Praktisch visieblad voor hoger onderwijs
jaargang 7 | april 2013 | 4
Arne Horst Let’s talk about MOOCs Marjon Aker Over verborgen curricula Ellen Darricarrère Informatieoverload buiten spel
Lieteke van Vucht Tijssen over de zin van de WHW
1
jaargang 7 | april 2013 | 4
De zin van de WHW In 2010/2011 was er in een deel van het hoger onderwijs en vooral het hbo een forse kwaliteitscrisis. Dat leidde tot verscherpte handhaving van de Wet op het Hoger onderwijs en Wetenschappelijk onderzoek, de WHW, en het verhogen van de daarin vervatte kwaliteitsstandaarden. Maar al in 2011 pleitte Karl Dittrich, voorzitter van de Nederlands Vlaamse Accreditatie Organisatie (NVAO), voor een stevig in de instellingen verankerde kwaliteitscultuur als alternatief.1 Ook minister Bussemaker kiest voor zo’n aanpak. De vraag is hoe zich dat verhoudt tot het voldoen aan de WHW? Er was en is veel kritiek op de huidige versie van die wet. De sterke nadruk op handhaving van de afgelopen jaren, roept het beeld op van de WHW als een geheel van bureaucratische regels. Als gevolg daarvan ziet men veelal over het hoofd dat de WHW een aantal belangrijke bepalingen bevat met betrekking tot het professionele karakter van het hoger onderwijs en de kwaliteit daarvan. Dit artikel neemt de WHW op dit punt nader onder de loep. Het laat zien dat de WHW twee kernbestanddelen aandraagt voor de beoogde kwaliteitscultuur. Daarnaast blijkt de wet handvatten aan te reiken voor een effectieve en efficiënte organisatie van het onderwijs. Het artikel gaat ook in op de rol van de docenten en die van het management. Het concludeert vervolgens dat de implementatie van de relevante artikelen van de WHW voor alle hoger onderwijs instellingen een zinvolle manier is om, ook zonder handhaving van buitenaf, de kwaliteit van hun onderwijs te garanderen en daarmee hun autonomie en de academische vrijheid voor hun docenten te behouden. De WHW en de kwaliteitscultuur In haar recente brief aan de Tweede Kamer kiest ook minister Bussemaker voor ‘een kwaliteitscultuur binnen het hoger onderwijs waarin het besef van publieke verantwoordelijkheid centraal staat.’2 Paul Zevenbergen valt haar daarin bij. Hij constateert dat ‘er een kwaliteitscultuur nodig is waarbij docenten en studenten gesprekspartner zijn, want kwaliteit is meer dan regels en procedures’. Essentieel is volgens hem een drive van binnenuit of zoals Ron Minnée, directeur hoger onderwijs op het ministerie van OCW het zegt: ‘Kwaliteit is geen gebaar maar een houding'. 3 Een essentiële component van een kwaliteitscultuur, naast de intrinsieke motivatie van de beroepsbeoefenaren, is een
professioneel ethos: een voor hen kenmerkend en door hen gedeeld, geheel van waarden, normen, en praktijken. Standaarden voor kwaliteit en hoe die te bereiken, zijn daar een belangrijk onderdeel van. Professionals, zoals artsen advocaten of accountants, maken zich deze meestal eigen tijdens hun (lange) opleiding en handhaven deze onderling. Ten dele geldt dat ook voor docenten. Op het eerste gezicht staat zo’n professioneel ethos haaks op alles wat wet en regelgeving is. Ook handhaving daarvan van buiten af, door de Inspectie en de NVAO, is iets anders dan het zich langjarig eigen maken van een ethos en zich uit eigen innerlijke motivatie daaraan houden. Hoeft het hoger onderwijs zich dan in het vervolg niet zoveel meer aan te trekken van de WHW? Door in één adem te spreken van een kwaliteitscultuur en van ‘het besef van publieke verantwoordelijkheid ’, geeft de minister al aan dat dat niet het geval zal zijn. Maar staan deze uitspraken dan niet haaks op elkaar? Dat de WHW een goed instrument is om professionals aan te spreken op hun innerlijke drijfveren, wordt in het hoger onderwijs meestal niet zo ervaren, laat staan dat de WHW behulpzaam zou kunnen zijn bij de ontwikkeling van een kwaliteitscultuur. Dat is veel te eenvoudig gedacht. Er was en is veel kritiek op de huidige versie van de WHW. De sterke nadruk op handhaving van de afgelopen jaren versterkt het beeld van de WHW als een geheel van hinderlijke bureaucratische regels. Als gevolg daarvan ziet men veelal over het hoofd dat de WHW een aantal belangrijke bepalingen bevat met betrekking tot het professionele karakter van het Hoger Onderwijs en de kwaliteit daarvan. Laten we de wet daarom nader onder de loep nemen. Wat is de WHW, wat regelt hij, van wie is hij afkomstig en van wanneer werd hij van kracht? Belangrijker nog: wat kunnen instellingen er meer aan hebben dan moeizaam te handhaven bureaucratische regels? De WHW als basis voor een professionele hogeronderwijsorganisatie De WHW is de wettelijke basis voor het publiek bekostigde hoger onderwijs. Hij regelt : • De autonomie, de zelfstandigheid van de instellingen; • Deregulering; • Doelmatigheid;
jaargang 7 | april 2013 | 4
• Kwaliteit; • Bekostiging; • Bestuurlijke inrichting; • Studielast. De wet voorziet bovendien in: • Academische vrijheid; • Bescherming daarvan door de instellingen; • Checks and balances en het borgen van de belangen van stakeholders van diverse pluimage (docenten, studenten, ouders, beroepenveld, overheid); • Belangrijke pijlers voor de onderwijscyclus. De wet is tot stand gekomen onder het ministerschap van Jo Ritzen en dateert van 1992/1993. In 2002 vindt vanwege de invoering van de bachelor-masterstructuur een wetswijziging plaats. In 2003 komt het accreditatiestelsel in de wet en in 2010 vindt er, om de positie van docenten te versterken, een herziening van de samenstelling en de rol van de examencommissies plaats. In 2011 volgt een herziening van het accreditatiestelsel en de daarbij horende standaarden. De aanwezigheid van een kwaliteitscultuur is één van die standaarden.4 Academisch vrijheid en kwaliteit Een kernbegrip in de wet is de ‘academische vrijheid’. Daar zitten drie aspecten aan: vrijheid in het geven van onderwijs, in het ontvangen van onderwijs en in het doen van onderzoek.5 Academisch vrijheid heeft alles te maken met kwaliteit. Alleen in vrijheid kan die kwaliteit gedijen.6 De wetgever heeft dus gezien dat de academische vrijheid hét professionele grondbeginsel, de kernwaarde voor het hele hoger onderwijs is. Hij zorgt er ook voor dat die beschermd wordt en legt die verantwoordelijkheid bij de instellingen zelf. Wat is het belang van die bepalingen? Om te beginnen dat de docenten met elkaar de aard, de inhoud en het niveau van dat onderwijs bepalen en verder dat de instellingen zelf verantwoordelijk zijn voor de eindtermen en de inhoud van de opleidingen. Zijn er dan geen grenzen aan die academische vrijheid? Zeker wel. De wet bouwt ook checks and balances in. Vrijheid betekent ook verantwoordelijkheid nemen en verantwoording afleggen. Instellingen en hun professionals krijgen de vrijheid om het onderwijs naar eigen inzicht in te richten mits dat
onderwijs van voldoende kwaliteit is. Daarvoor zorgen en dat ook aan de buitenwereld duidelijk maken, is een hoeksteen van een professioneel ethos. De overheid vertrouwt daarbij overigens niet op de blauwe ogen van de professionals. De wet bouwt garanties in. Een belangrijke garantie die alle instellingen periodiek aan de lijve meemaken, is de evaluatie van de onderwijskwaliteit op instellings- en opleidingsniveau: de accreditatie. De WHW bevat met andere woorden twee kernbestanddelen voor een kwaliteitscultuur en een professioneel ethos in het hoger onderwijs: ten eerste de academische vrijheid en ten tweede de verantwoordelijkheid van de instellingen en hun docenten voor de basiskwaliteit. Bouwstenen voor het primaire proces Als het gaat om het primaire proces coördineren de beroepsbeoefenaren in de meeste professionele organisaties hun handelingen ‘horizontaal’ op basis van hun expertise en de professionele waarden, normen en regels van hun vakgebied. Er komt geen manager aan te pas. In de operatiekamer leidt de chirurg de operatie en iedereen weet wat hem of haar wanneer te doen staat. Tijdens een rechtszitting houden advocaten een door henzelf opgesteld pleidooi. De rechter doet uitspraak op basis van zijn kennis van de wet. Allen opereren zij zonder de ‘hulp’ van managers die hen van bovenaf vertellen wat zij moeten doen.7 Ook in hogeronderwijsorganisaties is er een nauwe relatie tussen dit ‘horizontale’ coördinatie- en organisatieprincipe en een kwaliteitscultuur. Het is wellicht verrassend, maar weldoordacht, dat de WHW ook een combinatie van verplichte organisatie-elementen bevat die heel bruikbaar en zinvol zijn als basis voor zo’n horizontale inrichting van het onderwijs. Dat zijn: • De OER • De Opleidingscommissie • De Examencommissie De onderwijs- en examenregeling (OER)8 De onderwijs- en examenregeling is de spil van elke opleiding. Kernelementen zijn: 1. Het eindniveau waartoe de opleiding opleidt ; 2. Het opleidingsprogramma dat daar in vier jaar naar toe leidt met een beschrijving van de inhoud van de
De WHW (SDU, editie 2013), mr. P.C. Kwikkers p. 17 / prof. mr P.J.J. Zoontjes, WHW 2012 p.9 Kwikkers, t.a.p. p. 34/35. 6 Zoontjens, t.a.p. p. 14. Hoewel de bewoording wat minder goed bij haar past, geldt deze vrijheid ook voor het Hbo. Een recent wetsvoorstel introduceert daarom als equivalent voor het hbo ‘zeggenschap’ voor docenten zowel individueel als in teamverband, zodat de wet ook hen gaat helpen om vorm te geven aan de ‘academische’ vrijheid. Idem p. 15 7 Mintzberg ziet dit als een essentieel kenmerk van een professionele organisatie, Mintzberg, 1989 p. 175,176. 8 Zie uitgebreid Peter Kwikkers, Magische krachten van onderwijs- en examenregelingen. TH&MA, 2012, nr. 5, p. 54-61. 4 5
'Kwaliteit vraagt om kwaliteitscultuur', toespraak NVAO-voorzitter Karl Dittrich ter gelegenheid van Nationaal Hoger Onderwijs Congres, Rotterdam 30 november 2011. Toespraak Dittrich Haagse Hogeschool november 2012 De minister van onderwijs in haar brief aan de Tweede Kamer d.d. 5 februari 2013 3 Paul van Zevenbergen, lid van het dagelijks bestuur van de NVAO, en Ron Minnée, directeur hoger onderwijs OCW 2013 NVAO Congres ‘Kwaliteitscultuur’6 februari 2013. 1
2
8
9
jaargang 7 | april 2013 | 4
onderdelen en hun bijdrage aan het eindniveau; 3. De toetsen die per onderdeel de kennis en competenties van de student ‘meten’ en de beoordelingscriteria daarvoor.9 Elke opleiding en elke instelling mag die, binnen gezamenlijke, in de HBO-raad respectievelijk in de VSNU vastgestelde, kaders zelf vaststellen. Ze zijn autonoom op dit gebied. Dat is belangrijk want dat is nu juist wat de WHW ook met academisch vrijheid en instellingsverantwoordelijkheid bedoelt. De OER is dus veel meer dan een bureaucratische invuloefening. Behalve een professioneel ethos is ook het vakmanschap van docenten een belangrijke basis voor een kwaliteitscultuur. Het gaat erom dat docenten: • Het beste uit zichzelf halen en zich ook steeds blijven verbeteren; • Hun kennis en vaardigheden steeds ontwikkelen, zowel inhoudelijk als pedagogisch- didactisch; • Met vakgenoten in teams samenwerken en kennis en ervaring uit wisselen; • Elkaar laten zien wat ze doen en feedback geven en krijgen; • Inventief en creatief zijn.10 Zo’n houding komt voort uit die innerlijke drive, die intrinsieke motivatie om je vak goed te doen omwille van het vak zelf. De wet regelt via het vereisen van een OER ook de inbreng van de docenten in de opleiding. Niet voor niets toetste de inspectie van het onderwijs in 2011 of een OER dichtbij de opleidingen gemaakt wordt. Docenten vinden een OER maken boeiend en leuk om te doen, want dan zijn ze inhoudelijk bezig. Het samen maken van een OER is ook een goede manier om invulling te geven aan de behoefte van docenten om met elkaar over de inhoud te praten, samen te leren en kennis uit te wisselen. Een goed OER blijkt bovendien de beste manier om de kwaliteit van het onderwijs hoog te houden. Een helder eindniveau waar ze naar toe moeten werken en een goed opleidingsprogramma om daar ook te komen, zijn de beste manier om docenten daartoe aan te zetten, zeker als zij dat qua inhoud zelf met elkaar hebben mogen maken.
Maar uiteindelijk draait het onderwijs de studenten. Ook hier bewijst de OER goede diensten. Het is een belangrijk hulpmiddel om studenten te stimuleren om systematisch te studeren. Studeren is voor veel studenten een avontuur, maar ook een sprong in het duister. Studenten hebben dan ook behoefte aan duidelijkheid. Ze willen weten wat de eindtermen van hun opleiding zijn, wat de onderdelen zijn en aan welke eisen zij wanneer moeten voldoen. Daar ontlenen ze een belangrijk deel van hun motivatie aan. We zouden de OER dan ook kunnen zien als een studiecontract tussen docenten en studenten.11 De Opleidingscommissie Wie OER zegt, zegt opleidingscommissie. Opleidingscommissies zijn waardevolle onafhankelijke adviesorganen. Ze adviseren het bestuursorgaan over drie dingen aldus de WHW12: ‘1. De OER integraal; 2. De uitvoering van het OER binnen de opleiding. Ze zijn daarbij ook gesprekspartner van de NVAOvisitatiecommissie; 3. Alle overige aangelegenheden het onderwijs binnen de opleiding betreffende.13 De opleidingscommissie is onafhankelijk en heeft een belangrijke rol in de checks and balances binnen het onderwijs. Behalve docenten kunnen met name de studenten via de opleidingscommissies participeren in de besluitvorming over beleid in de opleiding. De wet borgt zo dat studenten inbreng in hun opleiding kunnen hebben.14 De Examencommissie15 De docenten bewaken het eindniveau. De examencommissie is het orgaan waarin docenten op objectieve en deskundige wijze vaststellen of een student voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. Elke opleiding of groep van opleidingen aan de instelling heeft een examencommissie.
jaargang 7 | april 2013 | 4
aan de opleiding of aan een van de opleidingen die tot de groep van opleidingen behoort; 2. Het instellingsbestuur draagt er zorg voor dat het onafhankelijk en deskundig functioneren van de examencommissie voldoende wordt gewaarborgd; 3. Alvorens tot benoeming van een lid over te gaan, hoort het instellingsbestuur de leden van de desbetreffende examencommissie.’ 16 De examencommissie toetst en borgt m.a.w. de invloed van de experts op de verschillende vakgebieden en uit het beroepenveld op het onderwijs. Het is goed dat dat stevig wordt geïmplementeerd en dat de inspectie daarop toeziet. Dat waarborgt de autonomie van de docenten. Naar horizontale coördinatie De OER, de opleidingscommissie en de examencommissie zijn belangrijke pijlers voor een zgn. onderwijscyclus. Zo’n onderwijscyclus werkt als volgt: • Een, hoofdzakelijk uit docenten samengestelde, curriculumcommissie ontwerpt in samenspraak met de opleidingen (het inhoudelijke deel van) de OER of stelt het bij en stuurt dat naar de opleidingscommissie; • De opleidingscommissie formuleert er een advies over en geeft dat advies aan het faculteitsbestuur;17 • Het faculteitsbestuur beoordeelt het advies van de opleidingscommissie.18 Als de OER in orde is, krijgen de opleidingen de taak om aan de slag te gaan met de uitvoering ervan. • De examencommissie bewaakt gedurende het onderwijsjaar de kwaliteit van de toetsen en het eindniveau. Ze rapporteert hierover aan de leiding van de faculteit. • Na afloop van dat het jaar evalueert de opleidingscommissie de wijze waarop de OER heeft gefunctioneerd en stuurt haar verslag naar de leiding van de faculteit.
Figuur 1. De Onderwijscyclus19
Zo’n vorm van horizontale sturing waarbij docenten een belangrijke inbreng hebben, kan ook helpen om tot een meer continue vorm van kwaliteitszorg te komen. Nu lijkt de voorbereiding van de accreditatie nog sterk op een bergetappe in de Tour de France. De hele ploeg trapt zo hard mogelijk om de top te bereiken, ofwel de visitatie met succes te doorstaan. Als dat gelukt is, ontspant iedereen zich, en zet de versnelling in zijn vrij op weg naar beneden. Eenmaal beneden trapt iedereen door tot de volgende berg, waarna het met grote inspanning weer bergopwaarts gaat, enzovoort. Een goed functionerende onderwijscyclus zorg voor een veel gelijkmatiger proces omdat de docenten zelf de standaarden het hele jaar door moeten bewaken ook tussen accreditaties in. Het management, de WHW en de onderwijscyclus De WHW regelt op hoofdlijnen de besturing van de instellingen, maar over het managen ervan zegt hij niets. Dat zou ook teveel detailbemoeienis zijn. Maar daarmee is niet gezegd dat dat niet van belang is. In veel instellingen stuurt het management op dit moment verticaal op de verschillende onderdelen van de cyclus, zonder de samenhang daartussen
De wet zegt daarover het volgende: '1. Het instellingsbestuur stelt de examencommissie in en benoemt de leden op basis van hun deskundigheid op het terrein van de desbetreffende opleiding of groep van opleidingen. Ten minste één lid is als docent verbonden
Artikel 7.13, Kwikkers, t.a.p. p. 79/80 en 221-223. Richard Sennet, The Craftsman, 2008. 11 Daarmee zijn we dicht bij de oorsprong van de universiteit: het tweezijdige contract dat studenten en docenten in 1008 in Bologna voor het eerst met elkaar sloten. Rond die combinatie draait het hoger onderwijs 1000 jaar later nog steeds. 12 De artikelen 9.18, 10.3c, 11.11, Kwikkers, t.a.p. p.279, 299 en 317. 13 Artikel 7.13, Kwikkers t.a.p. p. 79/80; 221-223. 14 Zie ook Kwikkers, t.a.p. p. 99/100. 15 Zie uitgebreid : Peter Kwikkers, Positie en kwaliteit van examencommissies. TH&MA 2012, nr. 4, p. 30-37.
Het volgende studiejaar begint de cyclus opnieuw. Zie figuur 1.
9
10
10
Artikel 7.12, Kwikkers t.a.p. p. 78/79; 196-198 Met ‘faculteit’ bedoel ik ook vergelijkbare organisatie-eenheden in het hbo met benamingen als ‘domein’ of ‘academie’. 18 Indien de faculteitsleiding het advies niet volgt, beargumenteert hij zijn keuze. In geval van onenigheid kan de opleidingscommissie een beroep doen op de faculteitsraad. 19 Met dank aan Koen van der Drift, interim manager bij BoerCroon, die samen met onderwijskundigen, managers en docenten van de opleiding Communicatie van Inholland deze cirkel in 2011 voor het eerst uitgetekend heeft en in werking heeft gezet. 16 17
11
jaargang 7 | april 2013 | 4
aan te brengen. Bij de invoering van een onderwijscyclus verandert die rol, maar ze verdwijnt niet.20 Het management heeft op verschillende plaatsen in de cyclus een belangrijke rol. Het - geeft de kaders voor de OER en zet de cyclus in gang; - geeft de opdracht voor de ontwikkeling/herziening van de OER door curriculumcommissie; - stelt na advies van de opleidingscommissie het OER vast en laat het landen bij docenten; - bespreekt het verslag van de examencommissie en de evaluatie van de OER in het managementteam en met de drie commissie; - geeft conclusies daaruit m.b.t. de nodige verbeteringen terug aan de opleidingen; - geeft de opdracht voor de nieuwe cyclus. Figuur 2. Het managen van de Onderwijscyclus
en de actieve bijdrage van docenten daaraan. Ze regisseren, faciliteren en bewaken per opleiding ook de uitvoering van. Bovendien zorgen ze voor de randvoorwaarden zoals de tijdsplanning, de voorzieningen (roosters, ruimtes, ICT etc.) en de financiële kaders. Een groot deel van hun tijd gaat daarnaast naar het oplossen van allerlei knelpunten op deze gebieden. Naast deze operationele taken zijn bestuurders en managers samen met de primus inter pares docenten verantwoordelijk voor onderwijskundig leiderschap. Ze geven richting aan het onderwijs als geheel. Gezamenlijk stimuleren ze de ontwikkeling van een visie op de opleiding en de implementatie. Ze entameren regelmatige gesprekken met en tussen de voorzitters van de verschillende commissies, met faculteiten en met opleidingen zowel over lopende zaken als strategische onderwerpen. De onderwijs cyclus verschaft een kader hiervoor. Een belangrijk taak vooral voor het topmanagement is het bewaken van de grenzen tegenover de buitenwereld, maar tegelijk ook om buitenwereld tevreden houden.21 Naarmate de onderwijscyclus beter werkt, blijft de onderwijskwaliteit beter op orde en wordt de WHW ook verder beter geïmplementeerd. Daarmee slaan de instellingen twee vliegen in één klap.
Naast hun rol in de cyclus creëren managers de randvoorwaarden voor de cyclus zoals de inrichting, de scholing en de ondersteuning van de examen-, de opleidings- en de curriculumcommissies. Ook de kwaliteit van het docentencorps is in belangrijke mate hun verantwoordelijkheid. Managers in een professionele organisatie horen geendirecte inhoudelijk verantwoordelijkheid te hebben, maar ze organiseren wel de input van de opleidingen voor de OER
Natuurlijk is het veel werk om zo’n onderwijscyclus in te richten, maar de cyclus vereenvoudigt een deel het werk van de managers. Het is een heel effectieve organisatievorm die in belangrijke mate zichzelf stuurt. Managers hoeven als de cirkel goed is ingericht niet voortdurend van bovenaf op elke commissie afzonderlijk te sturen, maar kunnen hun aandacht op ander zaken richten. De cyclus maakt ook het werk van de docenten en studenten leuker en beter. De academische vrijheid van docenten komt zo ook beter tot zijn recht. Zij voelen zich meer betrokken bij hun eigen onderwijs en ook studenten krijgen daar meer zeggenschap over. Bovendien kunnen ze met elkaar gemakkelijker een continue cyclus voor de kwaliteitszorg inrichten zodat de kwaliteit van het onderwijs ook tussen twee accreditaties op orde blijft.
jaargang 7 | april 2013 | 4
voor een onderwijscyclus. Rest nog de vraag wat het hoger onderwijs moet met al die regels, procedures en formulieren? Ook die horen bij een kwaliteitscultuur. Ze zijn met name bedoeld om de belangen van de studenten, docenten ouders te borgen. - Studenten en hun ouders hebben er recht op dat de kwaliteit van het diploma goed geborgd is, dat hun diploma’s deugen, dat ze weten welke eisen aan hen gesteld worden, en waar ze aan toe zijn bij toetsen en afstudeerwerkstukken; - Ook de werkgevers en burgers hebben daar recht op. Het gaat immers om de besteding van publiek geld. Als docenten, managers en het bestuur hier samen voor zorgen, helpt dit om de kwaliteit op peil te houden, de toetscriteria af te stemmen, teamvorming en een wederzijds open en kritische houding te stimuleren en horizontale verantwoording af te leggen, zoals dat bij een goede kwaliteitscultuur past.
een goede manier om ook zonder inmenging van buitenaf de kwaliteit van het onderwijs te garanderen en zo hun autonomie en de academische vrijheid voor hun docenten te behouden.
Een essentiële vraag in een kwaliteitscultuur is voortdurend ‘doen we de goede dingen op de best mogelijke manier?’23 Het hoger onderwijs zal volmondig ‘ja’ kunnen antwoorden op deze vraag, als het de kaders die de WHW biedt voor een professionele onderwijsorganisatie serieus aangrijpt en invult. De hogescholen leven sinds 2011 in een glazen huis. Staatsecretaris Zijlstra dreigde hen met zijn pleidooi voor staatsexamens zelfs hun academische vrijheid en hun autonomie af te nemen. Voor de hogescholen is het een manier om vertrouwen terug te winnen en weer zelf aan het roer te komen. Voor alle hoger onderwijs instellingen is het
Lieteke van Vucht Tijssen is interim bestuurder in het hoger onderwijs. Ze was onder meer lid van het CvB van de Haagse Hogeschool (2007-2008), lid van het tijdelijke CvB van Inholland (2011/2012) en lid van het CvB van de HAN (2012). Van 1991-2000 was ze lid van het CvB van de Universiteit Utrecht. Zij is sinds 2000 associé van BoerCroon.
Literatuur Dittrich, K.L.L.M. (2011).’Kwaliteit vraagt om kwaliteitscultuur', toespraak ter gelegenheid van het Nationaal Hoger Onderwijs Congres, Rotterdam, 30 november. Dittrich, K.L.L.M. (2012) Toespraak Haagse Hogeschool, Den Haag, 8 november. Kwikkers, mr. P.C. WHW. Editie 2013, Den Haag, SDU uitgevers. Kwikkers, Peter. Positie en kwaliteit van examencommissies. TH&MA 2012, nr. 4, p. 30-37. Kwikkers, Peter. Magische krachten van onderwijs- en examenregelingen. TH&MA, 2012, nr. 5, p. 54-61. Minister van Onderwijs (2013). Brief aan de Tweede Kamer, Den Haag, 5 februari. Mintzberg, H. (1989). Mintzberg on Management, New York, The Free Press. Sennet, P. (2008). The Craftsman, Londen, Penguin Books. Vermeulen, M.A. (2011). Vakmanschap in de etalage, in: Th&MA, nr.3, jrg. 2011, pp15-20. Zevenbergen, P. van; lid van het dagelijks bestuur van de NVAO, en R. Minnée; directeur hoger onderwijs OCW (2013), NVAO Congres ‘Kwaliteitscultuur’, Rotterdam, 6 februari 2013. Zoontjes, prof. mr. P.J.J. (2012). WHW 2012 tekst en toelichting, Doetinchem, Reed Business.
De zin van de WHW In het hoger onderwijs is er dus nog steeds22 academische vrijheid, geborgd door de instellingen. De OER, de opleidingscommissie en de examencommissie zijn pijlers
Zie ook M.A. Vermeulen, Vakmanschap in de etalage. Th&MA nr. 3 jrg. 2011, pp15-20 Zie daarvoor ook Mintzberg, 1989, p. 177/178. Er is wordt met enige regelmaat stevig over gediscussieerd of instellingen die ruimte wel moeten krijgen. Uiteindelijk legt de wet dit wel vast. Als we met elkaar naar een echte kwaliteitscultuur willen, is het van belang dat dit zo blijft.
20 21 22
12
23
Zie ook Dittrich 2012.
13
jaargang 7 | april 2013 | 4
Ruzie mag! Lessen uit de praktijk van conflictbemiddeling
Wie gunt u Expertise? Expertise, netwerk van hogeronderwijs-professionals met passie Magazine, boeken, bijeenkomsten, e-zines
Conflicten vinden we vaak ongewenst. Wegmoffelen dus. Zonde! Conflicten zijn prachtige leersituaties! Door de dynamiek van het conflict leren de betrokkenen veel over zichzelf, over hun kijk op de wereld, over hun sterke en zwakke plekken. Conflicten vertellen je alles over interactie, over relaties, over objectiviteit en loyaliteit, over medeleven en mededogen. Over wie je eigenlijk bent dus. Dit boek laat zien hoe de theorie van conflicten in de praktijk werkt.
Wat een heel jaar Expertise biedt: • Inspirerende voorbeelden • Scherpe analyses • De rol van de student • Leiderschap en toezicht • Onderwijs en ICT • Bekostiging • En nog veel meer… Laat een collega of relatie delen in het netwerk van Expertise!
Bon 593
Maak een collega lid voor de halve prijs (€ 80,-) en ontvang zelf het boek Academische Kwartiertjes van Peter Kwikkers. Kijk op www.expertisevisieblad.nl en stuur een mailtje naar
[email protected]
"Je gaat met begrip en beleid conflicten bekijken en begeleiden."
NI EUW ISBN 978-94-91378-03-4 Nu leverbaar in de webshop: www.expertisevisieblad.nl - Boeken
expertise extra
Onderwijs in beweging Nieuw bij Expertise! Boeken, dvd’s, spellen voor de onderwijsprofessional.
Leren zonder vangnet - Ine van Emmerik Bij leren buiten de vertrouwde kaders moet je je eigen weg zoeken. Dat vraagt de inzet van je hele persoon. € 15,95 Ruzie mag! Lessen uit de praktijk van conflictbemiddeling - Francine ten Hoedt. Conflicten zijn prachtige leersituaties. Dit boek laat zien hoe de theorie van conflicten in de praktijk werkt. € 15,95 101 Vuistregels - dr. Pieter Mostert Onderwijs als voorbereiding op het onverwachte. € 15,95 Academische Kwartiertjes - mr. Peter Kwikkers Scherpzinnige analyses van actuele kwesties in het hoger onderwijs. € 18,95 Geen vraag? Geen Les! - dr. Pieter Mostert Aangenaam kritische beschouwingen over de alledaagse onderwijswerkelijkheid. € 14,95 Team in beeld (dvd) - Praktische handvatten voor managers om de resultaatgerichtheid van teams te vergroten. € 59,28
Gratis verzending! Kijk in de webshop op www.expertisevisieblad.nl
Mediation in beweging (dvd) - Zeer geschikt voor reflectie en intervisie. Inclusief instructieboekje met casus, documentatie en opdrachten. € 37,50 De stille kracht van transcendentie Redactie Ine van Emmerik ea. Leer jezelf verstaan om anderen te kunnen verstaan. € 21,90 Coachingwaaier voor managers Een kleurrijk palet met schema’s, quickscans, oefeningen én spiekbriefjes voor de manager als coach. € 10,Samenspel in teams (spel) - Voor begeleiding van competentieontwikkeling, samenwerking en teamopbouw. € 27,Reflectiespel deel 2 Om andere competenties sneller eigen te maken door zelfreflectie en feedback van medespelers. € 25,Veertig Vileine Vragen Voor teams, voor geliefden, voor zzp'ers, enzovoort. Per set € 12,50