Assimilatie versus verbinden Een onderzoek naar de invloed van het huidige discours omtrent multiculturalisme en de islam op het alledaagse leven van inwoners van de Utrechtse multiculturele wijk Lombok.
Suzy Koot Studentnummer: 10674357
Faculteit Sociale Wetenschappen Universiteit van Amsterdam
Scriptiebegeleider: Tweede beoordelaar:
Utrecht, juli 2015
dr. P. Mepschen dr. T. van Dooremalen
Samenvatting Het debat over multiculturalisme en de islam laat zich de afgelopen vijftien jaar kenmerken door een verandering. Vanaf het jaar 2000 is in het discours een culturalisering van burgerschap zichtbaar, waarbij een sterke nadruk wordt gelegd op de Nederlandse cultuur. De groter geworden aanwezigheid van ‘anderen’ lijkt voor veel mensen en de overheid aanleiding om te reflecteren op de eigen Nederlandse identiteit. De Nederlandse cultuur wordt gezien als een vastomlijnd gegeven, waar iedereen zich aan dient te conformeren en te assimileren. De islamitische cultuur wordt hierdoor in toenemende mate gezien als een bedreiging voor de Nederlandse identiteit, wat valt te typeren als ‘islamofobie’. Deze vijf maanden durende etnografie gaat in op de invloed van die verandering in het maatschappelijke, politieke en publicitaire debat over multiculturalisme en de islam op het alledaagse leven van de inwoners van de Utrechtse wijk Lombok en de rol die het huidige discours heeft op de gestigmatiseerden zelf. Voor deze wijk is gekozen omdat Lombok wordt gekenmerkt door een hoge concentratie van etnische, religieuze en taalkundige diversiteit en in beleidsstukken en de media vaak wordt beschreven als ‘het voorbeeld van een succesvolle multiculturele wijk’. Deze wijk biedt dus de mogelijkheid om te onderzoeken hoe het multiculturele karakter tot uiting komt in het leven van bewoners en hoe deze bewoners het ervaren. Te concluderen valt dat de invloed van het verharde maatschappelijke, politieke en publicitaire discours over multiculturalisme en bepaalde representaties van de islam in de Utrechtse wijk Lombok voornamelijk een stempel lijkt te drukken op het leven in de wijk in het geval van clustering. In dit geval ontstaat er onbegrip onder groepen met verschillende culturen en wordt de Marokkaanse bevolkingsgroep door de Nederlanders vaak gezien als bedreiging. Als gevolg daarvan ontstaat er een stigmatiserende visie over Marokkanen, welke door hen zelf ook zo wordt ervaren. De Marokkaanse geïnterviewden voelen zich dus wel degelijk gestigmatiseerd. In dit opzicht vindt het heersende discours resonantie in de meningen van de geïnterviewden. Toch ervaren de Marokkaanse geïnterviewden die stigmatisering in Lombok veel minder, maar vooral in de rest van Nederland. In Lombok voelen zij zich geaccepteerd en gerespecteerd, in plaats van gestigmatiseerd en gediscrimineerd. En terecht, zo blijkt, aangezien het merendeel van de geïnterviewden in Lombok de diversiteit lijkt te accepteren en zich ondanks deze diversiteit veilig en prettig zegt te voelen. Het diverse karakter van de wijk leidt namelijk nauwelijks tot daadwerkelijke botsingen. Bewoners in Lombok zijn dus in staat pragmatisch naast elkaar te kunnen leven. Als gevolg hiervan wordt door het merendeel van de geïnterviewden het streven en het verlangen van de overheid tot assimilatie van Marokkanen aan de Nederlandse cultuur bekritiseerd. Assimilatie is volgens hen helemaal niet nodig. Verbinding daarentegen is de sleutel tot samenleven. [1]
Woord vooraf Opgroeiende in een drukke multiculturele stad als Utrecht, ben ik van jongs af aan geconfronteerd met een diversiteit aan culturele achtergronden. Met groot genoegen heb ik in mijn leven een diverse culturele vriendenkring opgebouwd. Van dichtbij heb ik hierdoor meegemaakt hoe moeilijk sommige van die vrienden met een andere culturele achtergrond het kunnen hebben in Nederland. Een aantal van hen heeft moeite om een gelijkwaardige plek te vergaren in de maatschappij. Met name bij Marokkaanse vrienden merk ik dat zij het gevoel hebben niet geaccepteerd te worden, hoe erg zij daar ook hun best voor doen, of hoe zeer zij zichzelf ook bewijzen. Zij worstelen met ervaringen van discriminatie en stigmatisering vanwege hun etnische achtergrond. En dat doet hen verdriet, en daarmee mij ook, omdat het mensen betreft die mij zeer dierbaar zijn. Deze gewaarwording is voor mij de trigger geweest om sociologie te gaan studeren. Vanuit mijn HBO opleiding Human Resource Management was mijn blikveld versmald tot de menskant binnen organisaties, iets wat me altijd heeft geïnteresseerd. Ervoor zorgen dat de mensen binnen een organisatie het zo goed mogelijk hebben, dat vond ik fantastisch. Desalniettemin voelde ik me in deze opleiding niet geheel tot mijn recht komen, juist vanwege die versmalling van focus. Ik wilde me niet alleen inzetten voor de mensen binnen een specifieke organisatie, maar juist voor een breder doel: rechtvaardigheid voor de gehele samenleving. Stigmatiserende en uitsluitende praktijken zijn onderwerpen die mij gedurende mijn gehele studieperiode altijd geïnteresseerd hebben. Vanuit een persoonlijke levensovertuiging waarin ik iedereen gelijke kansen wil geven, vind ik het moeilijk te bevatten dat bepaalde groepen in de samenleving worden buitengesloten op basis van een oordeel over uiterlijke kenmerken. Vaak zijn die stigmatiserende praktijken immers gebaseerd op een huidskleur, een andere cultuur of een andere levensinvulling, waardoor zij worden bestempeld als de ‘ander’. Op basis van deze interesse is de keuze voor dit scriptieonderwerp ontstaan, omdat ik het belangrijk vind om tegenwicht te bieden aan de negatieve aandacht die de Marokkaanse bevolkingsgroep in Nederland in de huidige samenleving krijgt. Het schrijven van deze scriptie is me niet altijd even gemakkelijk af gegaan. Ik ben iemand die van een mug een olifant kan maken en die daardoor beren op de weg ziet die er niet zijn. Periodes van onzekerheid, maar ook van haast hysterisch enthousiasme voor dit onderwerp hebben zich continue afgewisseld. Voor mij is het afgelopen halfjaar een periode geweest van enorme persoonlijke groei, niet alleen op het gebied van academische onderzoekskwaliteiten, maar ook op het gebied van mijn visie op het leven. Ik ben me meer en meer gaan beseffen in wat voor wereld we met elkaar leven, en hoe kwetsbaar de multiculturele samenleving is. Waar mensen met elkaar samenleven, bestaat altijd het
[2]
risico op misverstanden die gevoed worden door verwachtingen en aannames van elkaar. Een samenleving waar allerlei verschillende typen mensen vredig samenleven, is een prachtig streven, maar kennelijk niet altijd overal haalbaar. De mens is een prachtig wezen, een wezen die tegelijkertijd zo complex is dat het haast onmogelijk is om elkaar altijd te begrijpen. En waar men elkaar niet begrijpt ontstaan misverstanden. Zo ook in de multiculturele samenleving. Daarom moeten we met elkaar streven naar een zo goed mogelijke samenleving, en voor mijn gevoel draagt deze scriptie daaraan bij. Met groot genoegen kijk ik terug op deze scriptie. Ik ben trots op het eindresultaat, maar nog veel trotser op de groei die ik heb doorgemaakt. Ik voel me een completer mens, een mens die meer open staat voor mensen met een verschillende levenswijze en achtergrond. Dat maakt een mens rijker, dus dat is een proces waar ik trots op ben. Afsluitend gebruik ik dit voorwoord graag om mijn dank uit te spreken naar een aantal mensen waardoor mijn scriptie is geworden zoals die nu is. Deze mensen hebben mij tijdens het schrijfproces enorm gesteund. Allereerst mijn eerste scriptiebegeleider Paul Mepschen die ik altijd kon storen als ik behoefte had aan feedback. Hiernaast mijn tweede begeleider Thijs van Dooremalen die mij, ondanks zijn rol als tweede begeleider, tevens heeft voorzien van de nodige feedback en sturing. Ook wil ik graag mijn ouders bedanken, die altijd voor mij klaar hebben gestaan tijdens mijn scriptie periode en altijd een luisterend oor zijn geweest tijdens mijn tirades van enthousiasme en momenten van onzekerheid. Zonder hen was ik niet waar ik nu ben. Ik wens de lezer veel leesplezier met mijn scriptie en ik hoop van harte dat mijn passie en enthousiasme voor dit thema wordt gevoeld en gedeeld. Utrecht, Juni 2015
[3]
Inhoudsopgave Samenvatting ........................................................................................................................................... 1 Woord vooraf ........................................................................................................................................... 2 Inhoudsopgave ........................................................................................................................................ 4 1
Introductie ....................................................................................................................................... 5 1.1 1.2 1.3 1.4
2
Methode ......................................................................................................................................... 10 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
3
Onderzoeksontwerp ......................................................................................................10 Data verzameling .........................................................................................................10 Data analyse ...............................................................................................................12 Presentatie data ...........................................................................................................12 Ethiek ........................................................................................................................13
Multiculturalisme als probleem ................................................................................................... 14 3.1 3.2 3.3 3.4
4
Oorzaken .................................................................................................................... 5 Islamofobie .................................................................................................................. 7 Probleemstelling............................................................................................................ 8 Onderzoeksvraag .......................................................................................................... 8
Huidig dominante discours ..............................................................................................14 Nieuwe visie op samenleven ...........................................................................................15 Invloed van de media ....................................................................................................16 De toon van het debat....................................................................................................17
Geleefd multiculturalisme ............................................................................................................ 18 4.1 Lombok als wijk............................................................................................................18 4.1.1 Lomboks geschiedenis van diversificatie ......................................................................19 4.2 Ethos van het mengen ...................................................................................................19 4.2.1 Bevindingen multiculturalisme Lombok ........................................................................20 4.2.2 Negatieve connotatie multiculturalisme ........................................................................21 4.2.3 Clustering als oorzaak van ervaren bedreiging...............................................................23 4.3 Ervaren veiligheid in Lombok ...........................................................................................27 4.3.1 Chaotische verkeerssituatie ......................................................................................27 4.3.2 Onbegrip wegens verschillende culturen ......................................................................29 4.3.3 Invloed woonplezier ................................................................................................31
5
Tweede generatie Marokkanen als de ‘ander’ ............................................................................ 33 5.1 5.2 5.3
6
Invloed eenzijdige berichtgeving media ..............................................................................38 Ervaren stigmatisering ...................................................................................................40 Internalisering negatieve discours .....................................................................................41
Conclusie....................................................................................................................................... 45
Bibliografie ............................................................................................................................................. 47 Appendix ................................................................................................................................................ 53
[4]
1 Introductie Op 22 juli 2011 wordt Noorwegen opgeschrikt door een tweetal aanslagen: een bomaanslag in de regeringswijk van de Noorse hoofdstad Oslo en daaropvolgend een schietpartij op een sociaaldemocratisch jeugdkamp op het eiland Utoya. Er vallen in totaal ongeveer tachtig doden en nog meer gewonden. De dader is de 32-jarige Noorse islamofobe rechtsextremist Anders Behring Breivik. Zijn motief voor deze gruwelijke daden was ideologisch gedreven: hij wilde de islamisering van Noorwegen stoppen. Deze politiek geladen aanslag was niet alleen een waarschuwing voor degenen die hij schuldig hield voor die islamisering, maar eveneens voor de Noorse democratie in het algemeen, waarmee hij het diverse en open karakter van Noorwegen bekritiseerde. Deze aanslag is onderdeel van een reeks van kritiek tegen de islam en moslims (Van der Valk, 2012: 11). Dit blijkt mede uit het manifest dat door hem is opgesteld waarin hij zijn islamofobe ideologie expliciteert. Deze islamofobe ideologie vindt - vooral virtueel - wereldwijd steun, wat wijst op een beweging die de islam en moslims vervaardigt als vijand. Ook in Nederland waren vele uitingen van begrip voor en instemming met zijn ideeën en motieven waarneembaar (ibid.). Een islamofobe ideologie vindt dus ook in Nederland weerklank.
1.1
Oorzaken
Waar komt dit negatieve beeld vandaan? Diverse onderzoeken constateren een negatieve trend vanaf de radicaal islamitische aanslagen op het World Trade Center in 2001 en de moord op Theo van Gogh op 2 november 2004 door een extremistische moslim (Fadil, 2011; Van der Valk, 2012). Dergelijke aanslagen hebben ervoor gezorgd dat de positie van moslims in westerse samenlevingen hevig wordt bekritiseerd en afkeer jegens moslims dramatisch is gestegen (Mepschen, Duyvendak & Tonkens, 2010: 963). De islam en moslims zijn sindsdien onderwerp van een vrijwel constant maatschappelijk, politiek en publicitair debat (Van der Valk, 2012: 12; Brubaker, 2001; Ewing, 2008; Joppke, 2004). De manier waarop over integratie en moslims wordt gesproken veranderde vanaf dit moment drastisch (Uitermark, Traag & Bruggeman, 2012). Het publieke debat verharde - aldus Kuik (2004) - wat grote gevolgen heeft gehad voor de perceptie over deze groep. Tegelijkertijd hebben deze aanslagen, gevolgd door aanslagen in Madrid op 11 maart 2004, Londen op 7 juli 2005 en veel recenter 7 januari dit jaar in Parijs en 14 februari in Kopenhagen door extremistische moslims, desastreuze gevolgen gehad voor ons veiligheidsgevoel (Fadil, 2011: 4). Zij tonen een einde van het tijdperk aan waarin Europa zichzelf als ‘veilige haven’ kan beschouwen. Het gevolg is een aanhoudend gevoel van onveiligheid, die door Nederlandse burgers specifiek in verband wordt gebracht met de islam.
[5]
Tegelijkertijd zijn we ons, als gevolg van de economische crisis waar Nederland sinds 2008 mee te maken heeft, van heel veel zaken niet meer zeker: ons inkomen, onze woonsituatie, onze levensstandaard, of zelfs het voortbestaan van ons land (Fadil, 2011). Zaken die tot voor kort als elementaire zekerheid beschouwd werden, zijn niet meer zo vanzelfsprekend. Als gevolg daarvan is de huidige samenleving de laatste jaren geëvolueerd naar wat de Duitse socioloog Ulrich Beck een ‘risicosamenleving’ noemt (1992): een samenleving die gefixeerd is op het inperken en uitsluiten van risico’s, terwijl tegelijkertijd processen als globalisering, migratie en urbanisatie nieuwe bedreigingen en risico’s vormen voor de samenleving (ibid.). Juist deze processen brengen het veiligheidsgevoel van de moderne mens in gevaar (Boutellier, 2006: 52-53). De negatieve visie op moslims is bovendien een gevolg van een crisis waarin onze West-Europese democratieën zich bevinden (Fadil, 2011: 4). Een crisis die niet alleen betrekking heeft op ons economisch welbevinden, maar ook een crisis omtrent onze positie in de wereld. Het idee dat Nederland zich in de kern van de wereld bevindt, lijkt niet langer houdbaar, waardoor de Nederlandse identiteit onzeker wordt. De gevolgen van deze toenemende onzekerheden en gevoel van onveiligheid zijn groot. In de risicosamenleving is een toenemende vraag naar veiligheid zichtbaar (Boutellier, 2006: 43). Dit resulteert in een drang om de verworvenheden van ‘onze beschaving’ te beschermen (Fadil, 2011: 4), een proces dat zich vertaalt onder de noemer van ‘culturalisering van burgerschap’ (Tonkens, Hurenkamp & Duyvendak, 2008). In dit proces gaan emoties, normen en waarden, culturele symbolen en religies, de discussie over sociale integratie overheersen. Cultuur krijgt hierin een toenemend belang in de ontplooiing van individuele levenskansen en het vormgeven van burgerschap (Schinkel, 2008). Culturele diversiteit leidt vanuit deze visie tot problemen. Als gevolg hiervan ervaart men de neiging om de Europese cultuur te assembleren en te verdedigen (Ceuppens & Geschiere, 2005; Holmes, 2000). Het gevolg is een nationalistische visie, die veroorzaakt dat men de individuele vrijheid wil verdedigen tegen bedreigingen van buitenaf (Verkaaik, 2009). Die vrijheid botst met religie, wat een seculier nationalisme illustreert (Mepschen, Duyvendak & Tonkens, 2010). Dit proces van secularisatie levert een belangrijke bijdrage aan het islamofobische gedachtegoed. De afgelopen zestig jaar is Nederland van één van de meest religieuze samenlevingen ter wereld veranderd in één van de meest seculiere. Religies krijgen een minder prominente rol in het leven van gelovigen, wat te omschrijven valt als het proces van ontzuiling, waarbij religieuze en socialistische subculturen langzaamaan verdwijnen (Lijphart, 1968). De secularisatie illustreert een bevrijding van religieuze en daarmee samenhangende structuren (Duyvendak, 1999; Tonkens, 1999; Verkaaik, 2009). De confrontatie met de islamitische religie wordt hierdoor dus ervaren als bedreiging voor de inmiddels verworven vrijgevochten positie van Nederlanders (Verkaaik, 2009; Van der Veer,
[6]
2006: 120). Moslims doen Nederlanders herinneren aan “de calvinistische ethos van soberheid en morele striktheid van hun eigen verleden” (Van der Veer, 2006: 118).
1.2
Islamofobie
Het gevolg van het toenemende proces van culturalisering van burgerschap en de heropleving van het nationalisme is een narratieve framing van de Europese moderniteit waar de moslim traditie lijnrecht tegenover wordt gezet. Vanuit de angst om de verworven zekerheden en onze positie als superieur centrum kwijt te raken (Fadil, 2011), wordt de moslim weerspiegeld als ‘ander’, als onderontwikkeld, achterlijk en middeleeuws (Van der Valk, 2012) en als de vijand en een bedreiging voor de Nederlandse cultuur (Fadil, 2011; Van der Valk, 2012). Een ‘ander’ die het onmogelijk maakt ons collectief ‘wijgevoel’ te behouden. Deze positionering van de moslim betreft een sterk oriëntalistisch gedachtegoed, wat Saïd (1978) beschrijft als een manier van handelen waardoor een bepaalde groep door het westen wordt gepositioneerd als de ‘ander’ om de eigen identiteit te bekrachtigen. Het anders-zijn en de andere leefwijze van moslims wordt hierbij benadrukt, door de moslimgemeenschap als een bedreiging te weerspiegelen voor de Nederlandse waarden als open, vrij en liberaal (Butler, 2008). Het idee van de geciviliseerde westerling heeft dus een onbeschaafde oriëntaal nodig om de eigen westerse cultuur te versterken. Deze negatieve visie over moslims wordt door diverse auteurs (Trust, 1997; Allen, 2010) beschreven als ‘islamofobie’: “een ongefundeerde vijandigheid tegenover de islam en daarom angst en afkeer van alle of de meeste moslims” (Trust, 1997: 4) en “een ideologie die negatieve betekenissen aan moslims en de islam koppelt, hetgeen leidt tot een negatieve houding en discriminerende praktijken tegen moslims en de Islam” (Allen, 2010). Deze islamofobie is gebaseerd op een stereotypering van moslims en de islam, wat leidt tot uitsluitende en stigmatiserende praktijken. Uit onderzoek van het Instituut voor Multiculturele Vraagstukken (2010) blijkt dat meer dan de helft van de Marokkaanse bevolking in Nederland zich gediscrimineerd en niet als volwaardig burger gewaardeerd voelt (Omlo, 2012). Zij hebben het gevoel voor de samenleving altijd allochtoon te blijven, ongeacht hun successen of binding met Nederland. De Monitor Racisme & Extremisme, welke systematisch uitingen van racisme en extremisme in kaart brengt, waarschuwt voor groeiende discriminatie van moslims en islamofobie (Van Donselaar & Rodrigues, 2008). Dit houdt niet alleen verband met het negatieve opinieklimaat over moslims, maar heeft ook betrekking op toegenomen geweld tegen deze gemeenschap: geweld tegen moslims komt in vergelijking met andere doelgroepen veel voor (Wagenaar & Van Donselaar, 2010).
[7]
1.3
Probleemstelling
Uit bovenstaande blijkt dat het Nederlandse integratiedebat de afgelopen jaren steeds meer wordt gedreven door striktere opvattingen. Deze opvattingen worden in het maatschappelijke debat, in het publicitaire debat, maar ook in het politieke debat, op een steeds hardere manier verwoord (Kuik, 2004; Omlo, 2012; Sleegers, 2007). Zo beargumenteert PVV-Kamerlid De Graaf in een debat over integratie dat Nederland beter af zou zijn zonder islam en zonder moslims. De PVV is bang dat Nederland “volledig wordt geïslamiseerd” en dat “de Nederlandse eigenheid, identiteit en cultuur via immigratie om zeep worden geholpen” (NOS, 2014). Dit terwijl de Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie dringend adviseert om vijandschap, polarisatie en verbittering in het integratie- en minderhedendebat te vermijden (2008). Het zou juist de taak van de overheid moeten zijn om xenofobische en racistische uitspraken in de politiek tegen te gaan (Kuik, 2004).
1.4
Onderzoeksvraag
Interessant vind ik dan ook om in dit kader te onderzoeken op welke manier de verharding in het maatschappelijke, politieke en publicitaire debat omtrent (bepaalde representaties van) de islam invloed heeft op het alledaagse leven van inwoners van de Utrechtse wijk Lombok en wat dat betekent voor de identiteitsvorming van tweede generatie Marokkanen. Dit onderzoek vindt dus plaats op wijkniveau. De beweegredenen hiervoor zijn tweeledig: enerzijds vanwege praktische overwegingen, aangezien ik zelf al gedurende lange tijd in Lombok woon, waardoor toegang tot het onderzoeksveld gemakkelijker is. Voor aanvang van dit onderzoek kende ik immers al een aantal mensen waarbij ik een interview kon afnemen of die deuren zouden kunnen openen voor andere interviews en observaties. Bovendien schept het vertrouwen en vergemakkelijkt het bepaalde gespreksonderwerpen, aangezien ik van de meeste historische ontwikkelingen en eigenschappen van de wijk op de hoogte ben. Anderzijds is mijn keuze voor het wijkniveau te verklaren vanuit microsociologisch perspectief. Deze visie benadert menselijke gedrag niet als een vaststaand patroon, maar als iets dat wordt beïnvloed door omgevingsfactoren. Juist die omgeving bepaalt vanuit deze visie hoe men zich gedraagt (Collins, 2004; Goffman, 1967, 1969). De focus op de wijk Lombok, welke wordt gekenmerkt door een hoge mate van multiculturaliteit, maakt het dus mogelijk om te onderzoeken welke invloed diverse facetten van een multiculturele wijk heeft op het gedrag en het leven van inwoners van die wijk. Deze onderzoeksvraag levert de volgende deelvragen op: 1. In welke mate heeft het hedendaagse discours over multiculturalisme en de islam invloed op het ervaren multiculturalisme in de Utrechtse wijk Lombok?
[8]
2. Hoe ervaren en interpreteren tweede generatie Marokkanen in Nederland het maatschappelijk en publicitaire debat over de islam en de Marokkaanse cultuur? Voelen zij zich daadwerkelijk gestigmatiseerd? Zo ja, welke gevolgen heeft het heersende stigma voor hen? Deze scriptie zal gaandeweg antwoord geven op bovenstaande vragen. In het volgende hoofdstuk zal eerst uiteengezet worden welke methoden zijn gebruikt tijdens de diverse fasen van het onderzoekstraject. Vervolgens zal in hoofdstuk drie de huidige situatie waar Nederland zich in bevindt omtrent multiculturalisme en het integratiedebat uiteengezet worden en zal beschreven worden welke invloed dit heeft op het samenleven. Dit hoofdstuk fungeert als theoretische uiteenzetting van het probleem rondom multiculturalisme, om vervolgens een brug te slaan naar de data analyse, die in hoofdstuk vier en vijf aan de orde komt. Deze analyse zal duidelijk maken dat er een discrepantie bestaat tussen enerzijds het huidige discours rondom multiculturalisme en anderzijds hoe het multiculturalisme in Lombok wordt ervaren, wat in deze scriptie het ‘geleefde multiculturalisme’ wordt genoemd. Het volgende hoofdstuk, hoofdstuk vijf, zoomt in op de beleving van de tweede generatie Marokkanen omtrent het wonen in een multiculturele wijk als Lombok en de eventueel ervaren stigmatisering. Hierna zal de conclusie volgen om af te sluiten met de bronnenlijst en de appendix.
[9]
2 Methode Dit onderzoek heeft betrekking op een vijf maanden durend etnografisch onderzoek in de Utrechtse wijk Lombok. In dit hoofdstuk zal achtereenvolgend worden ingegaan op het onderzoeksontwerp, de methode van dataverzameling, de methode van analyse, om vervolgens af te sluiten met de in acht genomen ethiek.
2.1
Onderzoeksontwerp
Ik heb voor mijn scriptie gekozen voor een etnografische onderzoeksvorm, voornamelijk omdat dit type onderzoek zich perfect leent om het menselijk gedrag en de ervaringen en het gedrag van de onderzoekspopulatie te begrijpen (Hammersley & Atkinson, 2007: 2) en om de stem van die groep daadwerkelijk te laten horen (Hennink, Hutter & Bailey, 2011: 42). Etnografisch onderzoek is daarom zeer passend voor mijn beoogde onderzoeksdoel, namelijk om inzicht te krijgen in de mate waarin en de manier waarop het multiculturalisme zoals dat wordt neergezet in het publieke debat, invloed heeft op het alledaagse leven van de inwoners van Lombok. Dit type onderzoek kent een relatief open onderzoeksontwerp, gezien niet de vooraf gevonden theorie, maar de praktijk leidend is (Hammersley & Atkinson, 2007: 2). Ik heb mijn onderzoeksopzet dan ook tijdens de dataverzameling nog gewijzigd. In eerste instantie was ik namelijk van plan acht observaties en twintig interviews te doen, maar in de praktijk bleek ik na tien observaties en dertien interviews tot verzadiging te komen. Ik hoorde nog weinig nieuwe informatie, waardoor het een goed moment was om te stoppen met het verzamelen van data (Bryman, 2012).
2.2
Data verzameling
Het veldwerk is uitgevoerd aan de hand van een tiental participerende observaties tijdens diverse bijeenkomsten, variërend van inloop voor tweedehandskleding tot een informatieavond over de toekomst van Lombok. Ik heb deelgenomen aan zowel activiteiten gericht op niet-moslimse inwoners, als activiteiten gericht op moslimse inwoners en activiteiten die als doel hebben om sociale cohesie te vergroten, dus waar moslims en niet-moslims juist gemixt zijn. Tijdens deze observaties heb ik gelet op de fysieke omgeving, op de acties, dus wat er daadwerkelijk gebeurde, en op de interacties tussen de mensen. Bij dit laatste heb ik gefocust op de menging en segregatie tussen mensen van verschillende etnische achtergronden, op welke manier men met elkaar spreekt, met welke intonatie, en wat er gezegd wordt. Volgens diverse wetenschappers is het de vraag in hoeverre een etnografische onderzoeker tijdens observaties afzijdig kan blijven in openbare ruimtes en de situatie op die manier niet beïnvloedt [10]
(Hennink et al., 2011: 46). Om deze reden heb ik geprobeerd me hier extra van bewust te zijn, en heb ik geprobeerd continue reflexief te zijn op mijn rol als onderzoeker. Zo heb ik er bijvoorbeeld bij een aantal observaties, zoals een bewegingsles voor vrouwen van allerlei etnische achtergronden, bewust voor gekozen om gewoon mee te doen en me voor te stellen als iemand die een keer mee kwam doen met de les om te kijken of ik het leuk vond - nadat ik toestemming had van de juf om te observeren - in plaats van met een notitieboekje te observeren. Op deze manier heb ik geprobeerd de situatie zo min mogelijk te beïnvloeden. In de appendix zijn alle observaties terug te vinden. Bovendien heb ik een triangulatie methode toegepast om het effect van mijn beïnvloeding als observant zo min mogelijk van invloed te laten zijn (Bryman, 2012), door tevens een andere onderzoeksmethode te gebruiken, namelijk interviews. Interviews geven inzicht in de percepties en betekenissen van de geïnterviewde over een specifiek onderwerp (Hennink et al., 2011: 109). Uiteindelijk heb ik dertien diepte interviews afgenomen met lokale inwoners en sleutelfiguren, zoals een wijkregisseur van de gemeente. De geïnterviewden zijn te classificeren in twee gelijke groepen: zes tweede generatie Marokkanen tussen 18 en 29 jaar, met diverse opleidingsniveaus en sociaal economische status en zes Nederlandse bewoners van de wijk, met een zeer uiteenlopende leeftijden, van tweeëntwintig tot vierenzestig. Bovendien heb ik één Jamaicaanse vrouw geïnterviewd die een aantal jaar geleden vanuit de getto van Jamaica naar Nederland is gevlucht. Een overzicht van deze geïnterviewden is in de appendix opgenomen. De geïnterviewden zijn geworven via een convenience sampling methode (Bryman, 2012: 201). Op basis van de observaties heb ik aanwezigen benaderd of zij mee zouden willen werken aan een interview. Ondanks dat deze sampling methode zeer passend en praktisch was voor dit onderzoek, veroorzaakt het tegelijkertijd moeilijkheden rondom de representativiteit en generaliseerbaarheid van het onderzoek (Bryman, 2012: 201). Belangrijk is om te beseffen dat dit niet het doel is van dit type onderzoek. In de benadering van de geïnterviewden heb ik niet teveel prijs gegeven over mijn onderzoek, om te voorkomen dat ik ze onbewust zou sturen in hun mening. Ik heb hen enkel verteld dat ik een onderzoek doe naar multiculturalisme in de wijk Lombok en dat ik graag de mening van bewoners zou willen horen omtrent dit onderwerp. De concepten zijn geoperationaliseerd aan de hand van een interview guide (Hennink et al., 2011: 109). Deze guide is gedurende mijn interviews niet leidend geweest, maar heeft enkel gediend als hulpmiddel voor bepaalde vragen en methoden om door te vragen. Tijdens het interview heb ik telkens eerst een korte introductie over mijn onderzoek gegeven, waarin ik wederom niet te veel heb prijsgegeven over het onderwerp en waarin ik achtergrondinformatie over de geïnterviewde heb gekregen. Hierna heb ik telkens een aantal openingsvragen gesteld om een goede verstandhouding en vertrouwen op te bouwen en langzaam over te gaan op het onderwerp (Hennink et al., 2011: 115). In [11]
deze fase heb ik vragen gesteld die betrekking hebben op hoe lang de geïnterviewde in Lombok woont, waarom voor deze buurt is gekozen en hoe het bevalt. Vaak kwam het gesprek daardoor dusdanig op gang dat ik automatisch kon doorvragen en inzoomen op onderwerpen als multiculturalisme, veiligheid en de media. Deze vragen hebben dus betrekking op de kern, hetgeen ik daadwerkelijk wilde weten. Uiteindelijk heb ik afsluitende vragen gesteld om langzaam het gesprek tot een einde te laten komen. Tevens heb ik gedurende de gehele periode een veldwerk dagboek bijgehouden waarin ik dagelijks mijn emoties, gedachten en bevindingen heb opgeschreven. Dit dagboek is mijn inziens van enorme betekenis geweest tijdens de analyse van mijn data, omdat op deze manier waardevolle ideeën van mezelf en meningen van anderen die ik te horen kreeg buiten de observaties en interviews om, niet verloren zijn gegaan. Geregeld hoorde ik bij toeval, bijvoorbeeld in de trein of tijdens een gesprek met mijn familie of vrienden, zeer relevante opmerkingen over multiculturalisme en de visie op moslims en de islam. Gezien ik mijn notitieboekje altijd bij me heb gedragen, kon ik dergelijke opmerkingen en visies direct noteren en later gebruiken in mijn analyse.
2.3
Data analyse
De interviews heb ik vrijwel direct na het gesprek getranscribeerd, om ze vervolgens te coderen in het codeerprogramma atlas.ti. Ik ben begonnen met een open codeerronde, waarbij ik interessante passages in de tekst en terugkerende thema’s gecodeerd heb en opmerkingen en interpretaties in memo’s heb vastgelegd (Charmaz, 2001: 336). Op deze manier heb ik getracht een axiale coderingstechniek toe te passen (Charmaz, 2006: 58). Vervolgens heb ik de codes onderverdeeld in families, zodat er overzicht ontstond in de wirwar van codes. Hierna heb ik, voor mijn eigen overzicht en beeldvorming van de data deze families en bijbehorende citaten in een excel overzicht verwerkt, om meer inzicht te krijgen in de context, iets wat ik lastig vind met een codeerprogramma als atlas.ti. Op deze manier heb ik dus geprobeerd om eerst dusdanig op de data in te zoomen, om een zekere mate van diepgang te genereren, om vervolgens weer uit te zoomen om ook inzicht te krijgen in de context.
2.4
Presentatie data
De verkregen data worden in aankomende hoofdstukken gepresenteerd aan de hand van opvallende topics die uit de data naar voren zijn gekomen. Aangezien ik van te voren een topiclijst heb gemaakt, hebben de topics tijdens de analyse enigszins gediend als leidraad, maar wederom zijn deze niet leidend geweest. De data zelf zijn daarentegen leidend geweest, waardoor vaker terugkerende onderwerpen belangrijke topics zijn geworden. Aan de hand hiervan zijn de data gepresenteerd. Zo kwamen in veel interviews - veelal vanuit het initiatief van de geïnterviewde - de volgende onderwerpen aan bod: de positieve en negatieve aspecten van het wonen in Lombok, het multiculturele karakter van [12]
de wijk, veiligheid, clustering, de representatie in de media en de invloed daarvan en het heersende beeld over de Marokkaanse bevolkingsgroep in Nederland. Deze thema’s heb ik vervolgens aangehouden als belangrijkste thema’s in de analyse en de presentatie van de data, zoals later zal blijken. De citaten die ik in deze scriptie gebruik, heb ik tevens gekozen aan de hand van bovenstaande thema’s. Ik heb enerzijds getracht citaten aan te halen die een bepaalde mening weerspiegelen die door veel geïnterviewden wordt gedeeld. Anderzijds heb ik geprobeerd bepaalde citaten in te zetten als nuancering of juist uitzondering van de gedeelde visie van de meeste geïnterviewden. Op deze manier heb ik geprobeerd om de diepte in te gaan in bepaalde onderwerpen en daarin de belangrijkste visies te weerspiegelen.
2.5
Ethiek
Tijdens dit onderzoek heb ik getracht ethische kwesties in acht te nemen. Zo heb ik het doel en het onderwerp van mijn onderzoek aan de geïnterviewden voorgelegd in lijn met het principe van ‘informed consent’ (Hennink et al., 2011: 63). Deelname aan het onderzoek is op die manier altijd gebeurd op basis van vrije keuze. Ook heb ik tijdens ieder gesprek verduidelijkt dat er vertrouwelijk met de informatie wordt omgegaan en de gegevens geanonimiseerd zullen worden en heb ik ieder persoon om toestemming gevraagd voor de opname.
[13]
3 Multiculturalisme als probleem In dit hoofdstuk wordt ingezoomd op de heersende discussie over multiculturalisme. Dergelijke discussies weerspiegelen niet alleen hetgeen in de sociale werkelijkheid gebeurt, maar hebben tevens een prominente rol in de creatie van de sociale werkelijkheid (Hajer & Versteeg, 2005). Om deze reden zal eerst het heersende discours omtrent dit onderwerp uiteengezet worden om vervolgens de rol van de media hierin te beschrijven.
3.1
Huidig dominante discours
De huidige Nederlandse samenleving wordt gekenmerkt door een toegenomen culturele diversiteit die spanningen tussen bevolkingsgroepen veroorzaakt (Sleegers, 2007). Confrontaties tussen mensen met verschillende culturele achtergronden is een veelvoorkomende gebeurtenis geworden. Als gevolg is een intensivering van publieke en nationale discussies over de multiculturele samenleving zichtbaar. Het begrip ‘multiculturalisme’ heeft betrekking op het streven van: “een samenleving waarin minderheden het recht hebben om bepaalde aspecten van hun cultuur en taal te behouden, waarin zij gelijk behandeld worden en gelijke toegang hebben tot voorzieningen van de verzorgingsstaat, het rechtssysteem, de arbeidsmarkt, het onderwijs, economische activiteit en politieke representatie; waarin zij het recht hebben om zich te uiten als (minderheids)groep, en waarin alle burgers uit zowel de dominante groep als uit minderheidsgroepen zich voegen naar de rechtsstaat en de grondwet” (Sleegers, 2007: 9). De intensivering van de publieke en politieke discussies over de multiculturele samenleving illustreert een verandering in het debat (Sleegers, 2007). Het jaar 2000 is hier een belangrijk omslagpunt in geweest. Het dominante discours over de multiculturele samenleving van vóór dit moment werd gekarakteriseerd door tolerantie jegens nieuwkomers, iets wat naderhand steeds meer verdween. Overigens is het daarbij zeer de vraag of de Nederlandse samenleving en de politiek vóór 2000 werkelijk zo tolerant tegenover nieuwkomers was, aangezien het dominante discours het spreken over cultuurverschillen en moeilijkheden van de multiculturele samenleving veelal als discriminatie beschouwde, iets wat in die tijd niet getolereerd werd (ibid.). Bovendien wordt tegenwoordig betwist of Nederland in die tijd überhaupt multicultureel was (Uitermark, Traag & Bruggeman, 2012; Duyvendak & Scholten, 2012). Het beleid is volgens hen nooit multicultureel geweest, maar eerder disciplinerend richting migranten. Hetgeen naderhand is geconstrueerd als de ideologie van ‘multiculturalisme’ werd
[14]
volgens hen dus voornamelijk gedreven door pragmatische bezorgdheid en onverschilligheid. Lange tijd is er dus nauwelijks ruimte geweest om ervaringen met de steeds meer multicultureel wordende samenleving te delen en te zoeken naar deugdelijke mogelijkheden om met die veranderingen om te gaan. Het dominante discours dat volgde na 2000, biedt hier wel mogelijkheden voor. Problemen mogen, of beter gezegd, moeten vanaf dat moment juist wel benoemd worden, waarbij men die mening niet meer mooi hoeft te verbloemen, maar juist dient te zeggen waar het op staat. Als gevolg hiervan is na 2000 een sterke nadruk op Nederlandse waarden zichtbaar geworden, wat eerder uitgelegd is als ‘culturalisering van burgerschap’ (Tonkens, et al., 2008). Het dominante discours kreeg een sterk accent op het eenzijdig toeschrijven van problemen aan cultuurverschillen, waarbij de islam en andere niet-westerse culturen in toenemende mate benaderd worden als hetgeen het integratieproces belemmert, waarbij de invloed van de diverser wordende samenleving meer en meer wordt geproblematiseerd. De focus ligt hierbij op het benadrukken van de verschillen tussen allochtonen en autochtonen, waardoor de overeenkomsten tussen hen uit het oog worden verloren. Het dominante discours lijkt bovendien van migranten te verwachten dat zij die verschillen wegnemen door zich te assimileren aan de Nederlandse identiteit. ‘De’ nationale identiteit heeft de afgelopen jaren in de publieke en politieke discussie over de multiculturele samenleving een centrale plek gekregen. De groter geworden aanwezigheid van ‘anderen’ lijkt voor veel mensen en de overheid aanleiding om te reflecteren op hun eigen identiteit als Nederlanders. Die identiteit wordt veelal weerspiegeld als een moderne, westerse, open, tolerant en individualistische cultuur. Aan diversiteit binnen de Nederlandse cultuur en binnen niet-westerse culturen wordt nauwelijks aandacht besteed (Snel, 2003; Prins, 2004; Van Meeteren, 2005). Die nationale identiteit wordt daarmee in toenemende mate weerspiegeld als een vastomlijnd gegeven, als een vaststaande set van kenmerken waaraan iedere inwoner van Nederland zich dient te conformeren. Assimilatie en loyaliteit aan die kenmerken wordt dus ook van migranten verwacht.
3.2
Nieuwe visie op samenleven
Die nadruk op assimilatie in het nieuwe dominante discours is in 2006 vastgelegd in de Wet Inburgering (Spijkerboer, 2007). Kennis van en aanpassing aan de Nederlandse cultuur en van de verschillen tussen de Nederlandse cultuur en andere culturen staat in deze wet centraal. Hiermee wordt gesuggereerd dat iedere Nederlander zich affirmeert aan dezelfde karakteriserende Nederlandse normen en waarden en dat iedere nieuwkomer dat dus ook dient te doen. Opvallend hierbij is overigens dat deze verplichting tot aanpassing sterker lijkt te gelden voor niet westerse migranten dan voor westerse migranten (Spijkerboer, 2007)
[15]
Deze gedeelde ideaaltypische visie over de nationale Nederlandse identiteit heeft grote gevolgen voor het samenleven. Het huidige dominante politieke discours heeft een sterke focus op het inperken van culturele verscheidenheid. De islamitische identiteit wordt steeds vaker als bedreiging voor de Nederlandse identiteit gezien (Sleegers, 2007), wat tegen gegaan kan worden door het stimuleren van de cohesie tussen autochtonen en allochtonen en de binding van allochtonen met Nederland. Zelforganisatie van religieuze of culturele groepen is onwenselijk, aangezien die sociale cohesie juist gestimuleerd dient te worden door menging van diverse culturen (Rijkschroeff & Duyvendak, 2004; Duyvendak & Veldboer, 2001). Het onderwijs leent zich volgens de politiek als bruikbaar instrument om die haast verloren Nederlandse identiteit weer onder de aandacht te brengen bij het grote publiek. In toenemende mate wordt het onderwijs ingezet om de kennis over de geschiedenis van de natiestaat en over de nationale identiteit te vergroten en om hopelijk zelfs een gevoel van trots voor het Nederlanderschap te creëren (Van Meeteren, 2005).
3.3
Invloed van de media
Ook de mate waarin de media zich mengen in het multiculturele debat neemt toe (Sleegers, 2007). Vele onderzoeken wijzen uit dat de media in toenemende mate aandacht besteden aan culturen en religies die naar de mening van velen sterk divergeren met de Nederlandse cultuur (Bruquetas-Callejo, GarcésMascarnas, Penninx, & Scholten, 2006; Uitermark & Hajer, 2005). Vanaf 2000 worden gebeurtenissen waar Turken of Marokkanen bij zijn betrokken sterk uitvergroot in de pers en is er in toenemende mate aandacht voor radicale moslims (Bruquetas-Callejo et al., 2006). De moord op Theo van Gogh in 2004 heeft hier desastreuze invloed op. Uit onderzoek van Uitermark en Hajer in 2005 blijkt dat moslims vier keer zo vaak worden genoemd in krantenartikelen als vóór de moord en dat moslimjongeren vijf keer zoveel in verband worden gebracht met radicalisering. Het aantal artikelen met discriminerende praktijken van moslims in dagbladen vervijfvoudigt na de moord. Hajer en Uitermark betogen dat de angst voor polarisatie in de Nederlandse samenleving en daarmee de angst voor, met name Marokkaanse moslims is toegenomen. Bovendien concluderen zij in een ander artikel dat na de moord op Van Gogh de Nederlandse identiteit en de islamitische identiteit vaker gezien worden als twee onverenigbare dingen en dat er in toenemende mate wordt getwijfeld aan het loyaliteitsgevoel van moslims aangaande de Nederlandse cultuur (2005a). Tevens spelen de media een prominente rol in het creëren van nationale denkbeelden door het genereren van beelden die aan kunnen zetten tot aversie tegen allochtonen (Appadurai, 1996; Foucault, 1978). Vaak krijgen deze beelden vorm via stereotyperingen, waarbij de identiteit van groepen mensen wordt verleend aan de hand verschillen in sociale positie. Een dergelijke rol van de media [16]
reflecteert op deze manier processen waarmee verschillen van groepen mensen worden versterkt door het benadrukken van een bedreiging voor de natie (Ewing, 2008: 10). Dergelijke processen kunnen grote ontwrichtende effecten hebben aangezien ze uitsluitende praktijken en verlangens uitlokken (Harchaoui, 2004).
3.4
De toon van het debat
Duidelijk is dat moslims het in het publieke en politieke debat over multiculturalisme en de nationale identiteit in toenemende mate moeten bezuren. De islam wordt veelal aangewezen als de boosdoener voor problemen in de samenleving. De verbinding tussen religie en criminaliteit en sterker nog, de relatie tussen religie en radicalisering, wordt in de huidige samenleving sneller gelegd (Sleegers, 2007). De manier waarop over niet-westerse inwoners, en meer specifiek, over moslims wordt gesproken is de laatste jaren aanzienlijk veranderd. In deze verharding van het debat is aandacht voor de veranderingen van de retorische stijl van essentieel belang (Prins, 2004; Pels, 2005; Van Meeteren, 2005). De toon van het dominante discours wordt door de steeds strenger wordende eisen van aanpassing de laatste jaren verhuld in ‘duidelijke’ of zelfs ‘harde’ taal (Sleegers, 2007). De nieuwe stijl van spreken kan bovendien omschreven worden als negatief en simplistisch, wat in schel contrast staat met het optimistische en milde dominante discours van voor 2000. In het huidige discours wordt vaker benadrukt wat er fout zit, in plaats van wat er goed zit. Taboedoorbreking door juist wel te durven praten over problemen veroorzaakt door multiculturalisme worden aangemoedigd. Het uiten van gevoelens wordt zeer gewaardeerd in het huidige discours, waardoor het spreken over anderen op harde, soms kwetsbare toon, wordt gelegitimeerd. Bovendien wordt er veelal gesproken in wij/zij-tegenstellingen, waardoor verschillen op zichzelf als problematisch worden bestempeld. Het praten in wij/zij-tegenstellingen creëert een dichotomie in de Nederlandse samenleving, de islamitische inwoner wordt bestempeld als de ‘ander’ (Sleegers, 2007).
[17]
4 Geleefd multiculturalisme Gedurende mijn onderzoek is het duidelijk geworden dat er een discrepantie zichtbaar is tussen het verharde debat over multiculturalisme, zoals hiervoor is geschetst, en het ‘geleefde’ multiculturalisme: hoe in het alledaagse leven van inwoners in Lombok gedacht wordt over het multiculturele karakter van de wijk. Dit hoofdstuk zet uiteen waar deze discrepantie uit bestaat. Allereerst zal ik de context van de wijk schetsen om vervolgens mijn bevindingen te bespreken.
4.1
Lombok als wijk
De Utrechtse wijk Lombok vindt haar oorsprong in het eind van de negentiende eeuw en ligt tussen de Vleutenseweg, de Billitonkade, het Merwedekanaal en de Graadt van Roggenweg. Uit de gebiedsbeschrijving van de gemeente (2015) blijkt dat de wijk van oudsher een arbeidersbuurt is. Dit zie je terug in het straatbeeld: de woningen zijn dicht op elkaar gebouwd en zijn gehorig. De straten zijn smal. Er wonen veel mensen, in totaal 7.365, waarvan iets minder dan de helft van niet-Nederlandse afkomst. Kenmerkend voor de wijk is de grote mate van multiculturaliteit. Uit de bevolkingssamenstelling van Utrecht van het Centraal Plan Bureau (2014) blijkt dat het niet-Nederlandse aandeel in de wijk voor het merendeel wordt vertegenwoordigd door Marokkanen en Turken, achtereenvolgend dertien en elf procent, maar er wonen ook Antillianen, Surinamers en Zuid-Europeanen. Niet alleen laat deze wijk zich typeren door een multiculturaliteit aan etnische achtergronden, maar ook diverse religies, duur van verblijf en onderwijs- en economische achtergronden, waardoor Lombok zich - om in de woorden van Vertovec te spreken - laat karakteriseren door een ‘super-diversiteit’ (2007). Begin jaren negentig worden de crisisjaren genoemd voor de buurt (Gebiedsbeschrijving Lombok, 2015). Criminaliteit en een slechte leefbaarheid waren typerend voor deze periode. Lombok leek ten onder te gaan aan verpaupering en sociale verloedering, iets wat door geïnterviewden die toen al in Lombok woonden wordt herkend. In dezelfde tijd zijn daarom diverse stadsvernieuwingsprojecten uitgevoerd om de wijk te redden van haar ondergang. Tot de dag van vandaag worden er nog steeds renovaties uitgevoerd, maar de wijk is uit haar crisisjaren, mede door de vele acties die bewoners in de jaren negentig hebben uitgevoerd om de sociale cohesie en de leefbaarheid te vergroten. Vooral door hun inzet, is Lombok inmiddels een plek geworden waar inwoners op een vredige manier met elkaar samenleven en zelfs trots zijn op het multiculturele karakter van de wijk. (ibid.) De Kanaalstraat fungeert als centrale as in de wijk. In deze straat zijn ongeveer honderd buitenlandse winkels gevestigd, met overheersend een voedsel gerelateerd aanbod. Zo zijn er onder andere Marokkaanse bakkers, Surinaamse eethuizen, Turkse groente- en visboeren, Chinese
[18]
restaurants, maar ook kappers en kledingwinkels van alle nationaliteiten. Dit trekt natuurlijkerwijs een net zo’n divers publiek, niet alleen uit Lombok maar ook uit wijde omgeving. 4.1.1
Lomboks geschiedenis van diversificatie
Lombok wordt gekarakteriseerd door een zeer continu proces van een diverser wordende samenleving (Gebiedsbeschrijving Lombok, 2015). Al vanaf de jaren zestig zijn er veel immigranten, uit vooral moslim landen komen wonen. In de jaren zeventig en tachtig veranderde de oorspronkelijk negentiende en vroeg twintigste eeuwse wijk drastisch van gezicht, aangezien vanaf dat moment gezinshereniging heeft plaats gevonden. Grote gezinnen kwamen over uit het land van herkomst om zich bij hun man aan te sluiten. Deze kenmerken van Lombok hebben - zoals blijkt uit een interview met de wijkregisseur van Utrecht West - ogenschijnlijk positieve gevolgen voor het multiculturele karakter. Gezien het langdurige proces van de populatieverandering in Lombok lijkt het te resulteren in een aanzienlijke mate van acceptatie van de diversiteit. Mijn data onderstrepen deze constatering. De Britse antropologe Susanne Wessendorf vindt een vergelijkbaar fenomeen in de Londense wijk Hackney, dat zij beschrijft als de ‘ethos van het mengen’ (2012). Omdat deze benaming de lading van mijn onderzoek goed dekt, neem ik deze term over in het beschrijven van mijn empirie.
4.2
Ethos van het mengen
Wessendorf concludeert in haar onderzoek dat er diverse attitudes omtrent diversiteit mogelijk zijn. Ze ontwikkelt de notie van commonplace diversity, waarbij diversiteit wordt ervaren als een normaal onderdeel van het sociale leven. Binnen een super diverse context als de wijk Hackney, die wordt gekenmerkt door ‘zeer diverse etnische minderheden en verschillen in religie en onderwijs- en economische achtergronden’ (2012: 407) veroorzaakt de notie van die commonplace diversity een overheersend positieve houding jegens diversiteit. Onder de bewoners van Hackney heerst een ethos dat men in publieke en institutionele ruimtes dient te mengen en te interacteren met hun mede inwoners, ongeacht de culturele en etnische achtergrond. Deze verwachting gaat echter samen met de acceptatie van meer gescheiden levens in privé sferen. Groepen die zich niet houden aan het ethos van het mengen in de openbare ruimtes en het verenigingsleven, worden in een meer negatief licht bekeken. De waargenomen onwil van deze groepen om te interacteren in de publieke sfeer wordt als ongepast beoordeeld in een dergelijk cultureel diverse plek als Hackney, hetgeen overeenkomst met de bevindingen van Sleegers (2007) dat het heersende discours in toenemende mate wordt gekenmerkt door assimilatie.
[19]
4.2.1
Bevindingen multiculturalisme Lombok
Dergelijke bevindingen zijn in overeenstemming met met de Utrechtse wijk Lombok. Interessant is dat in eerste opzicht vrijwel iedere geïnterviewde, ongeacht de culturele afkomst, zeer positief is over de wijk. Redenen hiervoor hebben vooral te maken met het multiculturele karakter van de wijk, maar ook met de diversiteit aan winkels, de woningbouw en de locatie. Zo vertelde een tweeëntwintig jarig meisje, Jada, dat in Lombok is opgegroeid, maar vier jaar gelegen naar Amsterdam is verhuisd waarom ze het zo leuk vond in Lombok: “Dat was een hele unieke plek [..] gewoon alle hele leuke winkeltjes, de Kanaalstraat achtig, en alle lieve mensen. Dat vond ik ook heel fijn. En het was een hele prettige buurt, omdat het heel dicht bij het centrum was, maar op zichzelf wel echt een buurtje. Dus ik denk ook wel, ja ik vond het gewoon heel fijn om daar op te groeien. [..] En ook gewoon hoe de buurt eruit zag, Lombok was wel mooi, lag aan het water, mooie huizen, ook wel wat minder mooie huizen, maar gewoon meer die afwisseling denk ik ook.” Ondanks het feit dat vrijwel alle geïnterviewden een positieve ervaring hebben met Lombok, zijn er wel verschillen zichtbaar tussen de Marokkaanse en de Nederlandse geïnterviewden. Zo is het bijvoorbeeld interessant dat veel geïnterviewden het multiculturele karakter van Lombok ervaren als zeer positief, maar dat veel Marokkaanse geïnterviewden dat toeschrijven aan een notie van ‘thuis voelen’, terwijl Nederlandse geïnterviewden dit niet zo nadrukkelijk onderstrepen. Onderstaand citaat geeft dit goed weer, welke afkomstig is uit een interview met een Marokkaanse vijfentwintig jarige jongen, Anouar, die zijn hele leven in en rond Lombok heeft gewoond, maar vervolgens voor zijn bachelor is verhuisd naar een andere, minder cultureel diverse stad. Hij mist het wonen in Lombok, omdat hij zich er ontzettend thuis voelt, juist vanwege dat multiculturele karakter. “Hoe beviel het wonen daar? Ehm ja, het was heel stads. Veel culturen, ik voelde me er wel thuis, want ja veel culturen, dan kan je alle kanten op. Je kan ook een beetje zelf bepalen waar je zeg maar meer bij aansluit. Dus ja ik vond het wel prettig wonen en ik voelde me er welkom, want dan kom je wel veel jongeren tegen die een beetje hetzelfde doen als jij. En ja daar ga je dan veel mee op trekken. Ik heb me ook altijd thuis gevoeld in Lombok. [..] Misschien kwam dat ook door bijvoorbeeld, je hebt veel winkeltjes uit onze eigen cultuur dan, bijvoorbeeld Marokkaanse broden, olijven enzo, sowieso is de Kanaalstraat net buitenland. Dus dat speelde wel mee. Het vergrootte wel voor mij het gevoel en het gaf me het gevoel dat we hier geaccepteerd werden, omdat we zelfs onze eigen winkeltjes hadden. En ook wel omdat je daar dan mensen tegenkwam die Nederlands [20]
waren of van een andere cultuur en dat geeft je wel het gevoel van ‘we leven met elkaar en van elkaar’. Dus ja, daardoor voel je je wel sneller geaccepteerd en welkom.” Voor Anouar was het wonen in Lombok dus een prettige ervaring, omdat hij zich er thuis en welkom voelde, wat hij toeschrijft aan het feit dat er veel aspecten uit zijn eigen cultuur waren. Dit sluit aan bij het onderzoek naar de notie van thuis van de Nederlandse socioloog Jan Willem Duyvendak (2011). Hij concludeert in dit onderzoek dat het gevoel thuis niet noodzakelijk afhankelijk is van een specifieke plek, maar vooral van de mate van ervaren vertrouwdheid met de mensen die daar wonen en de goederen die er aanwezig zijn. Vaak is dit gevoel in grotere mate aanwezig bij mensen die op elkaar lijken. Het feit dat in Lombok dus relatief veel Marokkaanse mensen wonen, levert op die manier een positieve bijdrage aan het al dan niet thuis voelen van deze groep. 4.2.2
Negatieve connotatie multiculturalisme
Ondanks dat het merendeel van de bewoners die ik heb gesproken positief is over Lombok - vaak juist vanwege het multiculturele karakter van de wijk - levert een aantal van hen tegelijkertijd kritiek op het multiculturalisme als thema. Voor hen is het de vraag of het multiculturalisme in het algemeen nog wel de meest gewenste situatie is. Om misverstanden te voorkomen is het van belang hierbij te benadrukken dat zij daarmee geen kritiek leveren op het hoge aandeel van diversiteit in de wijk, maar enkel multiculturalisme bedoelen als het verlangen tot assimilatie bekritiseren. Amélie, een zesenveertig jarige vrouw, is hier vrij negatief over. Deze vrouw is in Lombok komen wonen vanwege het multiculturele karakter. Culturele diversiteit is voor deze vrouw heel erg belangrijk. Ze heeft zich gedurende haar hele leven ingezet in allerlei delen van de wereld om, waar nodig, het leven van etnische minderheden te verbeteren. Uiteindelijk heeft ze de bewuste keuze gemaakt om in Lombok te komen wonen, juist vanwege de culturele diversiteit, waarin zij zich het meest thuis voelt. Toen ze hier kwam wonen is haar mening over de multiculturele samenleving drastisch veranderd. Daar waar ze voorheen voorstander van de term was, heeft ze nu het gevoel dat het vooral een verdienmodel is voor de overheid en professionele organisaties. Ze heeft ervaren hoe het er in Lombok daadwerkelijk aan toe gaat en dat is, naar haar mening, niet erg positief. “Ik ben er altijd vanuit gegaan dat Nederland heel erg democratisch was en zelfs in die periode dat we nog een vrij sociaal engagement hadden en dat de multiculturele samenleving nog heel erg geaccepteerd en in alle beleidsdingen opgenomen was. En toen kwam ik erachter dat de mensen die hier wonen, dat wordt voor hun bedacht, maar ze zijn zelf geen onderdeel. Ze hebben er zelfs zelf ook helemaal geen profijt bij, er zijn hele andere groepen die aan dat fenomeen [de [21]
multiculturele samenleving] verdienen. En de verzorgingsstaat, die twee dingen, alle dingen waar ‘sociaal’ omheen hangt. Ik heb inmiddels een mening gevormd dat dat verdienmodellen zijn voor inmiddels professionele organisaties.” Toen ik haar vervolgens vroeg of dit voor haar geen multiculturele samenleving is, antwoordde ze: “Uhm nee, niet echt. Het is een soort van ja een ‘langs-elkaar-heen-leef samenleving’, maar ik zou het geen eens een samenleving noemen. Bij een samenleving zou ik denken dat je echt van elkaar weet wat er speelt, waar je vandaan komt, hoe dingen zijn en ik zie niet dat er ruimte en tijd wordt genomen of dat er een echte interesse is dat mensen dat doen. En misschien dat in Lombok dan wel de samenleving ligt om dat wel te kunnen doen, omdat je hier al met elkaar leeft en je komt hier vaker elkaar tegen [..] Maar ik denk dat het sociale gedachtegoed altijd bedacht is en niet sociaal opgebouwd is.” Een samenleving wordt door Amélie klaarblijkelijk in verband gebracht met elkaar kennen, interesse hebben in elkaar, weten wat er speelt, met elkaar samen leven, hetgeen de huidige multiculturele samenleving mist. Lombok heeft voor haar wel potentie om dit te bewerkstelligen, maar heeft dat nu nog niet voldoende. Deze visie is in tegenstrijd met Wessendorf’s bevindingen (2012). In dit citaat schemert geen commonplace diversity door. Diversiteit wordt door Amélie niet ervaren als een normaal aspect van het sociale leven, maar iets wat nog kan verbeteren. Voor haar zou de Marokkaanse bevolkingsgroep zich namelijk niet moeten aanpassen aan de Nederlandse samenleving. Eenzelfde mening heeft de drieëntwintig jaar oude Marokkaanse jongen Adel. In ons gesprek uit hij felle kritiek op de term ‘integratie’. Deze jongen zit momenteel in zijn derde jaar van de HBO opleiding Sociaal Werk en Dienstverlening. Hij zet zich in voor sociale participatie in de wijk en zegt daarmee ‘midden in de samenleving’ te staan. Ondertussen heeft hij veel nagedacht over zijn rol en positie in de samenleving. Tijdens ons gesprek komt hij op mij over als een zelfbewuste jongeman die zichzelf graag inzet waar kan om de samenleving te verbeteren. Over de multiculturele samenleving zegt hij het volgende: “Integratie zegt mij alsof je jezelf nog moet aanpassen. Kijk, ik heb mezelf aangepast in die zin dat ik de wetten en regelgeving en de wetten en plichten ken, dat ik de taal ken, maar ik assimileer me niet, ik doe niet volledig mee. Ik loop niet mee met Carnaval of Koningsdag dat ik de hele dag en nacht ga zuipen. In die zin loop ik niet, ja.. ik assimileer me nog niet helemaal. Ik vind dat ook niet belangrijk. Ik denk dat we moeten overgaan naar samenleven en dat we elkaar gaan begrijpen.”
[22]
Hij is dus van mening dat assimilatie niet nodig is, omdat het belangrijker is dat men elkaar begrijpt en met elkaar gaat samenleven. Een dergelijke mening, net als die van Amélie, komt niet overeen met het heersende discours van assimilatie. Dit type resonantie noemt de Nederlandse socioloog Christian Broër in zijn resonantiemodel (2006) ‘dissonantie’, waarbij men zich verzet tegen het heersende discours, maar er wel aan refereert in hun argumentatie. Om kritiek te kunnen uiten, is het immers nodig om een deel van de terminologie over te nemen, waardoor zij zich automatisch verhouden tot het heersende discours. Zowel Adel als Amélie zien liever dat men, ongeacht de culturele afkomst, met elkaar samen gaat leven in plaats van dat Marokkaanse bewoners zich zouden moeten aanpassen, iets wat Lombok dus nog mist. Ook al vindt het merendeel van de geïnterviewden dat men in Lombok op een vredige manier naast elkaar leeft, aangezien er nauwelijks sprake is van daadwerkelijke botsingen tussen verschillende culturen en men elkaar respecteert, vindt het merendeel dat er niet gesproken kan worden over een volledig succesvolle geïntegreerde wijk. Lombok heeft hier absoluut potentie toe, en doet het wat dit betreft veelal beter dan andere Nederlandse wijken, maar er valt volgens hen ook hier nog een hoop te verbeteren. 4.2.3
Clustering als oorzaak van ervaren bedreiging
Aanvullend op bovenstaande kritiek, ervaart het merendeel van de Nederlandse geïnterviewden een negatieve vorm van afzondering door de Marokkaanse gemeenschap die door hen ervaren wordt als een bedreiging voor de eigen leefwereld. Opmerkelijk is dus dat terwijl de Marokkaanse geïnterviewden erkenning met mensen van hetzelfde referentiekader in Lombok als zeer positief ervaren, de Nederlandse geïnterviewden dit aspect als iets negatiefs ervaren. In deze negativiteit etaleren zij sterke overeenkomsten met de uitkomst van Wessendorfs onderzoek (2012): de onwil om te integreren en dus vooral met mensen van het eigen ‘soort’ om te gaan, wordt bestempeld als iets negatiefs. Tijdens een gesprek met een gepensioneerde vrouw van vierenzestig, Hana, komt dit sterk naar voren. Deze vrouw woont al vanaf de Lomboks crisisjaren, dus de jaren tachtig, in Lombok en beschrijft gedurende ons gesprek dat Lombok aanzienlijk is veranderd in vergelijking met vroeger. Vroeger was er naar haar mening veel sociale cohesie. Die sociale cohesie was destijds voornamelijk gebaseerd op een afhankelijke relatie tussen de gastarbeiders en Nederlanders, voornamelijk vanwege een taalachterstand. Vanwege die taalachterstand hadden zij hulp nodig van Nederlanders voor administratieve zaken, zoals het aanvragen van verzekeringen. Deze afhankelijke relatie veroorzaakte dus veel interactie tussen Nederlanders en gastarbeiders en zo wisten zij veel van elkaar. Nu is dat anders. De sociale cohesie is, volgens Hana, weg. Vanaf het moment van gezinshereniging in de jaren negentig, zijn de oorspronkelijke gastarbeiders zich samen met hun gezin veel meer gaan terugtrekken
[23]
in hun eigen leefomgeving, ze gingen zich clusteren met hun eigen culturele groep. Er kwam minder interactie, minder verbondenheid. En dat vindt ze erg. In Hana’s woorden: “Het is echt veranderd dat meen ik serieus. Er wonen nu veel meer studenten. Dat was toen ook wel, maar wel echt veel minder. Dat is nu veel meer, het is erg in trek bij studenten. Dus de populatie is zo gemengd geworden dat er geen cohesie meer is. Dat merk ik wel. Wel tussen Marokkanen onderling en Turken onderling, of andere rassen om het maar even zo te zeggen [..] In die tijd dat ik veel in de buurthuizen was, waren er nog geen theehuizen, en met de komst van de theehuizen zijn ze steeds meer op zichzelf terug geworpen geraakt. Dus dat maakt ook dat het onderling sociale verbanden met elkaar aangaan ook minder groot werd. [..] Het is nu toch, hoe je het went of keert, overgenomen door de buitenlanders. Ook wel door studenten, maar vooral buitenlanders. [..] het samen, de cohesie, is gewoon weg. Dus soms voel je je gewoon een vreemde in je eigen land.” De clustering die zij beschrijft heeft grote gevolgen voor haar woonervaring in Lombok. Ze geeft aan zich bedreigt te voelen in haar eigen leefwereld. Ze voelt zich minder thuis door de toegenomen aanwezigheid van de buitenlanders, of sterker nog, ze voelt zich een vreemde in haar eigen land. Deze bedreiging lijkt bovendien gevoed te worden door een angst voor de bedreiging van de Nederlandse waarden, zoals diverse onderzoekers constateren (Fadil, 2011; Van der Valk, 2012; Verkaaik, 2009; Sleegers, 2007). Later in het gesprek vertelt Hana namelijk dat ze vrouwen met een hoofddoek vaak agressiever vindt dan buitenlandse mannen. De verklaring die zie hiervoor geeft, heeft betrekking op een bedreiging die zij ervaart voor de westerse waarden. “Ik vind vrouwen met een hoofddoek vaak agressiever naar Nederlandse vrouwen, dan mannen. Dat meen ik echt. Die kijken heel erg zelfbewust, zo van ‘ik ben moslim en kom niet aan mij want dan doe ik je wat’. Echt zo’n gevoel van ‘ik sta boven jou’. En ehm, de westerse waarden, want ik draag dan gewoon een korte rok, dat wordt allemaal verguisd. Want eigenlijk wordt het afgekeurd. Ik zie het ook aan mijn kinderen, als zij erbij lopen zoals de meeste Nederlandse meisjes erbij lopen, worden zij door vrouwen met een hoofddoek als slettebak gezien. En die tegenstelling zie ik steeds groter worden.” Als gevolg zegt ze zich steeds minder op haar gemak te voelen in Lombok. Overeenkomend met Verkaaik’s conclusie (2009), voelt Hana zich aangetast in haar individuele vrijheid, die ze wil beschermen tegen bedreigingen van, in dit geval, buitenlandse vrouwen met hoofddoek. Deze vrouwen [24]
worden door Hana weerspiegeld als de vijand van de Nederlandse cultuur (Van der Valk, 2012; Fadil, 2011) - die juist gekenmerkt wordt door waardes als open, vrij en liberaal (Butler, 2008) - en als een ‘ander’ die het onmogelijk maakt ons collectief ‘wij-gevoel’ te restitueren, overeenkomstig met het oriëntalistische gedachtegoed van Saïd (1978). Duyvendak (2011) verklaart dit vanuit een onderscheid tussen mobiele en immobiele mensen. Mobiele mensen, de migranten, zijn minder verbonden aan een specifieke plek, terwijl immobiele mensen, degenen die oorspronkelijk in de wijk gevestigd zijn, dat veel sterker ervaren. Als gevolg daarvan ontstaat bij de immobiele groep de behoefte om hun eigen buurt te beschermen tegen de bedreiging van mobiele mensen en goederen. Vanuit deze verklaring vormt de Marokkaanse bevolkingsgroep in Lombok dus een bedreiging voor de Nederlandse inwoners, die de behoefte voelen om zich daartegen te beschermen. Resonantie wordt gevonden in het heersende discours. Culturele verscheidenheid wordt door Hana, onbewust of bewust, niet gewenst. Zij ziet liever integratie van diverse culturen, hetgeen typerend is voor het heersende discours. Ze spreekt bovendien over de Marokkaanse cultuur als één homogene cultuur, waarin ze geen onderscheid maakt in ‘goed’ en ‘fout’. Haar visie illustreert een stigmatiserende houding jegens moslims, en resoneert sterk met het heersende discours die juist zo wordt gekenmerkt door die wij/zij tegelstellingen, waarbij de Marokkaanse gemeenschap wordt weerspiegeld als een homogene cultuur die de Nederlandse identiteit bedreigt. In deze zienswijze schemert een zekere mate van angst door, overeenkomstig met de constatering van de Pols (2009). Angst ontstaat volgens haar wanneer we geen volledige controle hebben over een bepaalde situatie. Juist datgene waar we geen grip op krijgen en wat we ons niet kunnen toe-eigenen veroorzaakt angst. De culturele wortels van een mens worden ervaren als iets waar we onmogelijk volledig controle over kunnen hebben, aangezien we er niet los van kunnen komen. Culturele diversiteit veroorzaakt, wanneer men zich afzijdig houdt, dus angst. Een dergelijke visie wordt door meerdere geïnterviewden gedeeld. Overeenkomstig Hana’s visie, heb ik de angst voor clustering zelf ook ervaren tijdens een observatie in een ontmoetingscentrum in Lombok, tijdens een inloopochtend voor tweedehandskleding. Dit ontmoetingscentrum organiseert elke donderdag een inloopochtend- en middag waarbij iedereen welkom is om goedkope kleding te kopen. Op het moment dat ik hier naar binnen stap op een druilerige en koude ochtend in april, verbaast het me hoeveel - vooral goed uitziende - kleding er opgehangen is. Voor zowel mannen, vrouwen als kinderen is hier kleding te vinden, van dure merkkleding tot goedkope pyjama’s. Op hetzelfde moment wordt er in de andere helft van de ruimte voedselpakketten uitgedeeld. Het is in het ontmoetingscentrum op deze specifieke ochtend dus ontzettend druk. Zowel de kleding als de voedselpakketten trekt veel mensen aan. Als ik door de ruimte kijk, zie ik bij de kleding een heel [25]
divers publiek. Bij de ingang zitten drie oude Nederlandse dames, van ongeveer vijfenzeventig jaar met een kassa voor de neus. Alle dames hebben wit haar, en lopen een beetje krom. Je ziet dat ze op leeftijd zijn. In het midden, tussen de kleding, staat een grote tafel waar ruimte is voor acht man. Aan die tafel zitten vijf vrouwen met een hoofddoek. Ze praten met elkaar, en af en toe staat er een keer één vrouw op om te kijken naar wat kleding. De vrouw die nu naar de kleding kijkt pakt een doos en zet die voor haar neer zodat ze weer kan gaan zitten en toch naar de kleding kan kijken. De vrouwen praten met elkaar in een andere taal. Ik vermoed Turks of Marokkaans. Er sluiten steeds meer vrouwen met hoofddoek aan bij de tafel waar de vijf vrouwen met hoofddoek al zaten. Ze groeten elkaar en gaan ook zitten. Nu komt er een dienblad met thee bij, voor iedere vrouw aan tafel een kopje. Waar ze de thee vandaan hebben gehaald zie ik niet. Wat me opvalt, is dat ze alleen maar met elkaar praten. Niemand van hen richt zich op de mensen eromheen. Naarmate ik er langer ben, komen er steeds meer mensen binnen, allen van een andere afkomst. Er is een aantal jonge blanke jongens in de ruimte, waarvan twee Nederlands, en één met een vreemd Oost-Europees accent. Er zijn nu ook twee Indische vrouwen binnen, die met elkaar ook in een andere taal praten. Ik denk Indisch. Ze lijken vooral te praten over de kleding, aangezien ze elk gesprek dat ze voeren naar een kledingstuk kijken. Als ik eenmaal zelf door de dozen van de kinderkleding ga om niet zo op te vallen, gaan deze Indische vrouwen mij helpen met het zoeken naar kleding. Ze vragen me waar ik naar op zoek ben. Ik antwoord dat ik kleding zoek voor een jongetje van negen maanden. Zo nu en dan houden ze allebei een kledingstuk voor me omhoog en vragen me wat ik ervan vind. Ik geef dan mijn mening en afhankelijk van of ik het leuk vind of niet, leggen ze het kledingstuk weer terug en gaan door met zoeken. Ik vind het fijn dat ze me helpen. Ondertussen heb ik ook iemand bedacht aan wie ik het kan geven, dus ik word er enthousiast van. Gezien ik helemaal geen kennis heb met kindermaten, helpen ze me - ongevraagd - om iets te vinden. Ik vind dat erg lief en het geeft me een warm gevoel. Als ik eenmaal een broekje en een shirtje heb gevonden kijk ik weer om me heen. Het valt me op dat dat de zeven vrouwen met hoofddoek nog steeds thee aan het drinken zijn zonder dat ze echt naar de kleding kijken of hebben gekeken. Ze praten met elkaar, nog steeds in een andere taal en mengen zich nog steeds niet met anderen. Op een gegeven moment vraag ik het groepje of ik mijn spullen even op tafel mag leggen, omdat mijn handen vol zijn. Ze antwoorden allemaal niet. Ik krijg het gevoel dat ze me niet begrijpen, wellicht door de taal. Ik probeer dezelfde boodschap nu te gebaren, in de hoop ze dit wel snappen. Uiteindelijk reageren ze wederom niet en kijken de andere kant uit. Ik krijg een gevoel van onbehagen en ik voel me niet welkom. Uiteindelijk ga ik toch aan een vrije stoel zitten om even mijn spulletjes te ordenen. Ze kijken me niet aan en zeggen niets tegen me. Ik voel me ongemakkelijk en loop uiteindelijk zo snel mogelijk naar de kassa om mijn spullen af te rekenen. Met een mengeling van verdriet en onbegrip loop ik naar buiten. [26]
Uit mijn eigen ervaring blijkt dus dat ook ik me ongemakkelijk ging voelen bij de clustering van de Marokkaanse vrouwen tijdens deze observatie. Doordat de vrouwen zich enkel met elkaar bezighouden en niet reageren als ik contact probeer te leggen, kreeg ik het gevoel dat ik niet welkom was. Daar werd ik onzeker van, omdat ik hen niet kon inschatten en niet wist waar ik aan toe was. Ook in mijn ervaring schuilt dus, net als bij Hana, een zekere mate van angst, wat wordt gedeeld door veel geïnterviewden. Ondanks dat dergelijke angst bevestigend is voor de ethos van het mengen in publieke ruimte en het wordt afgekeurd indien dit niet gebeurt, lijkt met betrekking tot dit argument de commonplace diversity (Wessendorf, 2012) wederom niet op te gaan in Lombok. In plaats van dat de attitudes tegenover diversiteit overheersend positief zijn en de diversiteit normaal wordt gevonden zoals in Hackney het geval is - ervaart men hier een frustratie en angst tegenover de clustering.
4.3
Ervaren veiligheid in Lombok
Interessant is tevens de relatie tussen bovenbeschreven angst en veiligheid. Veiligheid wordt door veel geïnterviewden automatisch in verband gebracht met daadwerkelijke criminaliteit. De daadwerkelijke criminaliteitscijfers zijn in Lombok relatief laag (Wijkwijzer 2014, gemeente Utrecht). Dit wordt door het merendeel van de geïnterviewden ook zo ervaren. Doordat men zich in hun oordeel over veiligheid overwegend hierdoor laat leiden, lijkt het merendeel in eerste instantie een positief oordeel aan te hangen over de ervaren veiligheid. Toch worden er door veel geïnterviewden een aantal verbeterpunten omtrent veiligheid genoemd. Om te beginnen met de verkeersveiligheid. 4.3.1
Chaotische verkeerssituatie
Uit de gesprekken die ik heb gevoerd, vertelt het merendeel, veelal uit zichzelf, zich te storen aan de verkeerssituatie in Lombok en dan met name op de Kanaalstraat in de avonduren. Uit een gesprek met de wijkregisseur van Utrecht West, Jan, blijkt de gemeente dit te herkennen en het als verbeterpunt te hebben opgenomen in het Integraal Veiligheidsplan voor aankomende jaren. Zoals Jan het benoemt: “Nou, wat je ziet, op zichzelf is het een veiligere buurt, maar er zijn natuurlijk wel excessen, en die komen altijd in beeld. [..] Lombok is op zichzelf helemaal geen onveilig gebied. Alleen het wordt wel als onveilig soms beleefd, maar dat heeft vooral te maken met de avonduren, en dan met name het feit dat jongeren er dan hard doorheen racen.” Een vergelijkbare ervaring heb ik zelf meegemaakt tijdens een observatie. Deze observatie vond in april plaats waarbij ik op een zonnige zaterdag lopend boodschappen ben gaan doen op de Kanaalstraat. Het was, zoals elke zaterdag, ontzettend druk in de winkelstraat. Op zaterdag lijkt deze straat zich te [27]
ontpoppen tot een gezinsuitje voor een heel divers publiek. Niet alleen op het gebied van etniciteit maar ook op het gebied van leeftijd en sociaaleconomische status. Als ik om mij heen kijk zie ik mannen, vrouwen, jongens, meisjes, van alle leeftijden en van allerlei etnische achtergronden. Ik krijg de indruk dat het grootste deel van de mensen van Marokkaanse of Turkse afkomst is, maar ik zie ook Nederlandse studenten of jonge stelletjes. Veel mensen van buitenlandse afkomst lijken elkaar hier te ontmoeten. Tijdens het boodschappen doen lijken ze veel bekenden tegen te komen, waarna ze even stilstaan om met elkaar te spreken op een vriendschappelijke toon. Ook lijken veel mensen die boodschappen doen al samen te zijn, vooral de vrouwen in hoofddoek of Nederlandse stellen van mijn leeftijd die hand ik hand lopen. Hierdoor krijg ik de indruk alsof de Kanaalstraat op zaterdag meer een uitje is. De sfeer is goed. Het valt me op dat er weinig dubbel geparkeerde auto’s zijn die ik meestal wel zie. Ik voel me veilig en prettig en word, ondanks dat ik heel moe ben, erg vrolijk van dit boodschappen rondje. Ik ben ook komen lopen, dus voor mij voelt het ook als een uitje. En de mensen waarmee ik iets te maken heb, de winkeliers, zijn vriendelijk tegen me. Nadat ik boodschappen heb gedaan voor het avondeten bij de lokale vis- en groenteboer, loop ik door richting de Sint-Antonius kerk. Bijna aan het eind van de Kanaalstraat wordt mijn aandacht getrokken door getoeter in de verte van meerdere auto’s. Ik blijf staan om te kijken, wat nog meer mensen lijken te doen. Er komt een bruiloft aan en het trekt veel bekijks door omstanders. Het is me onduidelijk of het een Marokkaanse of Turkse bruiloft is. Er komen ongeveer een stuk of twaalf auto’s langs, allemaal luid toeterend. De bruid en de bruidegom rijden in een witte oldtimer limousine met geblindeerde ramen en die in het midden rijdt. Daarvoor rijden zo’n vijf en daarachter ook zo’n vijf zwarte auto’s, meeste duur. Ik zie een aantal BMW’s, een aantal Audi’s en een Porsche. Bij drie auto’s hangen de jongens die in die auto zitten uit de ramen. De Porsche heeft een open dak en er klinkt luide muziek. Dit is geen traditionele Marokkaanse of Turkse muziek maar stoere rapmuziek. Door het open dak hoort iedereen dit. De jongens in deze auto kijken erg uitdagend en niet vrolijk, wat ik wel zou verwachten bij een bruiloft. Het valt me op dat niemand heel vrolijk kijkt, behalve de enige auto met dames. Zij hebben wel traditionele muziek aanstaan, wat ik hoor doordat de ramen open staan, en dansen vrolijk met hun handen heen en weer schuddend op de muziek. Hun handen zijn beschilderd met henna en ze joelen mee met de muziek. Dat is de enige auto waar vrouwen in zitten. De rest zijn allemaal mannen. Bovendien is iedereen rond de eind twintig, begin dertig. Ik zie geen enkel ouder persoon. Omstanders kijken hier vrolijk naar en af en toe wordt er iets in het Arabisch geschreeuwd naar de stoet. De personen in de auto’s schreeuwen uitbundig en lijken wat toeschouwers te herkennen. Ze schreeuwen daar naar, waardoor die toeschouwers terug schreeuwen. Dit gebeurt op een vriendelijke en vrolijke manier.
[28]
Totdat op een gegeven moment de sfeer omslaat. De man die naast mij staat te kijken, hoort kennelijk ook bij die bruiloft. Hij wordt opgepikt door een auto uit die stoet. Daardoor ontstaat er een klein gaatje in de stoet. Dit is absoluut niet veel, want de stoet rijdt langzaam. Wat er vervolgens gebeurt, is dat de auto’s één voor één heel hard optrekken. Ze scheuren er letterlijk vandoor, om voor een paar meter even hard te kunnen rijden. Dit veroorzaakt een gevaarlijke situatie, omdat er veel fietsers fietsen. Tegelijkertijd staat er een paar meter verder op een auto dubbel geparkeerd aan de rijrichting van de stoet. De stoet moet deze auto dus passeren. Dit doen zij met dezelfde snelheid, wat behoorlijk snel is voor zo’n manoeuvre. Als gevolg drukken ze fietsers van de weg. Die vallen haast in de richting van de stoep en moeten snel zorgen dat ze daarnaar uitwijken. Dit doen vervolgens alle laatste auto’s van de stoet, ongeveer vijf. Het gevoel van vrolijkheid dat ik net had door de vreugde van een bruiloft is vervangen door verbijstering. Ik vind het vervelend om dit tafereel te zien, omdat ze voorrang nemen van alles op de weg en dat op een hele gevaarlijke manier. Ik snap niet waarom dit zo gebeurt. Ze zien ook wel neem ik aan dat allerlei mensen daarvoor opzij moeten springen. Ik krijg een gevoel van onbegrip en woede, omdat het lijkt alsof het ze niks interesseert. Omstanders lijken het ook niet te snappen. Sommigen schudden met hun hoofd, maar niemand zegt er wat van. Na dit tafereel ben ik snel naar huis gelopen, weg uit de Kanaalstraat. Deze observatie weerspiegelt de vaak chaotische verkeerssituatie in Lombok. De jongens uit de bruiloft stoet vertonen op een gegeven moment een rijstijl alsof ze alleen op de weg zijn. Ze houden geen rekening meer met mede weggebruikers, waardoor zij zich moeten aanpassen aan hen. Dergelijk gedrag levert veel irritaties op en wordt tijdens veel interviews in verband gebracht met een gevoel van onveiligheid. Een belangrijke kanttekening die hier gemaakt dient te worden, is dat de ervaren verkeersonveiligheid met name in verband wordt gebracht met buitenlandse jongeren die net hun rijbewijs hebben, een relatief kleine groep dus. 4.3.2
Onbegrip wegens verschillende culturen
Aimée, een zesentwintig jarige afgestudeerde HBO studente Sociaal Werk en Dienstverlening benoemt bovendien een ander aspect van veiligheid wat ze graag anders zou zien in Lombok: “Ik denk toch wel dat ik het fijn zou vinden, en dat ligt natuurlijk wel aan welke straten je komt, maar wat meer veiligheid ten opzichte van vooral meiden, en dan vooral blonde meiden, want dat heb ik toch zelf wel echt ervaren, onveiligheid als je bijvoorbeeld door de Kanaalstraat fietst na tien uur en het is donker. Nou dat is geen pretje voor een vrouw. Want je wordt constant na gefloten, of klem gereden, nou in ieder geval vragen ze enorm veel aandacht.”
[29]
Ze voelt zich dus vanuit haar vrouw-zijn onveilig door hoe mannen haar behandelen. Wederom wordt dit uitvergroot in de avonduren, maar zij stoort zich überhaupt aan de manier hoe zij zich gedragen naar vrouwen toe. Wanneer ik haar vraag of ze dit hetzelfde ervaart bij Nederlandse mannen antwoordt ze: “Ja, ik denk dat bijvoorbeeld een wat lager opgeleid type Nederlander dat misschien ook wel in zich heeft, maar ja, die ken ik beter, omdat ik die cultuur ken vind ik dat toch makkelijker, ook om een grote bek te geven. Dan kan ik beter inschatten hoe ver die jongens zouden kunnen gaan, of wat je moet zeggen. Maar dat heb ik toch wel met Marokkanen en Turken maar ook wel met Antilianen en negers,, dan weet ik gewoon niet hoe ik die mannen moet inschatten, omdat ik die cultuur niet ken. En dan grijp je toch wel sneller vast aan wat je allemaal hoort in de media.” Deze uitspraak weerspiegelt een zekere mate van onzekerheid wat gebaseerd is op onbegrip naar elkaar toe. Dit onbegrip komt voort uit het feit dat ze niet-Nederlandse mannen minder goed kan inschatten dan de Nederlandse mannen, omdat ze die minder goed kent. Ze kent de cultuur niet, waardoor ze zich sneller laat beïnvloeden door vooroordelen. Hetzelfde ervaar ik tijdens mijn eerste observatie. Ik heb besloten om te beginnen met een observatie op een specifiek punt op de Kanaalstraat, om eens te zien wat er allemaal gebeurt op straat. Ik ben op een bankje gaan zitten tegenover de Sint-Antonius kerk, wat een goed uitzicht biedt op een belangrijk kruispunt. Er is een diversiteit aan winkels in de omgeving en er is veel verkeer. Op straat interacteert men nauwelijks met elkaar. Iedereen lijkt op weg te zijn naar iets en volgt zijn doel, dan wel op de fiets, dan wel lopend, of met de auto. Mensen van alle leeftijden, achtergronden en geslachten passeren elkaar en geven elkaar nauwelijks aandacht. Er gebeurt een hele hoop, maar hetgeen me het meest opvalt, is hoe ik word benaderd door buitenlands uitziende jongens. Terwijl ik nog geen twee minuten zit, rijdt er een zwarte polo langs met 3 Marokkaans of Turkse jongens van mijn leeftijd. Ze toeteren hard en meermaals en zwaaien en schreeuwen naar mij en twee meisjes naast mij terwijl ze doorrijden. Ze stoppen dus niet, of verminderen geen vaart, maar roepen naar ons terwijl ze rijden. Ze roepen geen echte woorden, maar meer ‘heey’-achtig. Duidelijk is dat ze niet de intentie hebben om ons daadwerkelijk te groeten, maar uit zijn op aandacht. Wij geven alle drie geen antwoord, wat ze niet erg lijken ze vinden. Ik merk dat dit me irriteert, maar ik geef er verder geen aandacht aan en ga door met observeren. Een paar minuten later gebeurt hetzelfde. Twee jongens op één scooter rijden langs mij. Ik denk dat ze Turks zijn, maar het kan ook Marokkaans. De voorste van de twee heeft zijn capuchon op. De achterste kijkt achterom naar iets wat ik niet kan zien. Precies op dat moment fluit de voorste naar mij - gezien ik nog de enige ben die daar zit - en roept “wat een lekker ding zeg”. De achterste kijkt nu ook naar mij. Ik kijk boos terug. Doordat ze allebei naar mij kijken en net uit de bocht komen en niet op [30]
de weg letten begint de witte scooter een beetje te slingeren. Geschrokken kijkt de bestuurder weer voor zich uit. Dit keer begint het me meer te frustreren. Ik merk aan mezelf dat dit type gedrag me erg irriteert. Ik vind interactie met anderen leuk en ik vind het nog leuker om complimentjes te krijgen, maar op deze manier voel ik me net een gebruiksvoorwerp. Desondanks blijf ik zitten en ga ik door met mijn observatie. Een split second later rijdt een Marokkaans-Nederlands uitziende jongen op de stoep met de fiets langs. Ook hij heeft een capuchon met een bontkraag op. Hij zegt ‘hoi’ tegen mij en lijkt mijn aandacht te zoeken, maar fietst wel door. Mijn eerste reactie op deze opeenstapeling is dat ik hardop lach van frustratie en verontwaardiging en ‘sjesus’ zeg van verbazing. Deze meermalen voorgekomen situatie dat jongens iets naar mij roepen of schreeuwen, begint me nu echt te irriteren. Ik ga me ongemakkelijk voelen en krijg het gevoel dat het tijd is om te gaan. Het frustreert me bij deze jongen extra erg, omdat hij mijn gezicht niet eens ziet, omdat ik druk aan het schrijven ben. Waarop baseer je dan dat je aandacht wilt van een meisje? Dat zou dus willekeurig iedereen kunnen zijn en dat is een type gedrag waar ik me aan irriteer. Ik word dus steeds kribbiger om deze opmerkingen en reageer steeds feller. Tegelijkertijd besef ik me op dat jongens van andere etnische achtergronden dan Turks of Marokkaans mij gewoon met rust laten. Dit geeft mij het gevoel van ‘zie je wel’, een gevoel waar ik mezelf helemaal niet op wil betrappen. Gefrustreerd stop ik met observeren en loop ik naar huis. Terugkijkend op dit moment merk ik dat ook ik me bedreigd voelde omdat ik deze jongens niet kan inschatten. Ik weet niet wat ze willen met zulke opmerkingen en dat frustreert me. Ik zeg er bovendien niks van omdat ik niet weet hoe ze daarop reageren. Ik voel een zekere mate van angst als ik erover nadenk wat er kan gebeuren als ik boos word, puur vanuit het feit dat ik het niet kan inschatten. Het lijkt me dus beter om mijn mond te houden. Dit geeft het me een gefrustreerd gevoel, waardoor ik snel naar huis loop, weg uit de Kanaalstraat. 4.3.3
Invloed woonplezier
Opvallend is dat bovenstaande meningen in het algemeen geen negatieve invloed lijken uit te oefenen op het woonplezier in Lombok. Ondanks de verkeersonveiligheid en de ervaren bedreiging voor de Nederlandse cultuur, ervaart men het wonen in Lombok overheersend positief en voelt men zich er veilig. Vanuit de Marokkaanse geïnterviewden is dat te wijten aan het feit dat men elkaar kent en dat ze hier veel vrienden hebben wonen. Vanuit de Nederlandse geïnterviewden is dit te verklaren vanuit het feit dat de verkeersonveiligheid niet overheerst over de positieve ervaringen met Lombok, en dat het proces van diversificatie lang heeft geduurd, waardoor men diversiteit beter accepteert. Resonantie is te vinden in Duyvendaks constatering (2011) over de rol van het al dan niet thuis voelen op de ervaren veiligheid. Amélie maakt hierover een belangrijk statement. Zij maakt, als antwoord op de vraag of ze zich veilig voelt in Lombok, een vergelijking met een wijk waar ze eerder heeft gewoond, het Wilhelmina [31]
park. Ondanks dat ze in Lombok best beangstigende dingen heeft meegemaakt, zoals een gewapende overval, geeft ze aan zich hier veel veiliger te voelen dan in het Wilhelmina park, terwijl daar nooit iets beangstigends is gebeurd. Dit legt ze als volgt uit: “Veiligheid is een vreemd ding [..], het heeft heel erg te maken met je thuis voelen. Dus het zijn wel twee heel verschillende dingen, maar toch heeft het voor mij in ieder geval wel heel erg met elkaar te maken. [..] Ik voel me hier wel thuis. Maar toen het zo slecht ging in de wijk en ik het gevoel had hier weg te willen, voelde ik me niet thuis in deze wijk omdat ik dacht dat er toen echt hele erge dingen gebeurden waarvan ik vanbinnen brak. Dat ik dacht ‘dat dit kan’. Maar ik kan ook breken als ik in het Wilhelmina park loop en zie dat mensen gigantisch veel geld verdienen en zich heel erg asociaal naar andere mensen gedragen en alleen maar met zichzelf bezig zijn, daar breek ik nog meer van eigenlijk. Omdat ik daar eigenlijk een heel erg oordeel over heb, omdat ik denk van ‘jullie hebben heel veel middelen om heel veel goede dingen te doen met jullie geld, maar jullie gebruiken het alleen maar voor jezelf’. En het wordt steeds extremer. Dus ja veiligheid bestaat op zichzelf niet. Het heeft er heel erg mee te maken met of je je kunt identificeren met de mensen die op een plek wonen.” Je al dan niet thuis voelen in een wijk kan dus grote gevolgen hebben voor de ervaren veiligheid. Dat is voor velen, met uitzondering van de clustering die af en toe wordt ervaren, de kracht van Lombok. Ondanks enkele verbeterpunten, geeft het merendeel van de bewoners die ik heb gesproken ongeacht etnische achtergrond - aan zich thuis te voelen, vanwege het multiculturele karakter en het langdurig proces van diversificatie, zoals dat meermaals is aangegeven.
[32]
5 Tweede generatie Marokkanen als de ‘ander’ Ondanks dat veel inwoners die ik heb gesproken op een positieve manier spreken over Lombok, worden er wel negatieve uitspraken gedaan over moslims in het algemeen en meer specifiek Marokkanen. Opmerkelijk is dat vrijwel iedere geïnterviewde spreekt over problematiek rondom Marokkanen en niet over Turken of andere minderheden. Ter illustratie van deze negatieve uitspraken over Marokkanen heb ik een fragment uit mijn observatiedagboek. Dit fragment betreft een observatie in een typisch bruine stamkroeg op de Kanaalstraat, een vrij opmerkelijke gewaarwording aangezien de wijk zo’n multicultureel karakter heeft en de kroeg te midden van allerlei buitenlandse groenteboeren, bakkerijen en eettentjes is gevestigd. De kroeg oogt niet erg aanlokkelijk. Ik merk dat ik een beetje zenuwachtig ben om naar binnen te stappen, vanwege het gesloten uiterlijk van de kroeg. Het oogt als een echte stamkroeg, waar enkel de vaste gasten welkom lijken en nieuwe gasten raar worden aangekeken. Op de voorgevel, direct naar de ingang, hangt een A4 papier waar allerlei geboden worden verduidelijkt: er mogen geen drugs worden gebruikt, geen drugs worden verkocht, geen geweld worden gepleegd, geen wapens worden gebruikt of verhandeld en ga zo maar door. Allerlei zaken die mij meer dan logisch lijken, maar de kroegbaas kennelijk toch noodzakelijk vindt om te vermelden. Wellicht vanwege eerdere ervaringen gaat er direct door mij heen. Dit werkt niet bevorderlijk voor mijn zin om naar binnen te gaan. Toch raap ik mijn moed bij elkaar en stap naar binnen. Bij de deuropening staat een groepje van vier mensen: de kroegbaas achter de bar, een Marokkaanse klant en een Nederlandse klant en een vrouw in het rood. De mannen hebben allen een bierbuik, en praten met een plat Utrechts accent. De vrouw praat met hetzelfde platte Utrechtse accent, maar is wel heel iel, in tegenstelling tot de mannen. De kroegbaas is een grijze, blanke, dikke man vol met tattoos. Hij kijkt nors uit zijn ogen, niet erg warmhartig. Allen hebben ze leeftijd tussen de vijfenvijftig en zestig jaar, schat ik zo in. Verder is er een jonger stel, van eind twintig. Zij spelen een potje pool. Op het moment dat ik binnenstap kijkt niemand op of om. Ik groet de aanwezigen door een zachte en onzeker klinkende ‘goedemiddag’. Op dat moment draait de Marokkaans uitziende Nederlander zich om en kijkt me aan. Hij antwoord met ‘zo hallo, een hele goedemiddag’, op een beetje een denigrerende, vernederende toon. Althans, het komt in mijn ogen over als een versierpoging. De andere mannen zeggen niets. Geen prettige sfeer wat mij betreft. Ik loop door naar het achterste tafeltje en zet mijn tas op de tafel en hang mijn jas over de stoel. Terwijl ik dit doe, blijft het stil in de kroeg. Om er maar meteen vanaf te zijn, loop ik meteen terug naar de bar en bestel een kopje thee. De kroegbaas schenkt dat voor me in. Gedurende deze hele tijd blijft de Marokkaans ogende Nederlander me
[33]
aankijken. De rest blijft stil. Ik krijg hier een onaangenaam gevoel van. Volgens mij merkt de kroegbaas dit op, want hij grapt dat ik wel twee koekjes kan gebruiken. Ik lag en ben blij dat hij mijn gevoel lijkt te herkennen. Ik bedank hem en loop terug naar mijn tafel, iets meer op mijn gemak. Pas als ik aan mijn tafel ga zitten, gaat iedereen door met praten. Overigens is het jonge Nederlandse stel wel de hele tijd met hun eigen ding bezig. Ze blijven poolen, en hebben dat niet onderbroken door mijn komst. Ook lijken zij de situatie niet heel raar te vinden. Op het moment dat ik ga zitten en mijn notitieboekje uit mijn tas pak, loopt de Marokkaanse man de kroeg uit. Direct daarna draait de kroegbaas de muziek harder en beginnen de Nederlandse man, de kroegeigenaar en de vrouw in het rood met elkaar te praten. Ik hoor ze nu minder goed door de muziek die harder staat, maar ik vang er flarden van op. Het gaat over de Marokkaanse man. Ik krijg de indruk dat de stamgasten en de kroegbaas niet blij waren dat hij binnen was. Ze lijken hun frustratie naar elkaar te uiten over hem. Vervolgens hoor ik ze spreken over Marokkanen in de wijk. De vrouw zegt tegen de kroegbaas “ik ben die Marokkanen toch zo zat”, waarop de kroegbaas zegt “hier wonen niet meer zoveel Marokkanen hoor wijfie. Ik zie ze niet meer zoveel, nu wonen hier vooral Turken en ouderen”. Vervolgens praten ze over Marokkaanse mensen uit de wijk die ze nooit meer tegenkomen en die nu elders naar de kroeg gaan, zoals naar café Weerdzicht, een ander café in Lombok. Dit laatste verbaast me, want ik ben in de veronderstelling dat niet veel Marokkanen naar de kroeg gaan. De kroegbaas zegt op een gegeven moment: “van Redouan heb ik nooit meer last, die is nu naar Weerdzicht”. Op een gegeven moment komt er een Surinaamse man binnen lopen. Ogenblikkelijk stoppen de kroegbaas en de twee stamgasten met hun gesprek. De muziek wordt direct zachter gedraaid en ze lijken weer over te gaan tot de orde van de dag. Dit fragment illustreert dus een negatieve houding jegens Marokkanen. Het geeft mij de indruk dat in ieder geval de Marokkanen waar ze over spreken niet welkom zijn in de kroeg en de kroegeigenaar en de twee stamgasten Marokkanen sowieso liever niet in de wijk hebben, omdat je daar alleen maar ‘last’ van hebt. In de gesprekken die ik heb gevoerd, komen deze negatieve uitspraken over Marokkanen voornamelijk aan bod wanneer er wordt gesproken over de negatieve aspecten van Lombok en de problemen die ontstaan naar aanleiding van het multiculturele karakter. Hana, de gepensioneerde vrouw, heeft hier bijvoorbeeld een duidelijke mening over. In het gesprek wordt al snel duidelijk dat ze het tegenwoordig minder prettig vindt in Lombok dan vroeger. Gedurende ons gesprek werd ze daar stelliger in. In eerste instantie gaf ze namelijk aan Lombok een prettige buurt te vinden, maar dat het wel is veranderd. Waar vroeger veel sociale cohesie was, is dat tegenwoordig verdwenen. Tijdens het gesprek wordt ze iets negatiever en emotioneler in haar uitspreken over het wonen in Lombok en haar beleving met het [34]
multiculturele karakter. Duidelijk wordt dat ze er graag positief over wilt zijn, maar dat ze dat, door bepaalde ervaringen, lastig vindt geworden. Haar visie over het wonen tussen diverse etnische mensen wordt duidelijk wanneer ik haar vraag over het contact met haar medebewoners: “Nee, aan de ene kant heb ik studenten. En aan de andere kant woont een Marokkaans gezin, een groot gezin en die zijn heel erg op zichzelf. [..] Hallo en doei en dat is alles. En ja, ik heb wel vaak overlast van ze. Omdat die kinderen, ja die zijn natuurlijk jong. En dat zijn meerdere generaties in één huis. Althans, of die komen daar, ik weet niet echt hoe het zit. En die komen daar en blijven op tot ‘s avonds laat. En dan moet ik wel eens gewoon naar ze toe gaan met jongens nu even dimmen. [..] En daar wordt niet geweldig op gereageerd.” Wanneer ik doorvraag over dit onderwerp en haar vraag op welke manier er dan wordt gereageerd, zegt ze het volgende: “ik vind die derde generatie kinderen ook echt enorm brutaal, [..] dat ze op een manier naar je kijken van ‘wat kom je hier doen, trut’. Zo bijna”. Vervolgens vraag ik haar of ze wel eens geprobeerd heeft daarover te spreken met de ouders, waarop ze antwoordt: “Ja, dat heb ik wel geprobeerd, maar ik geloof niet dat ehm.. want ze zitten heel erg op hun eigen eiland. [..] En dat is het lastige, want dan kan je ze ook niet per se aanspreken op hun gedrag want zij voelen zich gewoon Nederlander, maar op het moment dat het hen niet uitkomt, zijn ze ineens Marokkaans, want dan gaan ze gewoon wel om één uur ’s avonds naar bed. En dan moet je maar gewoon rekening met hun houden. En dat vind ik wel heel lastig ja. Ik kan niet zo goed kiezen in die dubbelheid die ze in zich hebben.” Vervolgens vraag ik haar of ze andere verwachtingen heeft van een wijk als Oog in Al en of ze zich daar beter zou voelen. Hierop antwoordt ze dat ze daar inderdaad betere verwachtingen van heeft, omdat daar veel minder buitenlanders wonen. Hieruit blijkt dat zij die negatieve ervaring dus toeschrijft aan het al dan niet buitenlands zijn. Als ik haar vraag of ze zou willen verhuizen, geeft ze aan naar een rustigere plek te willen verhuizen, omdat ze Lombok toch wel een onrustige wijk vindt. De verklaring die ze daarvoor geeft is dat het rommelig is, er veel dubbel geparkeerde auto’s zijn, het niet veilig fietsen is en dat veel mensen op elkaar schelden. Eerder in het interview gaf ze echter aan dat ze de wijk leuk vond vanwege dat rommelige karakter. Dit illustreert dat er ambivalentie kan bestaan in de meningen van mensen en het voor kan komen dat zij niet één discours hoeven aan te hangen, maar meerdere kunnen resoneren in de mening van mensen, zoals de Amerikaanse antropoloog John Bowen (2008) concludeert. Wanneer ik dit spiegel, zegt ze het volgende: [35]
“Ja, ja. Het is te vol, te druk, en te veel van ‘ik doe wat ik zelf wil’ en dat hebben toch ook wel veel buitenlanders in de wijk gekregen hoor. Dat ze het normaal vinden om dubbel te parkeren, en als je daar iets van zegt dat ze chagrijnig terug doen. Nee af en toe heb ik zoiets van ‘wat doe ik hier nog?’” Uit dit citaat wordt duidelijk dat dubbel parkeren wordt ge-etniseerd. Het dubbel parkeren wordt klaarblijkelijk in verband gebracht met de Marokkaanse cultuur, net als het brutale gedrag van de kinderen waar ze eerder over spreekt. Dit is opvallend, aangezien het gaat over asociaal gedrag, die zij toeschrijft aan een bepaalde bevolkingsgroep. Hier klinkt duidelijk resonantie met het heersende discours in door. Het ‘anders zijn’ van de Marokkaanse cultuur wordt door Hana benadrukt. Wanneer ik haar vraag of ze haar kinderen opnieuw in Lombok zou laten opgroeien - aangezien ze al volwassen kinderen heeft die in Lombok zijn opgegroeid -, antwoordt ze: “Ik zou nu niet meer in Lombok mijn kinderen geboren willen laten worden. Dat meen ik serieus. Dat vind ik heel erg als ik dat zeg. Waarom? Vanwege de Nederlandse normvervaging. [..] Ja, één van de redenen waarom ik in Lombok wil blijven wonen, is omdat ik tolerantie en solidariteit heel belangrijk vind. Tolerantie is gewoon voor een heel groot deel weg. Dus het is meer een vechtcultuur geworden, en daar wil ik mijn kinderen niet aan blootstellen. [..] Dat schrijf ik toe aan de verwende jongeren van tegenwoordig, met name de Marokkaanse jongeren, die echt intolerant zijn, en dat zijn ze niet allemaal, dat meen ik echt, maar ze versterken het gevoel dat materie belangrijker is dan menselijke waardes en ik vertrouw er niet op dat uiteindelijk die menselijke waardes nog terug komen bij hen. En dat vind ik erg, en dat meen ik echt.” Opvallend was dat ze zich na het interview, vrijwel direct na deze opmerking en toen de opname al was uitgezet, redelijk emotioneel werd. Ze gaf aan - om bij haar woorden te blijven - dit een ‘kut einde’ te vinden, omdat het een heel somber mensbeeld geeft. Dat vindt ze heftig, juist omdat ze bang is hen terecht te stigmatiseren. Dus niet het feit dat ze stigmatiseert vindt ze vervelend, maar het feit dat haar plotseling negatieve mening terecht zou zijn. “Nee, ik ben juist bang dat ik ze terecht stigmatiseer.. Elk voorbeeld van agressief gedag op de weg, hoe erg ik dat ook vind, is een Marokkaan of een Turk, bijna altijd een Marokkaan. Daar [in de auto] zitten altijd veel jongens in en zijn altijd alleen maar met zichzelf bezig. Ikke, ikke, ikke. Ik vind dit nu zo heftig, omdat ik me besef dat ik tot een bepaalde ervaring van mijn dochter altijd dacht het is een meerderheid. En denk ik nu ‘er is nog steeds een belangrijke, goede en leuke minderheid, [36]
maar de meerderheid is zo geworden’. [..] Ik ben altijd heeeel tolerant, misschien wel tè tolerant geweest. Maar dat is gewoon, dat is gewoon weg. [..] Ja dat vind ik heel erg.” Haar mening over Marokkanen is de laatste paar jaar dusdanig slecht geworden dat ze het liefst zo snel mogelijk uit Lombok verhuist. Het besef daarvan, waar ze zich plotseling door ons gesprek ineens heel bewust van werd, maakte haar geëmotioneerd. Opvallend hierbij is dat ze nauwelijks nog onderscheid maakt tussen ‘goede’ en ‘slechte’ individuen, maar het merendeel van de Marokkaanse gemeenschap intolerant vindt. Volgens Goffman (1963) valt dit te typeren als ‘stigmatisering’. Stigmatisering ontstaat in de interactie tussen mensen, doordat mensen een inschatting van elkaar maken, gebaseerd op categorisering, waardoor er verwachtingen over de ander ontstaan. Ondanks dat deze verwachtingen relevant en functioneel zijn (Berger & Luckman, 2009), kunnen deze verwachtingen problematisch worden in het geval wanneer het verwachte gedrag niet overeenkomt met het daadwerkelijke gedrag en daarmee met de geldende normen. In dit geval wordt die gedraging bestempeld als iets dat niet hoort (Goffman, 1963). Door Hana wordt het gedrag van die Marokkaanse jongeren dus bestempeld als iets negatiefs, doordat het niet overeenkomt met hoe ‘wij’ hier in Nederland te werk gaan. Opvallend is dat een dergelijke negatieve beeldvorming niet alleen heerst onder de Nederlandse geïnterviewden. Ook Marokkaanse geïnterviewden delen een dergelijke visie. Zij schrijven dit echter niet toe aan de gehele Marokkaanse bevolkingsgroep maar aan een specifiek deel, namelijk het type Marokkaanse jongere tussen de zestien en drieëntwintig jaar, die vaak net hun rijbewijs hebben gehaald en zichzelf op een stoere manier profileren door bijvoorbeeld heel hard door de Kanaalstraat te rijden met hun net nieuwe auto. Anouar, de vijfentwintig jarige Marokkaanse jongen, beargumenteert dit in ons gesprek. Op de vraag wat hij minder leuk vindt aan Lombok, antwoordt hij, ondanks zijn positieve ervaring met het wonen in de wijk: “Ja er waren wel eens vervelende jongeren, dat vond ik af en toe wel eens dat ik dacht ‘ja dat is niet heel erg fijn om daar langs te fietsen met je vriendin of alleen’. Maar ja als je dan met een groep jongens bent, is dat natuurlijk minder, maar ja soms gaf je dat wel eens een onveilig gevoel. [..] Dat waren meestal jongeren van allochtone afkomst en uhm ja petjes, dure schoenen, vuilniszakjassen, bontkraag, nou ja je weet het wel, nektasjes. [..] Ik dacht gewoon van ‘ja stel er gebeurt nou iets en je krijgt ruzie, of onenigheid, ja dan sta je daar wel met je vrienden met acht man ofzo om je heen.”
[37]
Dus ondanks dat deze jongen zelf van Marokkaanse afkomst is, voelt hij zich geregeld onveilig wanneer hij een groep Marokkaanse jongens passeert. Wanneer ik hem vraag wat dat met hem doet, aangezien hij zelf ook Marokkaans is, antwoordt hij: “Uhm, ja het geeft me wel het gevoel dat er gewoon een beeld heerst, omdat ik zelfs dat gevoel heb dat ik een beetje bang/voorzichtig moet zijn als ik langs van die jongens fiets. Of dat je dan niet iets gaat roepen of een grapje maakt of zo. Dat kan net verkeerd vallen, dus ja je gaat er wel iets voorzichtiger mee om, je bent wel meer op je hoede. Niet dat ik heel bang was of zo, maar ik dacht wel van ‘ja dit bevestigt wel een beetje het beeld wat mensen hebben bij allochtonen weet je wel, dat als er wat gebeurt dat het dan meteen bonje is of meteen verkeerd is, of weet ik veel dat je gewond naar huis gaat, of dat er iets kapot wordt gemaakt.” Wanneer ik hem vraag wat voor beeld hij denkt dat er dan heerst in de wereld, geeft hij aan dat er een beeld heerst over die ‘buitenlandse jongens met bontkragen’ dat zij crimineel zijn en dat het jongens zijn die niks te doen hebben en daarom ‘kattenkwaad’ gaan uithalen. Volgens hem, en volgens veel andere mensen die ik heb geïnterviewd, heerst er in de wereld dus een negatief beeld over Marokkanen.
5.1
Invloed eenzijdige berichtgeving media
Interessant is dan de vraag waar dat negatieve beeld vandaan komt. Veel geïnterviewden schrijven dit toe aan de invloed van recente politieke gebeurtenissen en de invloed van de media daarin. Over dit laatste zijn de meeste mensen die ik heb gesproken zeer negatief. Hana, de gepensioneerde vrouw, spreekt tijdens ons gesprek duidelijk over een verharding in het debat. “De kranten zijn veel meer op incidenten gericht dan vroeger en veel meer op oppervlakkigheid en zelfs de linksere kranten zoals de Volkskrant die zijn wat dat betreft minder genuanceerd geworden en omdat dat taboe is doorbroken dat je niet mag discrimineren. Dat taboe is weggegaan. Met 9/11 trouwens al.” Dit komt sterk overeen met de bevindingen van Sleegers’ onderzoek, waarin zij aantoont dat er sprake is van taboedoorbreking in het huidige discours (2007). Deze taboedoorbreking schemert niet alleen door in de berichtgeving van de media, maar ook in de politieke uitingen. Adel schrijft de negatieve beeldvorming toe aan maatschappelijke en politieke ontwikkelingen die er spelen de laatste vier à vijf jaar. Zo antwoordt hij op mijn vraag waar die negatieve beeldvorming vandaan komt het volgende:
[38]
[..] “Maatschappelijke, politieke ontwikkelingen die er spelen. Uhm, dan zie je bijvoorbeeld als er wordt geroepen “minder, minder, minder” of de zwarte piet discussie, dat er ehm, dat ze dan.. eigenlijk mensen worden steeds racistischer als ze zeggen “ik vind zwarte piet niet kunnen” dan zie je opeens mensen heel erg racistisch worden. Of de verhoudingen met Israël en Palestina, althans ik en mijn referentiekader, merken bijvoorbeeld van de media dat zij een pro-Israël geluid laten horen, om een voorbeeld te noemen in het kinderjeugdjournaal midden in de zomer, toen daar oorlog was, vertelde het kinderjeugdjournaal dat Israël en Palestina het leger even sterk is. Terwijl dat niet zo is. Dus ja, dat raakt ons allemaal. En dan zie je dat politiek, en media allemaal tegen ons is.” Voor Adel berichten de media dus onterecht zeer eenzijdig, hetgeen wordt gedeeld door veel geïnterviewden, ongeacht de etnische achtergrond. Tijdens mijn eerste interviews werd dit al duidelijk. Hana is van mening dat de media haar negatieve mening over Marokkanen versterken. Hier was zij erg reflexief op. De rol van de media beschrijft zij als volgt: “Rolbevestigend. Dus het beeld dat ik nu schets, dat wordt uitvergroot in de media, en zie je ook dat op het moment dat bijvoorbeeld iemand opgepakt is, als het een Nederlander is staat er niks bij en als het een Turk of Marokkaan is staat het er altijd bij. Nou dat vind ik gewoon rol- nee niet, rol, maar beeldbevestigend. [..] Nou, ik vind het heel erg dat de media er zo mee omgaan, het dwingt hun ook in een slachtoffer rol van zie je wel, wij hebben het altijd gedaan, dus eigenlijk is het een spiraal naar beneden. Zij worden slachtoffer, Nederlanders denken zie je wel, media die kloppen dat op. Ik vind dat de maatschappij, en dat zie ook in Lombok terug, steeds intoleranter wordt. En ja, dat geeft mij ook een onveilig gevoel. Want ik kan vaak die jongens niet op een normale manier, dat kon ik vroeger wel, aanspreken. Als ik ze aanspreek kan ik zo een lel krijgen. En dat geeft mij geen veilig gevoel nee.” De media en de politiek spreken nu dus voornamelijk vanuit angst, en bevestigt daarmee bestaande beelden. De gevolgen hiervan, zijn volgens velen desastreus. Om in de woorden te spreken van Amélie, een zesenveertig jarige vrouwelijke bewoner van Lombok, wakkert het een soort sentiment gedachtegoed aan. “Ik denk dat dat [de negatieve beeldvorming] weer veel te maken heeft met het soort beelden die we krijgen van de Jihad en de Twin Towers en de hele media hype die daar omheen is. [..] Ik denk dat de manier waarop het gedaan wordt zeer onterecht ja. Ik bedoel, je zou willen dat de media [39]
achtergrond informatie brengt waardoor mensen tot inzichten komen, en ik zie het nu meer als een soort PR, net zoals de politiek nu ook langzamerhand in dat schuitje komt van we zorgen dat mensen een soort sentiment gedachtegoed gaan aanhangen, niet dat ze wijzer worden van iets. [..] Ik denk dat de media de mensen zo min mogelijk stimuleert nuance te hebben over deze thema’s. [..] En ook politieke partijen, die maken daar gebruik van om stemvee te gebruiken en dan denk ik ‘ja je verantwoordelijkheid zou een andere moeten zijn’.” Ook Rachida, een Marokkaanse afgestudeerde Marokkaanse dame in master Staats- en Bestuursrecht, vindt de invloed van de media groot. Zij schrijft het feit dat ze zich niet gelijk behandeld voelt als Nederlanders toe aan de rol van de media. De media voeden, volgens haar, angst voor het onbekende. Haar ervaring is dat vooral laagopgeleiden zich hierdoor laten beïnvloeden. De media maken daar misbruik van. Op een gegeven moment zegt ze zelfs: “je zou bijna zeggen dat er sprake is van indoctrinatie”. Overeenkomstig de conclusie die Ewing trekt (2008: 10), vindt het merendeel van mijn geïnterviewden dus dat de media uitsluitende praktijken en verlangens uitlokt en de bedreiging voor de natie benadrukt. Het opvallende hiervan is, dat het merendeel van de geïnterviewden hier reflexief op is, maar tegelijk wel beïnvloed lijkt te worden door die stigmatiserende en eenzijdige berichtgeving, aangezien het merendeel in resonantie spreekt met het discours over Marokkanen. Een aantal van de mensen die ik heb gesproken ziet de islamitische cultuur immers als bedreiging voor de Nederlandse identiteit. Toch lijkt de invloed hiervan in Lombok mee te vallen, omdat men elkaar wel respecteert in de wijk, maar het lijkt vooral voor het algemene multiculturele plaatje in Nederland van invloed te zijn.
5.2
Ervaren stigmatisering
Overeenkomstig onderzoek van Van der Valk blijkt uit mijn data niet alleen dat veel Nederlandse geïnterviewden onbewust stigmatiserende meningen aanhangen, maar dat bovendien veel Marokkaanse geïnterviewden zich gestigmatiseerd voelen. Volgens dat onderzoek (2012) worden bestaande verschillen binnen het geloof genegeerd, zoals verschillen tussen nationaliteiten en tussen sjiitisch en soennitisch. Dit weerspiegelt een vrij essentialistische visie, welke typerend is voor stigmatisering (Goffman, 1963). Met de vijfentwintig jarige Anouar kom ik op een gegeven moment in het interview op het onderwerp dat hij het gevoel heeft anders behandeld te worden dan Nederlanders, vanwege zijn Marokkaanse afkomst. “Ik woon dus sinds september in Wageningen, en ik had daar ik ook wel even het gevoel dat ze me een beetje vaag vonden en niet zoveel zeiden en ja dan ga je toch denken ‘ligt het dan aan mij?’ of [40]
‘let ik ergens teveel op?’ maar ik heb het wel vaker gehad, want als mensen al weten dat je Marokkaans bent en je dan pas leren kennen [..] dat ze dan toch wat voorzichtiger zijn of dat ze denken ja weet ik veel ‘dadelijk flipt ie ineens’, of ‘dadelijk steelt hij ineens iets’. Of weet ik veel wat hun precies denken, maar dat gevoel krijg je er wel bij weet je wel, die voorzichtigheid.” Interessant in zijn mening is dat hij het gevoel heeft in Wageningen anders behandeld te worden, maar in Lombok juist het gevoel heeft gerespecteerd te worden, zoals hij eerder in het gesprek aangaf. Ook Fatine, een drieënveertig jarige Marokkaanse inwoner van Lombok, vertelt mij tijdens ons gesprek dat ze het gevoel heeft dat Marokkanen met de dag minder welkom zijn in Nederland. Toch benadrukt ook zij dat ze dat zelf niet zo ervaart in Lombok. In haar woorden: “En met de dag voel ik wel, ik niet persoonlijk hè, maar om mij heen, dat sommige groepen niet meer welkom zijn. Maar ja nogmaals, ik heb er niet persoonlijk last van, maar ik denk ook van ‘het wordt gecreëerd door de mensen die minder goed zijn of minder goed gedrag vertonen. Daardoor komt dat. Maar ja het is wel, het is jouw groep mensen. Dat is wat zo jammer is.” Opvallend is dus wederom een ambivalentie in meningen. Ondanks dat het merendeel van de Marokkaanse geïnterviewden zich gestigmatiseerd en niet altijd even welkom voelt in Nederland, voelt het merendeel zich wel welkom in Lombok. Lombok wordt dus als een uitzondering op de regel gezien van een discriminerend en stigmatiserend discours in Nederland, naar een meer welkom en openstaande samenleving in Lombok.
5.3
Internalisering negatieve discours
Uit onderzoek van onder andere Geense en Pels in 2002 en Benschop in 2006 blijkt dat het continu afgewezen en buitengesloten worden, zoals vele Marokkaanse geïnterviewden zich voelen, negatieve invloed kan hebben op het gedrag van deze doelgroep. Diverse onderzoekers verklaren deze invloed vanuit een labelingstheorie (Scheff, 1966; Link, Cullen, Struening, Shrout & Dohrenwend, 1989), die een aanzienlijke kans voorspelt dat een heersend stigma geïnternaliseerd wordt en daarmee relevant wordt voor de identiteit. Het label beïnvloedt de visie van een gelabeld persoon over zichzelf, waardoor de maatschappelijke verwachtingen relevant worden voor ‘het zelf’ (Link et al., 1989). Het label zal naarmate de tijd vordert, ervaren worden als een extern en objectief dwingend feit, iets wat nu ‘eenmaal zo is’ en daardoor heel moeilijk te veranderen is (Berger & Luckman, 2009). Dit kan vervolgens - om in de woorden van Goffman (1963) te spreken - een ‘bedorven’ identiteit veroorzaken die het individu het gevoel kan geven geïsoleerd te zijn van zowel de samenleving als van zichzelf. Dit komt sterk overeen [41]
met Adel’s visie. Hij geeft aan dat zijn eigen identiteit is gaan wankelen door de negatieve berichtgeving. Tevens geeft hij aan, overeenkomstig met Harchaoui’s bevindingen (2004), dat hij zich meer is gaan richten op zijn eigen cultuur. In zijn woorden: “Ja, dat werd voor mij lastig, want ik ken natuurlijk ook wat er in de media speelt, en dat denk ik van ‘hoe krijgen zij dat mee’ en ‘hoe interpreteren zij dat’ en ‘hoe zien zij mij’? En als ik dan op het HBO kom dan ben ik, dan zoek ik een beetje naar veiligheid, van weetje ‘ik ga eerst beter een beetje met de Marokkanen zitten’ en dan een beetje de kat uit de boom kijken, en als ik dan merk van ‘hey ze zijn leuk, aardig, sociaal’, oké dan wil ik wel meer met ze omgaan. Maar wel met voorzichtigheid.. [..] Ja het [zijn identiteit] is wel gaan wankelen, omdat hoe meer ik nog meer in de vervreemding terecht kom, hoe meer ik me ga terug trekken van de maatschappij.” Adel zegt zich dus letterlijk terug te trekken en vervreemd te voelen van de samenleving vanwege die negatieve berichtgeving en zegt zich daarmee terug te trekken uit de samenleving en te gaan clusteren met mensen van zijn eigen referentiekader, hetgeen door de Nederlandse geïnterviewden wordt gevoeld. De Nederlandse onderzoeker Harchaoui concludeert niet alleen dat het negatieve discours kan veroorzaken dat zij zich continue aangevallen voelen in hun eigen zijn (2004), maar dat het bovendien radicalisering kan veroorzaken. Dit wordt niet alleen zo beschreven door Marokkaanse geïnterviewden, maar ook door een belangrijk sleutelfiguur in Lombok, de zesenveertig jarige Amélie. Deze vrouw werkt veel samen met jongeren in de buurt, om hen actief te laten participeren in de samenleving. Zij heeft dus een duidelijke visie over wat er speelt in de wijk en spreek haar zorgen uit over eventuele radicalisering als gevolg van de negatieve berichtgeving, hetgeen overeenkomt met Harchaoui’s bevindingen. “Ik denk wel dat Marokkaanse jongeren daar wel mee geactiveerd worden om zich nog meer af te schermen van de samenleving. Dat zou ik namelijk zelf ook doen als ik bij die groep zou horen, ik heb zelf al als Nederlander bijna de neiging om te denken van, uhm, soms zou ik bijna uit een soort activisme moslim willen worden, omdat ik het gewoon zo irritant vind hoe dingen vervormd worden. [..] Ik denk ook dat je ze juist naar een activisme toedrukt, een vrij destructieve vorm van activisme en ik denk dat dat heel gevaarlijk is.” Ondanks de ogenschijnlijke desastreuze gevolgen die het negatieve discours in eerste opzicht lijkt te hebben, is hier een nuance op zijn plaats. Vrijwel iedere Marokkaanse geïnterviewde die zegt zich [42]
gestigmatiseerd te voelen, ervaart dit wederom minder in Lombok. Zoals in het begin van deze analyse duidelijk is geworden, voelen de meeste Marokkaanse geïnterviewden zich thuis in Lombok, vanwege het multiculturele karakter en voelen zij zich gerespecteerd. Dergelijk negatieve gevolgen van een ervaren stigmatisering komen dus niet tot uiting in de wijk. Het merendeel van de Marokkaanse geïnterviewden lijkt in Lombok juist gemotiveerd te worden om zichzelf van de beste kant te laten zien, om zo het tegendeel te bewijzen. Zo antwoordt de vijfentwintig jarige Anouar op mijn vraag wat het met hem doet dat er zo’n negatief beeld heerst over Marokkanen het volgende: “Ja bij mij, ik vind het jammer dat er zo’n beeld ontstaat [..] van Marokkanen zijn criminelen en hupsepups en ja ik heb ook wel een periode gehad dat ik dacht ‘ja wat moet ik daar nou mee. Moet ik me daar nou tegen af zetten of niet?’. En ja hoe ouder ik werd hoe meer ik dacht van ‘ja ik ga het niet uit de weg, ik wil juist het tegendeel bewijzen’. En ik denk ook dat dat ook gewoon rechtvaardig is, want er zijn ja weet ik veel misschien 2% van de Marokkanen die dan vervelende dingen doen, regelmatig vastzitten en dat soort dingen. En 98% doet gewoon helemaal niks, zit gewoon thuis en weet ik veel wat. Maar toch worden die ook een beetje aangekeken en ja dat tegendeel is nog niet echt bewezen zeg maar.” Overigens is deze tendens wel vooral zichtbaar bij hoogopgeleide Marokkaanse mensen die ik heb gesproken. Anouar studeert momenteel aan de Universiteit van Wageningen. Enerzijds is daardoor zijn leefwereld veranderd, anderzijds is zijn visie over zichzelf veranderd. Uit het gesprek kreeg ik sterk het idee dat hij de laatste jaren een ontwikkeling is doorgegaan waardoor hij veel meer weet waar hij voor staat en wie hij is, ongeacht hoe anderen daarover spreken. En bovendien, op de universiteit wordt hij meer beoordeeld om zijn kunnen dan om zijn etnische achtergrond. Hetzelfde is zichtbaar bij een negenentwintig jarige Marokkaanse vrouw, Rachida, die haar master Staats- en Bestuursrecht heeft afgerond. Wanneer ik haar vraag wat de volgens haar ervaren ongelijke behandeling van Marokkanen in vergelijking met Nederlanders met haar doet, antwoordt ze op eenzelfde positieve manier als Anouar: “Het kan mij zeker wel beïnvloeden werk gerelateerd. Ik heb een Arabische naam, dus zal er wel aangenomen worden dat ik moslim ben. Ik weet dat er wat dit betreft gediscrimineerd wordt. Hé, dat blijkt uit feiten. Dus ik neem aan dat ik geen uitzondering op de regel zal zijn. [..] Ik heb verhalen gehoord die nergens op gebaseerd zijn, en als ik dan meedeelde dat ik ook moslim ben, zeggen ze ineens: ja, maar jij bent anders. Ja natuurlijk.. vroeger kon ik mij er heel erg kwaad om maken. Maar nu heb ik vooral geleerd dat dat verspilde energie is aan mensen die het niet waard zijn. Dus ik blijf vooral optimistisch denken en voel mij niet aangesproken. Ja, dat is de enige [43]
manier om gelukkig te blijven en mij goed in mijn vel te voelen. Als ik overal over blijf piekeren.. dat heeft helemaal geen zin.” Ondanks dat Harchaoui in zijn onderzoek dus beargumenteert dat een negatief discours en de stigmatiserende praktijken die daaruit voortvloeien zeer negatieve gevolgen kan hebben voor de identiteitsvorming van de gestigmatiseerden, is dat in Lombok minder zichtbaar. Het merendeel van de Marokkaanse bewoners die ik heb gesproken, met uitzondering van Adel, geeft aan zich niet zo gestigmatiseerd te voelen in Lombok. En daar waar ze dat wel ervaren, voelen ze vooral de behoefte om het tegendeel te bewijzen.
[44]
6 Conclusie Samenvattend valt te stellen dat vrijwel iedere geïnterviewde in dit onderzoek overheersend tevreden is over het wonen in Lombok. Redenen hiervoor zijn vooral gelegen in het multiculturele karakter ervan, wat de wijk dynamisch maakt. Hierin is wel een discrepantie te onderscheiden in zienswijze tussen de Nederlandse geïnterviewden en de Marokkaanse, aangezien de Marokkaanse geïnterviewden de positieve ervaring met Lombok toeschrijven aan het feit dat zij zich thuis voelen, terwijl de Nederlanders dit niet lijken aan te stippen. Voor hen hangt de positieve ervaring met Lombok vooral samen met de mensen en de winkels die zo kenmerkend zijn voor de wijk. Ironisch genoeg lijkt de gestigmatiseerde groep zich dus meer thuis te voelen dan de niet-gestigmatiseerden, wat volgens Duvyendak (2011) te verklaren is doordat het gevoel van thuis vooral wordt bepaald door de mate van vertrouwdheid met de mensen die er wonen. Marokkanen voelen zich - vanwege het hoge aandeel mensen en goederen uit hun eigen cultuur - thuis in Lombok. Ondanks dat vrijwel iedere bewoner die ik heb gesproken in eerste instantie zeer positief oordeelt over het wonen in Lombok, worden er door een aantal van hen naarmate de gesprekken vorderden nuances aangebracht in deze positiviteit. Een onderwerp waar veel, met name Nederlandse geïnterviewden zich aan storen is de clustering die zij ervaren. Veel van de Nederlandse geïnterviewden vinden dat diverse culturele groepen zich voornamelijk terugtrekken in hun eigen groep. Deze clustering wordt door hen geïnterpreteerd als onwil om te integreren in het publieke leven en dat veroorzaakt onbegrip. Overeenkomstig een vergelijkbaar onderzoek van Wessendorf in de Londonse wijk Hackney (2012) wordt dit ervaren als zeer negatief. De bewoners zien dus liever verbinding met elkaar, ongeacht de etnische achtergrond. De ethos van het mengen wordt dus ook in Lombok belangrijk gevonden. Ondanks deze clustering, geeft vrijwel iedere bewoner aan zich prettig en veilig te voelen in de wijk. Wat betreft de verkeersveiligheid in Lombok ervaren veel geïnterviewden frustratie. Veel van hen zien de verkeerssituatie graag minder chaotisch, zoals minder dubbel geparkeerde auto’s en minder hardrijders. Hierin is het vooral de jongere bevolkingsgroep waar men kritisch over is. Buiten deze verkeerssituatie en buiten deze groep, ervaren de bewoners die ik heb gesproken geen onveiligheid. De daadwerkelijke criminaliteitcijfers zijn in Lombok vergeleken met andere Utrechtse wijken laag, wat ook zo wordt ervaren door bewoners. Voor hen is dit de belangrijkste indicatie van veiligheid in de wijk. Het heersende discours en de representatie van bepaalde aspecten van de islam lijkt dus geen invloed te hebben op het veiligheidsgevoel in Lombok.
[45]
Opvallend hierin is wel de negativiteit die doorschemert in de meningen van veel Nederlandse geïnterviewden over Marokkanen in het algemeen. Het merendeel van de Nederlandse geïnterviewden, en zelfs een enkele Marokkaanse geïnterviewde, spreekt namelijk stigmatiserend over de Marokkaanse bevolkingsgroep, ondanks dat zij zich overheersend prettig en veilig voelen in de multiculturele wijk Lombok. Dit illustreert een spanning tussen het alledaagse multiculturalisme en de ruimtelijke stigmatisering. Enerzijds heerst bij het merendeel van de Nederlandse mensen die ik heb gesproken een negatief beeld over Marokkanen, waarbij zij zich dus wel laten beïnvloeden door het heersende discours, terwijl zij zich anderzijds overwegend prettig en veilig voelen in Lombok. Hetzelfde is zichtbaar bij de ervaren stigmatisering door de Marokkaanse geïnterviewden. De stigmatiserende en eenzijdige berichtgeving, waarvan iedereen van mening is dat het enkel uitsluitende verlangens en praktijken uitlokt en de bedreiging voor de natie benadrukt, wordt door de Marokkaanse geïnterviewden ervaren als zeer negatief. Harchaoui concludeert dat moslims en Marokkanen het publieke debat ervaren als “een vloek die rust op hun bestaan” (2004: 233). Ondanks dat veel Marokkaanse geïnterviewden de negatieve berichtgeving in Nederland wel ervaren, voelt het merendeel van de geïnterviewden zich tegelijkertijd gerespecteerd en gewaardeerd in Lombok. Hieruit valt de conclusie te trekken dat het verharde maatschappelijke, politieke en publicitaire discours over multiculturalisme en bepaalde representaties van de islam in de Utrechtse wijk Lombok voornamelijk een stempel lijkt te drukken op het leven in de wijk wanneer men zich afzondert van elkaar. De ethos van het mengen wordt in deze wijk belangrijk gevonden en vindt hierbij voor een deel resonantie met het huidige discours. Toch accepteert het merendeel van de geïnterviewden in Lombok de diversiteit en voelt men zich desondanks veilig en prettig. Een verklaring hiervoor kan gevonden worden in het langdurige proces van diversificatie. Men weet, doordat diversiteit in Lombok al zo lang bestaat, goed hoe ze probleemloos met elkaar om kunnen gaan. Het diverse karakter van de wijk leidt nauwelijks tot daadwerkelijke botsingen waardoor men goed in staat is pragmatisch naast elkaar te kunnen leven. Als gevolg hiervan wordt door het merendeel van de geïnterviewden het streven en het verlangen van de overheid tot assimilatie van Marokkanen aan de Nederlandse cultuur hevig bekritiseerd. In de meningen van mensen schemert dus ook dissonantie door met het huidige discours. Wat deze samenleving volgens hen vooral nodig heeft, is dat men interesse in elkaar toont, elkaar gaat leren kennen en uiteindelijk met elkaar gaat samenleven. Assimilatie is vanuit deze visie helemaal niet nodig, maar verbinding is volgens hen de sleutel tot samenleven.
[46]
Bibliografie Allen, C. (2010). Islamophobia. Famfam, Engeland: Ashgate Publishing Group. Appadurai, A. (1996). Modernity at Large: Cultural Dimensions of Globalization. Minneapolis, University of Minnesota Press. Beck, U. (1992). The risk society; towards a new modernity. London, Engeland: Sage. Berger, P. L. & Luckmann, T. (1966). The Social Construction of Reality: A Treatise in the Sociology of Knowledge. Garden City, NY: Anchor Books Boutellier, H. (2006). De veiligheidsutopie. Den Haag, Nederland: Boom Lemma uitgevers. Bowen, J. (2008). Why the French don’t like Headscarves. Islam, the State and Public Space. Princeton: Princeton University Press Broër, C. (2006). Beleid vormt overlast. Hoe beleidsdiscoursen de beleving van geluid bepalen. (proefschirft, Universiteit van Amsterdam) Brubaker, R. (2001). The Return of Assimilation? Changing Perspectives on Immigration and its Sequels in France, Germany, and the United States. Ethnic and Racial Study, 24, 531-548. Bruquetas-Callejo, M., Garcés-Mascarnas, B., Penninx, R. & Scholten, P. (2006). Policymaking related to immigration and integration. The Dutch Case. Country Report on the Netherlands. Amsterdam, The Netherlands: IMISCO E Bryman, A. (2008). Social Research Methods. Oxford, England: Oxford University Press. Butler, J. (2008). Sexual Politics, Torture and Secular Time. Britisch Journal of Sociology, 59(1), 1-23. Centraal Bureau voor de Statistiek (2013). Allochtonen; geslacht, leeftijd en herkomstgroepering. Gedownload via: http://statline.cbs.nl
[47]
Ceuppens, B. & Geschiere, P. (2005). Autochthons or Indigenous? New Modes in the Struggle over Citizenship and Belonging in Africa and Europe. Annual Review of Anthropology, 34, 385-407. Charmaz, K. (2001). Grounded Theory. In R. Emerson (Ed.),Contemporary Field Research. (pp. 335352). Long Grove, Il: Waveland Press. Charmaz, K. (2006). Constructing Grounded Theory. A Practical Guide Through Qualitative Analysis. Londen, England: Sage publications. Donselaar, van, J. & Rodrigues, P. (2008). Monitor Racisme & Extremisme: achtste rapportage. Amsterdam, Nederland: Anne Frank Stichting/Universiteit Leiden Duyvendak, J.W. (1999). De Planning van Ontplooiing. Wetenschap, Politiek en de Maakbare Samenleving. Den Haag, Nederland: Sdu Uitgevers. Duyvendak, J.W. & Veldboer, L. (2001). Meeting point Nederland. Over samenlevingsopbouw, multiculturaliteit en sociale cohesie. Amsterdam, Nederland: Boom. Duyvendak, J.W. (2011). The Policitcs of home. Belonging and nostalgia in Europe and the United States. Basingstonke, England: Palgrave Macmillan Duyvendak, J.W. & Scholten, P. (2012). Deconstructing the Dutch multicultural model: A frame perspective on Dutch immigrant integration policymaking. Comparative European Politics, 10(3), 266-282 Ewing, K. (2008). Stolen Honor: Stigmatizing Muslim Men in Berlin. Palo Alto: Stanford University Press. Europese Commissie tegen Racisme en Intolerantie (2008). Third Report on the Netherlands. Strasbourg: ECRI. Fadil, N. (2011). Islamofobie als laatste strohalm voor het Eurocentrisch denken. MANAzine, 3, 4-13. Foucault, M. (1978). The History of Sexuality: An Introduction. Hammonsworth, England: Penguin.
[48]
Gemeente Utrecht (2014). Wijkwijzer 2014. Geraardpleegd op http://www.utrecht.nl Gemeente Utrecht (2015). Gebiedsbeschrijving Lombok. Geraardpleegd op http://www.utrecht.nl Goffman, E. (1963). Stigma. London, England: Penguin. Hajer, M. & Versteeg, W. (2005). A decade of Discourse analysis of environmental politics: achievements challenges, perspectives. Journal of environmental policy and planning 7(3), 175184. Hammersley, M., & Atkinson, P. (2007). Etnography: principles in practice. London, England: Routledge Harchaoui, S. (2004). Normoverschrijding en allochtone jongeren. In P.T. de Beer en C.J.M. Schuyt (Ed.), Bijdragen aan waarden en normen (pp. 217-250). Amsterdam: Amsterdam University Press. Hennink, M., Hutter, I., & Bailey, A. (2011).Qualitative Research Methods. Los Angeles, LA: Sage. Holmes, D.R. (2000). Integral Europe. Fast-capitalism, Multiculturalism, Neofascism. Princeton, NJ: Princeton University Press. Joppke, C. (2004). The Retreat of Multiculturalism in the Liberal State: Theory and Policy. Britisch Journal of Sociology, 55, 237-257. Kennedy, J.C. (2006, 24 april). Geen allahu akbar, wel anders eten – Nederland worstelt met diversiteit en gelijkwaardigheid. NRC Handelsblad Kuik. J. (2004). Marokkaan in Nederland, Nederlander in Marokko. Een onderzoek naar de sociale identiteit van de tweede generatie Marokkanen in Nederland. (Scriptie, Erasmus Universiteit Rotterdam, Nederland). Gedownload via http://www.thesis.eur.nl/pub/3531/SOCscriptie 013.pdf Lijphart, A. (1968). The Politics of Accommodation. Pluralism and Democracy in the Netherlands. Berkeley, CA: University of California Press.
[49]
Link, B.G., Cullen, F.T., Struening, E., Shrout, P.E., & Dohrenwend, B.P. (1989). A Modified Labeling Theory Approach to Mental Disorders: An Empirical Assessment. American Sociological Review, 54(3), 400-423. Meeteren, M. van (2005). Discoursen van integratie. De omslag in het politieke debat over integratie in Nederland, ongepubliceerde scriptie. Rotterdam, Nederland. Erasmus Universiteit Rotterdam. Mepschen, P., Duyvendak, J.W. & Tonkens, E. (2010). Sexual Politics, Orientalism and Multicultural Citizenship in the Netherlands. Sociology, 44(5), 962-979. PVV: geen islam in Nederland. (2014, 26 november). NOS. Gedownload via http://nos.nl Omlo, J.J. (2012). Integratie én uit de gratie? Perspectieven van Marokkaans-Nederlandse jongvolwassenen (Proefschrift, Universiteit van Amsterdam, Nederland). Gedownload via http://dare.uva.nl/document/341466 Pels, D. (2005). Een zwak voor Nederland. Ideeën voor een nieuwe politiek. Amsterdam, Nederland: Anthos. Pols, K. (2009). De redelijkheid van de angst. Filosofische beschouwingen over diversiteit en pluraliteit, 153-164. Prins, B. (2004). Voorbij de onschuld. Het debat over de multiculturele samenleving. Amsterdam, Nederland: Van Gennep. Rijkschroeff, R. & Duyvendak, J.W. (2004). De omstreden betekenis van zelforganisaties. Sociologische Gids, 51(1), 18-35. Saïd, E. (1978). Orientalism. Londen, Engeland: Penguin. Scheff, T.J. (1966). Being Mentaly Ill: A Sociology Theory. Chicago, IL: Aldine Schinkel, W. (2008). The Moralisation of Citizenship in Dutch Integration Discourse. Amsterdam Law Forum 1(1), 15-26. [50]
Sleegers, F. (2007). In debat over Nederland. Amsterdam, Nederland: Amsterdam University Press Snel, E. (2003). De vermeende kloof tussen culturen. Twente, Nederland: Universiteit van Twente. Spijkerboer, T. (2007). Zeker weten. Inburgering en de fundamenten van het Nederlandse politieke bestel. Den Haag, Nederland: Sdu Uitgevers. Tonkens, E. (1999). Het Zelfontplooiingsregime. De Actualiteit van Dennendal en de Jaren Zestig. Amsterdam, Nederland: Bert Bakker. Tonkens, E., Hurenkamp, M. & Duyvendak, J.W. (2008). Culturalization of Citizenship in the Netherlands. Amsterdam, Nederland: Amsterdam School for Social Sciences Research. Tonkens, E. & Hurenkamp, M. (2011, 18 augustus). Integratie moet niet gaan over Nederlandse cultuur. Sociale vraagstukken. Gedownload via: http://www.socialevraagstukken.nl Trust, R. (1997). Islamophobia: a challenge for us all. Londen, England: Runnymede Trust. Uitermark, J. & Hajer, M. (2005). Performing Authority in the ‘Multicultural drama – Dutch public administrators in times of moral crisis, ongepubliceerd paper. Uitermark, J., Traag, V. & Bruggeman, J. (2012). De strijd om discursieve macht. Een relationele discoursanalyse van het Nederlandse integratiedebat, 1990-2005. Sociology, 8(2), 219-247 Valk, I., van der (2012). Islamofobie en discriminatie. Amsterdam, Nederland: Amsterdam University Press. Veer, P., van der (2006). Pim Fortuyn, Theo van Gogh, and the Politics of Tolerance in the Netherlands. Public Culture, 18(1), 111-124. Verkaaik, O. (2009). Ritueel Burgerschap. Een Essay over Nationalisme en Secularisme in Nederland. Amsterdam, Nederland: Aksant. Vertovec, S. (2007). Super-diversity and its implications. Ethnic and Racial Studies, 30, 1024-1054. [51]
Wagenaar, W. & Donselaar, van, J. (2010). Racistisch en extreemrechts geweld in 2009. In P. Rodrigues & J. van Donselaar (red.), Monitor Racisme & Extremisme: negende rapportage (pp. 15-36). Amsterdam: Anne Frank Stichting/Universiteit Leiden Wessendorf, S. (2012). Commonplace diversity and the ‘ethos of mixing’: perceptions of difference in a London neighbourhood. Identities: Global studies in Culture and Power, 20(4), 407-422.
[52]
Appendix In deze Appendix zijn een aantal relevante documenten toegevoegd. Allereerst een korte toelichten van de observaties die ik heb gedaan. Ik vertel hier welke observaties ik waar heb uitgevoerd en in wat voor setting dat was. Vervolgens schets ik een beeld over de personen die ik heb gesproken en in welke context dit gesprek plaatsvond. Afsluitend zijn de topic lijsten te vinden die ik voor zowel de Nederlandse als de tweede generatie Marokkaanse mensen heb gebruikt als houvast voor het gesprek. Zoals in het methode hoofdstuk te lezen is, hebben deze lijsten niet als leidraad gediend voor het gesprek, maar hebben ze me meer geholpen om op een gedegen manier door te vragen op momenten waar ik dat nodig had. Ze zijn dus meer te typeren als een geheugensteuntje op het moment dat ik de rode draad leek te verliezen.
[53]
Observaties In de maanden maart en april heb ik geparticipeerd bij diverse activiteiten in de wijk Lombok. Hieronder zal ik een beeld schetsen van deze observaties. Gedurende iedere observatie heb ik gelet op de fysieke omgeving, dus hoe de plek waar ik aanwezig was eruit zag en of, en zo ja, hoe die plek invloed uitoefende op de situatie. Ook heb ik gelet op de acties, dus wat er daadwerkelijk gebeurde en op de onderlinge interacties. Bij dit laatste heb ik gefocust op de menging en segregatie tussen mensen van verschillende etnische achtergronden, op welke manier men met elkaar spreekt, met welke intonatie en wat er daadwerkelijk gezegd wordt. Observatie 1 - dinsdag 31 maart 15:10 Deze observatie heeft plaatsgevonden op straat bij de Abel Tasmanstraat voor de Sint-Antonius kerk. Ik ben hier op een bankje gaan zitten om te observeren wat er allemaal gebeurde. Ik heb voor dit bankje gekozen, omdat deze plek uitzicht heeft op een druk kruispunt waar veel mensen in het verkeer samenkomen en met elkaar interacteren om zich zo veilig mogelijk te verplaatsen. Het is een vrij onoverzichtelijk kruispunt, waardoor communicatie onvermijdelijk is. Dit leek mij om deze reden een uitstekende plek om te zien hoe mensen van verschillende etnische achtergronden met elkaar omgaan. Observatie 2 - woensdag 1 april 15:30 Deze observatie heeft plaatsgevonden bij een Nederlandse stamkroeg op de Amsterdamse straatweg. Ik heb voor deze kroeg gekozen, omdat het een typisch bruine kroeg is waar vooral Nederlandse vaste gasten komen, maar wel midden in het meest gekleurde en etnisch diverse deel van Lombok is gevestigd. Om deze reden was ik erg nieuwsgierig naar hetgeen ik hier zou tegenkomen. Tijdens de observatie ben ik achterin het café aan een tafeltje gaan zitten met een kopje thee en heb ik net gedaan alsof ik in een boekje aantekeningen aan het maken was. Ik heb hierbij geprobeerd zo onopvallend mogelijk te blijven, om een zo’n realistisch mogelijk beeld te kunnen schetsen van de gebeurtenissen. Observatie 3 - donderdag 2 april 11:30 Deze observatie heeft plaatsgevonden bij een inloopochtend voor tweedehands kleding bij een ontmoetingscentrum in Lombok. In dit centrum wordt iedere donderdag tweedehands kleding verkocht voor heel weinig geld. Hier komen altijd, ook op deze ochtend, veel mensen van diverse etnische achtergronden op af. Dit leek mij dus een uitstekende plek om te zien hoe zeer diverse mensen met elkaar zouden omgaan.
[54]
Observatie 4 - vrijdag 3 april 15:30 Deze observatie heeft plaatsgevonden in een Turks eethuis op de kop van Lombok, tegenover de Turkse nieuwe moskee. Ondanks de Turkse achtergrond van dit eethuis, zit er altijd een zeer divers etnisch publiek. Niet alleen Turkse en Marokkaanse mensen komen hier geregeld, maar ook Surinamers, Nederlanders en Ethiopiërs. Om deze reden heb ik dan ook voor deze plek gekozen. Daar waar mensen bij de inloopochtend voor tweedehands kleding meer met elkaar te maken hebben, doordat ze elkaar meer in de weg kunnen lopen, had ik de verwachting dat men in een eethuis veel anoniemer kan optreden. Deze observatie leek me dus aanvullend op de vorige observatie. Observatie 5 - dinsdag 7 april 13:00 Deze observatie heeft plaatsgevonden in een kringloopwinkel in Lombok. Dit is een hele grote winkel, waar van alles wordt verkocht. Niet alleen kleding, maar ook bijvoorbeeld meubels, boeken, LP’s, elektra en speelgoed. Ook hier komt een zeer divers publiek op af, niet alleen op het gebied van etnische achtergrond, maar ook qua leeftijd en sociaal- economische status. De reden waarom ik voor deze plek heb gekozen, komt overeen met die van de derde observatie. Ook deze plek biedt de mogelijkheid te zien hoe mensen van diverse achtergronden met elkaar omgaan. Observatie 6 - zaterdag 11 april 13:00 Deze observatie heeft plaatsgevonden op een zogenaamd suikerspinfestival op een plein in Lombok. Tijdens dit feest waren er allerlei activiteiten gericht op jonge kinderen. Zo stond er een springkussen, kon je er zelf suikerspinnen draaien en was er een soort kabelbaan. Er waren heel veel kinderen en ouders van diverse multiculturele afkomst. Het leek me interessant om te zien hoe zowel de kinderen als de ouders met elkaar omgingen. Dit feest draaide om de kinderen, waardoor de ouders mee gingen met hun kinderen om toezicht te houden, maar verder zelf niet veel te doen hadden. Ik was om deze reden benieuwd of men in deze situatie een andere houding zou hebben naar anderen dan in de eerdere observaties. Observatie 7 - zondag 12 april 14:00 Deze observatie heeft plaatsgevonden op het nieuwe moskeeplein. Ik ben daar, op het moment dat de oproep voor het gebed vanaf de minaret te horen was, gaan observeren om te zien wat er gebeurde en wat voor interacties er waren. Op dit plein zijn tevens allerlei winkels gevestigd, zoals een nieuwe hele grote Albert Heijn en kledingwinkels. Dit is dus een plek waar veel mensen van diverse afkomst samen komen. In combinatie met de moskeegangers leek me dit een zeer interessante plek om te zien wat er gebeurde. [55]
Observatie 8 - dinsdag 14 april 09:30 Deze observatie heeft plaatsgevonden bij een bewegingsles voor vrouwen in een ontmoetingscentrum in Lombok. Deze bewegingsles is in het leven geroepen om vrouwen van verschillende multiculturele achtergronden een activiteit en lichamelijke beweging te geven. Er waren dus alleen vrouwen aanwezig, van de leeftijdscategorie tussen de veertig en de zeventachtig jaar. En inderdaad, ze waren etnisch erg divers. Gezien het feit dat de vrouwen elkaar al langer kennen en een soort gemeenschappelijk doel hebben, namelijk beweging, was ik benieuwd of dit weer een andere houding naar elkaar toe zou veroorzaken. Observatie 9 - dinsdag 21 april 19:30 Deze observatie heeft plaatsgevonden bij een informatiebijeenkomst georganiseerd door de gemeente over de toekomst van Lombok. Hier waren niet alleen gemeenteambtenaren aanwezig, maar ook bewoners van Lombok en mensen uit de ondernemersvereniging. Aangezien dit een open avond was, waar iedereen bij aanwezig kon zijn, waren er veel mensen. Eerst werd er informatie gegeven over de nieuwe plannen omtrent de verkeersveiligheid in Lombok, waarna een discussieronde volgde waar iedereen zijn of haar mening kon geven over het onderwerp. Buiten de toekomstplannen zelf waar ik nieuwsgierig naar was, was ik vooral geïnteresseerd in de wijze waarop zo’n hiërarchisch bestuursorgaan communiceert met buurtbewoners en de interactie die daaruit voortkomt en hoe de bewoners spraken over de buurt. Observatie 10 - maandag 27 april 12:00 Deze observatie heeft plaatsgevonden bij de jaarlijkse koningsdag markt op de Kanaalstraat. Tijdens dit evenement staan er een heleboel kraampjes die hun spullen willen verkopen. Dit is geen rommelmarkt, zoals op koningsdag in de binnenstad te vinden is. Er worden op deze markt vooral nieuwe spullen aangeboden door de ondernemers op de Kanaalstraat. Aangezien er vooral buitenlandse ondernemers zijn gevestigd, wordt deze markt ook gekleurd door buitenlandse producten en - daardoor - voornamelijk buitenlandse bezoekers. Zo werden er bijvoorbeeld djellaba’s - de Marokkaanse jurk voor mannen - en hoofddoeken, Arabische trouwkleding en Turkse en Marokkaanse hapjes aangeboden. Ook deze observatie leek mij een interessante mogelijkheid om te zien hoe het multiculturalisme samengaat en tot uiting komt in Lombok.
[56]
Achtergrond geïnterviewden Om een idee te schetsen wat voor mensen ik gedurende mijn onderzoek heb gesproken, zal ik hieronder achtergrondinformatie geven over iedere geïnterviewde. Ook zal ik hier de context schetsen waarin we hebben gesproken en de sfeer beschrijven die er hing. Vanwege privacy redenen zijn er andere namen gebruikt. #1: Hana Afkomst: Nederlandse Leeftijd: 64 Beroep: heeft de sociale academie gedaan en is later gaan werken als leidinggevende bij de vakbond. Nu is ze met pensioen Connectie Lombok: inwoonster Context gesprek: bij Hana thuis Sfeer: ontspannen en open sfeer #2: Sophie Afkomst: Nederlandse Leeftijd: 59 Beroep: heeft de kunst academie gedaan met een specialisatie op omgevingsvormgeving en werkt nu in de creatieve sector en zet zich maatschappelijk in voor Lombok Connectie Lombok: inwoonster en onderneemster in Lombok Context gesprek: op het werk van Sophie Sfeer: druk en rumoerig vanwege andere mensen die er aan het werk waren of binnenkwamen, maar wel ontspannen en open #3: Aimée Afkomst: Nederlandse Leeftijd: 26 Beroep: heeft de HBO opleiding Sociaal Werk en Dienstverlening gedaan en is momenteel begeleider C in een woonzorgcentrum voor geestelijk gehandicapte mensen Connectie Lombok: inwoonster Context gesprek: bij Aimée thuis Sfeer: ontspannen en open sfeer [57]
#4: Anouar Afkomst: Marokkaans Leeftijd: 25 Beroep: doet momenteel zijn bachelor Life science in Wageningen en werkt niet Connectie Lombok: ex-inwoner Context gesprek: bij mij thuis Sfeer: ontspannen en open sfeer #5: Jan Afkomst: Nederlands Leeftijd: 60 Beroep: werkt bij de gemeente als wijkregisseur Connectie Lombok: wijkregisseur Context gesprek: op het werk van Jan Sfeer: enigszins rumoerig vanwege de passerende collega’s, maar wel ontspannen en open #6: Adel Afkomst: Marokkaans Leeftijd: 23 Beroep: doet momenteel zijn HBO studie Culturele Maatschappelijke Vorming en loopt stage bij een welzijnsorganisatie in Lombok Connectie Lombok: inwoner en maatschappelijk betrokken bij welzijnsorganisatie in Lombok Context gesprek: buiten op een terras voor zijn stage Sfeer: winderig en lawaaiig vanwege passerend verkeer, maar wel ontspannen en open #7: Jada Afkomst: Nederlandse Leeftijd: 22 Beroep: heeft bachelor geschiedenis gedaan en is nu zelfstandig ondernemer Connectie Lombok: ex-inwoonster Context gesprek: in een Amsterdams café Sfeer: rumoerig, maar wel ontspannen en open
[58]
#8: Tarik Afkomst: Marokkaans Leeftijd: 27 Beroep: eigenaar van meerdere kledingzaken Connectie Lombok: ondernemer in Lombok Context gesprek: in één van zijn kledingzaken Sfeer: onrustig, we werden regelmatig onderbroken door klanten #9: Rachida Afkomst: Marokkaanse Leeftijd: 29 Beroep: heeft de master Staats- en Bestuursrecht afgerond en heeft nu diverse bijbanen Connectie Lombok: inwoonster Context gesprek: op haar werk Sfeer: ontspannen en open #10: Nazija Afkomst: Marokkaanse Leeftijd: 24 Beroep: doet momenteel haar HBO studie facility management en heeft een bijbaan bij een chaffeursdiensten organisatie Connectie Lombok: inwoonster Context gesprek: bij haar thuis Sfeer: ontspannen en open #11: Lakeesha Afkomst: Jamaicaans Leeftijd: 47 Beroep: bijles docent Engels Connectie Lombok: inwoonster, is gevlucht vanuit Jamaica en woont er nu een aantal jaar Context gesprek: bij haar thuis Sfeer: zeer emotioneel
[59]
#12: Amélie Afkomst: Nederlandse Leeftijd: 46 Beroep: heeft de kunst academie gedaan, met een specialisatie op het gebied van kunst en de samenleving. Werkt momenteel in een welzijnsorganisatie in Lombok Connectie Lombok: inwoonster en maatschappelijk betrokken bij welzijnsorganisatie in Lombok Context gesprek: bij haar op het werk Sfeer: ontspannen en open, maar wel iets gehaast vanwege een drukke planning #13: Fatine Afkomst: Marokkaanse Leeftijd: 43 Beroep: doet momenteel vrijwilligerswerk in een religieus centrum in Lombok Connectie Lombok: inwoonster en maatschappelijk betrokken bij de wijk Context gesprek: bij haar op het werk Sfeer: rumoerig vanwege andere vrijwilligers die aan het werk waren, maar wel ontspannen en open
[60]
Topiclist niet-moslim groep Intro Introductie van mijzelf Doel onderzoek Wat er gebeurt met de data Vertrouwelijkheid en anonimiteit Toestemming voor opname en uitleg wat er met de opname wordt gedaan Toestemming voor het onderzoek Background questions # van interview: Leeftijd: Kinderen: Hoogst genoten opleiding: Beroep: Opening questions 1. Hoe lang woont u al in Lombok? Probe: opgegroeid? 2. Om welke reden bent u hier komen wonen? Probe: praktische redenen/de wijk/familie etc. Key questions 3. Hoe bevalt u het wonen hier? Probe: prettig of juist niet? Probe: waarom? 4. Welke aspecten waardeert u het meest in deze wijk? Probe: multiculturalisme/diversiteit aan winkels/activiteiten/locatie?
[61]
5. Zijn er zaken die u graag anders had gezien in de wijk? Probe: waarom? 6. Heeft u veel contact met buurtbewoners? Probe: op welke manier? Buurtactiviteiten/zelf? Probe: ook multicultureel? 7. In hoeverre voelt u zich veilig in deze buurt? Probe: waarom wel/niet? Probe: is dat altijd al zo? Probe: sinds wanneer ervaart u dat zo? Probe: zijn er wel eens dingen voorgevallen waardoor u deze mening heeft? Probe: invloed media Multiculturalisme 8. De wijk Lombok wordt wel eens genoemd als het voorbeeld van een geslaagde wijk qua integratie van mensen met verschillende multiculturele achtergronden. Wat vindt u hiervan? Probe: mee eens/juist niet? Probe: waarom wel/niet? 9. In hoeverre vindt u dat mensen met verschillende culturele achtergronden prettig samen leven? Probe: waarom? Probe: integreren ze met elkaar? 10. In de wijk Lombok is het een groot deel van de bewoners moslim. Hoe kijkt u hier tegenaan? Probe: vervelend/juist niet? Probe: waarom? Probe: gelijkheid 11. Wat vindt u van de bouw van de nieuwe Ulu moskee? Probe: waarom?
[62]
Closing questions 12. Zou u uw kinderen hier willen laten opgroeien? Probe: waarom wel/niet? 13. Zie je jezelf hier oud worden? Probe: waarom wel/niet?
[63]
Topiclist tweede generatie Marokkanen 18-29 jaar Intro Introductie van mijzelf Doel onderzoek Wat er gebeurt met de data Vertrouwelijkheid en anonimiteit Toestemming voor opname en uitleg wat er met de opname wordt gedaan Toestemming voor het onderzoek Background questions # van interview: Leeftijd: Kinderen: Hoogst genoten opleiding: Beroep: Opening questions 1. Hoe lang woont u al in Lombok? Probe: opgegroeid? 2. Om welke reden bent u hier komen wonen? Probe: praktische redenen/de wijk/familie etc. Key questions 3. Hoe bevalt u het wonen in Lombok? Probe: prettig of juist niet? Probe: waarom? 4. Voelt u zich verbonden met de wijk? Probe: waarom wel/niet? Probe: en met Nederland in het algemeen?
[64]
5. En met Marokko? Probe: waarom wel/niet? Probe: verlangens om er naar toe te gaan? 6. De wijk Lombok wordt regelmatig genoemd als het voorbeeld van een geslaagde wijk qua integratie van mensen met verschillende multiculturele achtergronden. Wat vindt u hiervan? Probe: mee eens/juist niet? Probe: is men daadwerkelijk geïntegreerd? Probe: waarom? Probe: uitsluiting? 7. In hoeverre voelt u, met een Marokkaanse achtergrond, zich welkom in deze wijk? Probe: gewaardeerd/of juist niet? Probe: volwaardig burger? Probe: waardoor krijgt u dit gevoel? 8. In hoeverre voelt u zich veilig in deze buurt? Probe: waarom wel/niet? Probe: is dat altijd al zo? Probe: sinds wanneer ervaart u dat zo? Probe: zijn er wel eens dingen voorgevallen waardoor u deze mening heeft? 9. In hoeverre heeft u het gevoel dat de media hier invloed op heeft? Probe: op welke manier/hoe komt dat? Probe: sinds wanneer ervaart u dit zo? 10. Hoe vindt u het überhaupt hoe moslims worden neergezet in de media de laatste tijd? Probe: welk gevoel krijgt u hiervan? Probe: effect op niet-moslims? 11. Heeft u het gevoel gelijk behandeld te worden als niet-moslims? Probe: waarom wel/niet? Probe: hoe komt dit? Probe: heeft u wel eens negatieve ervaringen meegemaakt gerelateerd aan uw afkomst? [65]
12. Indien negatief: welke gevolgen heeft dat op jouw als persoon? Probe: gevolgen identiteit? Closing questions 13. Zijn er zaken die u graag anders had gezien in de wijk? Probe: wat dan? Probe: sociale omgang/praktische zaken? 14. Zie je jezelf hier oud worden? Probe: waarom wel/niet?
[66]