Verbinden en versterken
Jaarbericht 2010 – 2011 van de bedrijfstakgroep Zorg, Welzijn en Sport Tot 1 september 2011 bedrijfstakgroep Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn
Verbinden en versterken
Jaarbericht 2010 – 2011 van de bedrijfstakgroep Zorg, Welzijn en Sport
Bedrijfstakgroep
zws
Zorg, Welzijn en Sport
Tot 1 september 2011 bedrijfstakgroep Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn
4
ROC Nova College, Haarl
ROC Nova College, Haarlem
em
Inhoudsopgave
Pagina
Voorwoord 7 1
Onze vijf speerpunten in studiejaar 2010 - 2011
8
Speerpunt 1: de bedrijfstakgroep ZWS: herkenbaar en aanspreekbaar Speerpunt 2: beroepspraktijkvorming: alle afspraken op een rij Speerpunt 3: examinering: van proces naar product Speerpunt 4: kennisdeling: een blijvend succes Speerpunt 5: intercultureel vakmanschap: recht doen aan verschillen
8 10 12 14 16
2
Praktijkvoorbeelden uit de vijf sectoren
Assisterende Beroepen in de Gezondheidszorg 18 Chris Hengeveld, Alfa-college: “Het beroep wordt steeds aantrekkelijker”
Onderwijsberoepen 20 Abel Pleijsier, Graafschap College: “Taal- en rekencentrum Tr@cé heeft een duidelijke meerwaarde”
Sport & Bewegen 22 Gonny Farley, ROC Nova College, CIOS Haarlem: “Nieuwe opleiding speelt in op maatschappelijke trends”
Verpleging & Verzorging 24 Diesje Zwart, Noorderpoort College: “Actief leren bevordert verbinding tussen school en praktijk”
Welzijn 26 Cora Zomer, Landstede MBO: “NJi-kennisnetwerk houdt onze jeugdzorgopleiding actueel”
18
3 Cijfers
29
Bijlage
31
Afkortingen
5
6 Kerngroep
Kerngroep v.l.n.r.: Mw. J. (Jeannie) Bertens, Koning Willem I College, Den Bosch (portefeuille AG) Mw. T. (Tiny) Verbeek, MBO Raad (secretaresse) Dhr. B. (Bert) Fintelman, Horizon College, Alkmaar (portefeuille WZ) Mw. M.J. (Marion) Brun, ROC Tilburg, Tilburg (lid) Mw. N. Adèr, MBO Raad (beleidsadviseur) Mw. A. (Annette) van den Berg-Ram, Zadkine, Rotterdam (portefeuille V&V) Dhr. C. (Cor) Dijks, Deltion College, Zwolle (portefeuille OB) Dhr. T.C. (Theo) Blom, Graafschap College, Doetinchem (penningmeester) Mw. A.J. (Anky) Veldman, ROC Aventus, Apeldoorn (voorzitter) Dhr. B.M.J. (Ben) van de Giessen, Albeda College, Rotterdam (portefeuille S&B) Dhr. H.A.M. (Harrie) Bemelmans, ROC Nova College, Haarlem (secretaris) Afwezig: Mw. J. (Jenny) Drost, ROC Midden Nederland, Utrecht (portefeuille V&V) Mw. T. (Toinny) Gründemann, MBO Raad (beleidsadviseur)
Voorwoord
De zorgsector is hard op weg de banenmotor van Nederland te worden. Volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek vinden we drie van de vier nieuwe banen van de afgelopen tien jaar in de zorg. Na de sector handel met 1,5 miljoen werknemers is de zorgsector nu tweede met 1,4 miljoen. Deze CBS-cijfers illustreren hoe belangrijk het is om jongeren en volwassenen op te leiden die in de zorg willen gaan werken, en scholingsmogelijkheden te geven aan mensen die bij willen blijven in hun beroep of terugkeren op de arbeidsmarkt. Het middelbaar beroepsonderwijs is de onderwijsvorm bij uitstek die dergelijke opleidingen en scholingsmogelijkheden biedt. De regionale opleidingencentra (roc’s) in Nederland verzorgen opleidingen in zorg, welzijn en sport voor circa 150.000 mbo-deelnemers. De bedrijfstakgroep Zorg, Welzijn en Sport (ZWS), tot 1 september 2011 Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn, verbindt deze roc’s met elkaar. Roc’s die er in slagen maatschappelijke ontwikkelingen en veranderingen in de beroepspraktijk snel en efficiënt te verwerken in hun opleidingsaanbod. U leest er over in de praktijkvoorbeelden van dit jaarbericht. Onder meer over rekendocent Abel Pleijsier van het Graafschap College, die laat zien hoe de zwaardere eisen voor rekenen en taal uitwerken bij het opleiden van onderwijsassistenten. En over sportdocent Gonny Farley. Zij vertelt hoe ROC Nova College CIOS, Haarlem de wensen van sportwerkgevers uit de regio en het preventiebeleid van politiek en zorgverzekeraars vertaalt in een nieuwe opleiding.
Onderwerpen van langere adem – beroepspraktijkvorming en examinering - komen aan bod in onze speerpunten van beleid. Wat de beroepspraktijkvorming (bpv) betreft bereikte onze bedrijfstakgroep dit verslagjaar een mijlpaal. Zij bracht een bpv-protocol voor de ZWS-sector uit, ondersteund door afspraken met de landelijke brancheorganisaties in de zorg. Bij examinering zien we dit jaar een accentverschuiving naar het ontwikkelen van concrete producten. En ik kan u een nieuw speerpunt melden: het project intercultureel vakmanschap. Recht doen aan verschillen tussen mensen, ook als het hun culturele achtergrond betreft, vraagt om inter culturele competenties. Dit project zet de eerste stappen om dergelijke competenties in mbo-opleidingen op te nemen. De bedrijfstakgroep ZWS heeft twee opdrachten, die in de titel van dit jaarbericht naar voren komen: verbinden en versterken. De eerste opdracht, de verbindende schakel vormen tussen onze leden, is vooral gericht op samen werking tussen roc’s als het gaat om onderwijsinhoud, s trategie en bedrijfsvoering. Deze onderlinge verbondenheid is onmisbaar voor de tweede opdracht: versterken van de positie van de ZWS-opleidingen binnen en buiten het mbo. Alleen met een hecht draagvlak bij de leden kan de bedrijfstakgroep naar buiten optreden als een gezaghebbende collectieve belangenbehartiger van onze sector, en als herkenbaar aanspreekpunt voor landelijke brancheorganisaties.
Anky Veldman, voorzitter bedrijfstakgroep Zorg, Welzijn en Sport
7
Onze vijf speerpunten in studiejaar 2010 - 2011
8
Landstede, Zw
Het maatschappelijk belang van goede opleidingen en scholingsmogelijkheden voor zorg, welzijn en sport brengt met zich mee dat steeds meer landelijke brancheorganisaties onze bedrijfstakgroep beschouwen als het aanspreekpunt voor hun vragen en wensen over de opleidingsmogelijkheden in het mbo. Aan ons de taak om deze externe partners duidelijk te maken wie wij zijn, wat wij doen en waar wij voor staan. Deze duidelijkheid begint bij onze naam. De nieuwe naam Bedrijfstak groep Zorg, Welzijn en Sport (ZWS), die de Bedrijfstakgroep Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn vanaf 1 september 2011 hanteert, is naar buiten beter herkenbaar en doet meer recht aan de opleidingen die wij vertegenwoordigen.
olle
Speerpunt 1
De bedrijfstakgroep ZWS: herkenbaar en aanspreekbaar
Nieuwe naam, nieuwe koers Niet alleen de naam, ook de koers van de bedrijfstakgroep ZWS verandert. Deze verandering is nauw verbonden met de nieuwe manier waarop sociale partners en onderwijsveld op landelijk niveau hun gemeenschappelijke verantwoorde lijkheid voor het middelbaar beroeponderwijs vorm gaan geven. Zij verenigen zich in de Stichting Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (SBB). In deze stichting maken zij afspraken om te komen tot een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid voor een aantal onderwerpen: de kwalificatiestructuur van het mbo, examinering, beroepspraktijkvorming en de aansluiting van het mbo-onderwijsaanbod op de arbeidsmarkt. De afspraken in de SBB gelden voor het gehele mbo, en vinden hun vertaling en weerklank in de diverse branches en onderwijssectoren. Bij de toedeling van verantwoordelijkheden op landelijk niveau past dat onze bedrijfstakgroep de komende jaren haar rol als collectieve belangen behartiger van de ZWS-sector versterkt. Uiteraard doen wij dat binnen de kaders van het totale mbo en van de MBO Raad als representant daarvan. Direct verbonden met de rol van belangenbehartiger is de wisselwerking tussen onze bedrijfstakgroep en haar leden. Want zoals al eerder gezegd: wij kunnen naar buiten met gezag spreken als de leden onze standpunten van binnen uit dragen.
Regionale borging nodig Vandaar dat het versterken van onze externe positie gekoppeld is aan een hechte interne verbinding met onze achterban. Interne verbinding met de leden richt zich op de inhoud van onze standpunten en afstemming daarvan. Maar ook op communicatie en ondersteuning. En op het delen van kennis, zowel onderling als met partners van buiten. Een belangrijk aspect van deze interne verbinding is het regionaal borgen van mbo-brede afspraken die met partners op landelijk niveau zijn gemaakt. Dergelijke afspraken vanuit de SBB zijn alleen effectief als zij in de regio, op de scholen en in de leerbedrijven, een vervolg krijgen.
Onze bedrijfstakgroep vertaalt deze mbo-brede afspraken naar de ZWS-sector. Zij stimuleert de leden om daarmee in de regio aan de slag te gaan en brengt praktijkervaringen uit de regio weer terug op landelijk niveau. Daarnaast zijn er onderwerpen en projecten die ZWS-opleidingen betreffen, waarbij de bedrijfstakgroep dienstverlenend is voor haar leden. Deze dienstverlening kan op diverse manieren: door het voeren van de regie, door het aanvaarden van een gedeelde verantwoordelijkheid en door medezeggenschap. Voorbeeld van dat laatste is de mbo-kwalificatiestructuur voor ZWS-opleidingen. De bedrijfstakgroep vertegenwoordigt haar leden in de zogenoemde paritaire commissie van kenniscentrum Calibris, waarin onderwijs en bedrijfsleven gezamenlijk deze kwalificatiestructuur opstellen.
Structuur volgt koers Met de koers verandert ook de organisatiestructuur van de bedrijfstakgroep. Allereerst weerspiegelt de beoogde samenstelling van de kerngroep (het bestuur) meer dan in het verleden het beleid dat wij voorstaan. Nog steeds is de achterban, nu georganiseerd in de drie branchecommissies Zorg, Welzijn en Sport, rechtstreeks in de kerngroep vertegenwoordigd. Nieuw als uitgangspunt in de kerngroep is de beoogde regionale spreiding en verankering, gekoppeld aan breed inzicht in de netwerken en samenwerkingsverbanden binnen de regio. Ook de hechte relatie met kenniscentrum Calibris is in de kerngroep terug te vinden. Twee kerngroepleden hebben zitting in de al eerder genoemde paritaire commissie en een vertegenwoordiger van Calibris is adviserend lid van de kerngroep. Daarnaast hebben de omvang van de bedrijfstakgroep en de diversiteit en complexiteit van haar werkterrein geleid tot het aanstellen van een tweede beleidsadviseur. Deze adviseurs werken ter ondersteuning en versterking van de kerngroep en de drie branchecommissies.
9
Speerpunt 2
Beroepspraktijkvorming: alle afspraken op een rij
10
Het eerste kwartaal van 2011 was op het terrein van de beroepspraktijkvorming (bpv) een uitermate productieve periode. De bedrijfstakgroep ZWS leverde voor elk van haar vijf subsectoren (in de nieuwe structuur de drie branches) een specifiek uitgewerkt bpv-protocol af. En stelde vervolgens met de brancheorganisaties in de zorg een plan van aanpak vast om voor de hele ZWS-sector een aantal zaken rond de bpv goed te regelen. Bert Fintelman, directeur van de sector Welzijn & Educatie van ROC Horizon College en lid van de kerngroep, kijkt met genoegen op deze periode terug.
De vijf opgeleverde protocollen zijn een uitwerking van het landelijk bpv-protocol, dat overheid, onderwijs en sociale partners twee jaar geleden hebben vastgesteld. Dit landelijk protocol vormt de basis voor bindende afspraken tussen bedrijfstakgroepen en branches. “Met onze specifieke uitwerking daarvan hebben alle roc’s en leerbedrijven in de ZWS-sector nu op één A4 een overzicht van alle afspraken over rollen en verantwoordelijkheden in de bpv”, geeft Bert aan. “Daarmee heeft iedereen scherp in beeld wat deelnemers, scholen, leerbedrijven en kenniscentrum Calibris van elkaar kunnen verwachten. Dat geldt voor de voorbereiding van de bpv, het verloop ervan, de beoordeling van het resultaat en de evaluatie achteraf. Daarnaast beschikt elke subsector nu over aanvullende afspraken en aanbevelingen om met ingang van het studiejaar 2011 – 2012 volgens het protocol te gaan werken.”
Stimulans voor regionaal overleg “Uiteraard moet de waarde van al deze afspraken zich nog bewijzen in de praktijk, op de werkvloer van scholen en leerbedrijven. Toch is het heel nuttig dat alle vijf subsectoren
ROC Nova College, Haarlem
en daarmee de hele ZWS-sector volgens het vaste stramien van de bpv-protocollen werken. Dat geeft richting aan het proces, en stimuleert regionaal overleg tussen roc’s en leerbedrijven om snel tot resultaten te komen. Verder levert zo’n sectorbreed stramien duidelijke voordelen op, onder meer voor leerbedrijven die bpv-deelnemers uit een aantal roc’s of uit diverse opleidingen in huis hebben. Die krijgen nu veel minder te maken met allerlei verschillen in de opzet van de bpv vanuit de scholen. Hetzelfde voordeel werkt ook andersom, voor roc’s die bpv-plaatsen in een aantal werkveldinstellingen hebben.”
11
Kennisdeling Het plan van aanpak voor de bpv komt voort uit het convenant dat de bedrijfstakgroep ZWS en kenniscentrum Calibris in november 2010 hebben gesloten met de brancheorganisaties uit de zorg (BoZ). Het plan sluit naadloos aan op de vijf bpv-protocollen en werkt een aantal zaken verder uit, zoals regionaal overleg tussen roc’s en zorgbranches dat voldoende representatief is, en een beschrijving van de vakkennis en vaardigheden die nodig zijn voor de bpv. “Wat het eerste betreft gaat het om het inventariseren van bestaande regionale verbanden die geschikt zijn voor representatief overleg”, benadrukt Bert. “Het is zeker niet de bedoeling om naast bestaande overlegvormen weer nieuwe op te zetten.”
Betrouwbare partners “Al met al kijk ik met genoegen en zelfs met enige trots op de afgelopen maanden terug. Bij de protocollen en het plan van aanpak hebben we vanaf het begin iedere maand met de brancheorganisaties aan tafel gezeten. Iedereen toonde zich een betrouwbare partner; niemand haakte af. We hebben samen gedegen voorwerk geleverd voor het uitrollen van de protocollen in de roc’s en de leerbedrijven. En we bieden goede handvatten om in de regio verdere afspraken te maken. Daar moet komend studiejaar de klus verder worden geklaard.”
Speerpunt 3
Examinering: van proces naar product
De ZWS-sector kan in het mbo-brede project Examenprofiel in dit verslagjaar twee aansprekende resultaten noteren. Ten eerste is het examenprofiel voor de sector zo ver gevorderd dat het komend jaar voor de scholen beschikbaar is om er mee te experimenteren. Daarna kan dit profiel op basis van ervaringen in de praktijk worden bijgesteld. Ten tweede zijn er servicedocumenten voor scholen en leerbedrijven ontwikkeld, waarin onder andere vijf begeleidingsrollen in de beroepspraktijkvorming beschreven staan. Deze documenten slaan een brug tussen het ZWS-examenprofiel en het landelijk bpv-protocol.
12
De eindversie van het ZWS-examenprofiel is besproken in de paritaire commissie van kenniscentrum Calibris, waarin onderwijs en bedrijfsleven het profiel samen moeten vaststellen. “Over de inhoud van de afspraken in dit profiel is iedereen het wel eens”, meldt Theo Blom, sectordirecteur Zorg & Welzijn van het Graafschap College en kerngroeplid. “Voor enkele andere thema’s is verder overleg nodig om de instemming van de sociale partners te krijgen. Dat gaat om zaken die meer zijdelings met examinering te maken hebben. De oplossing daarvan is niet aan de paritaire commissie, die moet aan andere overlegtafels worden gevonden.”
Strategisch belang “Ik hoop dat men die kwesties daar snel regelt, want met dit examenprofiel kan onze sector goed uit de voeten. Bovendien is het strategisch van belang dat onderwijs en bedrijfsleven er zelf uitkomen als het gaat om standaar disering van mbo-examens. Lukt dat niet, dan zal de politiek nog strakker gaan aankoersen op centrale examens. Dat zie je nu al bij algemene vakken als Nederlands, Engels en rekenen/wiskunde. Die trend werkt door naar het beroepsgerichte deel van de mbo-opleidingen. Centrale examinering verdraagt zich slecht met de ruimte die het mbo nodig heeft om in te spelen op behoeften van het regionale bedrijfsleven. Daar slagen we goed in: volgens de onderwijsinspectie was 98 procent van het regionale bedrijfsleven in augustus 2010 tevreden over de examinering in het mbo”, aldus Theo.
De ontwikkelde servicedocumenten beschrijven de gewenste invulling van vijf rollen die in de begeleiding van de beroepspraktijkvorming voorkomen. In de school is dat de rol van bpv-coördinator en bpv-begeleider; in het leerbedrijf die van praktijkopleider en werkbegeleider. Voor school en leerbedrijf is ook de rol van kwalificerend beoordelaar beschreven. Het weergeven van de ideale situatie voorziet scholen en bedrijven van een referentiekader waarmee zij hun voordeel kunnen doen. De documenten geven de gewenste richting aan en adviseren over de manier waarop het einddoel is te bereiken. De beschrijving van de rollen komt exact overeen met de activiteiten die vermeld staan in het landelijke bpv-protocol. Zij slaan een brug tussen examinering en bpv, die de kwaliteit van beide ten goede komt.
Gericht verbeteren Dergelijke servicedocumenten hebben hetzelfde doel als het ontwikkelen van standaarden in mbo-examens: de kwaliteit van de examens verbeteren en daarmee het civiel effect van mbo-diploma’s versterken. Zoals het project Examenprofiel laat zien, is dat een proces van jaren. Nieuw in de voortgang van dit project is dat het proces wel doorloopt, maar dat vanaf nu de nadruk sterker komt te liggen op het uitwerken van instrumenten om het werken met standaarden te ondersteunen. In samenspraak met de onderwijsinspectie neemt het mbo de zwakke schakels die er nog zijn in de examinering onder de loep om gericht aan verbeteringen te werken.
13
ROC Nova Colle
ge, Haarlem
Speerpunt 4
Kennisdeling: een blijvend succes
14
De afgelopen vier jaar heeft de bedrijfstakgroep ZWS (toen nog GDW) samen met kenniscentrum Calibris acht kennisdelingsconferenties georganiseerd. Deze landelijke bijeenkomsten trokken in totaal ruim tweeduizend deelnemers en zijn een ongekend succes gebleken. Toch kwam er een eind aan. Hun looptijd was namelijk gepland tot augustus 2010, het moment waarop competentiegericht onderwijs in het mbo zou worden ingevoerd. Die invoering is een jaar uitgesteld, maar de kennis delingsconferenties zijn niet in een gat gevallen. De bedrijfstakgroep ZWS en Calibris hebben besloten dat zij eens per jaar een dergelijke bijeenkomst blijven organiseren.
Daarom is in dit verslagjaar de draad weer opgepakt met een nieuwe conferentie in maart 2011, en de volgende voor maart 2012 is al in voorbereiding. De inhoud is dezelfde gebleven: landelijke beleidsontwikkelingen en thema’s die een specifieke ZWS-invulling krijgen. Dat kunnen bekende onderwijsthema’s zijn die elders in dit jaarbericht aan bod komen. Zo bevatte het kennisdelingsprogramma van 2011 workshops over de uitvoerbaarheid van bpv-protocollen in de regio, de betekenis van examenprofielen voor de examens in het eigen roc, opzetten van netwerken met werkveld organisaties, invoeren van referentieniveaus voor taal en rekenen, en aandacht in de opleidingen voor intercultureel vakmanschap.
Belangstelling bij docenten Daarnaast kwamen er in 2011 thema’s uit de praktijk van het beroep aan bod, zoals de opkomst van E-health, vroegtijdig sigaleren van zorgproblemen in de palliatieve zorg en de rol van toekomstige werkgevers bij loopbaanbegeleiding tijdens de opleiding. De ervaring met vier jaar kennisdelings conferenties leert dat een dergelijk gevarieerd programma deelnemers met veel verschillende functies in onderwijs en
werkveld aantrekt. Opvallend in maart 2011 was het grote aandeel van docenten in de deelname aan de conferentie: ruim een kwart. Verreweg de meesten daarvan combineren lesgeven met het ontwikkelen van competentiegericht onderwijs. Die combinatie van lesgevende taken met onderwijs ontwikkeling komt veel voor in het mbo. Dat is een relevant gegeven. Want vraagtekens omtrent de betrokkenheid
15
Kennisdeling
van docenten bij onderwijsvernieuwing blijken vaak een cruciale factor in politieke discussies over nut en noodzaak van competentiegericht mbo. Mogelijkheden voor docent-ontwikkelaars om hun kennis en ervaringen met elkaar te delen – in welke vorm dan ook - zijn daarom een belangrijk aspect in de activiteiten van de bedrijfs takgroep ZWS.
Kennisdeling
16
ROC Nova Colle
ge, Haarlem
Speerpunt 5
Intercultureel vakmanschap: recht doen aan verschillen
Goede zorg doet recht aan verschillen tussen mensen, ook als het gaat om hun culturele achtergrond. Daarom is het belangrijk dat onderzoekers, hulpverleners en beleidsmakers aan deze verschillen aandacht besteden. De bedrijfstakgroep ZWS helpt mee om dit algemene uitgangspunt concreet te maken in mbo-opleidingen, te beginnen met de opleidingen die zich richten op het werkveld van de jeugdzorg. Daarvoor is de bedrijfstakgroep in december 2010 gestart met het project Diversiteit en intercultureel vakmanschap. Projectleider Liesbeth Gamadia ervaart culturele diversiteit in haar dagelijks werk. Zij is als beleidsmedewerker Zorg & Welzijn verbonden aan het ROC van Amsterdam, waar ruim tweehonderd verschillende nationaliteiten samenkomen. “Twintig jaar geleden bestond aandacht voor diversiteit vooral uit kennis van verschillende culturen en gods diensten”, geeft zij aan. “Nu gaat het, zeker bij het werken in de zorg, vooral om een open oog voor verschillen tussen mensen, inclusief hun culturele achtergrond. Het herkennen en erkennen van deze verschillen moet in de vorm van interculturele competenties verankerd worden in de zorg opleidingen. Ons project maakt daarmee een begin in vijf opleidingen, met de ambitie om dit later uit te breiden.”
van de kerngroep, benadrukt het belang van goede contacten met de scholen en het werkveld. “We hebben een projectgroep ingesteld met vijf roc-vertegenwoordigers, gespreid over het land, en een lid namens kenniscentrum Calibris. De roc-vertegenwoordigers zijn docenten met ruime ervaring en goede relaties in de werkvelden. Zij leggen contacten met roc’s in de regio en zorgen ervoor dat de projectgroep een brug is tussen het project en de scholen. Daarnaast is er een klankbordgroep met werkveldvertegenwoordigers en ook de bedrijfstakgroep ZWS levert met het organiseren van landelijke bijeenkomsten haar bijdrage aan het draagvlak voor intercultureel vakmanschap.”
Beperkte looptijd, brede basis Servicedocument en lesmateriaal “In eerste instantie gaat het om de opleidingen Pedagogisch Medewerker, Medewerker Maatschappelijke Zorg, SociaalCultureel Werker, Sport & Bewegen en Onderwijsassistent. Voor deze opleidingen hebben we het servicedocument intercultureel vakmanschap ontwikkeld, dat na de zomer vakantie van 2011 in enkele roc’s op zijn waarde in de praktijk wordt getest. Doel van dit document is dat interculturele competenties in de kwalificatiedossiers van deze opleidingen worden opgenomen. Dat is iets voor de langere termijn. Daarnaast willen we aandacht geven aan problemen waarmee docenten nu worden geconfronteerd. Vandaar dat we ook lesmateriaal hebben verzameld, geordend en voorzien van een handleiding voor gebruik. Dat materiaal is in de vorm van een waaier beschikbaar.” Harrie Bemelmans, directeur van de unit Gezondheidszorg, Welzijn & Laboratoriumtechniek van het Nova College en lid
“Dit project heeft een looptijd van een jaar. Het eindigt in december 2011, maar de opbrengsten ervan zijn onderdeel van een groter geheel. Intercultureel vakmanschap omvat zeven deelprojecten in het hbo, mbo, werkvelden en onderzoeksinstellingen. Deze zeven projecten zijn weer onderdeel van het programma diversiteit in het jeugdbeleid van ZonMw, een organisatie die onderzoek en innovatie in de zorg stimuleert en subsidieert. ZonMw is de opdrachtnemer van deze zeven projecten en krijgt hiervoor subsidie van het ministerie van VWS. Wij voeren met het project Diversiteit en intercultureel vakmanschap een deel van deze opdracht uit. Het diversiteitprogramma van ZonMw vindt weer zijn basis in een onderzoek van het Nederlands Jeugdinstituut naar de effectiviteit van jeugdbeleid. Kortom: intercultureel vakmanschap is geen eenjarig kasplantje, maar stevig geworteld in onderzoek, onderwijs en werkvelden.”
17
Praktijkvoorbeelden uit de vijf sectoren
18
ROC Nova Colle
ge, Haarlem
Assisterende Beroepen in de Gezondheidszorg
Chris Hengeveld, Alfa-college: “Het beroep wordt steeds aantrekkelijker”
De mbo-opleidingen Assisterende Beroepen in de Gezondheidszorg (AG) hebben in november 2010 hun zilveren jubileum gevierd. Tijdens een feestelijke conferentie stond niet de historie, maar de toekomst van deze opleidingen voor apothekers-, dokters- en tandartsassistenten centraal. Chris Hengeveld, manager zorgopleidingen van het Alfa-college Hoogeveen, schetst enkele belangrijke veranderingen in de AG-beroepen en gevolgen daarvan voor de opleidingen. Van oudsher hadden de apothekers de grootste affiniteit met opleiden. Zij leidden hun assistenten eerst zelf op en namen later het initiatief om een eigen opleidingsinstituut op te zetten. Huisartsen en tandartsen bleken lastiger om de tafel te krijgen als het om opleiden ging. Het was dan ook de opleiding voor apothekersassistenten die vanaf 1962 als eerste in de voorlopers van het mbo terecht kwam. Daarna volgden de dokterassistenten in 1981 en de tandartsassistenten in 1985. “Sindsdien zijn er over de hele AG-linie hechte relaties ontstaan tussen het mbo en de brancheverenigingen van het werkveld”, geeft Chris aan. “Een duidelijk voorbeeld is de stichting SteAG waarin docenten in samenwerking met het werkveld toetsen en examens ontwikkelen. Alle roc’s met AG-opleidingen zijn bij deze stichting aangesloten.”
Zelfstandig professional Chris ziet het beroepsperspectief van assistenten in de gezondheidszorg snel veranderen en aantrekkelijker worden. “De assistente van nu en van de komende jaren is geen hulpje meer van de apotheker, tandarts of dokter, maar een zelfstandige professional. Zij moet assertief zijn en overtuigend optreden naar patiënten, maar ook empathie tonen en goed communiceren. Dat geldt bij de triage, wanneer een doktersassistente telefonisch aan de hand van een vragenlijst bepaalt of de dokter een patiënt wel of niet zelf moet zien. En bij het geven van advies en voorlichting. Zelfstandig werken? Heel belang-
rijk, maar ze moet even goed in teamverband kunnen samenwerken. Zeker nu er steeds meer grote gezondheidscentra ontstaan waarin verschillende disciplines samenkomen.” “Planning, regie en logistiek van de praktijk liggen in haar handen. Daarvoor brengt zij eigenschappen mee als nauw keurigheid, organisatietalent en rust temidden van allerlei hectiek. Haar medische kennis is up-to-date, want haar werk verschuift van administratief naar medisch ondersteunend. Zo wordt zij steeds meer de ambassadrice van de eerstelijns gezondheidszorg. Illustratief daarvoor is de top tien van patiëntenergernissen bij tandartspraktijken, die tandarts Wouter Vriesman tijdens onze jubileumconferentie op een rij heeft gezet. Zeven van deze ergernissen blijken oplosbaar door de assistent en drie liggen er op het bordje van de tandarts.”
Opleidingscapaciteit overeind houden Het is voor Chris zonneklaar dat dergelijke veranderingen in het beroep ook aanpassingen in de kwalificatiedossiers van de AG-opleidingen tot gevolg zullen hebben. “In samenspraak met kenniscentrum Calibris zijn we bezig aspecten als zelfstandigheid en mondigheid een zwaarder accent te geven, om zo onze deelnemers beter toe te rusten voor hun toekomst. Daarnaast zijn er initiatieven als het Campagneteam Doktersassistenten, waarin werkgevers- en werknemers organisaties zich samen met Calibris inspannen om de opleidingscapaciteit in hun sector overeind te houden.” “Speerpunt van dit team is de beschikbaarheid van voldoende stageplaatsen met goede stagebegeleiding. Twee regionale samenwerkingsverbanden in Zuid-Holland en Limburg zoeken mogelijkheden om in een drukke praktijk toch tijd vrij te maken voor het begeleiden van stagiairs. Hun ervaringen delen zij met de rest van de sector. Zulke initiatieven zijn hard nodig, want de arbeidsmarktmonitor van ditzelfde Campagneteam bevat een dringende boodschap. Uit die monitor blijkt dat er begin 2011 bijna drie keer zo veel vacatures voor doktersassistenten zijn als gemiddeld in alle andere beroepsgroepen in de gezondheidszorg.”
19
Onderwijsberoepen
Abel Pleijsier, Graafschap College: “Taal- en rekencentrum Tr@cé heeft een duidelijke meerwaarde”
20
Ook het mbo heeft te maken met de z waardere exameneisen voor rekenen en taal. Het Graafschap College speelt daar op in met het taal- en rekencentrum Tr@cé, gevestigd in de locatie Groenlo. Abel Pleijsier, docent rekenen op deze locatie, is overtuigd van het nut van de manier waarop Tr@cé werkt. “De deel nemers leren er naast rekenen, Nederlands en Engels ook andere vaardigheden die ze in hun latere beroep nodig hebben.”
Aanvullend op lessen met instructie kunnen deelnemers in Tr@cé aan opdrachten werken of extra ondersteuning krijgen. In het centrum is altijd een practicumassistent aanwezig. En voor specifieke vragen zijn er spreekuren met vakdocenten. “De rekenmethode die we gebruiken sluit goed aan op de manier van werken in Tr@cé”, geeft Abel aan. “Die methode omvat behalve een werkboek ook een online oefen- en toetsprogramma rekenvaardigheid. Voor rekenen is één uur instructie per week ingeroosterd, en één uur zelfstandig online werken in Tr@cé. Tijdens de instructie geef ik de deelnemers mee wat ze in de komende week bij hun zelfstandig online werken moeten doen.”
Consequenties van Meijerink
“Ook buiten het rooster kunnen deelnemers naar eigen behoefte gebruik maken van de Tr@cé-faciliteiten. Zo’n aanpak vergt een zelfstandigheid die je van eerstejaars deelnemers niet meteen kunt verwachten. Zij worden daarin stap voor stap zorgvuldig begeleid. Wel vragen we uiteindelijk van elke deelnemer de nodige zelfredzaamheid. Dat geldt voor het online werken, maar ook voor het zelf plannen en reserveren van de eigen Tr@cé-uren. En voor elkaar helpen en zonodig zelf om hulp vragen. Daarmee ontwikkelen ze een houding en een aantal vaardigheden die elke toekomstige werkgever van hen zal vragen. Behalve een hoger niveau bij taal en rekenen is ook dat een duidelijke meerwaarde van Tr@cé.”
Abel wijst op een aantal consequenties van de verzwaring van de referentieniveaus die uit de koker van de commissieMeijerink komt. “Neem de tweejarige opleiding Helpende Zorg en Welzijn. Daarvoor geldt het referentieniveau 2F. Veel deelnemers komen binnen met een rekenvaardigheid op het niveau van groep zes basisschool, dus nog onder 1F. De tafels van vermenigvuldiging zijn nog geen automatismen. Hoe moet dat met breuken en procenten? Hoe krijg je deze deelnemers in twee jaar op het vereiste niveau? Om nog maar te zwijgen over de groepen die zo’n opleiding versneld in één jaar doen.” “Dan zijn er de vmbo-ers van nu die te weinig of helemaal geen rekenen hebben gehad. Deelnemers aan opleidingen als
21
Landstede, Zwolle
Landstede, Zwolle
Onderwijsassistent of Verpleegkunde kiezen voor een beroep waarvan ze weten dat rekenen daarbij belangrijk is. Daar houden ze bij hun vakkenkeuze in het vmbo al rekening mee. Deelnemers aan de opleidingen Pedagogisch Werker of Medewerker Maatschappelijke Zorg denken vaak dat ze later nooit met rekenen te maken krijgen, en laten dat in vmbo zorg en welzijn als examenvak vallen. Maar bijna elk beroep vraagt om basale rekenvaardigheden. Ook een medewerker in een peuterspeelzaal moet inschatten wat een dagje uit kost, om daarvoor een realistisch budget op te kunnen stellen.”
Ten koste van wat? Abel geeft aan dat extra aandacht voor rekenen en taal uit het reguliere budget betaald moet worden. Ook kan deze
aandacht ten koste gaan van stages of beroepsgerichte aspecten uit opleidingen. “Het is de vraag of we de s tandaard van onze beroepsgerichte vakken overeind kunnen houden. Zijn zaken als onderwijsbeleid en klassenmanagement belangrijk bij het opleiden van onderwijs assistenten? Of ruilen we dat in voor rekenen? Kan de stage korter, terwijl we weten hoe belangrijk die is voor onze deelnemers om het vak te leren en om contacten te leggen voor een toekomstige baan? En hoe komen we aan genoeg vakbekwame docenten om die extra uren rekenen te geven? Je kunt wel tegen een docent Nederlands zeggen: jij komt van de pabo, dus jij kunt ook rekenen geven. Maar dat kan een misrekening zijn, want het is maar de vraag of die docent de didactiek in voldoende mate beheerst.”
Sport & Bewegen
Gonny Farley, ROC Nova College, CIOS Haarlem: “Nieuwe opleiding speelt in op maatschappelijke trends”
22
SportPlaza De Estafette in Nieuw-Vennep herbergt niet alleen twee zwembaden, een sporthal, een fitnessruimte, een horecavoorziening en de praktijk van een fysiotherapeut, maar ongemerkt ook een school. De CIOS-opleiding Sport, Gezondheid en Vrijetijdsmanagement (SGV) van het ROC Nova College heeft zich hier midden in de beroepspraktijk genesteld. Deze opleiding is een voorbeeld van de manier waarop de sector Sport & Bewegen inspeelt op maatschappelijke ontwikkelingen en de daaraan verbonden veranderingen op de sportarbeidsmarkt.
Gonny Farley volgde in het verleden zelf een CIOS-opleiding en is nu docent aan de opleiding SGV. Zij draagt bij aan de verdere ontwikkeling van deze nieuwe vierjarige opleiding. “Twee jaar geleden zijn we gestart en momenteel hebben we vijftig deelnemers per leerjaar, voornamelijk jongeren van 16 tot 18 jaar”, vertelt zij. “Voor komend studiejaar staat het derde leerjaar op stapel, en daar is de cursus BeweegKuurinstructeur een onderdeel van. SGV legt een verbinding tussen sport en gezondheid die relevant is voor een breed publiek, jongeren en ook steeds meer ouderen. Met deze opleiding spelen we in op trends als toenemend overgewicht, vergrijzing en het stimuleren van gezonde vrijetijdsbesteding. De politiek en de zorgverzekeraars bevestigen die trends door in hun beleid prioriteit te geven aan preventie.”
Onderzoek in de regio “De effecten van dit beleid worden merkbaar in de sport scholen en de fitnesscentra, en bij de fysiotherapeut. Daar zie je nu steeds meer ouderen. Ook is de grens tussen de sport leraar in trainingspak en de fysiotherapeut in witte jas sterk bezig te vervagen. Met dergelijke gegevens moeten we iets doen in ons opleidingsaanbod. Vandaar dat een ALO-stagiair
bij onze opleiding als afstudeeropdracht onderzoek in de regio heeft gedaan naar wensen van sportwerkgevers voor hun toekomstige werknemers. Om grip te krijgen op de veelzijdig samengestelde sportbranche heeft zij daarbij gebruik gemaakt van de contacten die er al zijn met sportwerkgevers die CIOS-stagiairs in huis hebben of hadden”, aldus Gonny. Vroeger is er heel wat geklaagd over gedetailleerde eind termendocumenten die scholen weinig tot geen ruimte boden om op nieuwe ontwikkelingen in te spelen. Is die tijd met de huidige kwalificatiedossiers voorbij? “Wij kunnen prima met de dossiers van nu en met het competentiegericht mbo uit de voeten,” benadrukt Jes Hernandez, opleidings manager van ROC Nova College, CIOS Haarlem. “Vanaf het prille begin heeft Sport & Bewegen actief bijgedragen aan de experimenten met competentiegericht opleiden. En met kenniscentrum Calibris is altijd goede samenspraak mogelijk over veranderingen in de kwalificatiedossiers. Zelf ben ik volop betrokken bij het overleg tussen de scholen en Calibris over de inhoud van de dossiers. De contacten zijn prima.”
Rijke traditie “Wat een deelnemer moet kennen en kunnen, inclusief de vaardigheden en beroepshouding die daarbij horen, staat in de kwalificatiedossiers duidelijk beschreven. Maar in de weg daar naar toe kunnen de scholen eigen keuzen maken. Dat vind ik belangrijk. Niet alleen om op nieuwe ontwikkelingen in te spelen, maar ook om recht te doen aan je eigen visie op onderwijs. Onze SGV-opleiding besteedt veel aandacht aan vakken waarin de fysieke kant van sport naar voren komt, zoals anatomie en sportmassage. Maar ook aan vakken die op sociale en affectieve aspecten zijn gericht, zoals pedagogiek en didactiek. Voor mij zijn de relaties tussen mensen en hun persoonlijke groei en ontwikkeling uitgangspunt voor onderwijs. Op dat gebied heeft onze opleiding een rijke t raditie. Illustere voetbaltrainers als Leo Beenhakker en Guus Hiddink zijn bij ROC Nova College, CIOS Haarlem opgeleid. In het verleden goede voetballers en nu coaches die relaties met spelers kunnen aangaan als geen ander.”
23
ROC Nova College, Haarlem
ROC Nova College, Haarlem
Verpleging & Verzorging
Diesje Zwart, Noorderpoort College: “Actief leren bevordert verbinding tussen school en praktijk”
24
Een landelijk bpv-protocol is ongetwijfeld nuttig, maar in de regio gebeurt het echte werk. Zo ook in regio Noord, waar het Noorderpoort College het pilotproject Verbindend verzorgend opleiden uitvoert. Van dit driejarige project zijn inmiddels twee jaar voorbij. Tussentijdse evaluaties met bpv-docenten, praktijkbegeleiders uit het werkveld en deelnemers wijzen uit dat het project doet waar het voor bedoeld is: school en praktijk beter met elkaar verbinden.
In dit project combineren de deelnemers van de opleiding Verzorgende IG (individuele gezondheidszorg) hun parttime stage met het actief leren, een nieuwe vorm van bpv- begeleiding. Diesje Zwart, docent verpleegkunde, bpvdocent en projectleider van Verbindend verzorgend opleiden, schetst de gang van zaken bij parttime stages: “In de basisfase van de opleiding gaan de deelnemers twee dagen per week naar school. Daarnaast lopen zij elke week twintig uur stage, op vaste dagen. Vier uur daarvan kan de werkveld instelling in overleg met de stagiair flexibel invullen met bijvoorbeeld avond- of weekenddiensten. Zo leer je al vanaf het begin het beroep in al zijn facetten kennen. In de latere verdiepingsfase van de opleiding wordt de stage uitgebreid.”
Actief leren “In de begeleiding volgens het principe van actief leren geeft een bpv-docent een dagdeel per week begeleiding op de werkplek. Dat gebeurt aan een groep van circa zeven deelnemers, die allemaal in dezelfde instelling stage lopen. Deze begeleiding is een combinatie van individuele ontwikkelingsgesprekken, groepsbegeleiding (intervisie en uitwisselen van ervaringen) en inhoudelijke beroepsbegeleiding. Tijdens een stagetraject van gemiddeld veertig weken in één instelling (of twee keer twintig weken in twee instellingen) werken
Landstede, Zwolle
we zo veel mogelijk met dezelfde bpv-docenten, praktijk begeleiders en deelnemers. Het lukt niet altijd om dit actief leren-model helemaal overeind te houden. Als alternatief maken we zonodig deelnemersgroepen uit drie tot vijf instellingen die dicht bij elkaar liggen. En een deel van de begeleiding doen we dan niet op de werkplek, maar op school.” Al driekwart jaar na de start van het project zijn de eerste tussenevaluaties met alle betrokkenen gehouden. “Die geven duidelijk aan dat langer met elkaar werken in een vaste setting de onderlinge betrokkenheid sterk ten goede komt”, vertelt Diesje. “Daar waar het niet lukt om de formule van het actief leren in volle omvang in de instelling te realiseren, zie je dat bpv-docenten en praktijkbegeleiders minder
25
ROC Nova College, Haarlem
op elkaar betrokken zijn. Deelnemers blijken erg gehecht aan het actief leren in een vast groepsverband. Vooral de combinatie van ervaringen uitwisselen en inhoudelijke opdrachten maken scoort hoog. Wel willen zij meer gastdocenten uit werkveldinstellingen. En onze bpv-docenten moeten volgens de deelnemers niet al te veel kind aan huis worden in de instellingen. Er moet in hun beleving wel wat afstand tussen school en stageplaats blijven.”
Duurzame regionale samenwerking Projecten als Verbindend verzorgend opleiden komen niet uit de lucht vallen. Daar gaat jarenlange samenwerking tussen onderwijs en werkveldinstellingen aan vooraf. Joke de Jonge, teammanager opleiding verzorgende, benadrukt
het belang van duurzame regionale samenwerking. “In 2009 is het Noorderpoort College samen met ruim tien zorg instellingen aan dit pilotproject begonnen. Deze pilot is onderdeel van het innovatieproject S-factor, dat staat voor een succesvolle leerloopbaan van deelnemers in zorg- en welzijnopleidingen. De S-factor loopt via het Stagebureau Expertisecentrum. Dat is de netwerkorganisatie van het beroepsonderwijs (vmbo, mbo en hbo) en de zorginstellingen van regio Noord: Groningen, Drenthe en Noord-Overijssel. Dit Stagebureau is er al sinds 1997 en vanaf het begin zijn vier roc’s actieve partners in deze samenwerking, waar onder het Noorderpoort College.”
Welzijn
Cora Zomer, Landstede MBO: “NJi-kennisnetwerk houdt onze jeugdzorgopleiding actueel”
26
Onder de benaming Kennisnetwerk NJi-mbo-opleidingen organiseert het Nederlands Jeugd Instituut (NJi) sinds 2009 themabijeenkomsten voor docenten en onderwijsontwikkelaars van de mboopleiding Pedagogisch Medewerker Jeugdzorg. Al na vijf bijeenkomsten staat dit kennisnetwerk bekend als een prima middel voor kwaliteitsverbetering van de opleiding. Ook biedt het netwerk de deelnemers, afkomstig uit vijftien roc’s, een zeer gewaardeerd platform om met de inhoud van hun vak bezig te zijn. Cora Zomer is docent beroepspraktijkvorming van de opleidingen Jeugdzorg en Kinderopvang van Landstede MBO Salland in Raalte. Daarnaast coacht en begeleidt zij deel nemers bij Leren, Loopbaan en Burgerschap. Ook maakt zij programma’s op maat voor deelnemers die van een andere opleiding of ander roc komen. “Vrijwel vanaf het begin heb ik aan alle themabijeenkomsten meegedaan”, vertelt Cora. “De individuele docent vindt er een schat aan mogelijkheden voor de eigen deskundigheidsbevordering. De behandelde onderwerpen zijn meteen toepasbaar in de thema’s van onze opleidingen. We borgen de opbrengsten van het kennis netwerk door ze vast te leggen in onze docenten- en s tudentenhandleidingen en in het curriculum.”
Directe vertaalslag Claudia Bakker, docent sociaal-agogische vakken bij de opleiding Jeugdzorg van Landstede te Zwolle, werkt daarnaast als taakhouder onderwijs aan het actueel houden van de opleidingen. Ook zij is enthousiast over de bijeenkomsten. “In het morgendeel behandelt een expert van het NJi een thema, en aansluitend daarop maken we ’s middags met elkaar de vertaalslag naar het onderwijs. Binnen Landstede zorgen Cora en ik via de taakhouders onderwijs voor terugkoppeling naar de docenten. Het kennisnetwerk helpt ons om de mbo’er een plaats te geven in de jeugdzorg, die van oudsher meer op het hbo is gericht. Dankzij de directe door-
werking in de onderwijspraktijk weten onze studenten tijdens hun stage duidelijk waar ze over praten. En tijdens stagebezoeken laten wij met enige regelmaat aan de jeugdzorginstellingen weten dat we veel actuele kennis bij het NJi halen.” Bij het Nederlands Jeugd Instituut is Lenette Rietveld de contactpersoon voor het kennisnetwerk mbo-opleidingen. “Het NJi verzamelt, valideert, verrijkt en verspreidt kennis”, geeft zij aan. “Kennis verspreiden doen we onder meer via onze site. Naast deze overdracht op afstand vindt ook warme kennisoverdracht plaats, bijvoorbeeld in kennis netwerken met opleidingen in het hbo en mbo. Het NJi vindt het belangrijk dat deze kennis een plek krijgt in de opleiding van toekomstige professionals. Daarnaast krijgen we met kennisoverdracht ook feedback op de relevantie van onze kennis voor de opleidingen. Voor het mbo bereiden we nu kennisnetwerken voor die gericht zijn op kinderopvang en op
Landstede, Zwolle
27 Landstede, Zwolle
sociaal-cultureel werk. Die verbreding past bij het werk terrein van het NJi, dat zich niet alleen richt op jeugdzorg voor kinderen en jongeren met problemen. Ook gewoon opgroeien en opvoeden vallen daar onder.”
Onderscheid met hbo Wat de plaats van de mbo’er in de jeugdzorg betreft ziet Lenette een duidelijk onderscheid met de hbo’er. “In het uitstroomprofiel van de mbo-opleiding is aangegeven dat een mbo’er geen eindverantwoordelijkheid draagt. Componenten in de jeugdzorg als therapeutisch klimaat, interventie en begeleiden van ouders zijn en blijven voor behouden aan hbo’ers. Maar veel mbo’ers stromen na hun opleiding alsnog door naar het hbo. De plek van de mbo’er in de praktijk moet zich nog verder uitkristalliseren. Er zijn goede voorbeelden waar ze in samenwerking met hbo’ers een duidelijke plek hebben, bijvoorbeeld in het werken op
een groep in de jeugdzorg. De mbo’er houdt zich dan vooral bezig met het verzorgen en opvoeden van de kinderen en jongeren.”
28
ROC Nova College
, Haarlem
Cijfers Tabel 1 Aantal deelnemers ZWS (per kalenderjaar) ZWS
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Welzijn (WZ)*
61.746
66.359
68.152
68.922
67.638
64.126
62.084
61.892
Verpleging en verzorging (V&V)
48.921
46.031
44.915
47.381
52.693
55.485
59.693
63.070
Sport en Bewegen (S&B)
9.139
10.379
13.082
14.736
15.395
15.601
16.515
17.482
Assisterende beroepen in de Gezondheidszorg (AG)
6.949
6.904
6.934
7.172
7.146
7.189
7.549
7.947
Specialist
398
291
235
172
251
337
294
427
Totaal
127.153
129.964
133.318
138.383
143.123
142.738
146.135
150.818
29
Tabel 2 Ontwikkeling aantal deelnemers ZWS (per kalenderjaar) ZWS
2003
2004
2005
2006
2007
2008
2009
2010
WZ *
100%
107%
110%
112%
110%
104%
101%
100%
V&V
100%
94%
92%
97%
108%
113%
122%
129%
S&B
100%
114%
143%
161%
168%
171%
181%
191%
AG
100%
99%
100%
103%
103%
103%
109%
114%
Specialist
100%
73%
59%
43%
63%
85%
74%
107%
Totaal
100%
102%
105%
109%
113%
112%
115%
119%
Tabel 3 Aantal deelnemers en ontwikkeling aantal deelnemers opleiding onderwijsassistent (OA) Welzijn *
2005
2006
2007
2008
2009
2010
Welzijn rest
58.243
58.211
56.378
53.321
51.167
48.888
Welzijn OA
9.909
10.711
11.260
10.805
10.917
13.004
Welzijn rest
100%
100%
97%
92%
88%
84%
Welzijn OA
100%
108%
114%
109%
110%
131%
Toelichting tabellen • 2010: voorlopige cijfers • Specialist oftewel de opleiding praktijkopleider Bron: MBO Raad 2010 Meer weten over de feiten en cijfers van de ZWS-kwalificatiestructuur? www.coordinatiepunt.nl
Bijlage
30
ROC Nova College
, Haarlem
Afkortingen
De meesten van u kennen onderstaande afkortingen. Voor diegenen die nieuw zijn of interesse hebben in onze branche staan hieronder alle in dit jaarbericht genoemde afkortingen. AG ALO bpv Calibris CIOS GDW hbo IG mbo NJi OB roc SBB S&B SGV vmbo V&V VWS WZ ZonMw ZWS
Assisterende beroepen in de Gezondheidszorg Academie voor Lichamelijke Opvoeding beroepspraktijkvorming kenniscentrum voor leren in de praktijk in zorg, welzijn en sport Centraal Instituut Opleiding Sportleiders Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn: oude naam voor bedrijfstakgroep Zorg, Welzijn en Sport hoger beroepsonderwijs individuele gezondheidszorg middelbaar beroepsonderwijs Nederlands Jeugd Instituut Onderwijsberoepen regionaal opleidingencentrum Stichting Beroepsonderwijs Bedrijfsleven Sport en Bewegen Sport, Gezondheid en Vrijetijdsmanagement voorbereidend middelbaar beroepsonderwijs Verpleging & Verzorging Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport welzijn organisatie voor gezondheidsonderzoek en zorginnovatie Zorg, Welzijn en Sport: nieuwe naam voor bedrijfstakgroep Gezondheidszorg, Dienstverlening en Welzijn
31
Bedrijfstakgroep
zws
Zorg, Welzijn en Sport
Colofon Uitgave: september 2011 Tekst: Ruud Sneller Redactie: MBO Raad / bedrijfstakgroep ZWS kerngroep Fotografie: Marina Popova, oud-student ROC A12 Ede Vormgeving en druk: Drukkerij Libertas, Bunnik Oplage: 1500 Aan de inhoud van deze uitgave kunnen geen rechten worden ontleend. Ondanks de uiterste zorgvuldigheid waarmee deze uitgave tot stand is gekomen, is de MBO Raad niet aansprakelijk voor eventuele drukfouten. Noch voor het gebruik van de inhoud van de teksten en de daaruit vloeiende feiten, omstandigheden en gevolgen. Overname van teksten is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van de MBO Raad.