“Vinden, Verbinden en Versterken” Wmo-beleidsplan 2012-2015 Concept augustus 2012
Madelon Prawirodirdjo
“Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
1
Inhoudsopgave 1. Inleiding 1.1. Uitgangspunten Startnotitie 1.2. Lokale samenwerking en verzamelen input 1.3. Regionaal benoemde speerpunten 2. Wettelijk kader 2.1. Wmo als participatiewet 2.2. Prestatievelden 2.3. Regionale samenwerking 2.4. Compensatieplicht 2.5. Uitbreidingstaken onder de Wmo 3. Landelijke en regionale ontwikkelingen 3.1. De Kanteling 3.2. Welzijn nieuwe stijl 3.3. Extramurale begeleiding 3.4. Decentralisatie jeugdzorg 3.5. Wet werken naar vermogen 3.6. Regionale ontwikkelingen 4. De Kanteling in de Wmo: van zorg naar participatie 4.1. Principes van de Kanteling 4.2. Spanningsveld 4.3. Uitvoering in samenhang 4.4. Wat gaan we in Stede Broec doen? 5. Lokaal Wmo-beleid 5.1. Aandachtspunten sociaal beleid 5.2. Visie op participatie 6. Groen: basisinfrastructuur op orde? 6.1. Wonen, leefbaarheid en bewonersparticipatie 6.2. Welzijn en zorg 6.3. Jeugdbeleid en opvoedondersteuning 6.4. Wmo-loket 6.5. Vrijwilligersbeleid 6.6. Lokaal gezondheidsbeleid 7. Oranje: kwetsbare mensen 7.1. Mantelzorgondersteuning 7.2. Welzijn nieuwe stijl: casemanagement 7.3. Extramurale begeleiding 7.4. Ouderen blz. 8. Rood: maatschappelijke zorg 9. Middelen, evaluatie, communicatie en planning 9.1. Middelen 9.2. Nieuw Wmo-beleid 9.3. Evaluatie, benchmarks en KTO’s 9.4. Communicatie 10. Bijlagen
“Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
blz.
blz.
blz. blz.
blz. blz.
blz. blz.
blz. blz. blz. blz. blz. blz. blz.
blz. blz.
blz. blz.
2
1. Inleiding Gemeenten dienen op grond van artikel 3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) een plan op te stellen, dat richting geeft aan maatschappelijke ondersteuning. Het beleidsplan geldt voor een periode van maximaal vier jaar. In deze nota geeft Stede Broec voor de komende vier jaar, periode 2012-2015 aan welke doelen worden gesteld, hoe dat gaat gebeuren en met welke resultaten. 1.1. Uitgangspunten Startnotitie Op 17 januari 2012 heeft de gemeenteraad de Startnotitie Wmo vastgesteld met als opdracht te komen tot de ontwikkeling van een nieuw Wmo-beleidsplan 2012-2015. 1.2. Lokale samenwerking en verzamelen input Bij de beleidsvoorbereiding heeft de Wmo evaluatie 2007-2011 centraal gestaan. Aan de hand van een rapport, opgesteld door I&O research, waarin duidelijke aanbevelingen en conclusies staan, is er verder gewerkt aan uitgangspunten en kaderstellingen. De Wmo evaluatie is tot stand gekomen door een uitgebreide studie van college- en raadsdocumenten en beleid over de jaren 2007-2011, maar ook door interviews met medewerkers van de gemeente Stede Broec, interviews met de raadsfracties en interviews met externe (zorg)partijen. Om input te verzamelen vanuit de samenleving is voor de evaluatie samengewerkt met de Wmo-adviesraad en hebben gesprekken met lokale en regionale instellingen plaatsgevonden. Dit heeft geleid tot contouren en speerpunten. De Wmo-adviesraad, de Seniorenraad en Stichting Welzijn Stede Broec zijn om advies gevraagd. De adviezen zijn hierin verwerkt. De definitieve vaststelling van het Wmo-beleidsplan zal in oktobernovember 2012 plaatsvinden. 1.3. Uit de evaluatie benoemde speerpunten De gemeente heeft een evaluatieonderzoek laten uitvoeren door I&O research ( de samenvatting hiervan is al bijlage toegevoegd) naar de uitvoering van het Wmo-beleid ten aanzien van prestatievelden 3 t/m 6. De data voor het onderzoek zijn verzameld in de periode van januari – februari 2012. Er zijn documenten bekeken en gesprekken gevoerd met 10 stakeholders: de projectleider Wmo, de Wmoconsulent van Stede Broec, leden van de Wmo-raad, vertegenwoordigers van de Stichting Welzijn Stede Broec (SWSB), de Vrijwilligerscentrale en de indicatie-adviseur van Trompetter en van Eeden. Gekeken is wat er sinds de invoering van de Wmo per 1 januari 2007 is gerealiseerd (implementatie) en wat er op deze terreinen is bereikt. Op basis van deze vraagstelling zijn de volgende speerpunten opgetekend: 1. wonen, zorg en welzijn: basisinfrastructuur op orde; 3. doorontwikkeling Wmo-loket: 4. vrijwilligersbeleid 5. kanteling breed doorvoeren in Wmo-beleid; 6. extra ondersteuning mantelzorgers; 7. integraal welzijnswerk: welzijn nieuwe stijl; 8. extra ondersteuning ouderen
“Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
3
2. Wettelijk kader In dit hoofdstuk staan we stil bij de Wmo als kaderwet; wat is het doel, wat valt eronder en wat is er aan gemeentelijke taken bij gekomen. 2.1. Wmo als participatiewet De Wmo is in 2007 ingevoerd als onderdeel van een nieuw zorgstelsel en valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente. Deze wet is voor een deel als opvolger te beschouwen van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) die een zorgplicht kent. De Wmo is een brede participatiewet: iedereen moet kunnen meedoen aan de samenleving. De Wmo is daarmee een principieel andere wet dan de AWBZ. De Wmo kent geen zorgplicht maar een compensatieplicht. Daar waar burgers en hun sociale netwerk de ondersteuning, die nodig is om maatschappelijk te participeren niet kunnen bieden, moet de gemeente dit compenseren door ondersteuning te bieden. De manier waarop dit gebeurt wordt niet door de Wmo voorgeschreven; dat is een zaak van de gemeente. De Wmo is een “horizontale” wet; colleges hoeven over de behaalde resultaten geen verantwoording af te leggen aan het rijk, maar doen dit aan de gemeenteraad.
2.2. Prestatievelden Artikel 1 eerste lid van de Wmo noemt een negental prestatievelden waarop gemeenten beleid moet voeren, te weten: 1. Bevorderen van de sociale samenhang in en leefbaarheid van dorpen, wijken en buurten. 2. Op preventie gerichte ondersteuning van jeugdigen met problemen met opgroeien en ouders met problemen met opvoeden. 3. Het geven van informatie, advies en cliëntondersteuning. 4. Het ondersteunen van mantelzorgers en vrijwilligers. 5. Het bevorderen van maatschappelijke participatie en zelfredzaamheid van mensen met een beperking (incl. mensen met een chronisch psychisch probleem en mensen met een psychosociaal probleem). 6. Het verlenen van voorzieningen aan mensen met een beperking ten behoeve van het behouden en bevorderen van hun zelfstandig functioneren of hun deelname aan het maatschappelijke verkeer. 7. Het bieden van maatschappelijke opvang, waaronder vrouwenopvang. 8. Het bevorderen van openbare geestelijke gezondheidszorg, met uitzondering van het bieden van psychosociale hulp bij rampen. 9. Het bevordeeren van verslavingsbeleid. Deze 9 prestatievelden zijn in te delen, volgens de in hoofdstuk 5 benoemde indeling groen, oranje en rood. 2.3. Regionale samenwerking In 2007 hebben de gemeenten in de West-Friesland een aantal onderwerpen/ prestatievelden gekozen om regionaal op samen te werken. Dit was het onderwerp kwetsbare burgers (prestatievelden 7,8 en 9) en de prestatievelden mantelzorg en vrijwilligersbeleid. Op deze onderwerpen wordt samengewerkt en zoveel mogelijk regionaal afspraken gemaakt. De gemeente Hoorn is (financieel) verantwoordelijk voor de maatschappelijke zorg (prestatievelden 7, 8 en 9), omdat Hoorn als centrumgemeente van de regio WestFriesland is aangewezen. Met betrekking tot preventie, nazorg en herstel van de laatste 3 prestatievelden heeft de gemeente Stede Broec haar eigen taakverantwoordelijkheid.
“Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
4
2.4. Compensatieplicht Artikel 4 Wmo bepaalt dat het college van burgemeester en wethouders ter compensatie voorzieningen op het gebied van maatschappelijke ondersteuning moet treffen die een persoon met beperkingen in staat stelt om: a. een huishouden te voeren; b. zich te verplaatsen in en om de woning; c. zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel; d. medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan. Er zijn twee soorten voorzieningen te onderscheiden: 1. individuele voorzieningen: worden na een indicatie toegekend. Het betreft rolstoelen, scootmobielen, vervoersvoorzieningen, woningaanpassingen en hulp bij het huishouden. 2. algemene of collectieve voorzieningen: hiervoor is geen indicatie nodig, maar zijn wel belangrijk om participatie van mensen te bevorderen. Hierbij valt te denken aan maaltijdservice, zorgvoorzieningen zoals maatschappelijk werk of aan Wmodoelgroepvervoer (OV-taxi). 2.5. Uitbreidingstaken onder de Wmo Sinds de invoering van de Wmo in 2007 is er een aantal nieuwe taken in ondergebracht. 2009: In het jaar 2009 en 2011 is er een aantal wijzigingen binnen de AWBZ doorgevoerd waardoor een grote groep mensen die voorheen hulp ontvingen vanuit de AWBZ geen recht meer op zorg hebben. De wijzigingen die doorgevoerd zijn in 2009 zijn als volgt: • Grondslag psychosociaal verdwijnt uit de AWBZ. Deze maatregel is al in 2008 van kracht gegaan. Het CIZ heeft alle nieuwe aanvragen evenals de aanvragen voor herindicatie conform de nieuwe richtlijnen beoordeeld. Dat houdt in dat mensen met een psychosociaal probleem niet (meer) voor ondersteunende begeleiding in aanmerking kwamen. Op 1 januari 2009 heeft de maatregel volledig vorm gekregen en zijn ook de ‘lopende’ indicaties voor ondersteunende begeleiding vervallen. Kortom de verstrekking ondersteunende begeleiding voor mensen met psychosociale problematiek bestaat per 1 januari 2009 niet meer. De gemeente ontvangt een kleine tegemoetkoming in de onkosten voor deze wijziging. • De pakketmaatregel Dit houdt in dat mensen met een lichte beperking in het geheel worden uitgesloten van ondersteunende begeleiding. Daarnaast komen alle activiteiten gericht op participatie te vervallen. Per 1 januari 2010 is deze maatregel volledig ingevoerd en kunnen alleen mensen met een matige tot ernstige aandoening begeleiding krijgen voor de activiteiten gericht op zelfredzaamheid. Wet Tijdelijk Huisverbod De Wet tijdelijk huisverbod (op 1 januari 2009 in werking getreden) geeft burgemeesters de bevoegdheid om bij acute dreiging van huiselijk geweld de pleger voor tien dagen uit huis te plaatsen. Het tijdelijk huisverbod wordt thans gecoördineerd vanuit centrumgemeente Hoorn en wordt uitgevoerd door de stichting DNO. In het kader van de Wmo moest er een nieuwe infrastructuur opgezet worden voor de dader en de achterblijver. Dit is regionaal opgepakt en uitgewerkt met een breed netwerk rondom gemeenten, zorgorganisaties en justitie
“Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
5
2011: Zo is sinds 2011 Maatschappelijke Stage een nieuwe wettelijke verplichting en zijn de middelen voor ondersteuning aan het Wmo-budget toegevoegd. Invoering van de maatschappelijke stages (MaS) is al begonnen in 2009. Gemeente Stede Broec heeft budget hiervoor aangewend voor het instellen van een stagemakelaar als onderdeel van de Vrijwilligerscentrale in Hoorn. In Hoofdstuk 3 zullen we stilstaan bij ontwikkelingen die van grote invloed zijn op de Wmo zoals: de Kanteling, Welzijn nieuwe stijl en drie decentralisaties: extramurale begeleiding, Jeugdzorg (Zorg voor Jeugd) en Wet Werken naar Vermogen.
“Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
6
3. Landelijke en regionale ontwikkelingen Op landelijk niveau speelt een aantal belangrijke ontwikkelingen die gevolgen hebben voor de Wmo. De bezuinigingen als gevolg van de economische crisis hebben hier grote invloed op gehad. Het gaat om decentralisatie van overheidstaken en stelselherzieningen binnen de zorg (AWBZ en Jeugdzorg) en werk en inkomen. Ook een aantal regionale ontwikkelingen zullen we hierna beschrijven. 3.1. De Kanteling Hiermee wil de VNG de Wmo doorontwikkelen in een richting waarin meer dan nu participatie i.p.v. zorg, resultaten i.p.v. voorzieningen en maatwerk i.p.v. confectie centraal staan. Belangrijk uitgangspunt is de eigen verantwoordelijkheid van burgers bij het oplossen van problemen, eventueel met behulp van hun sociale netwerk. Wanneer burgers daar niet toe in staat zijn, kan een beroep worden gedaan op voorzieningen: van algemeen via collectief naar individueel. 3.2. Welzijn nieuwe stijl VWS, VNG en de MOgroep hebben het landelijke stimuleringsprogramma “Welzijn nieuwe stijl” gelanceerd. Het programma is erop gericht om de kracht van de Wmo te benutten door te stimuleren en inspireren. Welzijn nieuwe stijl gaat uit van de volgende uitgangspunten: gericht op vraagverheldering, gebaseerd op de eigen kracht van de burger, direct op de cliënt af (indien problemen worden gesignaleerd), een optimale verhouding tussen informele en formele zorg, een doordachte balans tussen collectieve en individuele voorzieningen, integraal werken, meer vraaggericht en gericht op oplossingen en resultaten en gebaseerd op meer ruimte voor de professional 3.3. Transitie AWBZ / Begeleiding Dit is een vorm van ondersteuning die bijdraagt aan maatschappelijke participatie van kwetsbare mensen en/of mensen met een beperking. Deze functie wordt geschrapt uit de AWBZ en onder de Wmo gebracht. Met de decentralisatie is ruim een budget van €3,3 miljard vanaf 2014 gemoeid. Gemeenten zijn vanaf 2014 verantwoordelijk voor nieuwe aanvragen en vanaf 2014 voor alle gevallen. De overdracht gaat gepaard met een forse korting. De voorbereiding wordt in West-Friesland regionaal opgepakt. Nog onbekend is welk budget gemeenten vanaf de te verwachten invoerdatum van 1 januari 2014 voor de uitvoering zullen ontvangen. De Tweede Kamer heeft dit wetsvoorstel controversieel verklaard. Voor de voorbereiding van de decentralisatie begeleiding blijft budget beschikbaar, ondanks het controversieel verklaren van het wetsvoorstel. Na de kabinetsformatie wordt duidelijk of de decentralisatie doorgang vindt. 3.4. Decentralisatie jeugdzorg Op 30 september 2011 heeft de Staatssecretaris een transitiebrief “Stelselwijzigingen Zorg voor Jeugd” naar de Tweede Kamer gestuurd. Zorg voor jeugd zal naar gemeenten worden overgeheveld. De doorontwikkeling van de Centra voor Jeugd en Gezin (CJG’s) speelt hierbij een belangrijke rol. Relevant is, hoe gemeenten vroegsignalering, preventie, begeleiding en opvoedondersteuning (ketensamenwerking en zorgnetwerken) in het kader van de Wmo zullen vormgeven. Het gaat om alle zorg voor jeugd die onder het Rijk, provincies, grootstedelijke regio’s, AWBZ, Zvw en gemeenten valt: jeugdgezondheidszorg, provinciale jeugdzorg, jeugdbescherming en jeugdreclassering, jeugd-GGZ (inclusief begeleiding), zorg aan licht verstandelijk beperkte jeugdigen en gesloten jeugdzorg. 3.5. Wet Werken naar Vermogen De Wet Werk en Bijstand (WWB), Wet Sociale Werkvoorziening (WSW), Wet Investeren in Jongeren (WIJ) en Wajong zullen opgaan in de Wet Werken naar Vermogen. Dit heeft vooral gevolgen voor mensen aan de onderkant van arbeidsmarkt en raakt doelgroepen binnen de Wmo (mensen met een beperking). Regionaal speelt de discussie hoe mensen “Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
7
met een uitkering kunnen worden ingezet voor Wmo-activiteiten zoals klussen in en om het huis. De Tweede Kamer heeft dit wetsvoorstel controversieel verklaard. Dit betekent dat de parlementaire behandeling van het wetsvoorstel is stopgezet en aan het volgende kabinet wordt overgelaten. De voorziene korting op de Wsw-middelen in 2013 van € 90 miljoen vinden geen doorgang. Het is aan een volgend kabinet hoe verder om te gaan met het controversieel verklaarde wetsvoorstel en de meerjarige financiële doorwerking daarvan. 3.6. Regionale ontwikkelingen Regionale Sociala Agenda (RSA) Binnen de regio West-Friesland is de vraag neergelegd voor het opzetten van een Regionale Sociale Agenda 2012-2015 (RSA) door de provincie Noord-Holland. Aan de hand van de RSA kunnen de gemeenten regionaal (of minstens 4 gemeenten/ de meerderheid) een subsidieaanvraag indienen voor het uitwerken van projecten op het sociale domein. Het opzetten van de RSA is begeleid door een extern bureau, DSP. Aan de hand van meerdere inventariserende gesprekken onder de ambtenaren Wmo, Jeugd, lokaal gezondheidsbeleid en uitvoering Wmo is er een opzet gekomen voor de RSA. De Regionale Sociale Agenda is in elke college vastgesteld aan de hand van Madivo. Onderwerpen welke de komende jaren regionaal belang kunnen krijgen zijn: • • • • •
Sociale woonproblematiek ( voorbeelden hiervan kunnen zijn: opvang dak- en thuislozen, zwerfjongeren en probleemgezinnen) De Kanteling (voorbeelden hiervan kunnen zijn: indicatiestelling, samenwerking Welzijn Nieuwe Stijl, regionale aanpak PGB) Jeugd (voorbeelden hiervan kunnen zijn: Begeleiding bij transitie jeugd, tienerzwangerschappen, zwerfjeugd) Ouderen (voorbeelden hiervan kunnen zijn: een regionale visie omtrent vergrijzing, domotica, langer thuis blijven wonen) Civil society (voorbeelden hiervan kunnen zijn: vitaal platteland, intensivering van de dorpskernen, versterken buurtvoorzieningen)
Zoals men ziet zijn de onderwerpen breed ingestoken. Reden hiervan is dat het onduidelijk zal zijn welke onderwerpen de komende 4 jaar regionaal de aandacht gaan krijgen in de zin van regionale projecten en samenwerking. De brede insteek, benoemd in de RSA biedt ook de mogelijkheid om vanuit alle invalshoeken projectaanvragen te kunnen doen. Projectaanvragen worden ambtelijk voorbereid en ter vaststelling en indiening, na vaststelling door de colleges, aan het portefeuillehouderoverleg Welzijn van de 7 WestFriese gemeenten, Madivo, voorgelegd. Stede Broec, Enkhuizen, Drechterland (SED) In SED verband wordt er op verschillende onderwerpen samengewerkt. Op ambtelijk niveau wordt er samenwerking gezocht op meerdere Wmo-dossiers, zoals subsidies. Echter zijn er verschillen in de basis van de Wmo, ontstaan sinds de invoering van de Wmo op verschillende vlakken. Zo wijkt de uitvoering af in alle 3 de gemeenten, maar ook andere onderwerpen zoals mantelzorgondersteuning wordt in de 3 gemeenten op een andere manier uitgevoerd. Daarnaast werken de gemeenten Enkhuizen en Drechterland vanuit een Wmo beleidsplan 2007-2011, in tegenstelling tot de gemeente Stede Broec. Voor Stede Broec zal het beleidsplan 2012-2015 de eerste zijn.
“Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
8
4. De Kanteling in de Wmo: van zorg naar participatie Met het project de Kanteling worden stappen gezet om de principes van de Wmo verder toe te passen. De principes van de Kanteling zijn van toepassing op alle prestatievelden van de Wmo. Hier uitvoering aan geven is een verantwoordelijkheid van individuele gemeenten. Stede Broec ontvangt hiervoor in de algemene uitkering geen extra budget en draagt het financiële risico indien de Kanteling onvoldoende tot het gewenste succes leidt, te weten minder aanspraak op individuele voorzieningen of duurdere zorg. 4.1. Principes van de Kanteling Het gaat bij de Kanteling om het in de praktijk toepassen van het principe van de eigen verantwoordelijkheid. Gemeenten zijn niet verplicht iemand die beperking A of B heeft voorziening X of Y te leveren. Gemeenten zijn wel verplicht om dusdanige maatregelen te nemen dat de beperking gecompenseerd wordt. Niet de voorziening maar het beoogde resultaat staat voorop. Elke vorm van ondersteuning die ertoe leidt dat mensen in staat zijn om de genoemde resultaten te realiseren -de rechter kan dat in laatste instantie beoordelen volstaat (compensatieplicht). Met de Kanteling verandert het primaire proces in de Wmo van beoordeling (bij een aanvraag voor een voorziening) naar een keukentafelgesprek over hoe de beperkingen in zelfredzaamheid en participatie kunnen worden gecompenseerd. De eigen mogelijkheden en die van de (sociale) omgeving staan hierbij nadrukkelijk voorop. 4.2. Spanningsveld De Kanteling heeft twee aspecten die spanning kunnen oproepen in de samenleving: 1. realiseren van eigen verantwoordelijkheid van burgers en vergroten van participatie; 2. de noodzaak van gemeenten om zuinig om te gaan met het beschikbare budget. Een burger die verwacht dat de overheid de vraag zonder meer honoreert zal aanvankelijk teleurgesteld en ontevreden kunnen zijn als in de praktijk van het voeren van het keukentafelgesprek nadrukkelijk de eigen mogelijkheden en de benutting van de beschikbare algemene voorzieningen worden verkend. Er bestaat een spanning tussen verwachtingen van burgers en de manier waarop de gemeente binnen de Wmo omgaat met ondersteuningsvragen. De kernvraag voor de gemeente is hoe het proces van de Kanteling integer kan worden uitgevoerd. Dit vergt voorzichtigheid en vooral vasthoudendheid. De Kanteling is een proces van lange adem waarbij verandering van denken en doen aan de orde is. Het gaat over de vraag wat de draagkracht en de draaglast is van mensen en wat de draagkracht is van hun sociale systeem. Het is een punt van aandacht binnen de gemeente maar ook binnen Stichting Welzijn Stede Broec 4.3. Uitvoering in samenhang De uitvoering van de Kanteling betreft zoals gezegd alle prestatievelden van de Wmo. Om de Kanteling bij de individuele voorzieningen waarvoor de gemeente verantwoordelijk is tot een succes te maken, is samenwerking tussen bijvoorbeeld welzijnswerk en maatschappelijk werk in de gemeenten onontbeerlijk. Daar waar algemene voorzieningen vanuit het welzijnswerk en organisaties voor maatschappelijk welzijn niet toegesneden zijn op de vraag van mensen met een beperking, wordt de Kanteling op dit vlak belemmerd en zullen doelstellingen niet worden gehaald. Ook zal een groter beroep op vrijwillige inzet in het domein van zorg en ondersteuning nodig zijn. Ook bij de Kanteling zijn eerst inspanningen nodig voordat resultaten kunnen worden behaald. Voor Stede Broec zal er de komende jaren investeringen in de vorm van samenwerking, contact, afspraken en budget nodig moeten zijn om het proces te stimuleren. Er is al veel resultaat geboekt in samenwerking met Stichting Welzijn Stede Broec.
“Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
9
4.4. Wat gaan we in Stede Broec doen? Wat willen we bereiken? Hierbij staat niet langer het denken in voorzieningen maar het bieden van oplossingen centraal. Daarbij gaat het om bieden van maatwerk en zal kennis van het lokale welzijnsaanbod (algemeen gebruikelijk of collectieve voorzieningen) evident zijn. Er zal in de periode 2012- 2015 ook gekeken worden of cliëntondersteuners/ hulpverleners bijgeschoold/ getraind kunnen worden. Een belangrijk kenmerk hierbij is dat de gemeente geen zorgplicht heeft maar een compensatieplicht. De term indicatiestelling zoals deze gehanteerd wordt in de AWBZ is niet te vergelijken met een indicatiestelling zoals afgegeven door de gemeente. Het recht op zorg zoals deze was ingebed in de AWBZ zal omgebogen worden tot een compensatieplicht in de Wmo. Wat gaan we daarvoor doen?(Actiepunt 1) We gaan in de loop van 2013 de lokale zorg- en welzijnsinstellingen in overleg om de principes van de Kanteling breed toe te passen. Het gaat bij de uitvoering om de volgende uitgangspunten: 1. het achterhalen van de vraag achter de vraag (keukentafelgesprek); 2. het leggen van de focus op resultaten i.p.v. voorzieningen; 3. het versterken van de eigen kracht van de cliënt en zijn omgeving (zelfregie); 4. het aanbieden van collectieve arrangementen (op wijk- of buurtniveau). Dit is een omvangrijke en ambitieuze operatie, waarvoor aanzienlijke investeringen benodigd zullen zijn, qua tijd en inzet maar ook qua budget. Deze zijn nu nog niet concreet genoeg aan te geven.
“Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
10
5. Lokaal Wmo-beleid In dit hoofdstuk zullen we stilstaan bij lokale ontwikkelingen, visie en beleid. Welke resultaten hebben we in 2007- 2011 bereikt, welke veranderingen hebben zich voorgedaan en hoe willen we daar de komende jaren op inspelen? 5.1. Aandachtspunten Eind 2011 en begin 2012 heeft er een evaluatie plaatsgevonden door I&O research over de Wmo van de periode 2007-2011. De samenvatting en conclusie van deze evaluatie is als bijlage toegevoegd. Hierin ziet men wat de conclusies en aanbevelingen zijn voor de periode 2012-2015. Deze conclusies en aanbevelingen zijn gebruikt als onderlegger voor het huidige beleidsplan Wmo 2012-2015. 5.2. Visie op participatie De afgelopen jaren zien we een beweging van verzorgingsstaat via de zorgzame samenleving naar zelfredzaamheid, waarbij een groter appel wordt gedaan op burgers en diens omgeving en waar de overheid een vangnet vormt voor kwetsbare burgers. Als we vanuit het perspectief van de Wmo kijken naar de burger, willen we de mate van zelfredzaamheid en participatie of de mate van kwetsbaarheid als uitgangspunt nemen. Het hebben van een beperking is niet langer uitgangspunt, maar de mate waarin mensen met of zonder een beperking zichzelf kunnen redden, participeren en iets voor anderen (de samenleving) doen of kunnen doen. Daarbij zien we de volgende indeling: a. burger is actief, zelfredzaam en verantwoordelijk (groen); b. burger is enigszins kwetsbaar, zelfredzaam en verantwoordelijk (oranje); c. burger is zeer kwetsbaar en niet zelfredzaam en verminderd verantwoordelijk (rood). Groen: hierbij hoort een goede basisinfrastructuur: wonen, welzijn, cultuur, sport, onderwijs, recreatie en goede informatievoorziening. Voorbeeldeden: Wmo-loket, de gemeente als informatiepunt(breed) de welzijnsstichting/ CJG. Oranje: hierbij horen alle lichtere vormen van advies en cliëntondersteuning, welzijn (dienstverlening, activiteiten en ontmoeting) en lichte zorg en begeleiding. Voorbeeld: mantelzorgondersteuning, hulp bij het huishouden, maatschappelijk werk en ouderenwerk. Rood: Maatschappelijke zorg, langdurige ondersteuning en opvang voor mensen met multiproblemen (verslaving, huisvesting, armoede, dagbesteding, OGGZ en huiselijk geweld). Betreft: preventie, vroegsignalering en doorgeleiding en nazorg. Voorbeeld: zorgnetwerk, voedselbank, maatjesprojecten en centrale toegang. De taak voor Stede Broec is om per categorie er voor te zorgen dat er een goede structuur aanwezig is. De uitdaging voor de gemeente en de lokale welzijns- en zorginstellingen is om te voorkomen dat mensen terugvallen; van groen naar oranje en van oranje naar rood. Met andere woorden: voorkomen dat de kwetsbaarheid toeneemt. Maar ook wil de gemeente een beweging stimuleren, waarbij mensen teruggaan van rood naar oranje (nazorg en herstel) en van oranje naar groen. De manier waarop (actie of instrument) kan per categorie en per leefgebied of prestatieveld verschillend zijn. Hierop wordt in de verschillende actiepunten in de volgende hoofdstukken nader op ingegaan. Het inspelen op de mate van zelfredzaamheid past goed bij de uitgangspunten van de Kanteling, waar bij het zoeken naar oplossingen een beroep wordt gedaan op respectievelijk (verantwoordelijkheidsladder): 1. eigen kracht, omgeving en netwerk; 2. samenleving (civil society); 3. algemene en collectieve voorzieningen (als voorliggend); 4. individuele voorzieningen. “Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
11
6. Groen: basinfrastructuur op orde In dit hoofdstuk kijken we in hoeverre onze sociale basisinfrastructuur op orde is. Hieronder verstaan we gemeentelijke voorzieningen (en accommodaties) die burgers in staat stellen om mee te doen aan de samenleving. Hierbij valt te denken aan: wonen, bewonersparticipatie, welzijn, sport en recreatie. Dit zijn thema’s die betrekking hebben op de leefbaarheid en samenhang in wijk of buurt (prestatieveld 1). Ook informatie en advies (Prestatieveld 3) vrijwilligersondersteuning (Prestatieveld 4) en gezondheidsbeleid vallen binnen dit kader. Per thema komen vragen aan de orde als: waar staan we nu, wat willen we de komende jaren bereiken, wat gaan we daarvoor doen? Speerpunten bij groen: - wonen, zorg en welzijn: basisinfrastructuur op orde; - preventief jeugdbeleid: vroegsignalering (CJG); - doorontwikkeling (digitaal) loket: - vrijwilligersbeleid en MaS: makelaar, steunpunt, website. 6.1. Wonen, leefbaarheid en bewonersparticipatie (Prestatieveld 1) Wat hebben we gedaan? Wonen en leefbaarheid: In april 2011 is door de gemeenteraad de Regionale Woonvisie voor de periode 2011-2015 vastgesteld. Ook de overige zes gemeenten in onze regio hebben deze visie vastgesteld. Ter uitvoering van de afspraken in deze woonvisie is inmiddels door de colleges van zeven West-Friese gemeenten ook een Regionaal Actie Programma (RAP) vastgesteld. Een belangrijk onderdeel van de Regionale Woonvisie - en dus ook van de RAP - is het realiseren van voldoende woningen, die geschikt zijn c.q. worden gemaakt voor senioren, de zgn. nultreden woningen. De RAP zegt hierover het volgende: nultreden woningen - de regio zet zich in om vanaf 2012 1/3 deel van de nieuwbouw in de vorm van nultreden woningen te realiseren, dan wel woningen die in de toekomst op relatief eenvoudige wijze als zodanig geschikt te maken zijn; - de regio zet zich in om 1/3 deel van de bestaande voorraad huurwoningen, die daar qua plattegrond en situering geschikt voor zijn, op te plussen naar woningen die geschikt zijn voor bewoning door senioren; - de regio ontwikkelt in 2012 toetsingscriteria aan de hand waarvan kan worden beoordeeld op welke wijze invulling kan worden gegeven aan de invulling van de hierboven genoemde doelstellingen ten aanzien van nieuwe en bestaande woningen;
Bewonersparticipatie: De gemeente wil bijdragen aan een rustige en veilige plek om te wonen, werken en recreëren, met respect en aandacht voor elkaar. De gemeente doet een steeds groter beroep op het initiatief en de zelfredzaamheid van zowel burgers als bedrijven. Concrete acties hierin van burgerparticipatie zijn de Wijkavonden en Zomeravondgasten waarin de burger in contact kan komen met het college om zo kenbaar te maken wat de wensen, belemmeringen en mogelijkheden zijn in de wijk/ gemeente. Daarnaast stimuleert de gemeente op een laagdrempelige manier contacten in de buurt door de bijdrageregeling “Buurtactiviteiten” en de “Taart voor nieuwe inwoners”. Bij de eerste regeling kan men voor een buurtactiviteit voor een kleine bijdrage in aanmerking komen, welke niet aan voedsel of drank besteedt mag worden maar puur voor de samenhang in de buurt is bedoeld (zoals een volleybaltoernooi of een activiteit voor kinderen). Bij de Taart voor de nieuwe inwoners is het de bedoeling dat wanneer men zich inschrijft bij de gemeente een bon krijgt voor een taart bij de bakker,
“Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
12
bedoeling hiervan is dat je de naaste buren uitnodigd voor een kennismaking om zo het netwerk te vergroten. Wat willen we bereiken? - Inwoners die verantwoordelijkheid nemen voor leefbare wijken en een grotere sociale binding op buurtniveau en meer betrokkenheid van bewoners van Stede Broec bij de gemeente; Wat gaan we daarvoor doen (actiepunt 2)? - bewoners worden betrokken in planvorming en de communicatie is proactief; - faciliteren buurt- en bewonersinitiatieven en activiteiten (fysiek, sociaal of combinatie), t.b.v. bewonersparticipatie. 6.2. Welzijn en zorg (Prestatieveld 1 en 5) Het hebben van een lokale welzijnsstichting biedt door middel van haar activiteiten een bijdrage aan het ontwikkelen en onderhouden van een vitale sociale en culturele infrastructuur in Stede Broec. De Stichting Welzijn Stede Broec bevordert de kwaliteit en ontwikkelingsmogelijkheden van de gehele samenleving in Stede Broec. Daarnaast worden in dat kader activiteiten ontwikkeld ten behoeve van groepen en personen die door een aantal oorzaken en factoren de aansluiting met de lokale samenleving dreigen te verliezen dan wel verloren hebben. De taken van de welzijnsstichting zijn: • • • • • • •
Psychosociale ondersteuning Advies en informatie Dienstverlening/ voorlichting Afstemming/coördinatie zorgvraag Belangenbehartiging/ activering Ontmoeting/recreatie Vorming/ educatie
De volgende functies zijn vanaf het begin van oprichting in 2009 ondergebracht bij Stichting Welzijn stede Broec: • Ouderenwerk Steeds meer ouderen (55+) geven aan zolang mogelijk zelfstandig te willen blijven wonen. Ook het beleid van de gemeente in het kader van de Wmo is hierop gericht. Maar op den duur kunnen er vragen gaan spelen en knelpunten optreden. De hulp - en dienstverlening is veelal zo complex, dat het moeilijk kan zijn de weg hierin te vinden. De ouderenadviseur bevordert dat de oudere de regie over zijn/haar eigen leven houdt. Zij streeft met persoonsgerichte informatie, advies, begeleiding en ondersteuning naar vergroting van de zelfredzaamheid en het welbevinden van de oudere. De ouderenadviseur werkt op de terreinen welzijn, zorg, wonen en financiën. • Wonen Plus Ouderen willen in het algemeen graag zo lang mogelijk zelfstandig blijven wonen. Het liefst in 'eigen' huis, in de 'eigen' vertrouwde omgeving. Maar ouderdom komt echter vaak met gebreken. Samen met vrijwilligers en professionele instellingen wordt alles in het werk gesteld zodat ouderen, gehandicapten en anderen in vergelijkbare situaties zelfstandig kunnen blijven wonen. Bij Wonen Plus zijn betrokken: thuiszorg, woningstichtingen, verzorgingshuizen, gemeente, vrijwilligersorganisaties, welzijnswerk voor ouderen en de ouderenbonden. Zij hebben met elkaar één doel: dat zorgbehoeftige kunnen wonen zonder al te grote zorgen. Daarom zijn er geen drempels, iedereen met een beperking kan zonder (medische) indicatie gebruik maken van Wonen Plus. •
Maatschappelijk Werk
“Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
13
Het maatschappelijk werk dient voor zowel het tijdig herkennen als het bestrijden van de psychosociale problematiek een sleutelrol/spilfunctie te vervullen. Het maatschappelijk werk moet ons inziens de mensen die hulp nodig hebben maar niet uit zichzelf die hulp opzoeken actief benaderen en stimuleren hulp te aanvaarden. Het maatschappelijk werk dient een laagdrempelige voorziening te zijn voor mensen die niet weten waar ze met hun problemen terechtkunnen. Het maatschappelijk werk moet dan ook vrij en eenvoudig toegankelijk zijn voor alle hulpvragers. Taak van het maatschappelijk werk is om door middel van kortdurende begeleiding en gesprekken de zelfredzaamheid te vergroten. En er voor te zorgen dat de mensen zichzelf staande weten te houden in de maatschappij. • Mantelzorgondersteuning De hoofdtaak van de mantelzorgondersteuning is het overnemen van regeltaken van de (werkende) mantelzorger, zodat deze minder belast wordt en snel naar het juiste loket geleid wordt. Voor werkende mantelzorgers (taakcombineerders) is het vaak lastig om een balans te vinden tussen werk en zorg. De dubbele belasting zorgt vroeg of laat voor problemen op het werk. Er zijn veel regelingen en voorzieningen waar een werkende mantelzorger gebruik van kan maken. Er is vaak een gebrek aan kennis, zowel bij werkgevers als bij werknemers, over bestaande regelingen. Mantelzorgers kunnen bij de mantelzorgondersteuning terecht voor bijvoorbeeld; zorgverlofregelingen, aanvragen Persoons Gebonden Budget (PGB), respijtzorgvoorzieningen e.d. • Jongerenwerk Het ambulante jongerenwerk staat in het kader van preventief jeugdbeleid en heeft onder andere tot doel het terugdringen van overlast van (hanggroep)jongeren en het stimuleren van activiteiten voor jongeren. De jongerenwerker oriënteert zich daarnaast op groepsvorming van jongeren elders in de gemeente, die mogelijkerwijs tot overlast kan leiden. De jongerenwerker legt daartoe contacten met deze groepen jongeren en spreekt deze aan op hun verantwoordelijkheden c.q. gedragingen. De jongerenwerker inventariseert de onder de jongeren levende wensen en organiseert voor en samen met de jongeren ten minste 4 activiteiten per jaar op het gebied van sport, cultuur of welzijn. Het ambulant jongerenwerk vindt daarom primair op straat plaats. De functie van jongerenwerker is ter signalering en ondersteuning van de jongeren, zo kan hij de jongere doorverwijzen naar bijvoorbeeld maatschappelijk werk en erger voorkomen. Gedurende de jaren is de welzijnsstichting uitgebreid in haar taken, ontwikkelingen op regionaal, lokaal en landelijk niveau hebben ervoor gezorgd dat de volgende taken onderdeel zijn geworden van het reguliere zorgaanbod: 2010 Met ingang van het jaar 2010 is de volgende taak ondergebracht bij Stichting Welzijn Stede Broec: • Schoolmaatschappelijk werk Het schoolmaatschappelijk werk heeft een brugfunctie tussen leerling, ouders, school en hulpverleningsinstellingen. Schoolmaatschappelijk werk is een vorm van doelgroepgerichte hulpverlening als specifieke taak van het algemeen maatschappelijk werk. Naast hulpverlening heeft de schoolmaatschappelijk werker de volgende taken: signaleren, consultatie bieden, informatie en advies geven en doorverwijzen. De schoolmaatschappelijk werker biedt hulp aan leerlingen, ouders en/of leerkrachten. De schoolmaatschappelijk werker voert daartoe gesprekken met leerling en/of ouders. Als dit niet voldoende is om de problemen op te lossen, of als andere hulp nodig is, wordt bekeken welke hulpverlening of instantie hiervoor geschikt is. Dan vindt verwijzing plaats. De schoolmaatschappelijk werker participeert in de verschillende zorgnetwerken die er binnen de scholen zijn. In deze structurele overlegsituaties worden signalen, ontwikkelingen, maar vooral zorgwekkende leerling situaties besproken. Andere
“Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
14
deelnemers aan deze netwerken kunnen zijn: de school zelf, GGD, Bureau Jeugdzorg, psycholoog, leerplichtambtenaar, politie. Enkele voorbeelden van problemen waarbij het schoolmaatschappelijk werk hulp kan bieden zijn: pesten en gepest worden; sociale vaardigheden; problemen in de thuissituatie; problemen op school; gescheiden ouders; (rouw)verwerking; verslaving; depressieve gevoelens. 2011 Met ingang van het jaar 2011 is de volgende taak bij Stichting Welzijn Stede Broec ondergebracht: •
Coördinatie Centrum Jeugd en gezin
Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) Stede Broec is de voordeur naar hulp en ondersteuning bij het opgroeien en opvoeden van kinderen. Als ouder of verzorger kun je in het CJG terecht voor antwoord op je vragen en voor ondersteuning bij de opvoeding. Ook voor jongeren is het CJG de plek voor informatie en advies. 1. Informatie en voorlichting over de gezondheid, ontwikkeling en opvoeding van en het omgaan met kinderen, pubers en jongeren (van 0 tot 23 jaar) 2. Adviesgesprekken 3. Groepsbijeenkomsten en activiteiten voor ouders en kinderen 4. Opvoedingsondersteuning en zorg Wat willen we bereiken? Het programma Welzijn Nieuwe Stijl kent een aantal bakens. Deze geven richting aan de kwaliteitsontwikkeling voor de welzijnssector en zijn daarmee ook voor gemeenten in de rol als opdrachtgever relevant. De bakens hebben betrekking op het uitgaan van de eigen kracht van de burger, waarbij de welzijnswerker zich richt op de werkelijke vraag van de burger, met een juiste balans tussen collectieve en individuele voorzieningen, gericht op samenwerken, ruimte creëren voor professioneel handelen en het behalen van vooraf gedefinieerde resultaten. Welzijn Nieuwe Stijl is een landelijk programma op initiatief van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de MOgroep, de brancheorganisatie voor Welzijn & Maatschappelijke dienstverlening. Het programma richt zich op twee zaken: het verbeteren van de kwaliteit en professionaliteit van het welzijnswerk en op het verbeteren van de sturingsrelatie tussen gemeenten en welzijnsinstellingen. Het is de bedoeling dat zowel de gemeente als Stichting Welzijn Stede Broec een gemeenschappelijke visie op het welzijnswerk ontwikkelen waar bijvoorbeeld een lokale, maatschappelijke agenda voor de lange termijn uit voortkomt. Daarnaast dient de kwaliteit en de professionaliteit van het welzijnswerk een impuls te krijgen. Vooral het laten zien van effecten en resultaten is hierbij van belang. Hiermee kan vervolgens de gemeente gerichter op beleidsdoelen sturen en het welzijnswerk efficiënt daarop inzetten. Wat gaan we daarvoor doen (actiepunt 3)? Bovenstaande vraagt om een andere rol van Stichting Welzijns Stede Broec: met dezelfde middelen andere dingen doen. In het welzijnsaanbod (instellingen en civil society) ontbreekt het aan samenhang en is de uitdaging om de doelgroep kwetsbare burgers beter te bereiken en te bedienen.
“Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
15
Stichting Welzijn Stede Broec heeft sinds de oprichting al ingezet op professionaliseren van het welzijnswerk en de subsidierelatie. De dienstverlening is omschreven maar kan nauwkeuriger daarnaast is het zaak dat beide partijen dezelfde taal blijven spreken. Stichting Welzijn Stede Broec kan laten zien hoeveel peuters, kinderen, jongeren, mantelzorgers en ouderen het bereikt met alle activiteiten en ondersteuning. Maar deze kwantitatieve rapportages zeggen nog te weinig over het welzijn van de inwoners van stede Broec. Ontwikkelen de kinderen zich met alle mogelijkheden die er zijn? Worden jongeren actiever waardoor de wijk aangenamer wordt om in te wonen? Neemt het gevoel van eenzaamheid onder ouderen af? Neemt de problematiek af bij multi-problem gezinnen? Deze kwalitatieve informatie is in Stede Broec vooralsnog onvoldoende bekend. Het ontbreken van dit soort relevante gegevens maakt het voor de gemeente lastig sturen op de vanuit het ministerie gevraagde regierol. Stede Broec wil dat burgers zich optimaal kunnen ontplooien, dat iedereen de mogelijkheid heeft om mee te doen en dat het plezierig wonen is in de wijk en gemeente. Sturen wil zeggen dat de doelen die je wilt bereiken, gehaald worden. En daar komt de gemeenschappelijkheid met het welzijnswerk in beeld; samen maatschappelijke problemen te lijf gaan en zorgen voor een prettige samenleving. Het verbeteren van het sturen op beleid is een aspect van het samen optrekken van de gemeente en Stichting Welzijn Stede Broec. De raad dient hiervoor duidelijke kaders te stellen welke vertaald kunnen worden in prestatieafspraken en effecten. 6.3. Jeugdbeleid en opvoedondersteuning (Prestatieveld 2) Doelstelling van jeugdbeleid is het realiseren en in stand houden van voorzieningen en jongeren een kans bieden op te groeien tot volwassenen die volwaardig kunnen deelnemen aan de maatschappij. Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) is in 2011 geopend met als doelstelling een laagdrempelige voorziening waar alle ouders en jongeren terecht kunnen met vragen over opgroeien en opvoeden. Met de transitie jeugdzorg moet met ingang van 2015 de jeugdzorg, jeugdbescherming, jeugdreclassering, Jeugd-GGZ en de zorg voor licht verstandelijk gehandicapte jeugd zijn overgeheveld naar de gemeente. Wat willen we bereiken? - Doorontwikkelen Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) en coördinatie zorg en signalering. Wat gaan we daarvoor doen (Actiepunt 4)? - Inzetten digitale signaleringssysteem, regievoeren op netwerkstructuren binnen CJG en betere afstemming/samenwerking netwerken en zorgteams en het monitoren van afspraken vanuit het convenant CJG; - laagdrempelige voorzieningen als gezinsondersteuning en opvoedondersteuning worden als onderdelen van het CJG gecontinueerd. 6.4. Wmo-loket/ Welzijns- loket (Prestatieveld 3) Het Wmo- loket is een taak vanuit de Wmo zelf om in te vullen. Binnen de gemeente Stede Broec is het loket tweezijdig ingevuld. Aan de ene kant een Wmo-loket op locatie in het gemeentehuis waar men vooral terecht kan voor het aanvragen van individuele voorzieningen in PGB of natura. En aan de andere kant het Welzijnsloket in de bibliotheek waarvan de uitvoering ligt bij Stichting Welzijn Stede Broec. Voordeel van het Wmo –loket in het gemeentehuis is de directe koppeling met de afdeling Sociale Zaken. Indien de burger met een aanvraag komt voor ondersteuning en er is hieraan een eigen bijdrage gekoppeld welke tot financiële problemen leidt. Kan er direct gekeken worden wat de mogelijkheden zijn vanuit de afdeling sociale zaken. Nadeel van deze koppeling is het feit dat de balie waar men het eerste contact heeft voldoet aan de arbo technische “Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
16
eisen van sociale zaken. Deze eisen kunnen tegenstrijdig zijn met de Wmo gedachte. Om echter wel tegemoet te komen aan de privacybehoefte van clienten zijn er meerdere spreekkamers welke ook geschikt zijn voor een rolstoelgebruiker. Wat hebben tot nu toe gedaan? De welzijnsstichting is met ingang van 2009 gehuisvest in de bibliotheek. De locatie zelf was een gouden vondst, aangezien de burger laagdrempelig en enigszins anoniem om hulp kon vragen. De afgelopen jaren zijn er ontwikkelingen geweest, zoals het onderbrengen van de coördinatie van CJG in de bibliotheek. De fysieke mogelijkheden van de bibliotheek waren hierop echter niet berekend. Eind 2011 heeft er daarom een ingrijpende verbouwing plaatsgevonden in de bibliotheek waardoor de ruimte efficiënter benut wordt en er een voldragen welzijnsstichting is gehuisvest op de locatie bibliotheek. Hierdoor is er ook een diepgaande samenwerking ontstaan tussen het welzijnsveld en de bibliotheek. Erkend en herkend wordt, dat de burger die in de bibliotheek komt op zoek kan zijn naar ontspanning, maar ook misschien opzoek is naar advies en informatie. Deze rol van “ontmoetingsplein” wordt vanuit de bibliotheek in samenwerking met de welzijnsstichting ingevuld en de komende jaren uitgebreid. Sinds februari 2010 draait stichting MEE een spreekuur op locatie in het gemeentehuis. Stichting MEE biedt allerlei vormen van ondersteuning aan mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking en mensen met een chronische ziekte. De aanwezigheid van MEE is van waarde in de gemeente Stede Broec, verhoudingsgewijs heeft de gemeente meer mensen met een lichamelijke of verstandelijke beperking en chronisch zieken. Stichting MEE is zelf volop in ontwikkeling en druk bezig met het decentraliseren van haar taak. Waar men voorheen centraal in Hoorn was gehuisvest is men op dit moment bezig om te kijken waar men in de regio kan gaan zitten. De voorkeur van MEE gaat uit naar een vestiging in Hoorn, Stede Broec en Medemblik. Hierover zijn contacten met Stichting Welzijn Stede Broec aangezien de nieuwe huisvesting in de bibliotheek mogelijkheden biedt voor MEE en deze samenwerking de ketenregie alleen kan verbeteren. Wat willen we bereiken? - Het Wmo/ Welzijnsloket komende jaren verder verbreden en verdiepen, waarbij informatie, advies en cliëntondersteuning met betrekking tot alle Wmo-vragen voor inwoners van Stede Broec zo veel mogelijk vanuit één plek (digitaal, telefonisch en fysiek) wordt aangeboden; - in gesprekken met cliënten zullen we de principes van de Kanteling zo veel mogelijk worden toegepast. Wat gaan we daarvoor doen (Actiepunt 5)? - de komende jaren meerdere bijeenkomsten/ overleggen organiseren met instellingen (zoals Stichting welzijn Stede Broec) over de toekomst van het Wmo/ welzijnsloket in relatie tot nieuwe taken (Kanteling) en ontwikkelingen zoals Welzijn nieuwe Stijl en de transities; -de samenwerking met Stichting Welzijn Stede Broec verdiepen en uitwerken. 6.5. Vrijwilligersbeleid (Prestatieveld 4) In Stede Broec zijn heel veel inwoners actief op het gebied van vrijwilligerswerk), zowel binnen sport, cultuur, milieu en onderwijs als zorgvrijwilligers. Het merendeel van het vrijwilligerswerk vindt plaats binnen levensbeschouwelijke organisaties, onderwijs en sportverenigingen.
“Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
17
Landelijke ontwikkelingen op het gebied van vrijwilligerswerk zijn als volgt. Landelijk bestaat de tendens om mensen langer aan het werk te hebben binnen het arbeidsproces. De overheid is voornemens om de pensioenleeftijd te verhogen naar 67 jaar. De “natuurlijke”groei die in het verleden ontstond door mensen die met VUT of prepensioen gingen verdwijnen nu langzaamaan uit het vrijwilligerswerk. De vraag naar vrijwilligers neemt echter wel toe, ook vanuit landelijke ontwikkelingen zoals de kanteling in de Wmo. Wat hebben we tot nu toe bereikt? Naast het structureel faciliteren van verenigingen en stichtingen aan de hand van onze subsidieverordening zijn er de afgelopen jaren ook andere ontwikkelingen geweest op het gebied van vrijwilligersbeleid. Sinds 2009 heeft Stede Broec een collectieve vrijwilligersverzekering afgesloten (VNG/Achmea) voor alle vrijwilligers en maatschappelijke stagiairs. Met betrekking tot de maatschappelijke stage (MaS) hebben zeven gemeenten binnen West-Friesland in samenwerking met de Vrijwilligerscentrale een digitaal matchsysteem opgezet (www.masVB.nl) en zijn makelaarsfuncties ingesteld. Hier is intensief samengewerkt met scholen, gemeente en de Vrijwilligerscentrale. Expertisecentrum Vrijwillige Inzet (EVI) Daarnaast heeft de Vrijwilligerscentrale zich ontwikkeld vanaf 2009 als een Expertisecentrum Vrijwillige Inzet (EVI) voor de regio West-Friesland. EVI biedt ondersteuning en advies in alle zaken waarin vrijwilligersorganisaties behoefte hebben. EVI biedt de volgende diensten aan: - Ondersteuning bij opzetten intern vrijwilligersbeleid - Advies bij vragen over weet en regelgeving - Trainingen op het gebied van vrijwilligersbeleid - Startende organisaties ondersteunen - Hulp bij subsidieaanvragen van stichtingen of verenigingen - Ondersteunen bij P.R activiteiten - Opbouwen van een netwerk - Organiseren van themabijeenkomsten - Inloopspreekuur op locatie in de gemeente Stede Broec o Match maken tussen vraag en aanbod van vrijwilligers en organisaties o Eerste contact bemakkelijken met lokale organisaties o Vraagbaak voor acute vragen Maatschappelijk Betrokken Ondernemen (MBO) Gebleken is dat naast de huidige werkzaamheden die worden verricht vanuit de Vrijwilligerscentrale, er meer behoefte is aan activiteiten om het bedrijfsleven sterker te laten participeren in het vrijwilligerswerk en de vrijwilligersorganisaties de mogelijkheid te bieden hun organisatie en kennis te versterken door gebruik te maken van de middelen en expertise van het bedrijfsleven. Sinds 2010 verricht de Vrijwilligerscentrale de volgende activiteiten om Maatschappelijk Betrokken Ondernemen op de kaart te zetten: - Beursvloer: het samenbrengen van bedrijven en vrijwilligersorganisaties in vraag en aanbod. “Matches”worden ter plekke gemaakt. Deze matches zijn niet in de zin van geld, maar in middelen en expertise. Hiertegenover staat ook een concrete actie van de vrijwilligersorganisatie tegenover. - Dubbel Genieten: Bedrijven verrichten eenmalige vrijwilligersklussen in samenwerking met maatschappelijke stagiaires. - Opzetten van een lokaal bedrijvenplatform, waar het onderwerp MBO besproken wordt en concrete acties op ondernomen wordt, zoals het jaarlijs organiseren van een beursvloer.
“Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
18
Vertrouwenspersoon Vanaf 1 december 2011 is de Vrijwilligerscentrale West-Friesland vertrouwenspersoon voor alle vrijwilligers die werkzaam zijn bij vrijwilligersorganisaties in de regio WestFriesland. Bij de vertrouwenspersoon kun je terecht wanneer je, als vrijwilliger bij het uitoefenen van je taak, last hebt van een (of meerdere)van onderstaande klachten op het gebied van: - Pesten - Discriminatie - Seksuele intimidatie - Agressie en geweld Op de eerste plaats heeft de vertrouwenspersoon geheimhoudingplicht, maar de volgende dingen kan de vertrouwenspersoon voor de vrijwilliger betekenen: 1. Het opvangen van melders die in hun vrijwilligerswerk zijn geconfronteerd met ongewenst gedrag en hen advies en ondersteuning verlenen 2. Het informeren van melders over de verschillende wegen die openstaan om het probleem tot een oplossing te brengen of een klacht over de zaak in te dienen 3. Het begeleiden van melders indien de melder de zaak wil laten bemiddelen of aan de orde wil stellen bij de klachtencommissies 4. Het eventueel doorverwijzen van melders naar externe deskundigen op het desbetreffende terrein 5. Het (on)gevraagd adviseren van de besturen van vrijwilligersorganisaties of andere personen binnen de organisatie op het gebied van preventie en bestrijding van ongewenst gedrag 6. Het verzorgen van voorlichting en publiciteit over de eigen functie met betrekking tot ongewenst gedrag 7. Het registreren van meldingen en klachten en jaarlijks hierover geanonimiseerd rapporteren aan besturen van vrijwilligersorganisaties 8. Het behandelen van de ontvangen meldingen en klachten met inachtneming van geheimhouding en het informeren van derden alleen met instemming van de melder. Wat willen we bereiken? De komende periode moeten nog veel stappen worden gezet om de werving, behoud en ondersteuning van vrijwilligers te verbeteren. We zien dat mensen minder bereid zijn om langdurig en binnen eenzelfde organisatie vrijwilligerswerk te doen. Dit ook als gevolgevan het landelijke beleid wat gevoerd wordt ten opzichte van arbeidsparticipatie. Bovendien geldt dat opvolging binnen bepaalde (bestuurlijke) functies moeilijk is te realiseren. Wat gaan we daarvoor doen (Actiepunt 6)? -inventariseren hoeveel vrijwilligers in Stede Broec actief zijn, onderzoeken wat de motivatie is en kijken hoe we de vrijwilligers kunnen behouden - nieuwe groepen worden benaderd die bereid zijn vrijwilligerswerk te doen en verenigingen worden ondersteund bij hun interne vrijwilligersbeleid (behoud en opvolging) door advisering, coaching en deskundigheidsbevordering; -Meer kenbaarheid aan de Vrijwilligerscentrale die een bindend element vormt in het netwerk van verenigingen, stichtingen, kerken en sleutelfiguren in de wijk
“Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
19
6.6. Lokaal gezondheidsbeleid (geen Wmo-prestatieveld) Dit beleidsterrein valt niet onder de Wmo, maar is er nauw mee verbonden en is eveneens een gemeentelijk taak. Mensen met een chronische ziekte, fysieke of psychische beperking vormen een belangrijke doelgroep binnen de Wmo. Goede gezondheid bevordert deelname aan de maatschappij en verlaagt het beroep op individuele voorzieningen. Vanaf 2012 is een nieuw vierjarig lokaal gezondheidsplan van toepassing. Het doel is om door preventie, gebiedsgerichte aanpak en integrale benadering de gezondheid te bevorderden en te beschermen.
Wat willen we bereiken en wat gaan we daarvoor doen? - Actiepunten met betrekking tot gezondheid zullen verder worden opgepakt in de nota “Lokaal Gezondheidsbeleid Stede Broec 2012-2015”.
“Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
20
7. Oranje: kwetsbare mensen In dit hoofdstuk zullen we stilstaan bij de ondersteuning van mensen die (enigszins) kwetsbaar zijn, maar nog wel zelfredzaam en verantwoordelijk. Kwetsbaarheid kan een gevolg zijn van een chronische ziekte of beperking, maar betreft ook mensen met psychische en psychogeriatrische problemen, problemen met geld en administratie en problemen met opvoeden en opgroeien. Ook overbelaste mantelzorgers rekenen we onder kwetsbare burgers. Het gaat om vormen van cliëntondersteuning, begeleiding en ontmoeting (dagopvang) en “lichtere” zorg zoals: mantelzorgondersteuning, hulp bij het huishouden, algemeen maatschappelijk werk en sociaal raadsliedenwerk. Speerpunten bij oranje: - principes van de kanteling breed doorvoeren; - extra aandacht en ondersteuning overbelaste mantelzorgers; - integraal welzijnswerk (welzijn nieuwe stijl): casemanagement; - toegang tot extramurale begeleiding (transitie regionaal). 7.1. Mantelzorgondersteuning (Prestatieveld 4) In Nederland zorgen 2,6 miljoen mensen meer dan acht uur per week of langer dan drie maanden voor een ander. Zo'n 1,1 miljoen mantelzorgers zorgen meer dan acht uur per week én langer dan drie maanden voor een ander. 450.000 mantelzorgers voelen zich zwaar belast of zelfs overbelast. Dit zijn de mantelzorgers die 24 uur per dag zorg geven. Zij zorgen bijvoorbeeld voor hun dementerende man of voor hun vrouw die MS heeft, of voor een gehandicapt kind. Hiervan biedt • 40% hulp aan ouder of schoonouder (ruim 1 miljoen mantelzorgers) • 18% zorgt voor een partner • 11% zorgt voor (stief/pleeg)kind • 15% voor een ander familielid • 1 op de 6 geeft hulp aan vrienden, kennissen, collega's of buren In Stede Broec zijn, wanneer men de landelijke cijfers omslaat naar gemeente niveau 3.564 mantelzorgers actief, waarvan ongeveer 1.518 intensief. Vanuit het netwerk (Wmo-loket en mantelzorgcoach) is het bereik onder de mantelzorgers de afgelopen jaren verbeterd. De huidige cijfers zijn sinds de komst van de Wmo vertienvoudigd. Op dit moment zijn er ongeveer 240 mantelzorgers bekend bij de mantelzorgcoach. Echter zijn nog niet alle mantelzorgers in beeld. We verwachten dat de druk op de mantelzorgers mede als gevolg van bezuinigingen en decentralisaties de komende jaren flink zal toenemen. Gevolg die op dit moment al zichtbaar is, is dat de hulpvraag en de problematiek vaak complexer van aard zijn en vaker een “systeem’/ gezin behelzen en niet zo zeer alleen een individu. Intensiteit en heftigheid van de hulpvragen zijn stijgend. Dit vraagt om nieuwe acties en accenten. Onze aandacht zal de komende jaren vooral gericht zijn op overbelaste mantelzorgers omdat vooral bij deze groep de zelfredzaamheid in het geding is. Overbelaste mantelzorgers Van de ongeveer 3.564 mantelzorgers in stede Broec is naar schatting 4% overbelast, dat zijn er ongeveer 142. Een mantelzorger die er alleen voorstaat (geen familie of netwerk) noemen we een spilzorger; daarmee rekenen we hen eveneens tot overbelaste mantelzorgers (kwetsbare mensen). Wat hebben we tot nu toe gedaan? De uitdaging voor de gemeente is om onder gebruikmaking van het netwerk van kerken, verenigingen, hulpverleners, mantelzorgcoach en het Wmo-loket mantelzorgers te bereiken. Goede voorlichting (bewustwording) speelt daarbij een belangrijke rol.
“Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
21
Door de mantelzorgondersteuning lokaal onder te brengen in de Stichting Welzijn Stede Broec is er een grote stap gemaakt naar het op de kaart krijgen van de mantelzorgers in de gemeente. Daarnaast is er ook een lokale vorm van ondersteuning ontstaan die in direct verband staat met andere deskundigen zoals maatschappelijk werk, jongerenwerk, CJG en ouderenwerk. Sinds de komst van de mantelzorgcoach is er veel gedaan om mantelzorgers in beeld te krijgen. Zo is er een kennismakingsactie geweest waar men zich kon aanmelden als mantelzorgers. Daarnaast wordt er nu jaarlijks de dag van de mantelzorg georganiseerd. Veelal in samenwerking met het sociaal cultureel centrum ’t Stadsplein en maatschappelijke stagiaires. Ook lotgenotencontact is op lokaal niveau vormgegeven. Voor het jaar 2011 wordt het klanttevredenheidsonderzoek gehouden onder mantelzorgers, op dit moment zijn de gegevens van dit onderzoek nog niet bekend. Wat willen we bereiken? - Een verdere registratie van mantelzorgers en hun hulpvraag bij de mantelzorgcoach en een passend ondersteuningstraject (lotgenotencontact, deskundigheidsbevordering en/of respijtzorg). Hierbij is een goede registratie en monitoring vereist. Daarnaast dient deze vorm van ondersteuning minstens op hetzelfde niveau te blijven voor de periode 2012-2015. - Indien blijkt dat de ondersteuning niet afdoende is dient er gekeken te worden naar de mogelijkheden van aanpassing of uitbreiding van de mantelzorgondersteuning. Hoe dit definitief vorm gaat krijgen is afhankelijk van de ontwikkelingen rondom de transities en de Kanteling. Wat gaan we daarvoor doen (Actiepunt 7)? - de komende periode 2012-2015 inventariseren hoe de mantelzorgondersteuning gestructureerd kan worden voor toekomstige ontwikkelingen om overbelasting te voorkomen. - In samenwerking en samenspraak met mantelzorgcoach onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om de mantelzorgers nog beter in beeld te krijgen. - De ontwikkelingen rondom de transities vraagt om een eventuele andere aanpak/ ondersteuning van mantelzorgers. In de periode 2012-2015 zal de ondersteuning van mantelzorg geëvalueerd moeten worden. eventuele bijsturing op uitvoering- of ondersteuningsniveau kan het gevolg zijn. - Aandacht voor jonge mantelzorgers. Zowel in het beleid als bijvoorbeeld uitvoerend onderwijs. Een eventuele samenwerking met scholen hierin als bewustwordingstraject kan een optie zijn. Onderzocht zal worden met de mantelzorgcoach hoe het voor de periode 2012-2015 ingepast kan worden.
7.2. Casemanagement, multi-problem casuistiek (Prestatieveld 3 en 5) Omdat de problematiek van kwetsbare mensen veelzijdig en complex is, vraagt dit om een integrale benadering. Dit past zoals we zagen goed bij de opvattingen rond de Kanteling, begeleiding en Welzijn nieuwe stijl. Daarbij gaat de Kanteling om een nieuwe houding (cultuuromslag), extramurale begeleiding om een nieuw instrument en Welzijn nieuwe stijl om een nieuwe methodiek. In de uitvoering (cliëntondersteuning) raken en overlappen deze thema’s elkaar. Daarom worden ze hieronder in gezamenlijkheid uitgewerkt. Bij de ondersteuning van mensen met multiproblemen zijn vaak diverse hulpverleners en instellingen betrokken. Daardoor zien cliënten vaak door de bomen het bos niet meer en raken het vertrouwen in de hulpverlening kwijt. De regie op de uitvoering voor de gemeente is intensief en complex. Wat willen we bereiken? - We willen dat kwetsbare mensen in een vroeg stadium worden bereikt; dit voorkomt terugval en dat men alsnog een beroep op zwaardere zorg moet doen; hierbij past een vraaggerichte en outreachende benadering (achter de voordeur); - We willen dat de coördinatie zo veel mogelijk plaatsvindt vanuit één organisatie. “Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
22
-
Verbetering van de samenwerking tussen zorg en plaatselijke instellingen. Hierbij zijn belangrijke rollen weggelegd voor het Wmo-loket, in samenwerking met Stichting Welzijn Stede Broec;
Wat gaan we daarvoor doen (Actiepunt 8)? - Onder gemeentelijke regie wordt in samenspraak met alle betrokken partijen een plan opgesteld, eventueel hieraan gekoppeld de “groen-oranje-rood”/ stoplichtmethodiek gekoppeld. Hoe voorkom je dat men van “groen in oranje” belandt en hoe kan je proberen de mensen van “rood naar oranje naar groen” te krijgen; - We gaan Stichting Welzijn Stede Broec vragen hierin een functie te vervullen bij de uitwerking om een betere samenwerking te bewerkstelligen tussen zorg en plaatselijke instellingen om te voorkomen dat mensen buiten de boot vallen en zorg mijden. Hierbij zal aandacht worden geschonken aan de verdere uitbouw van een structuur, waarbij signalen van bewoners die ondersteuning behoeven worden gekoppeld aan mensen die hieraan op vrijwillige basis een bijdrage willen en kunnen geven. Uitgangspunt hierbij is de versterking van de verantwoordelijkheid voor de sociale leefomgeving; - Er worden afspraken gemaakt met betrekking tot plaatselijke initiatieven (het voorkomen van dubbelingen en vraag en aanbod aan elkaar koppelen).
7.3. Transitie AWBZ / Extramurale begeleiding (nieuw) Onder (extramurale) begeleiding wordt verstaan: hulp bij het aanbrengen van structuur, het voeren van regie en ondersteuning bij praktische vaardigheden. Het valt uiteen in individuele en groepsbegeleiding (dagopvang of besteding). Extramurale begeleiding wordt zo veel mogelijk in de nabijheid van mensen gegeven. De eigen kracht van burgers en de samenleving vormen hierbij uitgangspunt. Begeleiding is één van de vijf AWBZ-zorgfuncties: verpleging, behandeling, verblijf, persoonlijke verzorging en begeleiding. Extramurale begeleiding zal naar verwachting vanaf 2014 uit de AWBZ naar gemeenten overgaan (Wmo). De gereserveerde AWBZmiddelen komen vanaf 2013 naar de gemeenten, te weten € 2,8 miljard (op basis van 2010) minus een doelmatigheidskorting van 5% (€ 140 miljoen). Het vorige kabinet had in 2008 de toegang tot AWBZ begeleiding voor cliënten met psychosociale problematiek al afgebouwd. Mensen met een lichte beperking hebben met de Pakketmaatregel (2009) eveneens geen recht meer op begeleiding het beschikbaar aantal uren AWBZ begeleiding voor mensen met een matige of ernstige beperking werd ingeperkt. Het accent ligt op het vroegtijdig signaleren van problematiek, waarbij doorstroming naar reguliere welzijnsactiviteiten voorop staat. Het gaat om praktische hulp bij zelfstandigheid, vroegtijdig signaleren van nieuwe beperkingen, het voorkomen van sociaal isolement, overbelasting mantelzorg en opname en het bieden van flexibele respijtzorg. Regionaal wordt er op dit moment samengewerkt om de transitie AWBZ vorm te geven. op dit moment is het onduidelijk wat de definitieve invoeringsdatum zal zijn. Echter verwacht de regio West-Friesland dat de transitie door zal gaan en naar verwachting 1 januari 2014. Ten tijde het schrijven van deze beleidsnota wordt een keuzenota voorbereidt op regionaal niveau. Op regionaal niveau wordt er gekeken waar samengewerkt kan worden om zo een sluitend aanbod van ondersteuning aan te bieden aan de inwoners van West-Friesland. Samenwerking kan winst op leveren. Niet alleen in uitvoerende en financiële zin, maar ook inde te ontvangen zorg voor de burger. Het streven is deze keuzenota eind 2012- begin 2013 voor te leggen aan de gemeenteraden. Waarna verder uitvoering en (financiële) consequenties uitgewerkt kunnen worden in de loop van 2013.
“Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
23
Om wie gaat het? Extramurale cliënten met een indicatie voor begeleiding op 1 april 2012 in Stede Broec, dan komen we aan 286 cliënten. Wat gaan we daarvoor doen (Actiepunt 9)? De eerste regionale beleidsvoorstellen met betrekking tot het proces (tijdspad, middelen, bemensing en communicatie) zullen eind 2012, begin 2013 aan de colleges worden gepresenteerd. Over het persoonsgebonden budget (PGB) en andere voorwaarden bij overdracht aan de gemeenten wordt op dit moment nog in de Tweede Kamer gediscussieerd. Zodra er meer bekend is over wetgeving, definitieve ingangsdatum, middelen en voorwaarden, zal vanuit West-Friesland voorstellen aan de colleges en gemeenteraden worden gedaan. Daarbij zullen ook de Wmo-adviesraden in de beleidsvorming worden betrokken. 7.4. Ouderen Ouderenbeleid maakt integraal onderdeel uit van Wmo-beleid van de gemeente Stede Broec. Zelfstandig kunnen blijven wonen en functioneren in de eigen leefomgeving staat centraal voor iedere burger, dus ook de oudere inwoner van de gemeente Stede Broec. Uitgangspunt is dat mensen met een beperking een zo volwaardig mogelijk bestaan moeten kunnen hebben. De hiervoor noodzakelijke individuele voorzieningen moeten al dan niet geïndiceerd zo snel mogelijk beschikbaar zijn. Een belangrijke hoofdlijn binnen het beleid rondom ouderen is onderscheid maken in levensfasen. Van relevantie voor de gemeente Stede Broec in het “ groene en oranje” kader gaat het daarbij om de vierde en vijfde levensfase waar mensen zich in kunnen bevinden. De vierde levensfase (actieve ouderdom) begint rond het 60e levensjaar en is de fase is waarin men geen betaalde arbeid meer verricht. In deze fase zijn de mensen over het algemeen gezond. De kinderen zijn de deur uit en men gaat op zoek naar nieuwe activiteiten en bezigheden. De vierde levensfase loopt over het algemeen door tot 75 á 80 jaar. De overgang naar de vijfde levensfase verloopt van geleidelijk tot progressief. Dit verschilt per individu. Leeftijdgrenzen zijn dus niet exact te trekken. De vijfde levensfase (afhankelijke ouderdom) begint rond het 80e levensjaar en kenmerkt zich door fysieke veranderingen waarin gezondheidsklachten toenemen. In deze fase is men minder vitaal, mobiel en veerkrachtig. De actieradius wordt letterlijk kleiner. Men gaat zich meer richten op de directe omgeving (de buurt of het woongebied) en ook het sociale netwerk wordt kleiner. Daarnaast wordt men vaker geconfronteerd met verlies er rouw. Mensen in deze levensfase worden vaak in toenemende mate kwetsbaar. In beide levensfasen speelt het belang van de economische situatie waarin de oudere verkeert. Er is een groep mensen die over ruime financiële middelen beschikt en daardoor goed in staat is het sociale leven actief vorm te geven. Er is echter ook een grote groep mensen waarbij dit niet het geval is. Deze groep met een lage Sociaal Economische Status (SES) heeft extra (financiële) ondersteuning nodig. In de vierde levensfase moet de basis worden gelegd om de vijfde levensfase goed aan te kunnen! Beleidsactiviteiten moeten zich hier op gaan richten. Een actieve (vierde) fase in het leven van een mens vraagt daarom om een ander beleid dan een meer passieve en zorgvragende (vijfde) fase. Dit betekent dat de gemeente in haar ouderenbeleid niet regelgevend, maar kaderstellend moet zijn met accenten op beide fasen! Pasklaar beleid bestaat niet. Zeker in de vijfde levensfase moet er sprake zijn van maatwerk. Het compensatiebeginsel is daarbij een belangrijk uitgangspunt. Flexibele (voorliggende) voorzieningen gericht op participatie van de oudere aan de samenleving zijn belangrijk. Dit steeds weer vanuit de visie: aansluiten bij datgene wat mensen kunnen. “Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
24
Ondersteuning is hierbij aanvullend daar waar dit nodig is om de mensen in staat te stellen zolang mogelijk zelfstandig te laten participeren in de maatschappij. Vanuit de aandachtspunten binnen de Wmo moet deze ondersteuning de ouderen in staat stellen om: • zelf een huishouden te voeren • zich te verplaatsen in en om de woning • zich lokaal te verplaatsen per vervoermiddel • medemensen te ontmoeten en op basis daarvan sociale verbanden aan te gaan en te onderhouden. Wat hebben we tot nu toe gedaan? Gemeente Stede Broec heeft veel woon- en zorgvoorzieningen binnen de gemeentegrens. Zo zijn er de woonvoorzieningen vanuit de Omring zoals; Rigtershof, Sint Nicolaasverpleeghuis welke recentelijk is verbouwd en het gezinspaviljoen welke de komende jaren opnieuw gebouwd gaat worden tot een voorziening van deze tijd. Daarnaast zijn er ook kleinschalige woonvoorzieningen die vooral op eigen initiatief zorg bieden zoals Stedeborgh en de woningen aan Raadhuisplein. Een deel van het ouderenbeleid in de gemeente Stede Broec wordt uitgevoerd door de Stichting Welzijn Stede Broec. Sinds het begin in 2009 is er een ouderenwerker werkzaam voor 24 uur in de week. De ouderenwerker heeft contacten met de senioren in de gemeenten Daarnaast voert sinds 2011 de stichting Welzijn Stede Broec het project “Eenzaamheidspreventie” uit. Onder leiding van de ouderenwerker in de gemeente Stede Broec worden er activiteiten opgezet ter voorkoming van eenzaamheid. Zoals hierboven ook vermeld moet er vooral actie ondernomen worden in de vierde levensfase om problemen in de vijfde levensfase te voorkomen. Activiteiten die ontwikkeld zijn in de laatste periode zijn cursussen rondom vriendschappen, maar ook lotgenotencontact rondom rouw is hiervan een onderdeel. Hiernaast vinden er verschillende vormen van huisbezoeken plaats. Van activerende tot vriendschappelijke, elke weer specifiek van aard aangepast aan de vraag en de behoefte van de ouderen. Eventueel uitgevoerd dankzij vrijwilligers. De gemeente Stede broec is in het bezit van een actieve seniorenraad, hierin zijn de ouderenbonden binnen de gemeente Stede Broec vertegenwoordigd. De Seniorenraad vertegenwoordigt de doelgroep ouderen in de gemeente Stede Broec. De Seniorenraad fungeert als adviesorgaan naar o.a. de gemeente en andere instellingen en zorgt voor overdracht van informatie en voorlichting naar senioren over allerlei zaken. De Seniorenraad organiseert allerlei activiteiten voor en door senioren en is zij verantwoordelijk voor het uitvoeren van het Meer Bewegen Voor Ouderen (MBVO). Vanuit het lokaal gezondheidsbeleid is er de afgelopen periode aandacht geweest voor de oudere medemens in de gemeente Stede Broec. Ook hierbij is de insteek preventief van aard geweest. Valpreventie en voorkomen van depressie zijn hierin specifieke onderdelen welke de senioren doelgroep direct raakt. Een succes binnen de gemeente is de actie “Mag ik deze dans van u”, naast de reguliere Meer Bewegen Voor Ouderen activiteiten, is het dansen voor ouderen bij dansschool van der Linden een nieuwe activiteit die ook een specifieke doelgroep aanspreekt. Daarnaast heeft de gemeente stede Broec meegedaan aan het GALM+ project. GALM+ richt zich op sportief niet actieve senioren in de leeftijdsgroep 65-75 jaar. Een groot deel van deze leeftijdsgroep ervaart grote drempels om te gaan bewegen. Het geven van voorlichting over het bestaande sportaanbod is vaak niet voldoende om deze drempel over te stappen. Het GALM+-project heeft als doel om deze groep in beweging te brengen én te houden.
“Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
25
GALM is de afkorting van ‘Groninger Actief Leven Model’, ontwikkeld door de Rijksuniversiteit Groningen. De GALM-methodiek richt zich specifiek op de groep niet actieve senioren en probeert aan te haken bij hun specifieke wensen. Door de senioren langdurig te begeleiden en te stimuleren wordt het (her)winnen van plezier in sportieve activiteiten centraal gesteld. Wat willen we bereiken? - Het in stand houden van de huidige voorzieningen. Het is zaak om in de vierde levensfase de ouderen te bereiken en te betrekken. Voorkomen is beter dan genezen is de alom bekende uitspraak maar er zit wel degelijk een kern van waarheid in. Een actieve houding van de gemeente naar de ouderen toe, die vooral preventief van aard is. - Een outreachende werkwijze voor de ouderen in de vierde levensfase. Voor de ouderen in de vijfde levensfase kijken hoe deze zorgvraag effectief ondersteund kan worden. Zoveel mogelijk in de gedachte van de kanteling indien mogelijk en wenselijk. - Een aanspraak doen op de actieve ouderdom in de vierde levensfase. Ter ondersteuning maar ook ter (extra) preventie. Wat gaan we daarvoor doen (Actiepunt 10)? - De gemeente ondersteunt ouderen actief bij het zelfstandig onderhouden en opbouwen van een sociaal netwerk, door het bevorderen van activiteiten die hier actief aan bijdragen - De gemeente bevordert actief activiteiten van burgers en/of organisaties die zich richten op de zelfredzaamheid van chronisch zieken in eigen huis, buurt en woonomgeving. - De gemeente stimuleert actief de professionele organisaties voor zorg-, hulpverlening en welzijn bij het ontwikkelen, implementeren en evalueren van nieuwe vraaggerichte woon-, zorg- en welzijnsarrangementen specifiek gericht op chronisch zieken.
“Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
26
8. Rood: Maatschappelijke Zorg De maatschappelijke zorg omvat de prestatievelden 7, 8 en 9 van de Wmo. Het gaat daarbij om opvang inclusief vrouwenopvang, openbare geestelijke gezondheidszorg (OGGZ) en verslavingszorg. Deze prestatievelden worden regionaal ingevuld. Voor de bovenlokale voorzieningen in de regio West-Friesland is Hoorn als centrumgemeente aangewezen. De taak van de regiogemeenten is zorgen voor opvang, nazorg en herstel. Echter is iedere gemeente verantwoordelijk voor de invulling van het preventieve deel van de prestatievelden 7,8 en 9. Veelal wordt ook dit preventieve deel regionaal opgepakt, vanwege de regionale uitvoering van de opvang, nazorg en herstel.
Wat hebben we tot nog toe gedaan? Regionaal is er een ketenregisseur OGGZ in het leven geroepen. Aanleiding voor de inzet van ketenregie wordt gevormd door de uitkomsten uit het regionale onderzoek naar een regionaal Wmo-subsidiekader 2008, de werkconferentie gehouden in 2007, de Wmo projectleiderbijeenkomsten en de interviews met maatschappelijke- en cliëntenorganisaties. Conclusie hiervan was dat de OGGZ ondanks alle goede intenties in West- Friesland versnipperd uitgevoerd wordt en de samenwerking en onderlinge communicatie kan verbeterd worden. Organisaties zijn niet altijd op de hoogte van elkaars werkwijze wat tot uiting komt bij het signaleren en verwijzen van OGGZ problematiek. Het vinden van risicogroepen en hen toeleiden naar hulp vereist juist dat betrokken organisaties signalen en informatie uitwisselen. Volgens de uitvoerende organisaties en de gemeenten waren er op dat gebied knelpunten. Een daarvan is dat de zorg nog onvoldoende in een keten is geplaatst. Om die reden werd door verschillende partijen en bestuurders de behoefte uitgesproken om door middel van ketenregie de OGGZ beter op elkaar te laten afstemmen De belangrijkste conclusies waren: • OGGZ wordt in de regio versnipperd uitgevoerd • Centrale regie en afstemming kan worden verbeterd • De zorg is onvoldoende in de keten geplaatst en daardoor vallen OGGZ cliënten uit Met het instellen van een ketenregisseur wordt er actief contact gezocht tussen de verschillende organisaties waardoor zorg op elkaar aangesloten wordt en cliënten niet meer tussen wal en schip vallen. Meldpunt Vangnet & Advies In opdracht van de regio West-Friesland is binnen de GGD Noord-Holland Noord, het Meldpunt Vangnet& Advies (V&A)) opgezet met lokale zorgnetwerken als uitvoerende instrumenten. Het meldpunt V&A is in 2010, regionaal, gestart Burgers en professionals kunnen signalen melden met betrekking tot mensen (zorgmijders, zorgmissers en overlastgevers) wanneer zij vermoeden dat ingrijpen en zorg nodig is. Meldingen worden geregistreerd in een centraal registratiesysteem. Daardoor ontstaat een goed beeld van de problematiek over de (zeer) kwetsbare groepen per gemeente en er gerichte adviezen gegeven kunnen worden naar de gemeenten over het te formuleren beleid op deze doelgroep. Het Meldpunt stapt op mensen af, is vasthoudend, brengt hulpverleningsinstanties bij elkaar en laat de cliënt pas los als hij of zij wordt geholpen door de meest passende hulpverleningsinstantie. De GGD werkt nauw samen met andere organisaties en meldpunten. Advies- en Steunpunt Huiselijk Geweld Het Advies- en steunpunt is er voor slachtoffers van huiselijk geweld, zowel voor mannen, vrouwen als kinderen. Ook plegers van huiselijk geweld, getuigen, omstanders, buren en familie kunnen er terecht. Het steunpunt fungeert als eerste aanspreekpunt. Het verwijst naar en werkt samen met diverse hulpverlenende instanties, zoals Advies “Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
27
en Meldpunt Kindermishandeling Noord-Holland, Algemeen maatschappelijk werk, GGD, Politie en Raad voor de Kinderbescherming. Het Advies- en steunpunt is een eerste aanspreekpunt, het zoekt oplossingen, adviseert, heeft gesprekken en verwijst door of begeleidt mensen naar andere hulpverlenende instanties. Het ASHG is een belangrijke partner in het uitvoeren van ‘De Wet tijdelijk huisverbod, die op 1 januari 2009 van kracht is geworden, is bedoeld om huiselijk geweld verder terug te dringen. Soms is er wel sprake van dreiging in een gezin, maar niet genoeg wettelijke grond om iemand daarvoor aan te houden. Om dan toch de dreiging te stoppen en hulp te kunnen regelen, kan preventief aan de pleger een huisverbod worden opgelegd. Ook bij een ernstig vermoeden van dit gevaar kan een huisverbod worden opgelegd om verdere escalatie te voorkomen. Dit gebeurt door degene van wie dit gevaar uitgaat het huis uit te sturen en voor een bepaalde periode te verbieden terug te gaan. Bij het huisverbod mag een pleger van huiselijk geweld in beginsel tien dagen zijn of haar woning niet meer in en mag in die periode ook geen contact opnemen met de partner of de kinderen. Hierdoor kunnen verdere problemen worden voorkomen en wordt een afkoelingsperiode gecreëerd. In die periode kan hulp worden geregeld voor het slachtoffer en overige gezinsleden, maar ook voor degene die het huis uitgestuurd is. Het huisverbod kan ook worden opgelegd bij kindermishandeling of een ernstig vermoeden daarvan. Andere concrete acties/ manieren van zorg gekoppeld aan het ASHG zijn: - BLIJF van m’n Lijf Als er acute dreiging is, ambulante hulpverlening en/of een Tijdelijk Huisverbod geen opties meer zijn, dan kan het Steunpunt cliënten doorverwijzen naar ‘Blijf’ Alkmaar. - Aware alarmsysteem Snelle hulp voor vrouwen en hun kinderen bij acuut dreigend geweld door ex-partner en vader en het voorkomen van nieuw geweld gebeurt door middel van ‘Aware’. Dit is een alarmsysteem dat bij de vrouw thuis wordt geïnstalleerd en bestaat uit een alarmknop die bij activering direct contact maakt met de meldkamer van Politie Noord-Holland Noord. De dichtstbijzijnde surveillanten komen onmiddellijk in actie en zijn binnen tien minuten ter plekke. - Eigen Kracht is een vraaggestuurde werkwijze waarbij slachtoffer, pleger of beide partners samen, met eventuele kinderen, verdere familie en vrienden zelf aan de slag gaan om de oorzaken en de gevolgen van het geweld aan te pakken. Zij maken een plan voor de oplossing van hun problemen en houden ook zelf de verantwoordelijkheid voor de uitvoering. Onderlinge afstemming en samenwerking tussen het eigen familienetwerk en de externe keten van professionals en intermediairen is daarbij uitgangspunt. Bij het maken van het plan gaat men uit van de kracht die er aanwezig is binnen het eigen netwerk. Het gezin zoekt zelf een oplossing voor de problemen. Wat willen we bereiken? - Met betrekking tot vroegsignalering en preventie willen we een integrale aanpak. Dat wil zeggen dat deze aansluit bij de aandacht voor en ondersteuning van kwetsbare mensen (zie ook: Wmo- Welzijnsloket en welzijn nieuwe stijl). We willen dat zo veel mogelijk zeer kwetsbare mensen (overlast, vereenzaming en zorgmijdend gedrag) vroegtijdig worden gesignaleerd en hen een hulpverleningsplan (ondersteuning en/of zorg) wordt aangeboden. Dit voorkomt terugval of een beroep op zwaardere zorg en opvang. - Daarnaast is het van belang het huidige voorzieningen niveau te handhaven. Wat gaan we daarvoor doen (Actiepunt 11)? - Blijven evalueren en monitoring toe passen om de huidige zorg in stand te houden en eventuele ontwikkelingen te kunnen inventariseren. In regionaal verband zal de uitvoering van prestatievelden 7,8 en 9 gehandhaafd worden en indien nodig aangepast. “Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
28
9. Voorzieningen en Middelen. (Prestatieveld 6) In de bijlage ziet men de uitgaven over jaren 2007 tot en met 2011, met name op de individuele voorzieningen (prestatieveld 6). Het moge duidelijk zijn dat het budget de afgelopen jaren zijn maximum heeft bereikt. Reden om de Kanteling gemeentebreed in te zetten om zo tot een efficiënter gebruik van de middelen te komen. Met ingang van 2012 is er een nieuwe verordening Wmo vastgesteld. Wijzigingen hierin op het beleid van de periode 2007-2011 leiden, met invloed van de Kanteling, tot een betere besteding van het beschikbare budget Wmo. Wat hebben we tot nu toe gedaan: De Wmo- verordening is in regionaal overleg ontwikkeld en vastgesteld. Regionaal zijn er nagenoeg geen verschillen in de verordening. De beleidsregels en de uitvoering van de verordening wijken wel af per gemeente. Concrete acties in de verordening, de gebonden zijn aan de kanteling zijn als volgt: •
•
•
Zorg wordt niet meer geïndiceerd in klassen, maar in uren. Waar men voorheen een indicatie kreeg voor bijvoorbeeld 2- 3,9 uur in de week zal dit bij een nieuwe indicatie, afhankelijk van de benodigde compensatie 3 uur worden. Dit levert een concrete bespring op in het aantal te leveren uren. Mensen gaan een eigen bijdrage betalen voor de voorziening scootmobiel en andere vervoersvoorzieningen zoals tandems en aangepaste fietsen. Voorheen was er alleen een eigen bijdrage verschuldigd voor de individuele voorziening Hulp bij het Huishouden. Met het ingaan van de nieuwe verordening gaan mensen ook een eigen bijdrage betalen voor hun scootmobiel. Deze eigen bijdrage is weer gekoppeld aan het inkomen van de mensen en gemaximaliseerd. Mensen kunnen nooit meer voor de zorg die zij ontvangen uit de Wmo en/ of de AWBZ meer betalen dan wat maximaal is vastgesteld op basis van hun inkomen. Doel van de eigen bijdrage voor een scootmobiel/ vervoersvoorziening is mensen ook bewust maken van het gebruik van de voorziening. Mensen gaan sneller een afweging maken tussen nut en noodzaak. Op dit moment zien we dat er ruim 23 scootmobiels/ fietsen zijn “teruggegeven” aan de gemeente Stede Broec omdat de bijdrage niet opweegt tegen het gebruik. De teruggave van scootmobiels/ fietsen heeft op dit moment een concrete “besparing” opgeleverd van ruim €42.000, - op jaarbasis. Met de invoering van de verordening Wmo gaan mensen een eigen bijdrage voor woningaanpassingen betalen. Doel hiervan is dat men bewust wordt van de voorziening die zij ontvangt van de gemeente. Ook hier is de eigen bijdrage gemaximaliseerd en gekoppeld aan het inkomen. De eigen bijdrage kan hierbij nooit meer zijn dan de waarde van de aanpassing. Het is namelijk niet de bedoeling dat de gemeente inkomsten gaat genereren terwijl de voorziening al lang “afbetaald”is. maar het kan zo zijn dat in sommigen gevallen de aanvrager zodanig inkomen heeft dat hij door de eigen bijdrage indirect zijn eigen voorziening terug betaald. In principe is dit landelijk gezien geen nieuw beleid. Wel is het voor Stede Broec nieuw beleid.
Een andere ontwikkeling wat heeft plaatsgevonden is het opnieuw aanbesteden van de Individuele voorzieningen (scootmobielen, rolstoelen e.d.). Eind 2011 heeft deze aanbesteding plaatsgevonden. Het nieuwe contract loopt hierbij van 2012 tot en met 2015. Deze aanbesteding is financieel gunstig uitgevallen, het totaal bedrag is ruim 57% lager aanbesteed. Echter zullen de financiële gevolgen van deze positieve aanbesteding pas in de loop van de komende 4 jaar merkbaar worden. In de loop van 4 jaar wordt naar verwachting 90% van alle voorzieningen vervangen. Dit heeft te maken met de afschrijving en de vervanging van de voorzieningen.
“Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
29
Ov-taxi. Met ingang van 2010 is het Wmo vervoer regionaal aanbesteed. Voorheen werd deze vorm van vervoer provinciaal aanbesteed samen met het Ov-vervoer vanuit de provincie. Deze taak heeft de provincie afgestoten. Regionaal is de keuze gemaakt om deze zorg regionaal aan te bieden aan de inwoners die in het kader van de Wmo een vorm van vervoersvoorziening nodig hebben. Het zelf organiseren van het vervoer bleek, los van de controle op het te leveren produkt, ook financieel een verstandige te zijn geweest. Los van het feit dat er meer sturing is op het dossier zijn er ook financieel voordelen behaald. Op dit moment is het nog niet volledig duidelijk wat de (positieve) consequenties zijn voor de gemeente Stede Broec, naar verwachting zijn deze wel bekend rond de periode september/ oktober zodat deze nog meegenomen kunnen worden in de definitieve beleidsnota Wat willen we? De komende jaren zal het beleidsveld rondom de Wmo volop in beweging zijn. Scheiding van zorg en wonen, de transitie rondom de AWBZ en een verdere decentralisatie van (zorg-) taken zullen hierbij centraal staan. Om het Wmo-budget beschikbaar te houden voor de inwoners van de gemeente Stede broec zijn er een aantal ontwikkelingen gaande die gevolgd gaan worden om te kijken of deze op Stede Broecs, of West-Fries niveau bij kunnen dragen aan de zorgplicht. In veel gemeenten is men op dit moment aan het kijken naar de mogelijkheden om (een deel van de) Hulp bij het Huishouden categorie 1, dit is de doelgroep waarin men zelf nog in staat is om regie te voeren over het eigen leven, onder te brengen als een voorliggende voorziening en/ of af te schaffen, of op een andere manier in te vullen (als schoonmaakvoorziening en niet meer als zorgvoorziening). Voortliggende reden hiervan is dat het budget welke beschikbaar is voor Hulp bij het Huishouden, nagenoeg landelijk onvoldoende is. Kortom er moet gekeken worden naar andere manieren om als gemeente te voldoen aan de compensatieplicht, maar het budget wel behapbaar te houden. Vanuit de gemeente Stede Broec zal er gekeken worden naar deze ontwikkelingen en eventueel in de toekomst op worden aangesloten, om zo de Wmo beschikbaar te houden voor haar inwoners. Daarnaast is elke gemeente in Nederland wettelijk verplicht om jaarlijks een klanttevredenheidsonderzoek te houden. Zo ook doen alle gemeenten in West-Friesland dit. Een samenwerking op dit onderwerp zou ook voor de gemeente een efficiencyslag kunnen brengen. Bijkomend voordeel hiervan is dat er een duidelijk ‘vergelijk’kan plaatsvinden binnen de buurtgemeenten op verschillende onderwerpen binnen de Wmo. Wat gaan we daarvoor doen? Voor het toekomstige beleid zal de Kanteling voor de komende jaren leidend zijn. Daarnaast zal er gekeken worden naar de landelijke ontwikkelingen rondom de Hulp bij het Huishouden en de transities. Bovenregionaal wordt er gekeken naar een mogelijkheid om te kijken wat er in gezamenlijkheid opgepakt kan worden. Eventuele projecten kunnen opgestart worden met ondersteuning van de Provincie in het kader van de Regionaal Sociale Agenda. 9.1. Middelen Met de komst van de Wmo in 2007 heeft de gemeenteraad een budget beschikbaar gesteld voor de uitvoering van de Wmo van €1.391.225. Dit is enkel het Wmo-budget en niet het al bestaande Wvg (Wet voorzieningen gehandicapten budget). Hiervan was een bedrag van €1.046.484 beschikbaar gesteld voor Hulp bij het Huishouden. Een bedrag van ongeveer €100.000 is beschikbaar gesteld voor de welzijnstaken binnen de Wmo, zoals onder andere mantelzorgondersteuning, collectieve preventie GGZ, vrijwillgersondersteuning en Maatschappelijke opvang. Het restant is voornamelijk uitvoeringskosten.
“Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
30
Voor de begroting van 2011 is er vanwege een tekort een eenmalig incidenteel bedrag van €390.000, - toegevoegd aan het budget Wmo. De afgelopen jaren is het Wmo-budget in de algemene uitkering verder ontwikkeld. In onderstaande tabel staan de gegevens met betrekking tot de ontwikkeling van het Wmobudget:
Stede Broec
2011 €1.613.524
2012 €1.676.583
2013 €1.672.358
9.2. Nieuw Wmo-beleid Dit punt zal eventueel naar aanleiding van gesprekken met de Wmo-adviesraad, Seniorenraad, Stichting Welzijn stede Broec verder ingevuld worden. Daarnaast zal het concept beleidsplan besproken worden in de commissie Burger&Bestuur van 18 september 2012.
“Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
31
Bijlage 1: Actiepunten 1. We gaan begin 2012 de lokale zorg- en welzijnsinstellingen vragen om de principes van de Kanteling breed toe te passen. Het gaat bij de uitvoering om de volgende uitgangspunten: het het het het
achterhalen van vraag achter de vraag (keukentafelgesprek); leggen van de focus op resultaten i.p.v. voorzieningen; versterken van de eigen kracht van de cliënt en zijn omgeving (zelfregie); aanbieden van collectieve arrangementen (op wijk- of buurtniveau).
2. -bewoners worden betrokken in planvorming en de communicatie is proactief; - faciliteren buurt- en bewonersinitiatieven en activiteiten (fysiek, sociaal of combinatie), t.b.v. bewonersparticipatie.
3. Welzijn Nieuwe Stijl invoeren in samenwerking met Stichting Welzijn Stede Broec. Het programma richt zich op twee zaken: het verbeteren van de kwaliteit en professionaliteit van het welzijnswerk en op het verbeteren van de sturingsrelatie tussen gemeenten en welzijnsinstellingen. Een gemeenschappelijke visie op het welzijnswerk ontwikkelen in samenwerking met Stichting Welzijn Stede Broec waar bijvoorbeeld een lokale maatschappelijke agenda voor de lange termijn uit voortkomt. Daarnaast dient de kwaliteit en de professionaliteit van het welzijnswerk een impuls te krijgen. Vooral het laten zien van effecten en resultaten is hierbij van belang. Hiermee kan vervolgens de gemeente gerichter op beleidsdoelen sturen en het welzijnswerk efficiënt daarop inzetten. Effectmeting moet meer diepgang krijgen. Een eenduidige vorm van aansturing en omschrijving van de gewenste effecten. Kwalitatieve informatie moet eenduidiger worden. 4. Inzetten digitale signaleringssysteem, regievoeren op netwerkstructuren binnen CJG en betere afstemming/samenwerking netwerken en zorgteams en het monitoren van afspraken vanuit het convenant CJG; - laagdrempelige voorzieningen als gezinsondersteuning en opvoedondersteuning worden als onderdelen van het CJG gecontinueerd.
5. -de komende jaren meerdere bijeenkomsten/ overleggen organiseren met instellingen (zoals Stichting welzijn Stede Broec) over de toekomst van het Wmo/ welzijnsloket in relatie tot nieuwe taken (Kanteling) en ontwikkelingen zoals Welzijn nieuwe Stijl en de transities; -de samenwerking met Stichting Welzijn Stede Broec verdiepen en uitwerken. 6. -inventariseren hoeveel vrijwilligers in Stede Broec actief zijn, onderzoeken wat de motivatie is en kijken hoe we de vrijwilligers kunnen behouden - nieuwe groepen worden benaderd die bereid zijn vrijwilligerswerk te doen en verenigingen worden ondersteund bij hun interne vrijwilligersbeleid (behoud en opvolging) door advisering, coaching en deskundigheidsbevordering; -Meer kenbaarheid aan de Vrijwilligerscentrale die een bindend element vormt in het netwerk van verenigingen, stichtingen, kerken en sleutelfiguren in de wijk
“Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
32
-
-
7. -de komende periode 2012-2015 inventariseren hoe de mantelzorgondersteuning gestructureerd kan worden voor toekomstige ontwikkelingen om overbelasting te voorkomen. Eventuele uitbreiding van uren van de mantelzorgcoach kan hierbij een concrete actie zijn. in samenwerking en samenspraak met mantelzorgcoach onderzoeken wat de mogelijkheden zijn om de mantelzorgers nog beter in beeld te krijgen. De ontwikkelingen rondom de transities vraagt om een eventuele andere aanpak/ ondersteuning van mantelzorgers. In de periode 2012-2015 zal de ondersteuning van mantelzorg geëvalueerd moeten worden. eventuele bijsturing op uitvoering- of ondersteuningsniveau kan het gevolg zijn. Aandacht voor jonge mantelzorgers. Zowel in het beleid als bijvoorbeeld uitoerend onderwijs. Een eventuele samenwerking met scholen hierin als bewustwordingstraject kan een optie zijn. Onderzocht zal worden met de mantelzorgcoach hoe het voor de periode 2012-2015 ingepast kan worden.
8. -Onder gemeentelijke regie wordt in samenspraak met alle betrokken partijen een plan opgesteld, eventueel hieraan gekoppeld de “groen-oranje-rood” methodiek gekoppeld. Hoe voorkom je dat men van “groen in oranje” belandt en hoe kan je proberen de mensen van “rood naar oranje naar groen” te krijgen; -We gaan Stichting Welzijn Stede Broec vragen hierin een functie te vervullen bij de uitwerking om een betere samenwerking te bewerkstelligen tussen zorg en plaatselijke instellingen om te voorkomen dat mensen buiten de boot vallen en zorg mijden. Hierbij zal aandacht worden geschonken aan de verdere uitbouw van een structuur, waarbij signalen van bewoners die ondersteuning behoeven worden gekoppeld aan mensen die hieraan op vrijwillige basis een bijdrage willen en kunnen geven. Uitgangspunt hierbij is de versterking van de verantwoordelijkheid voor de sociale leefomgeving; -Er worden afspraken gemaakt met betrekking tot plaatselijke initiatieven (het voorkomen van dubbelingen en vraag en aanbod aan elkaar koppelen). 9. De eerste regionale beleidsvoorstellen met betrekking tot het proces (tijdspad, middelen, bemensing en communicatie) zullen eind 2012, begin 2013 aan de colleges worden gepresenteerd. Over het persoonsgebonden budget (PGB) en andere voorwaarden bij overdracht aan de gemeenten wordt op dit moment nog in de Tweede Kamer gediscussieerd. Zodra er meer bekend is over wetgeving, definitieve ingangsdatum, middelen en voorwaarden, zal vanuit West-Friesland voorstellen aan de colleges en gemeenteraden worden gedaan. Daarbij zullen ook de Wmo-adviesraden in de beleidsvorming worden betrokken. 10. -De gemeente ondersteunt ouderen actief bij het zelfstandig onderhouden en opbouwen van een sociaal netwerk, door het bevorderen van activiteiten die hier actief aan bijdragen - De gemeente bevordert actief activiteiten van burgers en/of organisaties die zich richten op de zelfredzaamheid van chronisch zieken in eigen huis, buurt en woonomgeving. - De gemeente stimuleert actief de professionele organisaties voor zorg-, hulpverlening en welzijn bij het ontwikkelen, implementeren en evalueren van nieuwe vraaggerichte woon-, zorg- en welzijnsarrangementen specifiek gericht op chronisch zieken. 11. Blijven evalueren en monitoring toe passen om de huidige zorg in stand te houden en eventuele ontwikkelingen te kunnen inventariseren. In regionaal verband zal de uitvoering van prestatievelden 7,8 en 9 gehandhaafd worden en indien nodig aangepast.
“Vinden, Verbinden en Versterken” Concept Beleidsplan Wmo 2012-2015
33