorbeeld gewijzigde werkinstructies, nieuwe regelgeving etc) worden via de verantwoordelijke S&O afdeling (in geval levende dieren en dierenwelzijn dus S&O NW) aan de relevante mensen in de regio doorgegeven. Dat betreft bijvoorbeeld de contactpersonen per regio, teamleiders, hoofden TPB, relevante toezichthouders. Dit kan bijvoorbeeld via mail waarin wordt geattendeerd op gewijzigde instructie/regelgeving, of de nieuwsbrief levende dieren dierenwelzijn, en in sommige gevallen door specifieke landelijke of regionale bijeenkomsten. Ook bij nascholing en de introductiecursus wordt aandacht besteed aan veranderingen en nieuwe werkwijzen. Daarnaast zijn er zogenaamde Functionele Overleggen (FO’s) waarbij vertegenwoordigers uit de regio’s (contactpersonen) inhoudelijk overleggen met de S&O medewerkers over de werkzaamheden. Alle actueel geldende werkinstructies staan op intranet en de instructies over export levende dieren staan ook op internet, zodat ook mensen zonder toegang tot intranet erbij kunnen. FO’s en contacten met de regio’s zijn 2-richting verkeer dus ook problemen waar de werkvloer tegenaan loopt kunnen richting S&O worden geventileerd m.n. als het proces/structurele zaken betreft. De directie Toezichtsbeleid & communicatie (T&C) staat iets meer op afstand en is meer voor de afstemming en aansturing op grote lijnen, structurele zaken en zeer gevoelige zaken. Informatie over personele zaken en niet inhoudelijke zaken worden via de lijn in de regio uitgezet, dus via de Inspecteur Generaal VWA naar de Dienst Uitvoering (DU) naar regiodirecteuren en zo verder indalend.
Vlees T&C heeft de contacten met de beleidsinstanties (LNV en VWS) en participeert in de werkgroep o.a. m.b.t het hygiëne pakket. De wettelijke taken en eventueel specifieke wensen van de beleidsinstanties worden door de productmanager vlees&vleesproducten omgezet in het Toezichtarrangement vlees (TA-06). Dit TA wordt afgestemd met de beleidsinstanties en voordat met de verder uitwerking van de projecten wordt gestart, besproken en afgestemd met S&O Oost. Het TA bevat een meerjaren visie en een jaararrangement, waarin op hoofdlijnen de projecten van het betrokken jaar worden benoemd. Deze afstemming tussen T&C en S&O Oost gebeurt in het Kennis Domein Overleg (KDO) vlees. Dit overleg vindt maandelijks plaats en de agenda en het secretariaat wordt door S&O Oost beheerd. S&O Oost heeft in alle regio’s directe contacten met de werkvloer. In dit KDO is tevens een vertegenwoordiger van de hoofden teams productiebedrijven aanwezig, waardoor samen met de inbreng van S&O Oost de werkvloer is vertegenwoordigd. Vragen die structureel van aard zijn en om een oplossing vragen vanuit de werkvloer kunnen op deze wijze worden besproken. Vaak kunnen de inhoudelijke zaken direct worden afgerond en direct terug worden gebracht naar de werkvloer. Vragen en problemen welke om een oplossing vragen en welke meer organisatorich van aard zijn worden naar het MT Dienst Uitvoering of indien nodig naar het MT VWA geleid. Bij het KDO is tevens een vertegenwoordiger aanwezig van JZ/VWA en de AID. Hierdoor kan er vanuit verschillende invalshoeken effectief vergaderd worden. Indien noodzakelijk weten T&C en S&O Oost elkaar tussen de KDO’s gemakkelijk te vinden (email of telefonisch) om zaken te bespreken en volgens de bestaande lijnen af te werken.
60
S&O werkt de projecten uit in protocollen, in afstemming met de werkvloer. In deze protocollen wordt de werkwijze van de uitvoering omschreven. In de protocollen wordt tevens verwezen naar instructies die zijn opgenomen in het kwaliteitssysteem van de VWA. Ieder project kent in de regio een projectcoördinator en daar wordt regelmatig (minimaal drie keer per jaar) een functioneel overleg mee gevoerd. Daarnaast wordt gecommuniceerd via de e-mail, rondzendbrieven, intranet, telefonisch en in levende lijve. De resultaten van de projecten worden via de MCS-rapportage elke 4 maanden teruggekoppeld naar de opdrachtgevers. Teruggekoppeld wordt of de projecten wel of niet op koers liggen en indien nodig wordt vermeld wat de knelpunten zijn en wat daarvoor de oplossingen zijn. De cijfers voor deze MCS-rapportage (Management Control Systeem-rapportage) worden door S&O Oost verzameld en ook van een eerste beoordeling voorzien. T&C maakt tenslotte het eindoordeel op over het betrokken TA-06 op basis van de aangeleverde gegevens en in samenspraak met S&O Oost.
61
4 Hoe wordt de kwaliteit van de processen-verbaal bewaakt zodanig dat gegronde vaststellingen niet geseponeerd worden als gevolg van bijvoorbeeld onvoldoende kwaliteit rapportering? De teamleider is, naast de controleur, verantwoordelijk voor de kwaliteit van de producten van het primair proces, waaronder processen-verbaal. De teamleider beschikt over controlevakspecialisten, die de kwaliteit van de opgemaakte processen-verbaal checken en bewaken. Dit vindt met name plaats vanuit de vakdiscipline van de specialisten. Daarnaast wordt de juridische kwaliteit van processen-verbaal steekproefsgewijs beoordeeld door Juridisch medewerkers. Ook vindt beoordeling plaats door juridisch medewerkers op verzoek (van b.v. teamleider, controlevakspecialisten of verbalisanten).
62
7 Overzichtje van de plaatsen waar gegevens naar toe gaan: inspectielijsten, gegevens over de resultaten vanaf de werkvloer. Deels bij directie T&C, deels bij bureau Veetransport. Waar nog meer? ANTWOORD: Levende dieren en welzijn VWA Controlelijsten toezicht op welzijn die op het slachthuis worden ingevuld door de VWAmedewerker worden gearchiveerd op het VWA-kantoor in het betreffende slachthuis. Dit geldt met name voor de slachthuizen met permanent VWA-toezicht. De op de dagelijkse controlellijsten vastgelegde afwijkingen worden in een ISI-maandrapport overgenomen. Dit is digitaal te bevragen. Het is ingevoerd sinds februari 2008. De bedoeling is dat dit een sturingsinstrument oplevert voor zowel de werkvloer zelf als teamleider TPB als S&O NW als T&C. Op slachthuizen zonder permanent toezicht wordt bij de levende keuring door de officiële dierenarts het zogenaamde combi-formulier ingevuld, hierop staan geen welzijnselementen. De controlelijst toezicht op welzijn wordt periodiek ingevuld en op dezelfde wijze bewaard. Bij export worden de benodigde papieren die een export moeten begeleiden ingevuld. De doorslagen en het keuringsrapport zelf worden gearchiveerd op het regiokantoor en de bijbehorende tracesgegevens worden ingevoerd. Als het een transport met reisjournaal zoals bedoeld in 1/2005 Vo betreft wordt de doorslag van afdeling 1&2 naar Bureau Veetransport (BVT, regio Noord) gestuurd door de regio. Zie ook VARKA-004 versie 23-4-2008 blz 6. Bij opmerkingen kan dat op het keuringsrapport vastgelegd worden maar dat dit wordt niet verzameld in een te bevragen database. Weigeringen moeten terplekke schriftelijk bevestigd worden maar ook dit wordt niet in een database opgeslagen. Diergeneeskundige verklaringen opgemaakt op het slachthuis of door de vliegende brigades gaan naar de AID voor het strafrechtelijke spoor en naar BVT voor de dossiervorming ten aanzien van houders van een vervoerdersvergunning. Vliegende brigades geven maandrapportages aan BVT over genomen maatregelen met uitzondering van de zaken die nog in behandeling zijn bij het OM dit wederom in het kader van dossiervorming. Geretourneerde reisjournaals worden door BVT beoordeeld en hier worden weekoverzichten over gemaakt waarin afwijkingen en aantallen worden genoemd. Deze gaan naar relevante VWA-mensen bij S&O, T&C, JZ, DU en naar AID projectleider vliegende brigades. Daarnaast wordt ook iedere 4 weken gerapporteerd aan de PVE (Productschappen Vee, Vlees en Eieren) over exportrestitutiereisjournaals door BVT. In het kader van MCS rapportages betreffende levende dieren en dierenwelzijn komen de gegevens van alle regio’s samen over de voortgang van projecten en gerealiseerde aantallen bij S&O NW die op haar beurt hierover met T&C overlegt in het kader van de jaararrangementen. Hierover wordt dan via T&C door de Inspecteur Generaal gerapporteerd aan de opdrachtgevers over de stand van zaken.
Vlees In het kader van de keuring en het toezicht op de keuring worden een aantal formulieren door de VWA-dierenarts ingevoerd: •
het VOS-formulier (verzamelstaat onderzoek slachtdieren), Combiformulier (op bedrijven met niet-permanent toezicht) en het DOS-formulier (dagstaat onderzoek slachtdieren;
63
voornamelijk op bedrijven met permanent toezicht). Deze formulieren geven een beeld van de aantallen aangevoerde dieren, aantal geslachte dieren, afwijkende dieren, karkassen die in onderzoek zijn genomen en de uitslagen daarvan. Deze formulieren worden op het regiokantoor gearchiveerd. De gegevens van de DOS- en Combiformulieren worden ingebracht in het RSG-systeem (Registratie SlachtGegevens). Dit systeem is sinds januari 2008 actief. Als het wat meer gevuld is zal S&O Oost de gegevens daaruit gebruiken om beter inzicht te krijgen in de keuringsresultaten, wat weer input is voor eventuele aanpassingen in het toezicht. •
de controleformulieren (bijlagen "toezichtsprotocol" bij uitvoeringscontract VWA-KDS) die gegevens bevatten over het toezicht van de VWA op de keuring door de KDS (kwaliteit uitvoering keuringshandelingen en -beslissingen). Deze formulieren blijven op de VWAwerkplek op het bedrijf. Bij bedrijven met permanent toezicht wordt maandelijks, en bij bedrijven met niet-permanent toezicht per kwartaal, een overzicht van de resultaten hiervan ingevoerd in de digitale inspectielijst in de centrale database (ISI). S&O Oost gebruikt deze gegevens om een overall beeld van de keuring en het toezicht op de keuring te krijgen. Jaarlijks wordt hierover gerapporteerd middels een uitgebreide rapportage. Maandelijks wordt de voortgang bekeken en indien nodig, worden de betreffende handhavingsteams om opheldering gevraagd.
•
het formulier hygiëne op roodvleesslachterijen is een soort overzicht van de activiteiten die de dierenarts heeft verricht op het bedrijf. Blijft op het bedrijf.
•
het klachtenformulier over het functioneren van de KDS: wordt volgens de kwaliteitsprocedure afgehandeld.
Na inspecties in het kader van erkenningverlening en -onderhoud, en systeemaudits of systeeminspecties worden digitale inspectielijsten ingevuld die gebruikt worden door S&O Oost voor de voortgangsbewaking, voortgangsrapportage en jaarlijkse rapportage. Deze resultaten zijn weer input voor verdere invulling van het toezicht. Daarnaast wordt van de resultaten van elke inspectie een afschrift aan het bedrijf gezonden.
64
8 Cijfers over aantal meldingen van VWA naar AID (VWA constateert overtredingen maar kan niet zelf optreden); en wat er mee gebeurt. Deze gegevens zijn verzameld over 2007 en 2008 (zie bijlage 1 en 2). Het betreft de volgende meldingen van de VWA aan de AID: diergeneeskundige verklaringen (DV), meldingen anderszins waarbij welzijn van dieren in het geding is (MA) en meldingen in kader van reisjournaals (RJ).
65
Bijlage 1 - Overzicht ontvangen meldingen van de VWA jaar 2007 en de afdoeningen van de AID Afdoening meldingen
Totaal
Procesverbaal
Waarschuwing
Afgebroken
Akkoord
Diergeneeskundige verklaring
335
117
120
18
37
57
Melding algemeen
45
11
3
7
1
Totaal 2007
380
128
123
44
58
soort melding
18
Geen controle Niet Akkoord uitgevoerd
In behandeling
Intern overgedragen
3
2
18
23 18
26
2
Toelichting algemeen: Het totaal aantal van 335 wordt niet gevormd door het optellen van de andere kolommen. Eén diergeneeskundige verklaring kan leiden tot meer dan één waarschuwing en een proces verbaal kan meer dan één verdacht bevatten. Niet akkoord
Controle was niet akkoord; echter gering feit
Toelichting m.b.t. diergeneeskundige verklaring: Geen controle uitgevoerd (18)
5 onvoldoende AID capaciteit beschikbaar 2 meldingen interfereren in lopend (strafrechtelijk) onderzoek 2 meldingen met dermate vertraging ontvangen dat AID optreden niet meer wenselijk was 6 dieraantallen op diergeneeskundige verklaring ontbreken en conform richtlijn functioneel parket geen controle ingesteld / onvoldoende bewijs om te komen tot een veroordeling 3 reden onbekend (hier wordt nog nader onderzoek naar gedaan)
Toelichting m.b.t. melding algemeen: In behandeling (23)
20 betreft slaghamergebruik (slaghamer is in Duitsland verplicht en in Nederland verboden; het wachten is op een beleidsuitspraak hieromtrent) 3 reden onbekend (hier wordt nog nader onderzoek naar gedaan)
Bijlage 2 - Overzicht ontvangen meldingen van de VWA van 1 januari t/m 15 mei 2008 en de afdoeningen van de AID Afdoening meldingen
Totaal
Procesverbaal
Waarschuwing
Afgebroken
Diergeneeskundige verklaring
171
27
22
2
Melding algemeen
42
1
1
Reisjournaal
2
Totaal 2008
215
soort melding
Intern overgedragen
10
43
63
4
1
37
1
1
2 28
23
2
Toelichting algemeen: Niet akkoord
Akkoord
Geen controle uit- In behandeNiet Akkoord gevoerd ling
Controle was niet akkoord; echter gering feit
Toelichting m.b.t. diergeneeskundige verklaring:
66
10
1
44
102
5
Geen controle uitgevoerd (43)
42 overbelading - Diergeneeskundige verklaring bevatte geen aantallen kippen. Het Functioneel Parket neemt processen verbalen zonder deze gegevens niet in behandeling 1
overgedragen aan combiteam
Toelichting m.b.t. melding algemeen: In behandeling (37)
22 betreft slaghamergebruik (slaghamermerken is in Duitsland verplicht maar in Nederland verboden; het wachten is op een beleidsuitspraak hieromtrent) 15 onderhanden werk
Bijlage bij antwoord op vraag vraag 8: Factsheet maatregelen dierenwelzijn/dierenvervoer I. Handhaving Bureau Veetransport
Bureau Veetransport (BVT) handhaaft de beleidsregel dierenwelzijn. Voor buitenlands transport betekent dit het uitvoeren van controles op de reisjournaals (verplicht bij vervoer langer dan 8 uur) en het nemen van maatregelen n.a.v. buitenlandse klachten. Voor binnenlands transport neemt BVT maatregelen n.a.v. opgestelde diergeneeskundige verklaringen (verklaringen van de VWA dierenarts bij constateringen op voornamelijk slachthuizen en exportverzamelplaatsen van dierenleed tijdens transport ). Ter indicatie van de omvang van het aantal transportbedrijven, is het aantal afgegeven transportvergunningen: voor kort vervoer (< 8 uur) = 1.023 voor lang vervoer (> 8 uur) = 129 In 2007: 7.332 transportjournaal opgesteld In 2008: 2.535 transportjournaal opgesteld, stand per 11 mei 2008 Maatregelen naar aanleiding van geconstateerde tekortkomingen Buitenlands vervoer Vermeldingen dossier (lichte overtreding∗) Schriftelijke waarschuwingen (Voornemen tot) schorsing
Totaal overzicht 2007
Totaal overzicht 2008 Stand per 11 mei
36
22
6 0
3 3
lichte overtredingen waarbij geen sprake van lijden of onnodig letsel. Het betreffen vooral administratieve tekortkomingen zoals het niet invullen van bepaalde gegevens in het journaal, maar ook overbelading <10 %, overschrijding reistijd, geen gebruik erkende halteplaats, aankomst- en vertrektijd niet reëel,etc. ∗
67
Bedrijven met verzwaard regiem klepkeuring
2
3
Buitenlandse klachten aantal buitenlandse klachten∗∗
51
6
Binnenlands vervoer Schriftelijke waarschuwingen
36
42
(Voornemen tot) schorsing
1
3
Aantal internationale zendingen in 2007 en 2008: Paarden (fok-en gebruik) Runderen Varkens Schapen/geiten Pluimvee ex. Broedeieren Overig Totaal
Zendingen 2007 550 2.700 40.000 2.400 18.000 700 64.350
Zendingen 2008 per 11 mei 132 947 14.422 576 6.642 720 23.439
Het aantal zendingen in 2007 is 64.350. Dit betekent dat ( 7.332/64.350 =) 11% van deze transporten lange afstandtransporten betreffen. Percentage overtredingen bij lange afstandtransporten is (42/7.332 =) 0,6%. Het aantal zendingen in 2008 is 23.439. Dit betekent dat (2.535/23.439 =) 11% van deze transporten lange afstandtransporten betreffen. Percentage overtredingen bij lange afstandtransporten is (28/2.535 =) 1,1%. II. Handhaving Vliegende brigades
In september 2007 is besloten extra toezicht op het diertransport te realiseren middels de zogenaamde vliegende brigades. Dit zijn tweekoppige teams, samengesteld uit een opsporingsambtenaar van de Algemene Inspectiedienst (AID) en een dierenarts van de VWA. Deze teams kunnen door hun samenstelling via een ‘lik op stuk’ aanpak slagvaardig optreden tegen dierenwelzijnovertredingen. In de periode van 12 februari tot en met 30 april 2008 (dit is de periode vanaf de datum dat de vliegende brigades als project zijn gaan functioneren onder leiding van Harry Kamphuis) hebben de vliegende brigades 483 controles uitgevoerd, waarbij in 124 gevallen onregelmatigheden zijn geconstateerd. Van het totaal aantal niet-akkoord controles (124) is in 9 gevallen proces-verbaal opgemaakt en afgewerkt. In 59 gevallen is een schriftelijke waarschuwing gegeven, welke tevens zijn afgewerkt. Momenteel zijn nog 11 strafrechtelijke onderzoeken gaande. niet alle buitenlandse klachten kunnen gegrond worden verklaard. Daar waar wél gegrond worden maatregelen getroffen als vermeld bij Buitenlands vervoer) ∗∗
68
Voor de overige 45 geldt dat er sprake is van een dusdanig klein vergrijp, dat niet strafrechtelijk is opgetreden. Controles uitgevoerd bij:
Boerderijcertificeringen Export verzamelcentra Slachthuizen Vervoerscontroles onderweg Totaal 1e periode: 2e periode:
1e periode totaal waarvan aantal niet controles akkoord
2e periode Totaal totaal waarvan totaal waarvan aantal niet aantal niet controles akkoord controles akkoord
15
0
7
2
22
2
61 156
13 32
9 63
2 5
70 219
15 37
121 353
58 103
51 130
12 21
172 483
70 124
periode van 12 februari 2008 t/m 31 maart 2008 periode van 1 april 2008 t/m 30 april 2008
69
9 Hoeveel van de 1600 mensen bij VWA zijn aan het werk op de werkvloer? Deze vraag is in twee fases beantwoord. Hieronder volgt eerst de oorspronkelijk aangeleverde uitleg en daarna een aanvulling daarop, gedaan omdat gebleken was dat in de eerste versie onnauwkeurigheden waren geslopen. Werkwijze: Op donderdag 15 mei 2008 zijn uit de LNV-Personeelsdatabase ‘Emplaza’ de bestanden gelicht van de 4 dienstonderdelen van de VWA: • De Dienst Uitvoering (Centraal + regionaal); • De Directie Toezicht en Communicatie (Centraal); • De Directie Bedrijfsvoering (Centraal); • Het Bureau Risicobeoordeling (Centraal). De laatste 3 dienstonderdelen hebben eigenstandige taken of zijn ondersteunend aan het primaire werkproces, maar behoren daarbij in alle gevallen niet tot de VWA-medewerkers die ‘op de werkvloer werkzaam zijn’! Deze medewerkersgroepen dienen dus in hun geheel op het totale personeelsbestand in mindering te worden gebracht. 1. 2. 3.
De Directie Toezicht en Communicatie (Centraal): - kent een bezetting van precies 52 fte (door 57 medewerkers). De Directie Bedrijfsvoering (Centraal): - kent een bezetting van 104,1 fte (door 114 medewerkers). Het Bureau Risicobeoordeling (Centraal): - kent een bezetting van 10,5 fte (door 13 medewerkers).
Samenvattend: personeelsbestand VWA voor deze 3 centrale dienstonderdelen corrigeren voor 166,6 fte (door 184 medewerkers). Binnen de Dienst Uitvoering is de bepaling van het aantal ‘medewerkers, werkzaam op de werkvloer’ als volgt uitgevoerd: • Het totale personeelsbestand van de Dienst Uitvoering (Centraal + ondersteunende functies binnen de 5 regionale dienstonderdelen + medewerkers, werkzaam op de werkvloer) bedraagt 1318 fte (door 1476 medewerkers). • Om tot het aantal ‘medewerkers, werkzaam op de werkvloer’ te komen is voor de navolgende functiegroepen gecorrigeerd: a) Hoger Management: Regiodirecteuren; Afdelingshoofden (Teams Productiebedrijven; Teams Consumentenproducten; Import; Bedrijfsvoering; S&O; Laboratorium); b) Alle managers en medewerkers van de centrale afdelingen van de Dienst Uitvoering (IMD; Brein; VICA; KIC; EA/GLP; V&C; PC&S; Ontwikkelagenda VWA); c) Alle medewerkers uit de afdelingen Bedrijfsvoering (administratief; facilitair, financieel, control); Laboratorium en Signalering & Ontwikkeling (S&O). • Tot de groep ‘werkzaam op de werkvloer’ zijn nog wel meegerekend de 46 teamleiders (omdat deze met enige regelmaat hun medewerkers ondersteunen met handhavingsuitvoering, indien er b.v. geschillen met bedrijven over opgelegde maatregelen en sancties bestaan. Er kan echter ook voor gekozen worden om de teamleiders buiten beschouwing te laten. In dat geval dienen er 46 fte (en 46 medewerkers) verder in mindering te worden gebracht.
70
Eindberekening: Medewerkers VWA totaal: fte’s DU TC BV BuR Totaal :
medewerkers
1318 52 104,1 10,5 1484,6
1476 57 114 13 1660
Medewerkers VWA ‘werkzaam op de werkvloer’: DU (alleen die medewerkers, zoals hiervoor aangegeven): Indien de teamleiders niet worden meegerekend:
744,1 698,1
780 734
Den Haag, 19 mei 2008 Directie Bedrijfsvoering Afdeling P&O Aanvulling op notitie met antwoord op vraag ‘Hoeveel van de 1600 mensen bij VWA zijn aan het werk op de werkvloer?’ Op 19 mei j.l. heeft de onderzoekscommissie Vanthemsche de notitie ‘Vraag: ‘Hoeveel van de 1600 mensen bij VWA zijn aan het werk op de werkvloer?’ontvangen. Bij nader inzien bleken hier helaas enkele onvolkomenheden in geslopen. A) Het overzicht was gebaseerd op een uitdraai van de actuele personele bezetting van de VWA in onze personeelsdatabase Emplaza. Echter, de practitioners (1) staan als uitvoerende functiegroep helaas niet in deze database vermeld en zijn dus ten onrechte niet in het overzicht overgenomen. Uitgaande van de eindcijfers uit de eerdere notitie van 19 mei j.l. dienen deze aangevuld te worden: Vertrekpunt: eindwaarden uit eerdere notitie d.d. 19 mei j.l.: Medewerkers VWA totaal: fte’s 1318 52 104,1 10,5 1484,6
DU TC BV BuR Totaal :
medewerkers 1476 57 114 13 1660
Medewerkers VWA ‘werkzaam op de werkvloer’: DU (alleen die medewerkers, zoals hiervoor aangegeven): 744,1 Indien de teamleiders niet worden meegerekend: 698,1
71
780 734
Medewerkers VWA totaal: fte’s 698,1 Practitioners (externe dierenartsen): Werkzaam ‘op de werkvloer’ Totaal werkzaam bij VWA (incl. externen)
medewerkers 734
47,75 745,85 (49%) 1532,35
ca. 120 ca. 854 (48%) ca. 1780
B) Binnen de VWA wordt de productiviteit niet alleen ingevuld door de medewerkers die daadwerkelijk ‘op de werkvloer staan’, maar wordt ook vanuit de andere onderdelen van de VWA een bijdrage aan de productiviteit geleverd. Die waarde is een tweede benadering om inzicht te geven in de totale externe output van de VWA-organisatie. Daarvoor beschikt de VWA over de database ‘Kostenverdeelstaat van het kostprijsmodel 2008’, waarvan de gegevens gebruikt worden om o.a. ten behoeve van de eigenaar en voornaamste opdrachtgevers (de Ministeries van LNV en VWS), alsmede ten behoeve van kostprijsberekeningen (en extern te hanteren tarieven), zichtbaar te maken welk deel van de totaal beschikbare VWA-formatie tot de productieve formatie (= output) mag worden gerekend. In de opgegeven waarden zijn practitioners niet opgenomen: deze formatie behoort uiteraard tot de externe output (47,75 fte; zie boven). Dat leidt tot de volgende schatting van de algemene productiviteitswaarde van de VWA (waarin alle dienstonderdelen zijn meegerekend: Dienst Uitvoering; Directie Toezicht en Communicatie; Directie Bedrijfsvoering en Bureau Risicobeoordeling): fte’s (totaal): productiviteit: Database (najaar 2007): Emplaza (15 mei 2008):
1615,6 1484,6
toegerekende totale 1237,3 (fte’s) 1137 (fte’s) (76,5 %) *
* 1137 fte is een berekende waarde (1484,6 / 1615,6 x 1237,3), door verhoudingsgewijs de productiviteit te verlagen met dat deel van het verminderde personeelsbestand. C) Daarnaast werkt de VWA actief aan het vergroten van het aantal medewerkers wat voor inspectie- en toezichtstaken ‘op de werkvloer’ kan worden ingezet. Dit gebeurt door het aantrekken van nieuwe medewerkers voor een beperkt aantal daarvoor vrijgegeven regulier vacatures, alsmede voor een aantal nieuwe beleidsspeerpunten (dierenartsen; controle en toezicht op de drank, horeca- en tabakswetgeving). Uiteraard mag de hiervoor beschikbaar gestelde formatieruimte nog niet meegerekend worden t.a.v. het aantal ‘VWA-medewerkers, werkzaam op de werkvloer’); het geeft echter wel een indicatie van de toekomstige ontwikkeling van de VWA op die terreinen. In fte’s: • Nieuwe dierenartsen: ca. 45 fte (deel is al geworven) • Drank, Horeca en Tabakwetgeving (DHT): ca. 60 fte (werving in volle gang) - Ondersteuning door Gemeenteambtenaren (als onbezoldigd VWA-toezichthouder/controleur) ca. 30 fte • Import: 6 fte • Productveiligheid: 5 fte Den Haag, 29 mei 2008 Directie Bedrijfsvoering Afdeling P&O Drs. D.L. Schumer
72
10 Een overzicht van de klachten die de afdeling Vrijwaring & Certificering in het afgelopen jaar behandeld heeft en de opvolging daarvan Op deze vraag is een jaaroverzicht geleverd, dat hieronder staat afgedrukt, naast een twaalftal gedetailleerde maandrapportages dat vanwege de totale omvang hier niet wordt opgenomen. Daarnaast was een brief van minister Verburg van LNV onderdeel van het antwoord, waarin zii de Tweede Kamer informeert over de overtredingen op het gebied van dierwelzijn en diertransporten.
Overzicht van de afhandeling van veterinaire klachten in het jaar 2007 Overzicht
Totaal 2007
1-1-2007 / 1-5-2007
1-5-2007 / 1-9-2007
Vanuit de regio
215
53
67
Vanuit buitenland
235
72
89
Klachten vanuit Regio naar buitenland Noord Oost Zuid Zuidwest Noordwest Totaal
Totaal
1-1-2007 / 1-5-2007
1-5-2007 / 1-9-2007
64 17 126 2 6 215
14 5 33 1
13 3 45 2 4
Vanuit buitenland
Totaal
1-1-2007 / 1-5-2007
1-5/2007 / 1-9-2007
27 1 7 47 2 1 73 3 3 1 2 11 6 12 30 6 1 1 1 235
2 4 7 32 1 3 2 7 10 2 1 1
14 1 3 16 26 2 1 5 1 4 13 2 1 -
Polen Slovenië China Tsjechië België Letland Singapore Slowakije Italië Animal Angels Rusland Portugal Roemenië Frankrijk Denemarken Oostenrijk Spanje Duitsland UK Griekenland Hongarije Canada Luxemburg Totaal
73
01-09-2007 / 31-122007 95 74 01-09-2007 / 31-122007 37 9 48 1
01-09-2007 / 31-122007 11 24 2 1 15 1 1 1 2 3 3 1 7 2 -
Aard klachten Identificatie Registratie Bestemmingsadres Certificering algemeen Dierenwelzijn Traces Reisplannen Dierziekten Aantal Overig
Totaal
1-5-2007 / 1-9-2007
35
1-1-2007 / 1-52007 12
62 141
27 23
23 52
12 66
54 81 73 3 17 28 494
26 28 11 3 6 10
13 29 23 7 17
15 24 39 4 1
74
15
01-09-2007 / 31-122007 8
75
76
77