N HAND PRAK - Biociden A2 MH/AB/AS 709-2013
Brussel, 26 juli 2013
ADVIES over
EEN VOORONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT BETREFFENDE HET OP DE MARKT AANBIEDEN EN HET GEBRUIKEN VAN BIOCIDEN (goedgekeurd door het bureau op 26 juli 2013, bekrachtigd door de Hoge Raad op 26 november 2013)
Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO WTC III (17e verd.) - Simon Bolivarlaan 30 - 1000 Brussel Tel.: 02 277 90 15 - Fax: 02 277 90 28
[email protected] - www.hrzkmo.fgov.be
In zijn brief van 2 juli 2013 heeft de heer Melchior Wathelet, Staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie en Mobiliteit en voor Staatshervorming het advies gevraagd van de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO over het voorontwerp van koninklijk besluit betreffende het op de markt aanbieden en het gebruiken van biociden. Het advies van de Hoge Raad is vereist op grond van artikel 38, § 2 van de wet van 6 april 2010 betreffende marktpraktijken en consumentenbescherming. Na raadpleging op 16 juli 2013 van een commissie “ad hoc”, samengesteld uit de betrokken beroepsorganisaties, heeft het bureau van de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO bij hoogdringendheid op 26 juli 2013 volgend advies uitgebracht, dat werd bekrachtigd door de Hoge Raad op 26 november 2013.
ALGEMENE CONTEXT Het voorontwerp van koninklijk besluit heeft tot doel de Verordening (EU) nr. 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden in Belgisch recht om te zetten. De verordening treedt in werking op 1 september 2013. Dit voorontwerp, dat het koninklijk besluit van 22 mei 2003 betreffende het op de markt brengen en het gebruiken van biociden zal vervangen beoogt volgende doelstellingen:
het versterken van de Europese integratie voor het toelaten van het op de markt aanbieden van biociden via de Verordening 528/2012 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2012 betreffende het op de markt aanbieden en het gebruik van biociden; een verdere opvolging van het saneren van de Belgische markt van biociden; het beantwoorden aan de vraag van de bedrijfswereld voor het verbeteren van de effectieve controle op de wetgeving; het beantwoorden aan de vraag van de bedrijfswereld voor een duidelijker en eenvoudiger toepasbaar onderscheid tussen gevaarlijke professionele producten en producten voor particulieren; het garanderen van een hoog niveau van bescherming voor de gezondheid en het leefmilieu.
Bovendien voorziet artikel 49 van het voorontwerp in de uitbreiding van de website van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu door een online registratiesysteem in te voeren waardoor de verkopers en de gebruikers van biociden zich voortaan online kunnen registreren. Het systeem moet ten laatste 30 juni 2015 operationeel zijn.
STANDPUNTEN Laattijdige raadpleging
De Hoge Raad verwelkomt het voorontwerp van koninklijk besluit dat voor het op de markt aanbieden en het gebruiken van biociden een hoog beschermingsniveau op het vlak van gezondheid en leefmilieu wil invoeren. Hij betreurt echter dat hij laattijdig geraadpleegd werd ten opzichte van andere federale adviesraden die eerder over de mogelijkheid beschikten om een standpunt over dit onderwerp in te nemen. 2
De Hoge Raad merkt eveneens op dat de versie van het voorontwerp waarover hij werd geraadpleegd verschilt van de versie waarover andere federale adviesraden hun advies hebben uitgebracht. Dit veroorzaakte veel verwarring tijdens het overleg en maakte het voorbereidend werk moeilijker voor de beroepsorganisaties die deelnamen aan deze raadpleging. Het systeem van het geregistreerd circuit en van het vrij circuit (art. 45)
Op basis van hun risico-evaluatie, worden de biociden ingedeeld in het geregistreerd circuit of het vrij circuit. De biociden worden eveneens ingedeeld in het geregistreerd circuit indien zij voldoen aan de criteria vermeld in artikel 19, lid 4 van de Verordening 528/2012 (met uitsluiting van aan de voorwaarden van lid 5 van hetzelfde artikel), of indien de Minister van oordeel is dat het dragen van persoonlijke beschermingsmiddelen de enige manier is om de blootstelling tot een aanvaardbaar niveau te beperken. Volgens de Hoge Raad is het belangrijk dat de indeling in één van beide circuits goed gemotiveerd is en beantwoordt aan de uiteengezette criteria om iedere verkeerde interpretatie te vermijden. Het nieuwe systeem verschilt weinig van het systeem in de klassen A. Bovendien zal artikel 45, zoals nu omschreven, een groter aantal professionele producten bevatten. Ondanks enkele verbeteringen is het niet zeker dat het systeem dan beter begrepen zal worden. Anderzijds werd verwacht dat het voorontwerp van koninklijk besluit eveneens de gelegenheid zou aangrijpen om het professioneel gebruik en het niet-professioneel gebruik te verduidelijken. De Hoge Raad vindt het betreurenswaardig dat men zich niet meer geïnspireerd heeft op het systeem dat werd ingevoerd voor de fytofarmaceutische producten en dat een duidelijk onderscheid maakt tussen professioneel en niet-professioneel gebruik. Hij acht het een gemiste kans aangezien er op dat vlak geen verduidelijking werd aangebracht. Er wordt in het voorontwerp van koninklijk besluit eveneens voorzien dat de consument toegang kan hebben tot biociden, ingedeeld in het geregistreerd circuit. De Hoge Raad is van mening dat het voor de niet-professionele gebruikers verboden moet worden om biociden uit het geregistreerd circuit te gebruiken (artikel 50 §1, 4°). De verantwoordelijkheid van de niet-professionele gebruiker voor het vernietigen van de producten (art. 14 en 24)
De Hoge Raad stelt vast dat de artikelen verder gaan dan wat in Verordening 528/2012 bepaald is. De Verordening vermeldt immers niet dat de producten vernietigd moeten worden door de persoon die in het bezit ervan is maar enkel dat deze moeten vernietigd worden. Als de tekst ongewijzigd blijft betekent dit dat de particulier zich ook zal moeten bekommeren om de vernietiging van het product. Deze maatregel is niet realistisch aangezien zij moeilijk controleerbaar en onpraktisch is. Het is beter om de omschrijving van de Verordening te hernemen. Als de tekst onveranderd blijft, stelt de Hoge Raad voor om een informatiecampagne te organiseren via het NAPAN1 teneinde het publiek voor te lichten over hun verantwoordelijkheden met betrekking tot het vernietigen van biociden.
1
Nationaal Actieplan – Plan d’action national
3
Bepaling van de voorwaarden van opslag, het transport en het gebruik (en persoonlijke beschermingsmiddelen) (art. 46)
De Hoge Raad keurt het goed dat de voorwaarden gespecificeerd zijn in de toelatingsakte of de kennisgeving. Deze informatie is echter essentieel voor de houder van de toelating of de aanvaarding van kennisgeving. Volgens de Hoge Raad is de verzoekende onderneming het best geplaatst om de voorwaarden van opslag, transport en gebruik te bepalen en zou deze zelf de voorwaarden moet kunnen voorstellen in de toelatingsdossiers of de kennisgeving. De bevoegde autoriteit kan vervolgens evalueren en de coherentie en naleving van de van kracht zijnde wetgeving nagaan (internationaal, nationaal en regionaal). Eveneens is het aan de bevoegde autoriteit om op tijd de verzoekende onderneming te verwittigen als zij zich niet akkoord kan verklaren met de voorgestelde maatregelen, om dit te motiveren en indien nodig deze met haar te bespreken teneinde een akkoord te bereiken. Op deze manier heeft de onderneming de mogelijkheid om op tijd maatregelen te nemen teneinde de vereisten te respecteren (indien zij verschillen van de voorgestelde) zonder dat zij moeten wachten op de toelatingsakte of de aanvaarding van de kennisgeving. Volgens de Hoge Raad is het belangrijk dat er een dialoog plaatsvindt tussen de bevoegde overheid en de verzoekende onderneming tijdens de evaluatie van het dossier. Online registratiesysteem van elke verkoop en elk gebruik (art. 49)
De Hoge Raad begrijpt dat een opvolging en een traceerbaarheid noodzakelijk is om de volksgezondheid en de bescherming van het leefmilieu te verzekeren maar hij is van mening dat de vereisten niet disproportioneel mogen zijn en dat deze realiseerbaar moeten blijven voor de ondernemingen. Als het invoeren van een online registratiesysteem een stap voorwaarts betekent in de goede richting om de registratieformaliteiten en het gebruik van biociden voor de kmo’s te verlichten, wenst de Hoge Raad te wijzen op het belang van het invoeren van een systeem dat effectief operationeel is en die een meerwaarde betekent voor de kmo’s. Jaarlijkse aangifte en online registratiesysteem (art. 42, 49 tot 51)
Volgens artikel 42, moet de houder van een toelating online aangifte doen bij de bevoegde dienst voor 31 januari van elk jaar van de hoeveelheid in gewicht of volume van biociden die hij op de markt heeft gebracht. Anderzijds voorziet artikel 49 eveneens een online registratiesysteem voor biociden die zijn ingedeeld in het geregistreerd circuit. Volgens de Hoge Raad wordt in de samenhang van beide artikelen begrepen dat steeds dezelfde informatie aan de houder van de toelating gevraagd wordt. Teneinde geen overbodige administratieve lasten op te leggen aan de kmo’s, dringt de Hoge Raad erop aan dat men niet telkens dezelfde informatie vraagt aan de verkoper of aan de gebruiker van biociden. Hij herinnert eraan dat men moet waken over het “only once” principe waardoor de kmo’s niet meer dan éénmaal mogen onderworpen worden aan verklaringen en administratieve procedures met betrekking tot hetzelfde onderwerp. In artikel 51 is het beter om ter verduidelijking de woorden “elke persoon” te vervangen door ”elke natuurlijke of rechtspersoon”.
4
Opleiding voor het geregistreerd circuit (art. 48)
De Hoge Raad keurt de valorisatie van de bestaande opleidingen goed alsmede de flexibiliteit voorzien in het kader van de organisatie van de opleidingen en de examens. Met betrekking tot de organisatie van de opleiding zal verduidelijkt moeten worden welke vormingsactiviteiten in aanmerking komen en hoe die vormingsinitiatieven zullen worden georganiseerd, gecoördineerd en opgevolgd. De Hoge Raad vraagt om voor die opleidingen samen te werken met de beroepsorganisaties en de erkende vormingsinstellingen teneinde te kunnen vaststellen welke opleidingen noodzakelijk zijn, welke reeds bestaan en gevaloriseerd kunnen worden en welke nog moeten ontwikkeld worden. Voor bepaalde types van biociden (vb. de “pest control products”), kan eventueel een specifieke module “biociden” voorzien worden in de opleiding fytolicentie. Daarnaast zou de mogelijkheid moeten voorzien worden dat ook erkende beroepsorganisaties kunnen instaan voor de organisatie van opleidingen.
BESLUIT De Hoge Raad vindt het spijtig dat het voorontwerp van koninklijk besluit geen verduidelijking heeft gebracht betreffende het professioneel gebruik en het nietprofessioneel gebruik van biociden. Hij heeft eveneens opmerkingen over het online registratiesysteem, de opleiding, de verantwoordelijkheid in het geval van vernietiging van producten en over de voorwaarden betreffende de opslag, het transport en het gebruik. De Hoge Raad vraagt aan de autoriteiten om rekening te houden met de opmerkingen in dit advies, in het bijzonder bij het nemen van maatregelen ter uitvoering van het koninklijk besluit.
_____________
5