Artrose: minder pijn en makkelijker bewegen door internetprogramma Patiënten met artrose aan hun knie of heup hebben minder pijn na een internetprogramma om meer te bewegen. En wandelen, fietsen aanmerkelijk beter.
en
boodschappen
doen
gaan
daarna
Dit blijkt uit onderzoek van het NIVEL waarop Daniël Bossen 9 mei a.s. promoveert aan Tilburg University.
Vicieuze cirkel Patiënten beleven artrose als slijtage in hun gewrichten. Ze hebben veel pijn als ze bewegen, waardoor ze geneigd zijn dit steeds minder te gaan doen. Zo komen ze in een vicieuze cirkel terecht waarin de artrose en de gevolgen ervan alleen maar erger worden. De precieze oorzaak van artrose is nog steeds niet achterhaald. Wel is inmiddels duidelijk dat de artroseklachten door matig intensief bewegen kunnen afnemen. Het door het NIVEL ontwikkelde internetprogramma ‘Artrose in beweging’ (Join2move) blijkt mensen met artrose weer in beweging te brengen en de pijn te verminderen.
Traplopen en fietsen Na drie maanden functioneren ze beter in het dagelijkse leven. Activiteiten zoals traplopen, hurken, wandelen en boodschappen doen zijn gemakkelijker geworden en ze hebben minder pijn. Van de patiënten die het programma volgen, heeft 44 procent na drie maanden minder last van de artrose, in de controlegroep is dat slechts 7 procent. De deelnemers aan het programma blijken na een jaar meer te bewegen dan de controlegroep. Pijn en dagelijks functioneren blijven na een jaar op het verbeterde niveau, maar het verschil is niet significant met de controlegroep.
Bewegen met pijn Volgens het NIVEL maakt het programma artrosepatiënten ervan bewust dat ze ondanks de pijn toch meer kunnen bewegen, bijvoorbeeld wandelen of fietsen. Dat verergert de artrose niet.
Ze hebben het gevoel dat het beter gaat, ze merken dat ze minder pijn hebben en ervaren minder belemmeringen in hun dagelijkse leven. Het programma werkt ook als een stok achter de deur om regelmatig te bewegen.
Gebruik website Niet alle deelnemers volgen het programma even trouw, de helft bezoekt de website niet regelmatig of vult niet alle opdrachten in. Bepaalde mensen hebben meer baat bij persoonlijke begeleiding, voor hen is zo’n internetprogramma niet geschikt. Maar er zijn er ook die veel van zo’n website oppikken zonder werkelijk het programma te volgen. Voor hen werkt het niet om wekelijks aan de hand genomen te worden via een website. Zij volgen toch het advies op om meer te gaan bewegen, maar doen dat op hun eigen manier. De website www.artroseinbeweging.nl blijft bestaan en is vrij te gebruiken door mensen met artrose. Om het gebruik van de website te optimaliseren zet het NIVEL het project voort met begeleiding door een aantal fysiotherapeuten.
De risico's van het zomeruur Wanneer de klok wordt teruggezet, zijn er beduidend minder hartaanvallen de dag erna. Zweedse wetenschappers bekeken gegevens van twintig jaar. Ze vermoeden dat het uurtje extra slaap een hartaanval voorkomt.
Zomer- en wintertijd In de zomertijd, wanneer de klok een uur vooruit wordt gezet, zagen de wetenschappers van het Karolinkska Institute het omgekeerde effect. In de week na de zomertijd zagen zij 5 procent meer hartaanvallen. Met een uitschieter op dinsdag, dan steeg het aantal met 10 procent. Uit statistieken van het William Beaumont Hospital in Michigan
blijkt dat het aantal hartaanvallen in de week na de invoering van het zomeruur 17 procent hoger ligt dan gemiddeld. De dag na de uursverandering ligt het aantal hartaanvallen zelfs 71 procent boven het aantal van de zondag daarvoor. Door de uursverandering in de lente verandert de balans in onze hormonen terwijl ook de bloeddruk stijgt. Dat verhoogt het risico op een hartaanval. Opvallend is dat aan de invoering van het winteruur in de herfst helemaal geen hartrisico’s verbonden zijn. Het positieve effect in de wintertijd duurde slechts één dag. Alleen op maandag daalde het aantal hartaanvallen met 5 procent.
Maandagdip Op maandag zijn er sowieso meer hartaanvallen, waarschijnlijk omdat dit het begin van de week is. Dit levert meer stress en activiteit op dan het weekend. Een dip op maandag is dan ook extra opvallend. Van slaap is bekend dat het een gunstig effect heeft op bloeddruk, hart en vaten, bloedsuiker en cholesterol.
Concentratie Ook op maandag blijft de wissel naar het zomeruur voelbaar. Tieners blijken op school minder goed te presteren. Zoekmachines op het internet merken dan weer dat er tijdens de werkuren meer gezocht wordt naar entertainment op het web. Britse cijfers tonen aan dat het aantal ongevallen in het verkeer hoger ligt in de week na de uursverandering, al geven onderzoekers toe dat dit ook te maken heeft met het feit dat het ’s ochtends langer donker is op de weg. Het duurt een week voor we de effecten helemaal van ons af
kunnen schudden.
Vitaliteit en inzetbaarheid: mensen in beweging brengen Medewerkers vitaal, gezond en inzetbaar houden. Succesvol beleid realiseren op dit vlak is een hele uitdaging. Leidinggevenden ervaren dit thema vaak als iets wat er ook nog bij moet, of als het nieuwe speeltje van HR. “Hoe krijg ik onze mensen in beweging? We bieden genoeg faciliteiten aan: een prachtig sportprogramma, fruit van de zaak, maar weinig mensen maken er gebruik van. Hoe kan dat nou?”
“Sportprogramma? Fruit? Wat een onzin… ik heb liever een fiets van de zaak, dat is veel beter dan een beetje op zo’n loopband. En fruit? Ik bepaal zelf wel wat ik eet.” HR ervaart vaak weinig commitment bij de lijn. In de organisatie blijft het enthousiasme vaak beperkt tot een kleine groep medewerkers, die zich aanmelden voor vitaliteitprogramma’s. In dit artikel beschrijven we welke patronen in de organisatie ervoor zorgen dat gewenste resultaten uitblijven. We schetsen ook de opties waarmee een organisatie daadwerkelijk in beweging kan komen. Het gaat om het realiseren van een volwassen arbeidsrelatie tussen de leden van de organisatie: tussen management en medewerkers. Daar gaat de energie van stromen!
Ontwikkeling van organisaties Organisaties ontwikkelen zich onder invloed van veranderingen in de maatschappij. De wereld wordt complexer en er komt meer individuele vrijheid.Macht De eerste organisaties die ontstonden waren eenvoudig; er was een baas en een aantal medewerkers die volgens nauwe instructies uitvoerden wat de baas bedacht. Het belang van de groep ging voor het individuele belang. De organisatie was hiërarchisch opgebouwd en gebaseerd op macht.
Beheersing De wereld werd complexer, er ontstonden nieuwe verbanden en ontwikkelingen volgden elkaar sneller op. Door die complexiteit was er meer behoefte aan beheersing. Processen werden ontwikkeld om efficiënter te werken en er kwam meer individuele vrijheid binnen organisaties.
Ook de aansturing verandert: door input en output te meten. In deze fase wordt de baas vervangen door de manager, een persoon die niet alleen mensen aanstuurt, maar vooral ook processen monitort en volgens richtlijnen werkt. De organisatie is nog hiërarchisch opgebouwd.
Verbinding Gezien de huidige complexiteit van de omgeving, wordt beheersing binnen organisaties steeds moeilijker en ontstaan er nieuwe organisatievormen. De volgende fase is die van verbinding, waarbij er netwerkorganisaties ontstaan. Het individu is belangrijker dan de groep. De hiërarchie lijkt voor een groot deel te zijn vervangen voor een netwerk met los/vaste schakels. Bij deze organisaties speelt vertrouwen en gelijkwaardigheid een belangrijke rol. Medewerkers zijn intrinsiek gemotiveerd en bepalen mede de koers. Een steeds complexere omgeving vraagt om een andere benadering van het begrip “organisatie”. Het model gebaseerd op macht voldoet in veel gevallen niet langer en het model gebaseerd op beheersing op een aantal punten ook niet. De flexibele netwerkorganisatie is in opmars, waarin medewerkers zelf nadenken, besluiten nemen, verantwoordelijkheid nemen, samenwerken en zichzelf en de organisatie ontwikkelen.
Veranderende rollen leidinggevende en medewerker
van
De rol van de leidinggevende is bij deze ontwikkeling veranderd van baas, via manager naar coach of dienend leider. Leiding geven in een professionele organisatie vraagt om visie, kaders en een goede support structuur die medewerkers
in staat stelt de gezamenlijk gestelde doelstellingen te halen. Van medewerkers wordt gevraagd zich proactief op te stellen en verantwoordelijkheid te nemen. Binnen een volwassen arbeidsrelatie functioneren medewerker en leidinggevende meer als gelijkwaardige partners, dan als onder- en bovengeschikte. Vertrouwen, respect en wederkerigheid staan centraal en de medewerker en leidinggevende wisselen voortdurend informatie uit over prestaties, verbeterpunten, wensen ten aanzien van het werk, ontwikkelbehoeften en loopbaanwensen. Op het eerste gezicht lijken leidinggevenden en medewerkers die nieuwe rol op te pakken en is er écht wat veranderd. Maar als je goed kijkt, blijken oude patronen heel erg hardnekkig, ook al worden ze toegedekt door nieuw beleid.
Naar nieuwe interactiepatronen De veranderende rollen van leidinggevenden en medewerkers vragen om nieuwe interactiepatronen. Om deze nieuwe interactiepatronen vorm te geven is het belangrijk om de oude interactiepatronen te begrijpen. Transactionele Analyse (TA) biedt een effectief model om interactiepatronen te verhelderen. Gedurende de dag gaan er allerlei gedachten en gevoelens door ons heen en hebben we daar bepaalde gedragingen bij. Zo’n combinatie van gedachten, gevoelens en gedrag wordt in de TA een “egotoestand” genoemd. We onderscheiden drie egotoestanden: Ouder, Volwassene en Kind. De Ouder bevat overgenomen normen en waarden van de buitenwereld, (voor)oordelen, kritiek (Kritische Ouder) en zorg (Voedende Ouder). Het Kind bevat de natuurlijke impulsen, ervaringen, behoeften
en gevoelens. Vanuit ons Natuurlijke Kind zijn we in contact met onze gevoelens, behoeften en onze passie. Het Aangepaste Kind kan zich positief aanpassen of juist overaanpassen of rebelleren. De Volwassene is het objectieve deel in onszelf, dat in het hier en nu gericht is op de realiteit en de feiten. Onderstaande figuur illustreert verschillende egotoestanden. Egotoestand
Kritische ouder
reacties
Positief
“Ik verwacht dat je verantwoordelijkheid neemt voor je gezondheid” (normstellend)
vanuit
de
Negatief “Iedereen moet sporten! Hebben we een fitnessruimte, zit iedereen nog steeds achter zijn bureau, niet in beweging te krijgen!” (afbrekend)
Voedende ouder
Volwassene
Aangepast kind
“Iedere afdeling krijgt een fruitschaal” (zorgend/beschermend)
“Ik weet wel van goed voor je is” (betuttelend, pamperen)
“Waar heb je behoefte aan? Hoe kun je dat bereiken?” (denkt en handelt in het nu) “Een fitnessruimte? “Gaan jullie lunchwandelen, Ik bepaal zelf wat ik loop met jullie mee” goed voor me is!” (bereid tot aanpassing) (rebellerend of overaangepast)
Natuurlijk kind
“Wat ik echt graag wil…” (creatief, spontaan)
“Ik ga vandaag niet naar mijn werk, want ik heb geen zin” (ongebreideld)
Vitaliteitsbeleid en oude patronen Vaak zien we dat vitaliteitsbeleid vanuit de Kritische (-) en Voedende Ouder (-) wordt ingezet. Dat is het oude vertrouwde gedragspatroon dat nog op macht gebaseerd is. Ouder gedrag roept Kind gedrag op en viceversa. Op het moment dat mensen vanuit Ouder worden benaderd, reageren zij bijna automatisch vanuit Aangepast Kind. De uitspraken in bovenstaande tabel illustreren dit. Een Ouder-Kind patroon is effectief in een organisatie die vanuit macht functioneert, maar niet effectief in de moderne organisatie die vanuit verbinding tot resultaten komt.
Stimuleren zelfmanagement Wil je zelfmanagement en eigenaarschap bij medewerkers stimuleren, dan is het effectiever de communicatie vanuit de Volwassene in te zetten, met als doel de volwassene in de ander aan te spreken. Volwassen gedrag roept Volwassen gedrag op. Daarmee geven organisaties invulling aan de volwassen arbeidsrelatie. Van ‘moeten’ naar ‘willen’. Bij de volwassen arbeidsrelatie worden medewerkers aangesproken op hun intrinsieke motivatie en uitgenodigd om verantwoordelijkheid te nemen voor hun vitaliteit en inzetbaarheid. Vanuit Volwassen interactiepatronen komt werkelijk verbinding tot stand!
Teleurstelling Ook beleidsvorming op het gebied van vitaliteit, gezondheid en inzetbaarheid komt vaak tot stand in Ouder-Kind patronen. Het management, soms met een werkgroep, stelt doelen en bedenkt wat goed zou zijn voor medewerkers. Dit gebeurt overigens met de beste intenties, men wil graag een goede werkgever zijn en goed voor mensen zorgen. Vervolgens worden diverse interventies ingezet, van gezonde voeding in het bedrijfsrestaurant en sportprogramma’s, tot loopbaanprogramma’s en persoonlijke coaching. En dan blijkt dat medewerkers daar niet of nauwelijks iets mee doen. Het management is teleurgesteld en de medewerkers ook.
Samen beleid maken Zolang je medewerkers niet betrekt bij het vaststellen van doelstellingen en beleid over en voor hen maakt, worden zij geen eigenaar van hun eigen vitaliteit en inzetbaarheid en komen zij niet in beweging. Het kan ook anders. Hoe? Maak samen het beleid. Ga een open volwassen gesprek met medewerkers aan over vitaliteit en inzetbaarheid: schets ontwikkelingen in de maatschappij, de organisatie en haar toekomst, vraag wat zij nodig hebben om hún bijdrage aan de organisatie te kunnen leveren: vitaal en duurzaam inzetbaar zijn. Vraag door en luister naar hun behoeften en verlangens. Daag mensen vervolgens uit om zelf met voorstellen te komen waarmee zij vitaal en inzetbaar blijven. Vaak is dit een proces van vallen en opstaan. Ook medewerkers zijn gewend vanuit oude patronen te reageren. Als je als management aangesproken wordt vanuit een Kind-rol, dan is het een natuurlijke reactie om meteen (weer) in de ouderrol te schieten.
Ruimte om zelf te bepalen lijkt prettig maar brengt ook verantwoordelijkheid met zich mee. Het is soms makkelijker om je als Aangepast Kind op te stellen en geen initiatief te nemen, dan zelf keuzes te maken. In veel grote organisaties heerst(e) een verzorgende cultuur (Zorgende Ouder). Alles werd voor medewerkers geregeld. Dat verzorgende heeft mensen wat passief gemaakt en daar loopt nu zowel de leidinggevende als de medewerker tegen aan. Het realiseren van duurzaam inzetbare en vitale medewerkers vraagt dus om volwassen gedrag van manager én medewerker.
Samenvattend Het succesvol realiseren van vitaliteitsen inzetbaarheidsbeleid hangt dus nauw samen met de ontwikkeling van de organisatie. In een organisatie die nog in de machtsfase verkeert, is vitaliteits- en inzetbaarheidsbeleid lastig te realiseren. De vitaliteit van een medewerker ligt namelijk buiten de directe macht van de werkgever. Je kunt iemand niet dwingen thuis het bier te laten staan of verplichten om te sporten. Bovendien is er vertrouwen nodig tussen leidinggevende en medewerker om zich kwetsbaar op te durven stellen. Waarbij leidinggevenden een faciliterende rol nemen in plaats van een sanctionerende rol. In een organisatie in de verbindingsfase, is een coachende leiderschapsstijl doorgaans aanwezig. De meeste organisaties bevinden zich op dit moment in de beheersingsfase. In deze organisaties is een volwassen verhouding tussen management en medewerkers nog niet vanzelfsprekend. Wil je dat mensen écht in beweging komen, zodat zij zelf verantwoordelijkheid nemen voor hun vitaliteit en inzetbaarheid, dan is een volwassen arbeidsrelatie tussen
leden van de organisatie noodzakelijk. 6 tips • The power is in the proces: focus niet op de inhoud en het resultaat, maar focus op het proces. Dan komt het resultaat vanzelf. • Betrek medewerkers echt bij het opstellen van doelstellingen, beleid en uitvoering: inzetten van passende interventies: waar hebben zij werkelijk behoefte aan? • Start proeftuintjes: kijk wat succesvol is en laat dat groeien. • Doe een check op de volwassen arbeidsrelatie in de organisatie: is die er niet? Onderneem dan actie en betrek de mensen erbij die daar verantwoordelijk voor zijn. • Wees consequent in de volwassen rol, laat je niet verleiden om weer in de ouderrol te schieten. • Stel persoonlijke ontwikkelbudgetten in waarmee medewerkers bewust een keuze maken voor een interventie waarmee zij hun vitaliteit en inzetbaarheid willen vergroten. Annette Aarts is coach. Vanuit Anders Eigen coacht zij mensen en organisaties in hun ontwikkeling, op de thema’s persoonlijk leiderschap, vitaliteit en inzetbaarheid. Zij is tevens kennispartner van Eforis,
[email protected] Pauline Miedema is Arbeids- en Organisatiedeskundige, consultant van Eforis en is eigenaar van adviesbureau voor mens en organisatie de zebra-fabriek. © BG magazine
Onderzoek naar inzet oudere werknemers Hoe kunnen we ervoor zorgen dat werknemers in Noord-Nederland langer, gezonder en productiever kunnen doorwerken? Dat is de vraag die centraal staat in het nieuwe onderzoekscentrum SPRINT@Work, waarin de Rijksuniversiteit Groningen en het UMCG samen met het bedrijfsleven en andere kennisinstellingen werken aan duurzame inzetbaarheid van de vergrijzende beroepsbevolking. De partijen trekken de komende jaren vier miljoen euro uit voor onderzoek naar duurzame inzetbaarheid.
Oudere werknemers “Met de producten die wij ontwikkelen kunnen bedrijven bijvoorbeeld de belastbaarheid van hun ouder wordende medewerkers meten,” zegt projectleider en hoogleraar Information Management Hans Wortmann. “Denk daarbij onder meer aan sensoren in de werkkleding of aan de computer die de reactiesnelheid meet. Op basis van die informatie kan de werkplek worden afgestemd op een specifieke medewerker, door gebruik te maken van variabele werktijden, hulpmiddelen of aangepast meubilair”, aldus Wortmann.
Kennis bundelen Het nieuwe onderzoeksproject verenigt de in Noord-Nederland aanwezige kennis op het gebied van biomedische-, zorg- en fitnesstechnologie, multimediatoepassingen, gaming, sensortechnologie en monitoring. In SPRINT@Work werken kennisinstellingen als de RUG en het UMCG samen met bedrijven die concrete producten en oplossingen leveren. Daarnaast zijn er grote werkgevers bij het project betrokken, zoals de NAM, Cofely en De Reym Groep, die de innovatieve producten direct in de praktijk testen en zo nodig aanpassen aan hun specifieke omstandigheden.
Dikke dokter maakt werk van obesitas
weinig
Huisartsen voelen zich verantwoordelijk voor preventie en behandeling van overgewicht. Veel vooral jongere huisartsen grijpen pas in als overgewicht al is toegenomen tot obesitas. En huisartsen met overgewicht en ernstig overgewicht, verwijzen hun te zware patiënten minder vaak voor dieetadvies. De dikke dokter maakt weinig werk van obesitas, zo blijkt uit een publicatie van onderzoekers van het NIVEL en de VU in het wetenschappelijke tijdschrift BMC Obesity.
Wereldwijd probleem Overgewicht is volgens de Wereldgezondheidsorganisatie een wereldwijd probleem. Het aantal mensen met overgewicht is de laatste jaren snel toegenomen. In 2008 was al ruim een derde van de wereldbevolking te zwaar en 12 procent had ernstig overgewicht. In Nederland nam het percentage mensen met overgewicht toe van 28,2 procent in 1981 tot 36,8 procent in 2011. Het aantal mensen met ernstig overgewicht verdubbelde in die periode van 5,3 naar 11,4 procent. Als we hier niets aan doen, kampt in 2024 twee derde van de bevolking met overgewicht en heeft daardoor meer kans op bijvoorbeeld diabetes, hart- en vaatziekten, kanker en artrose.
Preventie De mate van overgewicht wordt afgemeten aan Body Mass Index (BMI): dit is iemands gewicht gedeeld door het kwadraat van zijn lengte. Een BMI tussen de 18,5 en 25 is gezond. Tussen de 25 en 30 is er sprake van overgewicht en hierboven van ernstig overgewicht of obesitas. Huisartsen (82,9 procent) zien preventie, bespreken en behandelen van overgewicht als een van hun taken. Vooral huisartsen die dit een belangrijke taak vinden, maken er werk van. De meesten komen echter pas in actie als een patiënt al kampt met ernstig overgewicht en het stadium van preventie al lang voorbij is. Op zich is dit wel in overeenstemming met de richtlijn, maar het voorkomen van obesitas is nog altijd gemakkelijker dan het behandelen. Ongeveer de helft van de patiënten met obesitas wordt verwezen voor voedings- of dieetadvies.
Rolmodel Huisartsen onder de 48 jaar spreken met zware patiënten minder vaak over gewicht dan hun oudere collega’s. En huisartsen die regelmatig contact hebben met een diëtist verwijzen patiënten vaker voor voedings- of dieetadvies. Niet geheel onverwacht blijken dikke dokters patiënten met ernstig overgewicht minder vaak te verwijzen naar een diëtist. “Een huisarts met overgewicht functioneert op dit vlak natuurlijk ook minder als rolmodel voor zijn patiënten”, stelt NIVEL-onderzoeker Cindy Veenhof. “Wellicht gelooft deze zelf niet in het effect van een dieet.”
Motivatie Preventie en behandeling van obesitas in de huisartsenpraktijk kunnen dus nog beter. Daarvoor moet een aantal hordes worden genomen. De eerste is tijd. Huisartsen hebben doorgaans tien minuten voor een patiënt en geven aan dat dit te weinig is om overgewicht met hun patiënten te bespreken. Terwijl effectieve gewichtsvermindering patiënten chronische ziektes kan besparen of deze kan uitstellen. Dat zou dus op de lange duur tijd besparen. Een andere horde is motivatie. Veel patiënten zijn niet gemotiveerd om af te vallen. Het is daarom van belang wat aan die motivatie te doen. Huisartsen hoeven dat niet zelf te doen. Praktijkondersteuners en diëtisten kunnen dat ook op zich nemen. Aan vergoeding van de kosten van de diëtist ligt het volgens de ondervraagde huisartsen niet. Standaard krijgt iedereen drie uur behandeling vergoed via het basispakket.
Obesitas en chronische aandoeningen gaan hand in hand Een op de tien inwoners van ons land had in 2012 ernstig overgewicht. Zij hebben veel meer dan anderen suikerziekte type 2, hoge bloeddruk, gewrichtsslijtage en hart- en vaatziekten. Angst, depressie en een minder goede mentale gezondheid komen ook meer voor bij mensen met obesitas.
Vier op de tien overgewicht In 2012 had ruim 30 procent van de bevolking van 4 jaar en ouder matig overgewicht. Daarnaast had 10 procent ernstig overgewicht, ofwel obesitas. Deze aandelen zijn de afgelopen decennia gestaag opgelopen.
Relatie obesitas en diabetes Ruim 13 procent van de mensen van 12 jaar of ouder met obesitas geeft aan diabetes type 2 te hebben. Dat is negen keer zo veel als bij mensen die niet te zwaar zijn (1,5 procent). Daarnaast komt onder mensen met obesitas ongeveer vier keer vaker hoge bloeddruk voor en ongeveer drie keer vaker gewrichtsslijtage en hart- en vaatziekten. Mensen met matig overgewicht hebben ook meer te maken met deze aandoeningen dan mensen zonder overgewicht, maar het verschil is minder groot.
Leeftijd verklaart deel van het verschil De samenhangen komen deels voort uit verschillen in geslacht en met name leeftijd. Oudere mensen hebben zowel vaker overgewicht als vaker aandoeningen. Als hiermee rekening wordt gehouden, hebben mensen met obesitas echter nog altijd vijfenhalf keer zo vaak diabetes type 2 als mensen zonder overgewicht, drie keer vaker hoge bloeddruk en twee keer vaker gewrichtsslijtage en hart- en vaatziekten.
Mentale gezondheid Het aandeel dat aangeeft wel eens angstige of depressieve gevoelens te hebben verschilt nauwelijks tussen mensen met matig overgewicht en mensen zonder overgewicht. Onder mensen met obesitas komt dit echter vaker voor. Ook komt een minder goede mentale gezondheid bij deze mensen vaker voor. Bron: CBS
Wat is gezondheid? Nu de feestdagen naderen, de dagen korter, de nachten langer
worden, en de trek in marsepein en chocolade toeneemt, als snoep en lekkers wordt uitgedeeld door de gulle hand van ZWARTE! Piet, ja dan vraag je je nog wel eens af: wat is nu gezonde voeding? Als dokter in opleiding leer je niets over voeding. Je leert hoe de mens ziek kan worden en hoe je die zieke mens weer beter kan maken. Over gezondheid geen woord. Over eten geen woord. Wel over te dik zijn. Of over anorexia, alcoholisme en boulimia. Maar hoe doe ik nu gezond? Hoe leef ik een gezond leven? Geen snoep? Ik ken dankzij jarenlange overheidscampagnes een kernbegrippen van gezond leven. Kijk even mee:
paar
de schijf van vijf; de Bravo norm; minder dan veertien consumpties alcohol (per week bedoel ik). Een andere gouden regel is: “Doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg”. Dus wees in alles matig (ja een beetje vet mag best, maar niet teveel hoor!). En doe nou maar gewoon, dan maak je jezelf ook niet gek en dat scheelt weer in een kostenpost als de GGZ! De meeste mensen vinden gezondheid erg belangrijk. Waarschijnlijk bedoelen ze dat ze niet-ziek zijn erg belangrijk vinden. Het negatieve is hier, net als in de doktersopleiding, belangrijker dan het positieve. Vanuit de “Wat zie positieve tien keer kinderen opvoeding
psychologie weten we dat een negatieve opmerking als je er rot uit!”, veel harder aankomt dan een opmerking. Een keer iemand straffen en je moet wel belonen om het weer goed te maken. Vandaar dat u uw positief moet benaderen wil er nog iets van uw terechtkomen.
Weer eens laveloos thuis gekomen? Geen straf geven! Zeg: “Ik zag dat je het erg naar je zin hebt gehad. Fijn!” Zo ook met eten. Terwijl de ‘obeseramp’ over ons komt, zijn er nog nooit zoveel kookprogramma’s geweest. Positief benaderen ze de wereld van de gestreste veelvraat. Niet slempen uit de koelkast om 1.00 uur ‘s nachts, nee, u kunt zelf heel gemakkelijk in vijftien minuten een sterrenwaardig laagcalorische lunch maken. In Autralian Masterchef zien we vol doorvoede Aussies de meest ‘fabeltastische’ kangaroo biefstuk bereiden. Zoveel, dat ze daarna alles weggooien. In de supermarkten van Namibië liggen de schappen vol met Coca Cola. Nee, ik ga nu niets zeggen over dit razend knappe staaltje van kapitalistisch imperialisme. Wat ik wil zeggen is: “Mooi dat ze schappen vol met vocht hebben in dit godvergeten droge land”. Kortom, gezondheid is belangrijk, maar niemand weet wat het is. Dokters hebben niets over gezondheid geleerd (behalve dokter Frank), maar heel veel andere mensen weten wél hoe je gezond kunt worden. Een leger aan adviseurs, paramedici en alternatieve kenners weten gewoon dat je geen e-nummers mag eten, dat water drinken tijdens eten erg slecht is, dat multivitamines en anti-oxidanten u helpen, nee u noodzakelijkerwijs leiden naar gezondheid, zonder ziekte en dood. Hier is geen enkel bewijs voor geleverd, maar dat komt natuurlijk omdat de wetenschapsmaffia alle bewijzen kapot redeneert. Er is overigens ook geen bewijs voor de werking van paracetamol, maagsapremmers en talloze andere medicatie (had ik al antidepressiva of slaapmiddelen genoemd?). Maakt niet uit, ze beloven een leven zonder ziekte of pijn. Wat is dan wél gezondheid? En hoe kom je daar?
U denkt toch niet dat ik dat weet? Ik ben opgeleid als dokter, dus… Maar, ik kan u misschien zeggen hoe u gezonder en langer leeft. Zorg dat u een vrouw bent, dat u vandaag in Nederland geboren wordt, in een gezin, liefst met hoogopgeleide ouders, die werk hebben op hun niveau. Trouw en krijg kinderen. De kans dat u lang zonder ziekten leeft en ouder dan honderd wordt is dan meer dan 50 procent… De rest doet er niet toe, nou ja vooruit dan: rook niet. Dat laatste voeg ik er aan toe, omdat ik dan het gevoel heb dat ik u een advies geef, waardoor u zelf iets aan uw gezondheid kunt doen. Dat voelt goed. Oh, u rookte toch al niet? Voor de rest: eet smakelijk, geniet van uw biertje en werk ze! Pieter de Jongh, is zelfstandig bedrijfsarts en mede-eigenaar van Van Altena & de Jongh bedrijfsartsen BV © BG magazine
Ademen, de basis goede gezondheid
voor
een
In deze artikelenreeks geeft een medisch specialist inzicht in behandelingen en belastbaarheid bij complexe klachten. Deze editie gaat in op Disfunctioneel Ademen. Disfunctioneel ademen is niet een sexy onderwerp. Maar medewerkers hebben er baat bij om goed te ademen. Veel vage klachten zijn terug te voeren op een verkeerde ademhalingstechniek, ook wel Disfunctioneel Ademen genoemd. Lees in dit artikel 25 jaar aan ervaring van longarts Stijn Mol, werkzaam bij het Maxima Medisch Centrum in EindhovenVeldhoven en verbonden aan ICARA. Hoeveel mensen ademen eigenlijk verkeerd en wat is de consequentie? “Het gaat om grote aantallen mensen. Circa 8 procent van de gezonde bevolking, 28 procent van de astmapatiënten en een groot deel van de COPD-cliënten blijkt verkeerd te ademen. Mensen kunnen allerlei klachten ervaren: benauwdheid, het gevoel niet door te kunnen ademen, chronische vermoeidheid, futloosheid en soms ook pijn op de borst, duizeligheid en tintelingen.” “Mensen zijn vaak erg bezorgd over hun klachten en bezoeken regelmatig huisartsenposten, EHBO’s en Eerste Hart Hulp afdelingen. Het niet denken aan disfunctioneel ademen als oorzaak zorgt voor onnodig langer ziekteverzuim en kost dus geld.” Is disfunctioneel ademen hetzelfde als hyperventileren? “In feite wel, maar de term hyperventileren is in mijn ogen een beladen term. Het heeft bij veel cliënten en patiënten de zweem van psychisch niet helemaal oké te zijn. Disfunctioneel
ademen treedt heel vaak op in aansluiting op een gebeurtenis, zoals een longontsteking, een klaplong, wervelkolomblokkade, eerdere buikoperatie of bijvoorbeeld een beroerte, maar kan natuurlijk ook gerelateerd zijn aan stress.” Deze klachten komen dus vaker voor. Maar hoe weet je nu of het verkeerd ademen daaraan ten grondslag ligt? “Een juiste diagnose stellen is dus van groot belang. Je zult bepaalde zaken moeten uitsluiten. Maar als je bijvoorbeeld na genezen te zijn van het onderliggende probleem kortademig blijft of pijn op de borst houdt, moet je ook denken aan een disfunctioneel adempatroon. Mijn expertise wordt vaak ingezet om in een second opinion uitspraak te doen wat er aan de hand is.” Is er een relatie met de Somatisch Onverklaarbare Lichamelijke Klachten? (SOLK) “Ja, er is ongetwijfeld een overlap; soms blijken lichamelijk onverklaarde klachten terug te voeren op een disfunctioneel adempatroon. Ook hier geldt, dat er andere diagnoses uitgesloten moeten zijn. Als iemand klachten heeft en het is niet duidelijk wat er aan de hand is, gaat angst een rol spelen.” Hoe bent u de interactie tussen disfunctionele ademhaling en de genoemde klachten op het spoor gekomen? “Als longarts zie je op de EHBO en op de poli, maar ook in de kliniek veel mensen met pijnklachten in de borstkas en kortademigheid. Heel vaak heb ik die patiënten samen met een fysiotherapeut gespecialiseerd in ademtechniek bekeken, waarbij een verkeerd adempatroon opviel. Door de jaren heen zagen wij steeds repeterende patronen terugkomen.” “Door goed te luisteren, zaken uit te sluiten en een goede aansluitende vervolgbehandeling, bleken cliënten met een paar sessies significante reductie van klachten te ervaren. Bijna altijd verdwijnen de klachten na behandeling. Alle patiënten zie ik na behandeling door de gespecialiseerde fysiotherapeut
terug om zeker te zijn dat er toch niet nog een andere reden voor de klachten is.” Heeft u hiervan een voorbeeld? “Een man komt op de EHBO met pijn op de borst en een benauwdheid die hij al jaren ervaart. Zo erg dat hij niet durft te gaan slapen. Hij is al bij allerlei dokters geweest en objectief is er nooit iets gevonden. Hij was vaak bang om dood te gaan. Deze man bleek een enorm afwijkend adempatroon te hebben, waardoor het gros van zijn klachten verklaard kon worden. Aanvankelijk wilde hij niet geloven dat zijn adempatroon de oorzaak van zijn klachten was. Bij chronische moeheid, en duizeligheid zien we vaak hetzelfde.” Hoe reageren cliënten op deze aanpak? “Vaak zijn mensen zich niet bewust van de wijze waarop ze ademen. Juist de partner geeft aan dat een ademhaling veranderd is of volgens bepaalde patronen plaatsvindt. Hoe snel en diep we ademen wordt geregistreerd en bepaald door het ademcentrum in onze hersenen. De fysiotherapeut en ik nemen de tijd om de werking van het ademen toe te lichten. Mensen moeten voelen wat ze fout doen en dus vaak opnieuw leren ademen. De resultaten zijn alleen te bereiken als de cliënt openstaat voor een dergelijke benadering van zijn fysieke klachten en ook daadwerkelijk de oefeningen consequent uitvoert.” “Men is vaak verbaasd en enorm opgelucht als ze weten en voelen wat er precies aan de hand is. Een juiste gestelde diagnose in het begin scheelt bij een patiënt heel veel ziektebeleving en angst, voor de werkgever betekent dit een snellere en duurzame terugkeer naar het werk en voor de gezondheidszorg een besparing op kosten!” Paul Bartels is directeur van ICARA. Hij heeft zich gespecialiseerd in de invloed van mentale processen op fysiologische klachten.
© BG magazine
Chronisch lage rugpijn In deze artikelenreeks geeft een medisch specialist inzicht in behandelingen en belastbaarheid bij complexe klachten. In deze editie chronisch lage rugpijn. Zijn er adequate behandelingen om met deze aandoening toch te functioneren op
het werk? Aan het woord is Maarten Spruit, orthopedisch chirurg (gespecialiseerd in de wervelkolom en de heup) bij de Sint Maartenskliniek te Nijmegen. Al diverse jaren verzorgt hij bedrijfsmatige medische second opinions voor ICARA, het integraal centrum voor arbeidsrelevante aandoeningen. Hij geeft ons een inkijk in de wereld van chronisch lage rugklachten en de diverse behandelmogelijkheden, met als doel zo snel mogelijk te re-integreren in het werk.
Een behoorlijk deel van het langdurig verzuim heeft als oorzaak problemen met het houdings- en bewegingsapparaat. Dat betekent in de praktijk dus veel operaties? Maarten: “Meer dan 90 procent van de medewerkers met lage rugpijnklachten die wij zien komen niet in aanmerking voor een operatie of pijnbehandeling. De inschatting is dat een dergelijke ingreep een te geringe kans op langdurige verbetering biedt. In zeker de helft van de gevallen kunnen we na het uitgebreide consult cliënten direct uitsluitsel geven. In de andere gevallen is nog aanvullend onderzoek nodig.”
Men verwacht een oplossing en krijgt dus te horen dat er niets aan te doen is? “De verwachtingen zijn inderdaad vaak hoog gespannen. De Sint Maartenskliniek is immers een kliniek met orthopedische expertise. Cliënten hebben vaak al operaties gehad, helaas niet altijd met veel resultaat. In de praktijk zien we dan ook
dat het medisch shoppen stopt, mits er tijd wordt genomen om goed uit te leggen wat er aan de hand is en te wijzen op alternatieve behandelmogelijkheden. Want deze zijn er zeker.”
Kun je meer vertellen over deze alternatieve behandelmogelijkheden? “Ondanks complexe klachten, komt het vaak voor dat wij vaststellen dat een wervelkolom 100 procent belastbaar is. De cliënt heeft echter een pijnbeleving die de belastbaarheid sterk beperkt. Meestal leidt dat tot het vermijden van het belasten van de rug. Sinds 2006 hebben we hiervoor een evidence-based behandelprogramma ter beschikking dat deze ‘mindset’ effectief weet te transformeren.” “Deze pijnmanagement cursus of functional restoration program wordt uitgevoerd door RealHealth NL en de Sint Maartenskliniek. De orthopedisch chirurg heeft hierbij ook een actieve rol. Na twee weken intern met lotgenoten te hebben doorgebracht, is het resultaat zeer positief. De wetenschappelijke resultaten geven aan dat na twee jaren 85 procent van de deelnemers verbetering aangeeft in het dagelijks functioneren en 80 procent ervaart een betere kwaliteit van leven; de meeste mensen nemen blijvend weer deel aan het arbeidsproces.”
Dat klinkt bijzonder. Maar als men een ongeluk heeft meegemaakt dan is een andere mindset toch niet de oplossing? “Verreweg het merendeel van de afwijkingen is degeneratief van aard, ofwel de lichaamsfunctie wordt geleidelijk aan minder. Maar zelfs bij duidelijke hernia’s is een operatie niet altijd de juiste weg. Ook hier speelt het door de cliënt ervaren
pijnprobleem een cruciale rol. Alhoewel men dus een sterke pijn ervaart, krijgt men handvatten om samen te werken met de pijn en daardoor grenzen te verleggen.”
Is een geleidelijke achteruitgang ook te voorkomen en is er op het gebied van preventie nog winst te boeken? “Een
goede
basisconditie,
voldoende
lichaamsbeweging,
ergonomisch gebruik van passend meubilair, vooral niet roken en geen overgewicht. Voor wat betreft dat laatste geldt, dat we bijvoorbeeld ook voor een operatieve behandeling een strikt beleid hanteren: eerst stoppen met roken en/of afvallen voordat een operatie plaatsvindt.” “Waar ook nog veel winst te behalen valt, is om snel een diagnose te hebben. Hoe eerder bekend is wat de oorzaak is, hoe effectiever de te selecteren behandelmogelijkheid. De vaak jarenlange lijdensweg kan dan aanzienlijk worden bekort, zeker als je bedenkt dat men na aanmelding bij ICARA na twee maanden tijd weer aan de slag kan gaan.” Paul Bartels is directeur van ICARA. Hij heeft zich gespecialiseerd in de invloed van mentale processen op fysiologische klachten. © BG magazine
Casus overgewicht Gedachteloos eten
deel
3:
Dit is de derde in een reeks van drie columns over ‘leren genieten van eten’ als methode om blijvend gewicht te verliezen. En dat in de organisatiecontext van vitaliteit en gezondheid. In de columns worden de onderliggende drie gedragspatronen geschetst die maken dat mensen zich overeten. Ons werk en leven is vaak jachtig en we gunnen ons weinig tijd voor een rustige maaltijd. Terwijl aandacht voor eten juist maakt dat we minder eten en er meer van genieten. 35 procent van de werkende mensen luncht achter het bureau. In het bedrijfsrestaurant doen mensen gemiddeld zestien minuten over de lunch.
In Frankrijk gaat dat anders. Daar is de lunch een moment van genieten en ontspanning. In mijn workshops “Eten met aandacht”, in het kader van vitaliteit, leren medewerkers genieten van eten, net als de Fransen. Van mindless naar mindful!
Broodje brie Hans heeft zijn lunchtray volgeladen: twee boterhammen met beleg, een kop soep en een stokbroodje brie. Voordat hij zijn lunch haalde in het bedrijfsrestaurant, had hij honger. Hij gaat nu met aandacht eten. Als hij de soep en de boterhammen op heeft, heeft hij geen honger meer. Maar het stokbroodje brie staat nog onaangeroerd en lonkt naar hem. Het ziet er zo prachtig uit! Maar het is ook veel en zwaar. “Ik heb het nu eenmaal uitgezocht, jammer om te laten staan.” “Zal ik het weghalen?”, vraag ik. “Nee” antwoord hij. Vervolgens gaat hij rustig en vastberaden zijn broodje brie verorberen.
Schuldgevoel Hans zit samen met collega’s in de workshop “Eten met aandacht”. De lunch ligt hem zwaar op de maag. In de groep brengt hij zijn dilemma naar voren. “Hoe zit dat nu? Als ik het broodje brie niet opeet, voel ik mij schuldig dat ik het laat staan. Als ik het wel opeet, eet ik te veel. ‘Eet je bord leeg’, zei mijn moeder altijd. En ik heb er nu eenmaal voor betaald. Dus zonde om het niet op te eten.” Zijn overtuigingen sturen zijn gedrag, niet de signalen van zijn lichaam. Mensen nemen tweehonderd eetbeslissingen op een dag, grotendeels onbewust. Fransen stoppen met eten als ze genoeg hebben gehad, zij luisteren naar hun lichaam. Nederlanders stoppen met eten als ze vol zitten, Amerikanen
als het TV-programma is afgelopen.
Nieuwe opties Ik vraag Hans hoe het zou zijn om eerst te eten waar hij het meeste zin in heeft. Dat is een nieuwe vraag voor hem. “Ik begin eerst met de soep, want die wordt anders koud. Dan de gezonde boterhammen en daarna het ‘lekkerste’. Want: eerst goed, dan zoet heb ik altijd geleerd. Als je het mij nu zo vraagt… dan zou ik beginnen met het broodje brie.” “En dan?”, vraag ik, “zou je het hele stokbroodje opeten?” Hans: “Dat is wel mijn gewoonte ja. Maar als dat niet hoeft, dan ga ik de soep proeven en misschien aan een deel van de boterham beginnen.” Hans klaart op nu hij nieuwe opties ontdekt om te eten wat hij lekker vindt, zonder zich te overeten. Hij gaat experimenteren met luisteren naar de signalen van zijn lichaam. Hij wordt zich bewust van de onderliggende overtuigingen die maken dat hij teveel eet. Drie weken later zie ik hem weer in de volgende workshop. “Het voelt nu zoveel beter!”, zegt hij. “Ik stop met eten als ik genoeg heb gehad en ik kan eten laten liggen!” Drs. Annette Aarts is coach. Verandering van gedragspatronen staat in haar werk centraal. Vanuit Anders en Eigen bv coacht zij mensen en organisaties in hun ontwikkeling. Met het Liever Slank programma begeleidt zij mensen bij het opbouwen van een gezonde relatie met eten. Het Liever Slank programma is als innovatieve leefstijlinterventie opgenomen in de recent verschenen STECR Werkwijzer Overgewicht en Obesitas. Annette is van origine gedragswetenschapper (UvA) en heeft de opleiding tot Transactioneel Analist bij de TA Academie afgerond. www.anderseigen.nl/lieverslank,
[email protected]
© BG magazine Eerder verschenen van Annette Aarts op BG magazine: Afvallen: van ontzeggen naar genieten Casus overgewicht deel I – Hoe krijg ik de knop om? Casus overgewicht deel II – Wat ligt er op jouw lepeltje? Publicatie in Trouw van Annette Aarts: ‘Het nieuwe diëten is mindful eten’