UFO Zeist, 02 februari 2012
Atriumfibrilleren en antistolling-
Aan het begin van een nieuw tijdperk?
Dr. Peter Loh Universitair Medisch Centrum Utrecht Divisie Hart & Longen
Voorkomen van boezemfibrilleren
12
Prevalence %
10
Prevalentie:
0,4-1 %
> 60 jaar:
2-4 %
> 70 jaar:
4-11 %
11.1 10.3
Women
9.1
Men 8
7.3
6
5.0
4
3.0 1.7
2 0
0.1 0.2 < 55
0.4
0.9
55-59
7.2
5.0
3.4
1.7
1.0
60-64
65-69
70-74
75-79
80-84
≥ 85
Age (years)
Go AS. et al. JAMA 2001; 285: 2370-2375
Lifetime risks for AF Women
Lifetime risk of AF (%)
Men 30
26.0 23.0
25.9 23.2
25.8 23.4
24.3 23.0
21.622.7
40
50
60
70
80
20 15
10 5 0
Age (years)
Lifetime risks for AF are high (1 in 6), even in the absence of antecedent congestive heart failure or myocardial infarction Lloyd-Jones DM, et al. Circulation. 2004;110:1042-1046.
Prognose voor de Toekomst
Nacarelli et al., Am J Cardiol 2009;11:1534-1539
Prognose voor de Toekomst
Solid curve: assuming no further increase in age-adjusted AF incidence Dotted curve: assuming a continued increase in incidence rate as evident in 1980 to 2000
Miyasaka et al. Circulation 2006; 114: 119-125
AF - Oorzaken Lone atrial fibrillation (idiopathischAF)
• Geen longafwikingen
Secondary atrial fibrillation
• Acute cv oorzaken - Myocardinfarct - Hartchirurgie - Myocarditis
• Geen structurele hartafwijkingen
• Meestal het gevolg van structureel remodeling bij pre-existente aandoeningen
• Chronische cv oorzaken - Hypertensie - Coronairlijden - Hartfalen - Kleplijden
• Niet cardiaal - Hyperthyreoidie - Longafwijkingen - Obesitas
ACC/AHA/ESC Guidelines, JACC 2006; 48: 854-906
Classificatie
Camm et al., Eur Heart J, 2010
Atriumfibrilleren: gevolgen Symptomen:
Asymptomatisch (ca. 33%)
Moe, kortademig, pijn op de borst, verminderde inspanningstolerantie, ‟palpitaties‟, duizeligheid, syncope.
Snelle ventrikelrespons:
Tachycardie geïnduceerde cardiomyopathie.
Risico van trombo-embolie, ischemisch herseninfarct.
Atriumfibrilleren: mechanismen voor trombus
AF
Geen atriale contracties
LA / LAA trombus
Embolie
Thrombus in LAA 1
Thrombus in LAA 1
Hart et al. Stroke 2009;40:2607
Ischemisch Herseninfarct in AF Optreden van ischemisch herseninfarct in patiënten met niet klep gerelateerd AF:
~ 5% per jaar (~ 2-7 keer zo vaak als bij personen zonder AF)
Fuster et al. Circulation 2006;114:e257-e354
Ischemisch Herseninfarct in AF
AF patients
Non-AF patients
1-year stroke recurrence
23%
8%
30-day post stroke mortality
25%
14%
1-year post stroke mortality
63%
34%
p<0.001
OR 1.84 (95% CI, 1.04 to 3.27)
p<0.001
Lin HJ et al. Stroke 1996;27:1760-1764
Relatief Risico in AF
Fuster et al. Circulation 2006;114:e257-e354
Effecten van Atriumfibrilleren
Camm et al., Eur Heart J, 2010
Conclusies Atriumfibrilleren meest voorkomende ritmestoornis. Prevalentie van AF neemt in toekomst toe. AF is geen goedaardige ritmestoornis!
Optreden van ischemisch herseninfarct bij patiënten met AF 5%. Mortaliteit bij patiënten met AF verdubbeld. Verminderd kwaliteit van leven.
Pathophysiologie van
Atriumfibrilleren
Boezemfibrilleren “A conceptual model of atrial fibrillation.” Moe GK J Electrocardiol 1968
- Multiple wavelet reentry.
Calkins et al., Europace 2007, 335
Trigger voor boezemfibrilleren
“A Focal Source of Atrial Fibrillation Treated
by Discrete Radiofrequency Ablation.” Jais P, Haissaguerre M, Shah D et al. Circulation 1997
Trigger voor boezemfibrilleren
“Spontaneous Initiation of Atrial Fibrillation by Ectopic Beats Originating in the
Pulmonary Veins.” Haissaguerre M, Jais P Shah D et al. N Engl J Med 1998;339:659
Focus in de longvenen
Ektopische focus
J. Cabrera, Madrid
Focale Activiteit I
Mechanismen van Boezemfibrilleren Trigger.
Focale activiteit.
Substraat voor initiatie.
Dispersie van refractoriteit.
Substraat voor onderhouden.
Remodellering.
Functionele of structurele veranderingen.
Neurale mechanismen.
Remodellering Toename van fibrose. Atrial dilatatie en hypertrofie. Weefsel discontinuiteiten.
„Gap junction‟ inhomogeniteiten. Ion kanaal inhomogeniteiten.
Fibrose
fibrosis
0.1 mm
myocytes
myocardium fibrose
Mechanismen van Boezemfibrilleren Trigger.
Focale activiteit.
Substraat voor initiatie.
Dispersie van refractoriteit.
Substraat voor onderhouden.
Remodellering.
Functionele of structurele veranderingen.
Neurale mechanismen.
Efferente Parasympatische Innervatie Ca. 43,000 - 94,000 neuronen.
Gelocaliseerd in 700 - 1500 epicardiale ganglia. Systeem van 7 subplexi.
2 op RA, 3 op LA, 1 op RV, 2 op LV.
Pauza et al, Anat Rec 2000
Efferente Parasympatische Innervatie
Pauza et al, Anat Rec 2000
Efferente Parasympatische Innervatie
Pauza et al, Anat Rec 2000
AF – Diagnostiek en Behandeling
Camm et al., Eur Heart J, 2010
Behandelstrategieën Wat zijn de behandelstrategieën van
atriumfibrilleren?
Vier Behandelstrategieën Hartfrequentiecontrôle („rate control‟).
Herstel en behoud van sinusritme („rhythm control‟). Preventie van trombo-embolie. „Upstream-therapie‟: ACE, ARB, Statines,
Farmacologische Behandeling
Rate versus Rhythm Control
Key issues: Symptomen Leeftijd Bijwerkingen
antiaritmica
Antiaritmica (Vaughan Williams):
Klasse IA:
Kinidine Disopyramide Procainamide (i.v.)
Klasse IB:
Lidocaine (i.v.) Mexiletine
Klasse IC:
Flecainide Propafenon
Klasse II:
ß-blokker
Klasse III:
Sotalol Amiodarone Ibutilide (i.v.) Dofetilide
Klasse IV:
Verapamil Diltiazem
Nieuwe Concepten Multi-kanaal blokkade (bv. dronedarone). Atrium specifieke middelen (bv. Vernakalant). Nieuwe mechanismen (b.v. modulatie van intercellulaire communicatie - gap-junctions). „Upstream therapy‟ (preventie).
ACE remmers
Statines
Omega 3 vetzuren
Nieuwe Antiaritmica Multi-kanaal blokker:
Dronedarone
(geregistreerd)
Budiodarone
(fase II)
Celivarone
(preklinisch)
Vernakalant
(geregistreerd)
Ranolazine
(fase III)
Vier Behandelstrategieën Hartfrequentiecontrôle („rate control‟).
Herstel en behoud van sinusritme („rhythm control‟). Preventie van trombo-embolie. „Upstream-therapie‟: ACE, ARB, Statines,
Stroke in Atriumfibrilleren
Invloed van Risicofactoren
CHADS2 Aandoening
Punten
Congestive heart failure
1
Hypertension
1
Age >75 y
1
Diabetes mellitus
1
Stroke or TIA previously
2
Gage et al. JAMA 2001;285:2864
CHA2DS2-VASc Aandoening
Punten
Congestive heart failure
1
Hypertension
1
Age >75 y
2
Diabetes mellitus
1
Stroke or TIA previously
2
Vascular disease
1
Age 65-75
1
Sex category (i.e. female sex)
1 Gage et al. JAMA 2001;285:2864
Stroke in AF: Risicostratificatie CHA2DS2-VASc
Stroke rate
0
0%
1
1.3%
2
2.2%
3
3.2%
4
4.0%
5
6.7%
6
9.8%
7
9.6%
8
6.7%
9
15.2% Gage et al. JAMA 2001;285:2864
AF - Stroke Preventie Richtlijnen:
Antithrombotic therapy to prevent thromboembolism is recommended for all patients with AF, except in those at low risk (lone AF, aged <65 years, or with contraindications). Class I, Level of Evidence: A
Camm et al., Eur Heart J, 2010
Antistolling in AF: Voor Wie? Bekeken vanuit de Richtlijn: Geef antistolling aan patiënten wiens risico voor een herseninfarct hoog genoeg is om de belasting door en het risico van orale antistolling te „verdienen‟.
Geen behandeling of asetylsalecylezuur voor de anderen.
Behandeling Volgens Richtlijnen CHADS2
Treatment
Low risk
0
Aspirine of geen behandeling (Voorkeur: geen aspirine)
Intermediate risk (geen eerder infarct)
1
OAC of Aspirine (Voorkeur: OAC)
≥2
Orale anticoagulantia
High risk
Camm et al., Eur Heart J, 2010
Behandeling Volgens Richtlijnen CHA2DS2VASc
Treatment
Geen Risicofactor
0
Aspirine of geen behandeling (Voorkeur: geen aspirine)
Intermediate risk (geen major RF)
1
OAC of Aspirine (Voorkeur: OAC)
≥2
Orale anticoagulantia
High risk
Camm et al., Eur Heart J, 2010
Klinische Opbrengst van Warfarine:
Singer et al, Ann Intern Med 2009;151:297
Effectiviteit van Antistolling in AF Reductie Relatief Risico
Reductie Absoluut Risico
Pooled 1° RC-trials
68% (50-79%)
3.1% per jaar
EAFT
66% (43-80%)
8.4% per jaar
Trial Target Ranges: INR ~ 1.8 – 4.2 Singer, Boston AF symposium, January 2010
Veiligheid van Antistolling in AF Absolute Ratio van Intracraniale Bloedingen:
Pooled 1° RC-trials
Antistolling
Controle
0.3% per jaar
0.1% per jaar
Risk / benefit Ratio: 15/1 Singer, Boston AF symposium, January 2010
Antitrombose-Studies in AF: Core Findings Antistolling met INR 2.0-3.0 zeer effectief: In het algemeen veilig
Matig belastend
Aspirine veel minder effectief.
Stroke Preventie in AF Meta-analysis of ischaemic stroke or systemic embolism
Category W vs placebo W vs W low dose W vs ASA
W vs ASA + clopidogrel
0
0.3
0.6
0.9
Favours warfarin Camm J.: Oral presentation at ESC on Aug 30th 2009
1.2
1.5 1.8 2.0
Favours other treatment
Problemen van Coumarines Veel inter- en intraindividuele variatie van dosis: Monitoring is cruciaal (~ 17 INR‟s/jaar). Interacties met medicatie en voedsel.
TTR varieert per patiënt, centrum – systeem. ~ 2-4 dagen lek tot effect bij on- en offset.
Onontkoombaar bloedingrisico. Resultaat: Velen beginnen nooit met coumarines en velen stoppen vroeg.
Stolling versus Bloeding Target INR (2.0-3.0)
80 Events / 1000 patient years
Ischemisch herseninfarct Intracraniele bloeding
60
40
20
0 <1.5
1.5–1.9
2.0–2.5
2.6–3.0
3.1–3.5
3.6-4.0
4.1-4.5
>4.5
INR
Hylek EM, et al. N Eng J Med 2003; 349:1019-1026
INR in Therapeutisch Bereik INR controle in klinische trial versus klinische praktijk (TTR*)
% of eligible patients receiving warfarin
66%
Klinische trial1 Klinische praktijk2
44% 38% 25% 18% 9% <2.0
2.0 – 3.0
>3.0 INR
** TTR = Time in Therapeutic Range (INR2.0-3.0) 1. Kalra L, et al. BMJ 2000;320:1236-1239 * Pooled data.
2. Matchar DB, et al. Am J Med 2002; 113:42-51.
Median of Patients TTR in Different Countries
Stroke Preventie in AF
Alternatieves?
Het „Ideale‟ Anti-Stollingsmiddel Stabiele spiegels, geen noodzaak tot monitoring. Breed therapeutisch bereik.
Geen/weinig interacties met medicatie en voedsel. Voorspelbare farmacokinetische- en dynamische eigenschappen. Snelle on- en offset.
Stollingscascade Intrinsiek Extrinsiek (contact) (weefselfactor)
X
Anti-trombine
Xa
geïnactiveerde Xa Anti-trombine
Protrombine (II)
geïnactiveerde trombine
trombine (IIa)
fibrinogeen
fibrine
Stollingscascade Intrinsiek Extrinsiek (contact) (weefselfactor)
X
Anti-trombine
Xa
geïnactiveerde Xa Anti-trombine
Protrombine (II)
geïnactiveerde trombine
trombine (IIa)
fibrinogeen
fibrine
Vitamine K Antagonisten Intrinsiek Extrinsiek (contact) (weefselfactor)
X
Anti-trombine
Xa
geïnactiveerde Xa
VKA
Anti-trombine
Protrombine (II)
geïnactiveerde trombine
trombine (IIa)
fibrinogeen
fibrine
Nieuwe Antistollingsmiddelen: Directe trombine (IIa) inhibitie:
Ximelagatran
(gestopt in 2006)
Dabigatran (Pradaxa®)
Fase III studies VTE, AF
The early bird catches the worm… But the second mouse gets the cheese.
Nieuwe Antistollingsmiddelen: Directe trombine (IIa) inhibitie:
Ximelagatran
(gestopt in 2006)
Dabigatran (Pradaxa®)
Fase III studies VTE, AF
Directe factor Xa inhibitie:
Rivaroxaban (Xarelto®)
Fase III studies VTE, AF
Apixaban
Fase III studies VTE, AF
Betrixaban
Fase II studies VTE
Edoxaban
Fase III studie AF verwacht
Nieuwe Antistollingsmiddelen:
Stroke Risico Reductie 10 Novel Agents vs Putative Placebo = 70-80% RRR
22%
9 8 7
28%
6 43%
Apix
21% Warfarin
Riva
12% Warfarin
Dabi
Warfarin
36% Warfarin
Clop + Aspirin
1
Aspirin
2
Aspirin
3
Placebo
4
Clop + Aspirin
5
0 Aspirin Overview
Clopidogrel + ASA ACTIVE-A ACTIVE-W
Warfarin Overview
Dabigatran 150 RELY
Riva
Apix
ROCKET
ARISTOTLE
Granger et al. Circulation 2012
Nieuwe Antistollingsmiddelen met AF fase III trials: Drug Dabigatran
Class Renal Bioavail
½ life
AF trials
IIa
80%
6%
12-14
RELY
Rivaroxaban Xa
35%
70%
7-13
ROCKET
Apixaban
25%
>50%
12
AVERROES ARISTOTLE
Xa
Adapted from Weitz Thromb Haemost 2010;103 online before print January 2010
Nieuwe Antistollingsmiddelen in AF Trial Designs Dabigatran
Rivaroxaban
Apixaban
Edoxaban
Trial Name
RELY
ROCKET-AF
ARISTOTLE
ENGAGE-AF
Population
CHADS ≥ 1
CHADS ≥ 2-3
CHADS ≥ 1
CHADS ≥ 2
Sample Size
18,000
14,000
18,000
21,000
Comparator
Median TTR = 67%
Median TTR = 57%
Median TTR = 66%
Pending
Dosing
110 mg BID 150 mg BID
20 mg QD
5 mg BID
30 mg QD 60 mg QD
Dose modification
None
Randomization
Randomization
Randomization During Trial
Blinding
PROBE
Blinded
Blinded
Blinded
Endpoint
Stroke / SE
Stroke / SE
Stroke / SE
Stroke / SE
Primary Analysis
Non-inferiority Intention-to-treat
Non-inferiority On treatment
Non-inferiority Non-inferiority Intention-to-treat
Quality
Courtesy of C. Granger
Dabigatran Intrinsiek Extrinsiek (contact) (weefselfactor)
X
Anti-trombine
Xa
geïnactiveerde Xa Anti-trombine
Protrombine (II)
geïnactiveerde trombine
trombine (IIa)
dabigatran / ximelagatran
fibrinogeen
fibrine
RE-LY Studie Randomized Evaluation of ong-term anticoagulant therapY
Dabigatran vergeleken met Warfarin in 18,113 patiënten met atriumfibrilleren en risico voor ischemisch herseninfarct.
Connolly et al, NEJM 2009;361:1139-1151
RE-LY - Studie Design Atrial fibrillation with ≥ 1 risk factor Absence of contraindications
R blinded
Warfarin (INR 2.0-3.0)
Dabigatran etexilate 110 mg bid
Dabigatran etexilate 150 mg bid
N=6000
N=6000
N=6000
Primary objective: Establish non-inferiority of dabigatran to warfarin Minimum 1 year follow-up, maximum of 3 years and mean of 2 years of follow-up Ezekowitz et al, Am Heart J 2009;157:805-
Tijd tot Stroke of Systemische Embolie p<0.001 (NI) p=0.34 (Sup)
Cumulative hazard rates
0.05 0.04
RRR 34%
Warfarin Dabigatran 110 mg Dabigatran 150 mg
0.03
p<0.001 (NI) p<0.001 (Sup)
0.02
0.01
0.0 0
0.5
1.0
1.5
2.0
2.5
Years
Connolly et al, NEJM 2009;361:1139-1151
Tijd tot Eerste Intracraniele Bloeding Warfarin Dabigatran 110 mg Dabigatran 150 mg
Cumulative hazard rates
0.02
RRR 60%
RRR 69%
0.01 p<0.001 (Sup)
p<0.001 (Sup) 0.0 0
0.5
1.0
1.5
2.0
2.5
Years
Connolly et al, NEJM 2009;361:1139-1151
RELY - Ernstige Bloedingen D 110 mg
D 150 mg
Warfarin
P-value 110 vs. W
P-value 150 vs. W
Aantal patiënten (n)
6015
6076
6022
Ernstige bloeding (%/jaar)
2.71
3.11
3.36
0.003
0.31
- Levensbedreigend - Niet levensbedreigend - Gastrointestinaal
1.22 1.66 1.12
1.45 1.88 1.51
1.80 1.76 1.02
<0.001 0.56 0.43
0.037 0.47 <0.001
Connolly et al, NEJM 2009;361:1139-1151
Ernstige bloedingen D 110 mg
D 150 mg
Warfarin
P-value 110 vs. W
P-value 150 vs. W
Aantal patiënten (n)
6015
6076
6022
Ernstige bloeding (%/jaar)
2.71
3.11
3.36
0.003
0.31
- Levensbedreigend - Niet levensbedreigend - Gastrointestinaal
1.22 1.66 1.12
1.45 1.88 1.51
1.80 1.76 1.02
<0.001 0.56 0.43
0.037 0.47 <0.001
Connolly et al, NEJM 2009;361:1139-1151
Ernstige bloedingen D 110 mg
D 150 mg
Warfarin
P-value 110 vs. W
P-value 150 vs. W
Aantal patiënten (n)
6015
6076
6022
Ernstige bloeding (%/jaar)
2.71
3.11
3.36
0.003
0.31
- Levensbedreigend - Niet levensbedreigend - Gastrointestinaal
1.22 1.66 1.12
1.45 1.88 1.51
1.80 1.76 1.02
<0.001 0.56 0.43
0.037 0.47 <0.001
Connolly et al, NEJM 2009;361:1139-1151
Subanalyse naar Leeftijd Dabigatran 110 vs. Warfarin
Dabigatran 150 vs. Warfarin
P(INTER)
P(INTER)
AGE <65 AGE 65-74
AGE >=75
0.0003
0.50 Dabigatran better
1.00
1.50 Warfarin better
0.0001
0.50
1.00
Dabigatran better
1.50 Warfarin better
Eikelboom J et al. Circulation. 2011;123:2363-2372
Eindpunt Dood?
Geen significant verschil tussen de groepen.
Meest Voorkomende Bijwerkingen
Dyspepsia* Dyspnea Dizziness Peripheral edema Fatigue Cough Chest pain Arthralgia Back pain Nasopharyngitis Diarrhea Urinary tract infection Upper respiratory tract infection
Dabigatran 110 mg %
Dabigatran 150 mg %
Warfarin %
11.8 9.3 8.1 7.9 6.6 5.7 5.2 4.5 5.3 5.6 6.3 4.5 4.8
11.3 9.5 8.3 7.9 6.6 5.7 6.2 5.5 5.2 5.4 6.5 4.8 4.7
5.8 9.7 9.4 7.8 6.2 6.0 5.9 5.7 5.6 5.6 5.7 5.6 5.2
RE-LY: Samenvatting Dabigatran in dosis van 110 en 150 mg 2x/dag
reduceert incidentie van ischemisch herseninfarct in patiënten met non-valvular AF:
110 mg 2x/dag is vergelijkbaar met warfarin met significant minder bloedingen.
150 mg 2x/dag is superieur aan warfarin met vergelijkbaar bloedingrisico.
RE-LY: Perspectief Meta-analysis of ischaemic stroke or systemic embolism Category W vs placebo W vs W low dose W vs ASA W vs ASA + clopidogrel W vs ximelagatran W vs dabigatran 150 0
0.3
0.6
0.9
Favours warfarin
1.2
1.5 1.8 2.0
Favours other treatment
Camm J.: Oral presentation at ESC on Aug 30th 2009
Kosten! Coumarines:
Prijs per dag:
0,05 €
Dabigatran:
Behandelkosten / dag:
2,67 €
Rivaroxaban Once-daily oral direct factor Xa inhibition Compared with vitamin K antagonism for prevention of stroke and Embolism Trial in Atrial Fibrillation
Risk Factors
• CHF • Hypertension At least 2 or 3 required* • Age 75 • Diabetes OR • Stroke, TIA or Systemic embolus
Atrial Fibrillation Rivaroxaban 20 mg daily 15 mg for Cr Cl 30-49 ml/min
Randomize Double Blind / Double Dummy (n ~ 14,000)
Warfarin INR target - 2.5 (2.0-3.0 inclusive)
Monthly Monitoring Adherence to standard of care guidelines
Primary Endpoint: Stroke or non-CNS Systemic Embolism
* Enrollment of patients without prior Stroke, TIA or systemic embolism and only 2 factors capped at 10%
ITT Analyse*: Stroke en Perifere Embolie 6
Cumulative Event Rate (%)
Rivaroxaban Warfarin Rate/100 PTY
5
2.12
2.42
4 3
Rivaroxaban Warfarin
2
HR (95% CI): 0.88 (0.74-1.03) Noninferiority P value <.001 Superiority P value .117
1 0 0
120
240
360
480
600
720
840
960
1080
Days From Randomization
*Included all randomized subjects followed for events both on and off study drug until end of study site notification (N=14171). Patel et al., NEJM 2011
ROCKET AF: Bloedingen
Patel et al., NEJM 2011
AVERROES: Apixaban vs. ASA in pts ongeschikt voor VKA
Apixaban 5 mg BID AF and ≥1 risk factor, unsuitable for VKA R Double-Blind
5600 patients
ASA (81-324 mg/d)
Primary Outcome: Stroke or Systemic Embolic Event (SEE)
N Engl J Med. 2011;364:806-817.
ASA
0.03
0.05
RR= 0.46 95%CI= 0.33-0.64 p<0.001
Apixaban
0.0 0.01
Cumulative Risk
Stroke of Perifere Embolie
0
3
6
12
18
21
Months
No. at Risk ASA 2791 Apix 2809
9
2720 2761
2541 2567
2124 2127
1541 1523
626 617
329 353
N Engl J Med. 2011;364:806-817.
AVERROES: Ernstige Bloeding
N Engl J Med. 2011;364:806-817.
Atrial Fibrillation with at Least One Additional Risk Factor for Stroke Inclusion risk factors Age ≥ 75 years Prior stroke, TIA, or SE HF or LVEF ≤ 40% Diabetes mellitus Hypertension
Randomize double blind, double dummy (n = 18,201)
Apixaban 5 mg oral twice daily (2.5 mg BID in selected patients)
Major exclusion criteria Mechanical prosthetic valve Severe renal insufficiency Need for aspirin plus thienopyridine
Warfarin (target INR 2-3)
Warfarin/warfarin placebo adjusted by INR/sham INR based on encrypted point-of-care testing device Primary outcome: stroke or systemic embolism Hierarchical testing: non-inferiority for primary outcome, superiority for primary outcome, major bleeding, death Courtesy of dr. C. Granger
NEJM 2011
Enrollment 18,201 patients, 1034 sites, 39 countries Norway: 90
Canada: 1057 United States: 3433 Mexico: 609
Colombia: 111 Peru: 213
Poland: 314 Sweden: 217
Denmark: 339 U.K.: 434 Netherlands: 309 Belgium: 194 Germany: 854 France: 35 Spain: 230 Czech Rep: 165 Austria: 34 Italy: 178 Brazil: 700 Israel: 344
Finland: 26 Hungary: 455
Romania: 274 Russia: 1800 Ukraine: 956 Turkey: 6 Japan: 336 China: 843 India: 601 Malaysia: 126
Australia: 322 South Africa: 89
Courtesy of dr. C. Granger
Taiwan: 57 Hong Kong: 76 Philippines: 205
Singapore: 40
Chile: 258
Argentina: 1561
South Korea: 310
Primary Outcome Stroke (ischemic or hemorrhagic) or systemic embolism
P (non-inferiority)<0.001 21% RRR
Apixaban 212 patients, 1.27% per year Warfarin 265 patients, 1.60% per year HR 0.79 (95% CI, 0.66–0.95); P (superiority)=0.011
No. at Risk Apixaban Warfarin
9120 9081
8726 8620
8440 8301
6051 5972
3464 3405
1754 1768 NEJM 2011
Courtesy of dr. C. Granger
Efficacy Outcomes Apixaban (N=9120) Event Rate (%/yr)
Warfarin (N=9081) Event Rate (%/yr)
HR (95% CI)
P Value
1.27
1.60
0.79 (0.66, 0.95)
0.011
1.19
1.51
0.79 (0.65, 0.95)
0.012
Ischemic or uncertain
0.97
1.05
0.92 (0.74, 1.13)
0.42
Hemorrhagic
0.24
0.47
0.51 (0.35, 0.75)
<0.001
0.09
0.10
0.87 (0.44, 1.75)
0.70
All-cause death*
3.52
3.94
0.89 (0.80, 0.998)
0.047
Stroke, SE, or all-cause death
4.49
5.04
0.89 (0.81, 0.98)
0.019
Myocardial infarction
0.53
0.61
0.88 (0.66, 1.17)
0.37
Outcome
Stroke or systemic embolism* Stroke
Systemic embolism (SE)
* Part of sequential testing sequence preserving the overall type I error Courtesy of dr. C. Granger
Major Bleeding ISTH definition
31% RRR
Apixaban 327 patients, 2.13% per year Warfarin 462 patients, 3.09% per year HR 0.69 (95% CI, 0.60–0.80); P<0.001
No. at Risk Apixaban Warfarin
9088 9052
8103 7910
7564 7335
5365 5196
3048 2956
1515 1491 NEJM 2011
Courtesy of dr. C. Granger
Bleeding Outcomes
Outcome Primary safety outcome: ISTH major bleeding*
Apixaban Warfarin (N=9088) (N=9052) Event Rate Event Rate (%/yr) (%/yr)
HR (95% CI)
P Value
2.13
3.09
0.69 (0.60, 0.80)
<0.001
Intracranial
0.33
0.80
0.42 (0.30, 0.58)
<0.001
Gastrointestinal
0.76
0.86
0.89 (0.70, 1.15)
0.37
Major or clinically relevant non-major bleeding
4.07
6.01
0.68 (0.61, 0.75)
<0.001
Any bleeding
18.1
25.8
0.71 (0.68, 0.75)
<0.001
* Part of sequential testing sequence preserving the overall type I error
Subgroups for Stroke and Systemic Embolism (1 of 2)
Courtesy of dr. C. Granger
Subgroups for Stroke and Systemic Embolism (2 of 2)
Courtesy of dr. C. Granger
Compared with warfarin, apixaban (over 1.8 years) prevented
• 6 Strokes
4 hemorrhagic 2 ischemic/uncertain type
• 15 Major bleeds
• 8 Deaths per 1000 patients treated.
Courtesy of dr. C. Granger
Samenvatting Treatment with apixaban as compared to warfarin in patients with AF and at least one additional risk factor for stroke: Reduces stroke or systemic embolism by 21% (p=0.01)
Reduces major bleeding by 31% (p<0.001)
Reduces mortality by 11% (p=0.047)
with consistent effects across all major subgroups and with fewer study drug discontinuations on apixaban than on warfarin, consistent with good tolerability.
Nieuwe Anticoagulantia Geen vergelijkende studies
CHADS2
RELY
ROCKET AF
ARISTOTLE
2.1
3.48
2.1
Nieuwe Anticoagulantia
Kunnen wij de nieuwe middelen indirect vergelijken door de behandeleffecten van elke studie te vergelijken?
Nieuwe Anticoagulantia vs. Warfarine Stroke of perifere embolie: Dabigatran 150 mg b.i.d. Dabigatran 110 mg b.i.d. Rivaroxaban 20 mg o.d. Abixaban 5 mg b.i.d. 0.5
1 Andere beter
2 Warfarine beter
Connolly S et al NEJM 2009; Patel M et al NEJM 2011; Granger CB et al NEJM 2011
Nieuwe Anticoagulantia vs. Warfarine Stroke van ischemische of onbekende type: Dabigatran 150 mg b.i.d. Dabigatran 110 mg b.i.d. Rivaroxaban 20 mg o.d. Abixaban 5 mg b.i.d. 0.5
1 Andere beter
2 Warfarine beter
Connolly S et al NEJM 2009; Patel M et al NEJM 2011; Granger CB et al NEJM 2011
Nieuwe Anticoagulantia vs. Warfarine Ernstige bloeding: Dabigatran 150 mg b.i.d. Dabigatran 110 mg b.i.d. Rivaroxaban 20 mg o.d. Abixaban 5 mg b.i.d. 0.5
Andere beter
1
Warfarine beter
2
Connolly S et al NEJM 2009; Patel M et al NEJM 2011; Granger CB et al NEJM 2011
Nieuwe Anticoagulantia vs. Warfarine Intracraniële bloeding: Dabigatran 150 mg b.i.d. Dabigatran 110 mg b.i.d. Rivaroxaban 20 mg o.d. Abixaban 5 mg b.i.d. 0.1
1 Andere beter
2 Warfarine beter
Connolly S et al NEJM 2009; Patel M et al NEJM 2011; Granger CB et al NEJM 2011
Nieuwe Anticoagulantia vs. Warfarine All-cause Mortaliteit: Dabigatran 150 mg b.i.d. Dabigatran 110 mg b.i.d. Rivaroxaban 20 mg o.d. Abixaban 5 mg b.i.d. 0.5
Andere beter
1
Warfarine beter
2
Connolly S et al NEJM 2009; Patel M et al NEJM 2011; Granger CB et al NEJM 2011
Vragen! Moeten alle patiënten die voor het eerst OAC gebruiken, ingesteld worden op een van de nieuwe anticoagulantia?
Moeten alle patiënten die coumarines gebruiken, omgezet worden op een van de nieuwe anticoagulantia?
Warfarine en Risico op Intracraniële Bloeding Trial
Warfarin
Comparator
ACTIVE W
~0.6%
~0.3%
Historical Warfarin Trials
~0.3%
~0.1%
RE-LY
0.74%
0.23 – 0.30%
ROCKET-AF
0.74%
0.49%
ARISTOTLE
0.80%
0.33%
Connolly S et al NEJM 2009; Patel M et al NEJM 2011; Granger CB et al NEJM 2011
Median of Patients TTR in Different Countries
Intracraniële Bloeding: According to center based time in therapeutic range (cTTR)
1
Q1: cTTR < 57.1%
Q2: cTTR 57.1-65.5%
Q3: cTTR 65.5 – 72.6%
Q4: cTTR > 72.6%
% per year
0.75
0.5
0.25 W
0
D*
D†
110 150
Q1
W
D*
D†
110 150
Q2
W
D* D† 110 150
Q3
W
D*
D†
110 150
Q4
Wallentin L., et al. Lancet 2010; Published online August 29, DOI:S0140-6736(10)61194-4
Stroke/SE By Prior Warfarin Use: ROCKET AF/ RE-LY/ ARISTOTLE Hazard Ratio (95% CI) Study Drug Favors Warfarin
RE-LY (150 mg) Warfarin naïve Warfarin experienced
HR 0.63 0.66
ROCKET-AF (ITT) Warfarin naive Warfarin experienced
0.76 0.97
Pint=0.81
Pint=0.16
ARISTOTLE Warfarin naive Warfarin experienced
Pint=0.39 0.2
1
2
5
Connolly S et al NEJM 2009; Ezekowitz M et al Circulation 2011; Patel M et al NEJM 2011; Granger CB et al NEJM 2011
Orale Anticoagulantia bij AF:
De helft van de patiënten die OAC bij AF zouden moeten gebruiken, doen dit niet of zijn niet effectief ingesteld, resulterend in tienduizenden voorkombare cerebrale infarcten/jaar.
25% van de patiënten die starten met OAC gebruiken, stoppen binnen 1 jaar.
De belangrijkste redenen hiervoor zijn tolerabiliteit en bloeding.
Vragen! Moeten alle patiënten die voor het eerst OAC gebruiken, ingesteld worden op een van de nieuwe anticoagulantia?
Moeten alle patiënten die coumarines gebruiken, omgezet worden op een van de nieuwe anticoagulantia?
Discussie
Circulation 2012
Discussie
In Voordeel Nieuwe Middelen:
Op zijn minst zo effectief als OAC bij preventie van cerebrale trombo-embolie bij patiënten met AF.
Minder intracraniële bloedingen.
Geen monitoring noodzakelijk.
Geen interactie met voedsel.
Vaste dosis, breed therapeutisch bereik.
(Lagere mortaliteit)
In Nadeel Nieuwe Middelen:
Geen monitoring noodzakelijk – Therapietrouw!
Geen antidotum!
Geen ervaring bij valvulair AF.
Weinig ervaring bij patiënten met nierfunctiestoornissen en leverafwijkingen.
Geen overtuigende argumenten bij patiënten op coumarines met een goede INR controle.
Kosten!
Dabigatran blijkt kosten-effectief te zijn.
Thromb Haemost 2011; 105:908–919
Freeman JV, Zhu RP, Owens DK, et al. Ann Intern Med 2011;154:1-11.
Pink et al. BMJ 2011; 343:d6333
Circulation 2011; 123:25622570
Conclusies De
nieuwe anticoagulantia bieden een belangrijke mogelijkheid om de zorg voor patiënten met atriumfibrilleren te verbeteren.
Optimaal
gebruik van de nieuwe anticoagulantia zal ook afhankelijk zijn van het begrijpen van monitoring, peri-procedureel management en management van acute bloedingen.
Conclusies We
moeten de sterke punten en de beperkingen van elk middel begrijpen om uiteindelijk de goede keuze voor de patiënt te kunnen maken.
De
nieuwe anticoagulantia staan klaar om de coumarines te vervangen, maar alleen in de juiste patiënten.
“Humanity‟s greatest advances are not in its discoveries – but in how those discoveries are applied ...” Bill Gates, June 7, 2007 Harvard Commencement Address
Hartelijk dank voor uw aandacht
Peter Loh, MD, PhD University of Utrecht Heart Lung Center Utrecht