Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek Korenweg te Zelhem gemeente Bronckhorst
Opdrachtgever
Status:
DEFINITIEF
Paraaf
Datum
Dhr. B. Wisselink Wisselinkweg 1
Projectleider
7021 MD Zelhem
drs. H. Kremer
Projectnummer
Autorisatie
Synthegra Rapport S130087
drs. J.S. Krist (senior KNA archeoloog)
Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden Telefoon +31 (0)88 81 81 981, Internet: www.synthegra.nl
24-12-2013
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
Korenweg te Zelhem Projectnummer: S130087
COLOFON Opdrachtgever
: dhr. B. Wisselink te Zelhem
Project
: Korenweg te Zelhem
Projectnummer
: S130087
Titel
: Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
Datum
: 24-12-2013
Projectleider
: drs. H. Kremer
Auteurs
: drs. H. Kremer (prospector, KNA archeoloog)
Korenweg te Zelhem
Autorisatie
: drs. J.S. Krist (senior KNA archeoloog)
Druk
: Synthegra bv, Leusden
ISSN
: 1874-9771
Synthegra bv Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden Telefoon +31 (0)88 81 81 981, Internet: www.synthegra.nl © Synthegra bv, 2013
© Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden
2 van 31
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
Korenweg te Zelhem Projectnummer: S130087
INHOUD ADMINISTRATIEVE GEGEVENS
4
SAMENVATTING
5
1 1.1 1.2 1.3 1.4
INLEIDING Onderzoekskader Onderzoeksdoel en vraagstellingen Ligging en huidige situatie plangebied Toekomstige situatie plangebied
7 7 7 10 10
2 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
BUREAUONDERZOEK Methode Landschapsgenese Archeologische waarden in en rondom het plangebied Historische ontwikkeling Gespecificeerde archeologische verwachting
11 11 11 17 19 22
3 3.1 3.2 3.3 3.4
INVENTARISEREND VELDONDERZOEK Methode Beschrijving en interpretatie van de boorgegevens Archeologische indicatoren Archeologische interpretatie
24 24 24 25 25
4 4.1 4.2 4.3
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN Inleiding Conclusies / beantwoording onderzoeksvragen Aanbevelingen
26 26 26 29
LITERATUUR EN KAARTEN
30
Bijlagen: Bijlage 1: Overzicht van de relevante geologische en archeologische tijdvakken Bijlage 2: Combinatiekaart IKAW, AMK en ARCHIS waarnemingen Bijlage 3: Boorpuntenkaart Bijlage 4: Boorprofielen
© Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden
3 van 31
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
Korenweg te Zelhem Projectnummer: S130087
Administratieve gegevens Toponiem
: Korenweg
Plaats
: Zelhem
Gemeente
: Bronckhorst
Provincie
: Gelderland
Projectnummer
: S130087
Bevoegde overheid
: Gemeente Bronckhorst, deskundige namens de bevoegde overheid drs. M. Kocken, regio archeoloog
Opdrachtgever
: dhr. B. Wisselink
Uitvoerende instantie
: Synthegra bv
Datum uitvoering veldwerk
: 14-10-2013
Uitvoerders veldwerk
: drs. J.H.F. Leuvering (fysisch geograaf prospector; drs. H. Kremer KNA archeoloog, prospector
Onderzoeksmelding (ARCHIS)
: 58.736
Datum onderzoeksmelding
: 10-10-2013
Onderzoeksnummer (ARCHIS)
: 48.061
Kaartblad
: 40F
Centrumcoordinaat
: X: 219341, Y: 448050
Periode
: laat-paleolithicum – nieuwe tijd
Oppervlakte
: Circa 2 ha
Grondgebruik
: landbouwgrond
Geologie
: dekzand (Laagpakket van Wierden, Formatie van Boxtel)
Geomorfologie
: dekzandplateau
Bodem
: bruine enkeerdgronden
Depot
: Documentatie en vondsten zullen worden aangeleverd aan het Provinciaal Depot van Gelderland, te Nijmegen
© Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden
4 van 31
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
Korenweg te Zelhem Projectnummer: S130087
Samenvatting Inleiding Synthegra heeft in opdracht van dhr. B. Wisselink een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met een verkennend booronderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Korenweg in Zelhem. De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen ontwikkeling van een landgoed.
Specifieke archeologische verwachting bureauonderzoek De specifieke verwachting uit het bureauonderzoek wordt weergegeven in onderstaande tabellen.
Bodem
periode
verwachting
Kenmerken vindplaats
Diepteligging
sporen Hoge
bruine
enkeerdgronden
laat-
Bewoningssporen, tijdelijke
Onder het
paleolithicum –
kampementen: vuursteen
plaggendek
mesolithicum
artefacten, haardkuilen
neolithicum –
middelhoog
hoog
Nederzetting: cultuurlaag,
Onder het
vroege
fragmenten aardewerk,
plaggendek tot diep
middeleeuwen
natuursteen,
in de C-horizont
gebruiksvoorwerpen late
laag
vanaf maaiveld
middeleeuwen – nieuwe tijd
Bodem
periode
verwachting
Kenmerken vindplaats
Diepteligging
sporen Beekeerdgrond
laat-
(westelijke rand)
paleolithicum –
kampementen: vuursteen
mesolithicum
artefacten, haardkuilen
neolithicum –
middelhoog
laag
Bewoningssporen, tijdelijke
Onder de eerdlaag
Nederzetting: cultuurlaag,
in de eerdlaag tot
vroege
fragmenten aardewerk,
diep in de C-horizont
middeleeuwen
natuursteen, gebruiksvoorwerpen
late
laag
vanaf maaiveld
middeleeuwen – nieuwe tijd Tabel 2.1: Archeologische verwachting per periode en per bodemtype.
Archeologische interpretatie veldonderzoek In alle boringen is een plaggendek aangetroffen waaronder de natuurlijke podzolgrond deels intact aanwezig was.
© Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden
5 van 31
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
Korenweg te Zelhem Projectnummer: S130087
Vuursteenvindplaatsen bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen. Vuursteenvindplaatsen worden vooral in de bovengrond van de podzolgrond aangetroffen, aangezien de bovengrond van de podzolgrond is opgenomen in de onderkant van het plaggendek zullen eventuele vuursteenvindplaatsen niet meer intact aanwezig zijn. De middelhoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum kan daarom naar laag worden bijgesteld. Nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd bestaan niet alleen uit fragmenten vuursteen of aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de Chorizont reiken en zijn mogelijk nog intact. Aangezien in alle boringen een restant van de B-horizont van de podzolgrond is aangetroffen, kan geconcludeerd worden dat de top van de C-horizont nog grotendeels intact is. Daarom kan de middelhoge verwachting om archeologische waarden uit de perioden neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen aan te treffen voor het plangebied worden gehandhaafd. De lage verwachting voor de periode late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd kan eveneens worden gehandhaafd vanwege het ontbreken van vondsten uit deze periode.
Aanbeveling Wanneer de geplande graafwerkzaamheden dieper reiken dan 40 cm beneden maaiveld kunnen eventueel aanwezig archeologische resten verloren gaan en wordt vervolgonderzoek noodzakelijk geacht. De resultaten van dit onderzoek zijn beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Bronckhorst), die vervolgens een selectiebesluit neemt.
© Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden
6 van 31
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
Korenweg te Zelhem Projectnummer: S130087
1
Inleiding
1.1
Onderzoekskader Synthegra heeft in opdracht van dhr. B. Wisselink een archeologisch bureauonderzoek in combinatie met een verkennend booronderzoek uitgevoerd op een terrein aan de Korenweg in Zelhem (afbeelding 1.1). De aanleiding voor het onderzoek is de voorgenomen ontwikkeling van een landgoed. De diepte van de toekomstige bodemverstoring is op dit moment onbekend, maar uitgaande van de aanleg van bouwputten voor de bebouwing zal de bodem waarschijnlijk tot in het archeologische niveau worden verstoord, dat in dit gebied vanaf 30 cm beneden maaiveld verwacht kan worden. Door de graafwerkzaamheden die zullen gaan plaatsvinden, kunnen eventueel aanwezige archeologische waarden verloren gaan. Daarom is op basis van het Verdrag van Malta, waaruit de Wet op de Archeologische Monumentenzorg uit 2007 is voortgevloeid, voorafgaand aan de graafwerkzaamheden archeologisch onderzoek uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd conform de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie 1
versie 3.2 Het veldwerk is uitgevoerd op 14 oktober 2013. De bevoegde overheid, de gemeente Bronckhorst heeft een specifiek archeologisch beleid vastgesteld en 2
beschikt over een Archeologische Verwachtings- of Beleidsadvieskaart. Volgens het vigerende beleid dient voor het plangebied een bureauonderzoek opgesteld te worden en/of een inventariserend veldonderzoek te worden uitgevoerd in de vroegste fase van de planvorming. De bevoegde overheid, de gemeente Bronckhorst, zal de resultaten van het onderzoek toetsen en een selectiebesluit nemen.
1.2
Onderzoeksdoel en vraagstellingen Het doel van het bureauonderzoek is het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting aan de hand van bestaande bronnen over bekende of verwachte landschappelijke, historische en archeologische waarden. Het doel van het verkennend booronderzoek is het toetsen van het opgestelde verwachtingsmodel door de intactheid van de bodemopbouw vast te stellen. De volgende onderzoeksvragen zullen worden beantwoord: 1. Wat is a) de aard (ontstaanswijze), b) diepteligging en c) ouderdom van de relevante natuurlijke afzettingen in het omringende gebied (binnen een afstand tot ca. 200 m van de onderzoekslocatie) en in de ondiepe ondergrond? d) Hoe dik is de holocene deklaag? 2. Wat is a) de aard (ontstaanswijze en classificatie) b) diepteligging, c) genese en d) gaafheid van natuurlijke bodemhorizonten in het omringende gebied?
1
SIKB 2010.
2
Straten, K.C.J. van 2008.
© Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden
7 van 31
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
Korenweg te Zelhem Projectnummer: S130087
3. Wat is a) de aard (ontstaanswijze), b) diepteligging, c) genese en d) gaafheid van eventueel aanwezige antropogene bodemhorizonten (akkerlagen en overige ‘verstoringslagen’, bemestingslagen e.d) in het omringende gebied? 4. Wat is a) de aard (ontstaanswijze), b) dikte, en c) omvang van eventueel in het omringende gebied voorkomende afdekkende lagen en de (geschatte) ouderdom daarvan (plaggendek, stuifzandlaag, colluvium, kleidek, afvallaag, ophogingslaag)? 5. Wat is het historisch landgebruik van de onderzoekslocatie en het omringende gebied geweest, uitgaande van a) kaarten van de Man, b) de Hottingerkaart, c) het Kadastraal minuutplan, d) de Topografisch Militaire Kaart 1850 en e) het Bonneblad? 6. Welke gegevens met betrekking tot archeologische complexen (‘waarnemingen’ inclusief uitkomsten historisch kaartonderzoek uit 5) zijn reeds binnen het onderzoeksgebied en/of binnen de landschappelijke eenheden rondom de onderzoekslocatie bekend? Vermeld per vondst- en/of spoorcomplex minimaal: a) bronvermelding (onderzoeksrapportages, ARCHIS-gegevens), b) de materiaalcategorieën, c) ouderdom, d) ruimtelijke (geografische) verspreiding, e) stratigrafische verspreiding (diepteligging en/of dikte vondstlaag), f ) fragmentatie, g) waarnemingsmethode, h) interpretatie, dat wil zeggen zowel systemisch (indien redelijkerwijs uit de gegevens af te leiden) als volgens het principediagram in figuur 2 op pagina 52 (zo gespecificeerd mogelijk (top-down typering) op basis van de waarnemingen). 7. Gegeven 1 tot en met 4; met welke (primaire) natuurlijke formatieprocessen (fasen van sedimentatie, erosie, laterale verplaatsing, bodemvorming, degradatie e.d.) heb je te maken in het onderzoeksgebied 8. Gegeven 5 en 6; met welke (primaire) culturele formatieprocessen (grondbewerking, bemesting, ophoging, betreding, percelering, [de-]constructie, materiaaltypen, materiaalgebruik en materiaaldepositie e.d.) heb je te maken in het onderzoeksgebied [inclusief (sub)recente36 bodemverstoring als gevolg van (sub)recent landgebruik/inrichting]? 9. Gegeven 7 en 8; welke kunnen een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming (geografisch en stratigrafisch) van eventuele aanwezige vondstspreidingen, de vondstdichtheid, vondst- en spoorniveaus (stratigrafisch), en de fysieke kwaliteit van eventueel aanwezige archeologische resten? 10. Gegeven 1 tot en met 9; wat is de aard (mobilia [materiaalsoorten, fragmentatie, dichtheden], immobilia, ruimtelijke en stratigrafische spreiding, etc.) van (mogelijk) aanwezige vondst- en/of spoorcomplexen? 11. Hoe manifesteren deze zich tijdens prospectieonderzoek (prospectiekenmerken, geografisch en stratigrafisch)? 12. Welke vondst- en/of spoorcomplexen (conform het principediagram) kunnen binnen het onderzoeksgebied aangetoond worden? Licht beargumenteerd toe. 13. Met de inzet van welke zoekmethoden (detectie- en waarnemingsvorm, monsterbehandeling en zoekstrategieën) kunnen deze vondst- en/of spoorcomplexen (indicatoren) systematisch opgespoord worden (zoeksleuven, booronderzoek, veldkartering, geofysisch etc.)? Licht beargumenteerd toe met verwijzing naar de verschillende KNA-leidraden.
© Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden
8 van 31
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
Korenweg te Zelhem Projectnummer: S130087
De volgende vragen worden beantwoord op basis van de resultaten van het veldwerk; 14. Wat is a) de aard (ontstaanswijze, textuur, kleur), b) diepteligging en c) ouderdom van de relevante natuurlijke afzettingen in de ondiepe ondergrond ter plaatse van het onderzoeksgebied? d) hoe dik is de holocene deklaag? 15. Wat is a) de aard (kleur, textuur, samenstelling), b) diepteligging, c) genese en d) gaafheid van natuurlijke en eventueel antropogene bodemhorizonten (akkerlagen en overige ‘verstoringslagen’, bemestingslagen e.d.), ter plaatse van het onderzoeksgebied? 16. Wat is a) de aard, b) dikte en c) omvang van eventueel ter plaatse van het onderzoeksgebied voorkomende afdekkende lagen en de (geschatte) ouderdom daarvan (plaggendek, stuifzandlaag, kleidek, afvallaag, ophogingslaag)? 17. Indien er afdekkende lagen voorkomen; wat is a) de aard (ontstaanswijze, kleur, textuur, samenstelling), b) gaafheid en c) dikte van het onderliggende afgedekte bodemprofiel (natuurlijke en antropogene bodemhorizonten zoals oude akkerlagen) en/of afzettingen? 18. Wat is a) de diepte tot waarop artefacten van recente ouderdom (‘modern’ afvalmateriaal) in het bodemprofiel voorkomen en/of b) tot welke diepte in het bodemprofiel is sprake van een ‘recente’ bodemverstoring (bodemgaafheid)?
© Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden
9 van 31
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
Korenweg te Zelhem Projectnummer: S130087
1.3
Ligging en huidige situatie plangebied 2
Het plangebied is circa 20.740 m groot en ligt aan de Korenweg in Zelhem (afbeelding 1.1). Het terrein wordt in het noorden begrensd door de Velswijkweg, in het oosten door de Korenweg in het zuiden door een bomenrij en in het westen door de Wisselinkweg. Het plangebied is in gebruik als landbouwgrond. De hoogte van het maaiveld varieert van circa 15,1 m +NAP in het westen tot 15,8 m +NAP in het oosten van het 3
plangebied (Normaal Amsterdams Peil).
Afbeelding 1.1: Het plangebied op de Topografische Kaart van Nederland 1:25.000 aangegeven met het rode kader (Bron: Topografische Dienst 1998).
1.4
Toekomstige situatie plangebied De exacte inrichting van het plangebied is op dit moment onbekend. In het plangebied zal een landgoed gerealiseerd worden.
3
Hoogteligging van het plangebied op het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) in m NAP geraadpleegd op www.ahn.nl
© Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden
10 van 31
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
Korenweg te Zelhem Projectnummer: S130087
2
Bureauonderzoek
2.1
Methode Tijdens het bureauonderzoek is met behulp van bestaande bronnen een gespecificeerd archeologisch verwachtingsmodel voor het plangebied opgesteld. Dit is gedaan door het raadplegen van voor de archeologie relevante (schriftelijke) bronnen. Voor het bureauonderzoek zijn met name gegevens over bekende archeologische vindplaatsen in en rond het plangebied verzameld. Dit is aangevuld met historisch en fysischgeografisch onderzoek, waarbij informatie over vroeger grondgebruik is verkregen door de analyse van historische kaarten en tevens gegevens over de geologie, geomorfologie en bodem zijn bestudeerd.
2.2
Landschapsgenese Voor het bepalen of, waar en uit welke periode archeologische resten kunnen worden verwacht, zijn de volgende bronnen met betrekking tot de landschapsgenese geraadpleegd:
•
Geologische Kaart, schaal 1:50.000
•
Geomorfologische Kaart, schaal 1:50.000
•
Bodemkaart, schaal 1:50.000
•
Relevante achtergrondliteratuur
Voor de geologische beschrijving is gebruik gemaakt van de Lithostratigrafische Indeling van de Ondiepe 4
Ondergrond. Zie voor een overzicht van de geologische en archeologische perioden bijlage 1. Geologie en geomorfologie Het plangebied ligt in het oostelijk zandgebied. Het landschap heeft zijn huidige vorm vooral tijdens de laatste ijstijd, het Weichselien (circa 115.000 – 11.755 jaar geleden), gekregen. Volgens de geologische kaart liggen in het plangebied dan ook afzettingen die in deze periode zijn gevormd, namelijk fluvioperiglaciale afzettingen bedekt met dekzand. Het werd in het Weichselien zeer koud, maar het landijs bereikte Nederland niet.6 Tijdens het koudste deel van het Weichselien, het Pleniglaciaal (circa 75.000 – 15.700 jaar geleden), was de ondergrond periodiek permanent bevroren en moest het regen- en sneeuwsmeltwater over het oppervlak afstromen. Hierbij werden fluvioperiglaciale afzettingen gevormd en dalen uitgesleten. Deze afzettingen zijn zeer divers en bestaan uit fijn en grof zand, soms met grind, leemlagen en plantenresten en worden tot de Formatie van Boxtel gerekend. De fluvioperiglaciale afzettingen bevinden zich volgens de geologische kaart in het plangebied binnen 2 m beneden maaiveld (afbeelding 2.1, code Tw4 met gele driehoekjes). De fluvioperiglaciale afzettingen zijn later bedekt met dekzand. In de koudste en droogste perioden van het Weichselien was de vegetatie vrijwel verdwenen, waardoor in het Pleniglaciaal en Laat-Glaciaal op grote schaal verstuiving kon optreden en het dekzand is afgezet. Dit (vaak lemige) zand is kalkloos, fijnkorrelig (150 – 210 µm), goed afgerond, goed gesorteerd en arm aan grind en wordt tot het Laagpakket van Wierden van
4
De Mulder et al. 2003 en via www.dinoloket.nl: Dinoloket, Standaarden, Lithostratigrafische Nomenclator van de Ondiepe Ondergrond.
© Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden
11 van 31
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
Korenweg te Zelhem Projectnummer: S130087
de Formatie van Boxtel gerekend. Het reliëf, dat hierbij is ontstaan, wordt gekenmerkt door vlaktes, depressies en dekzandkopjes, afgewisseld met langgerekte ruggen. In de omgeving van het plangebied is een plateau ontstaan. De vlakke delen van deze plateauachtige vorm zijn later mede onder invloed van de mens ontstaan. Op de geomorfologische kaart van Nederland schaal 1:50.000 (afbeelding 2.2) staat aangegeven dat het plangebied op een dekzandplateau (code 4F5) ligt. Op basis van de hoogtekaart (geraadpleegd via www.AHN.nl, afbeelding 2.3) lijkt het plangebied op een lager deel van het dekzandplateau te liggen weergegeven in oranje gele tot groene kleuren, op de overgang naar de lager gelegen golvende dekzandvlakte (weergegeven in blauwe kleuren).
LEGENDA ▲ Dekzand dunner dan 2 m: matig fijn en matig grof zand (Laagpakket van Wierden, Formatie van Boxel) Tw4
Fluvioperiglaciale afzettingen: slibhoudend fijn zand met dunne klei- en leemlagen (Formatie van
Boxtel) Kr2
Dekzand dunner dan 2 m op fluviatiele afzettingen (Formatie van Kreftenheye)
Afbeelding 2.1: Ligging van het plangebied op de Geologische kaart van Nederland 1:50.000, aangegeven met het rode kader (Bron: RGD 1977, blad 40 oost, Arnhem)
© Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden
12 van 31
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
Korenweg te Zelhem Projectnummer: S130087
LEGENDA 4F5
Dekzandplateau al dan niet met oud-bouwlanddek
3L5
Golvende dekzandvlakte
3/4K14 Dekzandrug, al dan niet met oud landbouwdek 2M9
Vlakte van ten dele verspoelde dekzanden
3N8
Laagte ontstaan door afgraving
3N5
Laagte zonder randwal, niet moerassig
2R2
Dalvormige laagte zonder veen
Afbeelding 2.2: Ligging van het plangebied op de Geomorfologische kaart van Nederland 1:50.000, aangegeven met het rode kader . (Bron: Stiboka en RGD 1985, blad 40 Arnhem).
© Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden
13 van 31
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
Korenweg te Zelhem Projectnummer: S130087
LEGENDA Blauw : 13,36 – 15,15 m +NAP Groen : 15,15 – 15,78 m +NAP Geel :
15,78 –15,88 m +NAP
Oranje : 15,88 –16,35 m +NAP Afbeelding 2.3: Ligging van het plangebied op het Actueel Hoogtebestand van Nederland (AHN), aangegeven met het rode kader (Bron: www.ahn.nl).
© Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden
14 van 31
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
Korenweg te Zelhem Projectnummer: S130087
Bodem Op de Bodemkaart van Nederland schaal 1:50.000 (afbeelding 2.4) is te zien dat in het zuidoostelijke deel van het plangebied bruine enkeerdgronden in leemarm en zwak lemig fijn zand (code bEZ21) voorkomen. In het noordwestelijke deel komen beekeerdgronden in lemig fijn zand (code pZg23) voor. De enkeerdgronden zijn ontstaan, doordat vanaf circa 1500 op grote schaal het systeem van potstalbemesting werd toegepast. Plaggen werden met mest van het vee vermengd en op de akkers uitgespreid om de bodem vruchtbaarder te maken. In de loop van de tijd is een plaggendek op de oorspronkelijke bodem ontstaan. Het plaggendek van de enkeerdgronden is dikker dan 50 cm.
LEGENDA bEZ21 : bruine enkeerdgronden in leemarm en zwak lemig fijn zand pZg23
: beekeerdgronden in lemig fijn zand
zEZ21
: hoge zwarte enkeerdgronden in leemarm en zwak lemig fijn zand
Afbeelding 2.4: Ligging van het plangebied op de Bodemkaart van Nederland 1:50.000, aangegeven met het rode kader (Bron: Stichting voor Bodemkartering 1986).
Op basis van de kleur van het plaggendek worden de gronden bruine, dan wel zwarte enkeerdgronden genoemd. De bouwvoor is donker gekleurd en circa 20-30 cm dik (Aap-horizont). Hieronder ligt het oudere niveau van het plaggendek (Aa-horizont), die meestal wat lichter van kleur is. Onder het plaggendek ligt de oorspronkelijke bodem, waarschijnlijk een podzolgrond. In dekzanden is podzolering een natuurlijk bodemvormend proces. Bij podzolering worden humus, ijzer en mangaan uit de bovenste bodemlagen uitgespoeld en vindt inspoeling van deze bestanddelen in diepere bodemlagen plaats. De podzolgrond bestaat uit een A-horizont, waaronder een E-horizont (uitspoelingshorizont) aanwezig is. Hieronder ligt de bruine B-horizont (inspoelingshorizont), die geleidelijk overgaat in de C-horizont.15 Afhankelijk van de vroegere bodembewerking is de oorspronkelijke A-, E- en/of B-horizont in meer of mindere mate intact. Vaak zijn deze horizonten door verploeging met de onderste helft van het plaggendek vermengd geraakt.
© Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden
15 van 31
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
Korenweg te Zelhem Projectnummer: S130087
De beekeerdgronden zijn kenmerkend voor de lage delen in het landschap, zoals de laagten en beekdalen. Ze hebben een bovengrond (Ap-horizont) van 15-35 cm dik,16 die direct op de C-horizont ligt. Deze eerdlaag is onder natuurlijke omstandigheden ontstaan. Op deze laaggelegen gronden wordt veel organisch materiaal geproduceerd, maar is de afbraak laag, vanwege de hoge grondwaterstand. Dit leidt tot het ontstaan van een humeuze eerdlaag. Op de bodemkaart staan de gemiddelde grondwaterstanden aangegeven. In het plangebied is ter plaatse van de enkeerdgrond sprake van een diepe grondwaterstand, grondwatertrap VII. Dit betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand tussen 40-80 cm beneden maaiveld ligt en de gemiddeld laagste grondwaterstand dieper dan 120 cm beneden maaiveld wordt aangetroffen. Ter plaatse van de beekeerdgrond is sprake van grondwatertrap III. Dit betekent dat de gemiddeld hoogste grondwaterstand onder de 40 cm beneden maaiveld ligt en de gemiddeld laagste grondwaterstand tussen de 80 en 120 cm beneden maaiveld wordt aangetroffen.
© Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden
16 van 31
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
Korenweg te Zelhem Projectnummer: S130087
2.3
Archeologische waarden in en rondom het plangebied In deze paragraaf wordt gekeken of binnen en rond het plangebied archeologische en/of ondergrondse bouwhistorische waarden bekend zijn. Hiervoor zijn de volgende bronnen binnen de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) geraadpleegd:
•
Centraal Archeologisch Archief (CAA)
•
Centraal Monumenten Archief (CMA)
•
Archeologisch Informatie Systeem (ARCHIS II)
Daarnaast zijn de volgende bronnen geraadpleegd:
•
Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Bronckhorst
•
gegevens van amateur archeologen
Volgens de IKAW (Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden) van de RCE geldt voor het plangebied een hoge archeologische verwachting, met uitzondering van de noordwestelijke punt waarvoor een middelhoge archeologische verwachting geldt (bijlage 2). Op de Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Bronckhorst heeft het plangebied een hoge archeologische waarde. Vanwege het gedetailleerde schaalniveau en het beleid van de gemeente wordt deze kaart als leidend beschouwd.
© Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden
17 van 31
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
Korenweg te Zelhem Projectnummer: S130087
Afbeelding 2.5: Ligging van het plangebied op de Archeologische Verwachtingskaart van de gemeente Bronckhorst, aangegeven met het blauwe kader (Bron: Raap-rapport 1748, kaartbijlage 2). Uit de archieven en ARCHIS II van de RCE blijkt dat binnen het plangebied geen archeologische monumenten, waarnemingen en onderzoeksmeldingen aanwezig zijn (bijlage 2). Uit de directe omgeving (binnen een straal van 350 m) zijn twee waarnemingen en drie onderzoeksmeldingen bekend.
Monumenten, waarnemingen en onderzoeksmeldingen binnen een straal van 350 m van het plangebied: Onderzoeksmelding 36866 betreft een bureau- en booronderzoek uitgevoerd voor een locatie direct ten noorden van het huidige plangebied. Tijdens het booronderzoek werden archeologische indicatoren aangetroffen die wezen op de aanwezigheid van een vindplaats uit de late bronstijd – vroege ijzertijd en vroege middeleeuwen. Vervolgens werd in een deelgebied een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd (onderzoeksmelding 37437). Tijdens het onderzoek werd een vindplaats uit de late bronstijd – vroege ijzertijd aangetroffen. De archeologische resten werden als behoudenswaardig geclassificeerd. Er werd geadviseerd om de resten in situ te behouden. Indien behoud in situ niet mogelijk zou zijn, werd geadviseerd de resten door middel van een opgraving ex situ te behouden. Onderzoekmelding 12.518 In opdracht van de gemeente Bronckhorst heeft Synthegra in 2005 een bureauonderzoek uitgevoerd voor de voormalige gemeente Zelhem. Het onderzoeksgebied beslaat de gehele voormalige gemeente en het onderzoek vormt een onderdeel van het TRAP (Toeristisch Recreatief Archeologisch Project). De noordwestelijke grens van het onderzoeksgebied ligt op een afstand van circa 350 m ten noordwesten van het huidige plangebied.
© Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden
18 van 31
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
Korenweg te Zelhem Projectnummer: S130087
2.4
Historische ontwikkeling Voor de historische ontwikkeling is historisch kaartmateriaal en relevante achtergrondliteratuur geraadpleegd, dat in onderstaande paragraaf is weergegeven. e
Op het minuutplan uit het begin van de 19 eeuw (afbeelding 2.6) is te zien dat voorlopers van de Wisselinkweg en de Korenweg al aanwezig zijn. Binnen het plangebied bevindt zich geen bebouwing, wel is te zien dat direct ten noordwesten van het plangebied bebouwing aanwezig is. Op de kaart uit circa 1830-1855 (afbeelding 2.7) is te zien dat het plangebied in gebruik is als bouwland direct ten noorden van het plangebied bevindt zich een bosperceel en ten noordwesten van het plangebied bevindt zich bebouwing. Op de kaarten uit 1908 en 1955-1965 (afbeelding 2.8 en 2.9) is de bebouwing direct en noordwesten van het plangebied verdwenen. Ten noorden van het plangebied bevindt zich nu bebouwing. Het plangebied is ook op deze kaarten in gebruik als bouwland
e
Afbeelding 2.6: Ligging van het plangebied op het minuutplan uit het begin van de 19 eeuw, aangegeven met het rode kader (Bron: www.watwaswaar.nl).
© Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden
19 van 31
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
Korenweg te Zelhem Projectnummer: S130087
Afbeelding 2.7: Ligging van het plangebied op de kaart uit circa 1830-1855, aangegeven met het rode kader. (Bron: Wolters Noordhoff Atlasproducties 1990, Oost-Nederland, blad 101).
Afbeelding 2.8: Ligging van het plangebied op de kaart uit 1908, aangegeven met het rode kader (Bron: Uitgeverij Nieuwland 2005, Gelderland, blad 472).
© Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden
20 van 31
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
Korenweg te Zelhem Projectnummer: S130087
Afbeelding 2.9: Ligging van het plangebied op de kaart uit circa 1955-1965, aangegeven met het rode kader (Bron: Uitgeverij 12 Provinciën 2006/2007, blad 177).
Bodemverstoring Binnen het plangebied zijn geen bodemverontreinigingen, saneringen of ondergrondse olietanks, 5
benzinepompinstallaties en dergelijke bekend waardoor archeologische resten mogelijk verloren zijn gegaan.
5
www.bodemloket.nl
© Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden
21 van 31
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
Korenweg te Zelhem Projectnummer: S130087
2.5
Gespecificeerde archeologische verwachting Op basis van bovenstaand bureauonderzoek is voor het plangebied een gespecificeerde archeologische verwachting opgesteld, waarvan de essentie is weergegeven in tabel 2.1. Op de gemeentelijke Verwachtingskaart heeft het plangebied een hoge archeologische waarde. Het plangebied ligt op een dekzandplateau, op de overgang naar de golvende dekzandvlakte. In het plangebied heeft zich naar verwachting hoofdzakelijk een podzolgrond ontwikkeld, die is afgedekt met een plaggendek. In het lager gelegen westelijke deel heeft zich naar verwachting een beekeerdgrond gevomd. In de ondergrond bevinden zich fluvioperiglaciale afzettingen bedekt met dekzand. Op grond van de ouderdom van het dekzand kunnen in het plangebied vindplaatsen aanwezig zijn vanaf het laat-paleolithicum. Voor de prehistorische mens speelde het landschap een belangrijke rol in de keuze voor een bewoningsplaats. Als woon- en verblijfplaats kozen de jager-verzamelaars vaak voor de flanken van hoger liggende terreingedeelten in het landschap, bij voorkeur in de buurt van water. Het plangebied ligt op de rand van een hoog gelegen dekzandplateau naast een lager gelegen golvende dekzandvlakte, maar In de onmiddellijke nabijheid van het plangebied was geen waterloop aanwezig. Daarom geldt voor het plangebied een middelhoge verwachting voor bewoningssporen uit het laatpaleolithicum en mesolithicum. De vuursteenvindplaatsen bestaan voornamelijk uit strooiing van vuursteenfragmenten en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen. Deze resten worden ter plaatse van de enkeerdgronden onder het plaggendek in de bovengrond van de podzolgrond verwacht. Ter plaatse van de verwachte beekeerdgronden worden ze in de eerdlaag van de beekeerdgrond verwacht. Vanaf het neolithicum schakelt de prehistorische mens geleidelijk over van jagen/verzamelen naar landbouw en veeteelt. Door deze overschakeling kan men het nomadische bestaan achter zich laten en overschakelen op een sedentaire levenswijze. De nederzettingslocaties blijven hetzelfde. Nog steeds verkiest men hogere, droge gebieden nabij water. In de loop van het mesolithicum trad in het lagere deel van het plangebied vernatting op door een verhoging van de grondwaterstand en ontwikkelde zich daar de beekeerdgrond. De relatief hoge grondwaterstand, maakte het lagere, westelijke deel van het plangebied tot een minder aantrekkelijke bewoningsplaats. Voor het lagere deel van het plangebied geldt mede door de vernatting een lage verwachting voor nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen. Het hoger gelegen deel van het dekzandplateau was wel een geschikte bewoningsplaats. Bovendien is direct ten noorden van het huidige plangebied, een vindplaats uit de late bornstijd – vroege ijzertijd aangetroffen. Voor bovengenoemde periode geldt voor het hoger gelegen deel van het dekzandplateau een hoge verwachting. Archeologische resten uit deze periode bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere grondsporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Het sporenniveau wordt op het dekzandplateau onder het plaggendek verwacht in de B-horizont van de onderliggende veldpodzolgrond. Ter plekke van de beekeerdgrond kunnen eventuele sporen worden verwacht onder de eerdlaag. In de late middeleeuwen concentreerde de bewoning zich met name rond oudere bewoningskernen. De buitengebieden werden benut voor agrarische doeleinden. Het plangebied behoorde bij het buitengebied. Op de historische kaarten is geen bebouwing in het plangebied aanwezig. Om deze reden geldt voor het plangebied voor de periode vanaf de late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd een lage verwachting voor historische bebouwing.
© Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden
22 van 31
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
Korenweg te Zelhem Projectnummer: S130087
Bodem
periode
verwachting
Kenmerken vindplaats
Diepteligging
sporen Hoge
bruine
enkeerdgronden
laat-
Bewoningssporen, tijdelijke
Onder het
paleolithicum –
kampementen: vuursteen
plaggendek
mesolithicum
artefacten, haardkuilen
neolithicum –
middelhoog
hoog
Nederzetting: cultuurlaag,
Onder het
vroege
fragmenten aardewerk,
plaggendek tot diep
middeleeuwen
natuursteen,
in de C-horizont
gebruiksvoorwerpen late
laag
vanaf maaiveld
middeleeuwen – nieuwe tijd
Bodem
periode
verwachting
Kenmerken vindplaats
Diepteligging
sporen Beekeerdgrond
laat-
(westelijke rand)
paleolithicum –
kampementen: vuursteen
mesolithicum
artefacten, haardkuilen
neolithicum –
middelhoog
laag
Bewoningssporen, tijdelijke
Onder de eerdlaag
Nederzetting: cultuurlaag,
in de eerdlaag tot
vroege
fragmenten aardewerk,
diep in de C-horizont
middeleeuwen
natuursteen, gebruiksvoorwerpen
late
laag
vanaf maaiveld
middeleeuwen – nieuwe tijd Tabel 2.1: Archeologische verwachting per periode en per bodemtype.
© Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden
23 van 31
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
Korenweg te Zelhem Projectnummer: S130087
3
Inventariserend Veldonderzoek
3.1
Methode Op basis van het gespecificeerde verwachtingsmodel uit het bureauonderzoek is een verkennend booronderzoek met een boordichtheid van ten minste 5 boringen per hectare uitgevoerd. Hiermee is het onderzoek verkennend voor zowel vuursteenvindplaatsen uit de steentijd als voor nederzettingsresten uit de latere perioden. Aangezien het plangebied circa 2 hectare groot is, zijn in totaal 10 boringen gezet. Voor zover de terreinomstandigheden (bebouwing, verhardingen, begroeiing etc.) het toelieten, is een boorgrid van 40 x 50 m gehanteerd, waarbij de afstand tussen de raaien 40 m en de afstand tussen de boringen 50 m bedraagt. Voor een optimale verdeling van de boringen verspringt het beginpunt van een raai 20 m ten opzichte van de naastgelegen raai. De exacte boorlocaties zijn ingemeten met een handheld GPS. Er is geboord met een Edelmanboor met een diameter van 7 cm. De boringen zijn uitgevoerd tot minimaal 25 cm in de C-horizont. Het opgeboorde sediment is geïnspecteerd op de aanwezigheid van archeologische 6
indicatoren. De boringen zijn lithologisch beschreven conform de NEN 5104
7
en bodemkundig
geïnterpreteerd.
3.2
Beschrijving en interpretatie van de boorgegevens De locaties van de boringen staan in bijlage 3 en de boorprofielen in bijlage 4. Binnen het terrein zijn hoogteverschillen waargenomen. Het terrein loopt in westelijke richting af. Op basis van het bureauonderzoek werden in het plangebied hoofdzakelijk hoge bruine enkeerdgronden verwacht .In de westelijke rand van het plangebied werden beekeerdgronden verwacht. Aan het oppervlak zou dekzand moeten liggen met in de ondergrond fluvioperiglaciale afzettingen.
De boringen laten een eenduidig beeld zien. Op een diepte variërend van 65 tot 110 cm beneden het maaiveld is inderdaad dekzand (Laagpakket van Wierden, Formatie van Boxtel) aangetroffen, dat uit zwak siltig, matig fijn, roesthoudend zand bestond. De fluvioperiglaciale afzettingen zijn niet aangetroffen, deze zullen waarschijnlijk dieper liggen dan de maximale boordiepte van 135 cm beneden maaiveld. In alle boringen is een plaggendek aangetroffen. De dikte van het plaggendek, in combinatie met de bouwvoor varieert van 55 tot 85 cm. Het plaggendek bestaat uit matig fijn, zwak tot sterk humeus, zwak siltig, (donker)bruin zand. In de boringen is onder het plaggendek een restant van een podzolgrond aangetroffen. De oorspronkelijke bovengrond (Apb-horizont) en de E-horizont ontbraken, deze zijn vermoedelijk opgenomen in het bovenliggende plaggendek. Onder het plaggendek in alle boringen was een 15 tot 30 cm dikke, bruine BC-horizont aanwezig, die geleidelijk overging in de C-horizont. Een beekeerdgrond, gekenmerkt door een donkere bovengrond (Ap-horizont) van 30 tot 50 cm dik, die direct op de C-horizont ligt, is niet aangetroffen.
6
Nederlands Normalisatie-instituut 1989.
7
De Bakker en Schelling 1989.
© Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden
24 van 31
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
Korenweg te Zelhem Projectnummer: S130087
3.3
Archeologische indicatoren Bij de controle van het opgeboorde bodemmateriaal zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen die wijzen op de aanwezigheid van een archeologische vindplaats. Dit was ook niet het specifieke doel van het verkennende onderzoek.
3.4
Archeologische interpretatie In alle boringen is een plaggendek aangetroffen waaronder de natuurlijke podzolgrond deels intact aanwezig was. Vuursteenvindplaatsen bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen. Vuursteenvindplaatsen worden vooral in de bovengrond van de podzolgrond aangetroffen, aangezien de bovengrond van de podzolgrond is opgenomen in de onderkant van het plaggendek zullen eventuele vuursteenvindplaatsen niet meer intact aanwezig zijn. De middelhoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum kan daarom naar laag worden bijgesteld. Nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd bestaan niet alleen uit fragmenten vuursteen of aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de Chorizont reiken en zijn mogelijk nog intact. Aangezien in alle boringen een restant van de B-horizont van de podzolgrond is aangetroffen, kan geconcludeerd worden dat de top van de C-horizont nog grotendeels intact is. Daarom kan de middelhoge verwachting om archeologische waarden uit de perioden neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen aan te treffen voor het plangebied worden gehandhaafd. De lage verwachting voor de periode late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd kan eveneens worden gehandhaafd vanwege het ontbreken van vondsten uit deze periode.
© Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden
25 van 31
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
Korenweg te Zelhem Projectnummer: S130087
4
Conclusies en aanbevelingen
4.1
Inleiding Het doel van het archeologisch bureauonderzoek was het opstellen van een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. Voor het plangebied gold op basis van het bureauonderzoek een middelhoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen uit het laat-paleolithicum en mesolithicum. Voor nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen gold een hoge verwachting. Voor de late middeleeuwen en de nieuwe tijd gold een lage verwachting. Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen van deze verwachting.
4.2
Conclusies / beantwoording onderzoeksvragen De onderzoeksvragen kunnen als volgt worden beantwoord: 1.Wat is a) de aard (ontstaanswijze), b) diepteligging en c) ouderdom van de relevante natuurlijke afzettingen in het omringende gebied (binnen een afstand tot ca. 200 m van de onderzoekslocatie) en in de ondiepe ondergrond? d) Hoe dik is de holocene deklaag? De C-horizont bestaat uit dekzand (Laagpakket van Wierden, Formatie van Boxtel), dat door de wind is afgezet tijdens het Weichselien. Er is geen sprake van een holocene deklaag. 2. Wat is a) de aard (ontstaanswijze en classificatie) b) diepteligging, c) genese en d) gaafheid van natuurlijke bodemhorizonten in het omringende gebied? In de C-horizont heeft zich naar verwachting hoofdzakelijk een podzolgrond (code Hn21) ontwikkeld. Aan de westelijke rand heeft zich naar verwachting een beekeerdgrond (code pZg23) gevormd 3. Wat is a) de aard (ontstaanswijze), b) diepteligging, c) genese en d) gaafheid van eventueel aanwezige antropogene bodemhorizonten (akkerlagen en overige ‘verstoringslagen’, bemestingslagen e.d) in het omringende gebied? Er is mogelijk sprake van plaggendek (code bEZ21) dat is ontstaan vanaf circa 1500 toen op grote schaal het systeem van potstalbemesting werd toegepast. 4. Wat is a) de aard (ontstaanswijze), b) dikte, en c) omvang van eventueel in het omringende gebied voorkomende afdekkende lagen en de (geschatte) ouderdom daarvan (plaggendek, stuifzandlaag, colluvium, kleidek, afvallaag, ophogingslaag)? Een plaggendek van een enkeerdgrond heeft per definitie een minimale dikte van 50 cm. 5. Wat is het historisch landgebruik van de onderzoekslocatie en het omringende gebied geweest, uitgaande van a) kaarten van de Man, b) de Hottingerkaart, c) het Kadastraal minuutplan, d) de Topografisch Militaire Kaart 1850 en e) het Bonneblad? Het historisch landgebruik betrof landbouw. Het plangebied had de functie bouwland. In het plangebied was geen historische bebouwing aanwezig. 6. Welke gegevens met betrekking tot archeologische complexen (‘waarnemingen’ inclusief uitkomsten historisch kaartonderzoek uit 5) zijn reeds binnen het onderzoeksgebied en/of binnen de landschappelijke eenheden rondom de onderzoekslocatie bekend? Vermeld per vondst- en/of spoorcomplex minimaal: a) bronvermelding (onderzoeksrapportages, ARCHIS-gegevens), b) de materiaalcategorieën, c) ouderdom, d) ruimtelijke (geografische) verspreiding, e) stratigrafische verspreiding (diepteligging en/of dikte vondstlaag), f ) fragmentatie,
© Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden
26 van 31
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
Korenweg te Zelhem Projectnummer: S130087
g) waarnemingsmethode, h) interpretatie, dat wil zeggen zowel systemisch (indien redelijkerwijs uit de gegevens af te leiden) als volgens het principediagram in figuur 2 op pagina 52 (zo gespecificeerd mogelijk (top-down typering) op basis van de waarnemingen). Ten noorden van het plangebied, gelegen in dezelfde landschappelijke eenheid (dekzandplateau, hoge enkeerdgrond) is tijdens een proefsleuvenonderzoek een vindplaats uit de late bronstijd / vroege ijzertijd aangetroffen (onderzoeksmelding 37.437). De vindplaats werd als behoudenswaardig geclassificeerd. 7. Gegeven 1 tot en met 4; met welke (primaire) natuurlijke formatieprocessen (fasen van sedimentatie, erosie, laterale verplaatsing, bodemvorming, degradatie e.d.) heb je te maken in het onderzoeksgebied Van het verwachte plaggendek gaat een conserverende werking uit op eventueel aanwezige archeologica. 8. Gegeven 5 en 6; met welke (primaire) culturele formatieprocessen (grondbewerking, bemesting, ophoging, betreding, percelering, [de-]constructie, materiaaltypen, materiaalgebruik en materiaaldepositie e.d.) heb je te maken in het onderzoeksgebied [inclusief (sub)recente36 bodemverstoring als gevolg van (sub)recent landgebruik/inrichting]? Het plangebied is voor zover bekend altijd in gebruik geweest als bouwland en niet bebouwd geweest. Naar verwachting is de bodemverstoring gering. 9. Gegeven 7 en 8; welke kunnen een rol hebben gespeeld bij de totstandkoming (geografisch en stratigrafisch) van eventuele aanwezige vondstspreidingen, de vondstdichtheid, vondst- en spoorniveaus (stratigrafisch), en de fysieke kwaliteit van eventueel aanwezige archeologische resten? Door verploeging kunnen de archeologische vondsten verspreid voorkomen in het plaggendek. Het archeologisch sporenniveau kan zijn gedegradeerd. 10. Gegeven 1 tot en met 9; wat is de aard (mobilia [materiaalsoorten, fragmentatie, dichtheden], immobilia, ruimtelijke en stratigrafische spreiding, etc.) van (mogelijk) aanwezige vondst- en/of spoorcomplexen? Archeologische resten uit het laat-paleolithicum en het mesolithicum bestaan hoofdzakelijk uit fragmenten vuursteen en grondsporen van bijvoorbeeld ondiepe haardkuilen en bevinden zich in de bovengrond van de podzolgrond. Archeologische resten uit het neolithicum tot en met de vroege middeleeuwen worden verwacht in de bovengrond van de podzolgrond en kunnen tot diep in de C-horizont reiken. Archeologische resten uit de late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd worden verwacht vanaf het maaiveld. 11. Hoe manifesteren deze zich tijdens prospectieonderzoek (prospectiekenmerken, geografisch en stratigrafisch)? Een matig tot hoge dichtheid aan vondsten en sporen waarvan de vondstlaag gedeeltelijk is opgenomen in de bouwvoor. 12. Welke vondst- en/of spoorcomplexen (conform het principediagram) kunnen binnen het onderzoeksgebied aangetoond worden? Licht beargumenteerd toe. Buitencategorie Type 4 complex, uitgaande van de aanwezigheid van een plaggendek. 13. Met de inzet van welke zoekmethoden (detectie- en waarnemingsvorm, monsterbehandeling en zoekstrategieën) kunnen deze vondst- en/of spoorcomplexen (indicatoren) systematisch opgespoord worden (zoeksleuven, booronderzoek, veldkartering, geofysisch etc.)? Licht beargumenteerd toe met verwijzing naar de verschillende KNA-leidraden. Oppervlaktekartering indien het oppervlak en de omstandigheden zich daartoe lenen, booronderzoek en proefsleuvenonderzoek.
© Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden
27 van 31
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
Korenweg te Zelhem Projectnummer: S130087
De volgende vragen worden beantwoord op basis van de resultaten van het veldwerk; 14. Wat is a) de aard (ontstaanswijze, textuur, kleur), b) diepteligging en c) ouderdom van de relevante natuurlijke afzettingen in de ondiepe ondergrond ter plaatse van het onderzoeksgebied? d) hoe dik is de holocene deklaag? Op een diepte variërend van 65 tot 110 cm beneden het maaiveld is dekzand (Laagpakket van Wierden, Formatie van Boxtel) aangetroffen, dat uit zwak siltig, matig fijn, roesthoudend zand bestond. De fluvioperiglaciale afzettingen zijn niet aangetroffen, deze zullen waarschijnlijk dieper liggen dan de maximale boordiepte van 135 cm beneden maaiveld. Het dekzand is afgezet door de wind tijdens het Weichselien. Er is geen holocene deklaag aanwezig. 15. Wat is a) de aard (kleur, textuur, samenstelling), b) diepteligging, c) genese en d) gaafheid van natuurlijke en eventueel antropogene bodemhorizonten (akkerlagen en overige ‘verstoringslagen’, bemestingslagen e.d.), ter plaatse van het onderzoeksgebied? In de boringen is onder het plaggendek een restant van een podzolgrond aangetroffen. De oorspronkelijke bovengrond (Apb-horizont) en de E-horizont ontbraken, deze zijn vermoedelijk opgenomen in het bovenliggende plaggendek. Onder het plaggendek in alle boringen was een 15 tot 30 cm dikke, bruine BChorizont aanwezig, die geleidelijk overging in de C-horizont. Een beekeerdgrond, gekenmerkt door een donkere bovengrond (Ap-horizont) van 30 tot 50 cm dik, die direct op de C-horizont ligt, is niet aangetroffen. 16. Wat is a) de aard, b) dikte en c) omvang van eventueel ter plaatse van het onderzoeksgebied voorkomende afdekkende lagen en de (geschatte) ouderdom daarvan (plaggendek, stuifzandlaag, kleidek, afvallaag, ophogingslaag)? In alle boringen is een plaggendek aangetroffen. De dikte van het plaggendek, in combinatie met de bouwvoor varieert van 55 tot 85 cm. Het plaggendek bestaat uit matig fijn, zwak tot sterk humeus, zwak siltig, (donker)bruin zand. De plaggendekken zijn ontstaan, doordat vanaf circa 1500 op grote schaal het systeem van potstalbemesting werd toegepast. Plaggen werden met mest van het vee vermengd en op de akkers uitgespreid om de bodem vruchtbaarder te maken. In de loop van de tijd is een plaggendek op de oorspronkelijke bodem ontstaan. 17. Indien er afdekkende lagen voorkomen; wat is a) de aard (ontstaanswijze, kleur, textuur, samenstelling), b) gaafheid en c) dikte van het onderliggende afgedekte bodemprofiel (natuurlijke en antropogene bodemhorizonten zoals oude akkerlagen) en/of afzettingen? In de boringen is onder het plaggendek een restant van een podzolgrond aangetroffen. De oorspronkelijke bovengrond (Apb-horizont) en de E-horizont ontbraken, deze zijn vermoedelijk opgenomen in het bovenliggende plaggendek. Onder het plaggendek in alle boringen was een 15 tot 30 cm dikke, bruine BChorizont aanwezig, die geleidelijk overging in de C-horizont. Een beekeerdgrond, gekenmerkt door een donkere bovengrond (Ap-horizont) van 30 tot 50 cm dik, die direct op de C-horizont ligt, is niet aangetroffen. 18. Wat is a) de diepte tot waarop artefacten van recente ouderdom (‘modern’ afvalmateriaal) in het bodemprofiel voorkomen en/of b) tot welke diepte in het bodemprofiel is sprake van een ‘recente’ bodemverstoring (bodemgaafheid)? De recente bodemverstoring beperkt zich tot de bouwvoor.
Omdat een verkennend booronderzoek is uitgevoerd en geen archeologische resten zijn aangetroffen zijn de overige vragen niet beantwoord.
© Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden
28 van 31
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
Korenweg te Zelhem Projectnummer: S130087
4.3
Aanbevelingen Op grond van de resultaten van het onderzoek wordt voor het plangebied vervolgonderzoek geadviseerd. Op basis van de resultaten van het verkennend booronderzoek is mogelijk een archeologische vindplaats uit de prehistorie in het plangebied aanwezig. Wanneer de geplande graafwerkzaamheden dieper reiken dan 40 cm beneden maaiveld kunnen eventueel aanwezig archeologische resten verloren gaan en is vervolgonderzoek noodzakelijk. Bovenstaand advies vormt een zogenaamd selectieadvies. Met nadruk willen wij de opdrachtgever erop wijzen dat dit selectieadvies nog niet betekent dat al bodemverstorende activiteiten of daarop voorbereidende activiteiten kunnen worden ondernomen. De resultaten van dit onderzoek zijn beoordeeld door de bevoegde overheid (gemeente Bronckhorst), die vervolgens een selectiebesluit neemt. Er is geprobeerd een zo gefundeerd mogelijk advies te geven op grond van de gebruikte onderzoeksmethoden. De aanwezigheid van archeologische sporen of resten in het plangebied kan nooit volledig worden uitgesloten. Synthegra wil de opdrachtgever er daarom op wijzen dat, mochten tijdens de geplande werkzaamheden archeologische waarden worden aangetroffen, conform artikel 53 van de Monumentenwet uit 1988 (herzien in 2007) een meldingsplicht geldt bij de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap of bij de hem vertegenwoordigende bevoegde overheid, de gemeente Bronckhorst.
© Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden
29 van 31
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
Korenweg te Zelhem Projectnummer: S130087
Literatuur en kaarten Literatuur
Bakker, H. de en J. Schelling, 1989: Systeem van bodemclassificatie voor Nederland, de hogere niveaus. Staring Centrum, Wageningen. Berendsen, H.J.A., 2004: De vorming van het land. Van Gorcum, Assen. Berendsen, H.J.A., 2005: Landschappelijk Nederland. Van Gorcum, Assen. Berkel, G. van, en K. Samplonius, 2006: Nederlandse plaatsnamen. Herkomst en Historie. Prisma, Utrecht. Hendrikx, J.A., 1998: De ontginning van Nederland. Het ontstaan van de agrarische cultuurlandschappen in Nederland. Matrijs, Utrecht. Mulder, E.F.J. de, M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff en T.E. Wong, 2003: De ondergrond van Nederland. Wolters-Noordhoff, Groningen/Houten Nederlands
Normalisatie-instituut,
1989:
NEN
5104
Geotechniek
-
Classificatie
van
onverharde
grondmonsters. Nederlands Normalisatie-instituut, Delft. Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 2006: Leidraad inventariserend veldonderzoek; Deel: karterend booronderzoek (aanvulling op de KNA 3.1). SIKB, Gouda. Stichting Infrastructuur Kwaliteitsborging Bodembeheer, 2010: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2. SIKB, Gouda.
Stichting voor Bodemkartering, 1975: Bodemkaart van Nederland schaal 1:50.000, toelichting bij de kaartbladen 40 West en Oost Arnhem, Wageningen. Willemse, N.W. en M.H.J.M. Kocken, 2012: Archeologie met beleid. Afwegingskader voor archeologiebeleid in de Regio Achterhoek. Raap rapport 2501. Kaarten
Stichting voor Bodemkartering en Rijks Geologische Dienst, 1975: Geomorfologische kaart van Nederland schaal 1:50.000, blad 40 .Wageningen/Haarlem. Rijks Geologische Dienst, 1977: Geologische kaart van Nederland 1:50.000, blad 40 Oost (Arnhem), Haarlem. Stichting voor Bodemkartering, 1985: Bodemkaart van Nederland schaal 1:50.000, blad 40 Oost (Arnhem) Wageningen.
© Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden
30 van 31
Project:
Bureauonderzoek en Inventariserend Veldonderzoek, verkennend booronderzoek,
Korenweg te Zelhem Projectnummer: S130087
Topografische Dienst, 1998: Topografische kaart van Nederland, schaal 1:25.000. Emmen. Uitgeverij Nieuwland, 2005: Grote Historische Atlas van Gelderland, circa 1905, schaal 1:25.000. Tilburg. Uitgeverij 12 Provinciën, 2006/2007: Atlas van Topografische kaarten. Nederland 1955-1965, schaal 1:50.000. Landsmeer. Wolters Noordhoff Atlasproducties, 1990: Grote Historische Atlas van Nederland; 3 Oost Nederland 1830– 1855, schaal 1:50.000. Groningen. Internet (geraadpleegd oktober 2013) www.archis2.archis.nl www.ahn.nl www.bodemloket.nl www.dinoloket.nl www.watwaswaar.nl
© Synthegra bv, Olmenlaan 6a, NL-3833 AV Leusden
31 van 31
Bijlagen:
Bijlage 1:
Overzicht van relevante geologische en archeologische tijdvakken
Overzicht geologische en archeologische tijdvakken
Ouderdom in jaren
Chronostratigrafie
MIS
Holoceen 11.755 12.745 13.675 14.025
LaatWeichselien (LaatGlaciaal)
15.700
1 Late Dryas (koud) Allerød (warm) Vroege Dryas (koud) Bølling (warm)
Lithostratigrafie Formaties: Naaldwijk (marien), Nieuwkoop (veen), Echteld (fluviatiel)
2
LaatPleniglaciaal 29.000
50.000
MiddenWeichselien (Pleniglaciaal)
MiddenPleniglaciaal VroegPleniglaciaal
3
Formatie van Kreftenheye
Formatie van Boxtel
4
75.000
VroegWeichselien (VroegGlaciaal) 115.000 130.000
370.000 410.000
5a 5c 5d
Eemien (warme periode)
5e
Saalien (ijstijd)
6
Holsteinien (warme periode)
Formatie van Beegden
5b
Eem Formatie Formatie van Drente Formatie van Urk
Elsterien (ijstijd) 475.000
Cromerien (warme periode) 850.000
Pre-Cromerien 2.600.000
Formatie van Sterksel
Formatie van Peelo
Cal. jaren v/n Chr. 1950
14
C jaren
Chronostratigrafie
Pollen zones
0
Vb2
1500
Subatlanticum koeler vochtiger
450 0 12
Vb1 Va
Vegetatie Loofbos eik en hazelaar overheersen haagbeuk veel cultuurplanten rogge, boekweit, korenbloem
Archeologische perioden Nieuwe tijd Middeleeuwen Romeinse tijd IJzertijd
800 815
2650
IVb Subboreaal koeler droger
2000
3755
IVa
5000
4900
5300
7020
8240
III
Boreaal warmer
II
Preboreaal warmer
I
8000
9000
8800 11.755
Atlanticum warm vochtig
10.150
12.745
10.800
13.675
11.800
14.025
12.000
15.700
13.000
LaatWeichselien (LaatGlaciaal)
Late Dryas
LW III
Allerød
LW II
Vroege Dryas LW I Bølling
35.000
Loofbos eik en hazelaar overheersen beuk>1% invloed landbouw (granen)
Bronstijd
Neolithicum
Loofbos eik, els en hazelaar overheersen in zuiden speelt linde een grote rol den overheerst hazelaar, eik, iep, linde, es eerst berk en later den overheersend
Mesolithicum
parklandschap dennen- en berkenbossen open parklandschap open vegetatie met kruiden en berkenbomen
MiddenWeichselien (Pleniglaciaal)
perioden met een poolwoestijn en perioden met een toendra
VroegWeichselien (VroegGlaciaal)
perioden met bos en perioden met een subarctisch open landschap
Laat-Paleolithicum
75.000
115.000 130.000
Eemien (warme periode)
Midden-Paleolithicum loofbos
Saalien (ijstijd) 300.000
Vroeg-Paleolithicum Chronostratigrafie voor Noordwest-Europa volgens Zagwijn (1974), Vandenberghe (1985) en De Mulder et al. (2003). Lithostratigrafie volgens De Mulder et al. (2003). Mariene isotoop stadium (MIS) volgens Bassinot et al. (1994). Atmosferische data volgens Stuiver et al. (1998). Zuurstofisotoop calibratie (OxCal) versie 3.9 Bronk Ramsey (2003), toegepast op het Laat-Weichselien en het Holoceen. Archeologische periode-indeling en ouderdom volgens de Rijksdienst voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB). Vegetatie bewerkt volgens Berendsen (2000). Pollenzones volgens P. Vos & P. Kiden (2005).
Bijlage 2:
Combinatiekaart IKAW, AMK en Archis waarnemingen
449000
±
Combinatiekaart IKAW, AMK en ARCHIS-waarnemingen Korenweg te Zelhem
47605
29901
:
3380
:
45198 45199
:
36866 34886 37437
::::
:
448000
:
12518
18256
10473
:
::
138291
:
:
138290
250
Meter 500
:
138289 50250
:::
0
219000
Legenda
: :: :
: Paleolithicum : Mesolithicum : Neolithicum
220000
archeologische verwachting trefkans hoog (water) middelhoog (water) laag (water) water
Bronstijd
hoog
Romeinse tijd
middelhoog
Vroege middeleeuwen
laag zeer laag
Late middeleeuwen Nieuwe tijd
niet gekarteerd onbekend
:
onderzoeksmeldingen
S130087_IKAW_Combi_09102013_HL
Archeologisch monument + monumentnummer Terrein van archeologische betekenis Terrein van archeologische waarde Terrein van hoge archeologische waarde Terrein van zeer hoge archeologische waarde Terrein van zeer hoge archeologische waarde, beschermd
plangebied
Bijlage 3:
Boorpuntenkaart
±
Boorpuntenkaart Korenweg te Zelhem schaal: 1:1500
Legenda 448200
Grens onderzoeksgebied !
Boring
S130087 BO-IVO-V_Veldkaart_09102013_HL_1.0
448100
!
!
Ko re
3
nw
1
!
!
!
eg
7
4
!
2
! 5
448000
!
!
!
8
9
6
447900
Wisselinkweg
0
12,5
25
50
Meter
219300
219400
10
Bijlage 4:
Boorprofielen
Pagina 1 / 2
Boring:
1
Boring: 0
0
Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, donkergrijs, Edelmanboor, Aap horizont scherpe ondergrens
2 0
0
Zand, zeer fijn, sterk humeus, donker bruingrijs, Edelmanboor, Aap horizont scherpe ondergrens
-40
-50
50
-65
-40
Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, donkerbruin, Edelmanboor, Aa horizont scherpe ondergrens
Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, donkerbruin, Edelmanboor, Aa horizont scherpe ondergrens
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig roesthoudend, bruin, Edelmanboor, BC horizont? geleidelijke ondergrens
-65
Zand, matig fijn, matig siltig, bruin, Edelmanboor, BC horizont ? geleidelijke ondergrens
Zand, matig fijn, zwak siltig, sporen roest, licht geelgrijs, Edelmanboor, dekzand Chorizont -95 -100
100
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht bruingrijs, Edelmanboor, dekzand Chorizont
100
-130
Boring:
3
Boring: 0
0
Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, donkergrijs, Edelmanboor, Aap horizont scherpe ondergrens
4 0
0
Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, donkergrijs, Edelmanboor, Aap horizont scherpe ondergrens -30
-35
50 -55
-75
Zand, matig fijn, matig siltig, matig humeus, donkerbruin, Edelmanboor, Aa horizont scherpe ondergrens
Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, donkerbruin, Edelmanboor, Aa horizont scherpe ondergrens 50
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig roesthoudend, bruin, Edelmanboor, BC horizont geleidelijke ondergrens
-70
Zand, matig fijn, zwak siltig, bruin, Edelmanboor, BC horizont geleidelijke ondergrens
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht geelbruin, Edelmanboor, dekzand Chorizont
100
-90
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak roesthoudend, licht geelbruin, Edelmanboor, dekzand Chorizont
100 -110
-120
Boring: 0
5
Boring: 0
Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, donkergrijs, Edelmanboor, Aap horizont scherpe ondergrens
0
-35
0
Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, donker grijsbruin, Edelmanboor, Aap horizont scherpe ondergrens
-35
Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, donkerbruin, Edelmanboor, Aa horizont
50
6
Zand, zeer fijn, matig siltig, sterk humeus, donkerbruin, Edelmanboor, Aa horizont
50 -60
Zand, matig fijn, matig siltig, matig roesthoudend, bruin, Edelmanboor, B horizont geleidelijke ondergrens
-80
100
-100
-85
Zand, matig fijn, matig siltig, matig roesthoudend, bruin, Edelmanboor, BC horizont geleidelijke ondergrens Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak roesthoudend, licht geelgrijs, Edelmanboor, dekzand Chorizont
Zand, matig fijn, matig siltig, licht geelgrijs, Edelmanboor, dekzand Chorizont
100
-120
-130
Projectnaam: Korenweg te Zelhem Projectcode: S130087
Pagina 2 / 2
Boring:
7
Boring: 0
0
Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, donkergrijs, Edelmanboor, Aap horizont scherpe ondergrens
8 0
0
Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, donkergrijs, Edelmanboor, Aap horizont scherpe ondergrens
-40
50 -60
-40
Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, donkerbruin, Edelmanboor, Aa horizont scherpe ondergrens
Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, sporen baksteen, donker grijsbruin, Edelmanboor, Aa horizont scherpe ondergrens
50
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig roesthoudend, bruin, Edelmanboor, BC horizont geleidelijke ondergrens -85
Zand, matig fijn, matig siltig, bruin, Edelmanboor, BC horizont geleidelijke ondergrens
-90
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht geelgrijs, Edelmanboor, dekzand Chorizont
100
100 -110
Zand, matig fijn, zwak siltig, lichtbruin, Edelmanboor, dekzand Chorizont
-120
-135
Boring: 0
9
Boring: 0
Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, donkergrijs, Edelmanboor, Aap horizont scherpe ondergrens
0
10 0
Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, donkergrijs, Edelmanboor, Aap horizont scherpe ondergrens
-35
Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, donkerbruin, Edelmanboor, Aa horizont scherpe ondergrens
50
-45
50
-65 -70
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig roesthoudend, bruin, Edelmanboor, BC horizont geleidelijke ondergrens
Zand, matig fijn, zwak siltig, matig roesthoudend, bruin, Edelmanboor, BC horizont geleidelijke ondergrens
100
-100
Zand, matig fijn, zwak siltig, licht bruingrijs, Edelmanboor, dekzand Chorizont
-90
Zand, matig fijn, zwak siltig, zwak roesthoudend, licht geelbruin, Edelmanboor
100
-120
-130
Projectnaam: Korenweg te Zelhem Projectcode: S130087
Zand, matig fijn, matig siltig, sterk humeus, donkerbruin, Edelmanboor, Aa horizont scherpe ondergrens