Atelier Cultuurmanagement en culturele economie
Annick Schramme (voorzitter), Franky Devos (ondervoorzitter) Peter Jolling (secretaris) Dirk De Corte, Filip Vermeylen, Geert Joris, Gunther Broucke, Hans Everaert, Jan Timmermans, Jo Libeer, Johan Thielemans, Julie Vanden Broucke, Katia Segers, Lies Daenen, Liesbeth De Jonghe, Luc Delrue, Marc Steens, Miek De Kepper, Pascal Cools, Peter Leyder, Sam Eggermont, Stef Coninx, Stefaan De Ruyck, tijn Maes, Wanda D'Hanis (leden), Jan Vermassen (waarnemer kabinet Schauvliege) en Filip Libin (projectleider)
Brussel, 10 mei 2010
Inhoudstafel SITUERING - TOEKOMSTVISIE..................................................................... - 3 STRATEGISCHE LANGE TERMIJN DOELSTELLING .................................. - 4 DOORBRAKEN VOOR 2020 .......................................................................... - 4 Doorbraak 1 Een nieuwe en dynamische Vlaamse cultuurbeleidsvisie..................................- 5 Doorbraak 2 Het stimuleren van creativiteit en ondernemerschap via onderwijs................- 7 Doorbraak 3 Ondernemerschap en management zijn een basisattitude binnen de culturele sector........................................................................................................................................................- 8 Doorbraak 4 Een geïntegreerd Vlaams beleid voor de culturele en creatieve industrie...- 10 Doorbraak 5 Uitwisseling van knowhow tussen publieke en private sector met als doel elkaar te versterken en aandacht voor de ‘derde weg’.............................................................. - 11 -
Atelier Cultuurmanagement en culturele economie
-2-
Situering - toekomstvisie De aandacht voor het thema cultuur en economie is ingegeven door de volgende maatschappelijke ontwikkelingen:
De bezorgdheid voor het behoud van de culturele diversiteit in een globaliserende wereldeconomie. Als kleiner taalgebied met een beperkte binnenlandse afzetmarkt dreigt Vlaanderen immers overspoeld te worden door buitenlandse cultuurproducten. De Unesco heeft zich met de goedkeuring van de Conventie Culturele Diversiteit in 2005 opgeworpen als de verdediger van de culturele diversiteit. Daarin wordt gepleit voor het behoud van overheidssteun inzake cultuur om een divers en rijk cultureel aanbod te blijven garanderen.
Parallel met de uitbouw van de sociale welvaartsstaat werd vanaf de jaren zestig ook voor de culturele sector een systeem van subsidies uitgebouwd, enerzijds voor de spreiding van cultuur en anderzijds voor de creatie van kunst en de zorg voor het cultureel erfgoed. Hierdoor is de zorg voor kunst en cultuur stilaan overgenomen door de overheid en is het particulier initiatief meer op de achtergrond geraakt. Deze overheidssteun heeft er mede voor gezorgd dat kunst en cultuur toegankelijk werden voor een breder publiek. Tegelijkertijd is het cultureel aanbod enorm toegenomen en zorgen heel wat Vlaamse kunstenaars voor een sterke internationale uitstraling van Vlaanderen. Niettegenstaande het belang en het succes van de kunstensector blijven er vragen rond de legitimiteit van de gesubsidieerde cultuur. Om het maatschappelijk en financieel draagvlak voor cultuur op lange termijn te garanderen, dient o.a. gezocht te worden naar gemengde vormen van financiering (privaat-publiek) zonder daarmee aan de fundamenten van het systeem zelf te raken, met name het voorzien van een divers en kwaliteitsvol aanbod met ruimte voor experiment en vernieuwing en dit voor een zo breed mogelijk publiek en binnen een internationaal perspectief.
De huidige financiële crisis en de bijhorende besparingen kunnen hoogstens een aanleiding zijn om het economisch denken in de culturele sector te stimuleren. Deze denkoefening gaat echter verder en dieper. Het gaat over de versterking van het maatschappelijk en financieel draagvlak van cultuur voor de lange termijn.
Hiervoor is het ook nodig dat de culturele sector en het beleid voortdurend reflecteren over en inspelen op nieuwe maatschappelijke uitdagingen. Zo is er de stijgende aandacht voor de creatieve en culturele industrieën, die gekenmerkt wordt door innovatie; een toenemend aanbod en een groeiende vrijetijdsindustrie, waardoor de strijd om de vrije tijd toeneemt; een wijzigend consumptiepatroon dat eerder onvoorspelbaar is en waarbij gezapt wordt tussen de diverse cultuurvormen. Technologische veranderingen schudden dan weer de klassieke economische waardeketen door elkaar. De vraag is hoe de culturele sector en het beleid op deze nieuwe ontwikkelingen kunnen inspelen?
Het proces van de-industrialisatie in Europa is al een tijdje bezig. De voorbije dertig jaar verminderde de werkgelegenheid in de traditionele industrie in ons land met 300.000 banen. Daartegenover heeft de sector van de creatieve en culturele industrie nog groeipotentieel (‘new economy’). Ze genereert momenteel in België -volgens een studie in opdracht van Arthena- een omzet van meer dan 32 miljard euro, dat is 2,9% van het BBP, en ze stelt meer dan 90.000 mensen te werk. Cultuur biedt als leverancier van creativiteit en symbolische content een concurrentieel voordeel. De Vlaamse Raad voor Wetenschap en Innovatie verwijst in haar
Atelier Cultuurmanagement en culturele economie
-3-
memorandum 2009-2014 naar het potentieel van de culturele industrieën: ‘de rol van de culturele en creatieve sector (bvb. kunst, mode, film, muziek, pers, literatuur, design, productontwikkeling, architectuur, reclame, gaming en audiovisuele media) in de dynamische kennisgedreven economie wordt op dit ogenblik onderschat. Een recent VN-rapport (april 2008) toont voor het eerst aan dat de creatieve sector een belangrijke groeisector is en dat België daarin wereldwijd op een negende plaats staat’. (‘Duurzame welvaart en welzijn door wetenschap en innovatie’, 2009-2014, p. 24)
Nood aan een sterkere professionalisering/deskundigheidsbevordering. Wil de culturele en creatieve sector verder kunnen ontwikkelen zijn een sterkere professionalisering op management vlak, nieuwe competenties en andere vormen van financiering noodzakelijk. Noch de regelgeving, noch het onderwijs zijn hier voldoende op afgestemd. Ook het beleid dient gelijke tred te houden met de hogere professionele eisen van de sector.
In deze nota wordt de culturele sector in zijn volle breedte bedoeld: kunsten en erfgoed, sociaal-cultureel werk, cultuurcentra en bibliotheken, alsook de creatieve en culturele industrieën. Er wordt bewust geen onderscheid gemaakt tussen de profit en de non-profit sector. De aanbevelingen die vervat zitten in deze nota zijn zowel gericht aan de overheid als aan de sector. Daarom is het noodzakelijk dat voor de realisatie/implementatie ervan, een meer duurzaam platform met vertegenwoordigers van beiden wordt opgericht dat de uitwerking van de voorstellen op zich neemt en verder begeleidt.
Strategische lange termijn doelstelling ‘In 2020 bestaat binnen de culturele sector een openheid voor meer management en ondernemerschap en -vice versa- is er bij het bedrijfsleven meer aandacht voor cultuur, creativiteit en diverse vormen van innovatie. Deze wederzijdse positieve attitude leidt tot een rijk, divers en complementair aanbod, een efficiënt en duurzaam beheer en een versterking van het maatschappelijk en financieel draagvlak voor cultuur. De culturele en creatieve industrie in Vlaanderen wordt gewaardeerd als een economisch competitieve sector die hoogwaardige culturele producten ontwikkelt en verspreidt en die beleidsmatig wordt gesteund in haar verdere (internationale) groei en ontwikkeling. Ondertussen blijft men erkennen dat bepaalde vormen van cultuur gericht zijn op sociale en maatschappelijke doeleinden.’
Doorbraken voor 2020 Doorbraken: hoe deze toekomstvisie realiseren Acties: een bijschrijving van de acties die volgens het atelier noodzakelijk zijn voor de realisatie van de vijf doorbraken. De lijst bevat zowel acties die door het beleid als acties die door de sector moeten uitgewerkt worden. Deze acties werden geformuleerd vanuit een geïntegreerde visie en vragen dan ook om een planmatige uitvoering. Het atelier benadrukt het belang van een georganiseerde opvolging en verdere uitwerking van deze voorstellen door de sector in overleg met de beleidsverantwoordelijken en op basis van een concreet tijdspad.
Atelier Cultuurmanagement en culturele economie
-4-
Doorbraak 1 Een nieuwe en dynamische Vlaamse cultuurbeleidsvisie Gewenste situatie De omstandigheden waarin de culturele sector actief is, wijzigen voortdurend en vragen van de organisaties een continue reflectie over haar doelstellingen en werkwijzen. Het overheidsbeleid dient deze evoluties mee te volgen en de sector hierin te begeleiden. Dit gegeven vraagt om een nieuwe visie die een dynamisch ontwikkelingsbeleid voor de culturele sector in Vlaanderen formuleert, over de grenzen van de artistieke sector en het culturele beleidsinstrumentarium kijkt en openingen maakt naar de beleidsdomeinen innovatie, economie, technologie en onderwijs. Bij deze visievorming dient ook het Vlaamse beleid afgestemd te worden op het beleid van de Europese, regionale en lokale overheden. Er is nood aan een fundamenteel herdenken van het cultuurbeleid zodat bestaande en nieuwe instrumenten gecombineerd kunnen worden.
Acties Een dynamisch ontwikkelingsbeleid voor de culturele sector in Vlaanderen Indien de Vlaamse overheid de sector wil stimuleren tot meer eigen middelen en gemengde financiering dan moet hier een duidelijk kader aan de grondslag liggen. De doelstellingen per sector moeten in kaart gebracht worden om hier vervolgens het gepaste instrumentarium op in te zetten.
1. Op Vlaams niveau dient bepaald te worden wat essentieel is om structureel ondersteund te worden en wat er mogelijk is met projectmiddelen. Het definiëren van deze “culturele basisinfrastructuur” is gebaseerd op een helder zakelijk inzicht van wat deze organisaties nodig hebben om een basiswerking te garanderen en dit in overeenstemming met hun doelstellingen. Alle bijkomende initiatieven kunnen gerealiseerd worden via projectsubsidies of via middelen die zelf uit de markt gehaald worden. 2. Dit ontwikkelingsbeleid vraagt ook om een subsidiebeleid dat ondernemerschap stimuleert in plaats van afremt. Het huidige subsidiebeleid is té veel een deficitbeleid. Indien organisaties erin slagen om middelen uit de markt te halen, moet het toegestaan zijn om reserves op te bouwen. Ook de mogelijkheden van nieuwe organisatievormen naast de vzw dienen onderzocht te worden. 3. Er moet meer in groeiscenario’s gedacht worden eerder dan het bewaren van stabiliteit. Er is vandaag voor gesubsidieerde organisaties geen groeimodel: ze kunnen niet terecht bij Cultuurinvest (omwille van de criteria van Cultuurinvest) en ze kunnen ook niet echt groeien via eigen inkomsten (omdat ze dan riskeren om subsidies te verliezen in de volgende subsidieronde). De mogelijkheden tot het aantrekken van investeringskapitaal naar de gesubsidieerde sector moet worden onderzocht. Het aantrekken van investeringskapitaal voor de gesubsidieerde sector moet gepaard gaan met een ondersteuning van de gepaste organisatieontwikkeling, bvb. via de creatie van spin-offs. Er dient bekeken te worden of Cultuurinvest hier een geëigend instrument toe is. 4. Andere stimulerende maatregelen kunnen zijn het invoeren van een groeinorm (in plaats van de huidige statische norm). Deze groeinorm dient in overleg met de sector tot stand te komen, waarbij het ontwikkelingsparcours van culturele instellingen ook moet afgetoetst worden aan de ontwikkeling van de ondersteunende infrastructuur (ICT-materiaal, e.a.) en de Atelier Cultuurmanagement en culturele economie
-5-
zakelijke competenties (zoals opleidingen en productiviteit). De overheid en de steunpunten dienen de sector te begeleiden in dit ontwikkelingsparcours ondermeer door het verzamelen en ter beschikking stellen van accuraat cijfermateriaal dat benchmarking tussen culturele organisaties toelaat.
Samenwerking stimuleren binnen en tussen sectoren Het culturele aanbod neemt gestaag toe en maar de vraag stijgt niet in dezelfde mate. Dit spanningsveld noopt tot meer samenwerking tussen de culturele sectoren. Samenwerking is volgens het atelier ook noodzakelijk om een verdere ontwikkeling van de culturele sector mogelijk te maken op het vlak van internationalisering. Schaalvergroting leidt tot meer efficiëntie en een sterkere concurrentiepositie. Zo bieden bijvoorbeeld allianties voor musea de beste mogelijkheid om kosteneffectiever te werken. Dit kan door samen te werken op het gebied van collectiebeheer, ontsluiting, het delen van collecties en/of het delen van back office. Coördinatie en samenwerking op het gebied van programmering en collectieve (al dan niet internationale) marketing kan de positie van musea en podiumkunsten naar het publiek én naar sponsors versterken. Dit geldt ook voor kleinere organisaties, die faciliteiten kunnen delen. Het blijft daarnaast wel uitermate belangrijk dat de overheid oog blijft hebben voor en voldoende kansen blijft geven aan nieuwe, meer kwetsbare kunstuitingen via de projectsubsidieregeling en/of door hen onderdak te bieden bij grotere organisaties.
Samenwerking tussen de verschillende beleidsdomeinen en beleidsniveaus Globalisering wordt een tastbare realiteit in de samenleving. Dit betekent dat de grenzen vervagen en dat de culturele ruimte waarin culturele organisaties en kunstenaars opereren groter wordt. Parallel hiermee schudden technologische evoluties (e-cultuur, digitalisering, ...) de klassieke economische waardeketen (creatie - productie - spreiding - consumptie) grondig door elkaar. Deze nieuwe tendensen nopen tot een frisse beleidsbenadering, die verschilt van de traditionele sectorale benadering en vergen ook een aanpak tussen de beleidsniveaus. Europees, nationaal, regionaal en lokaal beleid dienen beter op elkaar afgestemd te worden. In 2020 hebben de Vlaamse regering en de provinciale en stedelijke beleidsverantwoordelijken hun werkwijze en visie naar het culturele veld toe op elkaar afgestemd. Niet alleen tussen de beleidsniveaus, ook over de beleidsgrenzen heen dient meer samengewerkt te worden. Meer samenwerking tussen cultuur, economie en innovatie, maar ook tussen cultuur en onderwijs om de noodzakelijke culturele competentie te verhogen en meer samenwerking tussen cultuur, buitenlands beleid en toerisme met het oog op een performant internationaal cultuurbeleid. Cultuur vraagt om een transversale benadering, die tegelijk rekening houdt met de specificiteit van de bestaande subsectoren van de kunsten, erfgoed en de sociaal-culturele sector. Met andere woorden deze versterkte samenwerking en afstemming zijn een ‘conditio qua non’ om tot een verdere groei en winst voor de sector te komen. In het duurzaam verbeteren van de samenwerking tussen de culturele sector en de openbare omroep liggen veel kansen voor beide partijen, die de zichtbaarheid en het verdienvermogen van de culturele sector kunnen versterken en het aanbod en bereik van de VRT kunnen verrijken. Het atelier adviseert de minister om concrete pilotprojecten te stimuleren die door de culturele sector en de VRT in samenwerking tot stand worden gebracht. De uitwerking van een innovatieregeling en bijbehorende middelen, waarbij innovatie vooral betrekking heeft op direct of indirecte vernieuwende samenwerkingsprojecten over beleidsdomeinen heen (zoals hierboven beschreven) en/of vernieuwende samenwerkingsprojecten die gericht zijn op het versterken van het zelfverdienend vermogen van de sector of de betreffende organisaties.
Atelier Cultuurmanagement en culturele economie
-6-
Doorbraak 2 Het stimuleren van creativiteit en ondernemerschap via onderwijs Gewenste situatie Het stimuleren van creativiteit en ondernemerschap krijgt een rechtmatige aandacht binnen onderwijs en vorming. Enkel door binnen het leerplichtonderwijs en het voortgezet onderwijs voldoende aandacht te besteden aan cultuur en creativiteit enerzijds én ondernemerschap en de daaraan verbonden vaardigheden anderzijds kan Vlaanderen in 2020 haar positie als economisch en cultureel krachtige regio volhouden en versterken.
Acties Het stimuleren van creativiteit en ondernemerschap krijgen een rechtmatige aandacht binnen onderwijs en vorming 1. Ondernemerschap, creativiteit en innovatie worden vaak in de mond genomen als kernbegrippen binnen de kenniseconomie. Toch lijkt Vlaanderen hier achterop te hinken in vergelijking met het buitenland. Een cruciale rol bij de ontwikkeling van deze competenties ligt binnen het reguliere onderwijs en het levenslang leren. Zakelijke basiskennis en creativiteit en ondernemerschap dienen verder geïntegreerd te worden in het regulier onderwijs. 2. Nieuwe competentieprofielen op het vlak van bvb. ICT en management zijn binnen de culturele en creatieve sector nodig opdat deze gelijke tred kan houden met maatschappelijke evoluties. De koppeling van bestaande expertise binnen technologische, culturele en managementopleidingen aan deze nieuwe competentieprofielen zijn noodzakelijk om de culturele sector de nodige innovatie en onderbouw te kunnen blijven geven. 3. Er dient ook over gewaakt te worden dat bestaande en nieuwe opleidingstrajecten passen binnen een gestructureerd aanbod dat beantwoordt aan de nodige kwaliteitsstandaarden.
Atelier Cultuurmanagement en culturele economie
-7-
Doorbraak 3 Ondernemerschap en management zijn een basisattitude binnen de culturele sector Gewenste situatie Een attitude van ondernemerschap en professioneel management heeft in 2020 verder ingang gevonden in de diverse culturele sectoren. Het ondernemerschap blijft hierbij een middel en mag niet verward worden met het doel. Cultureel ondernemerschap is een houding die erop gericht is zoveel mogelijk artistiek, cultureel, zakelijk en maatschappelijk rendement te halen uit culturele voorzieningen. De sector wordt hierin begeleid door een beleid dat duidelijke doelstellingen formuleert voor de sturing op ondernemerschap en de noodzakelijke maatregelen neemt gestoeld op kennis en transparantie van het veld. Dit betekent onder meer een aangepaste regelgeving die ruimte laat voor dynamisch ondernemerschap en die het verwerven van diverse, eigen inkomsten stimuleert eerder dan afremt.
Acties Een attitude van ondernemerschap en professioneel management moet verder ingang vinden in de culturele sector 1. Binnen de culturele sector is nog een aantoonbare groeimarge op vlak van inkomstenverwerving. Kennisopbouw en ervaringsuitwisseling met betrekking tot prijssetting en prijsdifferentiatie binnen culturele organisaties zijn nodig om tot een verdere optimalisering van inkomsten te komen binnen de maatschappelijke doelstellingen van de organisatie. 2. Marketing dient op een strategisch niveau ingeschakeld te worden. Hoewel de meeste inspanningen om de marketing te versterken van de sector zelf moet komen, kan de overheid hiervoor voorwaarden scheppen. Immers, arbeidsvoorwaarden in de culturele sector zijn niet marktconform en de werkdruk is hoog waardoor expertise van buiten de sector moeilijk kan worden aangetrokken en vastgehouden. 3. Veel cultuuraanbieders zitten ingebed bij provinciale en gemeentelijke overheden. Als naar kosten en effectiviteit van instellingen wordt gekeken, valt er het meest te winnen met een modern HRM-beleid en flexibilisering van de arbeidsvoorwaarden. Dit zal zoals reeds eerder opgemerkt ook de sector meer competitief maken voor het aantrekken van bekwaam personeel. (Verdere) verzelfstandiging lijkt hier de meest aangewezen weg. 4. De culturele en creatieve sector dient meer aandacht te besteden aan kennisgestuurd beleid op organisatieniveau. Dit vraagt om continue aandacht voor gebruikersonderzoek, kennis van publiek(en), managementinformatie en het delen van informatie binnen de sector. Uit de praktijk blijkt dat er nood is aan kennis over het opmaken van een goed businessplan, over het bestaande instrumentarium (over de mogelijke financieringsbronnen, zowel publiek als privaat) en aan een goede coaching (co-creatie).
Atelier Cultuurmanagement en culturele economie
-8-
De huidige beleidsaandacht voor management en ondernemerschap dient verder ontwikkeld te worden met de gepaste beleidsmaatregelen 1. Bij de beoordeling van dossiers wordt meer aandacht besteed aan de groei en onderbouw van een organisatie door zowel de toekomstplanning als het beleid van de voorbije jaren te analyseren. Een transparante verslaggeving met de artistieke criteria uit het decreet als leidraad (en niet als model) en op een beperkt aantal pagina’s is hiervoor een voorwaarde. 2. Om het individueel ondernemerschap te stimuleren dient het huidige systeem van microfinanciering, dat renteloze leningen verschaft, geoptimaliseerd en effectief gecommuniceerd te worden naar de gewenste doelgroep(en). 3. Governance: versterken van capaciteiten en een evenwichtige samenstelling van Raden van Bestuur op basis van diverse competenties, waaronder ook bedrijfseconomische competenties. Ook bij andersoortige bestuursvormen binnen de culturele sector zoals IVA’s, EVA’s, Autonome Gemeentebedrijven moet hier aandacht aan besteed worden. 4. De oprichting van een pool van ondernemers met een rijke ervaring en met een grote affiniteit voor het artistieke, die hun ervaring en kennis willen delen met de sector en hen hierbij begeleiden. Zij kunnen eventueel ook aangesproken worden om de bestuursorganen te versterken. 5. Er is geen heldere structuur voor kennisdeling en kennisoverdracht binnen en tussen organisaties. Het atelier pleit voor een kennisnetwerk rond “Cultuur en economie”. De vele initiatieven die op het vlak van kennisgaring en onderzoek de laatste jaren genomen zijn, dienen meer gebundeld te worden. Het verdient aanbeveling om deze initiatieven, waarbij de steunpunten en de universiteiten een belangrijk aandeel hebben, in een netwerkstructuur te laten samenwerken, waarbij één bestaande organisatie de opdracht krijgt om de coördinatie en de disseminatie van de onderzoeksresultaten en van goede praktijkvoorbeelden op zich te nemen.
Atelier Cultuurmanagement en culturele economie
-9-
Doorbraak 4 Een geïntegreerd Vlaams beleid voor de culturele en creatieve industrie Gewenste situatie In 2020 heeft Vlaanderen een gecoördineerd beleid dat gericht is op de ontwikkeling van de culturele en creatieve industrieën. De verantwoordelijken van de diverse betrokken departementen, economie, innovatie, cultuur, onderwijs en buitenlands beleid delen een gemeenschappelijke Vlaamse beleidsvisie en hebben een specifiek beleidsprogramma opgesteld ter realisatie ervan.
Acties 1. De culturele en creatieve industrie wordt door de Vlaamse regering erkend als 7e toekomstsector voor Vlaanderen. Deze sector wordt, vanuit haar specifieke karakter, geconfronteerd met uitdagingen die zich situeren binnen zeer diverse domeinen en op alle beleidsniveaus. Een gecoördineerd Vlaams antwoord op deze beleidsuitdagingen is een eerste cruciale stap om tot een versterking van deze beloftevolle economische en culturele sector te komen. 2. De steeds sneller opeenvolgende technologische ontwikkelingen en de gevolgen ervan voor het auteursrecht vragen om nieuwe ‘business-models’ en alternatieve financieringsmodellen gelinkt aan cofinanciering en gedeelde risico’s tussen creatieven en intermediairen. 3. Het auteursrecht dreigt in zijn steeds stringentere toepassing contraproductief te worden, waardoor open innovatie afgeremd wordt. Er is dringend nood aan een debat tussen alle partijen. Vanuit bepaalde beleidshypothesen dienen scenario’s ontwikkeld te worden die op hun voor- en nadelen getoetst worden. Doel zou moeten zijn om tot een evenwichtig scenario te komen waarbij uitwisseling en innovatie mogelijk blijven met respect weliswaar voor de creator/kunstenaar. Het project ‘Fair Music’ (IMC – Unesco) dat de basisprincipes van Fair Trade in de muzieksector introduceert kan alvast inspirerend werken. 4. Een gunstiger fiscaal en investeringsbeleid voor de cultuurindustrie is noodzakelijk voor de dynamisering van de sector, waaronder de gelijkschakeling van de btw tarieven en de mogelijke uitbreiding van de taxshelter. Het systeem van de taxshelter heeft zijn nut voor de filmsector reeds bewezen. Wil het echter een effectief instrument blijven, dient de huidige reglementering vereenvoudigd te worden. Mogelijke uitbreiding van de taxshelter naar andere subsectoren moet eerst onderzocht worden op zijn voor- en nadelen. 5. Internationalisering en een grotere uitstraling stimuleren door meer afstemming en/of gecoördineerde actie tussen de bestaande actoren. Flanders Investment and Trade (FIT) dient een betekenisvolle rol op te nemen voor de promotie en mogelijke ondersteuning van de Vlaamse culturele en creatieve industrie in het buitenland.
Atelier Cultuurmanagement en culturele economie
- 10 -
Doorbraak 5 Uitwisseling van knowhow tussen publieke en private sector met als doel elkaar te versterken en aandacht voor de ‘derde weg’ Gewenste situatie De publieke en private sector zijn te veel gescheiden werelden. Tegen 2020 is de kennis over elkaar toegenomen en bestaan er diverse vormen van uitwisseling en samenwerking waarbij beiden elkaar versterken, met respect voor elkaars autonomie en eigenheid. Beiden profileren zich hierbij als betrouwbare partners. Naast de samenwerking tussen publieke en private sector is er ook nog een derde weg die in 2020 bewandeld wordt, die gekenmerkt wordt door sociale relaties gebaseerd op persoonlijke inzet en engagement, eerder dan door financieel gewin of macht. Cultuur bevindt zich in een geprivilegieerde positie tegenover andere sectoren om de mogelijkheden hiervan te exploreren, juist omdat ze een belangrijke symbolische en maatschappelijke meerwaarde kan bieden. In 2020 is de juridische en fiscale regelgeving aangepast waardoor deze derde weg verder geëxploreerd kan worden. Vlaanderen is in 2020 toonaangevend op dit vlak.
Acties Mogelijkheden van privaat-publieke samenwerking 1. Kennis over elkaar vergroten via opleidingen, netwerkmomenten en/of uitwisselingen. Clichés over elkaar dienen doorprikt te worden. Een juiste zakelijke voorstelling van de economische en maatschappelijke betekenis van de culturele en creatieve sector kan hier alvast toe bijdragen. Het is primordiaal dat in eerste instantie de culturele sector hierover zelf communiceert. 2. Vormen van privaat - publieke samenwerking dienen onderzocht te worden met het oog op een win-win situatie voor beiden. Hierbij denken we ondermeer aan culturele infrastructuurprojecten, private kunstcollecties, erfgoedprojecten. 3. De culturele en creatieve sector dient gesensibiliseerd te worden door het in kaart brengen van mogelijke financieringsbronnen, zowel publieke (decreten, reglementen, steun aan infrastructuur, e.a.), private (profit en non-profit) als publiek-private bronnen. 4. Diverse manieren van samenwerking: het gaat niet enkel over een geldrelatie, ook andere vormen van samenwerking kunnen een meerwaarde betekenen, bijvoorbeeld op vlak van kennis, netwerking en publieksbereik. 5. Stimulering van en ontwikkeling van micro-economieën (zoals managementbureaus) rond de culturele instellingen en kunstenaars. Financiële impulsen of gemengde financiering zijn nodig om deze bijna onbestaande economische activiteit van de grond te krijgen.
Mogelijkheden van de ‘derde weg’ Naast de samenwerking tussen publieke en private sector is er ook nog een ‘derde weg’ die in 2020 bewandeld wordt. Een groot deel van dit potentieel blijft tot op heden onaangeroerd. 1. Aandacht voor de social profit sector waarbij geëxperimenteerd wordt met mengvormen als de vennootschap met sociaal oogmerk. Deze weg is juist zo boeiend omdat waardengestuurd ondernemen gekoppeld wordt aan winst- en waardencreatie. 2. Particuliere financiële participatie (mecenaat) kan gestimuleerd worden door de ‘culture of
Atelier Cultuurmanagement en culturele economie
- 11 -
asking’ verder te ontwikkelen. Gevraagd worden is een belangrijke reden voor mensen om geld te geven aan goede doelen. Voor het bevorderen van deze financieringsvorm is het noodzakelijk dat het maatschappelijk belang van ‘geven aan cultuur’ duidelijk wordt gecommuniceerd naar particulieren, banken en andere vermogenbeheerders (notarissen) en bij culturele instellingen. Goede praktijkvoorbeelden kunnen hier zeker bij helpen. 3. Nieuwe fiscale stimuli. Hierbij wordt gedacht aan de invoering van de kunstkoopregeling (renteloze afbetaling), schenkingen en investeren in kunstprojecten. Fiscale aftrekbaarheid van giften moet ook automatisch toegankelijk zijn voor elke structureel door de Vlaamse Gemeenschap erkende organisatie. Er kan best gedacht worden aan de invoering van een maatregel om ‘cultureel beleggen’ mogelijk te maken, zoals in Nederland. Particulieren kunnen dan beleggen in een cultureel beleggingsfonds dat op zijn beurt culturele projecten financiert. 4. Vlaanderen heeft een zeer hoog spaarquotum.bij particulieren. Er zouden fiscale stimuli moeten komen om deze grote potentiële financieringsbron te laten renderen via mecenaat. De culturele sector heeft bij uitstek de kenmerken (enthousiasmerend, participatief, ...) om particulieren aan te zetten om op deze manier het maatschappelijk rendement van hun spaarcenten te verhogen. 5. Voor intense samenwerkingsprojecten tussen kunstenaars en bedrijfswereld, denk aan onderzoeksprojecten, zouden ook projectsubsidies binnen het kunstendecreet moeten worden voorzien.
Atelier Cultuurmanagement en culturele economie
- 12 -