ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK KERKPLEIN (PLAN FOCUS) TE ARNHEM GEMEENTE ARNHEM
Archeologisch onderzoek Kerkplein (Plan Focus) te Arnhem in de gemeente Arnhem
Opdrachtgever
Gemeente Arnhem Postbus 9200 6800 HA Arnhem
Project Rapportnummer Status Versienummer Datum
ARN.GEM.ARC 15086018 Definitieve rapportage D1 12 oktober 2015
Vestiging
Doetinchem
Auteur(s)
Drs. S. Diependaal
Paraaf
Autorisatie
Drs. A.H. Schutte (Senior KNA-Archeoloog)
Paraaf
© Econsultancy bv, Doetinchem Foto’s en tekeningen: Econsultancy bv, tenzij anders vermeld Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. Econsultancy aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek. ISSN: 2210-8777 (Analoog rapport) ISSN: 2210-8785 (Digitaal rapport E-depot)
Econsultancy Archeologisch Rapport
Administratieve gegevens plangebied Projectcode en nummer
15086018 ARN.GEM.ARC
Toponiem
Kerkplein (Plan Focus)
Opdrachtgever
Gemeente Arnhem
Gemeente
Arnhem
Plaats
Arnhem
Provincie
Gelderland
Omvang plangebied
circa 6.300 m
Kaartblad
40B (1:25.000)
Coördinaten centrum plangebied
X: 190.850 / Y: 443.530
Bevoegd gezag
Gemeente Arnhem Postbus 9200 6800 HA Arnhem
Deskundige namens de bevoegd gezag
Drs. M.P. Defilet Gemeentelijk archeoloog Arnhem/senior KNA archeoloog Eusebiusbuitensingel 53 6800 HA Arnhem Tel. 026-3773753/06-37178966
ARCHIS
3.301.302.100
Onderzoeksmeldingsnummer (OM-nr.)
2
Archeoregio NOaA
Utrechts-Gelders zandgebied
Beheer en plaats documentatie
Econsultancy, Doetinchem/ Provinciaal Archeologisch Depot Gelderland
Uitvoerders
Econsultancy, Drs. S. Diependaal
Kwaliteitszorg Econsultancy beschikt over een eigen opgravingsvergunning, afgegeven door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). De opgravingsvergunning geeft opdrachtgevers de zekerheid dat het uitvoerend bureau werkt conform de eisen die de RCE stelt op het gebied van competenties en integriteit van medewerkers en het toepassen van vigerende normen en onderzoeksprotocollen. Verder is Econsultancy lid van de Nederlandse Vereniging van Archeologische Opgravingsbedrijven (NVAO). De leden van de NVAO bieden kwalitatief hoogstaand archeologisch onderzoek. Het lidmaatschap is een waarborg voor kwaliteit en betrouwbaarheid. Tevens is Econsultancy aangesloten bij de Vereniging van Ondernemers in Archeologie (VOiA). De VOiA behartigt de belangen van meer dan 100 bedrijven in alle takken van de archeologie. Betrouwbaarheid Dit onderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd, conform de toepasselijke en van kracht zijnde regelgeving. Een booronderzoek wordt in het algemeen uitgevoerd door het steekproefsgewijs onderzoeken van de bodem, waardoor het, op basis van de resultaten van een booronderzoek, onmogelijk is garanties af te geven ten aanzien van de aan- of afwezigheid van archeologische waarden. In dit kader dient ook opgemerkt te worden dat geraadpleegde bronnen niet altijd zonder fouten en volledig zijn. Daar Econsultancy voor het verkrijgen van historische informatie afhankelijk is van deze bronnen, kan Econsultancy niet instaan voor de juistheid en volledigheid van deze informatie.
Econsultancy Archeologisch Rapport
SAMENVATTING Econsultancy heeft in opdracht van de gemeente Arnhem in september 2015 een archeologisch bureauonderzoek en een inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase) door middel van boringen uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd in in het kader van de voorgenomen nieuwbouw op de locatie. Het plangebied is gelegen aan het Kerkplein (Plan Focus) in Arnhem. Volgens de archeologische verwachtingskaart van de binnenstad van Arnhem ligt het plangebied binnen een gebied met een zeer hoge archeologische verwachting waarbij eventueel aanwezige archeologische resten zijn afgedekt met een pakket van stadsophogingen en dus goed geconserveerd zijn. Binnen deze gebieden dient, bij planvorming en voorafgaand aan vergunningverlening, vroegtijdig een inventariserend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen wat de archeologische verwachtingswaarde is binnen het plangebied en of deze door de voorgenomen bodemingrepen kunnen worden aangetast. Binnen het kader van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg (2007), voortvloeiend uit het Verdrag van Malta (1992), is men verplicht voorafgaand archeologisch onderzoek uit te voeren (zie bijlage 5). Doel van het bureauonderzoek is een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied op te stellen. Dit wordt uitgevoerd door middel van het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende en verwachte archeologische waarden. Het inventariserend veldonderzoek (IVO-overig, verkennende fase) heeft tot doel de in het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting aan te vullen en te toetsen door middel van boringen. Het veldonderzoek is erop gericht om inzicht te krijgen in de geologische en bodemkundige opbouw binnen het plangebied. Gespecificeerde archeologische verwachting Uit de landschappelijke ligging, (hellingafzettingswaaier van smeltwaterafzettingen) blijkt dat het plangebied vanaf het Paleolithicum een gunstige locatie heeft gevormd voor jagers-verzamelaars en vanaf het Neolithicum voor landbouwers. Voor jagers-verzamelaars (Laat-Paleolithicum t/m VroegNeolithicum) had het plangebied een gunstige ligging als tijdelijke nederzettingslocatie (jachtkampementen), zeker wanneer het dal van de Jansbeek actief watervoerend was (beekdal). Het vormde een bron van (drink)water en een geschikte jachtlocatie (drinkplaats voor wild). Over het algemeen wordt de kans op het aantreffen van jagers-verzamelaarskampen groter naarmate de gradiëntsituatie meer uitgesproken is en dan vooral in de buurt van (stromend water). In de periode daarna vormde de vanuit de droge dalen afgezette hellingsafspoelingen (daluitspoelingswaaiers) geschikte locaties voor permanente bewoning. De van nature voldoende gedraineerde en vruchtbare gronden van sneeuwsmeltwaterafzettingen waren geschikt voor gebruik als akkerland. Uit de archeologische gegevens die verzameld zijn uit het onderzoeksgebied blijkt dat in de omgeving van het plangebied sporen van menselijke activiteit zijn waar genomen vanaf de IJzertijd maar nederzettingsresten van oudere periodes zoals het Neolithicum – Bronstijd hebben vanwege de landschappelijke ligging ook een hoge verwachting. e
De oorsprong van plaatsen eindigend op ‘-hem’of ‘-heem’ zoals Arnhem worden geplaatst vanaf de 5 e of 6 eeuw. Mogelijk gaat de oudste kern van Arnhem terug tot Werenfried van Elst, de Angelsaksische metgezel van Wilibrord die in 700 stierf. In een goederenlijst van de abdij van Prüm uit 893 (afschrift uit 1222) wordt voor het eerst melding gemaakt van de plaats Arnhem. Het gaat dan om een kleine agrarische nederzetting aan beide oevers van de Sint-Jansbeek. In de literatuur wordt aangenomen dat het huidige plangebied binnen deze oudste kern van Arnhem ligt en continu in gebruik is geweest tot het bombardement in 1944.
15086018 ARN.GEM.ARC
Resultaten inventariserend veldonderzoek Uit de resultaten van het inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende fase) blijkt dat binnen het plangebied tenminste drie archeologische niveaus (deels) intact aanwezig zijn: Het eerste niveau betreft de top van de funderingen van de muurresten van de historische bebouwing. Dit niveau zal deels nog liggen in de verrommelde laag die in verband wordt gebracht met het bombardement en de wederopbouw. Het tweede niveau ligt direct onder de verrommelde laag in de top van de stadsophogingen. Het derde niveau ligt onder de stadsophogingen in de top van de natuurlijke ondergrond. Hierbij wordt opgemerkt dat in het pakket van stadsophogingen waarschijnlijk nog twee of drie tussenvlakken aanwezig kunnen zijn. Hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan niveaus die samenhangen met Arnhem in de Nieuwe tijd en de Late-Middeleeuwen. Conclusie Geconcludeerd wordt dat, op basis van de waargenomen grotendeels intacte bodemopbouw, de hoge en zeer hoge archeologische verwachting (op basis van het bureauonderzoek) moeten worden gehandhaafd. Eventueel aanwezige resten van puntlocaties van zeer kleine omvang in de vorm van jachtattributen, restanten van een basis-/extractiekamp (jagers-verzamelaars) en/of een nederzettingscomplex of huisplaats (landbouwers), resten van water- en drenkkuilen, afvaldumps en resten die samenhangen met de middeleeuwse stad, kunnen nog grotendeels intact zijn. De ontwikkeling op de locatie kan leiden tot een verstoring van archeologische waarden. Het is een belangrijke locatie voor kennis over de Prehistorische en Romeinse bewoning in en de vroegstedelijke ontwikkeling van Arnhem. Een opgraving op deze locatie is een kans om veel onduidelijkheden en vragen te kunnen beantwoorden. Selectieadvies Indien behoud van de archeologische vindplaats bij de uitvoering van de huidige plannen niet mogelijk zal deze moeten worden veiliggesteld doormiddel van een opgraving. Op grond van de resultaten van dit bureau- en veldonderzoek adviseert Econsultancy om het plangebied in eerste instantie nader te onderzoeken door middel van een IVO karterende en waarderende fase, proefsleuven (IVO-P). Het proefsleuvenonderzoek zal erop gericht moeten zijn om het booronderzoek te toetsen en een duidelijke strategie te bepalen voor de daaropvolgende opgraving (bijvoorbeeld aantal vlakniveaus). De voorkeur voor de strategie van de opgraving gaat uit naar grotere aaneengesloten werkputten waarin de aangetroffen resten in samenhang met elkaar kunnen worden beoordeeld en relaties kunnen worden vastgesteld voordat de resten worden veiliggesteld (ex-situ). Indien besloten wordt dat de vindplaats niet behouden kan worden, is het wenselijk het proefsleuvenonderzoek zo snel mogelijk te laten uitvoeren. Dit om in een vroeg stadium over voldoende gegevens te kunnen beschikken op grond waarvan het bevoegd gezag, de gemeente Arnhem een besluit kan nemen met betrekking tot het al dan niet (geheel) opgraven van de vindplaats. Bovenstaand betreft een selectieadvies, opgesteld door Econsultancy. Het selectieadvies dient ter goedkeuring voorgelegd te worden aan het bevoegd gezag (gemeente Arnhem). Na beoordeling wordt door het bevoegd gezag een selectiebesluit genomen.
15086018 ARN.GEM.ARC
INHOUDSOPGAVE 1
INLEIDING .................................................................................................................................. 1
2
DOELSTELLING EN ONDERZOEKSVRAGEN ......................................................................... 1
3
BUREAUONDERZOEK .............................................................................................................. 2 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9 3.10
4
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK .............................................................................. 17 4.1 4.2 4.3
5
Methoden .......................................................................................................................... 2 Afbakening van het plangebied ........................................................................................ 3 Huidige situatie ................................................................................................................. 3 Toekomstige situatie ......................................................................................................... 3 Beschrijving van het historische gebruik .......................................................................... 4 Korte bewoningsgeschiedenis van het Kerkplein ............................................................. 5 Aardwetenschappelijke gegevens .................................................................................... 7 Archeologische waarden ................................................................................................ 10 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel ........................................................ 12 Beantwoording onderzoeksvragen bureauonderzoek .................................................... 13
Methoden ........................................................................................................................ 17 Resultaten ....................................................................................................................... 17 Beantwoording onderzoeksvragen veldonderzoek ........................................................ 19
CONCLUSIE EN SELECTIEADVIES ....................................................................................... 21 5.1 5.2
Conclusie ........................................................................................................................ 21 Selectieadvies................................................................................................................. 22
15086018 ARN.GEM.ARC
LIJST VAN TABELLEN Tabel I. Tabel II. Tabel III. Tabel IV. Tabel V. Tabel VI. Tabel VII.
Verleende bouwvergunningen Aardwetenschappelijke gegevens plangebied Gespecificeerde archeologische verwachting Hoofdlijn bodemopbouw Overzicht AMK-terreinen Overzicht onderzoeksmeldingen Overzicht ARCHIS-waarnemingen
LIJST VAN AFBEELDINGEN Figuur 1. Figuur 2. Figuur 3. Figuur 4. Figuur 5. Figuur 6. Figuur 7. Figuur 8. Figuur 9. Figuur 10. Figuur 11. Figuur 12. Figuur 13. Figuur 14. Figuur 15. Figuur 16. Figuur 17.
Het plangebied na de bombardementen in 1944 Het plangebied in de periode 1926-1936 Situering van het plangebied binnen Nederland Detailkaart van het plangebied Luchtfoto van het plangebied Situering van het plangebied binnen de prestedelijke periode Situering van het plangebied binnen de kaart van Jacob van Deventer Situering van het plangebied binnen Stadsplattegrond van L. Guicciardini, circa 1565. Situering van het plangebied binnen de kaart van Bleau uit 1649 e Situering van het plangebied binnen de Minuutplan uit begin van de 19 eeuw Situering van het plangebied binnen de Geomorfologische kaart Situering van het plangebied binnen het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Situering van het plangebied binnen de Bodemkaart Situering van het plangebied binnen de stroomgordelkaart Archeologische Gegevenskaart van het onderzoeksgebied Situering van het plangebied binnen de archeologische verwachtingskaart Boorpuntenkaart
BIJLAGEN Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6
Literatuur Bronnen Gegevens uit Archis Overzicht geologische en archeologische tijdvakken AMZ-cyclus Boorprofielen
15086018 ARN.GEM.ARC
1
INLEIDING
Econsultancy heeft in opdracht van de gemeente Arnhem een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor het plangebied gelegen op het Kerkplein (Plan Focus) te Arnhem (zie figuur 3 en figuur 4). Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen wat de archeologische verwachtingswaarde is binnen het plangebied en of deze door de voorgenomen bodemingrepen kunnen worden aangetast. Conform het beleid van de gemeente is men verplicht voorafgaand archeologisch onderzoek uit te voeren. Het archeologisch onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek (hoofdstuk 3) en een inventariserend veldonderzoek (IVO-overig, verkennende fase) door middel van boringen (hoofdstuk 4). Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt een advies gegeven of vervolgstappen noodzakelijk zijn (hoofdstuk 5). Dit advies dient te worden getoetst door het bevoegd gezag, de gemeente Arnhem, waarna een besluit zal worden genomen of het plangebied kan worden vrijgegeven, planinpassing mogelijk is of dat vervolgstappen uitgevoerd dienen te worden.
2
DOELSTELLING EN ONDERZOEKSVRAGEN
Het onderzoek heeft tot doel inzicht te krijgen in de archeologische waarden van het plangebied. Het bureauonderzoek heeft tot doel om een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel van het plangebied op te stellen. Het verwachtingsmodel is gebaseerd op bronnen over bekende of verwachte archeologische waarden in en om het plangebied. 1
Conform het Handboek archeologisch onderzoek binnen de regio Arnhem (tweede druk, mei 2014) dienen het bureauonderzoek en veldonderzoek antwoord te geven op de volgende onderzoeksvragen: Fase bureauonderzoek 1. Wat is de aard (ontstaanswijze en classificatie), diepteligging, genese en gaafheid van natuurlijke bodemhorizonten en natuurlijke afzettingen in het omringende (binnen een afstand tot circa 200 m van de onderzoekslocatie) gebied? 2. Wat is a) de aard (ontstaanswijze en classificatie), diepteligging, genese en gaafheid van eventueel in het omringende gebied voorkomende afdekkende lagen en de (geschatte) ouderdom daarvan (plaggendek, stuifzandlaag, colluvium, kleidek, afvallaag, ophogingslaag)? 3. Wat is het historisch landgebruik van de onderzoekslocatie en het omringende gebied geweest? 4. Welke gegevens met betrekking tot archeologische complexen (‘waarnemingen’ inclusief uitkomsten historisch kaartonderzoek) zijn reeds binnen het onderzoeksgebied en/of binnen de landschappelijke eenheden rondom de onderzoekslocatie bekend? Vermeld per vondst- en/of spoorcomplex minimaal: a) bronvermelding (onderzoeksrapportages, ARCHIS-gegevens), b) de materiaalcategorie, c) ouderdom, d) ruimtelijke (geografische) verspreiding, e) stratigrafische verspreiding (diepteligging en/of dikte vondstlaag) en f) fragmentatie 5. Welke natuurlijke formatieprocessen (sedimentatie, erosie, laterale verplaatsing, bodemvorming, degradatie e.d.) hebben een rol gespeeld in het onderzoeksgebied? 6. Welke culturele formatieprocessen (grondbewerking, bemesting, ophoging, betreding, percelering, [de-]constructie, materiaaltypen, materiaalgebruik en materiaaldepositie e.d.) hebben een rol gespeeld in het onderzoeksgebied?
1
Habraken, 2014.
15086018 ARN.GEM.ARC
Pagina 1 van 22
7. Welke formatieprocessen kunnen een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van eventuele aanwezige vondstspreidingen, de vondstdichtheid, vondst- en spoorniveaus en de fysieke kwaliteit van eventueel aanwezige archeologische resten? 8. Wat is de aard (materiaalsoorten, fragmentatie, dichtheden, ruimtelijke en stratigrafische spreiding, etc.) van (mogelijk) aanwezige vondst- en/of spoorcomplexen? 9. Hoe manifesteren deze zich tijdens het prospectieonderzoek? 10. Met de inzet van welke zoekmethoden (detectie- en waarnemingsvorm, monsterbehandeling en zoekstrategie) kunnen vondst- en/of spoorcomplexen systematisch opgespoord worden (zoeksleuven, booronderzoek, veldkartering, geofysisch etc.)? Licht beargumenteerd toe met verwijzing naar de verschillende KNA-leidraden. Fase inventariserend veldonderzoek, verkenning 11. Wat is de aard (ontstaanswijze, textuur, kleur), diepteligging en ouderdom van de relevante natuurlijke afzettingen ter plaatse van het onderzoeksgebied? 12. Wat is de aard (kleur, textuur, samenstelling), diepteligging, genese en gaafheid van natuurlijke en eventueel antropogene bodemhorizonten (akkerlagen en overige ‘verstoringslagen’, bemestingslagen e.d.), ter plaatse van het onderzoeksgebied? 13. Wat is de aard, dikte en omvang van eventueel ter plaatse van het onderzoeksgebied voorkomende afdekkende lagen en de (geschatte) ouderdom daarvan (plaggendek, stuifzandlaag, kleidek, afvallaag, ophogingslaag)? 14. Indien er afdekkende lagen voorkomen; wat is de aard (ontstaanswijze, kleur, textuur, samenstelling), gaafheid en dikte van het onderliggende afgedekt bodemprofiel (natuurlijke en antropogene bodemhorizonten zoals oude akkerlagen) en/of afzettingen? 15. Wat is de diepte tot waarop artefacten van recente ouderdom (‘modern’ afvalmateriaal) in het bodemprofiel voorkomen? 16. Tot welke diepte in het bodemprofiel is sprake van een ‘recente’ bodemverstoring en wat is de ouderdom van deze verstoring?
3 3.1
BUREAUONDERZOEK Methoden
Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd conform de eisen en normen zoals aangegeven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 3.3, december 2013), die is vastgesteld door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) Archeologie en is ondergebracht bij het SIKB te Gouda. Voor de uitvoering van het bureauonderzoek gelden de specificaties LS01, LS02, LS03, LS04 en 2 LS05. De resultaten van dit onderzoek worden in dit rapport weergegeven conform specificatie LS06. Binnen dit onderzoek zijn de volgende werkzaamheden verricht: 2
afbakening van het plangebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige gebruik (LS01); beschrijving van de huidige en toekomstige situatie (LS02); beschrijving van de historische situatie en mogelijke verstoringen (LS03); beschrijving van bekende archeologische en historische waarden en aardwetenschappelijke gegevens (LS04); opstellen van een gespecificeerde verwachting (LS05).
Beschikbaar via www.sikb.nl.
15086018 ARN.GEM.ARC
Pagina 2 van 22
Bij het uitvoeren van deze werkzaamheden zijn de volgende bronnen geraadpleegd: 3.2
het Archeologische Informatie Systeem (ARCHIS); de Archeologische Monumenten Kaart (AMK); de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW); geologische kaarten, geomorfologische kaarten en bodemkaarten; de centrale toegangspoort tot Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond (DINOLoket); literatuur en historisch kaartmateriaal; bouwhistorische gegevens; de recente topografische kaart (schaal 1:25.000); recente luchtfoto’s; het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN); de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Gelderland; de limeskaart van de provincie Gelderland de archeologische verwachtingskaarten van de gemeente Arnhem; Afbakening van het plangebied
Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen het onderzoeksgebied en het plangebied. Het plangebied is het gebied waarbinnen feitelijk de bodemverstorende ingreep gaat plaatsvinden. Het onderzoeksgebied is het gebied waarover informatie is verzameld om een goed beeld te krijgen van de archeologische waarden binnen het plangebied. Dit gebied is groter dan het plangebied. In het huidige onderzoek betreft het onderzoeksgebied het gebied binnen een straal van circa 600 meter rondom het plangebied. Het plangebied (circa 6.300 m²) ligt op het Kerkplein (Plan Focus), in de historische kern van Arnhem (zie figuur 3 en figuur 4). Volgens metingen gedaan tijdens het veldwerk ligt het plein op een hoogte van circa 13,25 - 13,40 m +NAP. Volgens de topografische kaart van Nederland, kaartblad 40 B (schaal 1:25.000), zijn de coördinaten van het midden van de onderzoekslocatie X = 190.850, Y = 443.530. 3.3
Huidige situatie
Voor het bureauonderzoek is het van belang de huidige situatie te onderzoeken. Landgebruik en bebouwing kunnen van invloed zijn op de archeologische verwachting. Volgens het kaartmateriaal, uit e het begin van de 19 eeuw, was de locatie destijds grotendeels bebouwd. Tijdens de slag om Arnhem (september 1944) is de bebouwing volledig verwoest. Na de oorlog is het terrein ingericht als parkeerterrein/marktterrein. Later is het gebied ingericht als openbaar plein waarbij de parkeerfunctie is vervallen. In de huidige situatie is de locatie geheel onbebouwd en volledig verhard met klinkers. 3.4
Toekomstige situatie
Het toekomstige gebruik van het plangebied kan bepalend zijn voor het vervolgtraject (behoud in-situ of behoud ex-situ van archeologische waarden). De toekomstige inrichting van het plangebied kan gevolgen hebben op het in-/ex-situ behoud van de archeologische waarde. 2
In het plangebied is nieuwbouw gepland waarbij een oppervlakte van circa 3.300 m zal worden bebouwd. Een deel wordt bebouwd. Daarbuiten wordt de openbare ruimte opnieuw ingericht. De diepte van verstoring ten behoeve van de nieuwbouw is onbekend.
15086018 ARN.GEM.ARC
Pagina 3 van 22
3.5
Beschrijving van de verwachte bodemverstoring
Op kaart 4 van het rapport behorende bij de archeologische verwachtingskaart van de gemeente 3 Arnhem staan geen verstoringen aangegeven die dieper zouden gaan dan 1,5 meter. Het plangebied 4 is op 17 september 1944 gebombardeerd. Hiermee is de toenmalige (bovengrondse) bebouwing 5 binnen het plangebied verloren gegaan. Op basis van foto’s genomen na het bombardement wordt ingeschat dat tot een diepte van 50 - 80 cm onder het toenmalige maaiveld verstoring kan zijn opgetreden. Uit de luchtfoto blijkt dat nog enkele muurresten van de bebouwing overeind stonden. Het is niet bekend hoe diep de bodemingrepen zijn geweest voor de herinrichting van het plein. Figuur 1.
Het plangebied na de bombardementen in 1944
3
Genabeek 2003. Schulte 1994. 5 www.geldersarchief.nl 4
15086018 ARN.GEM.ARC
Pagina 4 van 22
3.6
Korte bewoningsgeschiedenis van het Kerkplein
De binnenstad van Arnhem heeft een complexe bewoningsgeschiedenis. In deze paragraaf wordt een korte bespreking van bekende historische gegevens m.b.t. het Kerkplein gegeven. Voor de historische ontwikkeling van het Kerkplein is naast het historisch kaartmateriaal ook relevante achtergrondliteratuur geraadpleegd. e
De oorsprong van plaatsen eindigend op ‘-hem’of ‘-heem’ zoals Arnhem worden geplaatst vanaf de 5 e of 6 eeuw. Mogelijk gaat de oudste kern van Arnhem terug tot Werenfried van Elst, de angelsaksische metgezel van Wilibrord die in 700 stierf. In een goederenlijst van de abdij van Prüm uit 893 (afschrift uit 1222) wordt voor het eerst melding gemaakt van de plaats Arnhem. Het gaat dan om een kleine agrarische nederzetting aan beide oevers van de Sint-Jansbeek. Oorspronkelijk zal deze nederzetting onderdeel hebben uitgemaakt van één groot (koninklijk) domein. Het deel ter plaatse van het Kerkplein is mogelijk al in de tweede helft e van de 8 eeuw geschonken aan de abdij van Prüm (zie afbeelding 6). De exacte locatie van de kerk 6 uit de Karolingische periode is onbekend. e
Het vermoeden is dat deze in de directe omgeving heeft gelegen van de 11 -eeuwse Sint Maartenkerk. Van de Sint Maartenskerk zijn direct ten zuiden van het koor van de Eusebiuskerk restanten e aangetroffen. De plaats van de 11 -eeuwse Sint Maartenskerk (de voorganger van de Sint Eusebius) bevindt zich op de pleistocene stuwwal, net buiten de invloedssfeer van de Rijn. Vanaf 1452 vond er grootschalige nieuwbouw plaats waarbij het huidige kerkgebouw tot stand is gekomen. De nieuwe kerk lag iets ten noorden van de oude, vermoedelijk om het oude gebedshuis nog zo lang mogelijk te laten functioneren. In 1553 werden van de abdij van Prüm de relieken van Sint Eusebius verkregen. Vanaf die tijd werd de kerk Sint Eusebiuskerk genoemd, maar officieel bleef hij gewijd aan Sint Maar7 ten. De oude Sint Maartenskerk werd in 1511 gesloopt. Uit de archeologische vondsten in de omgeving van de Sint Eusebiuskerk kan worden afgeleid dat hier een prestedelijke nederzetting in de bodem ligt, die overeen komt met het uit historische bronnen 8 bekende domein van de abdij van Prüm. Net voorbij de Sint-Maartenskerk (de Eusebiuskerk) maakte de Koningsweg een scherpe knik langs de rand van de stuwwalafzettingen (de zuidrand van het Kerkplein, het traject Turfstraat, Kleine Oord, Oeverstraat) naar het westen richting Utrecht. Ter hoogte van de Sint-Janspoort splitste deze zich richting de doorgaande weg naar Utrecht (het Traject Jansstraat-Grote Oord-Weverstraat). e
De eerste aanwijzingen voor een stedelijke ontwikkeling in de buurt van de kerk dateren uit de 11/12 9 e e eeuw. Uit vrijwel het hele areaal binnen de 13 - en 14 -eeuwse stadsmuur zijn archeologische vonde e sten vanaf de 13 eeuw bekend. Daarom moet aangenomen worden dat reeds in de 13 eeuw een 10 groot areaal werd bewoond. Het plangebied zal in deze periode ook al zijn bebouwd.
Op het historisch kaartmateriaal van Jacob van Deventer uit 1560 n. Chr. is het oostelijke deel van het plangebied (het deel ten oosten van de Bakkerstraat voor de Eusebiuskerk) volledig bebouwd. Direct ten noorden hiervan, net buiten het plangebied, staat het Catharinagasthuis aangegeven (code K6, vindplaats 28, Genabeek 2003). Dit bouwblok wordt aan de westzijde begrensd door de Bakkerstraat, die toentertijd dwars door het plangebied liep richting het zuiden tot op de hoek met de Turf6
Verhagen en Wientjes 2008. Genabeek 2003. 8 Genabeek 2003. 9 Schulte 1994. 10 Genabeek 2003. 7
15086018 ARN.GEM.ARC
Pagina 5 van 22
straat. Het plangebied loopt door ten westen van de Bakkerstraat. Dit betreft het noordelijke deel van het woonblok dat aan de noordzijde door de Broerenstraat wordt begrensd. De uiterste westelijke punt van het plangebied ligt voorbij de Schoolstraat ter hoogte van Broerenstraat. Ten zuiden van deze westpunt heeft net buiten het plangebied vanaf 1489 de Broerenkerk en het minderbroedersklooster gestaan (code K4, Genabeek 2003). In de omgeving van dit minderbroedersklooster is PreRomaans muurwerk en een muntschat uit ca 1200 n. Chr. aangetroffen (vindplaat 2, Genabeek 2003). Daarnaast wordt ook een lakenhal (Code O6, Genabeek 2003) in de omgeving van de westpunt van het plangebied geplaatst maar de exacte locatie van de Lakenhal is onbekend. Op de kaart van L. Guicciardini, uit circa 1565 is te zien dat de bebouwing voornamelijk langs de Bakker- Turf en Broerenstraat ligt met daarachter relatief grote tuinen. e
Deze stadsuitleg blijft in grote lijnen gehandhaafd tot in de 20 eeuw. Pas na de bombardementen in de Tweede Wereldoorlog ontstaat het huidige Kerkplein omdat de panden daar niet worden herbouwd. Wel zijn kleine veranderingen waar te nemen. Zoals een toename van de bebouwingsdichtheid. Daarnaast is te zien op de kaart van Blaeu uit 1648 dat de bebouwing in het oostelijke deel van plangebied wordt doorsneden door een steeg. Het betreft hier vermoedelijk de (of een voorganger van) de Harm Warme Steeg op het minuutplan, later de Torensteeg. Op deze kaart is te zien dat de bebouwing georiënteerd is op de Bakker- en Turfstraat en dat het binnenterrein in gebruik is als tuin met enkele bijgebouwen. Aan de Eusebiuszijde staan ook nog vier gebouwen weergegeven. Verder valt op dat op de kaart van Blaeu de typische L-vorm lang de zuidzijde van de Eusebiuskerk al aanwezig is. Het bouwblok dat ten westen van de Bakkerstraat ligt is op de Broeren- en Bakkerstraat georiënteerd met daarachter tuinen. e
Op de minuutplan uit het begin van de 19 eeuw is de bebouwing nog verder toegenomen. Op de minuutplan wordt het zuidoostelijke bouwblok doorsneden door een noord-zuid georiënteerde steeg, de Klokkeplaats. Deze steeg liep van de Harme Warm Steeg, de latere Torensteeg richting de Turfstraat. Van een grote open ruimte tussen de huizen is nu geen sprake meer. Uit de onteigeningskaarten van na het bombardement blijkt dat de situatie zoals weergegeven op de minuutplan gehandhaafd e blijft tot in de eerste helft van de 20 eeuw. Na het bombardement wordt het plangebied ingericht als plein voor de Eusebiustoren. Figuur 2.
15086018 ARN.GEM.ARC
Het plangebied in de periode 1926-1936
Pagina 6 van 22
Bouwhistorische gegevens Het bouwdossier van de gemeente Arnhem dat teruggaat tot 1979 is niet geraadpleegd omdat het plangebied volgens het historisch kaartmateriaal vanaf oktober 1944 onbebouwd is geweest. Wel is het Gelders archief geraadpleegd om te achterhalen of er nog bouwhistorische gegevens beschikbaar waren van panden voor het bombardement in 1944. Helaas zijn ook de bouwtekeningen van vóór 1917 zijn door oorlogshandelingen verloren gegaan waardoor het maar beperkt mogelijk is om inzicht te krijgen in de bouwhistorische situatie van voor het bombardement. Tabel I geeft een opsomming van de nog bekende verleende bouwvergunningen voor de onderzoekslocatie. Tabel I.
Verleende bouwvergunningen
Naam aanvrager/locatie
Jaartal
Omschrijving
F. Augestein/ Hoek trans/Broerenstraat
1932
Oprichting rookerij/worstenkokerij, geen gegevens bekend over de funderingswijze.
A. de Lieme/ Broerenstraat 29
1922
Oprichting banketbakkerij, geen gegevens bekend over de funderingswijze.
Hoek Broerenstraat –Nieuwstraat
1935
Puiverbouwing.
Torensteeg 5
1867
Stoep leggen voor woonhuis en plaatsen van een uithangbord.
Turfstraat 7
1935
Verbouwing winkelhuis, kelder aan de achterzijde van het gebouw met een diepte van 250 cm – peil de overige funderingen liggen op circa 80 cm – peil.
Achter de toren 5
1929
Herstel van de voorgevel, funderingen op circa 100 cm – peil.
Turfstraat 1, hoek Bakkerstraat.
1942
Verbouwing winkel/huis, funderingen op circa 125 cm - peil
Achter de toren 9
1941
Bouw van een ketelhuis, geen gegevens bekend over de funderingswijze.
Achter de toren 4
1931
Verbouwing pand, geen gegevens bekend over de funderingswijze.
H.J.C. de Haer/Torensteeg 9
1927
Oprichting smederij, geen gegevens bekend over de funderingswijze.
H.J.C. de Haer/Torensteeg 9
1933
Uitbreiding smederij, geen gegevens bekend over de funderingswijze.
3.7
Aardwetenschappelijke gegevens
Het landschap heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in het nederzettingspatroon. Bij onderzoek naar archeologische sporen in een bepaald gebied is het van groot belang te weten hoe het landschap er in het verleden heeft uitgezien. Men kan meer te weten komen over dit landschap door de geologische opbouw, de bodem en de hydrologie van een gebied te bestuderen. De volgende aardwetenschappelijke gegevens zijn bekend van het plangebied: Tabel II.
Aardwetenschappelijke gegevens plangebied
Type gegevens
Gegevensomschrijving
Geologie11
Kerkplein Formatie van Boxtel (Bx6), De turfstraat, Formatie van Echteld; (Eo1).
Geomorfologie Bodemkunde
11 12 13
12
13
Niet gekarteerd, bebouwd. Niet gekarteerd, bebouwd.
E.F.J. de Mulder et al., 2003. Alterra, 2003. Stichting voor Bodemkartering, 1975.
15086018 ARN.GEM.ARC
Pagina 7 van 22
Geologie De binnenstad van Arnhem ligt op de overgang van de stuwwal van de Veluwe en het stroomgebied van de Rijn. Het plangebied is op de geologische kaart gelegen binnen het rivierengebied en maakt daarmee deel uit van een groot preglaciaal bekken, dat gevormd en deels opgevuld is door voorlopers van de Rijn en de Maas. Tijdens het Pleistoceen werden in dit bekken hoofdzakelijk grove, grindhoudende zanden afgezet, veelal onder koude klimaatcondities. De destijds gevormde riviervlakte wordt aangeduid als het Pleniglaciaal terras of Laagterras en dateert uit 40.000 BP tot 20.000 BP (circa 38.000 - 18.000 v. Chr., code 708). Vanaf het begin van het Holoceen (laatste 10.000 jaar) kregen de Rijn en de Maas een meanderend patroon, waarbij binnen het stroomgebied voornamelijk klei en zand werd afgezet, behorende tot de 14 Formatie van Echteld. Het plangebied ligt op de stroomgordelkaart uit 2012 ter hoogte van de stroomgordel van de Nederrijn (code 305) die dateert van 2500 BP (circa 400 v. Chr.) tot de eerste e bedijking. In Arnhem zijn aanwijzingen dat de eerste bedijking plaatsvindt in de eerste helft van de 12 15 eeuw. Aangenomen wordt dat de overgang van de stuwwal van de Veluwe en het stroomgebied van de Rijn 16 rond de 12 m + NAP ligt. Met een maaiveld hoogte van circa 13,30 m + NAP van het plein en de direct ten zuiden lager gelegen Turfstraat (op circa 12,60 m + NAP) lijkt het Kerkplein nog net op de stuwwal te liggen (zie ook figuur 6). Een geologische ligging van het Kerkplein nabij/op de stuwwalafzettingen (code G1, ontstaan tijdens de voorlaatste ijstijd) of smelwaterafzettingen van de Formatie van Boxtel, bestaande uit leem en zand en een dek van zand (Laagpakket van Wierden, code Bx6, ontstaan tijdens de laatste ijstijd) lijkt op basis van de omliggende geologische eenheden het meest waarschijnlijk. Waarbij het oude Rijndal direct ten zuiden van het plangebied (de Turfstraat) heeft 17 gelegen. 18
DINO Het Dinoloket is de centrale toegangspoort tot Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond (DINO). Het DINO-systeem is de centrale opslagplaats voor geowetenschappelijke gegevens over de diepe en ondiepe ondergrond van Nederland. Het archief omvat diepe en ondiepe boringen, grondwatergegevens, sonderingen, geo-elektrische metingen, resultaten van geologische, geochemische en geomechanische monsteranalyses, boorgatmetingen en seismische gegevens. De site wordt beheerd door TNO. In het Dinoloket staat één boring ter hoogte van de noordoosthoek van het plangebied weergege19 ven. Hieruit blijkt dat de ondergrond op een diepte van circa 6 meter onder het maaiveld bestaat uit gestuwde afzettingen. Met hierboven een als een Formatie van Kreftenheye geïnterpreteerd dek. De suggestie wordt gedaan dat hier eigenlijk sprake is van (sneeuw)smeltwaterafzettingen van de Formatie van Boxtel (Bx6) met hierboven stedelijke ophogingslagen.
14
Cohen en Stouthamer, 2012 Verhagen en Wientjes, 2008. 16 Mark, Wemerman en Venne, 2009. 17 O.a. Genabeek 2003, Verhagen en Wientjes, 2008. 18 www.dinoloket.nl. 19 DINO boornummer B40B0147. 15
15086018 ARN.GEM.ARC
Pagina 8 van 22
Geomorfologie De geomorfologische kaart van Nederland geeft de mate van reliëf en de vormen die in het landschap te onderscheiden zijn weer. Doordat het plangebied zich binnen de bebouwde kom van Arnhem bevindt, is de geomorfologie niet gekarteerd. Op basis van de maaiveldhoogte van het Kerkplein wordt verwacht dat het plangebied op een hellingafzettingswaaier van smeltwaterafzettingen (code 4G3, 4H3) ligt. Ten zuiden van het plangebied, ter hoogte van de Turfstraat ligt mogelijk een smalle oe20 verwal in de ondergrond. 21
Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Het Actueel Hoogtebestand Nederland vormt een belangrijke aanvullende informatiebron voor de landschapsanalyse. Dit met behulp van laseraltimetrie verkregen digitale bestand vormt een gedetailleerd beeld van het huidige reliëf in het plangebied. Uitgaande van het AHN ligt hellingafzettingswaaier (zie figuur 14). Het Actueel Hoogtebestand Nederland vormt een belangrijke aanvullende informatiebron voor de landschapsanalyse. Dit met behulp van laseraltimetrie verkregen digitale bestand vormt een gedetailleerd beeld van het huidige reliëf. Omdat het plangebied binnen de historische binnenstad van Arnhem ligt, worden hier aanzienlijke stedelijke ophogingspakketten verwacht. Het AHN geeft naar verwachting dan ook geen eenduidig beeld van het natuurlijk reliëf ter plaatse van het plangebied. Verder komt het hoogteverschil tussen het Kerkplein en de Turfstraat niet goed na voren. Wel bevestigt het AHN de ligging van het plangebied op een hoogte van circa 13,30 m + NAP. Bodemkunde Doordat het plangebied zich binnen de bebouwde kom van Arnhem bevindt, is de bodemopbouw niet gekarteerd (zie figuur 13). Op basis van de ligging op een glooiing van (mineraalrijke) smeltwaterafzettingen wordt onder een pakket van stedelijke ophogingslagen een natuurlijke holtpodzolgrond in grof zand verwacht (code Y30). Naar verwachting is het ophogingspakket 2 á 3 meter dik. Grondwatertrap Grondwatertrappen zijn een indicatie voor de diepte van de grondwaterstand en de seizoensfluctuatie daarvan. De grondwatertrappenindeling is gebaseerd op de gemiddeld hoogste (GHG) en de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG). Hiermee worden de winter- en zomergrondwaterstanden gekarakteriseerd in een jaar met een gemiddelde neerslag en verdamping. In stedelijk gebied zijn geen grondwatertrappen bepaald. Deze worden als ‘witte vlekken’ op de Bodemkaart van Nederland (1:50.000) weergegeven. Vanwege de ligging op een stuwwalglooiing wordt verwacht binnen het plangebied een goede ontwatering is. Gebiedsdelen met een goede ontwatering (Grondwatertrap VI en VII) zijn zeer geschikt voor landbouw en vormden mede daarom, vooral in het verleden, een aantrekkelijk vestigingsgebied. Tevens is het grondwaterpeil een indicatie voor de conservering van metalen en organische resten. Omdat het plangebied op zand ligt en de toekomstige bebouwing maar op een beperkt deel van het plangebied zal plaatsvinden, wordt niet verwacht dat het toekomstig grondwaterpeil zal worden beïnvloed.
20 21
Defilet 2012. www.ahn.nl.
15086018 ARN.GEM.ARC
Pagina 9 van 22
3.8
Archeologische waarden
Ten behoeve van het bureauonderzoek is het landelijke ARCHeologisch Informatie Systeem (ARCHIS) geraadpleegd. ARCHIS wordt beheerd door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). In dit systeem worden alle archeologische gegevens verzameld en via internet zijn deze door bevoegden te raadplegen. De bekende archeologische waarden zijn middels kaartmateriaal weergegeven in figuur 15. Tevens zijn in de figuur de indicatieve archeologische waarde en in bijlage 3 zijn de in ARCHIS geregistreerde AMK-terreinen, waarnemingen, vondstmeldingen en onderzoeksmeldingen binnen een straal van 600 m, de historische kern van Arnhem weergegeven. Archeologische beleidskaart Gemeente Arnhem Sinds 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht (WAMZ). Het doel van deze wet is te voorkomen dat archeologische waarden uit het verleden verloren gaan. In deze wet zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het beheer van het bodemarchief binnen hun grondgebied. Voor een goed beheer van dit bodemarchief gebruikt de gemeente een archeologische beleidskaart. De archeologische beleidskaart geeft een gemeentebreed overzicht van bekende en te verwachten archeologische waarden. De kaart maakt inzichtelijk waar en bij welke ruimtelijke ingrepen een archeologisch onderzoek verplicht is en wordt als toetsingskader gebruikt voor ruimtelijke procedures. Volgens de archeologische verwachtingskaart van de binnenstad van Arnhem ligt het plangebied 22 binnen een gebied met een zeer hoge archeologische verwachting. In de regio van Arnhem zijn 23 archeologische resten aangetroffen vanaf het Midden-Paleolithicum (vindplaats in Schaarsbergen). Bij onderzoek bij de Broerenstraat zijn vuurstenen vondsten gedaan die worden gerekend tot het Lei24 en-Wartena complex uit het Mesolithicum. Bekende archeologische waarden/bewoningsmodel van de binnenstad van Arnhem In de binnenstad van Arnhem zijn veel kleinere locaties onderzocht maar grotere opgravingen zoals bij het Musiskwartier en het Kenniscluster aan de randen van het centrum zijn nog niet uitgevoerd op de locaties die behoren tot de oudste kern van Arnhem. Hierdoor zijn er nog veel vragen over de vroegstedelijke ontwikkeling. Het huidige plangebied wordt tot de oudste kern behorende bij de goederen van de abdij van Prüm gerekend en heeft hiermee een sleutelpositie in het begrip en kennis van de vroegstedelijke ontwikkeling van Arnhem. Inmiddels zijn in de regio van Arnhem op vijf locaties nederzettingsterreinen uit de IJzertijd bekend: Deelen – Hooiweg, De binnenstad, Hoogstedelaan – Klingelbeekseweg, De Van Goystraat en de 25 Oude Velperweg. De bewoning in de IJzertijd lijkt zich in de binnenstad zich te hebben geconcene treerd langs de Sons- of Jansbeek. Zo is bij de Wezenstraat een Laufelder-urn uit de 7 eeuw v. Chr. 26 e aangetroffen. In de Romeinse periode, het begin van de 1 eeuw n. Chr. vestigen de Romeinen zich in het huidige Meinderswijk, ten zuiden van de Rijn. Het betreft het castellum Castra Hercu27 lis/Levefanum.
22
Genabeek 2003. Defilet 2011. 24 Schriftelijke mededeling, dhr. M.P. Defilet. 25 Defilet 2012 26 Borman 2006. 27 Borman 2006. Eerst werd gedacht dat dit Castra Herculis betreft, nu wordt gedacht dat dit castrum in Nijmegen lag en Levefanum in Arnhem. Rijswijk zou hierdoor een castellum verliezen. 23
15086018 ARN.GEM.ARC
Pagina 10 van 22
Waarnemingen uit de Romeinse periode zijn in de binnenstad van Arnhem bekend zowel ten noorden als ten zuiden van de Eusebiuskerk. Net zoals de resten uit de IJzertijd lijken ook deze te liggen langs 28 het traject van de Jansbeek. Een nederzetting uit deze periode is in de binnenstad tot op heden niet aangetroffen maar wordt wel verwacht. Aangenomen wordt dat de Romeinse nederzettingen ten noorden van de Rijn verbonden zijn geweest. De tot nu toe bekende vindplaatsen lijken op een oost-west te liggen. Op de grens van de stuwwal en het rivierengebied. Hierin kan een route worden gezien die door of ter hoogte van de binnenstad van Arnhem heeft gelopen. In de Middeleeuwen is dit in ieder geval een belangrijke route 29 waaraan nederzettingen zoals Oosterbeek, Arnhem en Velp ontstonden (zie ook paragraaf 3.6). Met het ontbreken van een (“inheems”) Romeinse nederzetting in Arnhem boven de Rijn is het nog onduidelijk welke relatie er bestond tussen het Romeinse Meinderswijk en de vroegmiddeleeuwse bewoning ten zuiden van de Rijn en de binnenstad. De vroegmiddeleeuwse kern wordt nu rond de Sint-Maartenskerk ter hoogte van de huidige Eusebiuskerk en rond de Jansplaats/Korenmarkt (‘Bo30 vendorp’) geplaatst. Tijdens de opgraving bij de Korenmarkt is mogelijk een oude omwalling aangetroffen. Het is onduidelijk of er sprake was van een gesloten omwalling of een open rivierfront. Ook is 31 het onduidelijk of delen van oud Arnhem verspoeld zijn geraakt. e
e
Een model is dat Arnhem zich in de 6 -7 eeuw ontwikkelde op het gebied dat in de Romeinse periode tot het territorium van Castra Herculis (Meinderswijk) hoorde. Vervolgens wordt het territorium opgesplitst in drie delen waarbij de Sint-Maartenskerk wordt geschonken aan de St. Salvator-abdij in Prüm. Tot op heden is de Vroeg Karolingische nederzetting in de binnenstad nog niet aangetoond. Wel is ter hoogte van de Jansplaats/Korenmarkt, Karolingisch materiaal uit een mogelijke grafcontext bekend (palmbeker). De andere twee delen zijn van de St-Witus-abdij te Elten en van de graaf van 32 Gelre. Hierbij wordt de suggestie gedaan dat een eventuele verschuiving van de zuid naar de noordzijde van de Rijn kan zijn ingegeven door druk van de Vikingen (in 874 n. Chr.). Bewijs hiervoor ontbreekt. e
In de stad zijn enkele Frankische vondsten gedaan, zoals een glazen kommetje uit de 7 eeuw bij de 33 Jansplaats en wat scherven bij de Prinsenhof. De oudste sporen in het Musiskwartier dateren uit de e 34 9 eeuw. Tijdens opgravingen aan de zuidzijde van de Eusebiuskerk zijn resten van een toren, crypte en sacristie gevonden. De oudste kerkfase (van de Sint-Maartenskerk) wordt op basis van pingsdorfaardewerk in de vloer geplaatst rond 1000 n. Chr. Voor een uitgebreide beschrijving wordt verwezen naar Schutte 1994. De steeg noordelijk van de kerk wordt als 'Knekelsteeg' aangeduid. Reden om aan te nemen dat er begravingen zijn. Bij grondwerkzaamheden in de toplaag zijn hier menselijke 35 resten aangetroffen in een verstoorde laag die wordt gekoppeld aan de wederopbouw. e
Rond het domein van Prüm (de Sint-Maartenskerk) ontwikkelt zich in de 12 eeuw een grotere nederzetting waarbij de straatnamen zoals de Bakkerstraat wijzen op nijverheid en verburgelijking. In het e begin van de 13 eeuw ontvangt Arnhem stadsrechten (1233). Na 1233 is begonnen met de ommu-
28 29 30 31 32 33 34 35
Defilet 2012. Defilet 2011. Verhagen en Wientjes, 2008. Defilet 2011. Borman 2006. Borman 2006. Mark e.a. 2009. Schriftelijke mededeling dhr. M.P. Defilet.
15086018 ARN.GEM.ARC
Pagina 11 van 22
ring van de stad de eerste schriftelijke vermelding dateert uit 1291. In de grachtvulling zijn vondsten e e 36 vanaf de 13 tot aan de demping in de vroege 19 eeuw gevonden. e
Uit opgravingen waaronder het Musiskwartier is bekend dat in de 13 -eeuwse stads (deels) nog e e woonstalboerderijen aanwezig waren. In de 13 -14 eeuw worden de huizen smaller en komen ze dichter bij elkaar te staan. Belangrijke archeologische stratigrafische lagen/gebeurtenissen zijn de stadsbranden van 1364 en 1419 waarna de houten huizen geleidelijk worden vervangen door stenen 37 woningen. Kenmerken voor de grotere bakstenen huizen uit de Late Middeleeuwen zijn de bakstenen kelders onder het voorhuis. Deze werden gebruikt voor opslag maar ook voor de uitvoer van am38 e bachten. Eind 15 eeuw is er een verbod om varkenskotten aan de straatzijde te bouwen en in 1600 e werden houten voor en achtergevels verboden. De verstening van de stad werd in de loop van de 17 39 eeuw voltooid. Arnhem is lid geworden van het Hanzenverbond in 1441. 3.9
Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel
Op grond van het bureauonderzoek is de volgende gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld: Tabel III.
Gespecificeerde archeologische verwachting
Archeologische periode
Gespecificeerde verwachting
Te verwachten resten en/of sporen
Relatieve diepte t.o.v. het maaiveld
(Midden-)Paleolithicum Vroeg-Neolithicum (Jagers-Verzamelaars)
Hoog
Vuursteenstrooiïngen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen
Onder de stadsophogingen, in de top van de sneeuwsmeltwaterafzettingen (top restant van het van nature gevormde holtpodzolprofiel)
Midden- Neolithicum en Bronstijd (Landbouwers)
Hoog
Akkerlaag en/of nederzettingssporen, grafvelden, rituele plaatsen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen, houtskool en gebruiksvoorwerpen
Onder de stadsophogingen, in de top van de sneeuwsmeltwaterafzettingen (top restant van het van nature gevormde holtpodzolprofiel)
IJzertijd - Romeinse tijd (Landbouwers)
Zeer Hoog
Akkerlaag en/of nederzettingssporen, grafvelden/-heuvels, rituele plaatsen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen, metaalresten, houtskool, botresten en gebruiksvoorwerpen
Onder de stadsophogingen, in de top van de sneeuwsmeltwaterafzettingen (top restant van het van nature gevormde holtpodzolprofiel)
Middeleeuwen
Zeer hoog
Bewoningssporen van de vroegstedelijke kern van Arnhem, behorende bij de Goederen van de abdij van Prüm, doorlopend tot in de Nieuwe tijd: fragmenten aardewerk, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten, organische resten en gebruiksvoorwerpen, mogelijke begravingen/grafveld rondom de Eusebiuskerk.
Onder/in de stadsophogingen, in de top van de sneeuwsmeltwaterafzettingen (top restant van het van nature gevormde holtpodzolprofiel).
Nieuwe tijd
Zeer hoog
Bewoningsresten van de stad Arnhem: fragmenten aardewerk, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten, organische resten en gebruiksvoorwerpen
Vanaf het maaiveld, onder recente verstoringen, o.a. veroorzaakt door het bombardement van 1944.Tot in de top van de stadsophogingen.
36
Borman 2006 en schriftelijke mededeling dhr. M.P. Defilet. Borman 2006. 38 Defilet 2012. 39 Borman 2006. 37
15086018 ARN.GEM.ARC
Pagina 12 van 22
Uit de landschappelijke ligging, (hellingafzettingswaaier van smeltwaterafzettingen) blijkt dat het plangebied vanaf het Paleolithicum een gunstig locatie heeft gevormd voor jagers-verzamelaars en vanaf het Neolithicum voor landbouwers. Voor jagers-verzamelaars (Laat-Paleolithicum t/m VroegNeolithicum) had het plangebied een gunstige ligging als tijdelijke nederzettingslocatie (jachtkampementen), zeker wanneer het dal van de Jansbeek actief watervoerend was (beekdal). Het vormde een bron van (drink)water en een geschikte jachtlocatie (drinkplaats voor wild). Over het algemeen wordt de kans op het aantreffen van jagers-verzamelaarskampen groter naarmate de gradiëntsituatie meer uitgesproken is en dan vooral in de buurt van (stromend water). En de periode daarna vormde de vanuit de droge dalen afgezette hellingsafspoelingen (daluitspoelingswaaiers) geschikte locaties voor permanente bewoning. De van nature voldoende gedraineerde en vruchtbare gronden van sneeuwsmeltwaterafzettingen waren geschikt voor gebruik als akkerland. Uit de archeologische gegevens die verzameld zijn uit het onderzoeksgebied blijkt dat er in de omgeving van het plangebied sporen van menselijke activiteit zijn waar genomen vanaf de IJzertijd maar nederzettingsresten van oudere periodes zoals het Neolithicum – Bronstijd hebben vanwege de landschappelijke ligging ook een hoge verwachting. e
De oorsprong van plaatsen eindigend op ‘-hem’of ‘-heem’ zoals Arnhem worden geplaatst vanaf de 5 e of 6 eeuw. Mogelijk gaat de oudste kern van Arnhem terug tot Werenfried van Elst, de Angelsaksische metgezel van Wilibrord die in 700 stierf. In een goederenlijst van de abdij van Prüm uit 893 (afschrift uit 1222) wordt voor het eerst melding gemaakt van de plaats Arnhem. Het gaat dan om een kleine agrarische nederzetting aan beide oevers van de Sint-Jansbeek. In de literatuur wordt aangenomen dat het huidige plangebied binnen deze oudste kern van Arnhem ligt en continu in gebruik is geweest tot het bombardement in 1944. Op basis hiervan is aan het plangebied een zeer hoge verwachting toegekend voor archeologische resten uit de Middeleeuwen en de Nieuwe tijd. Een onbekende is de verwachting op begravingen binnen het plangebied. In de literatuur zijn geen aanwijzingen gevonden m.b.t. begravingen aan de westzijde van de Eusebiustoren. Wel zijn er aan de noorden zuidzijde menselijke resten/begravingen gevonden. Begravingen aan de westzijde van de Eusebiuskerk kunnen daarom niet worden uitgesloten. 3.10 Beantwoording onderzoeksvragen bureauonderzoek 40
Conform het Handboek archeologisch onderzoek binnen de regio Arnhem (tweede druk, mei 2014) dienen het bureauonderzoek en veldonderzoek antwoord te geven op de volgende onderzoeksvragen: Fase bureauonderzoek 1. Wat is de aard (ontstaanswijze en classificatie), diepteligging, genese en gaafheid van natuurlijke bodemhorizonten en natuurlijke afzettingen in het omringende (binnen een afstand tot circa 200 m van de onderzoekslocatie) gebied? Op basis van de ligging op een glooiing van (mineraalrijke) smeltwaterafzettingen wordt onder een pakket van stedelijke ophogingslagen een natuurlijke holtpodzolgrond in grof zand verwacht (code Y30). 2. Wat is a) de aard (ontstaanswijze en classificatie), diepteligging, genese en gaafheid van eventueel in het omringende gebied voorkomende afdekkende lagen en de (geschatte) ouderdom daarvan (plaggendek, stuifzandlaag, colluvium, kleidek, afvallaag, ophogingslaag)?
40
Habraken, 2014
15086018 ARN.GEM.ARC
Pagina 13 van 22
Verwacht wordt dat binnen het plangebied het natuurlijke bodemprofiel is afgedekt door stadsophogingen vanaf de (vroege) Middeleeuwen. Het is onbekend hoe dik het stadsophogingpakket is. Verwacht wordt dat dit pakket 2 á 3 meter dik zal zijn. Vermoedelijk is de top hiervan verstoord geraakt door het bombardement in 1944. 3. Wat is het historisch landgebruik van de onderzoekslocatie en het omringende gebied geweest? In de literatuur wordt aangenomen dat het huidige plangebied onderdeel uitmaakt van de oudste kern van Arnhem, behorende bij de goederen van de abdij van Prüm, waarna het continu bewoond zal zijn geweest tot het bombardement in 1944. 4. Welke gegevens met betrekking tot archeologische complexen (‘waarnemingen’ inclusief uitkomsten historisch kaartonderzoek) zijn reeds binnen het onderzoeksgebied en/of binnen de landschappelijke eenheden rondom de onderzoekslocatie bekend? Vermeld per vondst- en/of spoorcomplex minimaal: a) bronvermelding (onderzoeksrapportages, ARCHIS-gegevens), b) de materiaalcategorie, c) ouderdom, d) ruimtelijke (geografische) verspreiding, e) stratigrafische verspreiding (diepteligging en/of dikte vondstlaag) en f) fragmentatie. In de binnenstad van Arnhem zijn veel kleinere locaties onderzocht en waarnemingen gedaan maar grotere opgravingen zoals bij het Musiskwartier en het Kenniscluster zijn nog niet uitgevoerd op de locaties die behoren tot de oudste kern van Arnhem (zie figuur 14 en bijlage 3). Hierdoor zijn er nog veel vragen over de vroegstedelijke ontwikkelingen. Het huidige plangebied wordt tot de oudste kern behorende bij de goederen van de abdij van Prüm gerekend en heeft hiermee een sleutelpositie in het begrip en kennis van de vroegstedelijke ontwikkeling van Arnhem. Daarnaast zijn er aanwijzingen voor bewoning uit de IJzertijd en Romeinse periode langs de Jansbeek. Ook vondsten uit de vroege steentijd en de eerste landbouwende samenlevingen kunnen vanwege de gunstige landschappelijke ligging niet worden uitgesloten. 5. Welke natuurlijke formatieprocessen (sedimentatie, erosie, laterale verplaatsing, bodemvorming, degradatie e.d.) hebben een rol gespeeld in het onderzoeksgebied? De sneeuwsmeltwaterafzettingen zijn erosiemateriaal van het Zuid-Veluwse stuwwallengebied. Dit van oorsprong gestuwde materiaal bestaat voornamelijk uit oude riviersedimenten die mineralogisch meer gevarieerd zijn, meer nutriënten bevat en vochthoudender is. Als bodemvormend proces zal vooral verbruining hebben plaatsgevonden tijdens het Holoceen, waardoor van nature een moderpodzolgrond zal zijn gevormd (holtpodzolgrond). 6. Welke culturele formatieprocessen (grondbewerking, bemesting, ophoging, betreding, percelering, [de-]constructie, materiaaltypen, materiaalgebruik en materiaaldepositie e.d.) hebben een rol gespeeld in het onderzoeksgebied? Voor jagers-verzamelaars (Paleolithicum t/m Vroeg-Neolithicum) had het plangebied een gunstige ligging als tijdelijke nederzettingslocatie (jachtkampementen), zeker wanneer het dal van de Jansbeek nog actief watervoerend was (beekdal). Het beekdal vormde een bron van (drink)water en een geschikte jachtlocatie (drinkplaats voor wild). Over het algemeen wordt de kans op het aantreffen van jagers-verzamelaarskampen groter naarmate de gradiëntsituatie meer uitgesproken is en dan vooral in de buurt van (stromend) water. In de periode daarna vormde de vanuit de droge dalen afgezette hellingsafspoelingen (daluitspoelingswaaiers) geschikte locaties voor permanente bewoning. De van nature voldoende gedraineerde en vruchtbare gronden van sneeuwsmeltwaterafzettingen waren geschikt voor gebruik als akkerland. Indien het plangebied al in de Prehistorie gebruikt werd als akkerland, dan wordt verwacht dat hierbij een bruin of grijs gekleur-
15086018 ARN.GEM.ARC
Pagina 14 van 22
de (fossiele) akkerlaag is ontstaan. Deze akkerlaag is vermoedelijk bedekt met een stadsophogingspakket dat kan dateren vanaf de Vroege Middeleeuwen tot aan het bombardement in 1944. 7. Welke formatieprocessen kunnen een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming van eventuele aanwezige vondstspreidingen, de vondstdichtheid, vondst- en spoorniveaus en de fysieke kwaliteit van eventueel aanwezige archeologische resten? Eventueel aanwezige (pre)historische resten houden voornamelijk verband met de landschappelijke ligging en de aanwezige natuurlijke afzettingen. Het oorspronkelijke bodemprofiel betreft waarschijnlijk een holtpodzolgrond gevormd in de sneeuwsmeltwaterafzettingen/hellingsafspoelingen. Archeologische resten zijn later door landbewerking mogelijk deels verstoord geraakt, waarbij de vondstlaag deels zal zijn opgenomen in de basis van een stadsophogingspakket dat binnen het plangebied wordt verwacht. Bij een intacte bodemopbouw wordt de volgende horizontsequentie verwacht: Aap- (bouwvoor), Aa- (plaggendek), B, BC en de C-horizont. Bij het opbrengen van het plaggendek werd veelal de minerale bovenlaag (Ah-horizont) met eventueel de top van de verbruinings-Bws-horizont vermengd met het plaggendek. (Prehistorisch) Archeologische resten, indien aanwezig worden verwacht onderin het plaggendek en op de overgang naar het restant van het van nature gevormde holtpodzolprofiel. Het sporenniveau zal goed zichtbaar zijn in de overgangs-BC-horizont/top van de C-horizont. De aanwezigheid van een stadsophogingspakket zorgt voor een betere conservering van archeologische resten (vergankelijk anorganisch vondstmateriaal) dan wanneer er geen sprake is van een afdekkend dek. De aanwezigheid van een pakket met stadsophogingen zal gefungeerd hebben als een beschermende pakket, waardoor eventueel aanwezige archeologische resten ondanks het bombardement goed zijn geconserveerd. Helaas is het beeld van de bodemverstorende ingrepen binnen het plangebied niet compleet. Uit het bouwdossier onderzoek blijkt dat in het plangebied minimaal één kelder is aangelegd tot een diepte van circa 2,5 meter en dat de normale funderingen een diepte hebben gehad van 80 tot 125 cm beneden het toenmalige maaiveld. Het is onduidelijk hoeveel er is verwoest/verstoord tijdens het bombardement maar op basis van foto’s na het bombardement wordt aangenomen dat er een verstoring van circa 60 tot 80 cm zal hebben plaatsgevonden. Op de luchtfoto na het bombardement zijn de resten van de funderingen nog zichtbaar. Uitgaande van een relatief dik pakket van stadsophogingen vanaf de (vroege) Middeleeuwen wordt verwacht dat het merendeel van het bodemarchief onder het Kerkplein nog intact zal zijn. 8. Wat is de aard (materiaalsoorten, fragmentatie, dichtheden, ruimtelijke en stratigrafische spreiding, etc.) van (mogelijk) aanwezige vondst- en/of spoorcomplexen? Op basis van de aanwezige afzettingen en landschappelijke ligging is voor het plangebied de verwachting hoog op de aanwezigheid van resten en sporen uit alle archeologische perioden vanaf het Laat-Paleolithicum. Voor jagers-verzamelaars (Laat-Paleolithicum en het Mesolithicum) kunnen resten (en mogelijk nog sporen) worden verwacht van een basis-/extractiekamp, waarbij sprake zal zijn van een matig/hoge dichtheid van (resistente) mobilia (stenen werktuigen, bot). Op basis van het geraadpleegde historisch kaartmateriaal en literatuur (zie paragraaf 3.6 t/m 3.8) is de archeologische verwachting vanaf de IJzertijd zeer hoog. Resten en sporen van Landbouwers worden verwacht in de vorm van een nederzettingscomplex of huisplaats. Bij de aanwezigheid van een archeologische vindplaats uit de perioden vanaf het Laat-Neolithicum is de verwachting dat er sprake is van een matig/hoge dichtheid van resistente mobilia (aardewerk, metaalresten (lokale ijzerproductie) en een matig/hoge spoordichtheid (immobilia). Daarnaast werden nabij
15086018 ARN.GEM.ARC
Pagina 15 van 22
de nederzetting water- en drenkkuilen aangelegd (meestal op de overgang naar of in lager gelegen terreindelen, waar minder diep gegraven hoefde te worden tot aan het grondwater). Wateren drenkkuilen moeten gezien worden als puntlocaties. Resten van afvaldumps kunnen over een groter oppervlak verspreid zijn. Afvaldumps zijn zeer rijk aan vondsten en hebben dan ook een hoge vondstdichtheid. Bij een vindplaats uit de Middeleeuwen – Nieuwe tijd is de verwachting dat er sprake is van een hoge dichtheid van resistente mobilia (aardewerk, metaalresten van ijzerproductie (slakken)) en een hoge spoordichtheid (immobilia), ophoging- en brandlagen en restanten van muurwerk. De sporen kunnen zichtbaar worden aangetroffen direct onder of in het stadsophogingspakket of direct onder eventuele recente verstoringen. Eventueel kunnen er ook resten van begravigen worden aangetroffen in het oostelijke deel van het plangebied in de directe omgeving van de Eusebiuskerk. 9. Hoe manifesteren deze zich tijdens het prospectieonderzoek? Restanten van tijdelijke jachtkampementen (jagers-verzamelaars) zullen zich manifesteren door het voorkomen van vuursteenstrooiingen. Deze vuursteenresten kunnen in situ worden aangetroffen in de top van het resterende deel van het oorspronkelijke bodemprofiel, indien deze niet tot grote diepte is verstoord tijdens latere perioden. Anders zijn ze (deels) opgenomen in het stadsophogingspakket. Huisplaatsen/nederzettingsterreinen vanaf het Laat-Neolithicum t/m waarschijnlijk ver in de Nieuwe tijd (zullen herkenbaar zijn aan de aanwezigheid van een ophogingslagen, met daarin een vondstspreiding van houtskool,verbrande leem, aardewerk, bouwkeramiek- en metaalresten in de stadsophogingslagen en restanten van muurwerk. Puntlocaties zijn moeilijk op te sporen. Afvaldumps kunnen een grotere spreiding hebben, waarin veel materiaalsoorten kunnen voorkomen (afval van aardewerk, metaal, bot, hout, verbrandingsresten (houtskool)) met een hoge tot zeer hoge dichtheid en is herkenbaar als een duidelijke cultuurlaag. In hoeverre organische resten en bot nog aanwezig zijn is afhankelijk van de diepteligging, afdekkende lagen en heersende grondwaterstanden. 10. Met de inzet van welke zoekmethoden (detectie- en waarnemingsvorm, monsterbehandeling en zoekstrategie) kunnen vondst- en/of spoorcomplexen systematisch opgespoord worden (zoeksleuven, booronderzoek, veldkartering, geofysisch etc.)? Licht beargumenteerd toe met verwijzing naar de verschillende KNA-leidraden. Restanten van een basis-/extractiekamp (jagers-verzamelaars) en/of een nederzettingscomplex of huisplaats (Landbouwers) met een hoge vondstdichtheid zullen goed door middel van een karterend booronderzoek kunnen worden opgespoord. Voor de huidige onderzoekslocatie is het belangrijkste dat in eerste instantie inzicht wordt verkregen in de mate van intactheid van de bodem, of de stadsophogingslagen intact zijn en in welke mate de bombardementen tot verstoringen hebben geleid van het bodemarchief. Daarna kan door middel van het graven van proefsleuven een groter oppervlak van het plangebied onderzocht worden en dergelijke resten ook beter kunnen worden herkend/gewaardeerd.
15086018 ARN.GEM.ARC
Pagina 16 van 22
4
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK
4.1
Methoden
Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd in de vorm van een verkennend booronderzoek, conform de eisen van de KNA, versie 3.3, specificatie VS03. In totaal zijn met behulp van een edelmanboor (diameter 7 cm) 17 boringen tot maximaal 3 m -mv gezet (zie figuur 17). De boringen zijn verspreid binnen het plangebied gezet. Vanwege kabels en leidingen was het niet mogelijk om langs de noordzijde van het plangebied boringen te zetten. Er is in drie raaien geboord met een afstand van circa 15 m tussen de raaien en een afstand van 15 m tussen de boringen. De raaien zijn verspringend ten opzichte van elkaar gezet, waardoor een systeem bestaande uit gelijkbenige driehoeken ontstaat. De boringen zijn lithologisch conform de Archeologische 41 Standaard Boorbeschrijvingsmethode beschreven. De exacte locatie van de boringen (x- en ywaarden) is vastgelegd met behulp van dGPS. Aan de hand van het opgeboorde materiaal is beoordeeld of er wel, geen of slechts deels sprake is van een gaaf bodemprofiel. Tevens is gekeken naar de aanwezigheid van mogelijke vegetatie- en/of cultuurlagen, die zichtbaar zijn als bodemverkleuringen. Het opgeboorde materiaal is in het veld door middel van versnijden/verkruimelen geïnspecteerd op het voorkomen van archeologische indicatoren, zoals fragmenten vuursteen, aardewerk, houtskool, verbrand leem en bot. Vanwege het gebruik van het plangebied als bestraat Kerkplein was het niet mogelijk een oppervlaktekartering uit te voeren. 4.2
Resultaten
Geologie en bodem De resultaten van de boringen zijn opgenomen in de vorm van boorprofielen en worden in bijlage 6 weergegeven. Op basis van deze boorprofielen kan de bodemopbouw in hoofdlijnen als volgt worden beschreven: Tabel IV.
Hoofdlijn bodemopbouw
Diepte
41
Samenstelling
Interpretatie
10 - 70 cm
Geel, Matig fijn zand
Bouwzand opgebracht bij de aanleg van het plein
70 - 190 cm (onderkant op 12,50 m + NAP in het noorden tot 11,90 m + NAP in het zuiden)
Bruingrijs matig fijn zand met daarin fragmenten baksteen en metselpuin. In boring 6 is hierin een fragment industrieel wit opgeboord uit de periode 1830 -1950.
Subrecente ophogingslaag die mogelijk is ontstaan tijdens/na het bombardement.
90 – 270 cm
Deze ophogingslagen kenmerken zich door een afwisseling van diverse grondlagen met daarin over het algemeen donkere (donker bruingrijs – tot donkerbruine) bodemlagen met daarin sporen van verbrande leem, houtskool, mortel en leisteen.
Stedelijke ophogingslagen.
210- 230 cm (top op 11,10 m + NAP)
Lichtbruin, matig fijn zand, iets grindig met een geleidelijke overgang naar de C-horizont.
B/C-horizont
230 -300 cm
Geel, matig fijn zand, iets grindig.
C-horizont, smeltwaterafzettingen
Bosch, 2005.
15086018 ARN.GEM.ARC
Pagina 17 van 22
De maaiveldhoogtes van de boringen op het Kerkplein zijn nagenoeg overal gelijk (rond de 13,2013,30 m + NAP). Direct onder de bestrating van het plein ligt een zandlaag die bestaat uit matig fijn geel zand. Het betreft een vleilaag die is aangebracht ten behoeve van de bestrating van het plein. Deze vleilaag is aan de noordwestzijde aanzienlijk dunner dan aan de zuidoostzijde. In de boringen 2, 6, 8, 16 en 17 is sprake van een vleilaag van slechts 10-30 cm. Richting het zuidoosten loopt dit op naar 50-70 cm met een uitschieter in boring 12 van 90 cm. De suggestie wordt gedaan dat bij de inrichting van het plein na het bombardement een vleilaag is aangebracht waarmee het oorspronkelijke reliëf (aflopend richting het zuiden) is geëgaliseerd. Deze vleilaag ligt op een bruingrijze matig fijn zandige laag die in de boringen verrommeld aandoet. Het is niet duidelijk hoe ver deze verrommelde laag doorloopt in alle boringen. Zo zijn de boringen 2, 3, 4, 7, 9, 10, 12 en 17 gestuit voordat er door deze laag is heen geboord. Een deel van deze boringen kan zijn gestuit op puin, of restanten van funderingen die nog in de ondergrond aanwezig zijn. Opgemerkt wordt dat boring 7, waar dit pakket doorloopt tot een diepte van bijna 190 cm en daarna is gestuit, afwijkt van de overige boringen. Gedacht wordt dat hier mogelijk een kelder heeft gezeten o.i.d. Uit de boringen die door dit verrommelde pakket zijn gezet, boring 1, 5, 6, 8, 13 en 14 en 16 komt het beeld naar voren dat dit verrommelde pakket langzaam dikker wordt richting het zuiden. In het noorden ligt de onderkant van dit pakket rond de 12,40-12,50 m + NAP met een uitschieter naar beneden bij boring 8 waar de onderkant ligt op 11,80 m + NAP. In het midden van het plangebied ter hoogte van boringen 1 en 14 ligt de onderkant van dit verrommelde pakket rond de 12,30 m + NAP en in de meest zuidelijke boring op het Kerkplein, boring 1 ligt de onderkant van dit pakket op 11,90 m + NAP. In dit verrommelde pakket zitten resten baksteen en metselpuin, op basis waarvan het wordt geïnterpreteerd als een subrecente ophogingslaag dat mogelijk is ontstaan tijdens/na het bombardement. Direct onder dit verrommelde pakket liggen stedelijke ophogingslagen. De ophogingslagen kenmerken zich door een afwisseling van diverse grondlagen met daarin over het algemeen donkere (donker bruingrijs – tot donkerbruine) bodemlagen met daarin sporen van verbrande leem, houtskool, mortel en leisteen. De boringen 1, 6 en 13 zijn gestuit in deze stedelijk ophoginslagen, beide vermoedelijk op muurwerk. Ter hoogte van de boringen 5, 8, 14 en 16 was het mogelijk om door het stedelijke ophogingspakket heen te boren. Hieruit blijkt dat de dikte van het ophogingspakket varieert tussen de 80 en 145 cm. De onderkant van het stedelijke ophogingspakket ligt tussen de 10,50 en 11,10 m + NAP. In de boringen 5 en 14 (op de lengte as van het plangebied) is nog een restant van de oorspronkelijke bodem de BC-horizont aangetroffen op een diepte van 11,10 m + NAP. Mogelijk is daarom bij de boringen 8 en 16 sprake van ingravingen tot in de natuurlijke ondergrond. De natuurlijke ondergrond, de C-horizont bestaat uit matig fijn, zwak siltig iets grindig geel zand en is geïnterpreteerd als smeltwaterafzettingen. In de boringen 5 en 14 is nog een restant van de oorspronkelijke bodemvorming (de B/C-horizont) herkend. Het betreft een lichtbruine laag die geleidelijk overgaat naar de C-horizont. Het aangetroffen bodemprofiel komt overeen met een holtpodzolgrond zoals verwacht op basis van het bureauonderzoek. Uitzonderingen op het boven beschreven beeld zijn de boringen 4, 11 en 15 die in de stoep langs de Turfstraat zijn gezet. Boring 11 is op 30 cm beneden het maaiveld gestaakt vanwege het vermoeden dat hier een kabel aanwezig zou zijn. Boring 4 is op 40 cm beneden het maaiveld gestuit op puin. Boring 15 is doorgezet tot een diepte van 160 cm beneden het maaiveld. Opmerkelijk is dat in deze boring direct onder een vleilaag van 20 cm een dik humeus donkerbruin pakket aanwezig is tot een diepte van circa 130 cm. De indruk is dat dit een relatief recent opgebracht pakket is. Hieronder liggen twee lagen die vergelijkbaar zijn met het boven beschreven verrommelde pakket dat mogelijk is ont-
15086018 ARN.GEM.ARC
Pagina 18 van 22
staan na/tijdens het bombardement. Op een diepte van 160 cm is deze boring gestuit, de onderkant van het verrommelde pakket ligt hier dus op minimaal 11,30 m + NAP. Het kan niet worden uitgesloten dat hier sprake is van een lokale diepere verstoring (bijvoorbeeld een kelder aan de straatzijde).
Archeologische indicatoren In alle boringen zijn resten baksteen, mortel, houtskool, fosfaat en leisteen aangetroffen. Allemaal indicatoren die horen bij de Middeleeuwse stad. Tijdens het veldonderzoek zijn in drie van de 17 boringen archeologische indicatoren aangetroffen die meer inzicht geven in de datering en duiding van het lagenpakket. In boring 6 op een diepte van 30 - 70 cm in het verrommelde pakket een fragment industrieel witgoed uit de periode 1830 - 1950 aangetroffen. Uit de laag direct onder het verrommelde pakket uit 1830 -1950 is in boring 6 een fragment witbakkend aardewerk met groen glazuur gevonden. Deze dateert uit de periode 1700 - 1900. In de top van het stedelijke ophoginspakket (diepte 140 -150 cm) is in boring 5 een fragment lichtgroen gebogen glas aangetroffen dat in de periode 1400 – 1850 wordt geplaatst. Verder is in deze boring op een diepte van 155 cm beneden het maaiveld een oranje leembandje aangetroffen. Mogelijk betreft het een restant van een leemvloer. Hieronder ligt een laag met veel houtskool die als een brandlaag is geïnterpreteerd. In boring 16 is op een diepte van 130 -135 cm beneden het maaiveld een dun leemlaagje aangetroffen. Mogelijk is dit ook een (onverbrande) leemvloer. 4.3
Beantwoording onderzoeksvragen veldonderzoek
Fase inventariserend veldonderzoek, verkenning 11. Wat is de aard (ontstaanswijze, textuur, kleur), diepteligging en ouderdom van de relevante natuurlijke afzettingen ter plaatse van het onderzoeksgebied? De natuurlijke afzettingen van de ondiepe ondergrond betreffen sneeuwsmeltwaterafzettingen (hellingsafspoelingen) dan wel direct gestuwde afzettingen, in de vorm van lichtgeel gekleurd, zwak tot matig grindig, matig fijn tot matig grof zand. Vermoedelijk is sprake van sneeuwsmeltwaterafzettingen. Sneeuwsmeltwaterafzettingen zijn tot afzetting gekomen voornamelijk tijdens de natte en koude periode van het Pleniglaciaal (Midden-Weischelien). Een afdekkende laag dekzand is niet waargenomen in de boringen. Direct boven de natuurlijke ondergrond liggen stadsophogingen (Middeleeuwen – Nieuwe tijd) met een dikte van 80 tot 145 cm. Hierboven ligt een verrommelde laag die bestaat uit bruingrijs gekleurd, zwak tot matig grindig, matig fijn zand met een bijmenging van bouwpuin en baksteen. De suggestie wordt gedaan dat dit een ophogingspakket is dat is ontstaan na/tijdens het bombardement in 1944. Hier overheen ligt een vleilaag van geel, matig fijn bouwzand. Er werd als oorspronkelijke bodem een holtpodzolgrond verwacht. Van een dergelijk bodemprofiel is in twee boringen nog de overgangshorizont aangetroffen. Op basis hiervan is de verwachting dat de top van de oorspronkelijke C-horizont, tenminste deels intact is. Binnen het plangebied moet daarom worden uitgegaan van een grotendeels intact archeologisch niveau onder het stadsophogingspakket. Binnen het plangebied zullen tenminste drie archeologische niveaus (deels) intact aanwezig zijn: Het eerste niveau betreft de top van de funderingen van de muurresten van de historische bebouwing. Dit niveau zal deels nog liggen in de verrommelde laag die in verband wordt gebracht met het bombardement. Het tweede niveau ligt direct onder de verrommelde laag in de top van de stadsophogingen.
15086018 ARN.GEM.ARC
Pagina 19 van 22
Het derde niveau ligt onder de stadsophogingen in de top van de natuurlijke ondergrond.
Hierbij wordt opgemerkt dat in het pakket van stadsophogingen waarschijnlijk nog twee of drie tussenvlakken aanwezig kunnen zijn. Hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan niveaus die samenhangen met Arnhem in de Nieuwe tijd en de Late-Middeleeuwen. 12. Wat is de aard (kleur, textuur, samenstelling), diepteligging, genese en gaafheid van natuurlijke en eventueel antropogene bodemhorizonten (akkerlagen en overige ‘verstoringslagen’, bemestingslagen e.d.), ter plaatse van het onderzoeksgebied? Deels al beantwoord in bovenstaande onderzoeksvraag. Binnen het plangebied hebben reeds bodemverstorende ingrepen plaatsgevonden. Waarschijnlijk zijn deze verstoringen te relateren aan het bombardement uit 1944. Binnen het plangebied lijken er verder geen grootschalige verstoringen te hebben plaatsgevonden. De indruk tijdens het booronderzoek was dat binnen het plangebied nog restanten van funderingen van de historische bebouwing aanwezig zijn met daaronder een intactbodemprofiel met stadsophogingen en een (deels) intacte natuurlijke ondergrond. Archeologische waarden worden daarom (in situ) verwacht binnen het plangebied.
13. Wat is de aard, dikte en omvang van eventueel ter plaatse van het onderzoeksgebied voorkomende afdekkende lagen en de (geschatte) ouderdom daarvan (plaggendek, stuifzandlaag, kleidek, afvallaag, ophogingslaag)? Zie de beantwoording van bovenstaande onderzoeksvragen. Het geroerde/verstoorde deel van de bodemopbouw betreft wellicht grond dat is verrommeld na het bombardement van 1944. Hieronder liggen stadophogingen met een dikte van 80 145 cm waarvan op basis van de boringen het niet duidelijk is vanaf welke periode ze dateren. Het jongste materiaal dat is aangetroffen in de top van deze stadsophoging dateert uit de periode 1700 - 1900. In de top van de natuurlijke ondergrond kunnen op een diepte van ruim 2 meter beneden het maaiveld ook nog resten uit de prehistorie tot en met de (Vroege) Middeleeuwen worden aangetroffen. 14. Indien er afdekkende lagen voorkomen; wat is de aard (ontstaanswijze, kleur, textuur, samenstelling), gaafheid en dikte van het onderliggende afgedekt bodemprofiel (natuurlijke en antropogene bodemhorizonten zoals oude akkerlagen) en/of afzettingen? Zie de beantwoording van bovenstaande onderzoeksvragen en paragraaf 4.2. 15. Wat is de diepte tot waarop artefacten van recente ouderdom (‘modern’ afvalmateriaal) in het bodemprofiel voorkomen? In het verrommelde pakket is recent materiaal aangetroffen. In het noorden ligt de onderkant van dit pakket rond de 12,40-12,50 m + NAP met een uitschieter naar beneden bij boring 8 waar de onderkant ligt op 11,80 m + NAP. In boring 6 op een diepte van 30 - 70 cm in het verrommelde pakket een fragment industrieel witgoed uit de periode 1830 - 1950 aangetroffen. Hiermee kan e e deze verrommelde laag in de 19 – 20 eeuw worden geplaatst. 16. Tot welke diepte in het bodemprofiel is sprake van een ‘recente’ bodemverstoring en wat is de ouderdom van deze verstoring?
15086018 ARN.GEM.ARC
Pagina 20 van 22
Direct onder de bestrating van het Kerkplein ligt een zandlaag die bestaat uit matig fijn geel zand. Het betreft een vleilaag die is aangebracht ten behoeve van de bestrating van het plein. Deze vleilaag is aan de noordwestzijde aanzienlijke dunner dan aan de zuidoostzijde. In de boringen 2, 6, 8, 16 en 17 is sprake van een vleilaag van slechts 10 – 30 cm. Richting het zuidoosten loopt dit op naar 50 -70 cm met een uitschieter in boring 12 van 90 cm. De suggestie wordt gedaan dat bij de inrichting van het plein na het bombardement een vleilaag is aangebracht. Waarbij het oorspronkelijke reliëf is geëgaliseerd.
5 5.1
CONCLUSIE EN SELECTIEADVIES Conclusie
Het bureauonderzoek laat zien dat zich mogelijk archeologische waarden in het plangebied kunnen bevinden. Daarom is aansluitend een inventariserend veldonderzoek uitgevoerd, in de vorm van een verkennend booronderzoek. Gekozen is om eerst een verkennend booronderzoek uit te voeren is omdat de kans op archeologie binnen het plangebied zeer groot werd geacht en een verkennend booronderzoek voldoende inzicht zou geven in de intactheid van de bodemopbouw. De verwachte bodemopbouw van een verstoord niveau door het bombardement van 1944 met daaronder een stadsophogingspakket met daaronder eventueel een natuurlijk bodemprofiel wordt door het booronderzoek bevestigd. Onder het Kerkplein is een vleilaag aanwezig. Deze vleilaag is aan de noordwestzijde aanzienlijke dunner dan aan de zuidoostzijde. In de boringen 2, 6, 8, 16 en 17 is sprake van een vleilaag van slechts 10 – 30 cm. Richting het zuidoosten loopt dit op naar 50 -70 cm met een uitschieter in boring 12 van 90 cm. Hiermee is het oorspronkelijke reliëf vermoedelijk geëgaliseerd. Hieronder ligt een verrommelde bruingrijze laag van matig fijn zand waarin restanten baksteen en e e mortel zijn aangetroffen. Deze verrommelde laag wordt in de 19 – 20 eeuw worden geplaatst. De suggestie wordt gedaan dat deze laag is ontstaan na/tijdens het bombardement in 1944. Hieronder liggen stadsophoginslagen met een dikte die varieert tussen de 80 en 145 cm. Het is onduidelijk hoe oud deze ophogingslagen zijn maar het jongste materiaal dat is aangetroffen in de top van deze stadsophoging dateert uit de periode 1700 - 1900. In de top van de natuurlijke ondergrond kunnen nog resten uit de Prehistorie tot en met de (Vroege) Middeleeuwen worden aangetroffen. Hiermee is het archeologische bodemarchief op de locatie ondanks het bombardement grotendeels intact. In twee boringen is de overgangshorizont van de oorspronkelijke holtpodzolbodem aangetroffen. De verwachting is dat de top van de oorspronkelijke C-horizont, tenminste deels intact is. Binnen het plangebied zullen tenminste drie archeologische niveaus (deels) intact aanwezig zijn:
Het eerste niveau betreft de top van de funderingen van de muurresten van de historische bebouwing. Dit niveau zal deels nog liggen in de verrommelde laag die in verband wordt gebracht met het bombardement. Het tweede niveau ligt direct onder de verrommelde laag in de top van de stadsophogingen. Het derde niveau ligt onder de stadsophogingen in de top van de natuurlijke ondergrond.
Hierbij wordt opgemerkt dat in het pakket van stadsophogingen waarschijnlijk nog twee of drie tussenvlakken aanwezig kunnen zijn. Hierbij wordt bijvoorbeeld gedacht aan niveaus die samenhangen met Arnhem in de Nieuwe tijd en de Late-Middeleeuwen.
15086018 ARN.GEM.ARC
Pagina 21 van 22
De natuurlijke afzettingen betreffen sneeuwsmeltwaterafzettingen (hellingsafspoelingen) dan wel direct gestuwde afzettingen, in de vorm van geelbeige tot witgeel gekleurd, zwak tot matig grindig, zwak tot sterk siltig, matig fijn tot zeer grof zand. Geconcludeerd wordt dat, op basis van de waargenomen intacte bodemopbouw, de hoge en zeer hoge archeologische verwachting (op basis van het bureauonderzoek) moeten worden gehandhaafd. Eventueel aanwezige resten van puntlocaties van zeer kleine omvang in de vorm van jachtattributen, restanten van een basis-/extractiekamp (jagers-verzamelaars) en/of een nederzettingscomplex of huisplaats (landbouwers), resten van water- en drenkkuilen, afvaldumps en resten die samenhangen met de middeleeuwse stad, kunnen nog grotendeels intact zijn. De ontwikkeling op de locatie leidt naar verwachting tot een verstoring van archeologische waarden die samenhangen met de oude kern van Arnhem. Het is een belangrijke locatie voor kennis over de prehistorische en Romeinse bewoning in en de vroegstelijke ontwikkeling van Arnhem. Een opgraving op deze locatie is een kans om veel onduidelijkheden en vragen te kunnen beantwoorden. 5.2
Selectieadvies
Indien behoud van de archeologische vindplaats bij de uitvoering van de huidige plannen niet mogelijk is, zal deze moeten worden veiliggesteld door middel van een opgraving. Op grond van de resultaten van het bureau- en veldonderzoek adviseert Econsultancy om het plangebied in eerste instantie nader te onderzoeken door middel van een IVO karterende en waarderende fase, proefsleuven (IVOP). Het proefsleuvenonderzoek zal erop gericht moeten zijn om het booronderzoek te toetsen en een duidelijke strategie te bepalen voor de daaropvolgende opgraving (bijvoorbeeld aantal vlakniveaus). De voorkeur voor de strategie van de opgraving gaat uit naar grotere aaneengesloten werkputten waarin de aangetroffen resten in samenhang met elkaar kunnen worden beoordeeld en relaties kunnen worden vastgesteld voordat de resten worden veiliggesteld (ex-situ). Indien besloten wordt dat de vindplaats niet behouden kan worden, is het wenselijk het proefsleuvenonderzoek zo snel mogelijk te laten uitvoeren. Dit om in een vroeg stadium over voldoende gegevens te kunnen beschikken op grond waarvan het bevoegd gezag, de gemeente Arnhem een besluit kan nemen met betrekking tot het al dan niet (geheel) opgraven van de vindplaats. Indien er gekozen wordt om de vindplaats in situ te behouden ook dan is een nadere inventarisatie (proefsleuvenonderzoek) nodig is om de aard, kwaliteit en kwetsbaarheid van de archeologische resten nader te kunnen bepalen. Zodat passende maatregelen ter bescherming van de in de ondergrond aanwezige archeologie kunnen worden genomen. Bovenstaand advies vormt een selectieadvies. De resultaten van onderhavig onderzoek dienen te worden beoordeeld door het bevoegd gezag (gemeente Arnhem). Het bevoegd gezag neemt vervolgens een selectiebesluit.
15086018 ARN.GEM.ARC
Pagina 22 van 22
Figuur 3.
Situering van het plangebied binnen Nederland
Kerkplein (Plan Focus) te Arnhem Situering van het plangebied binnen Nederland (bron : http://gis.kademo.nl/gs2/wms) Legend a
Plangebied
15086018 ARN.GEM.ARC
Figuur 4.
Detailkaart van het plangebied
Kerkplein (Plan Focus) te Arnhem Detailkaart van het plangebied binnen Nederland Legenda Plangebied
15086018 ARN.GEM.ARC
Figuur 5.
Luchtfoto van het plangebied
Kerkplein (Plan Focus) te Arnhem Luchtfoto van het plangebied Legenda Plangebied
15086018 ARN.GEM.ARC
Figuur 6.
Situering van het plangebied binnen de prestedelijke periode
Kerkplein (Plan Focus) te Arnhem Situering van het plangebied binnen de prestedelijke periode (bron:Arnhem tot 1700) Legenda Plangebied
15086018 ARN.GEM.ARC
Figuur 7.
Situering van het plangebied binnen de kaart van Jacob van Deventer
Kerkplein (Plan Focus) te Arnhem Situering van het plangebied binnen de kaart van Jacob van Deventer Legenda Plangebied
15086018 ARN.GEM.ARC
Figuur 8.
Situering van het plangebied binnen Stadsplattegrond van L. Guicciardini, circa 1565.
Kerkplein (Plan Focus) te Arnhem Situering van het plangebied binnen de Stadsplattegrond van L. Guicciardini, circa 1565.) Legenda Plangebied
15086018 ARN.GEM.ARC
Figuur 9.
Situering van het plangebied binnen de kaart van Bleau uit 1649
Kerkplein (Plan Focus) te Arnhem Situering van het plangebied binnen de kaart van Bleau uit 1649 Legenda Plangebied
15086018 ARN.GEM.ARC
Figuur 10.
15086018 ARN.GEM.ARC
Situering van het plangebied binnen de Minuutplan uit begin van de 19e eeuw
Figuur 11.
Situering van het plangebied binnen de Geomorfologische kaart
Kerkplein (Plan Focus) te Arnhem Situering van het plangebied binnen de Geomorfologische kaart
Plangebied
15086018 ARN.GEM.ARC
Figuur 12.
Situering van het plangebied binnen het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN)
Kerkplein (Plan Focus) te Arnhem Situering van het plangebied binnen Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Legenda Plangebied
15086018 ARN.GEM.ARC
Figuur 13.
Situering van het plangebied binnen de Bodemkaart
Kerkplein (Plan Focus) te Arnhem Situering van het plangebied binnen de bodemkaart Legenda Plangebied
15086018 ARN.GEM.ARC
Figuur 14.
Situering van het plangebied binnen de stroomgordelkaart
Kerkplein (Plan Focus) te Arnhem Situering van het plangebied binnen de Zandbanenkaart (zand diepte) Legenda Plangebied
15086018 ARN.GEM.ARC
Figuur 15.
Archeologische Gegevenskaart van het onderzoeksgebied
Kerkplein (Plan Focus) te Arnhem Archeologische Gegevenskaart van het onderzoeksgebied (bron: Archeologisch informatiesysteem Archis2, AHN)
15086018 ARN.GEM.ARC
Figuur 16.
Situering van het plangebied binnen de archeologische verwachtingskaart
Kerkplein (Plan Focus) te Arnhem Situering van het plangebied binnen de archeologische verwachtingskaart gemeente Arnhem Legenda Plangebied
15086018 ARN.GEM.ARC
Figuur 17.
Boorpuntenkaart
Kerkplein (Plan Focus) te Arnhem Boorpuntenkaart Legenda Plangebied
15086018 ARN.GEM.ARC
Bijlage 1
Literatuur
Alterra, 2003: Digitale Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1:25.000. Bakker, H. de & W.P. Locher, 1990: Bodemkunde van Nederland. Deel 2: Bodemgeografie. Malmberg, Den Bosch. Bakker, H. de & J. Schelling, 1989: Systeem van bodemclassificatie voor Nederland De hogere niveaus. Wageningen. Borman, R., 1993: Arnhem onder de grond. Bewoningsgeschiedenis van stad en omgeving. Utrecht: Uitgeverij Matrijs. Bosch, J.H.A., 2005: Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode, Versie 5.2. Utrecht (TNOrapport, NITG 05-043-A). Cohen, K.M., E. Stouthamer, W.Z. Hoek, H.J.A. Berendsen, en H.F.J. Kempen, 2009: Zand in banen. Zanddieptekaarten van het Rivierengebied en het IJsseldal in de provincies Gelderland en Overijssel. Arnhem: Provincie Gelderland. Cohen, K.M., E. Stouthamer, H.J. Pierik en A.H. Geurts, 2012: Digitaal Basisbestand Paleogeografie van de Rijn-Maas Delta. Universiteit Utrecht. Defilet M.P., 2011: Vroegstedelijke ontwikkeling van Arnhem in: Bijdrage en Medeldeingen Gelderland jaargang 102 p 7-31. Defilet M.P., 2012: Beneden het maaiveld. Archeologie in Arnhem. Genabeek, R.J.M. van, 2003: Arnhem binnenstad. Archeologische verwachtingskaart. BAAC-rapport 02.035, BAAC bv, ’s-Hertogenbosch. Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff, T.E. Wong, 2003: De ondergrond van Nederland. Wolters-Noordhoff, Groningen. Normalisatie-Instituut, Nederlands, 1989: Geotechniek, classificatie van onverharde grondmonsters NEN 5104. Delft. Schulte A.G.,1994: De Grote of Eusebiuskerk in Arnhem: IJkpunt van de stad Utrecht. Verhagen, J.G.M. en Wientjes, R.C.M., 2008. De vroegste ruimtelijke ontwikkeling van Arnhem. In: F. Keverling Buisman e.a. (ed.), Arnhem tot 1700., 19-41. Utrecht.
15086018 ARN.GEM.ARC
Bijlage 2
Bronnen
AHN; internetsite, oktober 2015. http://www.ahn.nl Archeologisch informatiesysteem Archis2, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), Amersfoort, oktober 2015. http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html Bodemloket, internetsite, oktober 2015. www.bodemloket.nl Dinoloket, internetsite, oktober 2015. http://www.dinoloket.nl/ Geldmuseum, internetsite, oktober 2015. www.geldmuseum.nl/museum/content/zoeken-numis. SIKB; internetsite, oktober 2015. http://www.sikb.nl Wat Was Waar; internetsite, oktober 2015. http://www.watwaswaar.nl Wateratlas: internetsite, oktober 2015. http://geodata2.prvgld.nl/apps/wateratlas_kaarten Gelders Archief: internetsite, oktober 2015. http://www.geldersarchief.nl.
15086018 ARN.GEM.ARC
Bijlage 3
Gegevens uit Archis
AMK-terreinen binnen het onderzoeksgebied De Archeologische Monumentenkaart (AMK) bevat een overzicht van archeologische monumenten/terreinen in Nederland. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria (kwaliteit, zeldzaamheid, representativiteit, ensemblewaarde en belevingswaarde). Op grond daarvan zijn deze ingedeeld in vier categorieën; terreinen met archeologische waarde, een hoge archeologische waarde, een zeer hoge archeologische waarde of een zeer hoge archeologische waarde met een beschermde status. Het plangebied ligt binnen een archeologisch monument van hoge archeologische waarde, monumentnummer 13.197 (zie Tabel V en figuur 15). Tabel V. AMK nr. 13197
Overzicht AMK-terreinen
Situering t.o.v. plangebied Plangebied ligt er in.
Datering
Waarde en omschrijving
Middeleeuwen vroeg C - Nieuwe tijd
Toponiem: Centrum Complex: Stad Waarde: Terrein van hoge archeologische waarde Terrein met daarin de oude stadskern van Arnhem. De oudste vermelding van Arnhem dateert uit 893. In de 10e en 11e eeuw wordt Arnhem ook een paar keer vermeld, maar men heeft het niet over een stad.In 1196 wordt over een tol bericht. Deze tol was tot 1220 in het bezit van de Gelderse graven. In het begin van de 13e eeuw bestond een Arnhemse korenmat. In 1233 krijgt Arnhem stadsrechten, in 1254 treden voor het eerst zeven schepenen op. Behalve de kloosters te Prum en Elten en de commanderij van St. Jan heeft ook de graaf van Gelre bezittingen in Arnhem. In 1315 schenkt Reinald I zijn erf met gebouwen aan het Sint-Walburgkapittel te Tiel. Door de schaarste aan bronnen zijn er met betrekking tot de ruimtelijke ontwikkeling van Arnhem diverse theorieën Van Sevenhoven vermoedt de oudste kern boven de Rijnstraat en de Ketelstraat. Ten zuiden van deze 'hoofdweg' kon pas gebouwd worden na aanslibbing. Ook Fockema Andreae is deze mening toegedaan. Een andere theorie zegt dat de Korenmarkt de oudste kern van de stad vormde. Verkerk denkt dat de oudste kern het domaniale hof van het klooster te Prum bij Sonsbeek is en het gebied ten oosten daarvan. Van ommuring van de stad blijkt voor het eerst in 1291.
In het verleden uitgevoerde archeologische onderzoeken binnen het onderzoeksgebied Binnen het onderzoeksgebied zijn in de afgelopen jaren door verschillende archeologische bedrijven en instellingen in totaal 36 archeologische onderzoeken uitgevoerd. Het gaat daarbij om bureauonderzoeken, booronderzoeken (verkennend/karterend), proefsleufonderzoeken, archeologische begeleidingen van graafwerkzaamheden en opgravingen (zie Tabel VI en figuur 15). Tabel VI.
Overzicht onderzoeksmeldingen
Onderzoeksmeldingsnr. 25553
Situering t.o.v. plangebied 140c meter ten noordwesten
16049
170c meter ten zuidwesten
32244
200c meter ten noordoosten
15086018 ARN.GEM.ARC
Aard, uitvoerder en resultaten van het onderzoek Type onderzoek: opgraving Toponiem: Kleine Oord 81 Uitvoerder: Gemeente Arnhem Datum: 24-11-2007 Onderzoeksnummer: 25958 Resultaat: In samenwerking met de AWN. Resultaat wordt niet vermeld in Archis Type onderzoek: booronderzoek Toponiem: Rijnboog Uitvoerder: ADC ArcheoProjecten Datum: 16-06-2006 Onderzoeksnummer: 39947 Resultaat: Het advies is om in de gebieden met een hoge archeologische verwachting proefsleuven aan te leggen om gaafheid, omvang, datering en conservering van archeologische resten te onderzoeken. Type onderzoek: opgraving Toponiem: Koningstraat/Klarestraat Uitvoerder: Gemeente Arnhem Datum: 01-12-2008
17528
250c meter ten noordwesten
34853
250c meter ten noordwesten
59993
250c meter ten westen
60298
250c meter ten zuidoosten
62081
250c meter ten zuidoosten
3949
350c meter ten noordoosten
25314
350c meter ten westen
38724
350c meter ten noordwesten
39747
350c meter ten noordwesten
15086018 ARN.GEM.ARC
Onderzoeksnummer: 25939 Resultaat: Resultaat wordt niet vermeld in Archis Type onderzoek: booronderzoek Toponiem: Weverstraat/Korte Straat Uitvoerder: RAAP Archeologisch Adviesbureau Datum: 29-05-2006 Resultaat: Resultaat wordt niet vermeld in Archis Type onderzoek: opgraving Toponiem: Vijzelstraat 19 Uitvoerder: Gemeente Arnhem Datum: 29-04-2009 Onderzoeksnummer: 36627 Resultaat: Voor de aanleg van een sprinklerinstallatie wordt een put van 7x7 gegraven, ca. 2,4 m diep. Het onderzoek betreft de archeologische begeleiding van de aanleg van een keldertje voor een sprinklerinstallatie. Verspreid over een aantal maanden zijn op verschillende momenten waarnemingen verricht. Type onderzoek: opgraving Toponiem: Weerdjesstraat Uitvoerder: ADC ArcheoProjecten Datum: 27-01-2014 Resultaat: Resultaat wordt niet vermeld in Archis Type onderzoek: booronderzoek Toponiem: Uitvoerder: BAAC BV Datum: 13-02-2014 Onderzoeksnummer: 48530 Resultaat: In het plangebied is een ophoogpakket van 1,60 tot 3,80 m diepte aangetroffen. Daaronder is een antropogene laag aangetroffen, met houtskool en baksteenresten. Vervolgonderzoek is aanbevolen in de vorm van proefsleuven. Type onderzoek: proefsleuvenonderzoek Toponiem: Huis Der Provincie Uitvoerder: BAAC BV Datum: 23-06-2014 Onderzoeksnummer: 51111 Resultaat: Opgraven gebied ten noorden en oosten van de tunnel tussen Huis der Provincie en Rijnstate. Begeleiden ingrepen onder 1,5 m -MV in de zuidelijke 10 m van het terrein. Type onderzoek: opgraving Toponiem: Uitvoerder: Gemeente Arnhem Datum: 18-03-2003 Onderzoeksnummer: 13930 Resultaat: Resultaat wordt niet vermeld in Archis Type onderzoek: bureauonderzoek Toponiem: Uitvoerder: Gemeente Arnhem Datum: 07-11-2007 Onderzoeksnummer: 20013 Resultaat: In het plangebied hoek Weerdjesstraat/Vossenstraat te Arnhem wordt geen vervolgonderzoek aanbevolen. Deze aanbeveling is gebaseerd op het feit dat het deel van het plangebied het hoogst is waarschijnlijk in grote mate verstoord is door de fundering van naoorlogse bebouwing. Indien bij de bouwwerkzaamheden toch resten van kadewerken of andere archeologische sporen aangetroffen worden, dient hiervan tijdig melding te worden gemaakt aan de bevoegde overheid. Type onderzoek: bureauonderzoek Toponiem: Oeverstraat/Kortestraat Uitvoerder: Gemeente Arnhem Datum: 29-12-2009 Resultaat: Bureauonderzoek in het kader van het eerste Rijnboogproject. Locatie in het zuidwestelijke deel van de oude binnenstad, thans een parkeerplaats. Verwachting op resten vanaf de Vroege Middeleeuwen. Oostelijke deel plangebied is tijdens oorlogshandelingen verstoord geraakt. Type onderzoek: proefsleuvenonderzoek Toponiem: Kenniskluster Uitvoerder: ADC ArcheoProjecten Datum: 04-03-2010 Onderzoeksnummer: 36823 Resultaat: In situ behouden of opgraven. De stenen bebouwingsresten uit de Nieuwe tijd en de bewoningssporen uit de Late Middeleeuwen A of eerder zijn redelijk tot goed bewaard gebleven en kunnen mogelijk veel informatie verschaffen omtrent de
47147
350c meter ten noordwesten
55863
350c meter ten noordwesten
vroege geschiedenis van Arnhem als stad. ADC ArcheoProjecten BV adviseert daarom deze archeologische resten te behouden of op te graven door middel van een vlakdekkende opgraving binnen de grenzen van het plangebied. Type onderzoek: bureauonderzoek Toponiem: Vijzelstraat 4 Uitvoerder: Synthegra BV Datum: 16-06-2011 Onderzoeksnummer: 51633 Resultaat: In verband met de uitbreiding van een winkelpand heeft Synthegra een bureauonderzoek uitgevoerd. Een bouwdossier- en archiefonderzoek vormt het voornaamste onderdeel van het bureauonderzoek. Advies proefsleuven Type onderzoek: archeologische begeleiding Toponiem: Vossenstraat - Kortestraat Uitvoerder: Gemeente Arnhem Datum: 06-04-2013 Onderzoeksnummer: 50776 Resultaat: Archeologische begeleiding aanleg Riolering. Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt geadviseerd om voorafgaand aan grondroerende werkzaamheden in de nabijheid van de aangetroffen vindplaatsen de te vergraven delen archeologisch te onderzoeken. Dit kan d.m.v. van een proefsleuf of beter d.m.v. een vlakdekkende opgraving. Tijdens het huidige onderzoek waren de (rioolsleuven) beperkt van omvang wat resulteerde in matige informatie omtrent de aangetroffen sporen die deels buiten de sleuf vielen. Bij archeologisch vervolg onderzoek zal er hopelijk meer informatie over deze sporen worden verkregen. De aangetroffen sporen en vondsten waren goed geconserveerd en staan in verband met waardevolle archeologische plaatsen in de omgeving van het plangebied. Van een aantal sporen is tijdens het onderzoek alleen een zij- of bovenkant waargenomen, de overige delen zijn in situ bewaard gebleven en konden tijdens het onderzoek niet verder worden onderzocht wegens de beperkingen van de begeleiding.
2439
400c meter ten noordwesten
16143
400c meter ten noordwesten
34830
400c meter ten zuidoosten
41718
400c meter ten noordwesten
15086018 ARN.GEM.ARC
Direct onder de recente ophogingslaag onder het huidige straatniveau werden op ca. 30 cm beneden maaiveld enige sporen aangetroffen. De aangetroffen sporen stammen uit drie perioden: Late Middeleeuwen, Nieuwe- en Moderne tijd. Laat middeleeuwse sporen zijn alleen aangetroffen ten noorden van de restanten van de vermoedelijke stadsmuur (haaks op de sleuf aangetroffen in de Vossenstraat). Deze sporen bestaan vooral uit muurresten en houden verband met de stedelijke functie die dit deel van het plangebeid kreeg met de 15e-eeuwse stadsuitleg die door de stadsmuur werd begrensd. Ten zuiden van de (vermoedelijke) stadsmuur bevindt zich een kleiige laag met rietresten die vermoedelijk watervoerend is geweest. Het zou om een gracht ten zuiden van de stadsmuur kunnen gaan, die met de Nieuwe Haven geïdentificeerd zou kunnen worden (gedempt tussen 1740-1747). In de ondiepere sleuf die is gegraven in de Nieuwe Oeverstraat zijn (in tegenstelling tot de bovengenoemde sporen in de Vossenstraat) voornamelijk sporen uit de Nieuwe tijd en vondsten uit de Moderne tijd aangetroffen. Oudere sporen kunnen hier wellicht op een dieper niveau bewaard zijn gebleven (zoals ter plaatse van het aangrenzende Rozet is gebleken). De Jansbeek is niet zo overduidelijk aangetroffen als tijdens het onderzoek op de locatie van het huidige Rozet. Het vermoeden bestaat dat een zuidoost- noordwest georiënteerde muur een zijde van de gekanaliseerde beek markeert. In het zuidelijke deel van de Vossenstraat is de natuurlijke ondergrond niet aangetroffen, hoewel hier tot grotere diepte werd ontgraven (9.38 +NAP) dan in het noordelijke deel. Daar bestond de natuurlijke ondergrond uit geel zand(10.61 +NAP). Het oplopen van de natuurlijke ondergrond is nog steeds merkbaar in het straatbeeld. In het noordelijke deel van het plangebied worden geen andere sporen meer verwacht die ver in de natuurlijke ondergrond reiken m.u.v. beer- of waterputten en muurwerk. In het zuidelijke deel kunnen nog wel sporen worden verwacht op een dieper niveau. Type onderzoek: onbekend Toponiem: Rijnstraat; Kortestraat Uitvoerder: Onbekend Datum: 12-02-2001 Resultaat: Resultaat wordt niet vermeld in Archis Type onderzoek: booronderzoek Toponiem: Rijnboog Fase 1 Centrum Cluster 5 Uitvoerder: BAAC BV Datum: 24-02-2006 Onderzoeksnummer: 13524 Resultaat: Resultaat wordt niet vermeld in Archis Type onderzoek: bureauonderzoek Toponiem: Centrum Ring Rond Uitvoerder: Gemeente Arnhem Datum: 22-04-2009 Onderzoeksnummer: 25950 Resultaat: Bij de geplande diepere bodemingrepen wordt in het plangebied mogelijk grond verstoord waarvoor een archeologische verwachting geldt. Daarom dient op vier deellocaties (zie rapport) archeologisch onderzoek plaats te vinden in de vorm van een archeologische begeleiding. Bij de archeologische begeleiding dienen de profielen te worden onderzocht en gedocumenteerd. Hiermee kan worden vastgesteld of onverstoorde grond is geroerd. Type onderzoek: opgraving Toponiem: Oude Oeverstraat/Nieuwe Oeverstraat/Kortestraat
47788
400c meter ten noordwesten
53773
400c meter ten noordwesten
63455
450c meter ten noordwesten
29477
500c meter ten oosten
57978
500c meter ten zuiden
60420
500c meter ten zuidoosten
62293
500c meter ten oosten
63420
500c meter ten noordwesten
15086018 ARN.GEM.ARC
Uitvoerder: ADC ArcheoProjecten Datum: 06-07-2010 Resultaat: Resultaat wordt niet vermeld in Archis Type onderzoek: opgraving Toponiem: Oude Oeverstraat (Noord)/Nieuwe Oeverstraat (Zuid)/Kortestraat (Oost) Uitvoerder: ADC ArcheoProjecten Datum: 08-08-2011 Resultaat: Resultaat wordt niet vermeld in Archis Type onderzoek: archeologische begeleiding Toponiem: Oude Oeverstraat Verbindingstunnel Uitvoerder: Gemeente Arnhem Datum: 24-09-2012 Onderzoeksnummer: 50668 Resultaat: In het plangebied zelf worden geen archeologische waarden meer verwacht. Tijdens het onderzoek is de bodem tot ver in de natuurlijke ondergrond verstoord. Aanvullend archeologisch onderzoek in het plangebied is niet noodzakelijk. De goed geconserveerde aangetroffen sporen en vondsten bieden hoop dat er in de nabijheid van het plangebied en in het historische centrum van de stad bewaard zijn gebleven. Vooral sporen uit de Nieuwe en Moderne tijd bevonden zich vlak onder het maaiveld. Dit betekent dat ook voor ondiepe ontgravingen in de nabijheid van het plangebied archeologisch onderzoek gewenst is. Boven de natuurlijke ondergrond is een deels intacte akkerlaag aangetroffen waaruit grijbakkend aardewerk is verzameld daterend uit de 13e eeuw. Dit is de periode waarin het onderzoeksgebied lijkt te zijn ontwikkeld. Sporen uit deze periode bestonden uit (afval)kuilen en ophogingslagen. In de 14e/15e eeuw is muurwerk gebouwd boven deze oudere sporen. De exacte aard van deze niet met elkaar in verbindingstaande muurrestanten is moeilijk vast te stellen. Tussen de 16e en 18e eeuw lijkt het noordelijk deel van het plangebeid bebouwd te zijn geweest omdat er geen vondstmateriaal uit deze periode is aangetroffen. In het zuidelijk deel is wel 18e-eeuws materiaal verzameld. Uit de Nieuwe en Moderne tijd zijn sporen aangetroffen als muurfunderingen, een waterkelder, een water- en beerput, veel afvoergoten/buizen en puinhoudende stortlagen die de vele bouw- en sloopactiviteiten in het plangebied aanduiden. Type onderzoek: archeologische begeleiding Toponiem: Roermondsplein Uitvoerder: Gemeente Arnhem Datum: 19-11-2014 Onderzoeksnummer: 51058 Resultaat: Begeleiding riool aanleg. Bij eventuele verdere ontgravingen in en/of rond het plangebied is archeologisch onderzoek noodzakelijk. Reden is de aanwezigheid van archeologische resten in de ondergrond. Tijdens de begeleiding zijn sporen aangetroffen als een straatniveau bestaande uit keien vermoedelijk uit de 15e eeuw. Ophogingslagen uit de Nieuwe en Moderne tijd en twee waterputten uit het eind van de 18e of begin van de 19e eeuw. Sporen liepen door tot onder de huidge ontgravingsdiepte en zijn deel intact gebleven in het vlak of in de profielwanden. Type onderzoek: bureauonderzoek Toponiem: Eusebiusbuitensingel Uitvoerder: Gemeente Arnhem Datum: 24-06-2008 Onderzoeksnummer: 25943 Resultaat: Bij de geplande rioleringswerkzaamheden dient op de in het rapport gespecificeerde deellocaties archeologisch onderzoek plaats te vinden in de vorm van een archeologische begeleiding. Archeologisch vervolgonderzoek d.m.v. archeologische begeleiding op in het rapport gespecificeerde deellocaties. Type onderzoek: bureauonderzoek Toponiem: Meinerswijk Stadsblokken 1 Uitvoerder: Greenhouse Advies Datum: 19-08-2013 Resultaat: Resultaat wordt niet vermeld in Archis Type onderzoek: archeologische begeleiding Toponiem: Meinerswijk Gebied D Vindplaats 2 Uitvoerder: ADC ArcheoProjecten Datum: 24-02-2014 Resultaat: Resultaat wordt niet vermeld in Archis Type onderzoek: bureauonderzoek Toponiem: Uitvoerder: Gemeente Arnhem Datum: 30-06-2011 Resultaat: Resultaat wordt niet vermeld in Archis Type onderzoek: archeologische begeleiding Toponiem: Korenmarkt 14-15, Molenstraat 12 Uitvoerder: Gemeente Arnhem
Datum: 26-02-2013 Onderzoeksnummer: 51033 Resultaat: Noodonderzoek tijdens inpandige vergraving. Indien er in de toekomst verder verdiept dient te worden er archeologisch vervolgonderzoek noodzakelijk is. Dit omdat tijdens de huidige waarneming alleen het noordelijke deel van het pand is ontgraven. Deze ontgraving is niet tot op het schone zand van de natuurlijke ondergrond gegaan maar slechts tot op het niveau dat wenselijk was om het noordelijke deel van het pand gelijkvloers temaken met het zuidelijke deel (ongeveer 60 cm). De onderkant van sommige sporen is hierbij niet opgezocht omdat deze onder het gewenste vlak verdwenen. Ook is het waarschijnlijk dat er zich oudere sporen of lagen voordoen in de ondergrond van het pand. Dit aangezien het plangebied zich in een deel van de stad bevindt dat al in gebruik was voor de bouw e van het huidige pand uit de 15 eeuw.
63936
500c meter ten noordoosten
27946
550c meter ten zuidoosten
57979
550c meter ten zuiden
60604
550c meter ten noordoosten
41911
600c meter ten noordwesten
49869
600c meter ten oosten
Tijdens het graven werd duidelijk dat er een klein keldertje in het pand aanwezig was dat tegen de noordgevel aanstond. Verder zijn er resten van de oorspronkelijke oostgevel van het pand blootgelegd en is de voormalige steeg tussen de Korenmarkt 15 en 16 aangetroffen in de vorm van keien vloer. Deze vloer volgt het oorspronkelijke straat niveau en de helling in dit deel van de stad die naar het noorden oploopt. Aangetroffen vondstmateriaal dateert tussen 1400 en 1900. Verder is aangetoond dat het plaatsen van recente funderingen en rioleringsbuizen nadelig is geweest voor de in de ondergrond aanwezige muur- en vloerresten. Ook heeft het onderzoek de dateringen van het bouwhistorisch onderzoek bevestigd. Het betreft hier de volgorde en datering van de bouw en afbraak van muren in en rond het pand. Type onderzoek: booronderzoek Toponiem: Musis Sacrum Uitvoerder: RAAP Archeologisch Adviesbureau Datum: 05-11-2014 Resultaat: Resultaat wordt niet vermeld in Archis Type onderzoek: bureauonderzoek Toponiem: Centrum Oost Uitvoerder: Gemeente Arnhem Datum: 02-04-2008 Onderzoeksnummer: 25940 Resultaat: Bij de geplande rioleringswerkzaamheden worden verschillende locaties verstoord waarvoor een hoge archeologische verwachting geldt. Voor vier deellocaties (in het rapport nader gespecificeerd) dient archeologisch vervolgonderzoek door middel van een archeologische begeleiding plaats te vinden. Archeologische begeleiding op de in het rapport gespecificeerde deellocaties. Type onderzoek: bureauonderzoek Toponiem: Meinerswijk Stadsblokken 2 Uitvoerder: Greenhouse Advies Datum: 19-08-2013 Resultaat: Resultaat wordt niet vermeld in Archis Type onderzoek: bureauonderzoek Toponiem: Velperplein Uitvoerder: Bureau voor Archeologie Datum: 04-03-2014 Resultaat: Resultaat wordt niet vermeld in Archis Type onderzoek: booronderzoek Toponiem: Nieuwe Plein 25-27A (Hotel Haarhuis) Uitvoerder: Synthegra BV Datum: 26-07-2010 Onderzoeksnummer: 44950 Resultaat: Geen vervolgonderzoek noodzakelijk Wij hebben nooit een toetsing van het rapport ontvangen. Het plan is echter wel onherroepelijk (www.ruimtelijkeplannen.nl). eEt rapport wordt daarom als definitief beschouwd Type onderzoek: proefsleuvenonderzoek Toponiem: V.G.G.M. Rietgrachtstraat 74 Uitvoerder: Gemeente Arnhem Datum: 14-12-2011 Onderzoeksnummer: 51049 Resultaat: Voor het plangebied wordt vervolgonderzoek aanbevolen. Er moet rekening worden gehouden met een gedeeltelijke of gehele opgraving, dan wel een intensieve archeologische begeleiding onder het protocol opgraven. Dit afhankelijk van de aard en plaats van de bodemverstoringen. Resten van een 18e-eeuwse gracht zijn gevonden (uitleg Menno van Coehoorn). Hoewel de waarnemingseenheid klein is, wijst de bodemopbouw duidelijk op vullagen van de gracht. Het handelt hier om de uitleg van de vestingwerken naar model van Menno van Coehoorn aan het begin van de 18e eeuw. Dit is een van de weinige keren (zo niet de enige) dat dit archeologische fenomeen in Arnhem is onderzocht. Er kan worden gesproken van een archeologisch relict dat verbonden is met historische gebeurtenissen (waaronder ook belegeringen) die relevant zijn voor de stad Arnhem (en Nederland in het algemeen), een hoge informatie-
15086018 ARN.GEM.ARC
57025
600c meter ten noordwesten
waarde kent en intact aanwezig is. Vanwege deze situatie wordt vervolgonderzoek aanbevolen. Verder is er een sequentie van ophogingslaagjes met plaatselijke verstoringen aangetroffen; het onderste niveau betreft e een intact niveau uit de 19 eeuw. Dit ligt op natuurlijke grindafzettingen, waarschijnlijk erosiemateriaal van de stuwwal (solifluctie). Type onderzoek: archeologische begeleiding Toponiem: Arnhem Centraal Uitvoerder: Gemeente Arnhem Datum: 05-06-2013 Onderzoeksnummer: 50679 Resultaat: Archeologische begeleiding van de aanleg van waterafvoerbuizen in het meest oostelijke deel van de Oude Stationsstraat. Waarschijnlijk grotendeels in onverstoorde grond. Het plangebied betreffende de sleuf ten behoeve van het waterafvoer zelf is door de werkzaamheden tot in de natuurlijke ondergrond verstoord. In het plangebied zelf is archeologisch vervolgonderzoek overbodig geworden. Direct aansluitend aan de sleuf is vooral in het zuiden en oosten archeologisch onderzoek noodzakelijk als hier bodemroerende werkzaamheden plaatsvinden. De hoge verwachting voor archeologische resten uit met name de nieuwe tijd en de middelhoge verwachting voor resten uit de moderne tijd blijft ongewijzigd.
58533
600c meter ten oosten
In het plangebied zijn ondank de zeer grote aanwezigheid van kabels en leidingen en de bijbehorende vergravingen toch archeologische restanten aangetroffen. Ook was de bodemopbouw buiten de verstoringen goed te volgen en deels intact. Tijdens het onderzoek is een akkerlaag aangetroffen d ie op basis van vondstmateriaal kon worden gedateerd in de Late Middeleeuwen toen het plangebied in gebruik werd genomen voor agrarische doeleinden. Uit de Nieuwe tijd zijn vullingen van de westzijde van de stadsgracht aangetroffen. Dit is de periode waarin het plangebied een verdedigende functie had. Om de diepte en de breedte van de gracht te onderzoeken verdient het de aanbeveling om haaks op de aangetroffen westzijde van de gracht een sleuf te graven bij eventueel vervolgonderzoek. Ook zijn er ophogingslagen uit deze periode gevonden. Uit de Moderne tijd toen het plangebied voor bewoning beschikbaar kwam zijn vooral ophogingslagen en verschillende fasen van rioleringen waargenomen. Type onderzoek: archeologische begeleiding Toponiem: Rietgrachtstraat 74 Ab Uitvoerder: Gemeente Arnhem Datum: 07-10-2013 Onderzoeksnummer: 50680 Resultaat: In plangebied zullen sloop-, en saneringswerkzaamheden plaatsvinden evenals OCE-onderzoek voorafgaand aan nieuwbouw. Deze werkzaamheden voorafgaan aan de nieuwbouw zullen archeologisch worden begeleid i.v.m. het aantreffen van mogelijke restanten van vestingwerken in de ondergrond. In het onderzochte deel van het plangebied is geen vervolg onderzoek noodzakelijk. de bodem is tot op de natuurlijke ondergrond afgegraven. Eventuele boringen in de natuurlijke ondergrond zijn wenselijk om inzicht te krijgen in de datering van de onderliggende natuurlijke veenlagen. Dit kan inzicht geven in de ontwikkeling van het Arnhemse Broek. Voor het niet onderzochte gedeelte van het plangebied blijft de grotendeels hoge verwachting onverminderd staan en wordt archeologisch onderzoek geadviseerd in verband met de 18eeeuwse grachtengordel en verdedigingswerken. Gezien de bebouwing op en vervuiling van de bodem in het plangebied is een archeologische begeleiding van sloop en saneringswerkzaamheden het meest voor de hand liggend.
60602
600c meter ten noorden
63436
600c meter ten zuidoosten
Tijdens het onderzoek in het oostelijke deel van het plangebied zijn ondanks aanzienlijk sloop en bouwwerkzaamheden in het verleden toch veel archeologische resten bewaard gebleven. De aangetroffen sporen dateerden uit de Moderne tijd tussen omstreeks 1850 en heden. Het betrof de voormalige Rietebeek, kadewerken, funderingen van bedrijfspanden en funderingen van een Remonstratse kerk. Type onderzoek: bureauonderzoek Toponiem: Jansbuitensingel Uitvoerder: Bureau voor Archeologie Datum: 04-03-2014 Resultaat: Resultaat wordt niet vermeld in Archis Type onderzoek: archeologische begeleiding Toponiem: Westervoortsedijk Uitvoerder: Gemeente Arnhem Datum: 25-03-2013 Onderzoeksnummer: 51040 Resultaat: Vervangen / plaatsen van riolering ter plaatse van de Westervoortsedijk in 2013. Samen met rapportage van de bevindingen van de door de AWN begeleide ontgravingen ter plaatse van een bouwkuip direct ten noorden van de kruising van de Westervoortsedijk en de Eusebiusbuitensingel. Deze begeleiding heeft plaatsgevonden tussen 4 januari en 9 mei 2006. Als algemene aanbeveling voor een eventueel vervolgtraject van graafwerkzaamheden in (de directe nabijheid van) het plangebied wordt dan ook geadviseerd om een mogelijkheid te maken voor de opname van een dwarsprofiel over de Westervoorstedijk. Hierbij zou eventueel wel sporen van voorgangers of oudere fasen van de dijk geïdentificeerd kunnen worden. Een andere aanbeveling heeft betrekking op de sporen en structuren die in het noordwesten van het plangebied zijn aangetroffen in 2006 en 2013. Het betreft restanten van de Broeksluis, beschoeiingen, kade- en ondergrondse vestingwerken. Deze zijn goed geconserveerd gebleven als gevolg van de stevige bouwmaterialen in combinatie met de vochtige en zuurstof arme onder-
15086018 ARN.GEM.ARC
grond. Dit is dan ook een extra reden dat er meer archeologische informatie te vergaard kan worden bij graafwerkzaamheden in de omgeving van het westen van het plangebied. Tijdens de graafwerkzaamheden die in 2013 zijn uitgevoerd is slechts een klein deel van de sporen en structuren verstoord omdat het grootste deel reeds was verwoest tijdens de plaatsing van het inmiddels vervangen riool. In de profielen en in het vlak van de sleuf zijn de sporen en structuren echter onverhoord bewaard gebleven. Vervolgonderzoek naar deze restanten heeft dus goede kans van slagen. Tijdens de archeologische begeleiding zijn in het plangebied twee vindplaatsen aangetroffen. De eerste vindplaats, in werkput 1 in het noordwesten van het plangebied, is blootgelegd tijdens een archeologische begeleiding in 2006 van werkzaamheden. Het betreft een vindplaats uit de Nieuwe tijd. Deze vindplaats betreft sporen, structuren en vondsten die zijn toe te schrijven aan de voormalige Rietgracht, later Rietebeek, de kadewerken, Broeksluis, de sluiskolk, grondankers ten behoeve van de versteviging van de kade en voormalige vestingwerken. De structuren betreffen eikenhouten constructies van de onderzijde van de Broeksluis, de beschoeiing van de kade aan de westzijde van de voormalige Rietgracht (later Rietebeek) ter hoogte van de sluiskolk, en een aanzienlijke constructie van grondankers bestaande uit verschillende lagen van enorme eikenhouten balken met verbindingen. Deze balken bevatten merktekens die geduid worden als instructies voor werklieden tijdens de bouw van de kadewerken en versteviging van de vestingwerken in de e e 18 of vroege 19 eeuw. In 2013 zijn in het westen van het plangebied, tijdens een archeologische begeleiding van graafwerkzaamheden ten behoeve van het vervangen van een riool over de lengte van de Westervoortsedijk, meer resten aangetroffen die met deze vindplaats in verband kunnen worden gebracht. Het betrof twee structuren van stevig in verband gemetseld muurwerk dat de indruk maakte dat het een stevige fundering vormde van vestingwerken of gezien de ligging eerder van de voormalige Broeksluis door de Westervoortsedijk. In de directe omgeving ten oosten van deze structuren werd en metalen trekstang en een ongeveer 25 cm dikke eikenhouten paal gevonden die mogelijk tot de structuren hebben behoort. De tweede vindplaats is jonger en dateert uit de moderne tijd. Deze vindplaats bestaat uit ophogingslagen die soms bestonden uit stortlagen waarin zich uitzonderlijk veel geconcentreerd en voor de periode kenmerkend stadsafval bevond. De ophogingslagen dateren op basis van het daaruit verzamelde vondstmateriaal uit de periode waarin het Broek geschikt werd gemaakt als industriegebied in het eerste kwart van de 20 e eeuw. Omdat het laag gelegen Broek altijd erg vochtig is geweest werd het in die periode enkele meters opgehoogd. Hierdoor verdween langzamerhand de dijk als landschapselement en is nu dan ook niet meer als verhoging in het landschap te herkennen. De natte omstandigheden en de zuurstofarme kleiige ondergrond hebben een goede conservering tot gevolg gehad voor zowel de aanwezige sporen als vondstmateriaal in het plangebied. Of de ophogingslagen ook deel uitmaakten van de opbouw van de Westervoortsedijk zelf is niet duidelijk geworden. Dit heeft te maken met het feit dat tijdens de archeologische begeleiding de graafwerkzaamheden ten behoeve van de rioolaanleg werden gevolgd. De sleuven zijn gegraven in de lengterichting van de Westervoortsedijk. Een goed beeld van een dijk wordt echter verkregen met een dwarsdoorsnede. Daarbij werd beperkte bij het diepst ontgraven gedeelte de grootste verstoring het zicht op het dwarsprofiel aan de westzijde van de sleuf. Dit betrof de ingraving van het voormalig riool in de dijk, waarvoor vrijwel even diep was ontgraven als nu het geval was. Tijdens de begeleidingen en waarnemingen is een veelal verstoorde bodemopbouw aangetroffen waarbij een pakket van recente ophogingslagen direct rust op de natuurlijke ondergrond. Deze bestaat in dit geval uit kleiige uiterwaard- en oeverafzettingen. De ondergrond bestond uit lichtgrijsblauwe zwak zandige klei. De klei betekent dat het gebied waarvan het plangebied deel uitmaakt onder invloed stond van de Rijn en kan als rivierafzetting worden geduid. Archeologische sporen en structuren deden zich voor onder het recente pakket ophogingslagen en manifesteren zich in het op en deels in de natuurlijke ondergrond. In de ondergrond van het plangebied zijn geen sporen of vondsten aangetroffen die verband houden met prehistorisch landbouwgebruik. Als deze al aanwezig zijn geweest is de kans groot dat ze in de loop der tijd zijn verspoeld door de activiteit van de Rijn.
Waarnemingen binnen het onderzoeksgebied In ARCHIS staan alle bekende archeologische waarnemingen geregistreerd. Binnen het plangebied zijn geen waarnemingen geregistreerd. Binnen het onderzoeksgebied staan 16 waarnemingen geregistreerd (zie Tabel VII en figuur 15). Het merendeel van de waarneming heeft betrekking op de stad uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd. Daarnaast zijn drie locaties waar waarnemingen uit de Romeinse tijd zijn gedaan. Eén locatie heeft resten uit de IJzertijd en één locatie heeft resten uit het Neolithicum–Bronstijd opgeleverd. Tabel VII.
Overzicht ARCHIS-waarnemingen
Waarnemingsnummer 3755
Locatie t.o.v. plangebied 70 meter ten zuidoosten
3727, 3751 3752, 41229
3747
100 meter ten zuidwesten 110 meter ten noordwesten 120 meter ten noordwesten
Datering Complextype: kerk Middeleeuwen - Nieuwe tijd : stenen funderingen Late Middeleeuwen : steengoed, roodbakkend geglazuurde kommen/(voet)schalen Late Middeleeuwen - Nieuwe tijd : beerputten, flessen, vaatwerk, kook/voorraadpotten, objecten, steengoed bekers, beerputten, steengoed, roodbakkend geglazuurde borden/schotels, spaarpotten Afbraak huis aan de Broerenstraat. Gevel van tufsteen is gespaard tijdens de afbraak. Late Middeleeuwen :
15086018 ARN.GEM.ARC
3729, 3754 3728
3749, 17142 3736, 17166
17134, 17136 3746, 3748, 6918, 6919, 17135, 18731
3730, 3739, 3750 3651, 3745, 3753, 17164, 41227 3649, 3722, 40526, 428646 3681, 3716, 3719, 3724 17143
11607
130 meter ten zuidoosten 150 meter ten zuiden
160 meter ten zuiden 170 meter ten zuidoosten 200 meter ten noordoosten 250 meter ten zuiden
300 meter ten oosten 350 meter ten noorden 400 meter ten noorden 450 meter ten noordoosten 500 meter ten noordwesten
(administratief) 450 meter ten noorden
muurrestanten Late Middeleeuwen - Nieuwe tijd : bouwmateriaal Complextype: stad Vroege Middeleeuwen - Late Middeleeuwen : Badorf aardewerk, paalgaten, kogelpotten, geelwitbakkend Pingsdorf aardewerk, palen, waterputten Late Middeleeuwen - Nieuwe tijd : aardewerk, objecten Romeinse tijd - Nieuwe tijd : Badorf aardewerk, kuilen, aardewerk, cultuurlagen, beerputten, vaatwerk, aardewerk, tegels, dakpannen, kacheltegels, bakstenen, objecten, leisteen dakbedekking, kleipijpen Late Middeleeuwen - Nieuwe tijd : bouwmateriaal, muurrestanten, vaatwerk, aardewerk, muurrestanten, objecten Vroege Middeleeuwen - Nieuwe tijd : gedraaid aardewerk, gedraaid aardewerk, Badorf aardewerk, geelwitbakkend Pingsdorf aardewerk tuitpotten, grijsbakkend gedraaid aardewerk, kogelpotten, proto-steengoed, Andenne aardewerk, Paffrath aardewerk, geelwitbakkend Pingsdorf aardewerk, vaatwerk, steengoed, witbakkend geglazuurd aardewerk, roodbakkend geglazuurd aardewerk, steengoed geglazuurd Vroege Middeleeuwen - Nieuwe tijd : cultuurlagen, gedraaid aardewerk, steengoed, bakstenen, roodbakkend geglazuurde kannen IJzertijd - Nieuwe tijd : sierraden, munten IJzertijd - Nieuwe tijd : gladwandig aardewerk, cultuurlagen, munten Late Middeleeuwen - Nieuwe tijd : grachten, steengoed bekers, grapen, roodbakkend geglazuurd aardewerk Complextype: stad Late Middeleeuwen - Nieuwe tijd : aardewerk, waterputten Neolithicum - Bronstijd : bijlen
Vondstmeldingen binnen het onderzoeksgebied In ARCHIS staan vondstmeldingen geregistreerd. Nadat deze zijn gecontroleerd worden het waarnemingen. Tot die tijd staan ze als vondstmeldingen geregistreerd. Binnen het plangebied zijn geen vondstmeldingen geregistreerd. Binnen het onderzoeksgebied staan geen vondstmeldingen geregistreerd.
15086018 ARN.GEM.ARC
Bijlage 4 Ouderdom in jaren
Overzicht geologische en archeologische tijdvakken Chronostratigrafie
MIS
Holoceen 11.755 12.745 13.675 14.025
LaatWeichselien (LaatGlaciaal)
15.700
1 Late Dryas (koud) Allerød (warm) Vroege Dryas (koud) Bølling (warm)
Lithostratigrafie Formaties: Naaldwijk (marien), Nieuwkoop (veen), Echteld (fluviatiel)
2
LaatPleniglaciaal 29.000
50.000
MiddenWeichselien (Pleniglaciaal)
MiddenPleniglaciaal VroegPleniglaciaal
3
Formatie van Kreftenheye
Formatie van Boxtel
4
75.000
VroegW eichselien (VroegGlaciaal) 115.000 130.000
370.000 410.000
5a 5c 5d
Eemien (warme periode)
5e
Saalien (ijstijd)
6
Holsteinien (warme periode)
Formatie van Beegden
5b
Eem Formatie Formatie van Drente
Formatie van Urk
Elsterien (ijstijd) 475.000
Cromerien (warme periode) 850.000
Pre-Cromerien 2.600.000
15086018 ARN.GEM.ARC
Formatie van Sterksel
Formatie van Peelo
Cal. jaren v/n Chr.
14
C jaren
Chronostratigrafie
Pollen zones
0
1950
Vb2
1500
Subatlanticum koeler vochtiger
450 0 12
Vb1 Va
Vegetatie Loofbos eik en hazelaar overheersen haagbeuk veel cultuurplanten rogge, boekweit, korenbloem
Archeologische perioden Nieuwe tijd Middeleeuwen Romeinse tijd IJzertijd
800 2650
815
IVb Subboreaal koeler droger
2000
IVa
5000
3755 4900
5300
Atlanticum warm vochtig
III
Boreaal warmer
II
Preboreaal warmer
I
8000
7020
8240
9000
8800 11.755
10.150
12.745
10.800
13.675
11.800
14.025
12.000
15.700
13.000
LaatWeichselien (LaatGlaciaal)
Late Dryas
LW III
Allerød
LW II
Vroege Dryas LW I Bølling
35.000
Loofbos eik en hazelaar overheersen beuk>1% invloed landbouw (granen)
Bronstijd
Neolithicum
Loofbos eik, els en hazelaar overheersen in zuiden speelt linde een grote rol den overheerst hazelaar, eik, iep, linde, es eerst berk en later den overheersend
Mesolithicum
parklandschap dennen- en berkenbossen open parklandschap open vegetatie met kruiden en berkenbomen
MiddenWeichselien (Pleniglaciaal)
perioden met een poolwoestijn en perioden met een toendra
VroegWeichselien (VroegGlaciaal)
perioden met bos en perioden met een subarctisch open landschap
Laat-Paleolithicum
75.000
115.000 130.000
Eemien (warme periode)
Midden-Paleolithicum loofbos
Saalien (ijstijd) 300.000
Vroeg-Paleolithicum Chronostratigrafie voor Noordwest-Europa volgens Zagwijn (1974), Vandenberghe (1985) en De Mulder et al. (2003). Lithostratigrafie volgens De Mulder et al. (2003). Mariene isotoop stadium (MIS) volgens Bassinot et al. (1994). Atmosferische data volgens Stuiver et al. (1998). Zuurstofisotoop calibratie (OxCal) versie 3.9 Bronk Ramsey (2003), toegepast op het Laat-Weichselien en het Holoceen. Archeologische periode-indeling en ouderdom volgens de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). Vegetatie bewerkt volgens Berendsen (2000). Pollenzones volgens P. Vos & P. Kiden (2005).
15086018 ARN.GEM.ARC
Bijlage 5
AMZ-cyclus
Het AMZ-proces Archeologisch onderzoek in Nederland wordt in het algemeen uitgevoerd binnen het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Het gehele traject van de AMZ omvat een aantal stappen die elkaar kunnen opvolgen, afhankelijk van het resultaat van de voorgaande stappen. Om inhoudelijke, prijs- en planningstechnische redenen kan er soms voor gekozen worden om bepaalde stappen gelijktijdig uit te voeren. Bovendien kan, indien reeds voldoende gegevens bekend zijn, een stap worden overgeslagen. Elke stap eindigt met een rapport met daarin een advies voor de vervolgstappen. Na elke stap wordt er een selectiebesluit genomen door de bevoegde overheid, gemeente, provincie of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek. Indien na een bepaalde stap blijkt dat geen nader vervolgonderzoek nodig is, wordt het archeologisch onderzoek afgesloten. Ook kan het bevoegd gezag besluiten dat een vindplaats van zo groot belang is, dat deze in situ behouden moet worden. Dan dienen de archeologische resten in de grond beschermd te worden door planaanpassing of planinpassing. Het begint met het bepalen van de onderzoeksplicht. Gemeentelijke, provinciale en landelijke archeologische waardenkaarten geven aan of het plangebied in een gebied ligt met een archeologische verwachting. Indien dit het geval is, dan zal er in het kader van de planprocedure onderzoek verricht moeten worden om te bepalen of er archeologische waarden binnen het plangebied aanwezig zijn. Hiermee start de zogenaamde AMZ-cyclus (zie schema). De eerste fase: Bureauonderzoek Elk archeologisch onderzoek begint met een bureauonderzoek. Dit heeft tot doel het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende of verwachte archeologische waarden, binnen het plangebied om tot een gespecificeerd verwachtingsmodel te komen, op basis waarvan een beslissing genomen kan worden ten aanzien van een eventuele vervolgstap. De tweede fase: Inventariserend VeldOnderzoek (IVO) Het doel van een IVO is het aanvullen en toetsen van het gespecificeerde verwachtingsmodel. Het IVO moet informatie geven over de aan- of afwezigheid, de aard, het karakter, de omvang, de datering, de gaafheid, de conservering en de inhoudelijke kwaliteit van de archeologische waarden. Inventariserend Veldonderzoek; Booronderzoek en Veldkartering Door een booronderzoek kan er een goede inschatting gemaakt worden van de kans op archeologische waarden (grondsporen en daarmee samenhangende voorwerpen). Bij het booronderzoek is een onderscheid aangebracht in een verkennende, karterende en waarderende fase. De verkennende fase heeft tot doel inzicht te krijgen in de vormeenheden van het landschap, voor zover deze van invloed zijn op de locatiekeuze. Op deze manier worden kansarme zones uitgesloten en kansrijke zones geselecteerd voor de volgende fasen. Tijdens de karterende fase wordt het onderzoeksgebied systematisch onderzocht op de aanwezigheid van archeologische vondsten of sporen. De waarderende fase sluit aan op de karterende fase. Het waarnemingsnet kan verdicht worden om de horizontale begrenzing, ligging en omvang van archeologische vindplaatsen vast te stellen. Een veldkartering wordt uitgevoerd wanneer vondsten of sporen aan de oppervlakte worden verwacht en zichtbaar zijn op het moment dat het onderzoek uitgevoerd wordt. Dit type onderzoek bestaat uit het systematisch belopen van het maaiveld van het plangebied.
15086018 ARN.GEM.ARC
Inventariserend Veldonderzoek; Proefsleuven Als uit vooronderzoek blijkt dat binnen het plangebied archeologische resten aangetroffen kunnen worden kan het bevoegd gezag beslissen tot een proefsleuvenonderzoek. Proefsleuven zijn lange sleuven van minimaal twee tot vijf meter breed die worden aangelegd in de zones waar in de voorgaande onderzoeksfase aanwijzingen voor vindplaatsen zijn aangetroffen. De KNA schrijft voor dat bij een dergelijk onderzoek minimaal 5% van het te verstoren gebied onderzocht dient te worden. De derde fase: Archeologische Begeleiding (AB) of Opgraven (AAO) Archeologische Begeleiding Als het vooronderzoek niet voldoende informatie heeft opgeleverd om de archeologische waarde van de archeologische resten te bepalen, kan besloten worden tot archeologische begeleiding van de sloop- of graafwerkzaamheden. Dit betekent dat archeologen bij het graafwerk aanwezig zijn om het werk te volgen en eventuele resten te documenteren. Wanneer tijdens de werkzaamheden vondsten (van hoge archeologische waarde) naar boven komen, die aanleiding geven tot nader onderzoek, kan alsnog besloten worden om tot een opgraving over te gaan. Opgraven Indien de archeologische resten niet in situ bewaard kunnen blijven, maar wel van belang zijn voor de wetenschap, kan het bevoegd gezag besluiten over te gaan tot een Algehele Archeologische Opgraving (AAO). Het doel hiervan is volgens de KNA het documenteren van gegevens en het veiligstellen van materiaal van vindplaatsen om daarmee informatie te behouden, die van belang is voor kennisvorming over het verleden.
15086018 ARN.GEM.ARC
Schema van de Archeologische Monumenten Zorg Vergunningaanvraag/ruimtelijke ontwikkeling ▼ Toetsing aan archeologisch beleid (Gemeente, Provincie, Rijk) ▼ Bureauonderzoek* (verzamelen gegevens en opstellen verwachtingsmodel) ▼ Selectiebesluit (door bevoegd gezag op basis van resultaten) ▼ Inventariserend veldonderzoek* ▼ ▼ Verkennend veldonderzoek ►**** Karterend veldonderzoek Door middel van: Door middel van: - terreininspectie - oppervlaktekartering - booronderzoek** - booronderzoek** - proefsleuven*** ▼ ▼***** Selectiebesluit (door bevoegd gezag op basis van resultaten) ▼ Bewezen of hoge kans op de aanwezigheid van archeologie ▼****** Waarderend veldonderzoek door middel van proefsleuven*** ▼ Selectiebesluit (door bevoegd gezag op basis van resultaten) ▼ ▼ ▼ Opgraven*** Begeleiding*** Beschermen Verwijderen Begeleiding Bescherming van de van de van de archeologie werkzaamheden archeologie door door door archeologen archeologen planaanpassing * ** *** **** ***** ******
► Vergunningverlening indien geen onderzoek noodzakelijk wordt geacht.
►
Bij geen of geringe kans op aanwezigheid van archeologie. Einde onderzoek, vrijgeven voor functie (eventueel met bouwkundige voorwaarden). Ook kan besloten worden over te gaan op het begeleiden van de graafwerkzaamheden door archeologen.***
►
Bij geen of geringe kans op aanwezigheid van archeologie. Einde onderzoek, vrijgeven voor functie (eventueel met bouwkundige voorwaarden). Ook kan besloten worden over te gaan op het begeleiden van de graafwerkzaamheden door archeologen.***
►
Bij geen of geringe kans op aanwezigheid van archeologie, wel archeologische waarden aanwezig maar geen vervolgonderzoek noodzakelijk op grond van waardering. Einde onderzoek, vrijgeven voor functie (eventueel met bouwkundige voorwaarden).
Combinatie bureauonderzoek en IVO verkennende of karterende fase mogelijk, indien een PvA aanwezig is. Voorafgaand aan het booronderzoek dient een PvA worden opgesteld, toetsing door bevoegd gezag Voorafgaand aan het onderzoek dient een PvE en PvA te worden opgesteld, toetsing door bevoegd gezag. Na een verkennend booronderzoek kan het bevoegd gezag besluiten dat een aanvullend karterend booronderzoek moet worden uitgevoerd. Een combinatie van bureauonderzoek en IVO karterende en waarderende fase door middel van proefsleuven is mogelijk, indien een PvA en een goedgekeurd PvE aanwezig is en met instemming van het bevoegd gezag. Een combinatie van bureauonderzoek en IVO karterende en waarderende fase door middel van proefsleuven of een IVO karterende en waarderende fase door middel van proefsleuven is mogelijk, indien een PvA en een goedgekeurd PvE aanwezig is en met instemming van het bevoegd gezag.
15086018 ARN.GEM.ARC
Bijlage 6
15086018 ARN.GEM.ARC
Boorprofielen
Bijlage 6
Boorstaten
01
0
02
13,31 m +NAP
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, Bouwzand
50
0
13,23 m +NAP
0 10
50
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, Bouwzand Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen baksteen, antropogeen, Vermoedelijk gestuit op puin
60
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen baksteen, antropogeen, sporen puin, antropogeen, bruingrijs, Verrommelde laag 100
140
150 160
Klei, sterk zandig, sporen baksteen, antropogeen, sporen houtskool, sporen leem, antropogeen, sporen stenen, Verrommelde laag, gestuit op vermoedelijke muurresten
03
0
04
13,24 m +NAP
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, Bouwzand 40
100
12,77 m +NAP
0
20
40
Zand, matig fijn, zwak siltig, resten baksteen, antropogeen, resten metselpuin, bruingrijs, Verromelde laag, gestuit
50
0
100
Projectcode: 15086018 Projectnaam: ARN.GEM.ARC
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, Bouwzand Zand, matig fijn, zwak siltig, resten baksteen, antropogeen, resten metselpuin, antropogeen, bruingrijs, Verromelde laag, gestuit op puin
Bijlage 6
Boorstaten
05
0
06
13,28 m +NAP
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, Bouwzand
50
0
13,26 m +NAP
0 10
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, Bouwzand
30
Zand, matig fijn, zwak siltig, resten baksteen, antropogeen, resten metselpuin, antropogeen, bruingrijs, Verrommelde laag
70
Zand, matig fijn, zwak siltig, resten baksteen, antropogeen, resten metselpuin, antropogeen, bruingrijs, Verrommelde laag, industrieel wit 1830-1950.
50 70
Zand, matig fijn, zwak siltig, resten baksteen, antropogeen, resten metselpuin, bruingrijs, Verrommelde laag
100
90
100 110
140 150 152 155
150
200 210 220
250
Zand, matig fijn, zwak siltig, resten leem, antropogeen, resten metselpuin, antropogeen, donker bruingrijs, Klein lichtgroen fragment glas, gebogen 1400 1850
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen baksteen, antropogeen, sporen metselpuin, antropogeen, donker bruingrijs, Ophoging, Witbakkend, groen glazuur 1700 - 1900 Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen baksteen, antropogeen, sporen metselpuin, antropogeen, Ophoging
Leem, zwak zandig, oranje, Leemvloertje? Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk houtskoolhoudend, antropogeen, resten leisteen, antropogeen, donker bruinzwart, Brandlaag? Klei, sterk zandig, resten leem, antropogeen, sporen houtskool, antropogeen, donkerbruin, Ophoging
300
300
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruingeel, B/C-horizont Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, C-horizont
07
0
50
08
13,24 m +NAP
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, Bouwzand
50
90
Zand, matig fijn, zwak siltig, resten baksteen, antropogeen, resten metselpuin, antropogeen, bruingrijs, Verrommelde laag Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen baksteen, antropogeen, sporen metselpuin, antropogeen, donker bruingrijs, Verrommelde laag, gestuit
100
0
13,24 m +NAP
0 10
50 60
90
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, Bouwzand Zand, matig fijn, zwak siltig, resten baksteen, antropogeen, resten metselpuin, antropogeen, bruingrijs, Verrommelde laag Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen baksteen, antropogeen, sporen metselpuin, antropogeen, bruingrijs, Verrommelde laag Zand, matig fijn, zwak siltig, bruingeel, Verrommeld bouwzand
140
150
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen baksteen, antropogeen, sporen metselpuin, antropogeen, bruingrijs, Verrommelde laag/ophoging
150
190
200 210
Klei, sterk zandig, sporen houtskool, antropogeen, donker grijsbruin, Ophoging 245
250 270
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen baksteen, antropogeen, Ophoging Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, C-horizont
300
Projectcode: 15086018 Projectnaam: ARN.GEM.ARC
300
Bijlage 6
Boorstaten
09
0
10
13,34 m +NAP
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, Bouwzand
0
13,3
m +NAP
0
20
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruingeel, Verrommeld bouwzand
40
50 70
100
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, Bouwzand
Zand, matig fijn, zwak siltig, resten baksteen, antropogeen, resten metselpuin, antropogeen, bruingrijs, Verrommelde laag Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen baksteen, antropogeen, sporen metselpuin, antropogeen, bruingrijs, Verrommelde laag, gestuit
50
80
100 110
Zand, matig fijn, zwak siltig, resten baksteen, antropogeen, resten metselpuin, antropogeen, bruingrijs, Verrommelde laag, tegel jaren 50
130
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen baksteen, antropogeen, sporen metselpuin, antropogeen, donkergrijs, Verrommelde laag, gestuit
11
0
12
12,72 m +NAP
0 10
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, Bouwzand
30
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, donker grijsbruin, gestuit op mogelijke kabel
0
13,38 m +NAP
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, Bouwzand
50
90
100 110
13
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, resten baksteen, antropogeen, resten metselpuin, antropogeen, grijsbruin, Verrommelde laag, gestuit
14
13,3
m +NAP
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, Bouwzand
0
13,42 m +NAP
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, Bouwzand
40
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, resten baksteen, antropogeen, resten metselpuin, antropogeen, bruingrijs, Verrommelde laag
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen houtskool, antropogeen, donker bruingrijs, Ophoging
100
70
90
100
110
130 145
150
155
180
200 210
230
Klei, zwak zandig, sporen baksteen, antropogeen, sporen houtskool, antropogeen, sporen leem, bruin, Ophoging Klei, zwak zandig, resten leem, antropogeen, sporen houtskool, antropogeen, sporen baksteen, antropogeen, sporen metselpuin, antropogeen, bruin, Ophoging Klei, zwak zandig, sporen baksteen, antropogeen, sporen metselpuin, antropogeen, bruin, Ophoging Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen leem, antropogeen, sporen houtskool, antropogeen, donkerbruin, Ophoging
250
300
Zand, matig fijn, zwak siltig, uiterst baksteenhoudend, antropogeen, resten metselpuin, antropogeen, sporen plastic, antropogeen, bruingrijs, Verrommelde laag
300
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin, Geleidelijke overgang, B/C-horizont Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, C-horizont
Projectcode: 15086018 Projectnaam: ARN.GEM.ARC
Bijlage 6
Boorstaten
15
0
16
12,87 m +NAP
0
20
Zand, matig fijn, zwak siltig, geel, Bouwzand
0
0
30
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, donker bruingrijs 50
13,34 m +NAP
Zand, matig grof, zwak siltig, resten baksteen, antropogeen, grijs, Bouwzand Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindig, resten baksteen, antropogeen, bruingrijs, Verrommelde laag
50 60
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, donkerbruin 90
100
100
105 120
130
150
150
160
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen baksteen, antropogeen, sporen metselpuin, antropogeen, grijs, fosfaat Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen baksteen, antropogeen, sporen metselpuin, antropogeen, grijsbruin, Verrommelde laag?, gestuit
130 135
150 160
Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindig, sporen baksteen, antropogeen, grijsbruin, Verrommelde laag Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen houtskool, antropogeen, geel, fosfaat Zand, uiterst fijn, sterk siltig, geel, Lemige laag, vloertje?
200 210
240
250
250
270
Zand, matig fijn, zwak siltig, resten vliegas, antropogeen, sporen houtskool, antropogeen, donker bruinzwart Zand, matig fijn, zwak siltig, matig grindig, geel Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, resten wortels, donkergrijs Zand, matig fijn, zwak siltig, bruingrijs Klei, sterk zandig, sporen houtskool, antropogeen, donkergrijs Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak grindig, geel, C-horizont
17
0
13,25 m +NAP
0
20
40
50
60
Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindig, grijs, Bouwzand Zand, matig fijn, zwak siltig, resten baksteen, antropogeen, resten metselpuin, antropogeen, bruingrijs, Verrommelde laag Zand, matig fijn, zwak siltig, resten baksteen, antropogeen, resten metselpuin, antropogeen, donker bruingrijs, Verrommelde laag
Projectcode: 15086018 Projectnaam: ARN.GEM.ARC
Legenda (conform NEN 5104) grind
klei
geur
Grind, siltig
Klei, zwak siltig
Grind, zwak zandig
Klei, matig siltig
geen geur zwakke geur matige geur sterke geur
Grind, matig zandig
Klei, sterk siltig
Grind, sterk zandig
Klei, uiterst siltig
Grind, uiterst zandig
Klei, zwak zandig
uiterste geur
olie geen olie-water reactie zwakke olie-water reactie matige olie-water reactie sterke olie-water reactie Klei, matig zandig
Klei, sterk zandig
zand
uiterste olie-water reactie
p.i.d.-waarde >0
Zand, kleiïg
>1 >10 Zand, zwak siltig
>100
leem
>1000
Zand, matig siltig
Leem, zwak zandig
>10000
Zand, sterk siltig
Leem, sterk zandig
monsters geroerd monster
Zand, uiterst siltig
overige toevoegingen
ongeroerd monster
zwak humeus volumering
veen Veen, mineraalarm
matig humeus
Veen, zwak kleiïg
sterk humeus
Veen, sterk kleiïg
zwak grindig
Veen, zwak zandig
matig grindig
Veen, sterk zandig
sterk grindig
overig bijzonder bestanddeel Gemiddeld hoogste grondwaterstand grondwaterstand Gemiddeld laagste grondwaterstand slib
water
15086018 ARN.GEM.ARC
Over Econsultancy.. Econsultancy is een onafhankelijk adviesbureau. Wij bieden realistisch advies en concrete oplossingen voor milieuvraagstukken en willen daarmee een bijdrage leveren aan een duurzaam en verantwoord gebruik van onze leefomgeving. Diensten Wij kunnen u van dienst zijn met een uitgebreid scala aan onderzoeken op het gebied van bodem, waterbodem, water, archeologie, ecologie en milieu. Op www.econsultancy.nl vindt u uitgebreide informatie over de verschillende onderzoeken. Werkwijze Inzet en professionele betrokkenheid kenmerkt onze diensten. De verantwoordelijke projectleider is het eenduidige aanspreekpunt voor de klant en draagt zorg voor alle aspecten van het project: kwaliteit, tijd, geld, communicatie en organisatie. De kernwaarden deskundig, vertrouwd, betrokken, flexibel, zorgvuldig en vernieuwend zijn een belangrijke leidraad in ons handelen. Kennis Het deskundig begeleiden van onze opdrachtgevers vraagt om betrokkenheid bij en kennis van de bedoelingen van de opdrachtgever. Het vereist ook gedegen en actuele vakinhoudelijke kennis. Alle beschikbare kennis wordt snel en effectief ingezet. De medewerkers vormen ons belangrijkste kapitaal. Persoonlijke en inhoudelijke ontwikkeling staat centraal want het werk vraagt steeds om nieuwe kennis en nieuwe verantwoordelijkheden. Creativiteit Onze medewerkers zijn in staat om buiten de geijkte kaders een oplossing te zoeken met in achtneming van de geldende wet- en regelgeving. Oplossingen die bedoeld zijn om snel en efficiënt het doel van de opdrachtgever te bereiken. Kwaliteit Er wordt continue gestreefd naar het verhogen van de professionaliteit van de dienstverlening. Het leveren van diensten wordt intern op een dusdanige wijze georganiseerd dat het gevraagde resultaat daadwerkelijk op een zo effectief en efficiënt mogelijke wijze wordt voortgebracht. Hierbij staat de klanttevredenheid centraal. Het kwaliteitssysteem van Econsultancy voldoet aan de NEN-EN-ISO 9001: 2008. Tevens is Econsultancy gecertificeerd voor diverse protocollen en beoordelingsrichtlijnen. Opdrachtgevers Econsultancy heeft sinds haar oprichting in 1996 al meer dan tienduizend projecten uitgevoerd. Projecten in opdracht van particulier tot de Rijksoverheid, van het bedrijfsleven tot non-profit organisaties. De projecten kennen een grote diversiteit en hebben in sommige gevallen uitsluitend een onderzoekend karakter en zijn in andere gevallen meer adviserend. Steeds vaker wordt onderzoek binnen meerdere disciplines door onze opdrachtgevers verlangd. Onze medewerkers zijn in staat dit voor de opdrachtgever te coördineren en zelf (deel)onderzoeken uit te voeren. Ter illustratie van de veelvoud en veelzijdigheid van de projecten in de werkvelden bodem, waterbodem, ecologie, archeologie, water, geluid en milieu kunnen uitgebreide referentielijsten worden verschaft.
Vestiging Limburg Rijksweg Noord 39 6071 KS Swalmen Tel. 0475 - 504961
[email protected]
Vestiging Gelderland Fabriekstraat 19c 7005 AP Doetinchem Tel. 0314 - 365150
[email protected]
Vestiging Brabant Rapenstraat 2 5831 GJ Boxmeer Tel. 0485 - 581818
[email protected]