WERK VORMEN Tijdschrift van Groep Maatwerk, koepel van maatwerkbedrijven Mei 2015 - Jaargang 7 - nummer 1 verschijnt 3 x per jaar - Afgiftekantoor Gent X
DOSSIER Maatwerk: Het begin van een nieuw tijdperk!?
EEN NIEUW TIJDPERK!? Maatwerk is een feit, eindelijk. Of nog niet echt? Na een proces van bijna 10 jaar ging maatwerk van start op 1 april 2015. Vanaf nu geen beschutte of sociale werkplaatsen meer maar maatwerk bedrijven. De eerste jaren zitten we echter nog in overgangs modus. Tot vandaag zijn een aantal cruciale aspecten van de blauwdruk maatwerk (nog) niet gerealiseerd. Soms door bewust gemaakte keuzes, soms door het ontbreken ervan. In dit nummer laten we al de betrokkenen bij het maatwerk verhaal aan het woord: de mensen aan het stuur (de minister, het departement, de VDAB), maar zeker ook de mensen die de gevolgen van deze nieuwe wetgeving zullen ervaren. De boodschap van de beleidsmakers is eenduidig: dit nieuwe kader zal de tewerkstelling van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt faciliteren en alles is in gereedheid gebracht om de nieuwe regelgeving op een optimale manier te laten starten. Uit de bijdragen van onze stakeholders spreekt meer bezorgdheid: zullen de zwaksten nog een kans krijgen op de werkvloer? Is de voorziene doelstelling met betrekking tot doorstroom realistisch? Waarom krijgen personen met een handicap minder ondersteuning dan personen met een psychosociale beperking? Zullen nieuwe werk nemers op een vlotte manier kunnen toegeleid worden?... Het is slechts een greep uit de bekommernissen. Uit de bijdragen van stakeholders blijkt dat onze organisatie duidelijk niet de enige is die vindt dat bij de totstandkoming van maatwerk op meerdere vlakken niet de juiste keuzes zijn gemaakt. De tijd zal uitwijzen wie het gelijk aan zijn/haar zijde heeft. We zullen alvast, samen met onze stakeholders, de evoluties binnen dit dossier van dichtbij opvolgen en blijven kloppen op dezelfde nagels.
COLOFON Mei 2015 - jaargang 7, nummer 1
Hoe dan ook, als federatie hebben wij ons al afgestemd op deze nieuwe beleidscontext. Sinds 24 april gaan we door het leven als ‘Groep Maatwerk’. Een nieuw hoofdstuk in ons bestaan. Een nieuwe naam en een nieuwe look om er helemaal te staan in de verander(en)de beleidscontext waarbinnen wij functioneren. Ook onze werkplaatsen passen zich aan de veranderende context aan. Maar zij blijven vooral doen waar ze goed in zijn: het realiseren van hun sociale doelstelling, namelijk de tewerkstelling van zoveel mogelijk doelgroepwerknemers, door het ontplooien van economische activiteiten. Hopelijk kunnen ze hiervoor rekenen op een faciliterend regelgevend kader.
Redactie: Nathalie Colsoul Reacties zijn welkom op de redactie:
[email protected] Lay-out bureau: www.nevelland.be Rekeningnummer: 330-0158394-47
Francis Devisch Directeur Groep Maatwerk
2
WERK VORMEN
MEI 2015
3
INHOUD
Werk Vormen - mei 2015 - nummer 1
› IN K AART
6
Het ABC(DEF) van Maatwerk Op 1 april ging de nieuwe regelgeving van kracht. Welke veranderingen brengt dit teweeg binnen de sociale economie? Een korte introductie.
› OPINIE
9 11
Maatwerk: maar op maat van wie? Een aantal cruciale aspecten van de blauwdruk maatwerk zijn vandaag niet, of nog niet, gerealiseerd. Er zijn dus nog veel onduidelijkheden en onzekerheden. Een hypotheek op het sociaal ondernemen?
24
De gebruikersorganisaties: keuzevrijheid van werknemers cruciaal
27
Vakbonden ACV en ABVV: Kunst- en vliegwerk
29
VOKA en UNIZO: Drie uitdagingen
32
De onderwijskoepels: Naar meer inclusie
Onduidelijke spelregels Hoe kijken de spelers op de eerste lijn naar de nieuwe wetgeving en haar implicaties op de werkvloer? WerkVormen sprak met een aantal directeurs van voormalige beschutte werkplaatsen.
Over de invoering van maatwerk is al veel inkt gevloeid. Maar wat denken de betrokkenen er zelf over? WerkVormen had een gesprek met Jos Wouters, stafmedewerker bij het Overlegplatform Handicap, Chronische Ziekte en Arbeid en Didier Pieters, stafmedewerker bij JKVG.
Ook de vakbonden volgen het maatwerkverhaal op de voet. WerkVormen ging praten met Patrick Vandenberghe en John Colpaert, federaal secretarissen bij respectievelijk ACV en ABVV. Een overzicht van hun bezorgdheden.
VOKA en UNIZO formuleren de visie vanuit de reguliere economie op het nieuwe kader.
Beschutte werkplaatsen werken traditiegetrouw nauw samen met het BuSO. De onderwijskoepels duiden welke gevolgen zij verwachten van het nieuwe kader en schetsen de nieuwe beleidscontext waarbinnen zij nu functioneren.
› PORTRET › EXTERNE VISIE
16
Dankzij gepaste ondersteuning en begeleiding talenten maximaal benutten
17
Het begin van de puzzel
21
Een maximale voorbereiding voor een aanbod op maat
23
4
34
Minister Homans over de inwerkingtreding van maatwerk
Liefde op het eerste gezicht Iedereen heeft de mond vol over maatwerk en de rugzak waarmee doelgroepwerknemers vrij hun werkplek kunnen kiezen. Maar wat betekent tewerkstelling in BW of SW echt voor de werknemers? We trokken naar ’t Roodhof in Brugge en vroegen het de werknemers zelf.
De visie van Kathleen Vandebroek en Sabine Lievens van het Departement Werk en Sociale Economie
De visie van VDAB
Kringwinkels of Ikea? Julien Van Geertsom, voorzitter van het directiecomité van de POD Maatschappelijke Integratie, is al jaren van dichtbij betrokken bij de sociale economie. Hoe kijkt hij naar de hervormingen?
WERK VORMEN
MEI 2015
5
› IN K AART
HET ABC (DEF) VAN MAATWERK Op 1 april lazen we in de dagbladen: “Vandaag houden de beschutte en sociale werkplaatsen op te bestaan. Het worden ‘maatwerkbedrijven’.” Uiteraard wijzigt niet alleen de naam van de beschutte en sociale werkplaatsen maar veel meer. Met deze bijdrage wensen we u een verder inzicht te geven op het maatwerkkader en de veranderingen die dit kader teweeg brengt binnen de sociale economie.
Maatwerk? In 2006 kwam in het kader van beter bestuurlijk beleid (BBB) de bevoegdheid van de beschutte werkplaatsen over van welzijn naar sociale economie, van het Vlaams Fonds voor Personen met een Handicap naar het Vlaams Subsidieagentschap Werk en Sociale Economie. De ambitie van de toenmalige voegdijminister Kathleen Vanbrempt was duidelijk: de twee grootste sectoren (beschutte en sociale werkplaatsen) één maken. Deze ambitie is nu bijna 10 jaar later – op Vlaams niveau – gerealiseerd. Wat verandert er concreet?
A
voor andere doelgroepen in beschutte werkplaatsen en sociale werkplaatsen
De doelstelling van het maatwerkdecreet is een kader te creëren voor de collectieve en professionele inschakeling van de zwaksten op de arbeidsmarkt en dit op basis van de individuele noden. Men wenst een algemene vereenvoudiging en afstemming te realiseren, meer specifiek ook van het bestaande instrumentarium binnen de sociale economie. Met het nieuwe maatwerkkader worden hierdoor niet alleen de schotten tussen beschutte werkplaatsen en sociale werkplaatsen weggewerkt, ook de huidige invoegregelgeving wordt geïntegreerd hierbinnen. Door de integratie van deze drie werkvormen vervallen ook de schotten tussen de drie huidige doelgroepen: langdurig werklozen/personen met een Psychologe Sociale Problematiek (PSP – voormalige SW-doelgroepwerknemers), Personen Met een ArbeidsHandicap (PmAH – voormalige BW-doelgroepwerknemers) en Uiterst Kwetsbare Werknemers (UKW – minstens 24 maanden werkloos – voormalige invoegwerknemers). Dit wil dus zeggen dat de beschutte werkplaatsen binnen hun contingent niet alleen voor PmAH maar ook voor andere doelgroepen nl. PSP en UKW een subsidie kunnen ontvangen. Voor de uiterst kwetsbare werknemers is deze subsidie beperkt tot 2 jaar.
6
WERK VORMEN
Binnen het maatwerkdecreet worden subsidies toegekend aan MaatWerkBedrijven (MWB) en MaatWerkAfdelingen (MWA). MWB zijn organisaties die hun kerntaak leggen bij de inschakeling van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Om deze doelstelling te realiseren ontwikkelen MWB economische activiteiten. Om erkend te worden dient men wel minstens 20 vte doelgroepwerknemers te werk te stellen. Al de huidige beschutte en sociale werkplaatsen die hieraan voldoen krijgen automatisch het ‘label’ (erkenning) MWB. MWA tellen dan weer minstens 5 vte doelgroepwerknemers en zijn opgericht binnen een onderneming die haar kerntaak legt bij haar economische activiteit, maar die wel bereid zij om doelgroepwerknemers met de nodige begeleiding tewerk te stellen. Momenteel zijn er (nog) geen maatwerkafdelingen erkend.
B
voor beperkt aantal plaatsen en beperkte subsidies
Binnen het maatwerkdecreet worden drie soorten subsidies toegekend aan het MWB of MWA: het WerkOndersteuningsPakket (WOP), de organisatiepremie en de infrastructuurondersteuning. Het werkondersteuningspakket kan verschillen per doelgroepwerknemer en bestaat uit een loonpremie en een begeleidingspremie. De loonpremie is een percentage van de loonkost en wenst het rendementsverlies van de doelgroepwerknemer te compenseren. Dit is een verandering in vergelijking met de vroegere subsidiering van de beschutte en sociale werkplaatsen. Deze voorzag in een uursubsidie (per gepresteerd of gelijkgesteld uur) ongeacht de effectieve loonkost. Ook de subsidie voor de omkadering wijzigt: waar vroeger de beschutte werkplaatsen subsidies kregen voor bepaalde functies ontvangen MWB een begeleidingspremie per doelgroepwerknemer die ze tewerkstel-
len. Hierdoor zullen MWB een grotere autonomie hebben om de begeleiding (en de functies) zelf in te vullen. Daarnaast kunnen MWB rekenen op een organisatiepremie. Zoals momenteel ook het geval bij de beschutte werkplaatsen, zullen maatwerkbedrijven een beperking kennen van het aantal gesubsidieerde plaatsen. Alhoewel er een beperking bestond van het aantal gesubsidieerde plaatsen binnen de beschutte werkplaatsen, duurde het 15 jaar (van 1993 t.e.m. 2008) alvorens al de plaatsen werden toegekend. Vanuit de overheid is de budgettaire beheersbaarheid primordiaal. Hierdoor heeft men ervoor geopteerd om niet alleen het aantal gesubsidieerde plaatsen voor de doelgroepwerknemers te beperken maar ook een subsidieplafond per MWB/MWA in te voeren. Dit plafond,
MEI 2015
uitgedrukt in een maximum budget, zou jaarlijks door de minister worden vastgelegd. Momenteel is er geen duidelijkheid aangaande de berekeningswijze van dit bedrag.
C
voor continuering van de decreten sociale en beschutte werkplaatsen (in de overgang)
Juridisch gezien bestaan beschutte en sociale werk plaatsen nog altijd! Doordat de federale wetgeving (nog) niet geënt is op de gewijzigde Vlaamse beleidscontext,
7
› OPINIE
worden de decreten beschutte en sociale werkplaatsen niet opgeheven. Op deze manier kan een juridische vacuum worden vermeden. Twee van de belangrijkste thema’s hierbinnen zijn het sociaal overleg en de sociale zekerheid. Deze twee zijn de belangrijkste puzzelstukken om een gelijk speelveld te creëren voor de maatwerksector, zowel voor de werkgevers als voor de werknemers. Enkel op deze manier kan het rugzakprincipe in de praktijk worden vormgegeven. Vandaag betaalt een voormalige sociale werkplaats beduidend meer sociale zekerheidsbijdrage voor een PmAH in vergelijking met een PSP-werknemer (GESCO- of SINE-statuut). Daarnaast is het omgekeerde waar voor voormalige beschutte werkplaatsen. De Vlaamse regering heeft zich geëngageerd om de gesprekken met de federale regering op te starten om op deze manier een gelijkschakeling van de federale verschillen te realiseren. Het streefdoel hierbij is om deze gelijkschakeling af te ronden tegen het einde van de overgangsperiode, nl. 31/12/2018.
D
voor doorstroom
Vanuit de idee dat plaatsen beperkt zijn en deze maximaal dienen te worden ingezet voor mensen die deze ondersteuning echt nodig hebben, is er in het maatwerkkader veel aandacht voor doorstroom. De VDAB evalueert minstens om de vijf jaar het WOP van elke doelgroepwerknemer (in dienst vanaf 1 april 2015). Door deze evaluatie kan het WOP worden bijgesteld naar beneden of naar boven. Indien de VDAB oordeelt dat een werknemer klaar is voor een tewerkstelling in het reguliere circuit, wordt een doorstroomtraject opgestart. Indien de persoon niet wenst door te stromen kan de VDAB beslissen om het WOP stop te zetten. Ook binnen de vroegere regelgeving BW was er een belangrijk doorstroomluik (opgenomen in de erkenningsvoorwaarden en de intensieve begeleiding van de personen met een voorwaardelijke erkenning (20 oriënteringsdagen)). Ondanks het ontbreken van dit luik binnen de sociale werkplaatsen, zijn de doorstroomcijfers van de PSP (SW) beduidend hoger dan deze van PmAH (BW) (resp. 3,8% en 0,3%).
E
Maatwerk: maar op maat van wie?
voor Enclave decretaal verankerd
Maatwerk is een feit, eindelijk. Na een proces van bijna 10 jaar ging maatwerk van start op 1 april 2015. Vanaf nu geen beschutte of sociale werkplaatsen meer maar maatwerkbedrijven. Maar nog niet echt, want de eerste jaren zitten we nog in overgangsmodus. Laat ons zeggen dat we het maatwerkdomein binnen gegaan zijn, maar dat het maatwerkgebouw nog niet af is. Voorlopig betrekken we op het maatwerkdomein een tent en dit in afwachting van de oplevering van de bouw. De vraag is of het goed toeven zal zijn op het maatwerkdomein en of er aan de ingang geen verdringing van bepaalde doelgroepen zal zijn?
Binnen het decreet wordt het enclavemodel binnen de beschutte werkplaatsen verankerd en opengetrokken naar de voormalige sociale werkplaatsen. Bij een enclave gaan doelgroepwerknemers onder leiding een toezicht van de werkplaats werken uitvoeren in de kernactiviteit en op de werkvloer van een klant.
F
voor Financiering eerder voor de doelgroep dan voor de doelgroepwerknemer
De ambitie van de financiering van doelgroepwerknemers binnen maatwerk is duidelijk: op basis van de individuele noden van de werknemer een rugzak op maat bepalen. Door de hierboven geschetste problematiek van de ongelijkheid in sociale zekerheidsbijdrage is de rugzak nog geen realiteit geworden voor de maatwerksector. De Vlaamse overheid heeft geopteerd voor een bepaling van de rugzak op basis van de historische doelgroepen (PSP en PmAH) en niet voor een geïntegreerd verhaal, waarbij een cumul van bepaalde problematieken wordt gevalideerd. Subsidies worden vanaf 1 april 2015 bepaald op basis van de doelgroep (PSP of PmAH) waartoe men behoort. Zo zullen personen met een arbeidshandicap een lagere WOP krijgen (45% loonpremie en begeleiding midden) in vergelijking met personen met een psychosociale problematiek (45% loonpremie en begeleiding hoog). Indien PmAH of PSP aan een aantal criteria voldoen, krijgen zij een WOP van 60% loonpremie en begeleiding hoog. Om de overgangsfinanciering van de beschutte en sociale werkplaatsen naar maatwerk te organiseren, heeft men een administratieve inschaling gedaan van de zittende doelgroepwerknemers. De PmAH in de BW kregen het WOP 45% loonpremie, begeleiding midden voor de personen zonder statuut zwak (vroeger statuut in de BW) en 60% loonpremie, begeleiding hoog voor de personen met het statuut zwak. Alle zittende doelgroepwerknemers sociale werkplaatsen kregen het pakket 60% loonpremie en begeleiding hoog toegekend.
Naar aanleiding van de bespreking van het (ontwerp) van decreet maatwerk stelde Groep Maatwerk in het voorjaar van 2013 “De sector beschutte werkplaatsen staat positief ten aanzien van de hervorming, maar is bezorgd over de concrete uitwerking van een aantal gestelde uitgangspunten.” Onze bezorgdheid bleek (helaas) terecht. Een aantal cruciale aspecten van de blauwdruk maatwerk zijn niet, of nog niet, gerealiseerd. Soms door bewust gemaakte keuzes, soms door het ontbreken ervan.
Op maat van personen met een handicap? Groep Maatwerk heeft steeds gesteld dat maatwerk enkel kans van slagen heeft indien gestoeld op een gelijke behandeling van de respectievelijke doelgroepen en de voormalige werkvormen. Dit betekent dat enkel objectief aantoonbare verschillen een ongelijke behandeling kunnen rechtvaardigen. Voor Groep Maatwerk is dit niet enkel een principiële kwestie, iedere andere invulling zal (op middellange termijn) leiden tot een verdringing van één van de twee doelgroepen. Het maatwerk van vandaag voldoet hier niet aan. Gezien de grote verschillen tussen beide voormalige sectoren is dit niet eens zo onlogisch. Problematischer is dat deze gelijkheid momenteel (nog) niet in het DNA van de maatwerkwetgeving verweven zit. Zo is er
Wij hopen u met deze bijdrage een inleiding te hebben gegeven over het maatwerk. P ieter Valkeneers
8
WERK VORMEN
MEI 2015
bewust gekozen voor een hogere subsidiëring van personen met een psychosociale problematiek dan van personen met een handicap, zonder dat er een objectieve basis is die aantoont dat de werknemers met een psychosociale problematiek een grotere afstand hebben tot de arbeidsmarkt. Ongelijke behandeling van de doelgroepswerknemers dus. Ook op het niveau van de werkplaatsen is er nog geen garantie op een gelijke behandeling. Voormalige sociale werkplaatsen en voormalige beschutte werkplaatsen worden nu nog steeds anders bejegend door tewerkstellingsondersteunende maatregelen. Dit betekent onder meer dat er een verschil is in RSZ-bijdrage die moet betaald worden. Voormalige beschutte werkplaatsen betalen gemiddeld voor eenzelfde werknemer met eenzelfde brutoloon meer RSZ dan voormalige sociale werkplaatsen. De Vlaamse Regering geeft aan dat men hierover in overleg wil gaan met de federale regering, met 2018 als vooropgestelde deadline. Ook hier dus nog steeds een ongelijke behandeling, zonder harde garantie dat die ooit (volledig) weggewerkt wordt. En nu? Het is en blijft de visie van Groep Maatwerk dat het huidige kader nefast zal zijn voor de tewerkstellingskansen van personen met een handicap. We hebben de overheid hier ech-
9
› OPINIE “Er is bewust gekozen voor een hogere subsidiëring van personen met een psychosociale problematiek dan van personen met een handicap, zonder dat er een objectieve basis is die aantoont dat de werknemers met een psychosociale problematiek een grotere afstand hebben tot de arbeidsmarkt.”
ter niet kunnen van overtuigen en als sociaal ondernemers dienen onze werkplaatsen te functioneren binnen het kader dat hen wordt aangereikt. En dat zullen ze ook doen. Iedere werkplaats zal haar verantwoordelijkheid opnemen om zoveel mogelijk werk op maat te creëren voor de doelgroepwerknemers maatwerk en dit binnen de door het beleid uitgetekende lijnen.
Op maat van het sociaal ondernemerschap? Deze sociale doelstelling moet gerealiseerd worden binnen een economische context. Ons ondernemerschap is dus cruciaal. En net daar dreigt nog de grootste onbekende. De regelgeving spreekt van een maximumbudget per werkplaats, bovenop een begrenzing via het toegekende contigent. Momenteel is het nog onduidelijk hoe dit maximumbudget zal ingevuld worden. Het is echter wel heel duidelijk dat dit potentieel een enorme rem kan vormen op het sociaal ondernemerschap, op het instrument waarmee we de voorbije decennia zoveel personen met een handicap hebben kunnen tewerkstellen, dag in dag uit, jaar in jaar uit. 320 miljoen euro (of misschien nog voor één keer om de grootteorde duidelijk te maken: meer dan 12 miljard Belgische frank) omzet op jaarbasis. Dit genereer je niet via passieve gesubsidieerde tewerkstelling. Trouwens, waarom een complex systeem van rugzakfinanciering met diverse subsidie-elementen uitwerken om dit nadien simpelweg te gaan aftoppen met een maximum aan subsidies op het niveau van de werkplaats. Niet enkel is dit een vorm van wantrouwen in het eigen uitgewerkte systeem, het is ook het doorschuiven van de verantwoordelijkheid naar de werkplaatsen.
10
WERK VORMEN
Op maat van de reguliere sector? Een bouwproces van 10 jaar… Niet iedereen weet nog waarom het ooit allemaal begon. Meer doorstroom creëren was vanaf het begin zeker één van de motieven achter maatwerk en de doorstroomgedachte is in de loop van de 10 jaar steeds belangrijker geworden. Als sector gaan we mee in de noodzaak om te komen tot een duidelijk loopbaanbeleid voor onze werknemers. Het feit dat al onze werknemers binnenkort een POP hebben, is één uiting hiervan. Het feit dat bijna 15% van onze uren worden gepresteerd door enclavewerking, een andere. Indien de werkzaamheden ivm doorstroom vertrekken vanuit een realistische doelstelling, met voldoende aandacht voor de persoon in zijn geheel, ondersteund door een goede begeleiding en gedragen door voldoende vacatures in de reguliere economie zal het uitgetekende kader een meerwaarde betekenen. Als sector zullen we ook hier onze verantwoordelijkheid nemen en zullen we eveneens verder investeren in enclavewerking en dienstverlening.
Op maat van Groep Maatwerk? Uit de problemen met de implementatie van de overgangsmaatregelen die de voorbije weken naar boven kwamen, maar die hopelijk opgelost zijn als u dit leest, blijkt duidelijk dat de rit nog niet is gereden. Ook betreffende het definitieve maatwerkkader dienen nog heel wat zaken te worden uitgeklaard. Ook hier zijn er dus nog veel onduidelijkheden en onzekerheden. En als er nu iets is dat het (sociale) ondernemerschap en het ondernemersvertrouwen hypothekeert … 10 jaar is een lang proces geweest, ook voor onze koepelorganisatie. Waar we konden (en mochten) hebben we steeds geprobeerd om positief mee te bouwen aan het maatwerkhuis. Steeds was het vergroten/garanderen van de tewerkstellingskansen van de personen met een handicap ons uitgangspunt. Het moge duidelijk zijn dat we een andere inrichting van het huis in gedachten hadden… Maar het moge eveneens duidelijk zijn dat we als sector onze schouders zullen (blijven) zetten onder het creëren van werkgelegenheid voor personen met een beperking.
ONDUIDELIJKE SPELREGELS De sector BW stapte op 1 april het maatwerk-tijdperk in. Hoe kijken de spelers op de eerste lijn hier tegenaan? WerkVormen vroeg een aantal directeurs van voormalige beschutte werkplaatsen hoe zij naar de nieuwe wetgeving kijken.
WV: Sinds 1 april functioneren jullie onder een nieuw kader. Hoe kijken jullie daar tegenaan? Inge Schroijen, plant manager Revam: Vandaag is het grootste probleem het gebrek aan duidelijkheid: een dergelijke onzekerheid fnuikt het ondernemerschap op korte termijn. Anneleen Arnold, adjunct-directeur WEBO: Ook bij ons leidt dit gebrek aan duidelijkheid tot stilstand: aanwervingen staan on hold, grote investeringen worden in vraag gesteld of uitgesteld,... Het maatwerkdecreet lijkt vandaag op knip- en plakwerk. Het ontbreekt aan een duidelijke (langetermijn)visie. Bovendien zit er een sterke besparingsteneur verweven in het decreet.
Francis Devisch Directeur Groep Maatwerk
MEI 2015
Koen Van de Cruys, afgevaardigd bestuurder Entiris: Een kans is natuurlijk de verbreding van de doelgroep waarmee gewerkt kan worden. Maar als het subsidiesysteem niet “neutraal” wordt gemaakt ten opzichte van de verschillende types van doelgroepen kan dit op korte én lange termijn een negatief verdringingseffect geven voor onze historische doelgroep. Het is opmerkelijk dat men dit niet doet terwijl dit wel een uitgangspunt van het decreet was/is. We hopen ook dat de overheid dit decreet niet gaat gebruiken om budgettair te snoeien in de middelen voor de sector ten nadele van onze doelgroep. Wendy De Tandt, algemeen directeur De Dagmoed: Voor mijn werkplaats is de grootste bedreiging vandaag
11
Eric: Dat de overheid via een maximumbudget aan goed budgetbeheer doet is uiteraard logisch. Dat een maatwerkbedrijf het maximumbudget vervolgens incalculeert in haar bedrijfsbeheer is even logisch. Als “werken” een goede oplossing is voor mens én maatschappij dan is vanuit dat standpunt bekeken het plafonneren van het aantal mensen met een beperking dat aan het werk kan mogelijk minder logisch. Tim: We zullen ons daarop organiseren. Dat zal er automatisch toe leiden dat we bepaald (minder rendabel) werk zullen afstoten. Als zuiveringsmechanisme is dat misschien niet zo slecht. WV: De overheid gaat werken met een tijdelijke vergoedingsregeling die de financiering van de werkplaatsen organiseert tot en met 2018. Hoe kijken jullie daar tegenaan? Koen: Ik vind het onbegrijpelijk dat men hiervoor opteert terwijl de “definitieve” berekening ook al zou kunnen doorgevoerd worden. Het lijkt erop dat de overheid niet zeker is van zijn IT middelen … en misschien ook niet van zijn eigen doelstellingen?
het gebrek aan groeipad. We zitten vast aan ons huidig contingent, terwijl de klanten in de rij staan en het werk zich opstapelt.
SCO’s tewerk. Dit nieuwe kader laat ons toe hun afstand tot de arbeidsmarkt te valideren en te integreren in het nieuwe kader.
Inge: Gezien al het bovenstaande, denk ik wel dat dit decreet ons dwingt om na te denken over manieren waarop we minder afhankelijk kunnen worden van overheidssubsidiëring. En dat kan op verschillende manieren: innovatieve diensten uitbreiden, nieuwe financieringsbronnen zoeken,… Het nieuwe kader stelt ons allemaal op scherp. Daar ligt een opportuniteit.
WV: De overheid plant te werken met een maximumbudget: welke gevolgen zien jullie? Anneleen: Dat maximumbudget hangt als een zwaard van Damocles boven ons hoofd. Het is totaal onduidelijk hoe dit budget zal berekend worden en we weten nog steeds niet hoe het zal gehanteerd worden. Waarom heb je het trouwens nodig als je ook al een contingent en verschillende aftoppingen van subsidies hebt?
Eric Bonneu, algemeen directeur Bewel: Een nieuw kader biedt kansen, het nodigt uit en dwingt om dingen in vraag te stellen en mogelijk te optimaliseren, en dat is goed. Ik beschouw de wetgever als een aandeelhouder en tracht vervolgens de organisatie zodanig in te richten dat de sociale én economische doelstellingen van onze aandeelhouders gerealiseerd worden. Tim Vannieuwenhuyse, algemeen directeur Waak: Een andere kans: Waak stelt vandaag al 160 SINE’s en GE-
12
WERK VORMEN
Wendy: Voor mij is dat een rem op de bedrijfsvoering. Het laat geen ruimte om te ondernemen en het leidt tot een wachtrij van doelgroepwerknemers EN van klanten… Koen: Voor mij is het maximumbudget een begrijpelijke keuze vanuit de overheid, gelet op de budgettaire beperkingen. Maar dan moet diezelfde overheid goed nadenken over de gevolgen die ze wenst, tolereert of absoluut niet wenst.
Tim: De overheid kiest er nu voor alles te bevriezen gedurende twee jaar. Een maatregel die getuigt van onwetendheid…. Zoiets kan werken in de zorgsector, maar creëert bij ons onrust en stilstand. Ik vrees dat sectorbreed alle groei gaat stilvallen gedurende twee tot vier jaar. Je kan geen extra mensen (en al helemaal geen zwakke werknemers )aanwerven omwille van de onduidelijkheid… Economisch en sociaal gezien geen goede zaak dus. De overheid wil nu een oplossing zoeken voor de atypische werkplaatsen. Maar daar kan niks goeds uit voortkomen. Er zal geen extra budget komen, dus 1 euro extra geven aan een werkplaats, betekent 1 euro weghalen bij een andere werkplaats. Inge: Zorg voor generieke oplossingen. De sector zit niet te wachten op oplossingen voor individuele gevallen, maar op sectorbrede oplossingen. WV: Mensen zullen op een compleet andere manier worden toegeleid en ingeschaald. Hoe kijken jullie aan tegen de nieuwe wijze van indicering? Tim: Vandaag is er een principieel probleem. De VDAB zal een aantal kandidaten voorstellen voor elke nieuwe vacature. Uit die kandidaten gaan de beste mensen gekozen worden, wat ertoe dreigt te leiden dat de zwaksten niet meer aan bod gaan komen. Vandaag werken we bij Waak met een wachtlijst, waarbij we chronologisch ie-
MEI 2015
dereen aannemen (zwak of sterk, dat speelt geen rol). Het nieuwe systeem strookt noch met de maatwerkgedachte, noch met onze visie en onze missie. Natuurlijk willen we daarin onze verantwoordelijkheid nemen, en zullen we voor een aantal vacatures heel bewust kiezen voor zwakkere werknemers. En ik ben ervan overtuigd dat de meeste werkplaatsen hetzelfde zullen doen. Bovendien zijn we bang voor het tempo waaraan de VDAB gaat kunnen werken. Waak werft jaarlijks 100 mensen aan. De VDAB-trein zal dus serieus moeten versnellen, willen ze dat tempo kunnen volgen. Als de aanwervingen niet snel genoeg kunnen gebeuren, is dat nefast voor de mensen en voor de ontplooiing van economische activiteiten. Peter Pittevils, algemeen directeur Aralea: Wij stellen vandaag al vast dat onze vacatures niet snel genoeg ingevuld geraken. Ik heb voor mijn sociale werkplaats mensen nodig, die mensen geraken niet snel genoeg toegeleid om het werk te kunnen volgen…Noch voor de BW, noch voor de SW kunnen wij onze bestaande werfvacature aanspreken. Deze mensen deden reeds een intake gesprek en een praktisch proef maar kunnen sinds 1 april niet meer starten. Zij moeten naar de VDAB en wij kunnen niet voldoen aan de vraag van onze klanten. Inge: Naast het probleem van de snelheid van toeleiding, is er ook het probleem van de indicering zelf. Het decreet gaat uit van een zwart-wit verhaal voor wat betreft de indicering van medewerkers: ofwel hebben ze een psychosociale beperking ofwel een arbeidshandicap. Men lijkt te vergeten dat onze werknemers naast een arbeidshandicap vaak ook psychosociale problemen hebben… en bijgevolg minstens zoveel ondersteuning nodig hebben als werknemers met louter een psychosociale beperking. Men moet kijken naar de begeleidingsnood van personen, niet naar de oorzaak van een afstand tot de arbeidsmarkt. Helaas laat het decreet dit nog niet toe. WV: Het maatwerkdecreet zet sterk in op doorstroom van personen met handicap naar het reguliere circuit. Hoe kijken jullie daar tegenaan? Koen: De visie op doorstroom in het decreet is onrealistisch en het getuigt van een volgehouden naïef beeld van zowel de kansen/valkuilen in de reguliere economie, van de sterke punten van de sociale economie én van de sterkten en zwakten van onze doelgroep. Beseft men wel dat onze organisaties in werkwijze, structuur en omgevingsfactoren niet verschillen van het reguliere circuit waarnaar men onze mensen zo graag zou doorschuiven? In feite zijn wij nu al een soort van maatwerkafdelingen. Moeten deze afdelingen dan ook “doorstroming” voorzien?
13
Tim: Ik ben fan van doorstroom, onder de vorm van enclave (lacht). In doorstroom an sich geloof ik niet. Vorig jaar hadden we binnen Waak 4 mensen die doorgestroomd zijn, waarvan twee mensen teruggekeerd zijn. Bovendien zijn nog 4 mensen teruggekeerd die in voorgaande jaren doorgestroomd waren. Dat brengt het saldo voor 2014 op -2… Peter: Zelfde verhaal bij ons. In onze sociale werkplaats zijn een aantal mensen doorgestroomd, en dat liep volledig mank. Het sociale vangnet voor die mensen ontbrak. Tim: Enclave is volgens mij de enige zinvolle en werkbare manier. Iedereen wint: onze werknemers zijn trots en geïntegreerd binnen het reguliere bedrijf, wij besparen op overhead en logistieke kosten, onze klanten krijgen flexibele werkkrachten in huis tegen een concurrentiële prijs,… Wij hebben trouwens de vraag gesteld aan onze grote klanten of ze een maatwerkafdeling wouden oprichten. Het antwoord was unaniem: nee! “Echte” doorstroom gaat veel duurder zijn en gaat eerder leiden tot de tewerkstelling van sociaal assistenten dan tot tewerkstelling van onze doelgroep (lacht).
Peter: Onze werknemers functioneren goed, net omwille van de (beschutte) context. Neem die beschutting weg, en het kaartenhuisje zakt in elkaar. Eric: Doorstroom naar het reguliere circuit is een nobel en ultiem doel. Reguliere bedrijven hebben echter de knowhow niet in huis om medewerkers met een beperking duurzaam te begeleiden. Dat vraagt een forse, continue en specifieke investering in omkadering en begeleiding. Personen met een afstand tot de arbeidsmarkt zijn vaak in staat tot uitzonderlijke prestaties, prestaties die gelijk of hoger liggen dan bij zogenoemde reguliere personen, en dit dank zij de omkadering en de structuur die wij hun bieden. Wendy: Wij hebben intern de vraag gesteld aan onze mensen hoe zij keken naar doorstroom, en zelfs onze sterkere profielen zien dit niet zitten. Ook berdrijven in het NEC zijn daar niet klaar voor en hebben er geen interesse in. Inge: Het idee van doorstroom kan, indien men bereid is bijkomende middelen in te zetten voor begeleiding tijdens het doorstroomtraject, een kans zijn voor personen
die wensen door te stromen. Maar dit is een kleine minderheid. Onze medewerkers voelen zich goed in ons bedrijf en de grote meerderheid wenst hun loopbaan dan ook bij ons verder te zetten. Daarenboven is voor mij een even belangrijk punt dat het regulier circuit niet klaar is voor doorstroom, en de overheid lijkt ook geen initiatieven te nemen om dit te keren. Anneleen: Voor mij is heel de discussie rond doorstroom verloren energie. Waarom niet volop inzetten op een volwaardig loopbaanbeleid? Doorstroom wordt nu voorgesteld als het zaligmakend middel, terwijl het voor een groot deel van onze oorspronkelijke doelgroep niet realistisch is. Bovendien ontbreekt het vandaag aan een terugkeergarantie. WV: De doelstelling van maatwerk is de verbreding van de doelgroep. Wat concreet betekent dat personen met een handicap en personen met een psychosociale problematiek (meer nog dan vandaag reeds het geval is) samen op de werkvloer kunnen komen te staan. Hoe kijken jullie daarnaar? Koen: Dit biedt in principe mogelijkheden, beide kansengroepen kunnen elkaar versterken en verbeteren. Maar het zal volgehouden inspanningen vragen van alle betrokkenen en van onze omkadering in het bijzonder. Tim: Vandaag zitten beide doelgroepen al samen bij ons. Ex-gedetineerden naast mensen met het syndroom van Down bijvoorbeeld. Dat levert geen problemen op. Het zijn allemaal gekwetste mensen, die geregeld al eens met hun hoofd tegen de muur gelopen zijn en die elkaar met rust laten. Leven en laten leven… Als BW beginnen met mensen met een psychosociale beperking aan te werven, is het misschien geen slecht idee om een sociaal assistent van een sociale werkplaats aan te werven, om ook de nodige knowhow in huis te hebben. WV: In een ideale wereld zonder budgettaire en/of legislatieve beperkingen: wat is de beste manier om tewerkstelling voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te stimuleren? Inge en Koen: In de ideale wereld bestaan er geen maatwerkbedrijven maar zijn onze mensen ingebed in de reguliere circuits. Het verhaal van inclusie staat hier op de voorgrond. Dit is echter idealistisch en we staan hier als maatschappij nog zeer ver van af. Tot dan zijn wij als maatwerkbedrijven “slechts” een middel om deze brug te slaan, maar een goed middel. We werken als economische actoren met een sociale inslag om het doel te bereiken en dat is duurzame, lonende en passende tewerkstelling voor onze doelgroep.
14
WERK VORMEN
MEI 2015
“Ik ben fan van doorstroom, onder de vorm van enclave. In doorstroom an sich geloof ik niet.”
Tim: Ik vond het systeem zoals het was goed. Onze mensen krijgen een volwaardig loon en met het profiel van onze mensen hebben we nog de kans om echt een bedrijf te zijn (in Frankrijk bijvoorbeeld leunen de beschutte werkplaatsen veel dichter aan bij de zorg). Bovendien is het systeem van financiering zodanig dat meer tewerkstelling leidt tot meer inkomsten voor de (federale) overheid (oa door de RSZ-bijdragen). WV: Tot slot, wat is jullie boodschap aan onze minister? Inge: Luister naar de sector, de individuele werkplaatsen en de mensen die er werken! Anneleen: Beschouw ons niet als ‘opslorper’ van subsidies, maar als economisch volwaardige actor. Maar vooral: Kom eens kijken naar hoe het er bij ons aan toe gaat, hoe wij werken,… Onze deur staat open! Peter: Het frappeert mij dat er voortdurend handelsmissies worden opgezet waarbij koning en regering in het buitenland gaan kijken. Waarom wordt er eens geen missie opgezet om bij maatwerkbedrijven te kijken hoe we de zaken aanpakken? Tim: Mijn dwingendste vraag voor het kabinet is: creëer duidelijkheid! Hoe kun je ondernemen als je de spelregels niet kent? Eenmaal we duidelijkheid hebben, zullen we ons daarop organiseren. Koen: Zet de (terechte) uitgangspunten van het decreet om in gepaste regelgeving die het effect afdwingt dat beoogd wordt en geen (perverse) neveneffecten genereert. Neveneffecten die niemand wil. Een hele uitdaging! Eric: De uitgangspunten van het decreet zijn relevant, er zijn nog enkele spelregels te expliciteren, laten we vervolgens het systeem open, communicatief evalueren en optimaliseren. De toegevoegde waarde én de return on investment zijn het op diverse vlakken, sociaal én economisch meer dan waard.
15
› EXTERNE VISIE
Dankzij gepaste ondersteuning en begeleiding talenten maximaal benutten
Op 1 april ll. trad het ‘decreet maatwerk bij collectieve inschakeling’, kortweg het ‘maatwerkdecreet’, in voege. Hiermee zorgen we voor een ondersteuning op maat voor al wie zonder die steun moeilijk een gepaste job kan vinden. Vandaag zijn er zo 22.000 mensen als doelgroepwerk nemer in de sociale economie aan de slag. Snel na mijn eedaflegging midden vorig jaar als minister van Sociale Economie kwam het maatwerkdecreet op mijn bord. De parlementaire voorbereiding hieromtrent liep al even, de partijen die deel uitmaakten van de vorige Vlaamse regering gaven eerder hun fiat, enkel de uitvoering moest nog gebeuren. In het nieuwe Vlaamse regeerakkoord werd dit engagement dan ook ingeschreven, eind vorig jaar werden de nodige besluiten goedgekeurd. Zo ging het maatwerkdecreet van start. Mijn kabinet en administratie deden er intussen alles aan om iedereen correct te informeren en een luisterend oor te bieden aan de verschillende betrokkenen. Zo is er nog steeds op regelmatige basis overleg met zowel de werkgeversfederaties, de vakorganisaties als met de stakeholders en de belangenverenigingen van de doelgroepwerknemers. Bij dit alles moesten we weloverwogen keuzes maken. We leven nu eenmaal in moeilijke tijden waardoor we nog meer dan vroeger ons moeten focussen op wat we willen
16
WERK VORMEN
› EXTERNE VISIE
bereiken: de tewerkstelling en de kansen van de doelgroepwerknemers. Uiteraard roept het ‘nieuwe’ altijd vragen op. Net daarom dat we een overgangsperiode voorzien om de gewijzigde regelgeving geleidelijk in te voeren en iedereen de kans te bieden zich aan te passen. Daarnaast organiseerden we uitgebreide informatiesessies voor de bedrijven, waren er individuele management gesprekken en plaatsten we alle informatie en antwoorden op veel gestelde vragen op www.werk.be. Om de beschutte en sociale werkplaatsen te helpen in hun overgang naar maatwerkbedrijf, bieden we sinds midden 2014 begeleiding in samenwerking met het ESF-agentschap (Europees Sociaal Fonds). Deloitte en Febecoop ondersteunen vanuit die opdracht de bedrijven om zich de nieuwe maatwerkregelgeving eigen te maken. Enkele aandachtspunten bij dit alles: het nieuwe maatwerkdecreet maakt onder meer komaf met het verschil tussen de sociale en beschutte werkplaatsen. De doelgroepwerknemers kunnen door dat aangepaste decreet voortaan ook makkelijker aan de slag bij reguliere bedrijven. Werknemer én werkgever worden actief ondersteund met begeleidende en financiële maatregelen. Verder stellen we voor iedere nieuwe doelgroepwerknemer een ‘arbeidsprofiel’ op om aan te geven wat zijn of haar afstand tot de reguliere arbeidsmarkt is. In functie daarvan krijgt hij of zij een figuurlijke rugzak. Daarin zit niet alleen de begeleiding op de werkvloer, maar ook een loonsubsidie. Dat is een financiële tegemoetkoming die het rendementsverlies van deze doelgroepwerknemer ten opzichte van een reguliere werknemer moet compenseren. Bovendien zal elke doelgroepmedewerker in de sociale economie over een persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) kunnen beschikken. Een POP kan zowel een reflectie over de loopbaan, de competenties en de doelen omvatten als een persoonlijk actieplan waardoor iedereen zijn of haar mogelijkheden ten volle kan benutten. Het nieuwe decreet heeft bovendien bijzondere aandacht voor de doorstroming van de werknemers naar het reguliere arbeidscircuit. Door de doorstroom te optimaliseren, blijven de plaatsen binnen de sociale economie maximaal ter beschikking voor zij die er het meest nood aan hebben. Zo kan iedereen dankzij gepaste ondersteuning en begeleiding zijn talenten maximaal benutten. Hiermee is het werk niet af. Opvolgen, overleggen, waar nodig bijsturen,… De komende jaren zullen we elkaar nog horen en zien. Enkel zo kunnen we samen ons doel bereiken: een gepaste tewerkstelling voor eenieder die werk op maat nodig heeft.
› Vlnr: Hans Rymenams (beleidsthemabeheerder maatwerk), Sabine Lievens (diensthoofd sociale economie), Thomas Luypaert (coördinator fi nanciën en begroting), Kathleen Vandebroek (afdelingshoofd sociale economie en duurzaam ondernemen).
HET BEGIN VAN DE PUZZEL Kathleen Vandebroek (afdelingshoofd sociale economie en duurzaam ondernemen) en Sabine Lievens (diensthoofd sociale economie) van het Departement Werk en Sociale Economie geven hun visie op maatwerk.
WV: Hoe is het idee rond maatwerk ontstaan? Wat hoopt de overheid met de invoering hiervan te bereiken? De allereerste stappen naar maatwerk werden gezet toen de beschutte werkplaatsen overgeheveld werden van de bevoegdheid Welzijn naar de bevoegdheid Sociale Economie. Op dat moment was er sprake van het streven naar een eenheidsdecreet tussen de beschutte en de sociale werkplaatsen, wat resulteerde in het principe akkoord van 7 januari 2009. In het regeerakkoord 20092014 werd dit verhaal echter in een veel breder perspectief geplaatst. Gedreven vanuit de ambitie om alle mensen, ongeacht hun beperking, zoveel mogelijk kansen te geven op werk, waar mogelijk in een reguliere context,
L iesbeth H omans Vlaams minister van Sociale Economie
MEI 2015
en hen op die manier ook een waaier aan loopbanen te kunnen aanbieden, kwamen we voor een nog grotere uitdaging te staan: Als we ook de reguliere werkgevers mee aan boord wilden krijgen, moesten we een ‘level playing field’ creëren opdat iedere werkgever een gelijkwaardige ondersteuning zou kunnen ontvangen om de afstand van de betrokken werknemer tot de arbeidsmarkt te compen-
17
SABINE LIEVENS EN KATHLEEN VANDEBROEK
seren. Dat klinkt logisch en eenvoudig, maar door de wirwar aan bestaande regels en doorkruisende mechanismen is het een zeer complexe oefening, die nog een aan-
WV: Er is gekozen om nu te werken met een tweesporenbeleid, gebaseerd op een opdeling op basis van doelgroep. Is het de bedoeling om dit aan te houden
tal jaren onze aandacht zal blijven vragen.
of vereist de maatwerkgedachte dat men evolueert naar een geïntegreerd model? Waarom is er niet gekozen om de startpakketten toe te kennen op basis van een objectieve meting van de afstand tot de arbeidsmarkt? Een hoe kan verklaard worden dat men tussen de twee doelgroepen wel onderscheid maakt in begeleidingsnood en niet in rendementsondersteuning. Kan dit ondersteund worden met objectieve gegevens Uw vraagstelling is gekleurd en ons inziens niet correct. Er is geen tweesporenbeleid. Er is maar 1 indiceringsmodel, dat op vraag van de doelgroep (en oorspronkelijk ook de werkplaatsen) vertrekt vanuit de vraag of er attesten zijn die een versnelde indicering toelaten. Pas als er geen attesten zijn, maar er wel een vermoeden is van een ondersteuningsnood, zal de ICF-gebaseerde screening gebeuren. Het is correct dat deze attesten er op dit moment enkel zijn voor personen met een handicap, maar de dag dat er een consensus is om de lijst uit te breiden naar attesten die een meer psychosociale problematiek aantonen, zullen die toegevoegd worden aan de lijst. Het werken met de attesten is het meest klantvriendelijk en efficiënt wanneer je met startpakketten werkt.
Deze regelgeving is dus een deel van het grotere verhaal waarin naast collectieve tewerkstellingsmaatregelen (onder de bevoegdheid sociale economie), ook de individuele tewerkstellingsmaatregelen (onder de bevoegdheid werk) in het vizier komen. Het geheel van beiden moet zorgen voor meer kansen op de arbeidsmarkt voor mensen die nood hebben aan ondersteuning op de werkvloer en moet een gelijkwaardig instrumentarium aanbieden aan alle werkgevers om dit te realiseren. WV: Hoe zien jullie de beschutte werkplaatsen/maatwerkbedrijven over 10 jaar in dit nieuwe kader? Waar staan ze? In een ideale wereld zou elk bedrijf een stukje maatschappelijke verantwoordelijkheid op het vlak van inschakeling van mensen met een beperking opnemen. In zo’n context zouden we geen specifieke maatwerkbedrijven nodig hebben, omdat er dan voor deze doelgroep voldoende jobaanbod zou zijn. Maar dat is natuurlijk ver van de realiteit. Helaas blijkt de drempel voor veel werkgevers nog te hoog. We hopen met de nieuwe regelgeving, waarin alle werkgevers ook ondersteund worden om de begeleiding op te nemen (in tegenstelling tot het verleden, waarin ze alleen loonpremies kregen) en geflankeerd door een individuele poot vanuit Werk, zoveel mogelijk werkgevers over de streep te trekken. Zo’n mentaliteitsverandering is natuurlijk een proces van jaren. Onze maatwerkbedrijven zullen nodig blijven om voldoende arbeidskansen te geven aan personen met een beperking. Dat besef ligt ook aan de basis van de beleidsoptie om extra organisatie-ondersteuning voor maatwerkbedrijven te voorzien. Daarnaast zien we voor de maatwerkbedrijven zeker een rol om in de toekomst hun expertise nog meer te delen en in te zetten in reguliere bedrijven, onder meer in het kader van doorstroombegeleiding en enclavewerking.
18
WERK VORMEN
De keuze voor startpakketten is net gemaakt omdat een objectieve meting van de afstand tot de arbeidsmarkt pas kan gebeuren als de persoon effectief al een tijdje in de functie aan de slag is. Voor de bepaling van de startpakketten hebben we ons daarom enerzijds gebaseerd op de resultaten van het statistisch onderzoek van de VDAB en anderzijds op de intensiteit van begeleiding die vandaag geboden wordt en die ons een realistische weerspiegeling lijkt van de begeleidingsnood voor de specifieke doelgroep tijdens de startjaren. Daarna zal de evaluatie uitwijzen wat de reële nood is. WV: In de sector BW leeft ongerustheid dat maatwerk de tewerkstellingskansen van de zwaksten zal
hypothekeren. Hoe kijken jullie daarnaar? En wat zijn de kapstokken om dit te vermijden? Het creëren van tewerkstellingskansen voor de zwaksten ligt aan de basis van het maatwerkdecreet, het is een gedeelde bezorgdheid. Het hele maatwerkdecreet en haar uitvoeringsbesluit besteedt in het bijzonder aandacht aan deze zwakste doelgroep. In de nieuwe regelgeving is er een duidelijker verschil in ondersteuning ten voordele van de zwaksten. Het is dan ook onze overtuiging dat de zwakste doelgroep zinvol aan het werk kan blijven, indien we inzetten op een kwalitatieve en hoge begeleiding die we financieel vertalen in een hogere ondersteuning. We zien net in de tewerkstelling van deze mensen een expliciete rol voor maatwerkbedrijven, wiens core business dit dient te zijn. We zijn partners in dit verhaal. De aanwezigheid van deze doelgroep zal goed gemonitored worden en ook in het duurzaamheidsverslag zal de aanwezigheid van de doelgroep een indicator zijn. Op die manier maken we onze ‘social return on investment’ ook zeer duidelijk aantoonbaar. Als zou blijken dat er een verschuiving is ten nadele van de zwaksten, zullen we hierover in debat gaan en bijsturen waar nodig. Maar op dit moment zien we geen reden tot ongerustheid. WV: Waarom is er gekozen om te werken met een maximumbudget? Wat zijn de gevolgen hiervan? Zal dit maximumbudget er niet voor zorgen dat de evenwichten in rechten en plichten tussen overheid en MWB worden verstoord binnen maatwerk? De voormalige subsidieregelingen van zowel de beschutte als de sociale werkplaatsen zijn nooit een openend financiering geweest, maar altijd gekaderd binnen de perken van het begrotingskrediet, zoals we dat in vakjargon zeggen.
jullie daarnaar? Hoe zal de overheid omspringen met die verplichte doorstroom? Doorstroomrijp betekent dat de ondersteuning die in het kader van maatwerk geboden wordt, niet meer noodzakelijk is om te kunnen functioneren op de werkvloer. Of anders gezegd dat de afstand tot arbeidsmarkt niet meer van die aard is dat een ondersteuning vanuit maatwerk nodig is. Daarmee zeggen wij niet dat die persoon niet meer in het maatwerkbedrijf kan blijven werken. Dat kan voor ons perfect, maar niet meer met de ondersteuning vanuit maatwerk. Voor personen met een arbeidshandicap kan er indien nodig nog ondersteuning geboden worden via de VOP. Het stoort ons wel dat doorstroom zo negatief geprofileerd wordt, terwijl het gaat over groeikansen voor mensen. Indien maatwerkbedrijven veel doorstromers in dienst willen houden, botsen ze in het huidige kader mogelijk wel tegen de 65% doelgroep-vereiste aan. Deze norm is bepaald in overleg met de sector, maar dat betekent niet dat we dit niet kunnen evalueren en bijsturen indien dat wenselijk zou zijn. WV: Binnen de beschutte werkplaatsen werd reeds op projectbasis gewerkt aan doorstroom (de voorwaardelijke erkenningen). Hieruit blijkt dat het geen evident verhaal is. De cijfers ivm doorstroom liggen in de BW dan ook een stukje lager dan in de sociale werkplaatsen. Toch wenst de overheid een spreiding
De keuze voor een maximumbudget is het gevolg van de keuze voor een begroting in evenwicht. Uiteraard zouden wij ook liever een open-end regeling gehad hebben, maar dat is nu eenmaal niet zo. Beide partijen moeten roeien met de riemen die ze hebben. Een maximumbudget heeft het voordeel van de duidelijkheid, als bedrijf weet je waar de lat ligt, wat jouw rechten zijn en welke plichten daar tegenover staan. De groeiproblemen waar we nu mee geconfronteerd worden, zijn ook niet het gevolg van de invoering van maatwerk, maar de combinatie van budgettair krappe tijden en een aantrekkende economie. WV: Doorstroom betekent dat personen men een handicap kansen krijgen op de reguliere arbeidsmarkt, maar betekent ook personen met een handicap die vandaag goed functioneren in een BW of SW weghalen uit hun vertrouwde omgeving… Hoe kijken
MEI 2015
19
› EXTERNE VISIE
van de 10% evaluaties in functie van doorstroming over de doelgroep BW en SW? Dit terwijl de afstand tot de arbeidsmarkt binnen de doelgroep BW duidelijk statisch is en deze in de doelgroep SW meer evolutief? Vanwaar die keuze? We weten niet goed op basis van welke gegevens u deze uitspraken doet. De doorstroomgegevens die we nu hebben meten de doorstroom naar een andere job, maar niet naar welke werkgever, het gaat in verschillende gevallen over doorstroom naar een andere job binnen een tewerkstellingsprogramma en voor de beschutte werkplaatsen hebben we geen gevalideerde doorstroomcijfers. Ook de koppeling aan de aard van de beperking lijkt ons gevaarlijk. Evolutief betekent evenzeer hoogtes als laagtes, kans op herval, terwijl statisch duidelijk en dus ook mogelijk beter hanteerbaar is. Wij zouden deze uitspraken niet doen. Vanuit de groeikansen voor ieder individu geloven we heel sterk in het doorstroomverhaal op voorwaarde dat er ook in de reguliere economie kansen zijn voor individuele ondersteuning van werknemers. We merken nu dat enclavewerking voor heel wat doelgroepwerknemers een haalbare kaart is. Uit getuigenissen van werkplaatsen en doelgroepwerknemers blijkt dat het werken in een regulier bedrijf voor heel wat doelgroepwerknemers een positieve ervaring is die hen een zekere fierheid schenkt. Indien we er in slagen de reguliere economie te laten delen in de ervaring en kennis die jullie hebben in het werken met doelgroepwerknemers dan hopen we dat doorstroom voor wie kan het natuurlijk vervolg is van hun integratie op de arbeidsmarkt. Wat we over de 10%-regel nog kunnen zeggen is dat het om een uitzonderingsregel gaat voor de zittende populatie. We hebben in de opmaak gekozen voor een evenwicht tussen de gelijke behandeling van werknemers en werkgevers door de 10% op ondernemingsniveau te bepalen. WV: Federaal moeten er nog heel wat ongelijkheden worden weggewerkt. Hoe ver staat het hiermee? Hoe zien jullie dat? De regionalisering van de doelgroepmaatregelen heeft een grote impact op het traject dat we gestart waren. De beleidskeuzes die men in het werkgelegenheidsbeleid zal maken, zijn bepalend om verdere stappen te zetten. We volgen dit heel goed op, maar het heeft weinig zin om zonder deze info allerlei scenario’s te gaan bedenken. Wat betreft verdere afstemming binnen het paritair comité zijn wij als de administratie niet aan zet. WV: Heel pragmatisch: wat wordt de grootste uit
20
WERK VORMEN
daging bij de invoering van het maatwerkdecreet op 1 april? Voor ons als administratie is dat natuurlijk de hele operationele omwenteling naar de automatische gegevensstromen, de ontwikkeling van een nieuwe monitoringstool en de verschillende organisatorische aanpassingen. Maar om deze grote administratieve lastenverlaging voor onze klanten te realiseren, gaan we de uitdaging graag aan.
EEN MAXIMALE VOORBEREIDING VOOR EEN AANBOD OP MAAT Ook VDAB is een belangrijke speler in het hele maatwerkverhaal. Carole Castelein geeft haar visie op maatwerk.
Op beleidsvlak zal de steeds veranderde omgeving met een hervorming van het werkgelegenheidsbeleid een grote uitdaging blijven, kwestie van de impact op maatwerkbedrijven goed te kunnen inschatten en te anticiperen of bij te sturen waar nodig.
de visie van VDAB
en grondig werd gedaan. Aan het maximale scenario hing een serieus kostenplaatje. Maar helaas, anno 2015 is hier in tijden van budgettaire
WV: In ideale wereld zonder (budgettaire/legislatieve/…) beperkingen: wat is de beste manier om tewerkstelling voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te stimuleren/garanderen? Daar kunnen we natuurlijk enkel ten persoonlijke titel op antwoorden. Ons lijkt dat we het verschil pas echt gaan kunnen maken en zien als maatwerk individueel en collectief ten volle wordt uitgevoerd zonder budgettaire beperking. Deze open-end financiering zou gecreëerd kunnen worden door de werkloosheidsuitkeringen van de betrokken mensen in te zetten om hun tewerkstelling te ondersteunen. Op die manier kunnen we alle arbeidspotentieel voor de doelgroep ook benutten. Het zou ook kansen geven om flexibele loopbanen voor doelgroepwerknemers te creëren met bijvoorbeeld een start- en eindfase in een meer beschermde omgeving op maat. Maar even belangrijk om deze doelstelling te realiseren is een mentaliteitswijziging bij een groot deel van de reguliere werkgevers om zo voldoende plaatsen te kunnen creëren, want het aanbod zal wellicht ontoereikend blijven. Daartoe zullen we reguliere bedrijven nog meer moeten ondersteunen om methodieken als jobcarving op hun processen/functies toe te passen. Maar het zal geen evident verhaal zijn om een voldoende aanbod te realiseren, want naast deze groep is er trouwens nog een grotere groep kortgeschoolden waarbij we als samenleving voor een gelijkaardige uitdaging staan.
Budgettaire krapte Carole: “Vier jaar geleden zijn we – samen met het beleid en DWSE – begonnen met de ontwikkeling van de projecten collectief maatwerk en de lokale diensteneconomie. We vertrokken van een nobel principe. De ondersteuning die iemand krijgt in sociale economie moet individueel bepaald worden, en is bijgevolg zeer maatgericht. Er werden verschillende modellen door de VDAB voorgelegd waarbij zo individueel mogelijk werd gewerkt en waarbij het bepalen van deze individuele noden zeer uitgebreid
krapte en besparingen geen ruimte voor. Om die redenen heeft het beleid gekozen voor een afgeslankt model. Er zal gewerkt worden met de bestaande BTOM-maatregelen voor Personen met een arbeidshandicap (een zeer snel en efficiënt model) en standaardpakketten. We kunnen dit basismodel betreuren maar anderzijds is het al een eerste stap in de goede richting. We bergen onze ambitie om volwaardig maatwerk na te streven niet op. We willen zelfs een stap verder gaan: er is ook nood aan individueel maatwerk (een uitbereiding van de VOP naar personen met multipele problemen en een begeleidingspremie) en het project W² – dat momenteel stil ligt – moet verder ontwikkeld worden. Als al deze projecten gerealiseerd zullen zijn, is de puzzel compleet en is er
WV: Tot slot: wat is jullie boodschap aan de sector rond maatwerk? Maatwerk is geschreven om zoveel mogelijk kansen te geven aan personen met een grotere afstand tot arbeidsmarkt. Om deze ambitie ten volle waar te maken moeten er nog verschillende stukjes in de puzzel gelegd worden, maar de start is genomen. Wij gaan ervoor en hopen dat de sector dit ook zal doen!
MEI 2015
21
› EXTERNE VISIE
Kringwinkels of Ikea?
zullen we het juiste aantal kunnen voorleggen en zullen we dit blijvend signaleren aan het beleid. In een warm Vlaanderen zou elke kwetsbare werkzoekende een duurzame job-op-maat moeten hebben.”
Julien Van Geertsom, voorzitter van het directiecomité van de POD Maatschappelijke Integratie, is al jaren van dichtbij betrokken bij de sociale economie. Wat is zijn visie op het nieuwe beleidskader?
Gedegen voorbereiding
Uitdagingen
Carole: “VDAB krijgt de kritiek niet voldoende voorbereid te zijn op de invoering van maatwerk. Niets is minder waar! De VDAB heeft zich maximaal voorbereid op de start van collectief maatwerk en lokale diensteneconomie. Sedert vier jaar hebben we meegewerkt aan de ontwikkeling van het project, hebben we alle VDAB-collega’s die betrokken zijn, gesensibiliseerd, opgeleid en ge-
Julien: “Voor mij zitten er vandaag drie knelpunten binnen het nieuwe beleidskader. Ten eerste: de overheid heeft gekozen om te werken met een gesloten enveloppe. Dit is een fundamentele keuze die voor mij dreigt te botsen met het recht van mensen op tewerkstelling. Ten tweede moet er dringend afstemming komen met het federale kader. De kern van de sociale welvaartstaat is sociale zekerheid en dat blijft een federale materie.Ten derde vind ik de afbakening van de verschillende doelgroepen zoals die vandaag beschreven is kunstmatig. Er moet een geïntegreerde manier komen om de mensen te screenen en te indiceren. Vandaag is die er (nog) niet. Vroeger was langdurige werkloosheid bijvoorbeeld ook een ingangspoort voor BW. Vandaag niet meer. Hoe dan ook wordt de nieuwe wetgeving een uitdaging. Hoe gaan beschutte werkplaatsen, sociale werkplaatsen, OCMW’s,… samenwerken? Hoe gaan die verschillende werkvormen elkaar versterken?”
coacht. We hebben de “dienst arbeidshandicapspecialisatie” (DAH) uitgebreid en versterkt tot “dienst arbeidsbeperking” (DABP). Deze dienst telt 102,7 personen en iedereen volgt een intensief leer- en coachingstraject. een aanbod op maat voor elke kwetsbare werkzoekende die meer of minder ondersteuning nodig heeft.
Meer dynamiek Het huidige model van collectief maatwerk en lokale diensteneconomie biedt toch al enkele voordelen. Eerst en vooral komt er iets meer dynamiek in de sector, waar we als VDAB helemaal achter staan. Etiketten op personen vallen weg en mensen kunnen al eens veranderen van job en werkplaats, als ze dit willen. Dit draagt bij tot competentieontwikkeling en vaak tot motivatie om te werken. Wij veranderen toch ook graag eens van job?! Verder worden er ook kansen gecreëerd om door te groeien naar een meer verantwoordelijke job en/of naar het reguliere circuit. De evaluatie stimuleert dit. Hier bestaat in de sector onterecht veel onrust over. De VDAB ziet dit als kansen geven aan mensen. Ook nu al krijgen we geregeld vragen van doelgroepwerknemers om eens een andere job te kunnen doen of in een regulier bedrijf te kunnen werken. Zo krijgen nieuwe mensen ook kansen op een job. Ten tweede zal er meer geïnvesteerd worden in begeleiding en opleiding van de doelgroepwerknemer. Dit vindt een neerslag in het Persoonlijk Ontwikkelingsplan (POP). Dit leidt ongetwijfeld tot competentieversterking en persoonlijke groei. Verder zullen we door een zorgvuldig registratie – en monitoringsysteem (één persoon krijgt één recht) beter in kaart kunnen brengen hoeveel wachtenden er zijn. Tot nog toe werd aangenomen dat er +/- 12.000 personen op de wachtlijst voor sociale economie staan. Binnenkort
22
WERK VORMEN
Alle IT-ontwikkelingen en aanpassingen zijn reeds lang achter de rug. Begin april werd een fout ontdekt, maar die werd meteen rechtgezet. Ook de dienst voor bemiddeling naar vacatures collectief maatwerk en lokale diensteneconomie is georganiseerd. De lijsten van toegekende organisaties die DWSE opgesteld heeft zijn langzaam binnengekomen. Van zodra we deze kregen, zijn ze onmiddellijk verwerkt.
Doorstroom Julien: “Voor mij lijkt het grootste risico dat Vlaanderen met dit nieuwe kader veel te eenzijdig de nadruk legt op doorstroom. Ik vrees dat dit gaat leiden tot het ‘draaideureffect’: mensen die op de arbeidsmarkt komen en er even snel weer uit verdwijnen. En dat is het laatste waar we behoefte aan hebben! Natuurlijk moeten we maximaal inzetten op de toeleiding van mensen naar het reguliere arbeidscircuit. Maar niet iedereen is in staat daar te functioneren. Laat ons stoppen met die mensen voor wie het reguliere circuit te hoog gegrepen is, te culpabiliseren. Laat ons stoppen met sociale economie enkel als een doorgangsstation te zien. Voor mij zijn sociale economie initiatieven op zich volwaardige en zinvolle initiatieven, een winst voor de samenleving. Geef hen de ruimte om een volwaardig eindstation te zijn voor haar werknemers. Waarom zou pakweg een Kringwinkel er enkel op mogen gericht zijn mensen te laten doorstromen naar de reguliere economie? Kringwinkels voeren volwaardige economische activiteiten uit, dragen bij tot maatschappelijke doelen inzake duurzaamheid, zij zijn voor mij evenwaardig aan pakweg de Ikea. Bovendien moet de overheid ook investeren in de ande-
Ook worden de aanvragen voor toegang tot Mijn VDAB door de bedrijven binnen de 24 in orde gebracht door de Servicelijn. Er zijn geen algemene problemen. Wel kan het zijn dat er zich nog problemen voordoen bij individuele organisaties of individuele klanten. Dit kan te maken hebben met een fout toekenningsnummer, met de vroegere registratie van een organisatie, een complexe vestigingsstructuur of het dossier van een werkzoekende. De maatwerkbedrijven kunnen steeds terecht bij de VDAB om een oplossing voor hun probleem te vragen. Om te weten voor welk probleem men bij wie terecht kan, kan men de projectfiche raadplegen waarop alle contactgegevens vermeld staan (link: http://partners.vdab.be/cvs/projecten.shtml), deze fiche wordt regelmatig geupdated. In ieder geval: de VDAB stelt alles in het werk om werkzoekenden, werknemers en werkgevers een goede kwalitatieve dienstverlening te bieden. Aarzel niet om ons te contacteren als er iets fout loopt!”
MEI 2015
re kant: zorg dat je mensen met een beperking voldoende kansen biedt om een job te vinden in het NEC. Vorm hen, train hen, investeer in hen. En zorg dat er überhaupt geschikte jobs zijn. Laat ook reguliere werkgevers hun verantwoordelijkheid opnemen, al dan niet door quota. En ondersteun werkgevers ook in het creëren van jobs voor mensen met een beperking.”
Werk als hefboom Julien: “Werk is enorm belangrijk, het bepaalt vandaag voor een groot stuk je plaats in de samenleving. Werk is ook een belangrijke hefboom om uit de armoede te geraken. Maar… werk is niet het enige zaligmakende middel. Ook mensen die om een of andere reden niet kunnen werken, hebben recht op een menswaardig leven. Zet in op sociale activering voor hen. Werk hoeft niet altijd het eindstation te zijn van een begeleidingstraject. We staren ons in dit land te blind op werk als middel om uit de armoede te geraken. Als je armoede bij kinderen wil aanpakken, volstaat het niet om de ouders een job te geven. Je moet (ook) investeren in hun ontwikkeling, betaalbare gezinsopvang, pedagogisch stimuleren van kinderen via kinderopvang, ..…
23
› EXTERNE VISIE
KEUZEVRIJHEID VAN WERKNEMER CRUCIAAL
i si e de v de van ers uik gebr isaties n orga
Over de invoering van maatwerk is al veel inkt gevloeid. Maar wat denken de betrokkenen er zelf over? WerkVormen had een gesprek met Jos Wouters, stafmedewerker bij het Overlegplatform Handicap, Chronische Ziekte en Arbeid en Didier Pieters, stafmedewerker bij JKVG.
JOS WOUTERS
WV: Op 1 april treedt het maatwerkdecreet in werking. Wat gaat dit volgens jullie betekenen voor de tewerkstelling van personen met een handicap (op korte termijn en op lange termijn)? “Op korte termijn verwachten wij niet veel verandering. We zitten met een grote groep werknemers die al werken in de sector. De afstemming tussen de verschillende werkvormen blijft wel een teer punt. We hebben de indruk dat het in de discussie rond maatwerk soms meer gaat over de belangen van de verschillende werkvormen. Terwijl het eigenlijk zou moeten gaan over het best mogelijke arbeidsaanbod (kwalitatief en gedifferentieerd) naar de (potentiële) werknemers toe. De bedoeling van de minister lijkt onder andere om doorstroom te stimuleren. Iets wat eigenlijk al lang tot de opdracht van maatwerkbedrijven behoort. Het is ons aanvoelen dat daarrond nog niet voldoende werd gerealiseerd. We zijn dus blij met die hernieuwde focus en hopen onder andere dat er daardoor meer mensen met een zwaardere ondersteuningsnood aan de slag zullen kunnen in maatwerkbedrijven. Op termijn moeten meer mensen aan de slag in reguliere jobs, op die manier kunnen meer mensen met een grotere ondersteuningsnood in de sector terecht. Hopelijk zal de VDAB niet onder druk worden gezet om een bepaald quotum doorstroom te realiseren. Wij vinden de vrijheid
24
WERK VORMEN
gemaakt over de aanpassingen die nodig zijn om van de nieuwe job een succes te maken. Integratieprotocollen zijn wat ons betreft een belangrijk element in het bevorderen van duurzame tewerkstelling voor personen met een arbeidshandicap. Het resultaat van het werken aan doorstroom mag in elk geval nooit zijn dat een doelgroepwerknemer uiteindelijk eindigt zonder job en met een inkomensvervangende uitkering. De mogelijkheid om terug te keren naar het (of een) maatwerkbedrijf als het niet loopt in het gewone bedrijf zoals verhoopt, moet ingebouwd worden.
DIDIER PIETERS
van de doelgroepwerknemer in deze essentieel. We kunnen ons vinden in meer nadruk op doorstroom, maar niet onder de vorm van een quotum. WV: Hier zitten dus twee doorstroom-‘believers’? “Genuanceerde believers! Doorstroom blijft voor ons een zeer dubbelzinnige zaak. Iedereen die de mogelijkheden heeft, moet terecht kunnen in een reguliere job. Maar tezelfdertijd zijn er veel mensen die de stap niet aandurven naar zo’n job en/of altijd het beste zullen functioneren in een meer “beschermde” omgeving. Mensen mogen dan ook nooit verplicht worden om in een doorstroomverhaal te stappen, zonder daar echt klaar voor te zijn. Het is ook opletten geblazen dat men een medewerker die goed functioneert in een specifieke maatwerkomgeving, niet gaat overschatten. Je gaat verder ook bedrijven moeten vinden die willen inzetten op tewerkstelling van personen met zwaardere handicaps/problematieken. Hoe gaan deze mensen op de (reguliere) werkvloer begeleid en ondersteund worden? Het risico bestaat dat bedrijven, verblind door premies allerhande, te gemakkelijk en onvoorbereid op avontuur zullen gaan met doelgroepwerknemers van maatwerkbedrijven. Op dit vlak blijven we pleiten voor het afsluiten van integratieprotocollen (naar Gents of Vlaams model). Dit om een vlotte integratie op de werkvloer te faciliteren en ervoor te zorgen dat er duidelijke afspraken zijn
Globaal zijn we wel blij met de hernieuwde focus op doorstroom. Doorstroom biedt kansen voor de betrokken werknemers. Kunnen werken in een reguliere job geeft een goed gevoel. Bovendien betaalt het meestal ook beter en blijkt het vaak belangrijk voor het zelfbeeld en de zelfwaardering van werknemers met een arbeidshandicap. Oppassen voor veralgemening blijft uiteraard ook hier de boodschap. Er zijn ook heel wat werknemers van maatwerkbedrijven die alle dagen enthousiast naar hun werk trekken en blij zijn met hun job daar.
signaleerd en dat er regelmatig moet worden geëvalueerd en bijgestuurd waar nodig. Het lijkt ons bijvoorbeeld essentieel dat er regelmatig overleg is met VDAB en dat er gezocht wordt naar werkbare oplossingen, bijvoorbeeld als het gaat over toeleiding en het bekendmaken van vacatures. Wij hebben bijvoorbeeld de ontwikkeling van het ICF-instrument mee gevolgd. Onze eerste indruk is dat er een instrument is gemaakt dat relatief eenvoudig is en goed toepasbaar. Voor personen met een arbeidshandicap blijft de inschaling lopen zoals vroeger. Dat is positief. Ook de evaluatie van de ondersteuning na vijf jaar vinden wij prima. Er is inderdaad nooit iets definitief, ook niet in een werksituatie. De cijfers van de herevaluatie van de VOP na vijf jaar wijzen in de richting van een verhoging, drie kwart van de betrokkenen gaat naar hetzelfde percentage of meer. We roepen de minister op om zo snel mogelijk meer duidelijkheid te scheppen, en vooral om binnen niet al te lange tijd, op termijn van één jaar bijvoorbeeld, te bekijken
Maar het slagen van het doorstroombeleid hangt samen met vele factoren. Denken we bijvoorbeeld aan de opmaak van een kwalitatief sterk POP (dat ook vertaald wordt naar concrete competentieversterkende acties op de werkvloer), aan een goede samenwerking tussen maatwerkbedrijven en externe ondersteunende diensten (bijvoorbeeld GTB en GOB’s), aan de bereidheid van maatwerkbedrijven om een aantal van hun beste krachten te laten gaan, aan een motiverende context en omgeving en goed doordachte procedures, aan een uitgesproken geloof en vertrouwen, aan het betrekken van het netwerk van de werknemers, aan een goede begeleiding tijdens de zoektocht naar een reguliere job en doorgedreven begeleiding op de reguliere werkvloer (jobcoaching), aan de bereidheid van reguliere bedrijven om loopbaankansen te geven aan personen met een arbeidshandicap,... Wat dit laatste betreft denken we dat overheden zeker een voorbeeldrol te spelen hebben, en dit zowel op lokaal, Vlaams en federaal niveau. WV: Er heerst nogal wat onrust over het maatwerkdecreet en het gebrek aan duidelijkheid hieromtrent. Delen jullie die bezorgdheid? “Het nieuwe en onbekende schrikt altijd wat af. Wij willen het maatwerkdecreet vooral zien als een nieuwe kans, een vat vol opportuniteiten voor personen met een arbeidshandicap … Het lijkt ons in elk geval duidelijk dat de knelpunten zo snel mogelijk moeten worden ge-
MEI 2015
25
› EXTERNE VISIE
WV: Hoe zien jullie de sector BW over 10 jaar onder dit nieuw regelgevend kader? We zien dat bepaalde beschutte werkplaatsen uitdrukkelijk zullen blijven inzetten op de “oorspronkelijke” doelgroep. Dat is geen foute keuze, maar de doelgroepen verschuiven en veranderen wel voortdurend. Meer psychische aandoeningen en chronische ziektes zullen de “doelgroep” van ondersteunende maatregelen wijzigen. En dan is het de vraag of je dat kan volhouden. Uiteindelijk moet er een relatie zijn tussen ondersteuningsnoden en financiering van de sociale economie.
KUNST- EN VLIEGWERK Ook de vakbonden volgen het maatwerkverhaal op de voet. WerkVormen ging praten met Patrick Vandenberghe en John Colpaert, federaal secre tarissen bij respectievelijk ACV en ABVV. Een overzicht van hun bezorgdheden.
Wat zeker moet bewaakt worden is dat de expertise rond de oorspronkelijke doelgroep verder moet worden gebruikt en ontwikkeld. Eén van de mogelijkheden zou kunnen zijn om die expertise in de reguliere sector in te zetten. Zodat er een band blijft tussen de knowhow en de betrokken doelgroepwerknemers.
of de doelstelling van het nieuwe decreet wordt gehaald. Bijsturen waar nodig en nagaan of er geen verdringing is van de zwakkere werknemers vinden wij belangrijk. Vrezen jullie een verdringing van de zwakke werk nemers onder de nieuwe regelgeving? In art 41 en volgende wordt de opmaak van een persoonlijk ontwikkelingsplan beschreven, met aandacht voor de generieke en technische competenties. Daar staan we zeker achter. Eindelijk wordt er vanuit de regelgeving ingezet op ontwikkeling van de betrokken werknemers. Uiteraard zal niet iedereen even snel en ver kunnen evolueren maar de voorziene aandacht voor professionele (en persoonlijke) ontplooiing kunnen wij alleen maar toejuichen. En als dit leidt tot het verwerven van de nodige competenties voor een job in het reguliere circuit: des te beter! Dit is wat ons betreft zeker niet het enige mogelijke voordeel van aandacht voor professionele ontplooiing. Als mensen dankzij hun POP in het maatwerkbedrijf zelf stappen vooruit kunnen zetten, ook al goed! De inschaling die voorzien is in het decreet heeft een veel te lange overgangsperiode. De loonpremie is anders dan voorheen, juist om zwakkere werknemers langer aan boord te houden. Maar wachten tot iedereen ingeschaald is in 2019 zal te laat komen.
26
WERK VORMEN
PATRICK VANDENBERGHE
WV: Als jullie even mogen dromen, los van budget taire en legislatieve beperkingen… Wat is de beste manier om de tewerkstelling voor mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt te stimuleren? Wat ons betreft vertrekken we van de competenties en passies van mensen en het voorzien van jobs op maat, in een optimaal aangepaste werkomgeving. En als daarvoor een stukje reorganisatie van taken en verantwoordelijkheden nodig zijn, so be it …
De bekommernissen van het ACV Indicering bedreigt tewerkstelling zwakke werknemers Patrick Vandenberghe, Federaal Secretaris ACV: “In het indiceringssysteem zoals dat nu voorligt wordt te weinig gedifferentieerd. Iedereen die zich aandient moet in 4 categorieën gepast worden. In combinatie met het maximumbudget, riskeert dit een verdringingseffect te hebben, waarbij de zwaksten uit de boot gaan vallen. Een aantal werkplaatsen zullen immers voor een optimale invulling van hun budget kiezen en zal in functie daarvan mensen aanwerven. Het beleid beweert dat het gereguleerd gaat worden en dat de VDAB als regulerende instantie zal optreden, maar ik acht ze daartoe niet in staat. Het ontbreekt hen daarvoor aan de knowhow en het personeel. Wij vragen dan ook dat de afstand tot de arbeidsmarkt op een objectieve manier gemeten wordt en dat dit vertaald wordt naar ondersteuning op maat, in plaats van mensen in een beperkt aantal vooraf afgebakende categorieën te stoppen.
Is het ultieme doel van een goed HR-beleid niet altijd al de optimale inzet van competenties geweest? Trek dit ook door als het gaat over de tewerkstelling van personen met een arbeidshandicap. Organiseer de tewerkstelling ook in een loopbaanperspectief. Dit geeft mogelijkheden voor verandering van job, zonder terecht te komen in het moeras van de uitkeringen. De “tussenperiodes” van leven van een uitkering moeten de uitzondering vormen. Maar dan is het ook nodig om mensen te laten werken vanuit hun mogelijkheden. En dan bedoelen we vooral dat bijvoorbeeld één uur werken ook een mogelijkheid moet zijn. We moeten weg van het idee dat er maar drie statuten zijn: nul uur werken, halftijds werken en voltijds werken. En daar kan de sociale economie echt wel een pioniersrol in spelen. Daarvoor moeten er wel nog hindernissen worden opgeruimd. Bijvoorbeeld de minimum arbeidsduur van een derde van een voltijdse job die is vastgelegd in de wetgeving.
Doorstroom bedreigt tewerkstelling zwakke werknemers PVDB: “Geen redelijk mens kan bezwaar hebben tegen het principe van doorstroom. Alleen… zit de industrie daarop te wachten? Bovendien gaat de overheid er vandaag cassant mee om. Eenmaal een werknemer doorge-
WV: Bedankt voor dit gesprek!
MEI 2015
de visie van ACV en ABV V
stroomd is naar het NEC, is er geen enkel engagement meer van de overheid. Terwijl de praktijk aantoont dat het bij de meeste mensen die doorstromen pas na verloop van tijd fout loopt. Moeten die mensen dan echt terug naar af? Bovendien legt de overheid vandaag targets op. Ik vrees dat de maatwerkbedrijven zich gaan organiseren op die targets en bewust mensen gaan aanwerven waarvan de kans reëel is dat ze kunnen doorstromen. Waardoor de zwakkeren niet meer aan de bak gaan geraken en zullen terechtkomen in arbeidszorg en/of onbetaald werk. Het is de rol van de overheid om die zwakste groep binnen de betaalde tewerkstelling te houden.”
Harmonisering cao’s PVDB: “Vandaag zitten er grote verschillen tussen de cao’s van BW en SW. Het beleid geeft aan dat ‘de sociale partners dit moeten regelen’. Maar dit zal een impact hebben naar de loonkost. Het beleid moet goed beseffen dat we geen sociale achteruitgang kunnen creëren! Bovendien is dit een issue dat op korte termijn moet geregeld worden.
Gebrek aan luisterbereidheid bij het kabinet Homans PVDB: “De filosofie achter het maatwerkdecreet is niet verkeerd, en het kabinet Van den Bossche heeft altijd goed begrepen dat de omzetting van de theoretische uitgangspunten naar de praktijk niet evident was en heeft daarbij ook oor gehad voor de noden en bekommernissen van de werkvloer. Bij het huidige kabinet ontbreekt het daaraan: niet alleen ontbreekt het er aan dossierkennis en beseft men te weinig wat de impact gaat zijn van de implementatie van deze regelgeving, er is ook een tekort aan luisterbereidheid. Men wuift de bezorgdheden die er zijn (onder andere naar verdringing van de zwakke werknemers) weg en belooft dat men zal monitoren en bijsturen waar nodig. Maar dat is een achteraf-verhaal. Ik vrees bovendien voor een stille evolutie, niet (direct) zichtbaar in de cijfers maar daarom niet minder reëel. Deze attitude creëert een onrust bij de BW, onrust die ook doorsijpelt naar de werkvloer: mensen vragen zich af wat de gevolgen gaan zijn voor hun job.
27
› EXTERNE VISIE
Gebrek aan partnerschap met de werkgevers PVDB: Ik stel vandaag vast dat werkgevers en vakbonden veel bezorgdheden delen, maar dat er geen gezamenlijke actie genomen wordt. Waarom stappen we niet samen naar pers en politiek om onze onrust duidelijk te maken? Wij zijn in deze een natuurlijke partner….
VOKA EN UNIZO OVER DE HERVORMING SOCIALE ECONOMIE
gebeuren. En dat gaat geld kosten. Maar wie gaat dat betalen? Vandaag is er geen garantie dat de overheid hiervoor middelen ter beschikking gaat stellen... “
Kunst- en vliegwerk
de visie van VO KA en UNIZ O
JC: “De nieuwe regelgeving werd ingevoerd op 1 april, hoewel er wetgevend én op het terrein nog ontzettend veel onduidelijkheden zijn… Wat ertoe leidt dat een aantal bedrijfsleiders paniekvoetbal aan het spelen is, met een sfeer van onzekerheid op de werkvloer tot gevolg. Het kabinet geeft nu de garantie dat er zal ingegrepen worden indien er problemen opduiken. Maar waarom lost men de problemen niet op voor ze zich stellen? Het is jammer dat men niet meer tijd genomen heeft om alles op voorhand grondig uit te werken en uit te denken.”
Instroom JOHN COLPAERT
De bekommernissen van het ABVV Beschikbaarheid financiële middelen John Colpaert, Federaal Secretaris ABVV: “Het kabinet van minister Homans heeft ons verzekerd dat de middelen voor sector BW en SW de eerste twee jaar constant zullen blijven. Maar wat gaat er over 2 jaar gebeuren? Het is van het grootste belang dat maatwerkbedrijven financieel krachtig genoeg blijven. Onvoldoende middelen zullen resulteren in een vermindering van het aantal werknemers. Onaanvaardbaar! Vanuit vakbondszijde zullen we dat nauw opvolgen, we kunnen niet dulden dat een gebrek aan middelen zou leiden tot ontslagen.
Harmonisering cao’s JC: “Vandaag hebben BW en SW verschillende cao’s met verschillende voorwaarden. Die cao’s moeten dus geharmoniseerd worden, maar daar staan we vandaag nog nergens mee. Wat onduidelijkheid creëert op de werkvloer. Je kan niet binnen 1 bedrijf werknemers binnen verschillende statuten hebben. In het belang van werkgever én werknemer roepen we dan ook op dit zo snel mogelijk in orde te maken. Harmonisering betekent bovendien dat er geen verliezers mogen zijn. De gelijkschakeling moet naar boven
28
WERK VORMEN
JORIS RENARD
SONJA TEUGHELS
JC: “Als er vacatures zijn, moet de VDAB tijdig mensen kunnen aanleveren. Ons inzien is de VDAB daar momenteel niet klaar voor…. Ik richt bij deze dan ook graag een oproep naar de VDAB: zet spoed achter de ontwikkeling van een indiceringssysteem. Mensen die kunnen werken, moeten immers ook de mogelijkheid krijgen om te werken. Momenteel is dat nog niet het geval!”
Senior Adviseur Arbeidsmarkt VOKA
UNIZO Adviseur arbeidsmarktbeleid & beroepsopleiding
Doorstroom JC: “Principieel hebben we geen probleem met doorstroom. Maar wat betekent het in de praktijk? Onze grootste bezorgdheid is dat mensen gaan verplicht worden om door te stromen, terwijl een heel aantal mensen dat niet willen en/of kunnen. Er is vandaag geen enkele garantie dat tewerkstelling in het NEC gegarandeerd is, laat staan dat de nodige begeleiding en omkadering daar voorzien is. Wij vragen dan ook dat er een terugkeergarantie komt: het kan niet de bedoeling zijn dat mensen op invaliditeit of werkloosheid vallen als de stap naar een regulier bedrijf mislukt. Bovendien moeten de betrokkenen inspraak krijgen. Men moet rekening houden met de noden en wensen van de werknemers.”
Verdringing zwakke werknemers
Monitoring vereist
Drie uitdagingen
Vanaf 1 april is de hervorming van de sociale economie een feit. We hebben voortaan een pijler voor maatwerk voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt alsook één voor de lokale diensten waarop we hier niet verder ingaan. Aan die stap ging een lange voorbereiding en beleidsvorming vooraf die een decreet, uitvoeringsbesluit en ministerieel besluit later een nieuw tijdperk moet inluiden. Voka heeft de totstandkoming van dit beleid mee gestuurd en gesteund op basis van een aantal principes die we hanteren als toetssteen voor latere opvolging en evaluatie:
De relatie tussen UNIZO en beschutte werkplaatsen, en bij uitbreiding de sociale economie, is een complex verhaal. Voor onze ondernemers is er een dunne lijn tussen deloyale concurrentie en het probleem dat niet iedereen rechtstreeks aan de slag kan binnen het normaal economisch circuit (NEC). UNIZO wil alvast benadrukken dat het het bestaan en de bestaansredenen van sociale economie initiatieven niet in vraag stelt. UNIZO ziet op dit moment drie uitdagingen voor de sociale economie.
Een gelijke financiering van de doelgroepwerknemer, ongeacht zijn plaats van tewerkstelling; • Ontwikkeling van nieuwe werkvormen en activiteiten binnen de sociale economie en dus meer win-win voor reguliere en sociale economie
JC: “Wij vrezen dat het systeem tot een verdringing van de zwakken kan/gaat leiden…. Als het voor de werkgever financieel interessanter is om een sterke werk nemer aan te werven, zal hij niet aarzelen. Wij gaan er als vakbonden over waken dat ook de zwakken nog aan de bak geraken!”
MEI 2015
Doorstroom: noodzakelijk kwaad of opportuniteit? Het nieuwe maatwerkdecreet, maar ook het beleid in het algemeen wil meer focus leggen op doorstroom naar het NEC. Beschutte werkplaatsen bieden veel kansen aan personen die om welke reden dan ook (tijdelijk) niet binnen het NEC terecht kunnen. De doorgedreven focus op
29
den alsook het variabel karakter (dat fluctueert ifv het profiel van de doelgroepwerknemers) zullen er wellicht weinig ondernemingen zijn uit de reguliere sector die deze handschoen zullen opnemen. Het zou veel beter zijn om de begeleiding flexibel te laten organiseren waarbij expertise en begeleiding van maatwerkbedrijven kan ingezet worden in maatwerk afdelingen. Dit gebeurt nu reeds via enclave maar zou ook mogelijk moeten kunnen zijn voor maatwerk afdelingen. Een soepelere hantering van de uitgangspunten zou de creatie van nieuwe werkvormen en meer samenwerking tussen sociale en reguliere economie moeten kunnen mogelijk maken. We v rezen dat hiervoor het kader niet soepel genoeg is. A lleszins willen we wel onderstrepen dat samenwerking in de vorm van enclave of andere essentieel is gezien op die manier heel wat arbeid in productieof arbeidsintensieve sectoren hier kan blijven.
3 Waar het eerste principe een twijfelachtige uitvoe-
• Realisatie van meer doorstoom uit de sociale economie naar het reguliere circuit • Professionalisering binnen de sociale economie
1 Het eerste principe wordt door de nieuwe regelgeving
niet geheel gerealiseerd. Het decreet bepaalt dat voor de erkenning van maatwerkafdelingen, er minimaal 5 VTE’s in dienst moeten zijn (eventueel te realiseren binnen de 2 jaar na opstart). Voor diverse kleine ondernemingen zal deze drempel mogelijks te hoog liggen waardoor de instap van de reguliere economie in de sociale economie wellicht laag zal blijven. Het uitblijven van evenwaardige ondersteuning voor minder dan 5 VTE’s breekt met het principe van gelijke financiering, ongeacht de plaats van tewerkstelling en ongeacht de omvang van de groep doelgroepwerknemers.
2 Niet enkel de 5 VTE’s vormen hierin een barrière
maar ook het zelf voorzien in de nodige begeleiding is verre van evident. Voor Voka is het duidelijk dat er begeleiding moet zijn maar gelet op de uitvoerige omschrijving van wat die begeleiding moet inhou-
30
WERK VORMEN
doorstroom zorgt ervoor dat er (nog) sterker dient te worden ingezet op een goede omkadering gedurende het traject. Onder meer het aanleren van competenties gedurende dit traject zal een goede basis moeten vormen om nadien de overstap te kunnen maken naar het NEC. Doorstroom mag niet enkel beperkt blijven tot werknemerschap, maar kan ook gaan naar ondernemerschap. In 2013 werkten in de beschutte werkplaatsen 20.348 werknemers. Spijtig genoeg zijn er dat jaar slechts 30 werknemers doorgestroomd naar het NEC. We zien ook dat dit cijfer de laatste jaren enorm is achteruit gegaan. Het kan niet zijn dat binnen deze grote groep werknemers slechts 30 werknemers de overstap kunnen maken naar het NEC. Door de versterkte focus, komen ook de lange wachtrijen voor een plaatsje bij beschutte werkplaatsen in het vizier. Door meer roulatie te brengen binnen de sociale economie kunnen hopelijk de lange wachtrijen eindelijk aangepakt worden, waardoor meer mensen de kans krijgen op een plaatsje binnen sociale economie, om zo hopelijk een doorstart te kunnen maken. Doorstroom wordt op dat moment een opportuniteit! Maar hoe kunnen we ervoor zorgen dat deze werknemers op het punt komen om de doorstart te kunnen maken?
ring kent, is het derde principe wel duidelijk aangezet in de regelgeving. Er wordt ingezet op doorstroom en doorstroomobjectieven via screening en evaluatie door VDAB. Vanuit Voka hebben we dit steeds mee onderschreven omdat op die manier nieuwe plaatsen vrijkomen voor nieuwe doelgroepen die zich aandienen. Als beheerder van VDAB zullen we erover waken dat dit vlot loopt en rekenen we alleszins op de realisatie van meer doorstroom dan vandaag. Uiteraard kan dit ook maar slagen als het eerste principe is ingevuld, nl. een evenwaardige ondersteuning voor ondernemingen die deze mensen aanwerven. Niet enkel in termen van loonpremie maar ook in termen van soepele, klantgerichte begeleiding die wordt aangeboden aan deze nieuwe werkgevers. De geplande uitbreiding van het toepassingsgebied van de Vlaamse OndersteuningsPremie is wat dat betreft al een stap in de goede richting maar wellicht niet voldoende.
4 We onderschrijven de geplande schaalvergroting en
daarmee ook de nodige basis voor professionalisering in de sector. Naar analogie met andere tewerkstellingsinstrumenten menen we dat er een minimale schaal en omvang moet zijn om bepaalde investeringen te laten renderen zonder evenwel in te boeten op kwaliteit.
Samengevat, het nieuwe maatwerkdecreet met uitvoering bevat veel goede elementen maar vraagt een nauwgezette monitoring om te bewaken of bovenstaande principes daadwerkelijk worden gerealiseerd.
MEI 2015
Maatwerkafdeling en reguliere bedrijven, hoe zal dit werken? Even een korte schets, volgens de laatste cijfers (september 2014) van de RSZ, zijn er in de private sector meer dan 216.000 bedrijven actief. Een groot potentieel, zou je dan zeggen. Bijna 147.000 daarvan hebben 1 tot 5 werknemers, 32.500 bedrijven hebben 5 tot 9 werknemers en 18.250 bedrijven stellen 10-19 werk nemers tewerk. Samen goed voor meer dan 90% van de bedrijven. De verscholen uitdaging voor ondernemers zit erin dat ze voor een erkenning maatwerkaf deling, minstens 5 VTE’s tewerk moeten stellen, wat overeenkomt met ongeveer 7 à 8 werknemers. De vraag die dan natuurlijk komt is: Hoe kunnen de KMO’s hieraan voldoen? Is het minimumaantal VTE’s niet de doodsteek voor ondernemers die zich willen engageren om de doelgroep tewerk te stellen?
Deloyale concurrentie, waar ligt het probleem? De leefwerelden van ondernemers en sociale economie initiatieven verschillen enorm. Vaak kruisen de wegen van deze verschillende ondernemingen zich niet, maar toch… Niemand zal ontkennen dat de beschutte werkplaatsen zinvol zijn. Wanneer wordt het een probleem? Wanneer initiatieven uit de sociale economie de marktwerking verstoren, omdat zij hun afzetmarkt willen vergroten. Het voelt voor ondernemers als een bedreiging. Het is voor ondernemers niet eenvoudig als ze op twee fronten een concurrentiestrijd dienen te voeren. Begrijp me niet verkeerd, concurrentie is positief, maar niet als er met ongelijke wapen wordt gestreden. Ik verklaar me nader, het kan niet zijn dat sociale economie initiatieven, met subsidies en lastenverlagingen, onder de gangbare kostprijs opdrachten binnenhalen, in bijvoorbeeld de groensector. Dit kan en mag het opzet niet zijn. Onder meer de beschutte werkplaatsen moeten ervoor zorgen dat de competentiegap wordt gedicht en dat doorstroom gerealiseerd kan worden naar het NEC, niet dat de marktwerking wordt verstoord. De vraag die zich opdringt is: hoe kunnen we voorkomen dat ondernemers zich bedreigd voelen door sociale economie initiatieven en tegelijkertijd dat deze initiatieven een doorstart kunnen bieden voor een grote groep werknemers of ondernemers in spe? UNIZO tracht alvast via Jobkanaal ondernemers warm te maken om personen uit de verschillende doelgroepen een kans te bieden op de werkvloer.”
31
› EXTERNE VISIE
NAAR MEER INCLUSIE Beschutte werkplaatsen werken traditiegetrouw nauw samen met het BuSO. WerkVormen was nieuwsgierig naar hun visie op maatwerk en trok naar de Guimardstraat voor een gesprek met de vertegenwoordigers van de drie onderwijskoepels: Willy Claes, pedagogisch adviseur en coördinator VVKBuO, Joke Pauwels, hoofdadviseur BuO GO!, en Karine Stes, pedagogisch adviseur BuSO voor OVSG.
de visie van de onder w ijskoepels
Natuurlijk zijn er ook nog werkpunten. Sommige partners zijn nog onvoldoende gekend, de mogelijkheden worden niet altijd optimaal benut. In dat opzicht is het bijvoorbeeld zeer spijtig dat maatwerk niet meer voorziet in de mogelijkheid tot subsidiëring van BuSO-leerlingen wanneer zij vakantiejob doen in een maatwerkbedrijf. Ook leerlingen met specifieke onderwijsbehoeften moeten kansen krijgen om vakantiewerk te doen zoals iedereen. Naast een duidelijke onderwijstaak, krijgen scholen ook een steeds grotere zorgtaak. Leerkrachten en teams krijgen daardoor soms verantwoordelijkheden toegeschoven die behoorlijk zwaar kunnen worden. Er is nood aan ondersteuning en financiële middelen. Ten slotte hebben de scholen vandaag onvoldoende aangepaste infrastructuur om te kunnen inspelen op de nieuwe verwachtingen van de arbeidsmarkt.
WILLY CLAES
32
JOKE PAUWELS
KARINE STES
WV: Op 1 april treedt het maatwerkdecreet in werking. Wat gaat dit volgens jullie betekenen voor de tewerkstelling van personen met een handicap? Op korte termijn en op lange termijn? Dat is zeer moeilijk in te schatten. We hopen dat het decreet zal doen waarvoor het in de eerste plaats is bedoeld, namelijk het creëren van extra kansen en mogelijkheden voor jongeren met een beperking om aan de slag te kunnen op de arbeidsmarkt. Op lange termijn zou het ook mogelijkheden kunnen bieden om doelgroepwerknemers sneller toe te leiden naar de sociale tewerkstelling. Een “warme” overdracht moet nu ook mogelijk zijn naar de arbeidsplaatsen die hier voorhanden zijn. Het is belangrijk dat ook zwakkere werknemers voldoende kansen blijven hebben, bijvoorbeeld zwakkere leerlingen uit opleidingsvorm 2.
continuïteit van begeleiding verzekert, blijft zeer belangrijk. Belangrijk is een goede samenwerking tussen onderwijs en VDAB-GTB reeds tijdens de schoolperiode. Regelgevend pleiten we ten slotte voor meer mogelijkheden om de alternering onderwijs-arbeid mogelijk te maken.
WV: Welke gevolgen zien jullie voor de aansluiting van onderwijs naar arbeidsmarkt? Wat zijn de aandachtspunten? De overgang van school naar tewerkstelling vraagt specifieke begeleiding. Binnen de OV2 werkt men niet enkel met de leerling, maar met de gehele context. Het uitbouwen van een zorgnetwerk rond elke leerling dat de
Er wordt ook al veel aandacht besteed aan overgangstrajecten. Men zorgt voor een “warme overdracht”. Informatiedeling in functie van leerlingen is voor vele scholen en partners in dit traject vanzelfsprekend geworden. Leerlingen en ouders worden bovendien ook actief betrokken in het uittekenen van hun toekomst. Men werkt niet meer boven het hoofd van de doelgroep.
WERK VORMEN
WV: Hoe verloopt de overgang van de schoolbank naar de werkvloer vandaag voor leerlingen met een beperking? Wat loopt goed en wat loopt minder goed? Er wordt vandaag al heel veel “op maat” gewerkt. Scholen stellen zich vaak zeer flexibel op en creëren een netwerk rond leerlingen dat hen ook verzekert van zorg en begeleiding nadat ze de schoolse omgeving hebben verlaten. Er worden sterke partnerschappen en netwerken uitgebouwd. De regionale samenwerking met GTB is hiervan een goed voorbeeld.
WV: Wat kan het onderwijs vandaag doen om leerlingen met een beperking beter voor te bereiden op de arbeidsmarkt? Leerlingen hebben nood aan functionele tools en vaardigheden om deel te kunnen nemen aan onze “producerende” maatschappij. Het onderwijsveld dient zich te realiseren dat “de lat hoger leggen” niet enkel inhoudt dat de overdracht van kennis en vaardigheden gegarandeerd blijft, maar dat wij door het verlenen van zorgzaam en kwaliteitsvol onderwijs de taak hebben om jongeren competenties bij te brengen die hen helpen zich staande te houden in een brede maatschappelijke context. Onderwijs speelt zich niet enkel af in het klaslokaal, maar in een veel ruimere omgeving. Naar concrete acties denken we aan samenwerking met VDAB/GTB, gerichter ontwikkelen van sociale- en arbeidsvaardigheden in samenwerking met de arbeidswereld (vb een gezamenlijk POP), organiseren van gezamenlijke infomomenten voor ouders, CLB, ... WV: Wat kunnen de maatwerkbedrijven (nog) beter doen om de overgang te faciliteren? Communicatie lijkt hier een sleutelwoord. “Onbekend is onbemind”: scholen zouden bedrijven moeten leren kennen en omgekeerd. We moeten in een open dialoog, met respect voor elkaars eigenheid en autonomie trajecten voor jongeren uitwerken. Zo worden “beschermend en maatwerk” niet langer synoniem voor de beperking, maar kunnen ze staan voor “kansen en mogelijkheden” voor alle betrokkenen. Via geregeld overleg (bestaande stuurgroep onderwijs-BW verder uitbouwen) uitwerken van studiedagen, informatiebrochures, gezamenlijke beleidsvoorstellen enz...Het is belangrijk dat deze werking regionaal voldoende wordt ondersteund.
MEI 2015
WV: Ook het onderwijs staat voor grote veranderingen met de invoering van het M-decreet. Wat houdt dit decreet precies in en wat zijn de bekommernissen vandaag? Het M-decreet bepaalt het recht van elke leerling om binnen onze reguliere onderwijscontext onderwijs te kunnen volgen dat aansluit bij zijn of haar onderwijsbehoefte. Dit betekent dat ook kinderen en jongeren met een beperking les moeten kunnen volgen in een “gewone” klas. Natuurlijk hebben alle leerlingen recht op een zo kwaliteitsvol mogelijk onderwijsaanbod, maar anderzijds moeten we ook het recht op buitengewoon onderwijs blijven garanderen. Het welbevinden van jongeren heeft de laatste jaren veel aandacht gekregen, het is belangrijk om dat ook in dit verhaal te blijven bewaken. We moeten ervoor opletten dat het recht op een plaats in een reguliere klas geen metafoor wordt voor het hardnekkig vasthouden aan strategieën en onderwijsmethodes die misschien niet haalbaar zijn. En zal een jongere met een beperking het niet als “falen” ervaren als hij merkt dat hij niet dezelfde doelen kan bereiken als zijn leeftijdsgenoten? WV: Wat zijn de belangrijkste gevolgen voor BuSoonderwijs en voor leerlingen met een handicap? De invoering van het type basisaanbod binnen opleidingsvorm 3 zal ook gevolgen hebben voor de instroom van leerlingen binnen OV-opleidingsvorm 2. De IQ grens van 60 (los van het betrouwbaarheidsinterval) zal ervoor zorgen dat een aantal leerlingen niet meer terecht kunnen in opleidingsvorm 2 ifv voorbereiding op een beschermde tewerkstelling. Deze leerlingen worden dan in OV 3 opgeleid naar de reguliere arbeidsmarkt. We stellen ons de vraag indien dit niet lukt in OV 3 of deze leerlingen dan terug komen naar OV 2 met alle gevolgen van dien. WV: Wat zijn de implicaties van dit decreet voor de sector BW en voor de doorstroom van onderwijs naar arbeidsmarkt? Het onderwijssysteem heeft een zeer belangrijke voorbeeldfunctie als maatschappelijk model voor inclusie. Het is niet duidelijk of ook de arbeidsmarkt daarvoor reeds klaar is. De vrees dat personen met een beperking het alsmaar moeilijker zullen krijgen om door te stromen naar de arbeidsmarkt is niet helemaal uit de lucht gegrepen. Reguliere werkgevers zijn niet altijd bereid of in de mogelijkheid om nog meer extra inspanningen te leveren om deze doelgroep op te nemen. De economische context en spelregels zijn hard voor alle betrokkenen en zullen hun impact blijven hebben. De werkplaatsen zullen hierop moeten inspelen door nog meer zorg te bieden aan hun zwakke doelgroep, terwijl ze zich ook staande moeten houden in een steeds meer concurrerende omgeving.
33
› PORTRET
Afwisseling en gemoedelijkheid Valerie: Het is hier dan ook leuk werken. Kleinschalig, afwisselend werk, leuke collega’s, vrijheid,… Arcotec was ook een goede werkplek, maar je zit er toch meer in een fabriekscontext. Het atelier was drukker en het werk was er eentoniger. Hier ben ik ook altijd aan het poetsen, maar toch zit er variatie in. We poetsen de kamers, het restaurant, de vergaderzalen, de bar, de toiletten,… Als het heel druk is in het restaurant, spring ik ook in om op te dienen. Ook wel eens leuk! (lacht) Linda: Opdienen is niks voor mij, maar de variatie hier is een feit. Ik help af en toe met de afwas in de keuken, als het daar te druk is. De was en de strijk van de lakens en tafellakens. Poetsen. Het werk is gewoon anders van aard. Het tempo ligt toch wat lager hier. En het zit hem ook in andere dingen. In Arcotec namen we bijvoorbeeld collectief verlof, hier kun je zelf meer je verlof inplannen. Op een of andere manier ervaar ik hier ook meer vrijheid, hier kan ik meer zelf mijn dag indelen en organiseren. Valerie: De sfeer is hier familialer. In Aroctec maakte de context dat de omgang met de collega’s automatisch wat anders was. Iedereen achter zijn machine, dat geeft minder de gelegenheid om te praten. Terwijl de werkcontext hier meer uitnodigt tot een babbel tussendoor. Ik voel mij hier dan ook beter op mijn plaats.
LIEFDE OP HET EERSTE GEZICHT Iedereen heeft de mond vol over maatwerk en de rugzak waarmee doelgroepwerknemers vrij hun werkplek kunnen kiezen. Maar wat betekent tewerkstelling in BW of SW echt voor de werknemers? We trokken naar ’t Roodhof in Brugge en vroegen het de werknemers zelf.
Thuiskomen Valerie: Op school heb ik textiel gestudeerd, daarna heb ik een aantal jaar in een fabriek gewerkt en ten slotte ben ik bij Arcotec beland. Daar werkte ik op de afdeling Metaal, ik was er ‘uitlasser’. We maakten er rekjes en dergelijke. Ik werkte daar halftijds, op een bepaald moment wou ik graag 4/5de gaan werken. Omdat er toen nogal wat economische werkloosheid was in de werkplaats, was het daar niet mogelijk. De sociale dienst heeft mij toen voorgesteld om hier in ’t Roodhof te komen poetsen. Ik ben hier begonnen met een stage, en ondertussen – 2 jaar later – zit ik hier nog!
34
WERK VORMEN
Linda: Eenzelfde verhaal bij mij. Ik ben mijn beroepsleven begonnen met een aantal interims, waarna ik een aantal jaren in de beschutte werkplaats in Oostende heb gewerkt. Dat was voor mij echter niet bij de deur, dus na een aantal jaar ben ik in Arcotec gaan werken. Eerst in een enclave bij Philips als aanvoerster, daarna bij de poetsdienst. Best afwisselend: soms zat ik bij Arcotec zelf, soms ging ik in enclave poetsen bij andere bedrijven. Op een bepaald moment zocht de sociale dienst mensen om een opleiding van 3 maanden te komen volgen hier in ’t Roodhof. En ook ik ben hier gebleven…
Linda: Dat klopt! Valerie en ik poetsen bijna altijd samen, wij kennen elkaar ondertussen heel goed. Ik zie ’s morgens meteen als zij een mindere dag heeft. Ook met mijn andere collega’s heb ik een goede band. Dat draagt bij tot het werkplezier. Bovendien heb ik geen ‘zittend gat’, ik loop graag rond.
Valerie: Ik begin mijn dag altijd met het poetsen van de toiletten en de gang, waarna we de ontbijtboel opruimen in het restaurant. Daarna poetsen we de kamers van de klanten die vertrekken. Er is altijd iemand in de buurt om de kamers te controleren, maar we doen ons werk zelfstandig. Je zou denken, werken in een hotel, dat is avond- en weekendwerk. Maar ik werk ook gewoon van 9u tot 17u30. En zomer en winter, dat maakt hier ook niet zoveel verschil. Werk is er altijd genoeg. In de winter, als er wat minder kamers verhuurd zijn, nemen we dan eens de tijd voor een grote schoonmaak en om wat dingen te poetsen waar we anders niet aan toe komen. De dagen dat er veel werk is, vind ik trouwens het leukste. Linda: Ik begin ook om 9 uur te werken. Althans hier, want dan heb ik natuurlijk al mijn drie kinderen gereed gemaakt en naar school gebracht (lacht). Ik werk 1 weekend per maand. Gelukkig vangt mijn echtgenoot dan de kinderen op, en we recupereren die dagen dan ook in de week. Dus op die manier is dat wel te doen. Ik heb mijn echtgenoot trouwens leren kennen bij Arcotec. Liefde op het eerste gezicht! Zo zie je maar, werken is echt niet saai! (lacht)
Toekomst Valerie: Ik ben niet echt bezig met de lange termijn, maar ik wil direct tekenen om hier over 10 jaar nog te werken. Het is hier leuk! Linda: Idem dito! Er wordt nu veel gesproken over gaan werken in een regulier bedrijf, maar dat zou toch te zwaar zijn denk ik. Ik heb bijvoorbeeld geregeld last van mijn voet. Hier wordt daar rekening mee gehouden.
Roodhof: Roodhof is een hotel in Brugge. Er zijn 17 kamers. Er worden 37 mensen tewerkgesteld, waarvan 33 personen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Arcotec: Met meer dan 400 werknemers de grootste toeleverancier van de regio Brugge. Arcotec is gespecialiseerd in alle mogelijke metaaldraadtoepassingen, bloemen- en preidraad, tampondruk, grafische afwerking, montage van o.a. elektronica onderdelen, verpakken van voeding, vormen van verpakkingen allerhande, … Arcotec beschikt ook over een professionele groendienst en een team van schilders. Arcotec heeft zijn eigen kwaliteitslabel voor handgepelde garnalen “North Sea deluxe” en een project om TLlampen energiebesparend te maken : “Greenfox”.
MEI 2015
35
Verantwoordelijke uitgever: Clement De Meersman Uitgave: Groep Maatwerk Goossensvest 34 3300 Tienen Tel. 016/82 76 40 Fax: 016/82 76 39 36
WERK VORMEN