Archeologisch onderzoek Uitbreiding Zandwinning De Poelkampen Bureauonderzoek
GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 1188
Archeologisch onderzoek Uitbreiding Zandwinning De Poelkampen Bureauonderzoek GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 1188
Definitief
ISSN 1573-5710
Opdrachtgever: Vos Zand en Grind BV
Grontmij Nederland B.V. Assen, 22 augustus 2012
274965, revisie 0
Administratieve gegevens
Datum opdracht
: 19 maart 2012
concept
: 25 april 2012
definitief
: 22 augustus 2012
Opdrachtgever
: Vos Zand en Grind BV
Uitvoerder
: Grontmij Nederland B.V.
Beheer documentatie en/of vondsten
Bevoegde overheid Contactpersoon
Locatie
Grontmij Nederland B.V., Assen
: Provincie Drenthe dhr. dr. W.A.B. van der Sanden (provinciaal-archeoloog)
: gemeente
:
Borger-Odoorn
plaats
:
Ellertshaar
toponiem
:
Poelkampen
RD-coördinaten
:
N
x: 246.415 / y: 547.730
O
x: 247.205 / y: 547.030
Z
x: 246.415 / y: 546.330
W
x: 245.625 / y: 547.030
kaartblad afm. plangebied
17E Schoonoord :
95 ha
AMK
: monumentnr.
:
n.v.t.
Archis2
: CIS-code
:
51110
274965, revisie 0 Pagina 3 van 17
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3
Inleiding ......................................................................................................................... 5 Algemeen ...................................................................................................................... 5 Aanleiding en doel ........................................................................................................ 5 Werkwijze ...................................................................................................................... 5
2 2.1 2.2 2.3 2.4
Landschap..................................................................................................................... 6 Geologie ........................................................................................................................ 6 Geomorfologie .............................................................................................................. 7 Bodem ........................................................................................................................... 7 Synthese landschap...................................................................................................... 8
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
Archeologie ................................................................................................................... 9 Historische, huidige en toekomstige situatie................................................................. 9 Bewoningsgeschiedenis ............................................................................................... 9 AMK ............................................................................................................................ 10 Archis2 ........................................................................................................................ 10 IKAW ........................................................................................................................... 11 Archeologische beleidsadvieskaart ............................................................................ 11 Bouwhistorie................................................................................................................ 12
4 4.1 4.2 4.2.1 4.2.2 4.2.3
Archeologische verwachting ....................................................................................... 14 Algemeen .................................................................................................................... 14 Specificatie archeologische perioden ......................................................................... 14 Vroege en Midden Steentijd........................................................................................ 14 Neolithicum tot en met IJzertijd ................................................................................... 14 Romeinse Tijd, Middeleeuwen en Nieuwe Tijd ........................................................... 15
5 5.1 5.2
Evaluatie ..................................................................................................................... 16 Conclusies en samenvatting ....................................................................................... 16 Advies ......................................................................................................................... 16
Bijlage 1:
Locatie plangebied
Bijlage 2:
Archeologische basiskaart
274965, revisie 0 Pagina 4 van 17
1
Inleiding
1.1 Algemeen In opdracht van Vos Zand en Grind BV heeft Grontmij Nederland B.V. een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor de locatie Zandwinning De Poelkampen te Ellertshaar. Het onderzoek heeft bestaan uit een bureaustudie en de rapportage hierover. De totale oppervlakte van het te onderzoeken terrein bedraagt circa 95 ha. De exacte locatie van het plangebied wordt weergegeven in Bijlage 1. Het maaiveld ter plaatse van het plangebied ligt gemiddeld op 15,8 m NAP. De betreffende werkzaamheden zijn conform de richtlijnen van het handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA 3.2) uitgevoerd. Grontmij beschikt over een eigen opgravingsvergunning afgegeven door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). 1.2 Aanleiding en doel Onderhavig onderzoek is uitgevoerd in het kader van de geplande uitbreiding van de bestaande zandwinning. Rond de plannen spelen meerdere procedures ten aanzien van MER, bestemmingsplan en ontgrondingsvergunning. De bodemingrepen die gepaard gaan met de geplande realisatie zullen eventueel aanwezige archeologische resten in de bodem verstoren en/of vernietigen. Derhalve dienen de archeologische waarden binnen het plangebied in kaart te worden gebracht. Er is een bureauonderzoek uitgevoerd, waarbij een specifiek verwachtingsmodel is opgesteld. Op basis van de resultaten van het onderzoek zal een nader advies worden gegeven met betrekking tot de noodzaak van eventueel archeologisch vervolgonderzoek en, indien dit het geval is, uit welke stappen dit zou moeten bestaan. Dit advies dient te worden voorgelegd aan de bevoegde overheid. 1.3 Werkwijze Het doel van het bureauonderzoek is om de bekende en potentiële archeologische waarden van het plangebied in kaart te brengen. Hierbij is gebruik gemaakt van bodemkaarten en van geologische, topografische en historische kaarten, het Archeologisch Informatiesysteem (Archis2) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), de Archeologische Monumentenkaart (AMK), de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW), de gemeentelijke beleidskaart en overige relevante literatuur. Aan de hand van deze gegevens is een specifieke archeologische verwachting opgesteld.
274965, revisie 0 Pagina 5 van 17
2
Landschap
2.1 Geologie De afzettingen die in het plangebied aan de oppervlakte voorkomen, dateren uit het Pleistoceen en het Holoceen (zie Tabel 2.1).1 Tabel 2.1 Indeling van het Kwartair chronostratigrafie Kwartair
Holoceen
jaren geleden Subatlanticum
3.000 -
Subboreaal
5.000 -
3.000
Atlanticum
8.000 -
5.000
Boreaal Preboreaal Pleistoceen
Laat
9.000 -
8.000
10.000 -
9.000
130.000 -
10.000
Weichselien (ijstijd)
120.000 -
10.000
Eemien
130.000 -
120.000
Midden Saalien (ijstijd) Elsterien (ijstijd) Vroeg
heden
800.000 -
130.000
200.000 -
130.000
400.000 -
315.000
2.400.000 -
800.000
De basis van de afzettingen in het plangebied worden gevormd door materiaal dat is afgezet in het Elsterien. In minder koude perioden gedurende deze ijstijd werden door smeltwater, afkomstig van sneeuw en uit de ontdooide bovenlaag van de permafrost, zandige sedimenten afgezet. Deze afzettingen behoren tot de Formatie van Peelo. Gedurende het Saalien was het noordelijke deel van Nederland bedekt met landijs. Aan de onderzijde van het ijspakket werd een grondmorene afgezet, die doorgaans wordt aangeduid als keileem. Ter plaatse van het plangebied zijn deze afzettingen als gevolg van erosie verdwenen. Met het afsmelten van het landijs zorgde het smeltwater ervoor dat dit materiaal grotendeels opgeruimd werd en er een systeem van beekinsnijdingen ontstond. Het klimaat in het Weichselien werd gekenmerkt door droogte en kou. Gedurende het Weichselien trad op grote schaal winderosie op. Op lokale schaal traden verstuivingen op die het oppervlak bedekt hebben met een laag zand, die doorgaans aangeduid wordt als dekzand. Deze afzettingen worden gerekend tot het Laagpakket van Wierden binnen de Formatie van Boxtel. Het dekzand heeft het beekdalreliëf deels opgevuld en vereffend. Vanaf het begin van het Holoceen zorgde een stijgende zeespiegel voor een stijging van de grondwaterstand. In het Holoceen trad op grote schaal veenvorming op als gevolg van waterstagnatie in een relatief warm en vochtig klimaat. De relatief laaggelegen beekdalen raakten opgevuld met een pakket veen. Ter plaatse van het plangebied was dit pakket minder dan 1 m dik. In het noordoostelijke deel van het plangebied komen fluvioperiglaciale afzettingen voor, afgedekt met een laag dekzand. Het zuidwestelijke deel van het plangebied wordt gekenmerkt door 1
Wee, M.W. ter., 1979. Geologische kaart van Nederland 1:50.000, blad Emmen West (17W) en Oost (17O). Rijks
Geologische Dienst, Haarlem.
274965, revisie 0 Pagina 6 van 17
Landschap
een beekinsnijding. In deze zone is sprake van de bovenloop van de uitlopers van de Hunze. In het Holoceen is in de laagste delen veen ontstaan op het onderliggende zand. 2.2 Geomorfologie De Geomorfologische kaart2 geeft de mate van reliëf en de vormen die in het landschap te onderscheiden zijn aan. Het noordoostelijke deel van het plangebied ligt in een zone met relatief laaggelegen grondmorene al dan niet met welvingen en bedekt met dekzand (eenheid 3L2a). Dit is in tegenspraak met de informatie op de Geologische kaart, die aangeeft dat er in deze zone geen grondmorene voorkomt. Het zuidwestelijk deel van het plangebied ligt in een beekdalbodem met veen (eenheid 1R4). De aanwezigheid van veen komt overeen met de gegevens op de Geologische kaart. In het centrale deel mondt een smalle dalvormige laagte zonder veen uit in het beekdal (eenheid 2R2). De nieuwe geomorfologische kaart3 is meer gedetailleerd en geeft aan dat in het noordoostelijke deel van het plangebied dekzandwelvingen voorkomen. In het zuidoostelijke deel komt een beekdal zonder veen voor. Dit is in tegenspraak met de oudere Geomorfologische Kaart en de Geologische kaart. De monding van de dalvormige laagte wordt op deze kaart aan weerszijden geflankeerd door geïsoleerde smeltwaterheuvels. Dit zijn kleine heuveltjes die in de laatste fasen van het afsmeltende landijs in spleten in het landijs zijn afgezet. In het uiterste noordwesten van het plangebied wordt op deze kaart een beekdaloverstromingsvlakte met veen aangegeven. Op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) is te zien dat het reliëf in het plangebied een gradiënt vertoont in zuidwestelijke richting. Het noordoostelijke deel is hoger gelegen en loopt geleidelijk af. Het hoger gelegen deel is niet vlak, maar vertoont enige hoogteverschillen. Het lager gelegen deel sluit aan op de laagte die zich ten zuidoosten van het plangebied bevindt ter plaatse van de uitlopers van de Hunze. 2.3 Bodem De bodems in het plangebied worden op de Bodemkaart4 getypeerd als eerdgronden en veldpodzolgronden. In het zuidwestelijke deel komen moerige eerdgronden met een moerige bovengrond op zand voor (eenheid vWz). Deze gronden worden gekenmerkt door de aanwezigheid van een sterk humushoudende bovengrond met een dikte van minimaal 0,4 m. Deze gronden zijn het gevolg van de ophoping van organische stof in het beekdal door geremde afbraak onder vochtige omstandigheden. Er is volgens de bodemkaart geen sprake van veengronden in het beekdal. Er heeft tot op zekere hoogte echter wel ophoping van organische stof plaatsgevonden. In het noordoostelijke deel van het plangebied komen Veldpodzolgronden voor. Deze zijn zowel in grof zand (eenheid Hn30) als in leemarm en zwak lemig fijn zand (eenheid Hn21) ontwikkeld. Veldpodzolgronden worden gekenmerkt door de aanwezigheid van een horizontdifferentiatie. Door een neerwaartse waterbeweging worden onder meer ijzer en humus opgelost en verticaal door de bodem getransporteerd. Hierdoor ontstaan een uitspoelingslaag (E-horizont) waaruit dat materiaal grotendeels verdwenen is en een inspoelingslaag (B-horizont) waarin dat materiaal neerslaat. In de overgangszone komen moerige podzolgronden met een humushoudend zanddek en een moerige tussenlaag voor (eenheid zWp). Deze gronden zijn kenmerkend voor de overgang tussen de podzols in de hooggelegen zandgronden en de humeuze en venige gronden in de lager gelegen delen in het beekdal. 2
Stiboka, 1977. Geomorfologische Kaart van Nederland 1:50.000, blad 17/18 Beilen/Roswinkel. Stichting voor Bodem-
kartering, Wageningen. 3
Provincie Drenthe, 2009. Geomorfologische kaart 1:10.000. Provincie Drenthe, Assen.
4
Stiboka, 1970. Bodemkaart van Nederland 1:50.000, blad 17 West en 17 Oost Emmen. Stichting voor Bodemkarte-
ring, Wageningen.
274965, revisie 0
Landschap
Het plangebied grenst in het noordoosten aan een es die op de essenkaart van de provincie Drenthe wordt weergegeven.5 2.4 Synthese landschap Op basis van het landschap kan er een tweedeling in het plangebied worden aangebracht. Het noordoostelijke deel wordt gekenmerkt door relatief hooggelegen zandgronden met podzolbodems. Het zuidwestelijke deel is lager gelegen en vertoont kenmerken van een beekdallandschap. In hoerverre er in dit deel veen aanwezig is, is op basis van het geraadpleegde kaartmateriaal onduidelijk.
5
geraadpleegd via archis2
274965, revisie 0
3
Archeologie
3.1 Historische, huidige en toekomstige situatie Op de historische kaarten van 1811-18136 en 1851-18557 is te zien dat het plangebied destijds als weide of hooiveld is gebruikt. Men noemde dit gebied “de weide”. Het is onbekend wanneer dit plangebied ontgonnen is. Voor de ontginning was er in het plangebied sprake van zogenaamde woeste gronden. Op de kaarten is te zien dat er veel sloten door het gebied liepen. Of deze gebruikt werden als perceelscheidingen of als ontwateringsloten is onbekend. Het is niet onwaarschijnlijk dat de sloten in het lage zuidwestelijke deel van het plangebied ontwateringsloten waren, zodat er van deze velden weidegrond gemaakt werd. In de jaren hierna is er vrijwel niks veranderd in het gebruik van het plangebied.8 Tegenwoordig is het nog steeds weidegrond en akkerland. In de toekomst word hier het zandwinningsgebied de Poelkampen gerealiseerd. 3.2 Bewoningsgeschiedenis Al vanaf het laat-Paleolithicum heeft bewoning plaatsgevonden in de omgeving van het plangebied. Er zijn een aantal vondsten in en om het plangebied waargenomen waaruit blijkt dat de mens hier in het gebied actief is geweest (zie §3.4). Het plangebied lag aan de rand van een beekdal; men kon daar goed leven van de jacht. Verder zijn er vondsten gedaan uit de andere periodes van de Steentijd, Bronstijd, Romeinse Tijd, Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd. Ten oosten van het plangebied ligt het esdorp Westdorp. Dit dorpje is waarschijnlijk permanent bewoond geweest vanaf de Late Middeleeuwen. Hier is in de loop van de eeuwen een es gevormd. Het dorpje had zich gevestigd op de rand van het Westerdorperveld en een drassig beekdal.9 Op de historische kaart van 1851-18552 is te zien dat het plangebied in het gebied “de weide” ligt. Het gebied word in halverwege de 19e eeuw ook gebruikt als weidegebied. Het huidige toponiem bevat de term “kamp”, hetgeen aangeeft dat het gebied een geïsoleerd ontgonnen gebied te midden van woeste grond was. Het gebied was waarschijnlijk voorheen heide en/of veen. Het gebied lag destijds op een scheidingsgebied tussen veen- en heideontginning gebieden. Ten zuiden van het gebied lag een groot veengebied genaamd de Eeser- en Westdopervenen. Deze sloten in het zuiden aan op het Odoornerveen en ten noorden van het gebied lag het heidegebied Westdorper veld. De Westdorpervenen werden pas rond 1900 ontgonnen. Voor deze ontginning bouwde men een aantal huizen bij Ellertshaar Ook tegenwoordig is het niet meer dan een gehucht is.10 Ten oosten van het plangebied lag de havezate “Westrup”. Deze was vanaf begin 17e eeuw bewoond door de familie Mepsche. Eind 18e eeuw is deze havezate waarschijnlijk afgebroken.
6
Versfelt, H. en M.Schroor, 2001. De Franse kaarten van Drenthe; en de noordelijke kusten. Heveskes, Groningen.
7
Wolters-Noordhoff, 1990. Grote historische atlas van Nederland; 2 Noord-Nederland 1851-1855. Groningen.
8
Topografische kaarten geraadpleegd via www.watwaswaar.nl
9
Voor informatie over Westdorp www.encyclopediedrenthe.nl geraadpleegd.
10
Voor informatie over de ontginningen
http://www.cultureelerfgoed.nl/sites/default/files/documenten/MIPrapporten/gemeentebeschrijvingen/Borger.pdf
274965, revisie 0 Pagina 9 van 17
Archeologie
Tabel 3.1 Overzicht van archeologische perioden11 Periode
Tijd
Laat-Paleolithicum (Oude Steentijd)
tot
9.000 v.Chr.
Mesolithicum (Midden Steentijd)
9.000 v.Chr.
-
4.900 v.Chr.
Neolithicum (Nieuwe Steentijd)
5.325 v.Chr.
-
1.900 v.Chr.
Bronstijd
1.900 v.Chr.
-
800 v.Chr.
IJzertijd
800 v.Chr.
-
12 v.Chr.
Romeinse Tijd
12 v.Chr.
-
450 n.Chr.
Vroege Middeleeuwen
450
-
1.050 n.Chr.
Late Middeleeuwen
1.050
-
1.500 n.Chr.
Nieuwe Tijd
1.500
-
Heden
3.3 AMK De Archeologische Monumentenkaart (AMK) bevat een overzicht van belangrijke archeologische terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria (kwaliteit, zeldzaamheid, representativiteit, ensemblewaarde en belevingswaarde). Op grond daarvan zijn de terreinen ingedeeld in categorieën met archeologische waarde, hoge archeologische waarde en zeer hoge archeologische waarde (o.a. de beschermde monumenten). De AMK is in samenwerking met de betreffende provincie en gemeentelijk archeologen ontwikkeld. In het plangebied zijn geen AMK-terreinen geregistreerd. In de directe omgeving van het plangebied zijn 2 AMK-terreinen geregistreerd (zie Tabel 3.2 en Bijlage 2). Tabel 3.2 Monumenten in het plangebied en in de directe omgeving van het plangebied. mon.nr
Complex
Datering
waarde
9577
Havezate/ridderstadhof
Middeleeuwen laat t/m Nieuwe tijd B
hoge archeologische waarde
stad
Middeleeuwen vroeg t/m Middeleeuwen laat
hoge archeologische waarde
Havezate/ridderstadhof
Middeleeuwen laat t/m Nieuwe tijd B
hoge archeologische waarde
stad
Middeleeuwen vroeg t/m Middeleeuwen laat
hoge archeologische waarde
14473
Deze AMK terreinen liggen tegen en in het dorpje Westdorp ten oosten van het plangebied. Deze AMK terreinen geven de oude locatie van de havezate Westrup en de historische kern van het esdorp Westdorp aan. Deze twee terreinen zijn volgens de AMK van hoge archeologische waarde. 3.4 Archis2 In Archis2 van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) staan alle bekende archeologische waarnemingen geregistreerd. In het plangebied zijn 4 waarnemingen geregistreerd. In de directe omgeving, binnen een straal van 1 km, zijn 11 waarnemingen geregistreerd (zie Tabel 3.3 en Bijlage 2). De waarnemingen binnen het plangebied worden voornamelijk gedateerd vanaf de vroege steentijd tot de late bronstijd. 3 van de 4 waarnemingen zijn vuursteenvondsten uit de steentijd. De bronstijdvondst is een bronzen lanspunt. Net buiten het plangebied zijn een aantal stukken vuursteen gevonden. Deze dateren uit de middensteentijd.
11
Voor de dateringen is gebruik gemaakt van:
Lanting, J.N. & J. van der Plicht, 1996. De C14-chronologie van de Nederlandse Pre- en Protohistorie, I: LaatPaleolithicum. In: Palaeohistoria 37/38 (1995-1996), pp. 71-125. Lanting, J.N. & J. van der Plicht, 2000. De C14-chronologie van de Nederlandse Pre- en Protohistorie, II: Mesolithicum. In: Palaeohistoria 39/40 (1997-1998), pp. 99-164. Lanting, J.N. & J. van der Plicht, 2002. De C14-chronologie van de Nederlandse Pre- en Protohistorie, III: Neolithicum. In: Palaeohistoria 41/42 (1999-2000), pp. 99-164.
274965, revisie 0
Archeologie
Tabel 3.3 Waarnemingen in het plangebied (vet gedrukt) en in de directe omgeving van het plangebied. waarn.nr
complex
aard
datering
374
-
Vuursteen spits
Paleolithicum
33799
-
Gouden vingerring
Romeinse tijd
214762
Nederzetting, onbepaald
2 vuursteen klingen
Paleolithicum
214763
-
Vuurstenen bijl
Neolithicum
214767
Nederzetting, onbepaald
Meerdere stukken vuursteen: 1 spits, klin-
Paleolithicum t/m neoli-
gen, afslagen, kernen
thicum
214778
-
Stenenbijl zgn. Schuhleistenkeil
Neolithicum
214783
Havezate Westrup
IJzeren Hamer
Nieuwe tijd
214784
-
Vuursteen kern
Onbekend
214785
Nederzetting, onbepaald
Meerdere stukken vuursteen: 2 kernen, 5
Mesolithicum
afslagen, 2 klingen en 3 blokjes 214790
-
Doorboorde zandsteen
Mesolithicum/Neolithicum
214801
-
Bronzen Lans- speerpunt
Bronstijd
214804
-
Vuurstenen bijl
Neolithicum
238075
Veenwinning
Takkenbos
Nieuwe tijd
238440
Havezate Westrup
Meerdere stukken keramiek en houtskool
Late Middeleeuwen t/m
431453
Havezate Westrup
Gemetselde waterput
Nieuwe tijd
nieuwe tijd
3.5 IKAW De IKAW geeft voor heel Nederland de trefkans aan op de aanwezigheid van archeologische resten. Die trefkans is aangegeven in vier categorieën: een hoge, middelhoge, lage en zeer lage trefkans. De kaart is voornamelijk gebaseerd op de bodemkaart. Volgens de IKAW heeft het plangebied meerdere trefkansen op het aantreffen van archeologische resten. In het westen van het plangebied is de trefkans op archeologie volgens de IKAW laag, in het oosten is volgens de IKAW de trefkans op archeologie (middel)hoog. Dit komt omdat het westelijke gedeelte in een drassig beekdal heeft gelegen. Het oostelijke deel ligt hoger, daardoor geeft de IKAW aan dat de trefkans op archeologie hier hoger is. 3.6 Archeologische beleidsadvieskaart In aanvulling op de landelijke verwachtingskaarten hebben veel provincies en gemeenten eigen verwachtingskaarten vervaardigd, waarin veel lokale gebiedskennis is opgenomen. Deze kaarten hebben over het algemeen een hoger detailniveau dan de landelijke kaarten. De archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Borger-Odoorn geeft inzicht in de archeologische waarden van de regio12. Volgens de archeologische beleidsadvieskaart heeft het plangebied een hoge of middelhoge trefkans op de aanwezigheid van archeologische waarden in het oosten van het plangebied. In het westen van het plangebied geeft deze kaart aan dat de trefkans op de aanwezigheid van archeologische waarden middelhoog is (zie Afbeelding 3.1). Dit komt niet geheel overeen met de trefkans die op de IKAW aan het plangebied gegeven wordt. Aan de archeologische waarde is een advies gekoppeld. Het noordoostelijke deel van het plangebied en de strook in het uiterste westen met een totale oppervlakte van 49 ha hebben een hoge en middelhoge archeologische verwachting. De beleidskaart geeft hierover het volgende advies: “In de delen van de gemeente met een middelhoge of hoge archeologische verwachting dient bij bodemingrepen die dieper reiken dan 0,3 m -Mv en die een oppervlak van 500m² of meer beslaan eerst een verkennend booronderzoek uitgevoerd te worden. Afhankelijk van de resultaten van het verkennende booronderzoek kan het gebied vrijgegeven worden of er moet
12
Aalbersberg, G & J.L. van Beek, 2011. Gemeente Borger-Odoorn; een archeologische verwachtingen- en beleidsad-
vieskaart; RAAP-RAPPORT 2186. RAAP Archeologisch Adviesbureau B.V., Weesp.
274965, revisie 0
Archeologie
vervolgonderzoek (karterend booronderzoek of, wanneer een vindplaats is aangetroffen, een waarderend onderzoek) plaatsvinden.” In het zuidoostelijke deel van het plangebied met een oppervlakte van 41 ha geldt volgens de beleidskaart een hoge archeologische verwachting. De beleidskaart geeft voor dit beekdal het volgende advies: “Alle beekdalen zijn aangemerkt als provinciaal belang archeologie. Omdat de in beekdalen verwachte structuren niet met booronderzoek op te sporen zijn, is booronderzoek gericht op het opsporen van archeologische vindplaatsen hier niet zinvol en moeten alle ingrepen in beekdalen in principe onder archeologische begeleiding plaatsvinden. Hierover moet via de gemeente overleg worden gevoerd met de provincie/provinciaal archeoloog. In overleg met de provincie kan dan besloten worden over de wijze waarop de archeologische begeleiding plaats moet vinden. In beekdalen met een middelhoge verwachting worden geen organische afzettingen (meer) verwacht en is de kans op goed geconserveerde vondsten en structuren minder groot dan in de beekdalen met een hoge verwachting. Daarom kan in deze delen met een veldinspectie na afloop van de ingrepen volstaan worden. Deze begeleiding is dan vooral gericht op mogelijk nog wel aanwezige diepere delen (bijvoorbeeld begraven geultjes) waarin nog wel archeologische resten bewaard gebleven kunnen zijn. Voor het uiterste noordwesten van het plangebied geeft de beleidskaart aan dat hier een terrein ligt met een reeds verleende ontgrondingsvergunning ligt. In deze zone van 5 ha is geen onderzoek noodzakelijk.
Afbeelding 3.1 Uitsnede archeologische beleid advieskaart, gemeente Borger-Odoorn. Roze: hoge of mid2 delhoge verwachting: bij ingrepen >= 500 m verkennend booronderzoek (6 boringen per ha), zo nodig karterend onderzoek Lichtgroen: middelhoge verwachting (beekdal): veldinspectie na uitvoering bodemingrepen. Wit: vrijgegeven (Bron: Raap rapport 2186)
3.7 Bouwhistorie Ondergrondse bouwhistorische waarden kunnen aangetast worden bij de sloop van bouwwerken, de bouw van kelders of souterrains, de vervanging van vloeren, het aanbrengen van nutsvoorzieningen en bij funderingsonderzoek in het kader van restauraties van gebouwde monumenten. Op een dergelijke locatie, dienen deze bouwhistorische waarden gedocumenteerd en
274965, revisie 0
Archeologie
zo mogelijk veiliggesteld te worden. Archeologische resten/sporen, ouder dan vijftig jaar die de restanten zijn van gebouwen, waarvan een huidige variant of (directe) opvolger er vandaag de dag nog staat, zijn te beschouwen als ondergrondse bouwhistorische resten. Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie heeft alle bekende archeologische en bouwkundige monumenten en historisch-geografische informatie samengebracht in een digitale kaart. Via deze kaart zijn cultuurhistorische waarden eenvoudig per gebied te bekijken. Het raadplegen van KICH heeft voor het plangebied geen aanvullende informatie opgeleverd.
274965, revisie 0
4
Archeologische verwachting
4.1 Algemeen In het verleden was de mens sterker afhankelijk van de mogelijkheden die het landschap bood voor het ontplooien van haar (economische) activiteiten dan tegenwoordig. Men was veel minder in staat het landschap aan te passen aan haar wensen, zoals nu veel meer het geval is. De keuze van mensen om zich op een bepaalde locatie te vestigen, was voor een belangrijk deel afhankelijk van de lokale landschappelijke omstandigheden. De factoren die bij deze keuze een rol hebben gespeeld noemen we locatiefactoren. Hierbij moet worden gedacht aan hoge, droge delen van het landschap voor bewoning, vruchtbare gronden voor de akkerbouw, de beschikbaarheid van water en bouwmaterialen, natuurlijke voedselbronnen enzovoorts. Niet al deze factoren kunnen bij onderhavig onderzoek in beeld worden gebracht. Getracht wordt, door voornamelijk te focussen op de bodemkundige en geomorfologische situatie, de hogere droge delen van het landschap in beeld te krijgen, dat wil zeggen de potentiële nederzettingslocaties. Daarnaast zijn de bekende archeologische gegevens uit de omgeving van het plangebied geïnventariseerd. Op basis hiervan is aan het plangebied en archeologische verwachting toegekend. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek is de kans op het aantreffen van archeologische indicatoren hoog. De geomorfologische en bodemkundige omstandigheden waren in alle archeologische perioden gunstig voor bewoning. Binnen het plangebied kunnen archeologische resten worden aangetroffen vanaf het Paleolithicum t/m de Nieuwe Tijd. De resten worden in de top van het pleistocene zand en in eventuele resten van het veen verwacht. 4.2
Specificatie archeologische perioden
4.2.1 Vroege en Midden Steentijd In het laat-Paleolithicum en Mesolithicum werd het gebied mogelijk bezocht door nomadische jagers/verzamelaars. Deze trokken door het gebied en sloegen tijdelijke kampen op de relatief hogere delen van het landschap zoals dekzandopduikingen (koppen, ruggen). Archeologische indicatoren uit deze periode bestaan uit bewerkte en/of verbrande (vuur)stenen afslagen, houtskool en sporen van haarden of andere ingegraven grondsporen. De kans op het aantreffen van resten uit deze periodes is groot, omdat er eerder in het plangebied en de omgeving ervan resten van vuursteen aangetroffen zijn. Dit gebied was zeer gunstig voor de jacht en visserij, het lag op de overgang van een hooggebied naar een beekdal. 4.2.2 Neolithicum tot en met IJzertijd Vanaf de periode van het Neolithicum gingen mensen op vaste plaatsen wonen waar ze nederzettingen bouwden. Verder deed men vanaf deze periode aan akkerbouw en veeteelt. Archeologische indicatoren uit het Neolithicum kunnen onder andere bestaan uit sporen (paalkuilen, waterputten, greppels), huttenleem, voor de betreffende periode kenmerkend aardewerk en houtskool. De kans op het aantreffen van sporen uit deze periode in het westelijke deel van het plangebied is laag, omdat een drassig beekdal niet gunstig is voor de akkerbouw. De hoger gelegen gebieden waren zeer gunstig voor akkerbouw en veeteelt. Het is niet onwaarschijnlijk dat de neolithische mens in het oosten van het plangebied actief is geweest, omdat dit een hoger gelegen gebied is. Dit geldt hetzelfde voor de Bronstijd en IJzertijd. In de Bronstijd werden beekdalen en moerasgebieden ook gebruikt als rituele deposities. Hierin werden veel bronzen voorwerpen waarschijnlijk geofferd achtergelaten in het moeras of veen. Als het veen in dit gebied al ontgonnen is, zou het onwaarschijnlijk zijn dat men deze offergiften hier nog aantreft.
274965, revisie 0 Pagina 14 van 17
Archeologische verwachting
4.2.3 Romeinse Tijd, Middeleeuwen en Nieuwe Tijd Archeologische indicatoren uit de periode Middeleeuwen - Nieuwe Tijd kunnen bestaan uit onder andere sporen (paalkuilen, waterputten, greppels, afvalkuilen), funderingsresten, aardewerk, houtskool, metaal, glas en bot. Daarnaast moet rekening worden gehouden met ontginningsresten en depotvondsten. De kans op het aantreffen van nederzettingresten uit deze periode is laag, omdat volgens historische kaarten en bronnen hier geen bebouwing aanwezig is geweest. Tijdens deze de Middeleeuwen en/of de Nieuwe Tijd is het gebied ontgonnen. Er lag ten oosten van het plangebied een havezate “Westrup”. Of deze havezate ook sporen heeft achtergelaten in het plangebied is onbekend.
274965, revisie 0
5
Evaluatie
5.1 Conclusies en samenvatting In opdracht van Vos zand en grind B.V. heeft Grontmij een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor de locatie zandwinning Poelkampen. Het onderzoek heeft bestaan uit een bureauonderzoek en de rapportage hierover. Op basis van het landschap kan er een tweedeling in het plangebied worden aangebracht. Het noordoostelijke deel wordt gekenmerkt door relatief hooggelegen zandgronden met podzolbodems. Het zuidwestelijke deel is lager gelegen en vertoont kenmerken van een beekdallandschap. In hoerverre er in dit deel veen aanwezig is, is op basis van het geraadpleegde kaartmateriaal onduidelijk. Uit het bureauonderzoek is gebleken dat in dit plangebied een kans op aanwezigheid van archeologische resten hoog is. Er kunnen archeologische resten verwacht worden die dateren uit/vanaf het Laat Paleolithicum tot en met de Nieuwe Tijd. De verwachting op archeologische resten uit de steentijd zijn het hoogst, omdat er in het plangebied en de omgeving van het plangebied, meerdere steentijd vondsten zijn waargenomen. 5.2 Advies Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek wordt voor het plangebied een vervolgonderzoek aanbevolen dat overeenkomt met de adviezen op de gemeentelijke beleidskaart. In het noordoostelijke deel van het plangebied en de strook in het uiterste westen dient dit in de vorm van een verkennend booronderzoek plaats te vinden (49 ha). In het zuidwestelijke deel van het plangebied dient een veldinspectie uitgevoerd te worden (41 ha). Het uiterste noordwestelijke deel van het plangebied is vrijgesteld van vervolgonderzoek (5 ha). Het booronderzoek op de zandgronden dient inzicht te geven in de bodemopbouw en de intactheid. Het verkennend booronderzoek zal bestaan uit het uitvoeren van grondboringen in een verspringend boorgrid bestaande uit 6 boringen per hectare. De boringen dienen te worden uitgevoerd met een edelmanboor met een diameter van 10 cm. Relevante grondlagen dienen te worden gezeefd. Wanneer tijdens het verkennende onderzoek archeologische indicatoren, intacte podzolbodems en/of intacte veenlagen worden aangetroffen, wordt het onderzoek uitgebreid naar een karterend onderzoek. Indien de bodem verstoord blijkt en geen archeologische indicatoren worden aangetroffen, kan het gebied worden vrijgegeven. Indien uit het karterend booronderzoek blijkt dat zich binnen het gebied archeologisch zones met een hoge trefkans bevinden, wordt nader advies gegeven over eventueel noodzakelijk vervolgonderzoek. De veldinspectie in het beekdal dient uitgevoerd te worden na het ontgraven van de toplaag. Het verdient aanbeveling voorafgaand aan de graafwerkzaamheden in dit deel een aantal controleboringen uit te voeren met een dichtheid van 3 boringen per hectare om de bodemopbouw globaal in beeld te krijgen. Hierbij wordt inzicht verkregen in de dikte van de bouwvoor, de diepte van de zandondergrond en de aan- of afwezigheid van veen. Op deze wijze kan vervolgens in overleg met de uitvoerder de strategie van de graafwerkzaamheden bepaald worden, zodat een optimale situatie voor archeologische waarnemingen bereikt kan worden. De diepte van het ontgravingsvlak kan bepaald worden, zodat het vlak diep genoeg kan worden aangelegd, maar niet té diep. De veldinspectie geeft op deze manier de grootste kans op het aantreffen van eventuele archeologische resten op een kostenefficiënte en relatief arbeidsextensieve wijze. Indien er bij de controleboringen archeologische resten worden aangetroffen, dient de strategie mogelijk lokaal aangepast te worden. Eén en anders is afhankelijk van de aard van deze poten-
274965, revisie 0 Pagina 16 van 17
Evaluatie
tiële vindplaatsen. Gezien de fasering van de plannen die zich over een grote periode uitstrekken, wordt geadviseerd deze strategie vast te leggen in de ontgrondingsvergunning en/of het bestemmingsplan. Indien tijdens de uitvoering van graafwerkzaamheden in de delen van het plangebied die niet voor vervolgonderzoek in aanmerking komen alsnog archeologische resten worden aangetroffen, dient direct contact opgenomen te worden met de bevoegde overheid. Er dient hiervan direct melding gemaakt te worden bij de provinciaal archeoloog, dr. W.A.B. van der Sanden (tel. 0592-305932, mobiel 06-22662601, e-mail
[email protected]). Er wordt geadviseerd met betrekking tot de resultaten van het onderzoek en deze aanbevelingen contact op te nemen met de bevoegde overheid.
274965, revisie 0
Bijlage 1
Locatie plangebied
274965, revisie 0
246000
247000
248000
546000
547000
548000
549000
245000
545000
Legenda 0
160
320
Proj ec tnummer
274965
640
Datum
25-04-12
960
B ijlage
begrenzing plangebied
1.280
Meter
Formaat
GAR-numm er
1188
CI S-code
51110
Getek end
MO
Controle
MO
A kk oord
YB
Sc haal
1:20.000
Archeologisch onderzoek Zandwinning De Poelkampen Proj ec t
Vos Zand en Grind BV Opdrachtgever
Onderdeel
544000
Locatie plangebied Noord Postbus 29, 9400 AA Assen, T +31 592 33 88 99, F +31 592 33 06 67
Bron: TDN/ Kadas ter 2009
© Grontm ij Nederland B.V .
Bijlage 2
Archeologische basiskaart
274965, revisie 0
Archeologisch onderzoek Poelkampen
20-03-2012 Grontmij
Archeologische basiskaart
1191 214757 372
214792 214803
214795
248936 / 549511
14424 423535
214766 214764 402882 402873 214797 402879
38269 9068 71 238441 1629 423542 19443 15174 15249 43358
Legenda ONDERZOEKSMELDINGEN
401981
WAARNEMINGEN
402880
VONDSTMELDINGEN TOP10 ((c)TDN)
214769 214772
MONUMENTEN
28725
archeologische waarde
214742
29289
hoge archeologische waarde zeer hoge archeologische waarde
33914
214784
21537 20019 20020 43583 18825
zeer hoge arch waarde, beschermd
IKAW zeer lage trefkans
214132
423655
lage trefkans middelhoge trefkans
11040Westdorp 238572
374 214801
51110
hoge trefkans
214806
lage trefkans (water) middelhoge trefkans (water)
238440 431453 44508 214783
hoge trefkans (water)
214133
water niet gekarteerd
214767
PLAATSNAMEN PROVINCIES
214778 214790
214763
214785
17800 214804 33799 214762
Schaal 1:25000
47395 214759
0
1 km
Eesergroen 238075
N
243611 / 545161
Archis2