EINDRAPPORTAGE ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK EN INVENTARISEREND BOORONDERZOEK BEENEKUSSTEEG 1 TE MARIËNVELDE GEMEENTE OOST GELRE
DIT RAPPORT BESTAAT UIT TWEE DELEN:
ARCHEOLOGISCH BUREAUONDERZOEK, UITGEVOERD DOOR ECONSULTANCY INVENTARISEREND VELDONDERZOEK IN DE VORM VAN EEN KARTEREND BOORONDERZOEK, UITGEVOERD IN SAMENWERKING MET ARC BV
COLOFON Archeologisch bureauonderzoek Beenekussteeg 1 te Mariënvelde in de gemeente Oost Gelre Auteur: Drs. G.W.J. Spanjaard In opdracht van: Wopereis Bouwkundig Tekenbureau Autorisatie: Drs. M. Stiekema © Econsultancy bv, Doetinchem, 25 november 2010 Foto’s en tekeningen: Econsultancy bv, tenzij anders vermeld Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. Econsultancy bv aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.
Administratieve gegevens onderzoeksgebied
Projectcode en nummer Toponiem Opdrachtgever Gemeente Plaats Kadastrale gegevens Kaartblad Coördinaten
Bevoegde overheid Deskundige namens de bevoegde overheid ARCHIS onderzoeksmeldingsnummer (CIS-code) Beheer en plaats documentatie Uitvoerders Datum
10045498 OGR.WOP.ARC Beenekussteeg 1 Wopereis Bouwkundig Tekenbureau Oost Gelre Mariënvelde Gemeente Lichtenvoorde, sectie V, nummer 442 41 A (1:25.000) 229.700 / 447.805 229.720 / 447.795 229.700 / 447.770 229.715 / 447.760 229.710 / 447.735 229.670 / 447.765 Gemeente Oost Gelre, de heer P. Ballast De heer M. Kocken, regionaal archeoloog Regio Achterhoek 41.577 Econsultancy, Doetinchem Econsultancy, drs. G.W.J. Spanjaard en ir. E.M. ten Broeke 25 november 2010
10045498 OGR.WOP.ARC
INHOUDSOPGAVE 1.
INLEIDING .................................................................................................................................. 1
2.
DOELSTELLING EN METHODIEK ............................................................................................ 1 2.1 2.2
3.
Onderzoeksvragen ........................................................................................................... 1 Methoden .......................................................................................................................... 1
RESULTATEN ............................................................................................................................ 2 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6
Afbakening van het plangebied ........................................................................................ 2 Beschrijving van het huidige gebruik ................................................................................ 2 Beschrijving van het historische gebruik .......................................................................... 3 Aardwetenschappelijke gegevens .................................................................................... 4 Archeologische waarden .................................................................................................. 5 Gespecificeerde archeologische verwachting .................................................................. 8
4.
CONCLUSIES ............................................................................................................................. 9
5.
ADVIES ..................................................................................................................................... 10
LITERATUUR ...................................................................................................................................... 11 BIJLAGE 1:
Overzicht geologische en archeologische tijdvakken
LIJST VAN AFBEELDINGEN Afbeelding 1 Afbeelding 2 Afbeelding 3 Afbeelding 4 Afbeelding 5 Afbeelding 6 Afbeelding 7 Afbeelding 8 Afbeelding 9
- Situering van het plangebied binnen Nederland - Detailkaart van het plangebied - Situering van het plangebied binnen de kadastrale kaart uit 1825 (Minuutplan) - Situering van het plangebied binnen de Militaire topografische kaart uit 1927 - Situering van het plangebied binnen de Militaire topografische kaart uit 1936 - Situering van het plangebied binnen de Topografische kaart uit 1966 - Situering van het plangebied binnen de Topografische kaart uit 1975 - Situering van het plangebied binnen de Topografische kaart uit 1994 - Situering van het plangebied binnen de Geomorfologische kaart van Nederland (1:50.000) Afbeelding 10 - Situering van het plangebied binnen de archeologische landschappenkaart gemeente Oost Gelre Afbeelding 11 - Kaart van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Afbeelding 12 - Situering van het plangebied binnen de Bodemkaart van Nederland (1:50.000) Afbeelding 13 - Indicatieve Kaart Archeologische Waarden, AMK-terreinen en ARCHIS-meldingen Afbeelding 14 - Situering van het plangebied binnen de archeologische beleidsadvieskaart gemeente Oost Gelre LIJST VAN TABELLEN Tabel I. Tabel II. Tabel III. Tabel IV.
- Geraadpleegd historisch kaartmateriaal - Aardwetenschappelijke gegevens plangebied - Archeologische (indicatieve) waarden - Gespecificeerde archeologische verwachting 10045498 OGR.WOP.ARC
1.
INLEIDING
Econsultancy heeft in opdracht van Wopereis Bouwkundig Tekenbureau een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd voor het plangebied gelegen aan de Beenekussteeg 1 in de gemeente Oost Gelre. Het karterend veldonderzoek is uitgevoerd in samenwerking met ARC bv, waarvan de resultaten als een aparte rapportage zijn bijgevoegd. In het plangebied zal de bestaande schuur worden gesloopt, waarna de nieuwbouw van een vrijstaande woning en een tweetal twee-onder-één-kap-woningen zullen worden gerealiseerd. Het archeologisch onderzoek was noodzakelijk om te bepalen of bij de voorgenomen activiteiten de kans bestaat dat archeologische resten in de ondergrond worden aangetast. 2.
DOELSTELLING EN METHODIEK
2.1
Onderzoeksvragen
Het doel van het bureauonderzoek is om inzicht te verkrijgen in de specifieke archeologische waarden van het plangebied. Hierbij wordt de beschikbare informatie op het vlak van historische geografie, cultuurhistorie, geologie en archeologie bestudeerd. Op basis van deze informatie wordt een gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied opgesteld. Op basis van deze gespecificeerde verwachting wordt een advies gegeven, welke is afgestemd op de verwachte bodemverstoring. Voor het bureauonderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld:
Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen binnen het plangebied uit het verleden? Is er bijvoorbeeld informatie bekend over vroegere ontgrondingen, bodemsaneringen, egalisaties, diepploegen of landinrichting? Ligt het plangebied binnen een landschappelijke eenheid, welke vanuit archeologisch oogpunt een specifieke aandachtslocatie kan betreffen (zoals een relatief hoge dekzandkop of rug, nabij een veengebied, een beekdal)? Wat is de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied?
Het bureauonderzoek is uitgevoerd op 9 en 12 juli 2010. Meegewerkt hebben: drs. G.W.J. Spanjaard (fysisch geograaf) en ir. E.M. ten Broeke (fysisch geograaf). 2.2
Methoden
Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd conform de eisen en normen zoals aangegeven in de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 3.1, augustus 2006), vastgesteld door het Centraal College van Deskundigen (CCvD) Archeologie, ondergebracht bij de SIKB te Gouda. Voor de uitvoering van het bureauonderzoek gelden de specificaties LS01, LS02, LS03, LS04 en LS05. De 1 resultaten van dit onderzoek worden in dit rapport weergegeven conform specificatie LS06.
1
Beschikbaar via www.sikb.nl
10045498 OGR.WOP.ARC
Pagina 1 van 29
Binnen dit onderzoek zijn de volgende werkzaamheden verricht:
afbakening plangebied en vaststellen van de consequenties van het mogelijk toekomstige gebruik (LS01); beschrijving van de huidige situatie (LS02); beschrijving van de historische situatie en mogelijke verstoringen (LS03); beschrijving van bekende archeologische waarden en aardwetenschappelijke gegevens (LS04); opstellen van een gespecificeerde verwachting (LS05).
3.
RESULTATEN
3.1
Afbakening van het plangebied
Het plangebied ligt aan de Beenekussteeg 1, binnen de bebouwde kom van Mariënvelde in de ge2 meente Oost Gelre (zie afbeeldingen 1 en 2) en heeft een oppervlakte van circa 1.700 m . Het wordt aan de noordoost-, zuidoost- en zuidwestzijde grotendeels begrensd door graslanden en aan de noordwestzijde en een deel van de oostzijde door een woonperceel. De Beenekussteeg en De Vierhoek liggen langs respectievelijk de noordoostelijke en zuidwestelijke begrenzing van het plangebied. Het onderzochte gebied bevindt zich binnen een straal van circa 1.200 m rondom het plangebied. In het plangebied zal de bestaande schuur worden gesloopt, waarna de nieuwbouw van een vrijstaande woning en een tweetal twee-onder-één-kap-woningen zullen worden gerealiseerd. Ter plaatse van de toekomstige bebouwing zal, bij de aanleg van een standaard fundering, de bodem tot een diepte van circa 1 m -mv worden afgegraven (bouwput). Bepaald dient te worden of door de voorgenomen ingreep eventueel aanwezige waardevolle archeologische resten in de ondergrond kunnen worden aangetast. Volgens de topografische kaart van Nederland, kaartblad 41 A, 2004 (schaal 1:25.000), bevindt het maaiveld zich op een hoogte van circa 18,5 m +NAP. Volgens de isohypsenkaart van de Dienst Grondwaterverkenning van TNO, kaartblad 41 West, 1995 (schaal 1:50.000) bedraagt het freatisch grondwater ± 17,0 m +NAP, waardoor het grondwater zich naar verwachting bevindt op ± 1,5 m -mv. Omdat het plangebied op zand ligt en de toekomstige bebouwing slechts een beperkte oppervlakte beslaat, wordt niet verwacht dat het toekomstig grondwaterpeil zal worden beïnvloed. Mocht de toekomstige bebouwing toch invloed gaan hebben op het grondwaterpeil, dan zal dit niet anders zijn dan dat de huidige bebouwing heeft op het grondwaterpeil. 3.2
Beschrijving van het huidige gebruik
Het plangebied betreft een deel van een boerenerf, welke grotendeels bebouwd is met een schuur. De onbebouwde terreindelen binnen het plangebied zijn gedeeltelijk voorzien van klinkerverharding en verder onverhard.
10045498 OGR.WOP.ARC
Pagina 2 van 29
3.3
Beschrijving van het historische gebruik
De historische situatie is op verschillende historische kaarten als volgt: Geraadpleegd historisch kaartmateriaal2
Tabel I.
Bron
Periode
Kaartblad
Schaal
Omschrijving plangebied
Kadastrale kaart (Minuutplan)
1825
Ruurlo, sectie D, blad 03
1:2.500
Plangebied onbebouwd. Zuidelijke helft vermoedelijk agrarisch gebruik met verschillende perceelsgrenzen, noordelijk helft woeste grond. Voorloper Beenekussteeg reeds aanwezig.
Militaire topografische kaart (Bonneblad)
1927
473
1:50.000
Plangebied onbebouwd en in agrarisch gebruik. Houtwallen/heggen op perceelsgrenzen.
Militaire topografische kaart (Bonneblad)
1936
473
1:50.000
Plangebied onbebouwd en in agrarisch gebruik. Bebouwing direct ten noordwesten van plangebied.
Topografische kaart
1966
41 A
1:25.000
Plangebied onbebouwd en in agrarisch gebruik. Grootschalige herverkaveling rondom plangebied.
Topografische kaart
1975
41 A
1:25.000
Eerste bebouwing binnen plangebied. Toename bebouwing ten noordwesten.
Topografische kaart
1994
41A
1:25.000
Verdere inrichting boerenerf rondom schuur. Binnen zuidoostelijke deel plangebied deel van vermoedelijk een waterpartij/vijver aanwezig.
Op basis van het beschikbare historische kaartmateriaal was het plangebied aan het begin van de de 19 eeuw onbebouwd en was de zuidelijke helft van vermoedelijk in agrarisch gebruik, op basis van de aanwezige verkaveling/perceelsgrenzen, welke vermoedelijk werden gevormd door houtwallen of heggen (zie afbeelding 3). De noordelijke helft betrof vermoedelijk woeste grond (heidegebied). Ten noorden was reeds de voorloper van de Beenekussteeg en de Waalderweg aanwezig. In het begin ste van de 20 eeuw is ook de noordelijke helft van het plangebied in agrarisch gebruik genomen, nadat grootschalige ontginning van het gebied had plaatsgevonden (zie afbeelding 4). ste
In de jaren ’30 van de 20 eeuw vond de eerste bebouwing in de directe omgeving van het plangebied plaats (zie afbeelding 5), welke in de jaren ’60 verder uitgebreide (zie afbeelding 6). Tevens heeft er destijds een grootschalige herverkaveling plaatsgevonden rondom het plangebied. In de Jaren ’70 was de schuur binnen het plangebied aanwezig en de bebouwing rondom het plangeste bied verder toegenomen (zie afbeelding 7). Aan het eind van de 20 eeuw was het boerenerf rondom de schuur verder ingericht en deels verhard (zie afbeelding 8). Binnen het zuidoostelijke deel van het plangebied was vermoedelijk een deel van een waterpartij/vijver aanwezig. Deze vijver is vermoedelijk gedempt ten tijde dat de woning direct ten oosten van het plangebied is gebouwd.
2
http://www.watwaswaar.nl
10045498 OGR.WOP.ARC
Pagina 3 van 29
3.4
Aardwetenschappelijke gegevens
De volgende aardwetenschappelijke gegevens zijn bekend van het plangebied: Tabel II.
Aardwetenschappelijke gegevens plangebied Type gegevens
Geologie
3
Gegevensomschrijving Dekzand van de Formatie van Boxtel (Laagpakket van Wierden) op grove, grindhoudende fluviatiele zanden van de Formatie van Kreftenheye.
Geomorfologie
Geomorfologische kaart van 4 Nederland (1:50.000)
Noordwestelijke deel binnen bebouwd gebied (B), zuidoostelijke deel binnen een gebied van dekzandruggen met of zonder oud bouwlanddek (3L5).
Archeologische landschappen5 kaart gemeente Oost Gelre
Noordwestelijke deel binnen een gebied van dekzandwelvingen, afgedekt met een 3050 cm dik plaggendek (EwC). Zuidoostelijke deel binnen een dekzandlaagte, met overwegend lage veldpodzolgronden en beekeerd- of vlakvaaggronden (El).
Bodemkunde6
Veldpodzolgronden, bestaande uit lemig fijn zand (Hn23).
7,8,9
Geologie De ondergrond van de omgeving van Mariënvelde maakt deel uit van een groot preglaciaal bekken. Dit bekken is in eerste instantie gevormd door een voorloper van de Rijn, waarna het subglaciaal verder is geërodeerd door het landijs tijdens de voorlaatste ijstijd, het Saalien (ca. 250.000 - 130.000 jaar geleden). Het bekken is tijdens het terugtrekken en daarmee het afsmelten van het landijs gedeeltelijk opgevuld met een dunne laag keileem met daarop glaciofluviale afzettingen van de Formatie van Drenthe. Gedurende de laatste ijstijd, het Weichselien (ca. 120.000 - 10.000 jaar geleden), bereikte het landijs Nederland niet. Toentertijd heerste er in Nederland een continentaal periglaciaal klimaat. Dit houdt in dat de omstandigheden erg koud en droog waren. Het landschap in Nederland bestond uit een poolwoestijn, waarin vrijwel geen vegetatie aanwezig was. Over een groot deel van Nederland werden niveo-eolische, fluvio-eolische en droog-eolische zanden afgezet. Grootschalige afzetting van niveo-eolische en fluvio-eolische zanden (voorheen aangeduid als de Oude Dekzanden) vond met name plaats tijdens het Laat-Pleniglaciaal. Deze zanden worden gerekend tot de Formatie van Boxtel en betreffen vaak matig gesorteerde zanden, welke onder zeer koude omstandigheden door water en wind als een vlakke deken over het landschap zijn afgezet. Kenmerkend is dan ook dat deze zanden veelal horizontaal gelaagd zijn en dat er lemige banden in voorkomen. Deze afzettingen worden vaak aangezien voor verspoelde dekzanden. De term verspoeld dekzand is enigszins misleidend. Het gaat namelijk niet om eolische zanden die later zijn verspoeld, maar eerder om fluviatiele zanden die later deels zijn opgestoven. De droog-eolische zanden, de dekzanden (voorheen Jonge Dekzanden), zijn afgezet tijdens het LaatGlaciaal en behoren tot de Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden. De zanden zij veelal afgezet in de vorm van langgerekte, vaak ZW-NO georiënteerde ruggen. Gelaagdheid is hierin meestal niet aanwezig, er komen geen leemlagen in voor en het betreft vaak goed gesorteerde zanden.
3
De Mulder et al., 2003 Alterra, 2003 De Roode & Van den Berghe, 2008 6 Stichting voor Bodemkartering, 1980 7 Berendsen, 2008 8 Berendsen, 2005 9 De Mulder et al., 2003 4 5
10045498 OGR.WOP.ARC
Pagina 4 van 29
In het Holoceen (vanaf ca. 10.000 jaar geleden) zijn door verwaaiing van de dekzanden lokaal stuifzandgebieden ontstaan. Bij het ontstaan hiervan speelde de mens een belangrijke rol, door beweiding, afbranden en het steken van plaggen op de heidevelden dat voornamelijk heeft plaatsgevonden tijdens de laatste eeuwen. De stuifzanden worden gerekend tot het Laagpakket van Kootwijk, welke behoort tot de Formatie van Boxtel. Daarnaast zijn er binnen (lokale) beekdalen mogelijk nog afzettingen gevormd bestaande uit leem, veen en zand. Deze afzettingen worden gerekend tot het Laagpakket van Singraven, welke tevens behoren tot de Formatie van Boxtel. Geomorfologie Volgens de Geomorfologische kaart van Nederland (1:50.000) is het noordwestelijke deel van het plangebied niet gekarteerd vanwege de ligging binnen bebouwd gebied (code B, zie afbeelding 9). De zuidoostelijke hoek ligt binnen een gebied van dekzandruggen met of zonder oud bouwlanddek (code 3L5). Vermoedelijk ligt ook het overige deel van het plangebied binnen deze eenheid. Ten noordwesten en ten oosten liggen vlaktes van ten dele verspoelde dekzanden (code 2M9). Volgens de archeologische landschappenkaart van de gemeente Oost Gelre ligt het noordwestelijke deel van het plangebied binnen een gebied van dekzandwelvingen, afgedekt door een 30-50 cm dik plaggendek (code EwC, zie afbeelding 10). Het zuidoostelijke deel is gelegen binnen een dekzandlaagte met overwegend lage veldpodzolgronden en beekeerd- of vlakvaaggronden (code El). Uit het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN) blijkt dat het plangebied zich inderdaad op een relatief hoog gelegen dekzandrug/welving bevindt (zie afbeelding 11). Met name ten noorden hiervan liggen de lager gelegen vlaktes van ten dele verspoelde dekzanden. Bodemkunde Volgens de Bodemkaart van Nederland (1:50.000) is het bodemprofiel binnen het plangebied gekarteerd als een veldpodzol, bestaande uit lemig fijn zand (Hn23, zie afbeelding 12). Veldpodzolgronden komen veel voor op de jonge ontginningen binnen het Pleistocene zandgebied. Volgens de archeologische landschappenkaart van de gemeente Oost Gelre is binnen het noordwestelijke deel van het plangebied een plaggendek van 30-50 cm dik aanwezig. Dit zou betekenen dat, rekening houdend met de gegevens uit de Bodemkaart van Nederland, hier een laarpodzolprofiel verwacht mag worden. Binnen het zuidoostelijke deel komen vermoedelijk lage veldpodzolgronden, beekeerdgronden of vlakvaaggronden voor. Volgens de Bodemkaart van Nederland ligt het plangebied binnen een gebied met grondwatertrap V*. Dit houdt in dat de gemiddelde hoogste grondwaterstand zich tussen de 25 en 40 cm -mv en de gemiddelde laagste grondwaterstand op > 120 cm -mv bevindt. 10,11
Korte bewoningsgeschiedenis van het oostelijk dekzandlandschap Al vanaf de Oude Steentijd (Laat-Paleolithicum, zie bijlage 1) werd het oostelijk dekzandlandschap bewoond door rondtrekkende jagers en verzamelaars. Vooral de hoger gelegen terreindelen zoals dekzandruggen en -koppen en de hoogste delen van de dekzandwelvingen, werden vanaf het LaatPaleolithicum gekozen als woonplaats en begraafplaats. Deze vormden de meest reliëfrijke, hoogstgelegen en goed ontwaterde delen van het landschap, vaak met markante gradiënten naar lagere terreindelen.
10 11
Barends et al., 2006 Van Straten & de Roode, 2008
10045498 OGR.WOP.ARC
Pagina 5 van 29
Tevens hadden beekdalen en (kleine) rivieren een grote aantrekkingskracht. De beek/rivier bood mogelijkheden tot visvangst en het bejagen van dieren die naar de beek/rivier trokken. Daarnaast was er in het beek-/rivierdal een rijke vegetatie voorhanden als voedselbron. De hogere dekzandruggen en koppen nabij een beekdal waren dus de meest favoriete bewoningslocaties. Vanaf de Nieuwe Steentijd (Neolithicum) deden landbouwactiviteiten hun intrede. Nederzettingen ontstonden juist vaker op de overgang van de hoge zandgronden naar de lage beek-/rivierdalen (gebieden van dekzandwelvingen), gunstig gelegen tussen de weiden in de beek-/rivierdalen en vooral daar waar een aanzienlijk areaal aan hoge (zand)gronden aanwezig waren om in gebruik genomen te worden als landbouwgrond. In de Middeleeuwen vond een geleidelijke omslag plaats in het agrarisch bedrijfssysteem, die ook landschappelijk gevolgen had. Door een intensiever bodemgebruik en het gelijktijdig in stand houden van de vruchtbaarheid van het steeds uitbreidende akkerareaal namen de heidevelden in omvang sterk toe. Door eeuwenlange bemesting werden vooral de hogere dekzandruggen geleidelijk opgehoogd. Deze staan voor de oostelijke zandgronden bekend als engen, enken, eenmans-essen of kampen. In het algemeen wordt de term "es" gebruikt. Doordat de hydrologische omstandigheden op korte afstand sterk wisselen, zijn nooit grote akkercomplexen tot ontwikkeling gekomen. Hier overheerste de individuele occupatie, waardoor kleine percelen ontstonden, met een afwisseling van grasland en akkerland. Vaak zijn de percelen omgeven door heggen of hakhout. De bewoning binnen het oostelijk dekzandlandschap was daardoor altijd sterk verspreid. Vanaf de Middeleeuwen verplaatste de bewoning zich ook naar de lager gelegen gebieden aan de randen van de essen, om zo maximaal gebruik te maken van het beschikbare landbouwareaal. Tot voor kort nam men aan dat het potstalsysteem (een mengsel van stalmest, huisafval, bosstrooisel, heideplaggen en zand dat werd vervaardigd in een veestal) al volop in de Middeleeuwen in gebruik was. Opgravingen van Middeleeuwse boerderijen laten tot dusver echter geen overtuigende sporen zien van het gebruik van het potstalsysteem destijds. Het is daarmee kenmerkend voor het agrarisch gebied van de Nederlandse zandgronden in de Nieuwe tijd. 3.5
Archeologische waarden
In Tabel III zijn de archeologische (indicatieve) waarden die bekend zijn voor het plangebied en de directe omgeving weergegeven. Tabel III.
Archeologische (indicatieve) waarden Type gegevens
Gegevensomschrijving
Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW)
Lage indicatieve archeologische waarde.
Archeologische beleidskaart gemeente Oost Gelre
Noordwestelijke deel middelhoge archeologische trefkans, zuidoostelijke deel lage archeologische trefkans.
Archeologische Monumenten Kaart (AMK)
Geen AMK-terreinen binnen onderzoeksgebied.
onderzoeksmeldingen ARCHISII
16.386, 24.738, 25.694, 30.312, 34.756, 36.700, 37.238 en 39.286
waarnemingen ARCHISII (Archeologisch Informatie Systeem)
Geen waarnemingen binnen onderzoeksgebied.
vondstmeldingen ARCHISII
Geen vondstmeldingen binnen onderzoeksgebied.
De ligging van de archeologische waarden is weergegeven in de afbeeldingen 13 en 14. Indicatieve archeologische waarde Volgens de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) van Nederland (1:50.000) bevindt het plangebied zich in een gebied met een lage indicatieve archeologische waarde (zie afbeelding 13).
10045498 OGR.WOP.ARC
Pagina 6 van 29
Volgens de archeologische beleidskaart van de gemeente Oost Gelre heeft het zuidoostelijke deel van het plangebied, welke binnen een dekzandvlakte ligt, een lage archeologische verwachting (AWV categorie 9, zie afbeelding 14). Voor dergelijke gebieden geldt dat bij bodemingrepen dieper dan 30 2 cm -mv en groter dan 2500 m vroegtijdig een inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Het noordwestelijke deel van het plangebied, gelegen binnen een dekzandwelving met een matig dik eerddek, heeft een middelhoge archeologische verwachting (AWV categorie 8). 2 Hier geldt dat bij bodemingrepen dieper dan 30 cm -mv en groter dan 100 m vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden. Monumenten rondom het plangebied Er bevinden zich geen AMK-terreinen binnen het onderzoeksgebied. Waarnemingen rondom het plangebied Er bevinden zich geen waarnemingen binnen het onderzoeksgebied. In het verleden uitgevoerde archeologische onderzoeken rondom het plangebied In het verleden zijn rondom het plangebied reeds verschillende archeologische onderzoeken uitgevoerd, welke hieronder op volgorde van toenemende afstand tot het plangebied worden beschreven: Aangrenzend aan de zuidwestzijde van het plangebied, ter plaatse van De Boog, is in 2006 door 12 Becker en Van de Graaf een archeologisch booronderzoek uitgevoerd. Tijdens het booronderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Vanwege de ligging op een dekzandrug, de aanwezigheid van een 40-70 cm dik eerddek en de nabijheid van een Mesolithische vuursteenvindplaats (echter wel op een afstand van circa 2,0 km in noordwestelijke richting), is aanvullend onderzoek aanbevolen om eventuele steentijdresten in beeld te brengen. Op een afstand van circa 50 meter ten westen van het plangebied, ter plaatse van de Waalderweg 13 35, is in 2010 door Synthegra een archeologisch booronderzoek uitgevoerd. De bodem bleek ter plaatse dermate verstoord, dat geadviseerd is de locatie vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkelingen. Op een afstand van circa 150 meter ten noordwesten van het plangebied is in 2008 door Synthegra 14 een archeologisch booronderzoek uitgevoerd. Geadviseerd is de locatie vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkelingen. Op een afstand van circa 650 meter ten noordoosten van het plangebied, ter plaatse van de Waal15 derweg 47, is in 2009 door Econsultancy een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd. Geadviseerd is een inventariserend veldonderzoek (IVO) uit te voeren doormiddel van een verkennend booronderzoek. Op een afstand van circa 800 meter ten zuidwesten van het plangebied, ter plaatse van de Vreman16 straat 2, is in 2007 door het ADC ArcheoProjecten een archeologisch booronderzoek uitgevoerd. Geadviseerd is de locatie vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkelingen. Op een afstand van circa 950 meter ten noordwesten van het plangebied, ter plaatse van de Tolhut17 weg 5-7, is in 2007 door ADC ArcheoProjecten een archeologisch booronderzoek uitgevoerd. Geadviseerd is de locatie vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkelingen. 12
ARCHIS-onderzoeksmelding: 16.386 / Moerman, 2006 ARCHIS-onderzoeksmelding: 39.286 ARCHIS-onderzoeksmelding: 30.312 15 ARCHIS-onderzoeksmelding: 37.238 / Ten Broeke, 2009 16 ARCHIS-onderzoeksmelding: 24.738 / Stiekema, 2007 17 ARCHIS-onderzoeksmelding: 25.694 / Stiekema, 2007 13 14
10045498 OGR.WOP.ARC
Pagina 7 van 29
Op een afstand van circa 1.100 m ten noorden van het plangebied, aan de Heemselerweg, is in 2009 18 door MUG Ingenieursbureau bv een archeologisch booronderzoek uitgevoerd. De bodem bleek ter plaatse dermate verstoord, dat geadviseerd is de locatie vrij te geven voor de voorgenomen ontwikkelingen. 3.6
Gespecificeerde archeologische verwachting
Op grond van de verzamelde archeologische en aardwetenschappelijke informatie is de volgende gespecificeerde verwachting opgesteld: Op basis van de verzamelde aardwetenschappelijke gegevens wordt verwacht dat het noordwestelijke deel van het plangebied binnen een gebied van dekzandwelvingen, waarop een matig dik plaggendek/eerddek is aangebracht (30-50 cm dik). Dekzandwelvingen nemen binnen het dekzandlandschap wat betreft hoogteligging en geohydrologie een middenpositie in tussen de laaggelegen dekzandvlaktes/laagten en de relatief hoge dekzandruggen/kopjes. De dekzandruggen en kopjes vormden van oudsher veelal de meest gunstige vestigingslocaties, maar ook de hoger gelegen delen van de dekzandwelvingen waren, in mindere mate, geschikt als (tijdelijke) vestigingslocatie, met name vanaf de tijd van de Landbouwers (vanaf het Neolithicum). Het zuidoostelijke deel ligt binnen een dekzandlaagte, waarbinnen een beekeerdgrond en/of een lage veldpodzolgrond tot ontwikkeling is/zijn gekomen. Dit deel van het plangebied zal vaak te maken hebben gehad met (periodiek) ondiepe grondwaterstanden, en zal in het verleden ongeschikt of minder geschikt zijn geweest als nederzettingslocatie tot de tijd van de grootschalige ontginningen. Op basis van bovenstaande uitgangspunten kunnen binnen het plangebied archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden vanaf het Laat-Paleolithicum. De kans op het voorkomen van archeologische resten wordt binnen het noordwestelijke deel middelhoog geacht (zie tabel IV).Door de verwachte aanwezigheid van een matig dikke eerdlaag zullen mogelijk aanwezige archeologische resten tevens goed geconserveerd, zelfs als grote delen van het esdek in de bouwvoor zijn opgenomen. De archeologische resten komen voor in de eerdlaag (A-horizont) en in de top van de dekzandrug (oorspronkelijke C-horizont). De vondstenlaag is opgenomen onderin de eerdlaag; hier wordt ook wel van ‘cultuurlaag’ gesproken: een doorwerkte oude bodem tussen de eerdlaag en de ongeroerde ondergrond met kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, vuursteen en houtskool. Archeologische sporen (uitgezonderd diepe paalsporen en waterputten) zullen zich bevinden tot ongeveer 25 cm in de top van de C-horizont. De diepteligging van de vondstenlaag is afhankelijk van de dikte van het esdek. Binnen het zuidoostelijke deel van het plangebied wordt de kans op het voorkomen van archeologische resten laag geacht. Eventueel aanwezige resten worden in en/of direct onder de bouwvoor verwacht. Door de verwachte wisselende grondwaterstanden binnen het plangebied, en daardoor afwisseling van geoxideerde en gereduceerde condities, zullen de meeste typen archeologische resten (bot, houtskool, aardwerk, metaal) slecht zijn geconserveerd. Het noordwestelijke deel van het plangebied is grotendeels bebouwd met een schuur. Tijdens de aanleg hiervan (graven bouwputten/aanleg funderingen) is het waarschijnlijk dat (een deel van) het oorspronkelijke bodemprofiel verstoord is geraakt. Hierdoor mag verwacht worden dat in het verleden eventueel aanwezige archeologische resten of sporen binnen de bebouwde terreindelen niet meer aanwezig zijn of in een verstoorde context voorkomen. Binnen waarschijnlijk de noordoostelijke helft van het zuidoostelijke deel van het plangebied heeft vermoedelijk een waterpartij/vijver gelegen, welke recentelijk gedempt is. Verwacht mag worden dat in het verleden eventueel aanwezige archeologische resten of sporen ter plaatse volledig verstoord of verwijderd zijn. 18
ARCHIS-onderzoeksmelding: 36.700
10045498 OGR.WOP.ARC
Pagina 8 van 29
De overige delen van het plangebied zijn, voor zover bekend, altijd in agrarisch gebruik geweest. Hier mag verwacht worden dat de bodem, afgezien van de bouwvoor, minimaal verstoord is. Tabel IV.
Gespecificeerde archeologische verwachting
Archeologische periode
Gespecificeerde verwachting
Te verwachten resten en/of sporen
Relatieve diepte t.o.v. het maaiveld
(Laat-)Paleolithicum
-noordwestelijke deel: middelhoog -zuidoostelijke deel: laag
vuursteenstrooiïngen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen
-noordwestelijke deel: onder het eerddek en in de top van de dekzandafzettingen -zuidoostelijke deel: in of direct onder de bouwvoor
Mesolithicum
-noordwestelijke deel: middelhoog -zuidoostelijke deel: laag
vuursteenstrooiïngen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen
-noordwestelijke deel: onder het eerddek en in de top van de dekzandafzettingen -zuidoostelijke deel: in of direct onder de bouwvoor
Neolithicum
-noordwestelijke deel: middelhoog -zuidoostelijke deel: laag
akkerlaag en/of nederzettingssporen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, vuursteenstrooiïngen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen, houtskool en gebruiksvoorwerpen
-noordwestelijke deel: onder het eerddek en in de top van de dekzandafzettingen -zuidoostelijke deel: in of direct onder de bouwvoor
Bronstijd
-noordwestelijke deel: middelhoog -zuidoostelijke deel: laag
akkerlaag en/of nederzettingssporen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, vuursteenstrooiïngen en vuurstenen gebruiksvoorwerpen, metaalresten, houtskool, botresten en gebruiksvoorwerpen
-noordwestelijke deel: onder het eerddek en in de top van de dekzandafzettingen -zuidoostelijke deel: in of direct onder de bouwvoor
IJzertijd
-noordwestelijke deel: middelhoog -zuidoostelijke deel: laag
akkerlaag en/of nederzettingssporen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten en gebruiksvoorwerpen
-noordwestelijke deel: onder het eerddek en in de top van de dekzandafzettingen -zuidoostelijke deel: in of direct onder de bouwvoor
Romeinse Tijd
-noordwestelijke deel: middelhoog -zuidoostelijke deel: laag
akkerlaag en/of nederzettingssporen: kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten en gebruiksvoorwerpen
-noordwestelijke deel: onder het eerddek en in de top van de dekzandafzettingen -zuidoostelijke deel: in of direct onder de bouwvoor
Middeleeuwen
-noordwestelijke deel: middelhoog -zuidoostelijke deel: laag
bewoningssporen van een boerenerf: kleine fragmenten aardewerk, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten, organische resten en gebruiksvoorwerpen
-noordwestelijke deel: onder/in eerddek en in de top van de dekzandafzettingen -zuidoostelijke deel: in of direct onder de bouwvoor
Nieuwe Tijd
-noordwestelijke deel: middelhoog -zuidoostelijke deel: laag
bewoningssporen van een boerenerf: kleine fragmenten aardewerk, metaalresten, glasresten, houtskool, botresten, organische resten en gebruiksvoorwerpen
-noordwestelijke deel: onder/in eerddek en in de top van de dekzandafzettingen -zuidoostelijke deel: in of direct onder de bouwvoor
4.
CONCLUSIES
Voor het bureauonderzoek zijn de volgende onderzoeksvragen opgesteld:
Wat is er bekend over bodemverstorende ingrepen binnen het plangebied uit het verleden? Is er bijvoorbeeld informatie bekend over vroegere ontgrondingen, bodemsaneringen, egalisaties, diepploegen of landinrichting? Het noordwestelijke deel van het plangebied is grotendeels bebouwd met een schuur. Tijdens de aanleg hiervan (graven bouwputten/aanleg funderingen) is het waarschijnlijk dat (een deel van) het oorspronkelijke bodemprofiel verstoord is geraakt. Binnen waarschijnlijk de noordoostelijke helft van het zuidoostelijke deel van het plangebied heeft vermoedelijk een waterpartij/vijver gelegen, welke recentelijk gedempt is.
10045498 OGR.WOP.ARC
Pagina 9 van 29
De overige delen van het plangebied zijn, voor zover bekend, altijd in agrarisch gebruik geweest. Hier mag verwacht worden dat de bodem, afgezien van de bouwvoor, minimaal verstoord is.
Ligt het plangebied binnen een landschappelijke eenheid, welke vanuit archeologisch oogpunt een specifieke aandachtslocatie kan betreffen (zoals een relatief hoge dekzandkop of – rug, nabij een veengebied, een beekdal)? Het noordwestelijke deel van het plangebied is gelegen binnen een dekzandwelving. Dekzandwelvingen nemen wat betreft hoogteligging, hydrologie en archeologische verwachting een middenpositie in. Dergelijke posities zullen met name vanaf het Neolithicum geschikt zijn geweest voor permanente bewoning van Landbouwers en vormde een uitvalsbasis voor de ontginning van de vruchtbare landbouwgronden op het hoger gelegen dekzandruggen en het laten grazen van vee binnen de dekzandvlakte. Het zuidoostelijke deel ligt binnen een dekzandvlakte en zal geen gunstige nederzettinglocatie zijn geweest vanwege de relatief lage ligging en ondiepe grondwaterstanden.
Wat is de gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied? Op basis van de verzamelde aardwetenschappelijke gegevens kunnen binnen het plangebied archeologische resten voorkomen uit alle perioden vanaf het Laat-Paleolithicum. De kans op het voorkomen van resten wordt voor het noordwestelijke deel middelhoog en voor het zuidoostelijke deel laag geacht. Eventueel aanwezige archeologische resten worden binnen het noordwestelijke deel van het plangebied onder/in het eerddek en in de top van de dekzandafzettingen verwacht. Binnen het zuidoostelijke deel worden deze in of direct onder de bouwvoor verwacht.
5.
ADVIES
Econsultancy bv adviseert om een inventariserend veldonderzoek uit te voeren door middel van een karterend booronderzoek, teneinde de op basis van het bureauonderzoek opgestelde gespecificeerde archeologische verwachting van het plangebied aan te vullen en te toetsen, een betrouwbaar beeld van de gaafheid van de bodem te verkrijgen, waarna direct bepaald kan worden of het plangebied systematisch onderzocht dient te worden op de aanwezigheid van archeologische vondsten en/of sporen. Vanwege de beperkte oppervlakte van het plangebied kan namelijk de verkennende fase van het archeologisch onderzoek direct gecombineerd worden met de karterende fase. De boringen dienen verspreid over het plangebied gezet te worden.
Econsultancy Doetinchem, 25 november 2010
10045498 OGR.WOP.ARC
Pagina 10 van 29
LITERATUUR Alterra, 2003: Digitale Geomorfologische kaart van Nederland, schaal 1:25.000. Broeke, E.M., ten, 2009: Archeologisch bureauonderzoek aan de Waalderweg 47 te Mariënvelde in de gemeente Oost Gelre. Econsultancy-rapport 09075743. Berendsen, H.J.A., 2008: Fysische Geografie van Nederland, deel 1: De vorming van het land. Inleiding in de geologie en de geomorfologie. Van Gorcum, Assen. Berendsen, H.J.A., 2005: Fysische Geografie van Nederland, deel 4: Landschappelijk Nederland. De fysisch-geografische regio's. Van Gorcum, Assen. Moerman, S., 2006: Inventariserend veldonderzoek, verkennende fase, De Boog in Mariënvelde, gemeente Oost Gelre. Becker & Van de Graaf rapport. Mulder, E.F.J. de, Geluk, M.C., Ritsema, I.L., Westerhoff, W.E., Wong, T.E., 2003: De ondergrond van Nederland. Wolters-Noordhoff, Groningen. Roode, F. de, & Berghe, K.J. van den, 2008: Archeologische monumentenzorg in de gemeente Oost Gelre; Deel 1: startnota archeologische monumentenzorg; Deel 2: toelichting op de archeologische landschappen- en beleidskaart. RAAP-rapport 1757. Stiekema, M., 2007: Tolhutweg 5-7 te Mariënvelde, gemeente Oost Gelre; een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek. ADC-rapport 1120. Stiekema, M., 2007: Vremanstraat 2 te Mariënvelde, gemeente Oost Gelre; een Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van een verkennend booronderzoek. ADC-rapport 1149. Stichting voor Bodemkartering, 1980: Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, blad 41 West/Aalten.
10045498 OGR.WOP.ARC
Pagina 11 van 29
Afbeelding 1 455000
Ruurlo Ruurlo Ruurlo Ruurlo Ruurlo Ruurlo
BELT BELT BELTRUM RUM RUM RUM BELT BELT BELT RUM RUM
450000
Groenlo Groenlo Groenlo Groenlo Groenlo Groenlo
LIEVELDE LIEVELDE LIEVELDE LIEVELDE LIEVELDE LIEVELDE MARIENVELDE MARIENVELDE MARIENVELDE MARIENVELDE MARIENVELDE MARIENVELDE ZIEUWENT ZIEUWENT ZIEUWENT ZIEUWENT ZIEUWENT ZIEUWENT
Zelhem Zelhem Zelhem Zelhem Zelhem Zelhem
445000
HALLE HALLE HALLE HALLE HALLE HALLE
Lichtenv Lichtenv Lichtenvoorde oorde oorde oorde Lichtenv Lichtenv Lichtenv oorde oorde HARREVELD HARREVELD HARREVELD HARREVELD HARREVELD HARREVELD
N N N N N N
440000
HEELWEG HEELWEG HEELWEG HEELWEG HEELWEG HEELWEG
WEST WEST WESTENDORP ENDORP ENDORP ENDORP WEST WEST WEST ENDORP ENDORP 5000m 5000m 5000m 5000m 5000m 5000m
0 00 00 0
Varssev Varssev Varssev eld eld Varssev Varssev Varsseveld eld eld eld 225000
230000
235000
Mariënvelde (gemeente Oost Gelre) - Beenekussteeg 1 Locatie van het plangebied binnen Nederland bron: Geodan
10045498 OGR.WOP.ARC
Pagina 12 van 29
Be ene kus st
ee g
447700
447750
447800
W aa lde rw eg
447850
Afbeelding 2
N N N N N N
0
25m
229600
229650
229700
229750
229800
Mariënvelde (gemeente Oost Gelre) - Beenekussteeg 1 Detailkaart van het plangebied Legenda Omgrenzing plangebied
10045498 OGR.WOP.ARC
Pagina 13 van 29
Afbeelding 3
N NN NN N
Mariënvelde (gemeente Oost Gelre) - Beenekussteeg 1 Kadastrale kaart uit 1825 (Minuutplan) Legenda Plangebied
10045498 OGR.WOP.ARC
Pagina 14 van 29
Afbeelding 4
N N
Mariënvelde (gemeente Oost Gelre) - Beenekussteeg 1 Militaire topografische kaart uit 1927 Legenda Plangebied
10045498 OGR.WOP.ARC
Pagina 15 van 29
Afbeelding 5
N N
Mariënvelde (gemeente Oost Gelre) - Beenekussteeg 1 Militaire topografische kaart uit 1936 Legenda Plangebied
10045498 OGR.WOP.ARC
Pagina 16 van 29
Afbeelding 6
N N
Mariënvelde (gemeente Oost Gelre) - Beenekussteeg 1 Topografische kaart uit 1966 Legenda Plangebied
10045498 OGR.WOP.ARC
Pagina 17 van 29
Afbeelding 7
N N
Mariënvelde (gemeente Oost Gelre) - Beenekussteeg 1 Topografische kaart uit 1975 Legenda Plangebied
10045498 OGR.WOP.ARC
Pagina 18 van 29
Afbeelding 8
N N
Mariënvelde (gemeente Oost Gelre) - Beenekussteeg 1 Topografische kaart uit 1994 Legenda Plangebied
10045498 OGR.WOP.ARC
Pagina 19 van 29
Afbeelding 9
10045498 OGR.WOP.ARC
Pagina 20 van 29
Afbeelding 10
N N N N N N
Mariënvelde (gemeente Oost Gelre) - Beenekussteeg 1 Uitsnede van de archeologische landschappenkaart gemeente Oost Gelre Legenda zie volgende bladzijde Plangebied
10045498 OGR.WOP.ARC
Pagina 21 van 29
10045498 OGR.WOP.ARC
Pagina 22 van 29
Afbeelding 11
N N N N N N
Mariënvelde (gemeente Oost Gelre) - Beenekussteeg 1 Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) Legenda in meter +NAP Plangebied
10045498 OGR.WOP.ARC
Pagina 23 van 29
Afbeelding 12
10045498 OGR.WOP.ARC
Pagina 24 van 29
Afbeelding 13
10045498 OGR.WOP.ARC
Pagina 25 van 29
Afbeelding 14
N N N N N N
Mariënvelde (gemeente Oost Gelre) - Beenekussteeg 1 Uitsnede van de archeologische beleidskaart gemeente Oost Gelre Legenda zie volgende bladzijde Plangebied
10045498 OGR.WOP.ARC
Pagina 26 van 29
10045498 OGR.WOP.ARC
Pagina 27 van 29
Bijlage 1
Overzicht geologische en archeologische tijdvakken
10045498 OGR.WOP.ARC
Pagina 28 van 29
10045498 OGR.WOP.ARC
Pagina 29 van 29
-Rapporten
Een karterend archeologisch inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de ¨ Beenekussteeg te Marienvelde, gemeente Oost-Gelre (Gld)
W.J.F. Thijs & G.W.J. Spanjaard
ARC-Rapporten 2010-186 Geldermalsen 2010 ISSN 1574-6887
Colofon Een karterend archeologisch inventariserend veldonderzoek door middel van boringen aan de Beenekussteeg te Mari¨envelde, gemeente Oost-Gelre (Gld) ARC-Rapporten 2010-186 ARC-Projectcode 2010/468 Tekst W.J.F. Thijs & G.W.J. Spanjaard Afbeeldingen W.J.F. Thijs & G.W.J. Spanjaard Redactie A.J. Wullink Plaats en beheer van documentatie Archaeological Research & Consultancy Versie 2.1, 25 november 2010
Autorisatie — A. Ufkes
Uitgegeven door ARC bv Postbus 41018 9701 CA Groningen ISSN 1574-6887 Geldermalsen, 2010 Een recente lijst van de ARC-Rapporten is te vinden op www.arcbv.nl
Rapport 2010-186
ARC bv
Projectgegevens Projectnaam Projectcode CIS-code
Mari¨envelde, Beenekussteeg 1 2010/468 41981
Projectleider Contact
drs. A.J. Wullink 0345-620101,
[email protected]
Opdrachtgever Contact
Econsultancy Doetinchem, drs. G.W.J. Spanjaard 0314-365150,
[email protected]
Bevoegd gezag Contact
Gemeente Oost Gelre, dhr. P. Ballast 0544-393505,
[email protected]
Toetsing Contact
Regio-archeoloog Achterhoek, dhr. M. Kocken 0314-321235,
[email protected]
Locatiegegevens Toponiem Plaats Gemeente Provincie
Beenekussteeg 1 Mari¨envelde Oost Gelre Gelderland
Kaartblad RD-co¨ordinaten
41 A N: 229700/447805 O: 229720/447795 Z: 229710/447735 W: 229670/447765
Oppervlakte
ca. 1.700 m2
Beschrijving onderzoekslocatie Geologie
(Nat-)eolische zanden van de Formatie van Boxtel op de Formatie van Kreftenheye.
Geomorfologie
Noordwestelijke deel binnen een gebied van dekzandwelvingen met een 30–50 cm dik plaggendek, zuidoostelijke deel binnen een dekzandlaagte.
Bodem
Noordwestelijk deel laarpodzolgronden, bestaande uit lemig fijn zand. Zuidoostelijk deel veldpodzolgronden, bestaande uit lemig fijn zand.
Historische situatie
In de tweede helft van de 20ste eeuw is een schuur gebouwd binnen het noordwestelijk deel van het plangebied. Daarvoor was het plangebiewd vanaf het begin van de 19de eeuw onbebouwd en in agrarisch gebruik.
Archeologische verwachting
Het noordwestelijk deel heeft een middelhoge en het zuidoostelijk deel een lage archeologische verwachting voor alle perioden vanaf het Laat-Paleolithicum.
1
• Mari¨envelde
Legenda Onderzoekslocatie 449
448
447
228
229
230
231
446
Afbeelding 1. Topografische kaart van de onderzoekslocatie (omcirkeld) en omgeving, voorzien van RD-co¨ordinaten. Bron: Topografische Dienst Nederland.
Rapport 2010-186
1
ARC bv
Inleiding
1.1
Aanleiding tot het onderzoek
n opdracht van Econsultancy uit Doetinchem heeft Archaeological Research & Consultancy (ARC bv) een karterend archeologisch inventariserend veldonderzoek (IVO) door middel van boringen uitgevoerd aan de Beenekussteeg 1 te Mari¨envelde (afb. 1). Aanleiding tot dit onderzoek vormt de voorgenomen herontwikkeling van de locatie. Deze herontwikkeling voorzien in de sloop van de bestaande schuur en de nieuwbouw van 2 twee-onder-´ee´ n-kap woningen en een vrijstaande starterswoning. Bij aanleg van een standaard fundering zal het bodemprofiel hierbij tot circa 1 m –mv afgegraven worden. Hierbij worden mogelijk archeologische waarden bedreigd. Conform de Wet op de archeologische monumentenzorg dient het plangebied eerst te worden onderzocht op de aanwezigheid van archeologische waarden.1 Het veldwerk is uitgevoerd op 19 juli 2010 d door ir. E.M. ten Broeke en drs. G. Spanjaard van Econsultancy, onder leiding van drs. A.J. Wullink van ARC bv. Het archeologisch onderzoek is uitgevoerd conform de eisen die gesteld worden in de Kwaliteitsnorm voor de Nederlandse Archeologie (KNA versie 3.1).2
1.2
Onderzoeksgeschiedenis
In juli 2010 is een bureau-onderzoek verricht door Econsultancy (Spanjaard 2010). Het archeologisch verwachtingsmodel uit het bureau-onderzoek vormt het uitgangspunt voor dit inventariserend veldonderzoek en is hieronder weergegeven. Na uitvoering van het bureauonderzoek is het oppervlak van de onderzoekslocatie op aangeven van de opdrachtgever enigszins aangepast. Op basis van de verzamelde aardwetenschappelijke gegevens wordt verwacht dat het noordwestelijke deel van het plangebied binnen een gebied van dekzandwelvingen, waarop een matig dik plaggendek/eerddek is aangebracht (30-50 cm dik). Dekzandwelvingen nemen binnen het dekzandlandschap wat betreft hoogteligging en geohydrologie een middenpositie in tussen de laaggelegen dekzandvlaktes/laagten en de relatief hoge dekzandruggen/kopjes. De dekzandruggen en kopjes vormden van oudsher veelal de meest gunstige vestigingslocaties, maar ook de hoger gelegen delen van de dekzandwelvingen waren, in mindere mate, geschikt als (tijdelijke) vestigingslocatie, met name vanaf de tijd van de Landbouwers (vanaf het Neolithicum). Het zuidoostelijke deel ligt binnen een dekzandlaagte, waarbinnen een beekeerdgrond en/of een veldpodzolgrond tot ontwikkeling is/zijn gekomen. Dit deel van het plangebied zal vaak te maken hebben gehad met (periodiek) hoge grondwaterstanden, en zal in het verleden ongeschikt of minder geschikt zijn geweest als nederzettingslocatie tot de tijd van de grootschalige ontginningen (Late 1 2
In werking getreden op 1 september 2007. De inhoud van de KNA kan worden geraadpleegd op www.sikb.nl.
3
Rapport 2010-186
ARC bv
Middeleeuwen). Op basis van bovenstaande uitgangspunten kunnen binnen het plangebied archeologische resten voorkomen uit alle archeologische perioden vanaf het Laat-Paleolithicum. De kans op het voorkomen van archeologische resten wordt binnen het noordwestelijke deel middelhoog geacht. Door de verwachte aanwezigheid van een matig dikke eerdlaag zullen mogelijk aanwezige archeologische resten tevens goed zijn geconserveerd. Verploegde archeologische resten komen voor in de eerdlaag (Ahorizont). In de top van oorspronkelijke C-horizont worden intacte archeologische resten en/of sporen verwacht. De vondstenlaag is opgenomen onderin de eerdlaag; hier wordt ook wel van een cultuurlaag gesproken: een doorwerkte oude bodem tussen de eerdlaag en de ongeroerde ondergrond met kleine fragmenten aardewerk, natuursteen, vuursteen en houtskool. Archeologische sporen (uitgezonderd diepe paalsporen en waterputten) zullen zich bevinden tot ongeveer 25 cm in de top van de C-horizont. De diepteligging van de vondstenlaag is afhankelijk van de dikte van het esdek. Binnen het zuidoostelijke deel van het plangebied wordt de kans op het voorkomen van archeologische resten laag geacht. Eventueel aanwezige resten worden in en/of direct onder de bouwvoor verwacht. Door de verwachte wisselende grondwaterstanden binnen het plangebied, en daardoor afwisseling van geoxideerde en gereduceerde condities, zullen de meeste typen archeologische resten (bot, houtskool, aardwerk, metaal) slecht zijn geconserveerd. Het noordwestelijke deel van het plangebied is grotendeels bebouwd met een schuur. Tijdens de aanleg hiervan (graven bouwputten/aanleg funderingen) is waarschijnlijk (een deel van) het oorspronkelijke bodemprofiel verstoord geraakt. Hierdoor mag verwacht worden dat in het verleden eventueel aanwezige archeologische resten of sporen binnen de bebouwde terreindelen niet meer aanwezig zijn of in een verstoorde context voorkomen. Binnen het zuidoostelijke deel van het plangebied heeft vermoedelijk een waterpartij/vijver gelegen, welke recentelijk gedempt is. Verwacht mag worden dat in het verleden eventueel aanwezige archeologische resten of sporen ter plaatse volledig verstoord of verwijderd zijn. De overige delen van het plangebied zijn, voor zover bekend, altijd in agrarisch gebruik geweest. Hier mag verwacht worden dat de bodem, afgezien van de bouwvoor, minimaal verstoord is.
1.3
Doel van het inventariserend veldonderzoek
Het inventariserend veldonderzoek (IVO) dient ertoe het in het bureau-onderzoek voorgestelde verwachtingsmodel te verifi¨eren en met veldwaarnemingen te completeren. Het IVO bestaat uit drie stappen: verkennend, karterend en waarderend. Het verkennend onderzoek richt zich op de bodemopbouw en mogelijke bodemverstoringen die de archeologische trefkans kunnen be¨ınvloeden. Het karterend onderzoek stelt vast of er al dan niet archeologische waarden aanwezig zijn. Het waarderend onderzoek bepaalt de waarde van de archeologische resten.
4
Rapport 2010-186
1.4
ARC bv
Werkwijze
Het IVO is uitgevoerd als een karterend booronderzoek. De boringen zijn, rekening houdend met de aanwezige bebouwing, verspreid over de locatie geplaatst. De positie van de boringen is bepaald met behulp van GPS. De maaiveldhoogte is bepaald met behulp van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN). In totaal zijn er 7 boringen geplaatst tot een diepte van ten minste 150 cm –mv. Voor het boren is gebruik gemaakt van een edelmanboor met een diameter van 15 cm. De bodemopbouw is beschreven volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode(Bosch 2005). Het opgeboorde materiaal is gezeefd over een zeef met een maaswijdte van 2 mm. Het zeefresidu is onderzocht op de aanwezigheid van archeologische indicatoren zoals aardewerkfragmenten, houtskool, fosfaatvlekken, vuursteen, natuursteen, verbrand leem en bot. Door de aanpassing van de onderzoekslocatie is een van de boringen, boring 6, buiten de locatie komen te vallen (zie afb. 2). Deze boring zal hieronder wel worden beschreven. Boring 7 ligt op de grens van de aangepaste locatie. Door de aard van het landgebruik (bebouwd/verhard/begroeid) is er geen oppervlaktekartering uitgevoerd .
5
Rapport 2010-186
2
ARC bv
Resultaten inventariserend veldonderzoek
De locatie van de boringen is weergegeven in afbeelding 2. De resultaten van het karterend booronderzoek zijn opgenomen in bijlage 1. In alle boringen zijn matig fijne, zwak siltige zanden aangetroffen. De top van de boringen 1–4 en 7 bestaat uit een laag opgebracht cunetzand, waaronder in de boringen 1–3 een sterk geroerd pakket matig fijn zand ligt. Dit geroerde pakket ligt in de boringen 1 en 2 direct op het oorspronkelijke moedermateriaal (Chorizont). In de boringen 3 en 7 werd onder het geroerde pakket een restant van een eerdlaag aangetroffen (Aa-horizont). In boring 7 is direct onder de eerdlaag de C-horizont aangetroffen. In boring 3 ligt het verstoorde pakket op een inspoelingslaag (B-horizont), een overgangslaag (BC-horizont) en daaronder het oorspronkelijke moedermateriaal (C-horizont). In boring 4 werd tussen de laag cunetzand en de C-horizont een 70 cm dikke eerdlaag (Aap-horizont) aangetroffen. In de top van de boringen 5 en 6 werd een 50 tot 70 cm dik eerddek aangetroffen (Aaphorizont), met daaronder de humeuze toplaag van het oorspronkelijke podzolprofiel (Ah-horizont), een inspoelingslaag (B-horizont), een overgangslaag (BC-horizont) en daaronder het oorspronkelijke moedermateriaal (C-horizont). Vanaf dieptes vari¨erend van circa 90 cm –mv in het zuidoostelijke deel tot 160 cm – mv in het noordwestelijke deel van het plangebied zijn tot op het grondwaterniveau roestvlekken te herkennen. Dit is de zogenaamde gley-zone (Cg-horizont), het niveau waarbinnen de grondwaterspiegel fluctueert. De matig fijne zanden op de locatie betreffen eolisch afgezette dekzanden (Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden). Hierin is oorspronkelijk een veldpodzolprofiel tot ontwikkeling gekomen, waarop binnen (een groot deel van) de onderzoekslocatie een eerddek is aangebracht. Ter plaatse van de boringen 4 en 7 is het oorspronkelijke podzolprofiel door landbewerking vermoedelijk vermengd geraakt met het eerddek, waardoor het eerddek direct op het oorspronkelijke moedermateriaal is komen te liggen. Ter plaatse van de boringen 1 en 2 is het eerddek geheel vergraven geraakt, mogelijk tijdens de aanleg van de bestaande schuur en omliggende terreinverharding. Ter plaatse van de boringen 3 en 4 is in het verleden een ophogingslaag aangebracht. Waarschijnlijk bij het opbrengen hiervan is het eerddek vergraven geraakt. In de boringen 5 en 6 is een (grotendeels) intact eerddek aangetroffen met daaronder het oorspronkelijke podzolprofiel. Het archeologische niveau, direct onder het eerddek is in de boringen niet aangetast. De dikte het eerddek varieert, mede doordat deze afgetopt is, tussen de 20 en 70 cm. Er zijn in het booronderzoek geen aanwijzingen gevonden voor de aanwezigheid van een waterpartij die het archeologische niveau op de onderzoekslocatie reeds heeft aangetast. Vanwege de oorspronkelijke dikte van de eerdlaag, die naar verwachting binnen het gehele plangebied groter zal zijn geweest dan 50 cm, kan het aangetroffen bodemprofiel worden geclassificeerd als een (plaatselijk vergraven) hoge bruine enkeerdgrond.
6
Rapport 2010-186
3
ARC bv
archeologische resten en indicatoren
Van de boringen 3 t/m 7 zijn monsters genomen van het eerddek en van de eventueel aanwezige onderliggende Ahp-, B- en BC-horizonten. Deze monsters zijn gezeefd over een zeef met een maaswijdte van 2 mm. In de boringen zijn in de zeefresiduen de navolgende archeologische indicatoren waargenomen. Boring
bemonsteringsinterval (cm –mv)
aangetroffen indicatoren
3 4 4 5 5 5 5 5 5 6 6 7 7 7
90-130 70-140 70-140 0-70 0-70 0-70 0-70 70-110 70-110 0-50 50-90 0-70 0-70 30-120
sporadisch houtskoolfragmenten enkel baksteenfragment sporadisch houtskoolfragmenten enkele baksteenfragmenten sporadisch houtskoolfragmenten fragment paffrath aardewerk brokje puin enkele baksteenfragmente matig veel houtskoolfragmenten enkele (grote) houtskoolfragmenten sporadisch houtskoolfragmenten enkel baksteenfragment sporadisch houtskoolfragmenten fragment industrieel bruin aardewerk
datering
12de-13de eeuw
Nieuwe Tijd
Tabel 1. Vondsten. Bovenstaande resten zijn, waar van toepassing, gedetermineerd en gedateerd door drs. C.G. Koopstra.
7
Rapport 2010-186
4
ARC bv
Samenvatting en conclusie
Volgens het bureau-onderzoek door Econsultancy ligt het noordwestelijke deel van de locatie waarschijnlijk binnen een gebied waar dekzandwelvingen met een matig dik plaggendek voorkomen en het het zuidoostelijke deel binnen een dekzandvlakte waar veldpodzolen worden verwacht. Het noordwestelijke deel heeft een middelhoge archeologische trefkans, het zuidoostelijke deel een lage trefkans. In principe kunnen resten uit alle periodes worden verwacht. Op het noordoostelijke terreindeel is een schuur aanwezig. Op het zuidwestelijke deel heeft waarschijnlijk een recentelijk gedempte vijver gelegen. Hierdoor is de bodem op de betreffende delen mogelijk verstoord. De overige terreindelen zijn in het verleden altijd in agrarisch gebruik geweest en voor zover bekend niet verstoord. Het verkennend inventariserend booronderzoek heeft aangetoond dat de locatie inderdaad binnen een gebied van dekzandwelvingen ligt. Zowel binnen het zuidoostelijke als het noordwestelijk deel is een eerddek aangetroffen, welke deels vergraven bleek en waaronder op het grootste deel van de onderzoekslocatie nog een (grotendeels) intact (veld-)podzolprofiel aanwezig was. Ten noorden van de bestaande schuur bleek het bodemprofiel tot in de C-horizont geroerd te zijn. Ten zuidwesten van de schuur en ter plaatse van de voormalige waterpartij is de bodem tot een diepte vari¨erend van 0,7 tot 1,0 m –mv afgegraven geweest, waarbij de Aa-horizont is afgetopt. De basis van deze horizont, evenals de top van de onderliggende B- en C-horizonten, zijn hier nog in onverstoorde toestand aanwezig. In de zeefresiduen van alle monsters zijn houtskoolfragmenten aangetroffen en in een aantal monsters bleken baksteenfragmenten aanwezig. Uit boring 5 is verder een fragment Paffrath aardewerk (12e-13e eeuw) naar boven gekomen en uit boring 7 een fragment industrieel bruin aardewerk (Nieuwe Tijd). Het aangetroffen Paffrath-aardewerkfragment in het eerddek impliceert dat reeds in de Late Middeleeuwen is begonnen met het aanbrengen van de eerdlaag. Dergelijke locaties vormden veelal al vanaf de Prehistorie gunstige nederzettingslocaties. Op basis hiervan, in combinatie met de intacte basis van het eerddek, bestaat de kans dat binnen de onderzoekslocatie archeologische resten aanwezig zijn uit alle perioden vanaf het Laat-Paleolithicum.
8
Rapport 2010-186
5
ARC bv
Aanbeveling
Ten noorden van de bestaande schuur is de bodem geroerd/vergraven tot in de Chorizont, waardoor hier geen in situ archeologische resten worden verwacht. Binnen het overige deel van de locatie, buiten het bebouwde deel, bleek hooguit de top van het aanwezige eerddek verstoord. Indien de bodemingrepen in het kader van de herontwikkeling van de locatie dieper zullen reiken dan 50 cm –mv (20 cm boven de basis van het aanwezige eerddek; veiligheidsmarge), wordt geadviseerd om vervolgonderzoek uit te voeren in de vorm van proefsleuven. Dit vervolgonderzoek kan het beste ten zuidwesten en/of ten zuidoosten van de bestaande schuur worden uitgevoerd (zie afb. 3) Het bevoegd gezag, de gemeente Oost Gelre, beslist definitief of, en in welke vorm, vervolgonderzoek dient te worden uitgevoerd. Het rapport is in oktober 2010 beoordeeld door het bevoegd gezag (dhr. M. Kocken, Regio-archeoloog Achterhoek). Hierbij is geconcludeerd dat op de onderzoekslocatie geen vervolgonderzoek hoeft te worden uitgevoerd. De onderzoekslocatie mag worden vrijgegeven.
9
Rapport 2010-186
ARC bv
Literatuur Berendsen, H.J.A., 2004. De vorming van het land. Assen (Fysische geografie van Nederland). 4e, geheel herziene druk. Bosch, J.H.A., 2005. Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode. Op basis van de Standaard Boor Beschrijvingsmethode, versie 5.2. Utrecht (TNO-rapport NITG 05-043-A). Brandt, R.W. et al. (red.), 1992. ARCHIS. Archeologisch Basis Register, versie 1.0. Amersfoort. Mulder, E.F.J. de et al., 2003. De ondergrond van Nederland. Groningen/Houten. Spanjaard, G.W.J., 2010. Archeologisch bureauonderzoek Beenekussteeg 1 te Mari¨envelde in de gemeente Oost Gelre. Doetinchem (Econsultancy Rapporten 10045498 (concept)).
10
447800
2
1
447775
3
4
7
447750
5
N N N N
6
0
25m
229675
229700
Mariënvelde (gemeente Oost Gelre) - Beenekussteeg 1 Boorpuntenkaart Legenda Aangepast plangebied Oorspronkelijke begrenzing plangebied Boorlocatie
Afbeelding 2. Boorpuntenkaart. Door: G.W.J. Spanjaard
229725
447800
2
1
447775
3
4
7
447750
5
N N N N N N
6
0
25m
229675
229700
229725
Mariënvelde (gemeente Oost Gelre) - Beenekussteeg 1 Deelgebied met advies tot vervolgonderzoek Legenda Aangepast plangebied Oorspronkelijke begrenzing plangebied Boorlocatie Advies tot vervolgonderzoek
Afbeelding 3. Spanjaard
Deel van de onderzoekslocatie waarvoor een vervolgonderzoek wordt aanbevolen. Door: G.W.J.
Bijlage 1
Boring: X: Y:
Boorprofielen
1
Boring:
229715 447790
18
X: Y:
m +NAP
2
229700 447760
18.5 m +NAP 0
0
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin, Cunetzand
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin, cunetzand
30
30
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwartgeel, geroerd pakket
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwartgeel, geroerd pakket
50
50
90
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwartgrijs, geroerd pakket
100
100 120
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak gleyhoudend, licht bruingrijs, Cg-horizont 150
150 160
160
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak gleyhoudend, licht bruingrijs, Cg-horizont
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkergrijs, Cr-horizont 180
200
200
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkergrijs, Cr-horizont 220
Boring: X: Y:
19 0
50
3
Boring:
229685 447785
X: Y:
m +NAP
4
229675 447765
18.5 m +NAP 0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht bruingrijs, cunetzand
50
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin, cunetzand
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, zwartgrijs, geroerd pakket
70
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, donker bruinzwart, Aa-horizont
90
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, donker bruinzwart, restant Aa-horizont
100
100
120 130
150
150
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, B-horizont Zand, matig fijn, zwak siltig, bruinbeige, BC-horizont
140
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak gleyhoudend, licht bruingrijs, Cg-horizont
150
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak gleyhoudend, licht bruingrijs, Cg-horizont
200
200
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkergrijs, Cr-horizont
200
230
200
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkergrijs, Cr-horizont 230
Opdrachtgever: Wopereis Bouwkundig Tekenbureau Locatie: Beenekussteeg 1, Marienvelde
Bijlage 1.
getekend volgens NEN 5104
Bijlage 1
Boring: X: Y:
Boorprofielen
5
Boring:
229690 447755
X: Y:
18.5 m +NAP
18 0
0
0
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, donker bruingrijs, Aap-horizont
6
229710 447745
m +NAP 0
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, donker bruingrijs, Aap-horizont
30
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, donker bruingrijs, Aa-horizont
50
50
50 60
70
70
Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, zwartgrijs, Ah-horizont 90 100
100
110
130
90
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruin, B-horizont
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkerbruin, B-horizont Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak gleyhoudend, lichtbruin, BC-horizont
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruingrijs, Cg-horizont
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruinbeige, BC-horizont Zand, matig fijn, zwak siltig, beige, C-horizont Zand, matig fijn, zwak siltig, licht bruingrijs, Cg-horizont
150
Zand, matig fijn, zwak siltig, sterk humeus, donker bruinzwart, Ahp-horizont, in enige mate geroerd
150
150
180
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkergrijs, Cr-horizont 200 220
Boring: X: Y:
18 0
7
229710 447760
m +NAP 0
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht bruingrijs, cunetzand 30
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak humeus, grijsbruin, geroerd pakket 50
100
100
120
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig humeus, donker bruingrijs, restant Aa-horizont, in enige mate geroerd Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak gleyhoudend, licht bruingrijs, Cg-horizont
150
200
200
Zand, matig fijn, zwak siltig, donkergrijs, Cr-horizont 220
Opdrachtgever: Wopereis Bouwkundig Tekenbureau Locatie: Beenekussteeg 1, Marienvelde
Vervolg bijlage 1.
getekend volgens NEN 5104
Vervolg bijlage 1.
Laat-Pleistoceen
Pleistoceen
Elsterien
Holsteinien
Saalien-complex
Eemien
Vroeg-Weichselien (Vroeg-Glaciaal)
Midden-Weichselien (Pleniglaciaal)
Laat-Weichselien (Laat-Glaciaal)
Holoceen
Weichselien (Glaciaal)
475.000
410.000
370.000
130.000
115.000
73.000
13.000
10.000
0
Jaren geleden
Vroeg-Pleniglaciaal
Midden-Pleniglaciaal
Laat-Pleniglaciaal
Bølling-interstadiaal
Vroege Dryas
Allerød-interstadiaal
Late Dryas
Preboreaal
Boreaal
Atlanticum
Subboreaal
Subatlanticum
Chronostratigrafische eenheden
48.000
26.000
13.000
12.000
11.800
11.000
10.000
9000
8000
5000
3000
0
C-jaren geleden
14
Laat-Paleolithicum
Mesolithicum
Neolithicum
Bronstijd
IJzertijd
Romeinse Tijd
Vroege Middeleeuwen
Late Middeleeuwen
Nieuwe Tijd
Archeologische periode
Bijlage 2. Een overzicht van geologische (chronostratigrafische) en archeologische periodes. Door: A.J. Wullink. Gebaseerd op: Brandt et al. 1992; De Mulder et al. 2003; Berendsen 2004.
Midden-Pleistoceen
Chronostratigrafische eenheden
Holoceen Glaciaal
LaatHoloceen MiddenHoloceen VroegHoloceen Laat-Glaciaal Pleniglaciaal
Ca. 40.000 jaar geleden
9000 v. Chr.
5325 v. Chr.
4900 v. Chr.
1900 v. Chr.
800 v. Chr.
12 v. Chr.
450 n. Chr.
1050 n. Chr.
1500 n. Chr.
Tijd