N Fiscale hervorming A MH/EDJ/AS 724-2014
Brussel, 25 november 2014
ADVIES over DE HERVORMING EN VEREENVOUDIGING VAN DE FISCALITEIT : PERSONEN- EN VENNOOTSCHAPSBELASTING
Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO WTC III (17e verd.) - Simon Bolivarlaan 30 - 1000 Brussel Tel.: 02 277 90 15 - Fax: 02 277 90 28
[email protected] - www.hrzkmo.fgov.be
De Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO dringt er op aan dat er werk wordt gemaakt van een hervorming en vereenvoudiging van de fiscaliteit. Dit advies beperkt zich evenwel tot de hervorming en vereenvoudiging van de personen - en vennootschapsbelasting. Gezien de fundamentele impact van het fiscaal kader op ondernemingen en de verdere regionalisering van de fiscale bevoegdheid heeft de Hoge Raad besloten om op eigen initiatief volgend advies uit te brengen. Na raadpleging van de commissie ad hoc “fiscale hervorming”1 en de commissie Algemeen KMO-beleid heeft de Hoge Raad op 25 november 2014 onderstaand advies uitgebracht.
ALGEMEEN STANDPUNT De globale belastingdruk2 in België blijft relatief hoog, de inkomstenbelastingen wegen nog steeds zwaarder door dan de consumptiebelastingen en ook de belastingdruk op arbeid blijft torenhoog. Voor het jaar 2012 bedraagt de globale belastingdruk in België 45,4%. Op de ranglijst van de EU-landen met de hoogste globale belastingdruk plaatste België zich op de tweede plaats. Enkel Denemarken gaat België vooraf.3 In de loop van de jongste vier jaar (2008-2012) steeg de belastingdruk in België met 1,2% wat aanzienlijk sterker is dan deze voor het geheel van de eurozone (0,3%).4 De Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO meent dat de globale belastingdruk en in het bijzonder de lasten inzake arbeid, de vennootschapsbelasting en de personenbelasting dringend moeten verminderd worden opdat de economische groei in ons land bevorderd zou worden. De Hoge Raad benadrukt dat voor het jaar 2013 de kmo’s 53,5% van de totale tewerkstelling in België uitmaken en 42,9% van de toegevoegde waarde. In totaal zorgen de kmo’s voor 1,37 miljoen arbeidsplaatsen en 80 miljard euro aan toegevoegde waarde.5 Een dynamische kmo-sector speelt een cruciale rol bij het bevorderen van de economische groei. Bedrijven die investeren, verhogen de productiviteit en creëren jobs waardoor de nodige belastingen gegenereerd worden om economische en sociale doelstellingen te financieren. De Hoge Raad vraagt om een fiscaal klimaat te voeren dat deze dynamiek niet ondermijnt. De Hoge Raad pleit ervoor om een grondige denkoefening aan te vatten over de manier waarop het fiscaal systeem in ons land moet evolueren om rekening te houden met het leefpatroon van de kmo’s en om het belastingsstelsel billijker te maken. Hij vraagt concreet dat hiertoe een fiscale hervormingscommissie opgericht wordt die de fiscale pistes en de mogelijkheden tot het hervormen van de fiscale structuur van ons systeem verder onderzoekt. Deze commissie moet paritair samengesteld zijn met onder andere vertegenwoordigers en beoefenaars uit het bedrijfsleven. Hij vraagt dat het kmo-luik in de reguleringsimpactanalyse (RIA) dat het effect van nieuwe fiscale maatregelen op kmo’s vooraf moet beoordelen op een effectieve en efficiënte wijze toegepast wordt. 1
Tijdens deze commissie hebben de professoren Haustraete, Maus en Vanistendael hun visie over de fiscale hervorming van de vennootschapsbelasting en de personenbelasting voor de kmo en de zelfstandigen toegelicht. 2 De globale belastingdruk zet de gezamenlijke belastingontvangsten en de sociale bijdragen af ten opzichte van het bbp. 3 Eurostat, Taxation trends in the European Union, edition 2014, pag. 18. 4 Hoge Raad van Financiën – afdeling “fiscaliteit en parafiscaliteit”, Een tax shifting ten voordele van arbeid en bredere belastinggrondslagen. Scenario’s voor een globale en significante belastinghervorming, augustus 2014, pag. 24. 5 European Commission, SBA Fact Sheet – Belgium, pag. 2.
2
De Hoge Raad beperkt zich in dit advies tot voorstellen inzake een hervorming van de fiscaliteit in de personen - en vennootschapsbelasting en deelt de krijtlijnen mee waaraan een rechtvaardige fiscaliteit moet beantwoorden. Hij voegt bij zijn voorstellen in het advies geen plan toe waarbij de kosten inzake het voorstel tot een fiscale hervorming telkens becijferd wordt. Het spreekt voor zich dat de budgettaire kost om de globale belastingdruk en in het bijzonder de fiscale hervorming inzake de personen- en vennootschapsbelasting door te voeren zal moeten opgevangen worden door andere middelen indien men een begrotingsneutrale hervorming wil doorvoeren. De Hoge Raad wijst in dit verband prioritair naar een vermindering van de overheidsuitgaven, een daling van de zwarte economie tot het niveau van de buurlanden, een vermindering van de fiscale aftrekken en met de positieve invloed dat een verlaging van het belastingtarief uitoefent op het BBP, met name de “terugverdieneffecten”. Wat het aandeel van de vennootschapsbelasting in de totale ontvangsten van de overheid betreft blijkt dat deze beperkt zijn. De vennootschapsbelasting maakt voor het jaar 2012 slechts 3,1% uit van het BBP, daar waar de totale ontvangsten van de overheid oplopen tot 45,4% van het BBP. In de personenbelasting bedraagt deze 12,7% van het BBP6.
SPECIFIEKE STANDPUNTEN 1. Vennootschapsbelasting 1.1. Het Belgisch tarief vergeleken in een internationale context
Wanneer we het vennootschapsbelastingtarief vergelijken in een internationale context blijkt duidelijk dat België in 2014 in vergelijking met de andere OESO landen één van de hoogste tarieven heeft en met een nominaal tarief van 33,99% de derde plaats inneemt. België plaatst zich hiermee na de Verenigde Staten (39,1%) en Frankrijk (34,4%).7 In de EU(28)-landen bedraagt het gemiddeld nominaal vennootschapsbelastingtarief slechts 22,9%.8 Indien we het tarief van de verlaagde tarieven voor kmo’s voor het jaar 2014 met de andere OESO landen vergelijken merken we dat België met een progressief tarief van 24,98% de derde hoogste plaats inneemt. Alleen Luxemburg (28,20%) en Spanje (25%) noteren hoger.9 Deze hoge rangschikking heeft gevolgen voor de internationale fiscale concurrentiekracht van de Belgische vennootschappen. De Hoge Raad merkt eveneens op dat de vennootschapsbelasting de kostprijs van het kapitaal verhoogt en zo een negatieve impact heeft op de investeringen en bovendien de vennootschapsbelasting de belastingvorm is met de meeste negatieve effecten op de groei.10 Hij wenst dan ook dat de belastingdruk op vennootschappen verlaagd wordt en kant zich tegen elke vorm van verhoging van deze belastingdruk. 1.2. Kenmerken van het Belgisch systeem
De Belgische vennootschapsbelasting kenmerkt zich door een hoog tarief (33,99%) te hanteren met enge belastbare grondslagen waarbij een strategie gehanteerd wordt die gericht 6 7 8 9
European taxation trends in the European Union, edition 2014, pag. 50 en 191. OECD Tax Base, Table II.1 - Corporate income tax rates: basic/non-targeted, may 2014. European taxation trends in the European Union, edition 2014, pag. 37. OECD Tax Base, Table II.2 - Targeted corporate income tax rates: small business and other targeted provisions, may 2014. 10 Hoge Raad van Financiën – afdeling “fiscaliteit en parafiscaliteit”, “Een tax shifting ten voordele van arbeid en bredere belastinggrondslagen. Scenario’s voor een globale en significante belastinghervorming, augustus 2014, pag 135.
3
is op een nichebeleid met specifieke maatregelen zoals de octrooi-aftrek en de aftrek voor risicokapitaal. Door het toepassen van een nichestrategie wordt het effectief tarief dichter bij het Europese gemiddelde gebracht. De invoering van de niche-maatregelen heeft de effectieve belastingheffing doen dalen maar deze is daarom zeker niet laag te noemen in een internationale context. In 2012 bedroeg het effectief gemiddeld belastingstarief voor de Belgische vennootschappen 26,5%. Het EU-28 gemiddelde ligt echter lager en bedraagt 21,1%. België plaatst zich op de zesde plaats van de hoogste effectieve gemiddelde belastingvoeten van de Europese Unie.11 De Hoge Raad merkt op dat de meeste niche-maatregelen vooral gericht zijn op de grote en multinationale ondernemingen waardoor de effectieve belastingsdruk voor kmo’s in werkelijkheid nog hoger ligt. De Hoge Raad voor Financiën wijst bijvoorbeeld op het feit dat de effectieve belastingvermindering die voortkomt uit de aftrek voor risicokapitaal groter is voor de grote ondernemingen dan voor de kleine en dit ondanks het voordeel van een half punt bijkomende vermindering. Uit de cijfergegevens blijkt dat op basis van de verdeling van aftrekken men kan concluderen dat kleine ondernemingen slechts 448 miljoen euro besparen terwijl de grote ondernemingen hun fiscale lasten met 3.576 miljoen euro verminderd zien.12 De huidige vennootschapsbelasting wordt door kmo’s dan ook gepercipieerd als een belasting die te complex is, die een te hoog nominaal tarief hanteert en die niet aangepast is aan het leefpatroon van de kmo-ondernemer. De Hoge Raad is van mening dat een strategie van lage tarieven met een brede belastbare grondslag en die in mindere mate gebruik maakt van fiscale niche-maatregelen voor de meeste kmo’s effectiever is om de belastingneutraliteit te behouden en om de fiscale discriminatie ten aanzien van de kmo’s te verminderen. Deze visie strookt met de diverse aanbevelingen van internationale instellingen (Europees semester, OESO, IMF) en uit de economische literatuur waaruit men kan afleiden dat er een brede consensus is dat, ceteris paribus, het verbreden van de belastinggrondslag en het verlagen van het tarief de belastingheffing efficiënter maakt.13 De Hoge Raad wenst echter op te merken dat in een context van vrij sterke fiscale concurrentie tussen de Europese landen een nichestrategie bepaalde voordelen biedt. De aanwezigheid van grote binnenlandse en buitenlandse ondernemingen dragen mee bij tot het versterken van ons economisch weefsel en creëert eveneens een markt voor de kmo’s. De Hoge Raad stelt daarom een vennootschapsfiscaliteit voor die rekening houdt met de kmo’s en die de internationale concurrentie aan kan.
11
European taxation trends in the European Union, edition 2014, pag 264 Hoge Raad van Financiën – afdeling “fiscaliteit en parafiscaliteit”, “Een tax shifting ten voordele van arbeid en bredere belastinggrondslagen. Scenario’s voor een globale en significante belastinghervorming, augustus 2014, pag. 168 en 171 13 Ibid. pag 49 en Verslag namens de gemengde parlementaire commissie belast met de fiscale hervorming op 24 februari 2014, Parl.St. Kamer en Senaat 2013-14, nr. 53K3343/001 en nr. 5-2272/1, pag. 31 en 37. 12
4
1.3. Voorstel tot hervorming
De Hoge Raad is geen voorstander om de fiscale nichemaatregelen die eerder gericht zijn op de grote ondernemingen af te schaffen maar wenst wel een systeem dat beter afgestemd is op zowel de grote als de kleine ondernemingen. Hij stelt daartoe een duaal systeem voor met een verlaagd tarief voor kmo’s (zonder nichemaatregelen) enerzijds en het behoud van de bestaande vennootschapsbelasting voor de grote en multinationale ondernemingen anderzijds. Het systeem dat de Hoge Raad voorstelt is een keuzesysteem voor de kmo’s zij zouden daarbij kunnen kiezen tussen enerzijds een vereenvoudigde vennootschapsbelasting met een tarief van 20% of anderzijds de bestaande vennootschapsbelasting van 33% inclusief de niche-maatregelen. Kmo-vennootschappen moeten deze keuze voor een opeenvolgend aantal aanslagjaren vb. gedurende 5 opeenvolgende aanslagjaren maken, namelijk ofwel het tarief van 20% (zonder nichemaatregelen) ofwel het nominale tarief van 33% met behoud van de nichemaatregelen. De volgende niche-maatregelen zullen voor de kmo-vennootschap wegvallen indien men wenst gebruik te maken van de vereenvoudigde vennootschapsbelasting, namelijk: het verlaagd opklimmend tarief, de verhoogde investeringsaftrek, de vrijgestelde gewestelijke steunmaatregelen, de vrijstelling voor bijkomend personeel van kmo’s en de aftrek voor risicokapitaal. De vereenvoudigde vennootschapsbelasting blijft voorbehouden aan vennootschappen die beantwoorden aan de KMO-definitie14 van het Wetboek van Vennootschappen. De belastingdruk kan daardoor voor de kmo sterk verlaagd en vereenvoudigd worden. Kmovennootschappen die liever het bestaande systeem blijven behouden kunnen daarvoor opteren. Grote en multinationale ondernemingen kunnen niet gebruik maken van het vereenvoudigd tarief en blijven onderworpen aan de klassieke vennootschapsbelasting. De Hoge Raad vraagt daarnaast om de aftrekbaarheid van bepaalde beroepsuitgaven onder de vorm van verworpen uitgaven niet te beperken aangezien ze kostenverhogend werken voor vennootschappen. 2. Personenbelasting 2.1. Hoge progressieve tarieven
In de personenbelasting wordt op het gehele inkomen de progressieve tarieven van de personenbelasting geheven in hoofde van winsten of baten. In vergelijking met het belastingstarief van de vennootschapsbelasting (33,99%) ligt de marginale aanslagvoet van de personenbelasting veel hoger omdat het extra-bedrijfsinkomen aan het marginale toptarief word belast (min. 25% max. 50%). Uit het rapport van de Hoge Raad voor Financiën waar een simulatieoefening werd uitgevoerd blijkt dat de belasting als eenmanszaak voordeliger is beneden de grens van 20.000€ winst. Boven deze grens kan men besluiten dat er een significante aansporing is om de zelfstandige onderneming om te vormen in een vennootschapsvorm.15 Daarnaast worden ook de sociale zekerheidsbijdragen op een andere wijze berekend. Bij een zelfstandige in een eenmanszaak worden deze berekend op het totaal van de belastbare inkomsten van dat jaar, terwijl de sociale zekerheidsbijdragen van de bedrijfsleider bepaald worden op basis van het loon dat aan de bedrijfsleider toegewezen werd. 14
Art. 15. §1. Kleine vennootschappen zijn deze vennootschappen met rechtspersoonlijkheid die voor het laatst (en het voorlaatst) afgesloten boekjaar, niet meer dan één der volgende criteria overschrijden: jaargemiddelde van het personeelsbestand : 50; - jaaromzet, exclusief de belasting over de toegevoegde waarde : (7.300.000 euro); balanstotaal : (3.650.000 euro) tenzij het jaargemiddelde van het personeelsbestand meer dan 100 bedraagt. 15 Hoge Raad van Financiën – afdeling “fiscaliteit en parafiscaliteit”, “Een tax shifting ten voordele van arbeid en bredere belastinggrondslagen. Scenario’s voor een globale en significante belastinghervorming, augustus 2014, pag 178.
5
Tenslotte wenst de Hoge Raad ook op te merken dat een vennootschap nog andere voordelen biedt zoals de bescherming van het privé-vermogen, uitgebreidere mogelijkheden inzake pensioenopbouw (groepsverzekering of individuele pensioentoezegging) en vormt het een beter middel om fiscale optimalisaties door te voeren (vb. optimalisatie inzake de bezoldiging en het privé-vermogen zoals het gebruik van vruchtgebruikconstructies, …). Als we de individuele belasting voor zelfstandigen in eenmanszaken vergelijken met die van ondernemingen in een vennootschapsvorm merken we dat het huidig stelsel niet neutraal is en dat de eenmanszaken op verschillende aspecten het nog moeilijker hebben dan ondernemingen in een vennootschapsvorm. Er kan gesteld worden dat het huidig stelsel over het algemeen de overgang van een zelfstandige onderneming naar een vennootschap stimuleert. 2.2. Voorstel tot hervorming
De Hoge Raad pleit ervoor om in een daarvoor opgerichte fiscale hervormingscommissie het fiscaal systeem dat van toepassing is op zelfstandigen grondig te bestuderen en roept op om het billijker en neutraler te maken. Het blijkt duidelijk dat eenmanszaken zowel fiscaal als sociaal een minder gunstig statuut kennen dan ondernemingen met een vennootschapsvorm. De Hoge Raad wenst dat tijdens de verdere besprekingen over de fiscale hervorming inzake de personenbelasting voor zelfstandigen volgende voorstellen onderzocht zouden worden: Eenmanszaken zouden een afzonderlijke investeringsreserve moeten kunnen aanleggen, waarbij de winst die wordt geïnvesteerd in het bedrijf belast wordt aan 25%, het laagste tarief van de personenbelasting. De winst die binnen een bepaalde termijn vb. 3 jaar niet wordt geïnvesteerd wordt daarna progressief belast. Er zou naar analogie met Nederland voor zelfstandigen een oudedagsreserve ingevoerd moeten worden die belast wordt aan het basistarief van 25%. Deze reserve kan bij pensioen zonder verdere belasting door de zelfstandige worden opgenomen. De verworpen uitgaven verklaren in belangrijke mate de hoge effectieve tarieven voor eenmanszaken. De aftrekbaarheid van bepaalde beroepsuitgaven onder de vorm van verworpen uitgaven mag dan ook niet worden beperkt. 3. Een rechtvaardiger fiscale wetgeving De Hoge Raad is van mening dat iedere onderneming het recht heeft op een rechtvaardige fiscale wetgeving. Door bepaalde principes in de fiscale wetgeving in te voeren en toe te passen kan al een groot deel van de oorzaken van de complexiteit van de fiscale wetgeving en wantrouwen in de fiscale administratie worden weggenomen. De Hoge Raad vraagt dat wordt rekening gehouden met de volgende vijf belangrijkste krijtlijnen: 3.1. Rechtszekerheid
Iedere onderneming heeft recht op een stabiele en duidelijke wetgeving die planning op lange termijn toelaat waarbij de maatregelen een zekere langdurige rechtszekerheid bieden (vb. geen plotse verhoging liquidatiebonus,…).
6
De Hoge Raad stelt vast dat fiscale regels veelal in het kader van een begrotingswet, een programmawet, een wet houdende diverse bepalingen enz. worden ingevoerd. Deze wetten bundelen verschillende maatregelen waaronder fiscale maatregelen met een verregaande impact en treden vaak vervolgens binnen korte tijd in werking. Hij vraagt dat nieuwe fiscale regels in aparte globale fiscale wetten opgenomen worden zodanig deze niet in het parlement doorgejaagd worden in een allegaartje van maatregelen. De Hoge Raad vraagt om het algemeen beginsel van niet-retroactiviteit te respecteren Er mogen immers geen fiscaalrechtelijke regels ingevoerd worden op toestanden waarvan de voorwaarden voor belastingheffing definitief waren vastgelegd op het ogenblik dat de maatregelen in werking zijn getreden. Daarnaast vraagt hij om rekening te houden met het feit dat ondernemingen de tijd moeten krijgen om de gevolgen van een bepaalde maatregel te voorzien. Een nieuwe maatregel invoeren juist op het einde van het jaar dat het aanslagjaar voorafgaat moet vermeden worden. 3.2. Oprichting “Commissie voor Fiscale Normen”
Voorafgaand aan het invoeren van maatregelen moet er volgens de Hoge Raad ook een ruime consultatie van stakeholders plaatsvinden. Naar het idee van de “Commissie voor Boekhoudkundige Normen” kan een Commissie voor Fiscale Normen opgericht worden die paritair samengesteld is met enerzijds vertegenwoordigers van de fiscale administratie en anderzijds vertegenwoordigers van het bedrijfsleven. Deze commissie zou zowel adviserend kunnen optreden bij de totstandkoming van belastingwetten als bij de toepassing van de fiscale wetten. De Hoge Raad meent dat de oprichting van deze commissie zal bijdragen tot het bekomen van een kwaliteitsvolle fiscale wetgeving waardoor er zal worden vermeden dat er na de publicatie alsnog reparatiewetten moeten gepubliceerd worden omdat de initiële fiscale maatregelen onvoldoende doordacht waren. De Commissie zou ook kunnen onderzoeken of de ratio legis van bepaalde maatregelen zijn komen te vervallen. Zowel de 13% grens inzake dividenden als het toekennen van een bezoldiging aan minstens één van zijn bedrijfsleiders van minimaal 36.000 Euro kunnen bijvoorbeeld in vraag gesteld worden.16 Bovendien zou deze commissie ook adviserend kunnen optreden bij de uitwerking van omzendbrieven waardoor de administratie een duidelijker visie krijgt op de praktische problemen van de wetgeving (vb. problemen inzake de nieuwe facturatieregels inzake btw, de anti-misbruikregeling, de geheime commissielonen,…). 3.3. Van een conflictmodel naar een consensusmodel
De Hoge Raad merkt op dat het gevoel bij de ondernemingen bestaat dat de fiscale administratie te controlerend en te sanctionerend optreedt waarbij het hoge boeten oplegt. In plaats van onmiddellijk sanctionerend op te treden vraagt de Hoge Raad om begeleidend op te treden en bij niet frauduleuze overtredingen met een waarschuwing te werken alvorens zware boeten uit te schrijven.
16
Artikel 215, lid 3, 3° en 4° WIB92
7
Een fiscaal controlebeleid dat al te zeer gericht is op het sanctioneren (recent verhoogde superboetes in de BTW …) werkt nefast voor de verstandhouding tussen de fiscus en de ondernemingen en geeft uiting aan een conflictmodel. In het bijzonder voor startende ondernemingen meent de Hoge Raad dat het aangewezen is dat deze na het indienen van de eerste aangifte in de inkomstenbelastingen louter corrigerend gecontroleerd worden. Bovendien moet men eveneens bijzondere aandacht hebben voor de problemen van ondernemingen in moeilijkheden. Er moet volgens de Hoge Raad dan ook afgestapt worden van het sanctionerend model en er moet werk gemaakt worden van een consensusmodel waarbij de boete als uitzondering wordt gehanteerd en niet als regel. De inspecteur zou naar analogie met Nederland17 te allen tijde, behalve bij fraude, ambtshalve een belastingaanslag moeten kunnen verminderen. Daar vindt een fiscale controle plaats vanuit een overlegmodel en niet vanuit een conflictmodel. Een uitwerking van een deontologie voor fiscale ambtenaren (met aandacht voor het beginsel van onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de ambtenaar, de mogelijkheid tot wraking van een ambtenaar, de meldingsplicht van de fiscus bij een fout gemaakt door de belastingplichtige in zijn nadeel …) die ook effectief toegepast en opgevolgd wordt moeten overwogen worden. Het invoeren van de volgende algemeen aanvaarde principes zouden bijdragen om tot een consensusmodel te kunnen komen namelijk de hardheidsclausule, het begrip Tax-Cification en het vertrouwensbeginsel:
De Hoge Raad wenst dat naar analogie met Nederland er een “hardheidsclausule”18 in het Belgisch fiscaal recht ingevoerd moet worden. De hardheidsclausule zou aan de fiscale administratie de mogelijkheid moeten bieden om van de fiscale wet af te wijken, wanneer de uitvoering van de wet tot uitzonderlijk harde gevolgen leidt die niet waren voorzien toen de wet werd gemaakt. Hier kan bijvoorbeeld worden gedacht aan de omstandigheid waarbij de overheid een manifest onwettige belasting heeft gevestigd die evenwel, wegens het verstrijken van de normale bezwaartermijn, niet meer kan worden betwist.19
Ambtenaren en belastingplichtigen moeten op eenzelfde niveau met elkaar kunnen praten i.p.v. de huidige verticale structuur. Een fiscaal systeem waarbij wetgeving tot stand komt door wederzijds begrip en vertrouwen is dan ook onontbeerlijk. Het invoeren van de “Tax-Cification” is volgens de Hoge Raad een goede stap voorwaarts. De Hoge Raad wenst dat het vertrouwensbeginsel in het Belgisch fiscaal recht wordt ingevoerd. Er moet worden vermeden dat in de rechtspraak de wettelijkheid moet prevaleren op het fiscale vertrouwen. Indien een onderneming afspraken heeft gemaakt met de fiscus dan mogen deze niet aan de kant worden geschoven maar moeten deze nagekomen worden door de fiscus.
17
Art. 65 van de algemene wet inzake rijksbelastingen Art. 63 van de algemene wet inzake rijksbelastingen 19 Werkgroep fiscaal correct, Blauwdruk voor een meer rechtszekere (ondernemings)fiscaliteit, pag 10. 18
8
3.4. Uniformisering
De fiscale wetgeving moet eenvoudig en duidelijk zijn. Onder meer moeten dezelfde definities en grensbedragen worden gebruikt. Er moet één uniform stelsel komen qua procedure voor de inkomstenbelasting, de indirecte belastingen en de lokale belastingen zonder hierbij afbreuk te doen aan de eigenheid van elke belasting. De diversiteit van procedureregels (invorderingsmaatregelen, verjaringsregels, administratieve beroepen, onderzoeksbevoegdheden, …) komt de eenvoud, de transparantie en de goede werking van de fiscale administratie en van de belastingplichtigen niet ten goede en leidt tot verwarring. De Hoge Raad is voorstander van het idee van het invoeren van één globaal fiscaal procedurewetboek.20 Hij vraagt eveneens om rekening te houden met een voldoende lange bezwaartermijn voor de belastingplichtige. De bezwaartermijn zou minstens even lang moeten zijn als de termijn van mogelijke vestiging van een extra aanslag. 3.5. Dienst voor Voorafgaande beslissingen
De Hoge Raad vraagt dat de dienst voor Voorafgaande Beslissingen (DVB) veralgemeend zou worden tot op het lokale niveau en omgevormd wordt tot een divers paritair samengesteld orgaan waarin vertegenwoordigers van het bedrijfsleven zetelen. De beslissing met name wat al dan niet aanvaardbaar is in de Belgische fiscaliteit zou daarmee niet meer eenzijdig bij de fiscale administratie liggen maar het gevolg zijn van een paritair overleg met het bedrijfsleven. Ook de eenzijdige samenstelling binnen de fiscale bemiddelingsdienst moet gewijzigd worden en worden omgevormd naar een paritaire samenstelling. De Hoge Raad is van mening dat dit alleen maar de verstandhouding en het vertrouwen tussen de fiscus en de belastingplichtige ten goede komt.
BESLUIT De Hoge Raad pleit om een fiscale hervorming door te voeren waarbij maatregelen worden genomen die de belastingdruk inzake de vennootschapsbelasting en de personenbelasting doen verminderen. In het advies wordt het voorstel van de Hoge Raad inzake hervorming van de vennootschapsbelasting meegedeeld. Het systeem dat wordt voorgesteld is een keuzesysteem voor de kmo’s waarbij zij kunnen kiezen tussen enerzijds een vereenvoudigde vennootschapsbelasting met een tarief van 20% waarbij zij dan wel van bepaalde nichemaatregelen (o.a. de notionele interestaftrek, vrijstelling voor bijkomend personeel van kmo’s, …) worden uitgesloten en waarbij zij anderzijds de keuze hebben om de huidige vennootschapsbelasting met de bestaande nichemaatregelen te behouden. Hij somt de problemen op voor de zelfstandige ondernemers met het huidig fiscaal systeem in de personenbelasting en doet voorstellen om deze te hervormen. Hij stelt onder andere in het advies voor om een bepaling in te voeren die het voor eenmanszaken mogelijk maakt om een afzonderlijke investeringsreserve aan te leggen, waarbij onder andere de winst die wordt geïnvesteerd in het bedrijf belast wordt aan 25%. Daarnaast zou ook een “oudedagsreserve” ingevoerd moeten worden die belast wordt aan het basistarief van 25%. Een zelfstandige die van zijn pensioen wenst te genieten kan vervolgens deze reserve belastingvrij verkrijgen.
20
Ibid, pag. 4.
9
De Hoge Raad is van mening dat bij een hervorming eveneens bepaalde principes in de fiscale wetgeving ingevoerd moeten worden die de complexiteit van de fiscale wetgeving moet verminderen en het wantrouwen in de fiscale administratie moet wegnemen. De vijf belangrijkste principes die volgens de Hoge Raad noodzakelijk zijn om een fiscaal rechtvaardig beleid te hanteren worden in het advies opgesomd, namelijk het effectief toepassen van het rechtzekerheidsbeginsel, de oprichting ven een “Commissie voor Fiscale Normen”, de introductie van een consensusmodel, het invoeren van een uniform stelsel inzake de fiscale procedure en een hervorming van de Dienst voor Voorafgaandelijke beslissingen. Hij vraagt tenslotte dat een fiscale hervormingscommissie opgericht wordt die de fiscale mogelijkheden tot het hervormen van de fiscale structuur van ons systeem verder onderzoekt. __________
10