ARCHEOLOGISCH ONDERZOEK ESCHRAND TE VRAGENDER GEMEENTE OOST GELRE
Archeologisch onderzoek Eschrand te Vragender in de gemeente Oost Gelre
Opdrachtgever
Gemeente Oost Gelre Postbus 17 7130 AA Lichtenvoorde
Project
OGR.GEM.ARC
Rapportnummer
12025290
Status
conceptrapportage
Datum
6 augustus 2012
Vestiging
Doetinchem
Auteur(s)
Drs. G.W.J. Spanjaard
Paraaf
Autorisatie
Drs. A.H. Schutte
Paraaf
© Econsultancy bv, Doetinchem Foto’s en tekeningen: Econsultancy bv, tenzij anders vermeld Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. Econsultancy bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek. ISSN: 2210-8777 (Analoog rapport) ISSN: 2210-8785 (Digitaal rapport E-depot)
Econsultancy Archeologisch Rapport
Administratieve gegevens plangebied Projectcode en nummer
12025290 OGR.GEM.ARC
Toponiem
Eschrand
Opdrachtgever
Gemeente Oost Gelre
Gemeente
Oost Gelre
Plaats
Vragender
Provincie
Gelderland
Kadastrale gegevens
De onderzoekslocatie is kadastraal bekend gemeente Lichtenvoorde, sectie C, nummers 3984 (ged.), 4114 (ged.), 4628, 4647, 4649, 4668, 4669, 4679, 4680 (ged.), 4697, 4698 en sectie S, nummer 429 (ged.), 480, 717 (ged.), 748 (ged.), 749, 750 en 751 (ged.).
Omvang plangebied
Circa 1,4 ha.
Kaartblad
41 B (1:25.000)
Coördinaten centrum plangebied
X: 239.200 / Y: 444.850
Bevoegde overheid
Gemeente Oost Gelre De heer P. Ballast Postbus 17 7130 AA Lichtenvoorde 0544-393505
[email protected]
Deskundige namens de bevoegde overheid
De heer M. Kocken, regionaal archeoloog Regio Achterhoek
ARCHIS2
Bureauonderzoek 52.352 n.v.t.
Onderzoeksmeldingsnummer (OM-nr.) Vondstmeldingsnummer Onderzoeksnummer
Booronderzoek 52.353 420.216
Archeoregio NOaA
Overijssels-Gelders zandgebied
Beheer en plaats documentatie
Econsultancy, Doetinchem / Provinciaal Archeologisch Depot Gelderland
Uitvoerders
Econsultancy, drs. G.W.J. Spanjaard
Kwaliteitszorg Econsultancy beschikt over een eigen opgravingsvergunning, afgegeven door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). De opgravingsvergunning geeft opdrachtgevers de zekerheid dat het uitvoerend bureau werkt conform de eisen die de RCE stelt op het gebied van competenties en integriteit van medewerkers en het toepassen van vigerende normen en onderzoeksprotocollen. Verder is Econsultancy lid van de Nederlandse Vereniging van Archeologische Opgravingsbedrijven (NVAO). De leden van de NVAO bieden kwalitatief hoogstaand archeologisch onderzoek. Het lidmaatschap is een waarborg voor kwaliteit en betrouwbaarheid. Tevens is Econsultancy aangesloten bij de Vereniging van Ondernemers in Archeologie (VOiA). De VOiA behartigt de belangen van meer dan 100 bedrijven in alle takken van de archeologie. Betrouwbaarheid Dit onderzoek is op zorgvuldige wijze uitgevoerd, conform de toepasselijke en van kracht zijnde regelgeving. Een booronderzoek wordt in het algemeen uitgevoerd door het steekproefsgewijs onderzoeken van de bodem, waardoor het, op basis van de resultaten van een booronderzoek, onmogelijk is garanties af te geven ten aanzien van de aan- of afwezigheid van archeologische waarden. In dit kader dient ook opgemerkt te worden dat geraadpleegde bronnen niet altijd zonder fouten en volledig zijn. Daar Econsultancy voor het verkrijgen van historische informatie afhankelijk is van deze bronnen, kan Econsultancy niet instaan voor de juistheid en volledigheid van deze informatie.
Econsultancy Archeologisch Rapport
SAMENVATTING Econsultancy heeft in opdracht van Gemeente Oost Gelre in juni 2012 een archeologisch bureauonderzoek en in juli 2012 een inventariserend veldonderzoek (IVO, verkennende en karterende fase) door middel van boringen uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd in verband met de voorgenomen herontwikkeling van het plangebied. Het plangebied is gelegen aan de Eschrand te Vragender in de gemeente Oost Gelre. Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen wat de verwachtingswaarde is voor de aanwezigheid van archeologische waarden binnen het plangebied en of deze door de voorgenomen bodemingrepen kunnen worden aangetast. Daarom is het binnen het kader van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg uit 2007 (WAMZ), voortvloeiend uit het Verdrag van Malta uit 1992, verplicht voorafgaand archeologisch onderzoek uit te voeren (zie bijlage 3). Doel van het bureauonderzoek is het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende en verwachte archeologische waarden, om daarmee een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied op te stellen. Het inventariserend veldonderzoek, (IVO-overig, verkennende fase direct gecombineerd met de karterende fase) heeft tot doel de in het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting aan te vullen en te toetsen. Het IVO dient inzicht te verschaffen in de geologische en bodemkundige opbouw binnen het plangebied. Daarnaast is het gericht op het opsporen van eventueel aanwezige archeologische vondsten en/of sporen en het verkrijgen van een eerste indruk van de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging hiervan. Met de resultaten van het archeologisch onderzoek kan worden vastgesteld of binnen het plangebied archeologische waarden aanwezig (kunnen) zijn en of vervolgonderzoek en/of planaanpassing noodzakelijk is. Gespecificeerde archeologische verwachting In het hele plangebied kunnen archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden. De kans op het voorkomen van de resten is middelhoog tot hoog. Deze archeologische resten worden verwacht onder het esdek en in de top van de oorspronkelijke C-horizont. De vondstenlaag is opgenomen onder in het esdek; hier wordt ook wel van ‘cultuurlaag’ gesproken: een doorwerkte oude bodem tussen het esdek en de ongeroerde ondergrond met kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, vuursteen en houtskool. Archeologische sporen worden verwacht tot ongeveer 25 cm in de top van de C-horizont. Organische resten en bot zullen door de relatief droge en zure bodemomstandigheden slecht zijn geconserveerd. Resultaten inventariserend veldonderzoek Binnen het plangebied is een dik plaggendek aanwezig, gelegen op een fossiele akkerlaag met daaronder een restant van een podzolprofiel. Verspreid over het plangebied zijn houtskool en baksteenresten aangetroffen. Ook zijn (sub-)recent bouwpuin, glas en aardewerkfragmenten waargenomen. Verder is zowel in de boringen als aan het maaiveld vrij veel vuursteen aangetroffen, dat echter geen tekenen van bewerking vertoont. Het vuursteen komt hier van nature voor. In één boring, boring 5, is onder het plaggendek een fragment geglazuurd steengoed aangetroffen, daterend uit de Nieuwe tijd. Tijdens het onderzoek zijn geen indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een oudere vindplaats. Conclusie Op basis van het ontbreken overtuigende archeologische indicatoren wordt binnen het plangebied geen archeologische vindplaats verwacht.
12025290 OGR.GEM.ARC
Selectieadvies Op grond van het ontbreken van aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische waarden, adviseert Econsultancy om, ten aanzien van de geplande bodemingrepen, in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) geen vervolgonderzoek te laten plaatsvinden. Bovenstaand advies vormt een selectieadvies. Econsultancy wil de opdrachtgever erop wijzen dat dit selectieadvies nog niet betekent dat de bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek zullen eerst moeten worden beoordeeld door het bevoegd gezag (Gemeente Oost Gelre), die vervolgens een selectiebesluit neemt. Er is geprobeerd een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethode. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Econsultancy wil de opdrachtgever dan ook wijzen op de wettelijke meldingsplicht: “Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij onze minister”. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. Het verdient aanbeveling ook de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente Oost Gelre (de heer P. Ballast) hiervan per direct in kennis te stellen.
12025290 OGR.GEM.ARC
INHOUDSOPGAVE 1
INLEIDING .................................................................................................................................. 1
2
DOELSTELLING EN ONDERZOEKSVRAGEN ......................................................................... 1
3
BUREAUONDERZOEK .............................................................................................................. 2 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7 3.8 3.9
4
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK .............................................................................. 15 4.1 4.2 4.3
5
Methoden .......................................................................................................................... 2 Afbakening van het plangebied ........................................................................................ 3 Huidige situatie ................................................................................................................. 3 Toekomstige situatie ......................................................................................................... 3 Beschrijving van het historische gebruik .......................................................................... 4 Aardwetenschappelijke gegevens .................................................................................... 5 Archeologische waarden .................................................................................................. 8 Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel ........................................................ 13 Beantwoording onderzoeksvragen bureauonderzoek .................................................... 14 Methoden ........................................................................................................................ 15 Resultaten ....................................................................................................................... 15 Beantwoording onderzoeksvragen veldonderzoek ........................................................ 16
CONCLUSIE EN SELECTIEADVIES ....................................................................................... 17 5.1 5.2
Conclusie ........................................................................................................................ 17 Selectieadvies................................................................................................................. 17
12025290 OGR.GEM.ARC
LIJST VAN TABELLEN Tabel I. Tabel II. Tabel III. Tabel IV. Tabel V. Tabel VI. Tabel VII. Tabel XII. Tabel XIII.
Geraadpleegd historisch kaartmateriaal Bouwkundige monumenten KICH Aardwetenschappelijke gegevens plangebied Grondwatertrappenindeling Overzicht AMK-terreinen Overzicht onderzoeksmeldingen Overzicht ARCHIS-waarnemingen Gespecificeerde archeologische verwachting Hoofdlijn bodemopbouw
LIJST VAN AFBEELDINGEN Figuur 1. Figuur 2. Figuur 3. Figuur 4. Figuur 5. Figuur 6. Figuur 7. Figuur 8. Figuur 9. Figuur 10. Figuur 11. Figuur 12.
Situering van het plangebied binnen Nederland Detailkaart van het plangebied Situering van het plangebied binnen Minuut uit 1828 Situering van het plangebied binnen de Militaire topografische kaart uit 1885 Situering van het plangebied binnen de Militaire topografische kaart uit 1936 Situering van het plangebied binnen de Topografische kaart uit 1955 Situering van het plangebied binnen de archeologische landschappenkaart Situering van het plangebied binnen het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Situering van het plangebied binnen de Bodemkaart Archeologische Gegevenskaart van het onderzoeksgebied Situering van het plangebied binnen de Archeologische Beleidsadvieskaart Boorpuntenkaart
BIJLAGEN Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5
Overzicht geologische en archeologische tijdvakken Bewoningsgeschiedenis van Nederland AMZ-cyclus Planontwerp Boorprofielen
12025290 OGR.GEM.ARC
1
INLEIDING
Econsultancy heeft in opdracht van Gemeente Oost Gelre een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor het plangebied de Eschrand te Vragender in de gemeente Oost Gelre (zie figuur 1 en figuur 2). In het plangebied zal de bestaande bebouwing worden gesloopt, waarna de nieuwbouw van woningen zal worden gerealiseerd. Tevens zal bovengrondse en ondergrondse infrastructuur en openbare groenvoorziening worden aangelegd. De overige delen van het plangebied worden ingericht als openbaar groen. Het archeologisch onderzoek is noodzakelijk om te bepalen wat de verwachtingswaarde is voor de aanwezigheid van archeologische waarden binnen het plangebied en of deze door de voorgenomen bodemingrepen kunnen worden aangetast. Daarom is het binnen het kader van de Wet op de Archeologische Monumentenzorg uit 2007 (WAMZ), voortvloeiend uit het Verdrag van Malta uit 1992, verplicht voorafgaand archeologisch onderzoek uit te voeren (zie bijlage 3). Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van een bestemmingsplanwijziging. Het archeologisch onderzoek bestaat uit een bureauonderzoek (hoofdstuk 3) en een inventariserend veldonderzoek (IVO-overig, verkennende fase direct gecombineerd met de karterende fase) door middel van boringen (hoofdstuk 0). Op basis van de resultaten van het onderzoek wordt een advies gegeven of vervolgstappen nodig zijn en zo ja, in welke vorm (hoofdstuk 5). Dit advies dient te worden getoetst door het bevoegd gezag, de gemeente Oost Gelre, waarna een besluit zal worden genomen of het plangebied kan worden vrijgegeven of dat vervolgstappen nodig zijn. 2
DOELSTELLING EN ONDERZOEKSVRAGEN
Het onderzoek heeft tot doel inzicht te krijgen in de archeologische waarden van het plangebied. Het bureauonderzoek heeft tot doel om een gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied op te stellen. De archeologische verwachting is gebaseerd op bronnen over bekende of verwachte archeologische waarden in en om het plangebied. Voor het bureauonderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld:
Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen binnen het plangebied uit het verleden? Is er bijvoorbeeld informatie bekend over vroegere ontgrondingen, bodemsaneringen, egalisaties, diepploegen of landinrichting? Ligt het plangebied binnen een landschappelijke eenheid die vanuit archeologisch oogpunt een specifieke aandachtslocatie kan betreffen (zoals een relatief hoge dekzandkop of -rug, nabij een veengebied of een beekdal)? Wat is de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied?
Het inventariserend veldonderzoek (IVO-overig, verkennende fase direct gecombineerd met de karterende fase) heeft tot doel de in het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting aan te vullen en te toetsen. Het is gericht op het verkrijgen van inzicht in de geologische en bodemkundige opbouw binnen het plangebied en het inventariseren van eventueel aanwezige archeologische vondsten en/of sporen om een eerste indruk te vormen van de kwaliteit (gaafheid en conservering), aard, datering, omvang en diepteligging hiervan. Een oppervlaktekartering, indien mogelijk, heeft tot doel het verzamelen van aan het oppervlak liggende archeologische indicatoren door het belopen van akkers en/of het inspecteren van molshopen, geschoonde slootkanten en andere bodemontsluitingen.
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 1 van 43
Het veldonderzoek dient antwoord te geven op de volgende vragen:
Wat is de bodemopbouw binnen het plangebied? Is het bodemprofiel binnen het plangebied intact of (geheel of gedeeltelijk) verstoord en indien verstoord, tot welke diepte gaat deze verstoring? Zijn, daar waar het bodemprofiel intact is, archeologische indicatoren aangetroffen die kunnen wijzen op de aanwezigheid van een vindplaats? Zo ja, wat is de aard, diepteligging en minimale en maximale dikte ervan? Zijn er archeologische lagen aangetroffen (cultuur- en afvallagen cq. ophogingslagen)? Zo ja, wat is de aard, diepteligging en minimale en maximale dikte ervan? In welke mate stemmen de resultaten overeen met de verwachtingen? Indien er binnen het plangebied een vindplaats aanwezig is, wat zijn dan de gevolgen van de voorgenomen bodemingrepen voor de vindplaats?
Het bureauonderzoek is uitgevoerd op 12 en 13 juni 2012 door drs. G.W.J. Spanjaard (fysisch geograaf) Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd op 27 juni 2012. Het rapport is gecontroleerd door drs. A.H. Schutte (senior KNA-archeoloog/kwaliteitscontroleur). 3 3.1
BUREAUONDERZOEK Methoden
Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd conform de eisen en normen zoals aangegeven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 3.2, maart 2010), die is vastgesteld door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) Archeologie en is ondergebracht bij het SIKB te Gouda. Voor de uitvoering van het bureauonderzoek gelden de specificaties LS01, LS02, LS03, LS04 en 1 LS05. De resultaten van dit onderzoek worden in dit rapport weergegeven conform specificatie LS06. Binnen dit onderzoek zijn de volgende werkzaamheden verricht:
afbakening van het plangebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige gebruik (LS01); beschrijving van de huidige en toekomstige situatie (LS02); beschrijving van de historische situatie en mogelijke verstoringen (LS03); beschrijving van bekende archeologische en historische waarden en aardwetenschappelijke gegevens (LS04); opstellen van een gespecificeerde verwachting (LS05).
Bij het uitvoeren van deze werkzaamheden zijn de volgende bronnen geraadpleegd: 1
het Archeologische Informatie Systeem (ARCHIS); de Archeologische Monumenten Kaart (AMK); geologische kaarten, geomorfologische kaarten en bodemkaarten; de centrale toegangspoort tot Data en Informatie van de Nederlandse Ondergrond (DINOLoket); de Wateratlas van de provincie Gelderland; literatuur en historisch kaartmateriaal; de Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie (KICH); bouwhistorische gegevens; de recente topografische kaart (schaal 1:25.000);
Beschikbaar via www.sikb.nl.
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 2 van 43
3.2
recente luchtfoto’s; het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN); de archeologische verwachtingskaarten van de gemeente Oost Gelre; plaatselijke (amateur-)archeoloog c.q. heemkundevereniging. Afbakening van het plangebied
Er dient een onderscheid gemaakt te worden tussen het onderzoeksgebied en het plangebied. Het plangebied is het gebied waarbinnen feitelijk de bodemverstorende ingreep gaat plaatsvinden. Het onderzoeksgebied is het gebied waarover informatie is verzameld om een goed beeld te krijgen van de archeologische waarden binnen het plangebied. Dit gebied is groter dan het plangebied. In het huidige onderzoek betreft het onderzoeksgebied het gebied binnen een straal van circa 0,5 kilometer rondom het plangebied. Het plangebied heeft oppervlakte van circa 1,4 ha. en ligt aan de rand van de kern van Vragender in de gemeente Oost Gelre (zie figuur 1 en figuur 2). Op het Algemeen Hoogtebestand Nederland (AHN) heeft het maaiveld een hoogte van circa 34 m +NAP. Het gebied is kadastraal bekend als gemeente Lichtenvoorde, sectie C, nummers 3984 (ged.), 4114 (ged.), 4628, 4647, 4649, 4668, 4669, 4679, 4680 (ged.), 4697, 4698 en sectie S, nummer 429 (ged.), 480, 717 (ged.), 748 (ged.), 749, 750 en 751 (ged.). 3.3
Huidige situatie
Voor het bureauonderzoek is het van belang de huidige situatie te onderzoeken. Landgebruik en bebouwing kunnen van invloed zijn op de archeologische verwachting. Het (noord)westelijke deel van de onderzoekslocatie betreft een bedrijfsterrein (Gelre Metaalwaren en Autobedrijf Ikink), waar diverse gebouwen en terreinverhardingen aanwezig zijn. Het oostelijke deel betreft siertuinen en kleinschalige weilanden en tevens een deel van de openbare weg (trottoir en openbaar groen). De zuidelijke rand van de onderzoekslocatie is in agrarisch gebruik en maakt deel uit van een uitgestrekt landbouwperceel. Het bodemgebruik van de omliggende percelen is als volgt:
aan de noordzijde bevindt zich de Winterswijkseweg, met aan de overzijde woonpercelen; aan de oostzijde bevindt zich een woonwijk; aan de zuidzijde bevinden zich agrarische percelen; aan de westzijde bevindt bevinden zich een bedrijventerrein en het terrein van een basisschool.
Huidig milieuonderzoek Gelijktijdig met het archeologisch bureauonderzoek is door Econsultancy voor het plangebied een milieuhygiënisch bodemonderzoek. De resultaten van het milieuhygiënisch bodemonderzoek waren ten tijde van het uitvoeren van dit archeologisch bureauonderzoek nog niet bekend. 3.4
Toekomstige situatie
Het toekomstige gebruik van het plangebied kan bepalend zijn voor het vervolgtraject (behoud in-situ of behoud ex-situ van archeologische waarden). De manier waarop het plangebied wordt ingericht kan tot gevolg hebben dat eventueel aanwezige archeologische waarden (deels of geheel) onverstoord (kunnen) blijven. Ook kan besloten worden de inrichting zo aan te passen dat archeologische waarden alsnog onverstoord kunnen blijven liggen.
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 3 van 43
De aanvrager is voornemens om de onderzoekslocatie te herontwikkelen. Deze herontwikkeling voorziet in de sloop van de bestaande bebouwing en het verwijderen van (een deel van) de bestaande terreinverhardingen, waarna de nieuwbouw van woningen zal worden gerealiseerd. Tevens zal een ontsluitingsweg worden aangelegd en zal een deel van de locatie worden ingericht als openbare groenvoorziening. 3.5
Beschrijving van het historische gebruik
In het plangebied kunnen naast archeologische sporen ook historische relicten voorkomen die nog in het landschap zichtbaar zijn. Het gaat hierbij om historisch geografische relicten zoals nederzettingsvormen en wegen- en kavelpatronen. Veel van deze bewaard gebleven historische geografie geeft e door de herverkavelingen in de tweede helft van de 20 eeuw een incompleet beeld van het historisch landschap. Historische kaarten van vóór de herverkaveling zijn een goede aanvulling op het huidige incomplete beeld. Voor de historische ontwikkeling is naast het historisch kaartmateriaal ook relevante achtergrondliteratuur geraadpleegd. Historisch kaartmateriaal De situatie van het plangebied is op verschillende historische kaarten als volgt: Tabel I.
Geraadpleegd historisch kaartmateriaal2
Bron
Periode
Kaartblad
Schaal
Omschrijving plangebied
Bijzonderheden/directe omgeving
Kadastrale minuut
1828
Lichtenvoorde, Sectie C, Blad 07
1:2.500
Onbebouwd en in agrarisch gebruik. Langgerekte, smalle kavels.
Huidige stratenpatroon grotendeels aanwezig. Verspreide bebouwde erven op enige afstand ten noorden, oosten en zuidwesten.
Militaire topografische kaart (veldminuut)
1885
495
1:50.000
Onbebouwd en in agrarisch gebruik.
Plangebied binnen grootschalig akkercomplex, omgeven door weilanden en woeste gronden. Bebouwing huidige kern Vragender.
Militaire topografische kaart (veldminuut)
1936
495
1:50.000
Onbebouwd en in agrarisch gebruik.
Toename bebouwing kern Vragender.
Topografische kaart
1955
41 B
1:25.000
Eerste bebouwing binnen plangebied.
Verdere toename bebouwing kern Vragender.
Op basis van het beschikbare gedetailleerde historische kaartmateriaal was het plangebied aan het e begin van de 19 eeuw onbebouwd en in agrarisch gebruik (zie figuur 3). Het huidige wegenpatroon rondom het plangebied was reeds aanwezig. Op enige afstand ten noorden, oosten en zuidwesten lagen verspreide, bebouwde boerenerven. De huidige kern van Vragender was (grotendeels) onbebouwd. Op de kaart uit 1885 is duidelijk te zien dat het plangebied binnen een uitgestrekt akkercomplex ligt, de Vragender Es (zie figuur 4). Aan de randen hiervan bevinden zich weilanden met hakhoutpercelen (houtwallen) en aan de west- en zuidzijde woeste gronden en heidevelden. De erven liggen over het algemeen op de overgang van het escomplex naar de weilanden. Aan de noord- en zuidzijde van het akkercomplex liggen beekdalen. Op enige afstand ten westen van het plangebied, ter plaatse van de huidige kern van Vragender, stond een Rooms Katholieke kerk met aangrenzend enkele bebouwde erven. Verder ten noordwesten van het plangebied, aan de rand van het akkercomplex, is de ruïne van de Vragender Kapel weergegeven.
2
www.watwaswaar.nl.
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 4 van 43
e
In de eerste helft van de 20 eeuw was de bebouwing rondom de kerk in de kern van Vragender toegenomen met een school en enkele bebouwde erven (zie figuur 5). Het plangebied zelf was nog altijd e onbebouwd. Halverwege de 20 eeuw was de eerste bebouwing binnen het plangebied aanwezig, e e bestaande uit enkele bijgebouwen (figuur 6). Gedurende de 20 een 21 eeuw nam de bebouwing binnen en rondom het plangebied toe tot de huidige situatie. 3
KICH Het KennisInfrastructuur CultuurHistorie (KICH) heeft alle bekende archeologische en bouwkundige monumenten en historisch-geografische informatie samengebracht in een digitale kaart. Via deze kaart zijn cultuurhistorische waarden per gebied te bekijken. Het raadplegen van KICH heeft voor het plangebied geen aanvullende informatie opgeleverd met betrekking tot archeologie. 3.6
Aardwetenschappelijke gegevens
Het landschap heeft altijd een belangrijke rol gespeeld in het nederzettingspatroon van de mens. Bij onderzoek naar archeologische sporen in een bepaald gebied is het van groot belang te weten hoe het landschap er in het verleden heeft uitgezien. Men kan meer te weten komen over dit landschap door de geologische opbouw, de bodem en de hydrologie van een gebied te bestuderen. De volgende aardwetenschappelijke gegevens zijn bekend van het plangebied: Tabel II.
Aardwetenschappelijke gegevens plangebied
Type gegevens
Gegevensomschrijving
Geologie4
Sneeuwsmeltwaterafzettingen van de Formatie van Boxtel
Geomorfologie Bodemkunde
5
6
Plateau-achtige terrasrest Hoge zwarte enkeerdgronden, bestaande uit lemig fijn zand
7
Geologie Het plangebied is gelegen op de westelijke rand van het Oost-Nederlands Plateau. Het OostNederlands Plateau helt naar het noordwesten en wordt aan de westzijde begrensd door het Pleistocene bekken. De geologische opbouw van het gebied is zeer gecompliceerd. Het plateau ligt aan de rand van het Bekken van Münster, waardoor het sinds het einde van het Krijt wordt opgeheven (Alpiene orogenese). Hierdoor is een stelsel van breuken ontstaan, waarlangs verticale en horizontale bewegingen hebben plaatsgevonden. Als gevolg hiervan komen plaatselijk, met name ten oosten van Winterswijk, oude gesteentelagen aan of dicht onder het maaiveld voor. Binnen het merendeel van het plateau wordt het landoppervlak echter gevormd door afzettingen die dateren uit de laatste twee ijstijden.
3
www.kich.nl. De Mulder et al., 2003. 5 Alterra, 2003. 6 Stichting voor Bodemkartering, 1983. 7 De Mulder et al., 2003 / Berendsen, 2005, 2008 4
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 5 van 43
Gedurende de voorlaatste ijstijd, het Saalien (ca. 250.000 - 130.000 jaar geleden) heeft het gebied geruime tijd onder een dikke, schuivende ijskap gelegen, waardoor het landoppervlak werd 'overreden', geërodeerd en afgevlakt. Onder het landijs werd op veel plaatsen grondmorene (meestal keileem) afgezet. De grondmorene is gevormd op het contactvlak tussen het voortschuivende ijs en de ondergrond en bestaat in zijn meest kenmerkende vorm uit een structuurloze leem vermengd met grof zand, grind en stenen. De aanwezigheid van deze slecht waterdoorlatende afzetting aan of nabij de oppervlakte is, samen met de onderliggende tertiaire kleien, de oorzaak van het voorkomen van ondiepe grondwaterstanden tijdens regenachtige perioden. Naast de grondmorenes werden tijdens het Saalien plaatselijk glaciofluviale sedimenten afgezet door ijssmeltwater. Deze glaciofluviale afzettingen worden gerekend tot de Formatie van Drente, Laagpakket van Schaarsbergen en bestaan voornamelijk uit grindhoudende zanden. Gedurende de laatste ijstijd, het Weichselien (ca. 115.000 - 10.000 jaar geleden), bereikte het landijs Nederland niet. Toentertijd heerste er in Nederland wel een continentaal periglaciaal klimaat. Dit houdt in dat de omstandigheden erg koud en droog waren. Het landschap in Nederland bestond uit een poolwoestijn, waarin vrijwel geen vegetatie aanwezig was. Over een groot deel van Nederland werden niveo-eolische, fluvio-eolische en droog-eolische zanden afgezet. Grootschalige afzetting van niveo-eolische en fluvio-eolische zanden (voorheen aangeduid als de Oude Dekzanden) vond met name plaats tijdens het Laat-Pleniglaciaal. Deze zanden worden gerekend tot de Formatie van Boxtel en betreffen vaak matig gesorteerde zanden, welke onder zeer koude omstandigheden door water en wind als een vlakke deken over het landschap zijn afgezet. Kenmerkend is dan ook dat deze zanden veelal horizontaal gelaagd zijn en dat er lemige banden in voorkomen. Deze afzettingen worden vaak aangezien voor verspoelde dekzanden. De term verspoeld dekzand is enigszins misleidend. Het gaat namelijk niet om eolische zanden die later zijn verspoeld, maar eerder om fluviatiele zanden die later deels zijn opgestoven. De droog-eolische zanden, de dekzanden (voorheen Jonge Dekzanden), zijn afgezet tijdens het LaatGlaciaal en behoren tot de Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden. De zanden zijn veelal afgezet in de vorm van langgerekte, vaak ZW-NO georiënteerde ruggen. Gelaagdheid is hierin meestal niet aanwezig, er komen geen leemlagen in voor en het betreft vaak goed gesorteerde zanden. Op het Oost-Nederlandse plateau werd slechts een dunne laag (nat-)eolische zanden afgezet en plaatselijk ontbreekt deze in het geheel, waardoor tertiaire kleien en keileem (vrijwel) dagzomen. Hierdoor konden delen van deze afzettingen eroderen. In de luwte van de dalen ontstonden wel enorme complexen van dekzandruggen. Deze ruggen vulden de Laat-Pleistocene beekdalen grotendeels of zelfs volledig op, waardoor deze verstopt raakten en beeklopen gedwongen waren zich te verleggen. In het Holoceen (vanaf ca. 10.000 jaar geleden) zijn door verwaaiing van de (nat-)eolische zanden lokaal stuifzandgebieden ontstaan. Bij het ontstaan hiervan speelde de mens een belangrijke rol, door beweiding, afbranden en het steken van plaggen op de heidevelden dat voornamelijk plaatsvond in de Nieuwe tijd (zie bijlage 1). De stuifzanden worden gerekend tot het Laagpakket van Kootwijk, welke behoort tot de Formatie van Boxtel. Daarnaast zijn er in (lokale) beekdalen afzettingen gevormd bestaande uit leem, veen en zand. Deze afzettingen worden gerekend tot het Laagpakket van Singraven, welke tevens behoren tot de Formatie van Boxtel. Veel beken bevinden zich binnen de lager gelegen smeltwaterdalen. Daar waar tertiaire kleien en keileem (vrijwel) dagzomen bevinden zich, vanwege hun slechte waterdoorlatendheid, relatief veel natte bodems.
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 6 van 43
Geomorfologie De Geomorfologische kaart geeft de mate van reliëf en de vormen die in het landschap te onderscheiden zijn weer. Volgens de Geomorfologische kaart van Nederland (1:50.000) ligt het plangebied binnen een plateauachtige terrasrest, door landijs beïnvloed, waar mogelijk dekzand op aanwezig is. Op enige afstand (circa 0,5 km) ten noorden en ten zuiden van het plangebied liggen droge dalen met op de flanken daarvan glooiingen van hellingsafspoelingsmateriaal. De Archeologische Landschappenkaart van de gemeente Oost Gelre heeft een hoger detailniveau dan de hierboven beschreven Geomorfologische kaart van Nederland (zie figuur 7). Deze kaart maakt binnen de hierboven beschreven plateau-achtige terrasrest onderscheid tussen daluitspoelingswaaierlobben (met of zonder dekzand) en vereffeningsrestglooiingen met resten van terrasafzettingen/veldpodzolen afgedekt door dekzand. Het zuidelijke deel van het plangebied en de uiterst noordelijke rand liggen binnen een daluitspoelingswaaierlob, terwijl het overige deel binnen een vereffenigsrestglooiing ligt. 8
Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Het Actueel Hoogtebestand Nederland vormt een belangrijke aanvullende informatiebron voor de landschapsanalyse. Dit met behulp van laseraltimetrie verkregen digitale bestand vormt een gedetailleerd beeld van het huidige reliëf in het plangebied. Op het AHN is duidelijk de hoger gelegen Vragender es te herkennen met ten noorden en zuiden daarvan de beekdalen (zie figuur 8). Ten westen van de es ligt de overgang naar het Pleistocene bekken, de zogenaamde terrasrand. Bodemkunde Volgens de Bodemkaart van Nederland (1:50.000) is het plangebied gekarteerd als hoge zwarte enkeerdgronden, bestaande uit lemig fijn zand (zie figuur 9). Enkeerdgronden zijn oude bouwlanden, die vanaf de late Middeleeuwen op de Pleistocene zandgronden zijn ontstaan door het opbrengen van mest (uit potstallen) vermengd met plaggen, die gestoken werden op de woeste gronden (zoals heide, bossen en beekdalen). Dergelijke gronden zijn eerst ontstaan op de hogere delen van het landschap en hebben zich later uitgebreid tot de lagere delen. Ze bestaan uit dikke lagen leemarme en humusrijke gronden. Hun voorkomen valt veelal samen met de zogenaamde esdekken. Het belang van een enkeerdgrond ligt in de beschermende kwaliteiten van het dek. Eventuele archeologische waarden worden in de regel door het dikke dek beschermd e tegen verstoring door onder andere agrarische activiteiten. Sinds de jaren 80 van de 20 eeuw is er een grotere en meer systematische aandacht voor essen en plaggenbodems in Nederland. In veel gevallen bleken de betreffende terreinen een hoge dichtheid aan verhoudingsgewijs goed geconserveerde archeologische overblijfselen te bevatten, soms zelfs complete archeologische landschappen. De vaak opmerkelijke resultaten vormen de belangrijkste bron voor de beschrijving van de bewoning en het landgebruik in de zandlandschappen voor de periode vanaf de Midden-Bronstijd tot in de e Nieuwe tijd. Veel hiervan representeert de vroegere geschiedenis van de dorpen die tussen de 9 en e de 12 eeuw naast de essen kwamen te liggen. De rijkheid aan archeologische resten leidde er toe dat de hoger en droger gelegen plaggendekken of enkeerdgronden op de Indicatieve Kaart van Ar9 cheologische Waarden (IKAW) over het algemeen een hoge indicatieve waarde kregen.
8 9
www.ahn.nl. Van Doesburg et al., 2007.
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 7 van 43
10
Grondwatertrap Grondwatertrappen zijn een indicatie voor de diepte van de grondwaterstand en de seizoensfluctuatie daarvan. De grondwatertrappenindeling is gebaseerd op de gemiddeld hoogste (GHG) en de gemiddeld laagste grondwaterstand (GLG). Hiermee worden de winter- en zomergrondwaterstanden gekarakteriseerd in een jaar met een gemiddelde neerslag en verdamping. In stedelijk gebied zijn geen grondwatertrappen bepaald. Deze worden als ‘witte vlekken’ op de Bodemkaart van Nederland (1:50.000) weergegeven. Tabel III geeft een overzicht van de klassengrenzen die worden aangehouden bij de indeling van de grondwatertrappen. De trappen worden vastgesteld op een schaal van I tot VII van respectievelijk extreem nat tot extreem droog. Bij sommige grondwatertrappen is een * weergegeven: het gaat hier om tussenliggende grondwatertrappen die een drogere variant vertegenwoordigen. Tabel III.
Grondwatertrappenindeling11
Grondwatertrap
I
II'
III'
IV
V'
VI
VII"
GHG (cm -mv)
-
-
<40
>40
<40
40-80
>80
GLG (cm -mv)
<50
50-80
80-120
80-120
>120
>120
>120
') ")
Bij deze grondwatertrappen wordt een droger deel onderscheiden Een met een * achter de code als onderverdeling aangegeven "zeer droog deel" heeft een GHG dieper dan 140 cm beneden maaiveld
Gebiedsdelen met een goede ontwatering (Grondwatertrap VI en VII) zijn zeer geschikt voor landbouw en vormden mede daarom, vooral in het verleden, een aantrekkelijk vestigingsgebied. Tevens is het grondwaterpeil een indicatie voor de conservering van metalen en organische resten. Het plangebied heeft grondwatertrap VII*. Door grootschalige ingrepen in het geohydrologisch systeem wijken de huidige grondwatertrappen in veel gebieden af van de grondwatertrappen die in het verleden voor kwamen. Om dit aan te geven is tevens een inschatting gemaakt van historische grondwatertrappen, welke een indicatie vormen voor de grondwatertrappen zoals die in het jaar 1950 voor kwamen. Deze historische grondwatertrappen zijn gekarteerd op schaal 1:100.000. Voor het plangebied is de historische grondwatertrap VI bepaald. Vanwege de kleine schaal waarop deze grondwatertrappen zijn gekarteerd, bestaat de mogelijkheid dat de daadwerkelijke waarde voor het plangebied afwijkt van de in de tabel weergegeven waarde. 3.7
Archeologische waarden
Voor de uitkomst van het bureauonderzoek is het van belang de bekende archeologische waarden (al dan niet volledig onderzocht) te beschrijven. Een belangrijke informatiebron is het landelijke ARCHeologisch Informatie Systeem (ARCHIS), dat beheerd wordt door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE). In dit systeem worden alle archeologische gegevens verzameld en via internet zijn deze door bevoegden te raadplegen. De bekende archeologische waarden staan afgebeeld op figuur 10, een kaart met daarop, binnen een straal van 1 kilometer rondom het plangebied, de indicatieve archeologische waarde en de in ARCHIS geregistreerde AMK-terreinen, waarnemingen, vondstmeldingen en onderzoeksmeldingen.
10 11
Wateratlas provincie Gelderland. Locher & De Bakker, 1990.
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 8 van 43
Cultuurhistorische Waardenkaart Provincie Gelderland De Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie Gelderland geeft inzicht in de archeologische, historisch-stedenbouwkundige en de historisch-geografische waarden van de regio. Volgens de CHW-kaart van de provincie Gelderland ligt Vragender, en het plangebied, binnen een waardevol escomplex. Archeologische beleidsadvieskaart Gemeente Oost Gelre Sinds 2007 is de Wet op de Archeologische Monumentenzorg van kracht (WAMZ). Het doel van deze wet is te voorkomen dat archeologische waarden uit het verleden verloren gaan. In deze wet zijn de gemeenten verantwoordelijk voor het beheer van het bodemarchief binnen hun grondgebied. Voor een goed beheer van dit bodemarchief gebruikt de gemeente een archeologische beleidskaart. De Archeologische beleidskaart geeft een gemeentebreed overzicht van bekende en te verwachten archeologische waarden. De kaart maakt inzichtelijk waar en bij welke ruimtelijke ingrepen een archeologisch onderzoek verplicht is en wordt als toetsingskader gebruikt voor ruimtelijke procedures. Volgens de Archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Oost Gelre liggen het zuidelijke deel van het plangebied en de uiterst noordelijke rand (ter plaatse van de daluitspoelingswaaierlob) in een gebied met een hoge verwachting (zie figuur 11). Het overige deel (ter plaatse van de vereffenigsrestglooiing) heeft een middelhoge verwachting. Indicatieve archeologische waarde De IKAW (Indicatieve Kaart Archeologische Waarde) geeft voor heel Nederland de trefkans aan op het voorkomen van archeologische resten. Die trefkans is aangegeven in vier categorieën (per landen waterbodem): een hoge, middelhoge, lage en zeer lage verwachting. Bebouwde gebieden, waarvan geen bodemkundige of geologische gegevens bekend zijn, zijn niet gekarteerd. De IKAW is voornamelijk gebaseerd op de relatie die er bestaat tussen de bodemkundige of geologische kwalificaties en de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen. Een punt van aandacht daarbij is dat de IKAW grotendeels is gebaseerd op kaarten met een schaal van 1:50.000. De grenzen op de kaart zijn in werkelijkheid globale overgangen, abrupte overgangen zijn het gevolg van bodemkundige of geologische kwalificaties. Op lokaal schaalniveau is de kaart daarom minder betrouwbaar. Omdat de gemeentelijke beleidsadvieskaart een hoger detailniveau heeft dan de IKAW (Indicatieve Kaart Archeologische Waarde) is de IKAW voor het onderzoek niet geraadpleegd. AMK-terreinen binnen het onderzoeksgebied De Archeologische Monumentenkaart (AMK) bevat een overzicht van archeologische terreinen in Nederland, welke ook wel worden aangeduid als monumenten. De terreinen zijn beoordeeld op verschillende criteria (kwaliteit, zeldzaamheid, representativiteit, ensemblewaarde en belevingswaarde). Op grond daarvan zijn de terreinen ingedeeld in vier categorieën; terreinen met archeologische waarde, een hoge archeologische waarde, een zeer hoge archeologische waarde of een zeer hoge archeologische waarde met een beschermde status. Binnen het plangebied liggen geen AMK-terreinen. Binnen het onderzoeksgebied liggen 2 AMKterreinen (zie Tabel V en figuur 10).
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 9 van 43
Tabel IV. AMK nr. 11.840
12.859
Overzicht AMK-terreinen
Situering t.o.v. plangebied 300 meter ten noordwesten 300 meter ten zuidoosten
Datering
Waarde en omschrijving
LateMiddeleeuwen
Complex: kapel Waarde: Terrein van hoge archeologische waarde e Terrein met restanten van een kerk. Betreft de St.Jacobskapel uit 15 eeuw, waarvan de oudst bekende vermelding dateert uit 1444 n. Chr. Muurresten zijn nog zichtbaar. Complex: nederzetting Waarde: Terrein van archeologische waarde Terrein waarin zich vermoedelijk sporen bevinden van een prehistorische nederzetting. Uit het karterend onderzoek blijkt dat de dikte van de es varieert van 80 tot 120 cm. Onder het bruingrijze esdek bevindt zich een lichtbruine laag met stukjes houtskool en stukjes aardewerk. Deze laag is geïnterpreteerd als een verploegde bodem. In deze laag zijn vier scherfjes handgevormd aardewerk aangetroffen die te fragmentair zijn voor een exacte datering. Het aardewerk is globaal te dateren als prehistorisch tot Late Middeleeuwen A.
Neolithicum LateMiddeleeuwen
In het verleden uitgevoerde archeologische onderzoeken binnen het onderzoeksgebied Binnen het onderzoeksgebied zijn in de afgelopen jaren door verschillende archeologische bedrijven en instellingen in totaal 12 archeologische onderzoeken uitgevoerd. Het gaat daarbij om bureauonderzoeken, booronderzoeken (verkennend/karterend), proefsleufonderzoeken en archeologische begeleidingen van graafwerkzaamheden (zie Tabel VI en figuur 10). Tabel V.
Overzicht onderzoeksmeldingen
Onderzoeksmeldingsnr. 45.047
Situering t.o.v. plangebied 180 meter ten westen
2.442
200 meter ten noorden
11.362
200 meter ten noorden
11.363
200 meter ten noordoosten
33.880
250 meter ten noordwesten
38.270
250 meter ten noordwesten
12025290 OGR.GEM.ARC
Aard, uitvoerder en resultaten van het onderzoek Type onderzoek: booronderzoek Uitvoerder: RAAP Archeologisch Adviesbureau Datum: 01-02-2011 Onderzoeksnummer: 35658 Resultaat: Op basis van de resultaten van dit onderzoek en de geringe oppervlakte van het plangebied waar de bodem tot op grote diepte zal worden verstoord, is aanbevolen om in het plangebied in het kader van de voorgenomen bodemingrepen geen archeologisch vervolgonderzoek te verrichten. Type onderzoek: proefsleuvenonderzoek Uitvoerder: ADC ArcheoProjecten Datum: 08-05-2000 Onderzoeksnummer: 3523 Resultaat: Op basis van het uitgevoerde onderzoek wordt verwacht dat geen hoog archeologische waarden verloren zullen gaan bij de geplande werkzaamheden. Het is te overwegen om eventuele werkzaamheden te laten begeleiden door een archeoloog. Het wordt geadviseerd, het gedeelte waar woningbouwfase 3 is gepland nader te onderzoeken door middel van een AAO. Type onderzoek: booronderzoek Uitvoerder: Archaeological Research en Consultancy Datum: 31-05-1999 Onderzoeksnummer: 11362 Resultaat: Geadviseerd is een proefsleuvenonderzoek uit te voeren. Type onderzoek: booronderzoek Uitvoerder: Archaeological Research en Consultancy Datum: 31-05-1999 Onderzoeksnummer: 11363 Resultaat: Geadviseerd is een proefsleuvenonderzoek uit te voeren. Type onderzoek: booronderzoek Uitvoerder: RAAP Archeologisch Adviesbureau Datum: 04-03-2009 Resultaat: Niet bekend in ARCHIS Type onderzoek: archeologische begeleiding Uitvoerder: Archeodienst Gelderland BV Datum: 27-11-2009 Onderzoeksnummer: 35620 Resultaat: Het plangebied aan de Pastoor Scheepersstraat in Vragender bevatte ondanks een intact bodemprofiel en esdek geen archeologische waarden. Gezien de kleine omvang van het onderzoeksgebied is het echter zeer goed mogelijk dat in de directe nabijheid van het onderzoeksgebied wel archeologische waarden bewaard gebleven zijn.
Pagina 10 van 43
Vervolg Tabel VI.
Overzicht onderzoeksmeldingen
38.713
400 meter ten noordwesten
38.800
400 meter ten noordwesten
40.997
400 meter ten noordwesten
41.018
400 meter ten noordwesten
34.116
750 meter ten westen
37.755
900 meter ten oosten
12025290 OGR.GEM.ARC
Type onderzoek: bureauonderzoek Uitvoerder: Econsultancy BV Datum: 23-12-2009 Onderzoeksnummer: 29186 Resultaat: Econsultancy bv adviseert om een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van een karterend booronderzoek, teneinde de op basis van het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied aan te vullen en te toetsen, een betrouwbaar beeld van de gaafheid van de bodem te verkrijgen, waarna direct bepaald kan worden of het plangebied systematisch onderzocht dient te worden op de aanwezigheid van archeologische vondsten en/of sporen. Vanwege de beperkte oppervlakte van het plangebied kan namelijk de verkennende fase van het archeologisch onderzoek direct gecombineerd worden met de karterende fase. Type onderzoek: booronderzoek Uitvoerder: Archaeological Research en Consultancy Datum: 06-01-2010 Onderzoeksnummer: 31104 Resultaat: Het karterend inventariserend booronderzoek heeft aangetoond dat binnen het plangebied een dik eerddek aanwezig is, waardoor de bodem als hoge enkeerdgrond geclassificeerd kan worden. Het eerddek is op basis van verschil in kleur en humeuziteit onder te verdelen in twee fasen. Het oorspronkelijke bodemprofiel betrof waarschijnlijk een moderpodzolprofiel. Onder het eerddek bevindt zich een relatief dunne laag sneeuwsmeltwaterafzettingen gevolgd door keileemafzettingen. Afgezien van het bovenste deel van het eerddek ter plaatse van de boringen 2 en 3 is er sprake van een intact enkeerdprofiel binnen het plangebied. In de zeefresiduen van de boringen 2 en 4 zijn enkele fragmenten onbewerkt vuursteen aangetroffen. Verder zijn er geen archeologische indicatoren aangetroffen. Hierdoor wordt geconcludeerd dat het karterend booronderzoek niet heeft kunnen aantonen dat er sprake is van een archeologische vindplaats binnen het plangebied. Op basis van de resultaten van het karterend onderzoek en de richtlijnen van de Regio Achterhoek zijn er geen bezwaren tegen de voorgenomen herontwikkelingen binnen het plangebied. Geadviseerd is dan ook om het plangebied vrij te geven. Type onderzoek: bureauonderzoek Uitvoerder: Econsultancy BV Datum: 18-05-2010 Onderzoeksnummer: 34176 Resultaat: Econsultancy bv adviseert om een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van een karterend booronderzoek, teneinde de op basis van het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied aan te vullen en te toetsen, een betrouwbaar beeld van de gaafheid van de bodem te verkrijgen, waarna direct bepaald kan worden of het plangebied systematisch onderzocht dient te worden op de aanwezigheid van archeologische vondsten en/of sporen. Vanwege de beperkte oppervlakte van het plangebied kan namelijk de verkennende fase van het archeologisch onderzoek direct gecombineerd worden met de karterende fase. Type onderzoek: booronderzoek Uitvoerder: Archaeological Research en Consultancy Datum: 18-05-2010 Onderzoeksnummer: 33940 Resultaat: Het karterend inventariserend booronderzoek heeft aangetoond dat ten zuiden van de Kapelweg een dik eerddek aanwezig is, waardoor de bodem als hoge enkeerdgrond geclassificeerd kan worden. In het eerddek is op basis van verschil in kleur en humeuziteit onderscheid tussen de eerste fase van de plaggenbemesting, waarbij ook bosstrooisel werd gebruikt, en de tweede fase waarbij de overstap werd gemaakt naar heideplaggen. Onder het eerddek bevindt zich een pakket sneeuwsmeltwaterafzettingen. Ten noorden van de Kapelweg is een fragment proto-steengoed uit de 13e eeuw aangetroffen. Mogelijk is hier een vindplaats aanwezig. Geadviseerd is om de graafwerkzaamheden ter plaatse archeologisch te begeleiden. Type onderzoek: booronderzoek Uitvoerder: Synthegra BV Datum: 16-03-2009 Onderzoeksnummer: 26246 Resultaat: Geadviseerd is geen vervolgonderzoek uit te voeren. Type onderzoek: booronderzoek Uitvoerder: RAAP Archeologisch Adviesbureau Datum: 26-10-2009 Onderzoeksnummer: 29450 Resultaat: Geadviseerd is geen vervolgonderzoek uit te voeren.
Pagina 11 van 43
Waarnemingen binnen het onderzoeksgebied In ARCHIS staan alle bekende archeologische waarnemingen geregistreerd. Binnen het plangebied zijn geen waarnemingen geregistreerd. Binnen het onderzoeksgebied staan 8 waarnemingen geregistreerd (zie Tabel VII en figuur 10). Tabel VI.
Overzicht ARCHIS-waarnemingen
45.720
Situering t.o.v. plangebied 170 meter ten noordoosten
43.884, 44.636
200 meter ten noordwesten
426.443
250 meter ten noordwesten
41.857, 56.931, 133.697
300 meter ten noordwesten
133.698
900 meter ten zuidwesten
Waarnemingsnr.
Aard van de melding IJzertijd : houtskool, objecten, handgevormd aardewerk Neolithicum - Late-Middeleeuwen : Bakstenen, handgevormd aardewerk, grondsporen, paalgaten Bronstijd - Vroege-Middeleeuwen : handgevormd aardewerk Neolithicum - Nieuwe tijd : muurrestanten, paalgaten, handgevormd aardewerk Nieuwe tijd : grondsporen
Vondstmeldingen binnen het onderzoeksgebied In ARCHIS staan vondstmeldingen geregistreerd. Nadat deze zijn gecontroleerd worden het waarnemingen. Tot die tijd staan ze als vondstmeldingen geregistreerd. Binnen het onderzoeksgebied staan geen vondstmeldingen geregistreerd (zie figuur 10). NUMIS NUMIS, oftewel het NUMismatisch InformatieSysteem, is een database waarin beschrijvingen zijn te vinden van in Nederland gevonden munten, penningen en andere numismatische voorwerpen. In NUMIS zijn alle bij het Geldmuseum bekende schatvondsten beschreven. Van de losse vondsten is 12 met name materiaal van vóór het jaar 1600 na Christus opgenomen. Aangezien de accuratesse van de gegevens in NUMIS niet toereikend is voor dit onderzoek, is NUMIS niet geraadpleegd.
12
www.geldmuseum.nl/museum/content/zoeken-numis.
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 12 van 43
3.8
Gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel
Op grond van het bureauonderzoek is de volgende gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld: Tabel VII.
Gespecificeerde archeologische verwachting
Archeologische periode
Gespecificeerde verwachting
Te verwachten resten en/of sporen
Relatieve diepte t.o.v. het maaiveld
(Laat-) Paleolithicum - Mesolithicum
Middelhoog tot hoog
Vuursteenstrooiïngen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen
Onder het esdek en in de top van de natuurlijke afzettingen
Mesolithicum
Middelhoog tot hoog
Vuursteenstrooiïngen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen
Onder het esdek en in de top van de natuurlijke afzettingen
Neolithicum
Middelhoog tot hoog
Akkerlaag en/of nederzettingssporen, grafvelden, rituele plaatsen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen, houtskool en gebruiksvoorwerpen
Onder het esdek en in de top van de natuurlijke afzettingen
Bronstijd
Middelhoog tot hoog
Akkerlaag en/of nederzettingssporen, grafvelden, rituele plaatsen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen, metaalresten, houtskool, botresten en gebruiksvoorwerpen
Onder het esdek en in de top van de natuurlijke afzettingen
IJzertijd
Middelhoog tot hoog
Akkerlaag en/of nederzettingssporen, grafvelden, rituele plaatsen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten en gebruiksvoorwerpen
Onder het esdek en in de top van de natuurlijke afzettingen
Romeinse tijd
Middelhoog tot hoog
Akkerlaag en/of nederzettingssporen, grafvelden, rituele plaatsen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten en gebruiksvoorwerpen
Onder het esdek en in de top van de natuurlijke afzettingen
Middeleeuwen
Middelhoog tot hoog
Bewoningssporen van een (boeren)erf: kleine fragmenten aardewerk, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten, organische resten en gebruiksvoorwerpen
Onder het esdek en in de top van de natuurlijke afzettingen
Nieuwe tijd
Middelhoog tot hoog
Bewoningssporen van een (boeren)erf: kleine fragmenten aardewerk, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten, organische resten en gebruiksvoorwerpen
Onder maaiveld/in het esdek en in de top van de natuurlijke afzettingen
Uit de landschappelijke ligging, op de rand van het Oost-Nederlands Plateau, blijkt dat het plangebied vanaf het Paleolithicum gunstig is geweest voor jagers-verzamelaars en vanaf het Neolithicum voor landbouwers. Uit de archeologische gegevens die verzameld zijn uit het onderzoeksgebied blijkt dat er in de omgeving van het plangebied sporen van menselijke activiteit zijn waar genomen uit de periode Neolithicum - Nieuwe tijd. Verder duidt de aanwezigheid van een dik plaggendek op intensief gebruik gedurende de Nieuwe tijd en mogelijk de Late Middeleeuwen. In het hele plangebied kunnen archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden. De kans op het voorkomen van de resten is middelhoog tot hoog. Deze archeologische resten worden verwacht onder het esdek en in de top van de oorspronkelijke C-horizont. Resten uit de Nieuwe tijd kunnen direct onder de bouwvoor worden verwacht. De vondstenlaag is opgenomen onder in het esdek; hier wordt ook wel van ‘cultuurlaag’ gesproken: een doorwerkte oude bodem tussen het esdek en de ongeroerde ondergrond met kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, vuursteen en houtskool. Archeologische sporen worden verwacht tot ongeveer 25 cm in de top van de C-horizont. Organische resten en bot zullen door de relatief droge en zure bodemomstandigheden slecht zijn geconserveerd.
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 13 van 43
Bodemverstoring Dat een gebied een middelhoge of hoge archeologische verwachting heeft, hoeft niet te betekenen dat de eventueel aanwezige archeologische resten ook behoudenswaardig zijn. Als gevolg van bodemingrepen kunnen vindplaatsen geheel of gedeeltelijk verstoord zijn. De waarde van archeologische vindplaatsen wordt grotendeels bepaald door de mate waarin vondsten in situ bewaard zijn gebleven in de bodem en/of grondsporen intact zijn. Het plangebied is deels bebouwd. Bij de aanleg van deze bebouwing zal het bodemprofiel plaatselijk tot in de C-horizont verstoord zijn geraakt. Ter plaatse van de onbebouwde delen van het plangebied wordt verwacht dat het archeologisch niveau, in de top van de C-horizont, grotendeels intact zal zijn door de beschermende werking van het plaggendek. 3.9
Beantwoording onderzoeksvragen bureauonderzoek
Voor het bureauonderzoek is een drietal onderzoeksvragen opgesteld. Hieronder worden deze vragen beantwoord voor zover het bureauonderzoek de daarvoor benodigde gegevens hebben opgeleverd.
Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen binnen het plangebied uit het verleden? Is er bijvoorbeeld informatie bekend over vroegere ontgrondingen, bodemsaneringen, egalisaties, diepploegen of landinrichting? Het plangebied is deels bebouwd. Bij de aanleg van deze bebouwing zal het bodemprofiel plaatselijk tot in de C-horizont verstoord zijn geraakt. Ter plaatse van de onbebouwde delen van het plangebied wordt verwacht dat het archeologisch niveau, in de top van de C-horizont, grotendeels intact zal zijn door de beschermende werking van het plaggendek.
Ligt het plangebied binnen een landschappelijke eenheid, welke vanuit archeologisch oogpunt een specifieke aandachtslocatie kan betreffen (zoals een relatief hoge dekzandkop of rug, nabij een veengebied, een beekdal)? Het plangebied is gelegen op de rand van het Oost-Nederlands Plateau, tussen twee beekdalen. Hoewel locaties dichter bij de beken in het verleden mogeiljk de meeste voorkeur hebben genoten als nederzettingslocatie, zal ook het plangebied geschikt zijn geweest voor bewoning.
Wat is de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied? Het plangebied heeft een middelhoge tot hoge verwachting voor alle perioden vanaf het LaatPaleolithicum.
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 14 van 43
4
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK
4.1
Methoden
Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd in de vorm van een gecombineerd verkennend en karterend booronderzoek, conform de eisen van de KNA, versie 3.2, specificatie VS03. Voor het inventariserend veldonderzoek is op 13 juni 2012 door drs. A.H. Schutte (senior KNA-archeoloog) een Plan van aanpak (PvA) opgesteld. In totaal zijn 25 boringen gezet (zie figuur 12). Er is geboord tot een diepte van maximaal 4 m -mv met een Edelmanboor met een diameter van 15 cm. Er is in raaien geboord met een afstand van 40 m tussen de raaien en een afstand van 50 m tussen de boringen. De raaien zijn verspringend ten opzichte van elkaar gezet, waardoor een systeem bestaande uit gelijkbenige driehoeken ontstaat. Bij het zetten van de boringen is rekening gehouden met de aanwezige verhardingen en gebouwen. De boringen zijn lithologisch conform de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode beschre13 ven. De boringen zijn met meetlinten ingemeten (x- en y-waarden). Van alle boringen is de maaiveldhoogte afgeleid van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). Aan de hand van het opgeboorde materiaal is beoordeeld of er wel, niet of deels sprake is van een gaaf bodemprofiel. Tevens is gekeken naar de aanwezigheid van mogelijke vegetatie- en/of cultuurlagen, die zichtbaar zijn als bodemverkleuringen. Daar waar sprake is van een (deels) intact profiel is de laag waar archeologische indicatoren meest waarschijnlijk kunnen worden verwacht gezeefd met behulp van een zeef met een maaswijdte van 4 mm. Het zeefresidu is geïnspecteerd op het voorkomen van archeologische indicatoren, zoals fragmenten vuursteen, aardewerk, houtskool, verbrande leem, bot etc. Naast het boren is ter plaatse van de zuidelijke rand van het plangebied, het deel dat in gebruik is als akkerland, een oppervlaktekartering uitgevoerd, bestaande uit het systematisch aflopen van het terrein in raaien met een tussenafstand van 5 meter. Hierbij zijn aan het maaiveld voorkomende archeologische indicatoren verzameld. 4.2
Resultaten
Geologie en bodem De resultaten van de boringen zijn opgenomen in de vorm van boorprofielen en worden in bijlage 5 weergegeven. Op basis van deze boorprofielen kan de bodemopbouw als volgt worden beschreven. De hoofdlijnen van de opbouw van de bodem kunnen als volgt worden weergegeven: Tabel VIII.
Hoofdlijn bodemopbouw
Diepte
13
Samenstelling
Interpretatie
0 - 30
Donkerbruingrijs, zwak tot matig silthoudend, zwak tot matig grindhoudend, sterk humeus zand.
Aap-horizont
30 - 70
Donkergrijsbruin, zwak tot matig silthoudend, zwak tot matig grindhoudend, sterk humeus zand.
Aa-horizont
70 - 90
Grijsbruin tot bruingrijs, matig fijn tot matig grof, licht grindhoudend, zwak tot matig humeus zand.
Apb-horizont
90 - 110
Oranjebruin tot licht beigebruin, matig fijn tot matig grof, licht grindhoudend, zwak tot matig humeus zand.
B-horizont
110 - 400
Sterk wisselend.
C-horizont
Bosch, 2005.
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 15 van 43
Binnen het gehele plangebied is een dik plaggendek (Aa-horizont) aangetroffen, dat over het algemeen een dikte van 60 tot 70 cm heeft. In de top van het plaggendek is de huidige bouwvoor (Aaphorizont) te herkennen. In het plaggendek zijn houtskool en baksteenresten waargenomen. Het plaggendek bevat plaatselijk veel grind en ijzerconcreties en was in enkele boringen zeer sterk humeus. Mogelijk is dit het gevolg van het gebruik van veenplaggen. Onder het plaggendek is binnen het merendeel van het plangebied een fossiele akkerlaag aanwezig (Apb-horizont). In deze laag zijn eveneens houtskoolresten aangetroffen. De dikte van deze laag bedraagt circa 10 - 20 cm. Onder de Apb-horizont is een horizont met ijzer en humusinspoeling herkenbaar (B- en/of BChorizont). De top van de B-horizont is opgenomen in de fossiele akkerlaag. Hieronder ligt de C-horizont, waarvan de top ter plaatse van vrijwel alle boringen bestaat uit matig fijn tot matig grof, zwak tot matig silthoudend, licht grindhoudend zand. Alleen ter plaatse van de boringen 2 en 4 bestaat deze uit grove grindhoudende zanden voor. In de overige boringen is op grotere diepte een afwisseling van grof, grindhoudend zand en fijn, siltig zand aangetroffen. Het aangetroffen bodemprofiel komt overeen met het bodemtype zoals weergegeven op de Bodemkaart van Nederland (zie § 3.6). Archeologie Verspreid over het plangebied zijn houtskool en baksteenresten aangetroffen. Ook zijn (sub-)recent bouwpuin, glas en aardewerkfragmenten waargenomen. Verder is zowel in de boringen als aan het maaiveld vrij veel vuursteen aangetroffen, dat echter geen tekenen van bewerking vertoont. Het vuursteen komt hier van nature voor. In één boring, boring 5, is onder het plaggendek een fragment geglazuurd steengoed aangetroffen, daterend uit de Nieuwe tijd. Tijdens het onderzoek zijn geen indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een oudere vindplaats. 4.3
Beantwoording onderzoeksvragen veldonderzoek
Voor het veldonderzoek is een aantal onderzoeksvragen opgesteld. Hieronder worden deze vragen beantwoord voor zover het veldonderzoek de daarvoor benodigde gegevens heeft opgeleverd;
Wat is de bodemopbouw binnen het plangebied? Binnen het plangebied is een dik plaggendek aanwezig, gelegen op een fossiele akkerlaag met daaronder een restant van een podzolprofiel.
Is het bodemprofiel binnen het plangebied intact of (geheel of gedeeltelijk) verstoord en indien verstoord, tot welke diepte gaat deze verstoring? De top van het oorspronkelijke podzolprofiel is verstoord, voor het aanbrengen van het plaggendek. Het archeologisch niveau is hierdoor enigszins aangetast.
Zijn, daar waar het bodemprofiel intact is, archeologische indicatoren aangetroffen die kunnen wijzen op de aanwezigheid van een vindplaats? Zo ja, wat is de aard en diepteligging dikte ervan? In boring 5 is een fragment geglazuurd steengoed aangetroffen onder het plaggendek, daterend uit de Nieuwe tijd. Verder zijn geen indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats.
Zijn er archeologische lagen aangetroffen (cultuur- en afvallagen cq. ophogingslagen)? Zo ja, wat is de aard, diepteligging en minimale en maximale dikte ervan? Binnen het plangebied is een circa 60 cm dik plaggendek aanwezig, met daaronder een circa 20 cm dikke fossiele akkerlaag.
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 16 van 43
In welke mate stemmen de resultaten overeen met de verwachtingen? Op basis van het ontbreken indicatoren die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats, dient de gespecificeerde verwachting bijgesteld te worden tot een lage verwachting voor alle archeologische perioden.
Indien er binnen het plangebied een vindplaats aanwezig is, wat zijn dan de gevolgen van de voorgenomen bodemingrepen voor de vindplaats? Op basis van het uitgevoerde onderzoek wordt binnen het plangebied geen archeologische vindplaats verwacht.
5 5.1
CONCLUSIE EN SELECTIEADVIES Conclusie
Het bureauonderzoek toonde aan dat er zich mogelijk archeologische waarden in het plangebied zouden kunnen bevinden. In het bijzonder de ligging op de rand van het Oost-Nederlands Plateau en binnen de Vragender es verhoogt kans daarop. Daarom zijn aansluitend een inventariserend veldonderzoek in de vorm van een gecombineerd verkennend en karterend booronderzoek en een oppervlaktekartering uitgevoerd. De aangetroffen bodemopbouw bestaat uit een dik plaggendek op een fossiele akkerlaag op een restant van een podzolprofiel. Op basis van het ontbreken overtuigende archeologische indicatoren wordt binnen het plangebied geen archeologische vindplaats verwacht. 5.2
Selectieadvies
Op grond van het ontbreken van aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische waarden, adviseert Econsultancy om, ten aanzien van de geplande bodemingrepen, in het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ) geen vervolgonderzoek te laten plaatsvinden. Bovenstaand advies vormt een selectieadvies. Econsultancy wil de opdrachtgever erop wijzen dat dit selectieadvies nog niet betekent dat de bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek zullen eerst moeten worden beoordeeld door het bevoegd gezag (Gemeente Oost Gelre), die vervolgens een selectiebesluit neemt. Er is geprobeerd een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethode. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Econsultancy wil de opdrachtgever dan ook wijzen op de wettelijke meldingsplicht: “Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij onze minister”. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. Het verdient aanbeveling ook de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente Oost Gelre (de heer P. Ballast) hiervan per direct in kennis te stellen.
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 17 van 43
LITERATUUR Alterra, 2003: Digitale Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1:25.000. Berendsen, H.J.A., 2005: Fysische Geografie van Nederland, deel 4: Landschappelijk Nederland. De fysisch-geografische regio's. Van Gorcum, Assen. Berendsen, H.J.A., 2008: Fysische Geografie van Nederland, deel 1: De vorming van het land. Inleiding in de geologie en de geomorfologie. Van Gorcum, Assen. Bosch, J.H.A., 2005: Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode, Versie 5.2. Utrecht (TNOrapport, NITG 05-043-A). Doesburg, J. van (red.), et al., 2007: Essen in zicht. Essen en plaggendekken in Nederland: onderzoek en beleid. Amersfoort 2007. Locher, W.P. & H. de Bakker, 1990: Bodemkunde van Nederland. Deel 1: Algemene bodemkunde. Malmberg, Den Bosch. Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff, T.E. Wong, 2003: De ondergrond van Nederland. Wolters-Noordhoff, Groningen. Stichting voor Bodemkartering, 1983: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad 41 West.
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 18 van 43
BRONNEN AHN; internetsite, augustus 2012. http://www.ahn.nl Archeologisch informatiesysteem Archis2, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE), Amersfoort, augustus 2012. http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html Kennisinfrastructuur Cultuurhistorie; internetsite, augustus 2012. http://www.kich.nl SIKB; internetsite, augustus 2012. http://www.sikb.nl Wat Was Waar; internetsite, augustus 2012. http://www.watwaswaar.nl Wateratlas: internetsite, augustus 2012. http://geodata2.prvgld.nl/apps/wateratlas_kaarten
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 19 van 43
Figuur 1.
Situering van het plangebied binnen Nederland
450000
Groenlo Groenlo Groenlo Groenlo Groenlo Groenlo
LIEVELDE LIEVELDE LIEVELDE LIEVELDE LIEVELDE LIEVELDE
WINT WINT WINTERSWIJK ERSWIJK ERSWIJK ERSWIJK MEDDO MEDDO MEDDO MEDDO WINT WINT WINT ERSWIJK ERSWIJK MEDDO
MARIENVELDE MARIENVELDE MARIENVELDE MARIENVELDE MARIENVELDE MARIENVELDE
445000
ZIEUWENT ZIEUWENT ZIEUWENT ZIEUWENT ZIEUWENT ZIEUWENT
Lichtenv Lichtenv Lichtenv oorde oorde Lichtenv Lichtenv Lichtenvoorde oorde oorde oorde
VRAGENDER VRAGENDER VRAGENDER VRAGENDER VRAGENDER VRAGENDER
HARREVELD HARREVELD HARREVELD HARREVELD HARREVELD HARREVELD
Winterswijk Winterswijk Winterswijk Winterswijk Winterswijk Winterswijk
WINT WINT WINTERSWIJK ERSWIJK ERSWIJK ERSWIJK CORLE CORLE CORLE CORLE WINT WINT WINT ERSWIJK ERSWIJK CORLE HEELWEG HEELWEG HEELWEG HEELWEG HEELWEG HEELWEG
WINT WINT WINTERSWIJK ERSWIJK ERSWIJK ERSWIJK BRINKH BRINKH BRINKH BRINKH WINT WINT WINT ERSWIJK ERSWIJK BRINKH
N N N N N N 440000
BREDEVOORT BREDEVOORT BREDEVOORT BREDEVOORT BREDEVOORT BREDEVOORT
WINT WINT WINTERSWIJK ERSWIJK ERSWIJK ERSWIJK MIST MIST MISTE E E MIST E WINT WINT WINT ERSWIJK ERSWIJK MIST E
Varssev Varssev Varssev eld eld Varssev Varssev Varsseveld eld eld eld WINT WINT WINTERSWIJK ERSWIJK ERSWIJK ERSWIJK WOOLD WOOLD WOOLD WOOLD WINT WINT WINT ERSWIJK ERSWIJK WOOLD
230000
10000m
Aalten Aalten 5000m 5000m 5000m Aalten Aalten Aalten 5000m 5000m 5000m
0 00 00 0
235000
240000
245000
Vragender (gemeente Oost Gelre) - plangebied Eschrand Situering van het plangebied binnen Nederland bron: Geodan
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 20 van 43
Figuur 2.
Detailkaart van het plangebied
g se w e
444800
Sch o o
lst ra
at
444900
rswijk W in te
N N N N N N
0
25m
239100
239200
Vragender (gemeente Oost Gelre) Eschrand Detailkaart van het plangebied Legenda Plangebied
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 21 van 43
Figuur 3.
Situering van het plangebied binnen Minuut uit 1828
Eschrand te Vragender Situering van het plangebied binnen de kadastrale kaart uit 1828 (Minuutplan) Legenda Plangebied
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 22 van 43
Figuur 4.
Situering van het plangebied binnen de Militaire topografische kaart uit 1885
Eschrand te Vragender Situering van het plangebied binnen de Militaire topografische kaart uit 1885 Legenda Plangebied
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 23 van 43
Figuur 5.
Situering van het plangebied binnen de Militaire topografische kaart uit 1936
Eschrand te Vragender Situering van het plangebied binnen de Militaire topografische kaart uit 1936 Legenda Plangebied
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 24 van 43
Figuur 6.
Situering van het plangebied binnen de Topografische kaart uit 1955
Eschrand te Vragender Situering van het plangebied binnen de Topografische kaart uit 1955 Legenda Plangebied
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 25 van 43
Figuur 7.
Situering van het plangebied binnen de archeologische landschappenkaart
Eschrand te Vragender Situering van het plangebied binnen de archeologisch landschappenkaart van de gemeente Oost Gelre Legenda Plangebied
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 26 van 43
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 27 van 43
Figuur 8.
Situering van het plangebied binnen het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN)
Eschrand te Vragender Situering van het plangebied binnen het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Legenda Plangebied
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 28 van 43
Figuur 9.
12025290 OGR.GEM.ARC
Situering van het plangebied binnen de Bodemkaart
Pagina 29 van 43
Figuur 10.
12025290 OGR.GEM.ARC
Archeologische Gegevenskaart van het onderzoeksgebied
Pagina 30 van 43
Figuur 11.
Situering van het plangebied binnen de Archeologische Beleidsadvieskaart
Eschrand te Vragender Situering van het plangebied binnen de Archeologische Beleidsadvieskaart gemeente Oost Gelre Legenda Plangebied
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 31 van 43
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 32 van 43
Figuur 12.
Boorpuntenkaart
g se we
rswijk W in te
444900
21
20 22 19
23 24 25
Sch o o ls
t ra at
18
26
17
27
444800
16 15
13
12
14 1
3 2
N N N N N N
11 4
10
6 5
9 7 8
0
25m
239100
239200
Vragender (gemeente Oost Gelre) Eschrand Boorpuntenkaart Legenda Plangebied
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 33 van 43
Bijlage 1 Ouderdom in jaren
Overzicht geologische en archeologische tijdvakken Chronostratigrafie
MIS
Holoceen 11.755 12.745 13.675 14.025
LaatWeichselien (LaatGlaciaal)
15.700
1 Late Dryas (koud) Allerød (warm) Vroege Dryas (koud) Bølling (warm)
Lithostratigrafie Formaties: Naaldwijk (marien), Nieuwkoop (veen), Echteld (fluviatiel)
2
LaatPleniglaciaal 29.000
50.000
75.000
MiddenWeichselien (Pleniglaciaal)
MiddenPleniglaciaal VroegPleniglaciaal
VroegW eichselien (VroegGlaciaal) 115.000 130.000
370.000 410.000
3
Formatie van Boxtel
4 5a
Formatie van Beegden
5b 5c 5d
Eemien (warme periode)
5e
Saalien (ijstijd)
6
Holsteinien (warme periode)
Formatie van Kreftenheye
Eem Formatie Formatie van Drente Formatie van Urk
Elsterien (ijstijd) 475.000
Formatie van Peelo
Cromerien (warme periode) 850.000
Pre-Cromerien
Formatie van Sterksel
2.600.000
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 34 van 43
Cal. jaren v/n Chr.
14
C jaren
Chronostratigrafie
0
1950
Vb2
1500
Subatlanticum koeler vochtiger
450 0 12
Pollen zones
Vb1 Va
800 2650
815
IVb Subboreaal koeler droger
2000
IVa
5000
3755 4900
5300
Atlanticum warm vochtig
III
Boreaal warmer
II
Preboreaal warmer
I
8000
7020
8240
9000
8800 11.755
10.150
12.745
10.800
13.675
11.800
14.025
12.000
15.700
13.000
LaatWeichselien (LaatGlaciaal)
Late Dryas
LW III
Allerød
LW II
Vroege Dryas LW I Bølling
35.000
Vegetatie Loofbos eik en hazelaar overheersen haagbeuk veel cultuurplanten rogge, boekweit, korenbloem Loofbos eik en hazelaar overheersen beuk>1% invloed landbouw (granen)
Archeologische perioden Nieuwe tijd Middeleeuwen Romeinse tijd IJzertijd Bronstijd
Neolithicum
Loofbos eik, els en hazelaar overheersen in zuiden speelt linde een grote rol den overheerst hazelaar, eik, iep, linde, es eerst berk en later den overheersend
Mesolithicum
parklandschap dennen- en berkenbossen open parklandschap open vegetatie met kruiden en berkenbomen
MiddenWeichselien (Pleniglaciaal)
perioden met een poolwoestijn en perioden met een toendra
VroegWeichselien (VroegGlaciaal)
perioden met bos en perioden met een subarctisch open landschap
Laat-Paleolithicum
75.000
115.000 130.000
Eemien (warme periode)
Midden-Paleolithicum loofbos
Saalien (ijstijd) 300.000
Vroeg-Paleolithicum Chronostratigrafie voor Noordwest-Europa volgens Zagwijn (1974), Vandenberghe (1985) en De Mulder et al. (2003). Lithostratigrafie volgens De Mulder et al. (2003). Mariene isotoop stadium (MIS) volgens Bassinot et al. (1994). Atmosferische data volgens Stuiver et al. (1998). Zuurstofisotoop calibratie (OxCal) versie 3.9 Bronk Ramsey (2003), toegepast op het Laat-Weichselien en het Holoceen. Archeologische periode-indeling en ouderdom volgens de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). Vegetatie bewerkt volgens Berendsen (2000). Pollenzones volgens P. Vos & P. Kiden (2005).
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 35 van 43
Bijlage 2
Bewoningsgeschiedenis van Nederland
Als aanvullende informatie wordt hieronder een algemene ontwikkeling van de bewoningsgeschiedenis van Nederland weergegeven. Paleolithicum (tot ca. 8800 voor Chr.) De vroegste bewoningssporen in Nederland uit deze periode dateren uit de voorlaatste ijstijd, ca. 300.000-130.000 jaar geleden. Waarschijnlijk hebben in de koudste fasen van de ijstijden in Nederland geen mensen geleefd. Daarentegen was bewoning in de warmere perioden wel mogelijk. De mensen die hier toen leefden trokken als jagers/vissers/verzamelaars rond in kleine groepen en maakten gebruik van tijdelijke kampementen. Veranderingen in het klimaat zorgden voor een veranderende flora en fauna. Tijdens de koude perioden bestond het groot wild onder meer uit rendieren, mammoeten, paarden en steppewisenten. Vooral op paarden en rendieren werd in het Laat-Paleolithicum intensief jacht gemaakt. Tijdens de warmere perioden werd er onder andere op herten, wilde zwijnen en oerossen gejaagd. Mesolithicum (ca. 8800-4900 voor Chr.) Rond de overgang van het Pleistoceen naar het Holoceen (ca. 9000 voor Chr.) verbeterde het klimaat voor een langdurige periode. De gemiddelde temperatuur steeg, waardoor de variatie in flora en fauna (o.a. bosontwikkeling) toenam. De mens kreeg nu de mogelijkheid om meer gevarieerd te eten: vruchten en andere eetbare gewassen stonden nu vaker op het menu. Doordat de temperatuur steeg, trok het groot wild (met name rendieren) naar het noorden, en maakte plaats voor meer territoriumgebonden klein wild, vogels en vissen. Door deze veranderende leefomstandigheden werd de jachttechniek aangepast. De vuursteen bewerkingstechniek hield met deze ontwikkeling gelijke tred. Er werden kleine vuursteenspitsen vervaardigd die als pijl- en harpoenpunt werden gebruikt. Met de stijging van de temperatuur begon het landijs te smelten en de zeespiegel te stijgen. Het tot dan toe droge Noordzee-Bekken kwam onder water te staan. De groepen jagers/vissers/verzamelaars wisselden nog wel van locatie maar exploiteerden kleinere gebieden. In het voorjaar viste men in de rivieren, tijdens de zomer leefde men voornamelijk langs de kust, waar naast vis en schaaldieren ook zeehonden als voedselbron dienden. In de herfst verzamelde men noten en vruchten, terwijl in de winter op onder meer pelsdieren werd gejaagd. Neolithicum (ca. 5300-2000 voor Chr.) Aan het begin van deze periode gingen het jagen, vissen en verzamelen een steeds minder belangrijke rol spelen. Men ging nu zelf cultuurgewassen telen en dieren houden bij het kamp. Uit vondsten valt af te leiden dat het om twee groepen mensen gaat, enerzijds kolonisten met een vrijwel agrarische levenswijze, anderzijds om de autochtone mesolitische bevolking die een halfagrarische levensstijl erop na gaat houden. Deze verandering ging gepaard met enkele technologische en sociale vernieuwingen zoals: het wonen op een vaste plek in een huis, het gebruik van vaatwerk van (gebakken) klei en de introductie van geslepen stenen dissels en bijlen. De bevolking groeide nu gestaag, mede door de productie van overschotten. Uit het Neolithicum zijn verschillende nu nog zichtbare grafmonumenten bekend, te weten grafkelders, hunebedden en grafheuvels. Bronstijd (ca. 2000-800 voor Chr.) Het begin van dit tijdvak valt samen met het eerste gebruik van bronzen voorwerpen zoals bijlen. Vuurstenen werktuigen bleven, zij het minder, in gebruik. Het aardewerk uit deze periode is over het algemeen tamelijk zeldzaam. Vuursteenmateriaal uit de Bronstijd is meestal niet goed te onderscheiden van dat uit andere perioden. Lange tijd bleven bronzen voorwerpen zeer schaars binnen Nederlands grondgebied. Door het van nature ontbreken van de benodigde grondstoffen moest het brons worden geïmporteerd en ontstonden er handelscontacten over langere afstanden. Eén en ander had wel tot gevolg dat er binnen de bevolking grotere verschillen ontstonden door verschillen op basis van bezit. De grafheuveltraditie, die tijdens het Neolithicum haar intrede deed, werd in eerste voortgezet, maar rond 1200 voor Chr. vervangen door begravingen in urnenvelden. Het gaat hier om ingegraven urnen met crematieresten waar overheen kleine heuveltjes werden
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 36 van 43
opgeworpen, omgeven door een greppel. Een Kopertijd voorafgaand aan de Bronstijd wordt in Noordwest-Europa niet onderscheiden, in tegenstelling tot bijvoorbeeld het Middellandse Zeegebied. Wel zijn uit het Laat-Neolithicum koperen voorwerpen bekend. IJzertijd (ca. 800-12 voor Chr.) In deze periode werden voor het eerst ijzeren voorwerpen vervaardigd. Voor de productie van werktuigen en wapens werd brons vervangen door ijzer. Er ontstond een inheemse ijzerproductie. Het gebruik van vuursteen voor het vervaardigen van werktuigen duurde nog in beperkte mate voort. Ten opzichte van de Bronstijd traden er in de aardewerktraditie geen radicale veranderingen op. Evenals in het Neolithicum en de Bronstijd woonden de mensen in verspreid liggende hoeven ('Einzelhöfe') of in nederzettingen bestaande uit maar enkele huizen; deze werden in een beperkt gebied nogal eens verplaatst. Op de hogere zandgronden ontstonden uitgebreide omwalde akkercomplexen ('Celtic fields'). Opvallend zijn de verschillen in materiële welstand (bezit van metalen voorwerpen), die mogelijk op sociale ongelijkheid duiden. In de zogenaamde vorstengraven uit Zuid Nederland, met daarin luxe, geïmporteerde bijgaven, zijn vermoedelijk lokale of regionale autoriteiten begraven. De meeste begravingen vonden nog immer plaats in urnenvelden. Tijdens de IJzertijd werd het Friese kustgebied gekoloniseerd en ontstonden de eerste terpen. Romeinse Tijd (ca. 12 voor Chr. - 450 na Chr.) Met de komst van de Romeinen eindigt de prehistorie en begint de geschreven geschiedenis. Aangezien de schriftelijke bronnen slechts een zeer fragmentarisch beeld schetsen, is men toch nog in belangrijke mate aangewezen op de archeologie als informatiebron. Een tijd lang diende het Nederlandse rivierengebied als uitvalsbasis voor veldtochten in het noorden van Germanië. In 47 na Chr. werd de Rijn definitief als Romeinse rijksgrens ingesteld. Ter controle en verdediging van deze zogenaamde 'limes' werden langs de Rijn, tot diep in Duitsland, 'castella' (militaire forten) gebouwd. De inheemse manier van leven handhaafde zich nog lange tijd. Wel werd, vooral na de opstand van de Bataven tegen de Romeinse overheersers in 69-70 na Chr., de Romeinse invloed steeds duidelijker. In veel inheems-Romeinse nederzettingen was bijvoorbeeld, naast het eigen handgevormde aardewerk, Romeins importaardewerk in gebruik, dat op de draaischijf was vervaardigd. Er werden, vooral in Limburg, grootse villa's (Romeinse herenboerderijen) gebouwd, hetzij nieuw gesticht, hetzij ontwikkeld vanuit een bestaande inheemse nederzetting. De Romeinen legden een voor die tijd al uitgebreide infrastructuur aan, waardoor het gebied steeds beter werd ontsloten. Op verschillende plaatsen ontstonden aanzienlijke nederzettingen, waarvan er enkele met een stedelijk karakter (zoals Nijmegen). De inheemse bevolking, ten noorden van de Limes, werd niet zo sterk beïnvloed door de Romeinse aanwezigheid. Er was wel sprake van e handelscontacten en het uitwisselen van geschenken. In de tweede helft van de 3 eeuw ontstond, onder meer door invallen van Germaanse stammen, een instabiele situatie die met korte e onderbrekingen voortduurde tot in de 5 eeuw. Uiteindelijk leidde dit in het jaar 406 tot de definitieve ineenstorting van de grensverdediging langs de Rijn. Middeleeuwen (ca. 450-1500 na Chr.) Over de Vroege Middeleeuwen, vooral over het tijdvak 450-600 na Chr., is relatief weinig bekend. Zowel historische bronnen als archeologische overblijfselen zijn schaars. De bevolkingsomvang was ten opzichte van de voorafgaande periode sterk afgenomen. De marktgerichte economie verdween en de mensen vielen terug op zelfvoorziening. De politieke macht was na het wegvallen van de Romeinse staatsorganisatie in handen gekomen van regionale en lokale hoofdlieden. Een gezaghebbende status was nu vooral gebaseerd op militair succes en materiële welstand. Deze instabiele periode wordt ook wel aangeduid als de 'tijd van de volksverhuizingen'.
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 37 van 43
e
e
Vanaf de 10 – 11 eeuw wordt een overheersende positie van de al dan niet adellijke grootgrondbezitters waargenomen. Dit vertaalt zich in nieuwe nederzettingsvormen als mottes, kastelen en versterkte hoeven. In verband met de aanhoudende bevolkingsgroei, en mede dankzij gunstige klimatologische omstandigheden, werd een begin gemaakt met het ontginnen van woeste gronden als bos, heide en veen. Veel van de huidige dorpen en steden dateren uit deze periode. Door de aanleg van dijken en kaden werden laaggelegen gebieden beschermd tegen wateroverlast. De heersende rivaliteit tussen de vorsten leidde, in combinatie met een zwak centraal gezag, veelvuldig tot lokaal geweld, waarvan de bevolking vaak het slachtoffer werd. Door het aanleggen van burgen, schansen, landweren en wallen trachtte men zich te beveiligen. Nieuwe tijd (1500-heden) De Nieuwe tijd kenmerkt zich door een groot aantal veranderingen vooral op het gebied van mens- en wereldbeeld. Er is sprake van een Europese overzeese expansie wat leidt tot handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie. Er ontstaat een nieuwe wetenschappelijke belangstelling die resulteert in vele uitvindingen. Deze uitvindingen vormen de motor van de industriële revolutie. Er ontstaat een nationale staat die centraal bestuurd wordt. Als gevolg van deze ontwikkelingen neemt het belang en de omvang van steden toe en neemt de macht van adel af. Het grootste deel van de bevolking is niet meer werkzaam en woonachtig op het platteland maar in de e steden. In verband met de aanhoudende bevolkingsgroei worden aan het eind van de 19 tot het e begin van de 20 eeuw op grote schaal woeste gronden gecultiveerd. Door de industriële revolutie komen steeds meer producten beschikbaar voor steeds meer mensen waardoor de welvaart stijgt. In de Nieuwe tijd vindt er eveneens een hernieuwde oriëntatie op het erfgoed van de klassieke Oudheid e plaats, wat zich tot in het begin van de 20 eeuw uit in de kunsten.
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 38 van 43
Bijlage 3
AMZ-cyclus
Het AMZ-proces Archeologisch onderzoek in Nederland wordt in het algemeen uitgevoerd binnen het kader van de Archeologische Monumentenzorg (AMZ). Het gehele traject van de AMZ omvat een aantal stappen die elkaar kunnen opvolgen, afhankelijk van het resultaat van de voorgaande stappen. Om inhoudelijke, prijs- en planningstechnische redenen kan er soms voor gekozen worden om bepaalde stappen gelijktijdig uit te voeren. Bovendien kan, indien reeds voldoende gegevens bekend zijn, een stap worden overgeslagen. Elke stap eindigt met een rapport met daarin een advies voor de vervolgstappen. Na elke stap wordt er een selectiebesluit genomen door de bevoegde overheid, gemeente, provincie of de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, op basis van de resultaten van het archeologisch onderzoek. Indien na een bepaalde stap blijkt dat geen nader vervolgonderzoek nodig is, wordt het archeologisch onderzoek afgesloten. Ook kan het bevoegd gezag besluiten dat een vindplaats van zo groot belang is, dat deze in situ behouden moet worden. Dan dienen de archeologische resten in de grond beschermd te worden door planaanpassing of planinpassing. Het begint met het bepalen van de onderzoeksplicht. Gemeentelijke, provinciale en landelijke archeologische waardenkaarten geven aan of het plangebied in een gebied ligt met een archeologische verwachting. Indien dit het geval is, dan zal er in het kader van de planprocedure onderzoek verricht moeten worden om te bepalen of er archeologische waarden binnen het plangebied aanwezig zijn. Hiermee start de zogenaamde AMZ-cyclus (zie schema). De eerste fase: Bureauonderzoek Elk archeologisch onderzoek begint met een bureauonderzoek. Dit heeft tot doel het verwerven van informatie, aan de hand van bestaande bronnen, over bekende of verwachte archeologische waarden, binnen het plangebied om tot een gespecificeerd verwachtingsmodel te komen, op basis waarvan een beslissing genomen kan worden ten aanzien van een eventuele vervolgstap. De tweede fase: Inventariserend VeldOnderzoek (IVO) Het doel van een IVO is het aanvullen en toetsen van het gespecificeerde verwachtingsmodel. Het IVO moet informatie geven over de aan- of afwezigheid, de aard, het karakter, de omvang, de datering, de gaafheid, de conservering en de inhoudelijke kwaliteit van de archeologische waarden. Inventariserend Veldonderzoek; Booronderzoek en Veldkartering Door een booronderzoek kan er een goede inschatting gemaakt worden van de kans op archeologische waarden (grondsporen en daarmee samenhangende voorwerpen). Bij het booronderzoek is een onderscheid aangebracht in een verkennende, karterende en waarderende fase. De verkennende fase heeft tot doel inzicht te krijgen in de vormeenheden van het landschap, voor zover deze van invloed zijn op de locatiekeuze. Op deze manier worden kansarme zones uitgesloten en kansrijke zones geselecteerd voor de volgende fasen. Tijdens de karterende fase wordt het onderzoeksgebied systematisch onderzocht op de aanwezigheid van archeologische vondsten of sporen. De waarderende fase sluit aan op de karterende fase. Het waarnemingsnet kan verdicht worden om de horizontale begrenzing, ligging en omvang van archeologische vindplaatsen vast te stellen. Een veldkartering wordt uitgevoerd wanneer vondsten of sporen aan de oppervlakte worden verwacht en zichtbaar zijn op het moment dat het onderzoek uitgevoerd wordt. Dit type onderzoek bestaat uit het systematisch belopen van het maaiveld van het plangebied.
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 39 van 43
Inventariserend Veldonderzoek; Proefsleuven Als uit vooronderzoek blijkt dat binnen het plangebied archeologische resten aangetroffen kunnen worden kan het bevoegd gezag beslissen tot een proefsleuvenonderzoek. Proefsleuven zijn lange sleuven van minimaal twee tot vijf meter breed die worden aangelegd in de zones waar in de voorgaande onderzoeksfase aanwijzingen voor vindplaatsen zijn aangetroffen. De KNA schrijft voor dat bij een dergelijk onderzoek minimaal 5% van het te verstoren gebied onderzocht dient te worden. De Derde fase: Archeologische Begeleiding (AB) of Opgraven (AAO) Archeologische Begeleiding Als het vooronderzoek niet voldoende informatie heeft opgeleverd om de archeologische waarde van de archeologische resten te bepalen, kan besloten worden tot archeologische begeleiding van de sloop- of graafwerkzaamheden. Dit betekent dat archeologen bij het graafwerk aanwezig zijn om het werk te volgen en eventuele resten te documenteren. Wanneer tijdens de werkzaamheden vondsten (van hoge archeologische waarde) naar boven komen, die aanleiding geven tot nader onderzoek, kan alsnog besloten worden om tot een opgraving over te gaan. Opgraven Indien de archeologische resten niet in situ bewaard kunnen blijven, maar wel van belang zijn voor de wetenschap, kan het bevoegd gezag besluiten over te gaan tot een Algehele Archeologische Opgraving (AAO). Het doel hiervan is volgens de KNA het documenteren van gegevens en het veiligstellen van materiaal van vindplaatsen om daarmee informatie te behouden, die van belang is voor kennisvorming over het verleden.
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 40 van 43
Schema van de Archeologische Monumenten Zorg Vergunningaanvraag/ruimtelijke ontwikkeling ▼ Toetsing aan archeologisch beleid (Gemeente, Provincie, Rijk) ▼ Bureauonderzoek* (verzamelen gegevens en opstellen verwachtingsmodel) ▼ Selectiebesluit (door bevoegd gezag op basis van resultaten) ▼ Inventariserend veldonderzoek* ▼ ▼ Verkennend veldonderzoek ►**** Karterend veldonderzoek Door middel van: Door middel van: - terreininspectie - oppervlaktekartering - booronderzoek** - booronderzoek** - proefsleuven*** ▼ ▼***** Selectiebesluit (door bevoegd gezag op basis van resultaten) ▼ Bewezen of hoge kans op de aanwezigheid van archeologie ▼****** Waarderend veldonderzoek door middel van proefsleuven*** ▼ Selectiebesluit (door bevoegd gezag op basis van resultaten) ▼ ▼ ▼ Opgraven*** Begeleiding*** Beschermen Verwijderen Begeleiding Bescherming van de van de van de archeologie werkzaamheden archeologie door door door archeologen archeologen planaanpassing * ** *** **** ***** ******
► Vergunningverlening indien geen onderzoek noodzakelijk wordt geacht.
►
Bij geen of geringe kans op aanwezigheid van archeologie. Einde onderzoek, vrijgeven voor functie (eventueel met bouwkundige voorwaarden). Ook kan besloten worden over te gaan op het begeleiden van de graafwerkzaamheden door archeologen.***
►
Bij geen of geringe kans op aanwezigheid van archeologie. Einde onderzoek, vrijgeven voor functie (eventueel met bouwkundige voorwaarden). Ook kan besloten worden over te gaan op het begeleiden van de graafwerkzaamheden door archeologen.***
►
Bij geen of geringe kans op aanwezigheid van archeologie, wel archeologische waarden aanwezig maar geen vervolgonderzoek noodzakelijk op grond van waardering. Einde onderzoek, vrijgeven voor functie (eventueel met bouwkundige voorwaarden).
Combinatie bureauonderzoek en IVO verkennende of karterende fase mogelijk, indien een PvA aanwezig is. Voorafgaand aan het booronderzoek dient een PvA worden opgesteld, toetsing door bevoegd gezag Voorafgaand aan het onderzoek dient een PvE en PvA te worden opgesteld, toetsing door bevoegd gezag. Na een verkennend booronderzoek kan het bevoegd gezag besluiten dat een aanvullend karterend booronderzoek moet worden uitgevoerd. Een combinatie van bureauonderzoek en IVO karterende en waarderende fase door middel van proefsleuven is mogelijk, indien een PvA en een goedgekeurd PvE aanwezig is en met instemming van het bevoegd gezag. Een combinatie van bureauonderzoek en IVO karterende en waarderende fase door middel van proefsleuven of een IVO karterende en waarderende fase door middel van proefsleuven is mogelijk, indien een PvA en een goedgekeurd PvE aanwezig is en met instemming van het bevoegd gezag.
12025290 OGR.GEM.ARC
Pagina 41 van 43
Bijlage 4
12025290 OGR.GEM.ARC
Planontwerp
Pagina 42 van 43
Bijlage 5
12025290 OGR.GEM.ARC
Boorprofielen
Pagina 43 van 43
Boorprofielen
Boring:
01
Boring: 0
0
40
50 75 85 100
100
120
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak grindig, zwak baksteenhoudend, zwak houtskoolhoudend, donker grijsbruin, Aap-horizont Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak grindig, sporen baksteen, sporen houtskool, donker bruingrijs, Aa-horizont Zand, matig grof, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, sporen baksteen, zwak houtskoolhoudend, grijsbruin, Apb-horizont
02 0
0
30
50 70
90
100 110
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak grindig, zwak baksteenhoudend, donker grijsbruin, Aap-horizont Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak grindig, zwak baksteenhoudend, zwak sintelhoudend, donker bruingrijs, Aa-horizont Zand, matig grof, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, sporen sintels, grijsbruin, Apb-horizont Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindig, beigebruin, BC-horizont, boring gestaakt op grind
Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindig, beigebruin, BC-horizont Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindig, bruingeel, C-horizont
Boring: 0
03
Boring: 0
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak baksteenhoudend, zwak houtskoolhoudend, donker bruingrijs, Aa-horizont
50
0
50 60 70
100 110
04 0
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak baksteenhoudend, zwak glashoudend, donker bruingrijs, Aa-horizont 50
75
Zand, matig grof, matig siltig, matig humeus, zwak grindig, zwak houtskoolhoudend, donker grijsbruin, Apb-horizont
100
Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindig, licht beigebruin, B-horizont
60
Zand, matig grof, sterk siltig, zwak humeus, zwak grindig, zwak houtskoolhoudend, donkerbruin, Apb-horizont Zand, matig grof, matig siltig, matig grindig, geelbruin, B-horizont
100
Zand, zeer grof, matig siltig, matig grindig, neutraalgeel, C-horizont
Zand, matig grof, matig siltig, matig grindig, neutraalgeel, C-horizont 150
Zand, zeer grof, zwak siltig, sterk grindig, neutraalgeel, C-horizont
150 170
200
180
Zand, matig fijn, matig siltig, matig gleyhoudend, beigegeel, Cg-horizont
210
Zand, zeer grof, zwak siltig, matig grindig, licht bruingeel, C-horizont
200
200
220
Zand, zeer fijn, matig siltig, lichtgeel, C-horizont
Zand, zeer grof, zwak siltig, sterk grindig, neutraalgeel, C-horizont
250
250
300
300
350
400
400
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgeel, C-horizont
300
Boorprofielen
Boring:
05
Boring: 0
0
30
50 70
90
100 110
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak grindig, donker grijsbruin, Aap-horizont Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak grindig, zwak houtskoolhoudend, donker bruingrijs, Aa-horizont Zand, matig grof, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, donker grijsbruin, Apb-horizont Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindig, licht beigebruin, BC-horizont, boring gestaakt op grind
06 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak grindig, donker grijsbruin, Aap-horizont 40
50
80
100 110
07
Boring: 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak grindig, donker grijsbruin, Aap-horizont
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak grindig, zwak houtskoolhoudend, licht beigebruin, Apb-horizont Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, donker grijsbruin, BC-horizont
150
150
Boring:
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak grindig, donker bruingrijs, Aa-horizont, ijzerconcreties
08 0
0
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donker bruingrijs, Aa-horizont
40
50 70
90
100
130
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak grindig, donker bruingrijs, Aa-horizont, ijzerconcreties Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, sporen houtskool, grijsbruin, Apb-horizont
60
130
0
09
Boring: 0
30
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak grindig, donker grijsbruin, Aap-horizont Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak grindig, donker bruingrijs, Aa-horizont
50
0
100 110
Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindig, beigebruin, B-horizont Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindig, licht beigebruin, BC-horizont
160
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak grindig, ZOAB 16, neutraalgeel, C-horizont
10 0
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donker bruingrijs, Aa-horizont
60
Zand, matig grof, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, grijsbruin, Apb-horizont
120
Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindig, oranjebruin, B-horizont
50
65 80
140
150
160
Boring:
Zand, matig grof, sterk siltig, zwak humeus, zwak grindig, donkerbruin, Apb-horizont Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindig, sporen houtskool, beigebruin, B-horizont
100
Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindig, beigebruin, B-horizont Zand, matig fijn, matig siltig, zwak grindig, neutraalgeel, C-horizont
150
50
50
80
100
100
Zand, matig grof, sterk siltig, zwak humeus, zwak grindig, sporen houtskool, donkerbruin, Apb-horizont Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindig, beigebruin, B-horizont
Boorprofielen
Boring:
11
Boring: 0 7
0
30
Klinkerverharding
0 7
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgeel, stabilisatiezand Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donker bruinzwart, Aa-horizont
50
12
100
30
Klinkerverharding Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgeel, stabilisatiezand Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donker bruingrijs, Aa-horizont
50
100 120
150
Zand, matig fijn, uiterst siltig, matig humeus, zwak gleyhoudend, donker bruinzwart, Aa-horizont
150
200
200 210
230
Boring: 0
13
Boring: 0
20
50
220
Zand, matig fijn, uiterst siltig, zwak gleyhoudend, licht beigegrijs, Cg-horizont
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak grindig, zwak baksteenhoudend, zwak houtskoolhoudend, donker grijsbruin, Aap-horizont
50
90
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak grindig, zwak houtskoolhoudend, donker bruingrijs, Aa-horizont, ijzerconcreties
120
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, grijsbruin, Apb-horizont
70
100
Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindig, beigebruin, B-horizont Zand, matig fijn, matig siltig, zwak grindig, neutraalgeel, C-horizont
0
14 0
40
50 60
80
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak baksteenhoudend, zwak houtskoolhoudend, donker bruingrijs, Aa-horizont Zand, matig grof, sterk siltig, zwak humeus, zwak grindig, sporen houtskool, donkerbruin, Apb-horizont Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindig, beigebruin, B-horizont
Boorprofielen
Boring:
15
Boring: 0
0
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, zwak grindig, zwak baksteenhoudend, zwak houtskoolhoudend, donker bruingrijs, Aa-horizont
50
16 0
0
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donker bruingrijs, Aap-horizont 50
50 60
90 100
100
70
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, grijsbruin, A/E/B-horizont, mogelijk geploegd Zand, matig grof, matig siltig, matig grindig, licht beigebruin, BC-horizont
80
100 110
Zand, zeer fijn, matig siltig, donker grijsbruin, ijzerconcreties, Aa-horizont Zand, matig grof, sterk siltig, zwak humeus, zwak grindig, zwak houtskoolhoudend, bruingrijs, Apb-horizont Zand, matig grof, matig siltig, matig grindig, geelbruin, naar beneden geleidelijk lichter, B-horizont
150 160
180
200
Zand, matig grof, matig siltig, matig grindig, neutraalgeel, C-horizont Zand, matig fijn, matig siltig, matig gleyhoudend, beigegeel, Cg-horizont Zand, zeer grof, zwak siltig, matig grindig, licht witgeel, C-horizont
250
300
300
Boring:
18
Boring: 0 7
0
Klinkerverharding
19 0
0
20
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak grindig, donker grijsbruin, Aap-horizont 50
50
80
100
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak grindig, donker bruingrijs, Aa-horizont Zand, matig grof, matig siltig, matig grindig, geelbruin, B-horizont
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgeel, stabilisatiezand Zand, matig grof, zwak siltig, matig humeus, zwak grindig, donker bruinzwart, Aa-horizont
50 60
80 90
100
Zand, matig grof, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, grijsbruin, A/Bp-horizont
100
Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindig, beigebruin, B-horizont
120
Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindig, geelbruin, BC-horizont Zand, zeer grof, matig siltig, sterk grindig, neutraalgeel, C-horizont
Boring: 0
20
Boring: 0 7
Grijsbruin, klinkerverharding
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, geelbruin, vlekkerig, recent geroerd 50
50
Zand, matig grof, zwak siltig, matig humeus, zwak grindig, donker bruinzwart, Aa-horizont 100 110 120
Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindig, beigebruin, B-horizont Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindig, geelbruin, BC-horizont Zand, zeer grof, matig siltig, sterk grindig, neutraalgeel, C-horizont
0
30
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak grindig, donker grijsbruin, Aap-horizont
60
Zand, matig grof, matig siltig, matig humeus, zwak grindig, donker bruingrijs, Aa-horizont
90
Zand, matig grof, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, grijsbruin, A/E/B-horizont, mogelijk verploegd
50
90
100
22
100
100
Zand, matig grof, matig siltig, zwak grindig, licht bruingeel, BC-horizont
Boorprofielen
Boring:
23
Boring: 0
0
30
50 60 70 80
100 110
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, donker grijsbruin, Aap-horizont Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak baksteenhoudend, zwak houtskoolhoudend, donker bruinoranje, Aa-horizont Zand, matig grof, zwak siltig, matig humeus, zwak grindig, zwak houtskoolhoudend, donker grijsbruin, Apb-horizont
24 0
0
30
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak grindig, donker bruingrijs, Aap-horizont Zand, matig grof, matig siltig, matig humeus, zwak grindig, donker grijsbruin, Aa-horizont
50 70
90
100 110
Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindig, grijsbruin, B-horizont
Zand, matig fijn, matig siltig, zwak humeus, zwak grindig, grijsbruin, Apb-horizont Zand, matig fijn, matig siltig, matig grindig, licht beigebruin, BC-horizont
Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindig, bruingeel, BC-horizont
Boring: 0
25
Boring: 0
30
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, donker grijsbruin, Aap-horizont
60
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, donker bruinoranje, Aa-horizont
50 70 80
100
Zand, matig grof, zwak siltig, matig humeus, zwak grindig, zwak houtskoolhoudend, donker grijsbruin, ijzerconcreties, A/Bp-horizont
0
27 0 7
Klinkerverharding Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtgeel, stabilisatiezand
50 60 70
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, zwak grindig, donker grijsbruin, Aap-horizont Zand, matig grof, matig siltig, matig humeus, matig grindig, grijsbruin, Aa-horizont
100
110
Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindig, grijsbruin, B-horizont Zand, matig grof, zwak siltig, zwak grindig, bruingeel, BC-horizont 150 160
180
200
200
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak grindig, licht bruingeel, BC-horizont Zand, matig fijn, matig siltig, zwak grindig, zwak gleyhoudend, lichtgeel, Cg-horizont