transect: archeologie,
Transect-rapport
119
Archeologisch bureauonderzoek en verkennend booronderzoek Eksterstraat 106-128, Ermelo G e m e e n t e Ermelo (prov. Gelderland)
erfgoed,
ruimte
Auteur
drs. A.A. Kerkhoven
Versie
Concept 1.0
Projectcode
12060010
Datum
06-07-2012
Opdrachtgever
Tauw bv - BU Ruimtelijke Kwaliteit Postbus 133 7400 AC Deventer
Uitvoerder
Transect Australiëlaan 5-a 3526 AB Utrecht
Bevoegde overheid
G e m e e n t e Ermelo
ARCHIS-onderzoeksmeldingsnummer
52.579
Beheer en plaats documentatie
Transect, Utrecht
Autorisatie Naam
Datum
Drs. C.D.R. Cohen Stuart
06-07-2012
(Senior KNA archeoloog)
Paraaf SP
ISSN: 2 2 1 1 - 7 0 6 7
© Transect, Utrecht Niets uit deze uitgave mag worden vermenigvuldigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgevers. Transect aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van de adviezen of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.
r.
transect: archeologie, erfgoed,
ruimte
Australiëlaan 5-a
T: 030-7620705
3526 AB Utrecht
F: 030-7620706 E:
[email protected]
Samenvatting In opdracht van Tauw bv heeft Transect in juni - juli 2012 een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd op de percelen aan de Eksterstraat nrs. 106 t / m 128 in Ermelo (gemeente Ermelo). De aanleiding voor het onderzoek is nieuwbouw op en herstructurering van het buitenterrein. In het kader hiervan zal grondverzet plaatsvinden, waardoor de bodem en hiermee eventueel aanwezige archeologische resten in het plangebied kunnen worden verstoord. Conclusie Naar aanleiding van het vooronderzoek zijn de volgende conclusies te trekken: 1)
Op basis van het bureauonderzoek is vastgesteld dat voor het plangebied een hoge verwachting geldt op de aanwezigheid van archeologische resten uit de periode van het Laat-Neolithicum (2.850 - 2.000 voor Chr.) tot en met de Romeinse tijd (12 voor Chr. - 450 na Chr.). Op basis van historisch kaartmateriaal is vastgesteld dat binnen het plangebied geen rekening hoeft te worden gehouden met historische bebouwingsresten. W e l kunnen zich in de ondergrond van het plangebied historische karrensporen bevinden vanwege de aanwezigheid van een oude infrastructuur.
2)
Deze archeologische verwachting is gebaseerd op de ligging van het plangebied op een prominente dekzandrug en voormalige heideveld, waarop meerdere archeologische waarden uit de periode van het Laat-Neolithicum (2.850 - 2.000 voor Chr.) tot en met de Romeinse tijd (12 voor Chr. - 450 na Chr.) zijn aangetroffen. Het zuidelijke deel van het plangebied grenst aan een terrein van hoge archeologische waarde, waarbinnen zich een grafcomplex uit de periode van het Laat-Neolithicum tot en met de Vroege IJzertijd (800 - 500 voor Chr.) bevindt.
3)
Uit het verkennend booronderzoek blijkt dat de top van het pleistocene substraat tot in de Chorizont is 'afgetopt'. Alleen in boring 2 is een B-horizont herkend. Het pleistocene substraat bestaat overwegend uit verspoeld zand ((matig-)grof en grindhoudend zand) met lokaal een 20 tot 30 cm dikke laag dekzand er op.
4)
Er zijn tijdens het veldonderzoek geen archeologische indicatoren aangetroffen.
Samenvattend heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting. Het pleistocene substraat is echter tot in de C-horizont afgetopt en de bodem binnen het plangebied is aanzienlijk verstoord als gevolg van bebouwing, de aanleg van nutsvoorzieningen en infrastructuur (parkeerplaatsen, wegen en paden). Het is, gezien de archeologische rijkdom van de omgeving van het plangebied, echter niet uit te sluiten dat zich in de ondergrond van het plangebied lokaal nog diepere archeologische grondsporen bevinden, die de verstoringen 'overleefd' hebben. Hierbij wordt vooral aan grafkuilen gedacht. Advies Gezien de geringe schaal van de bodemingrepen ten behoeve van de herstructurering van het buitenterrein en het feit dat een groot deel van de bodem al tot in de top van het pleistocene substraat is verstoord, wordt geen proefsleuvenonderzoek geadviseerd. W e l wordt, gezien de verwachte hoge dichtheid aan archeologische waarden in het gebied geadviseerd, de ontgravingen ten behoeve van de herstructurering van het buitenterrein archeologisch te laten begeleiden.
3 transect; archeologie, erfgoed, ruimte
Inhoud
Samenvatting
3
1.
Aanleiding
5
2.
Aard en doel van het archeologisch vooronderzoek
6
3.
Afbakening plan- en onderzoeksgebied
7
4.
Consequenties toekomstig gebruik
7
5.
Beleidskader
8
6.
Bodem en geomorfologie
7.
Archeologische waarden
8.
Huidig gebruik, historische situatie en bodemverstoringen
12
9.
Gespecificeerde archeologische verwachting
14
10.
Resultaten booronderzoek
1 5
11.
Beantwoording onderzoeksvragen
1 7
12.
Conclusie en Advies
1
13.
Geraadpleegde bronnen
1 9
Bijlage 1: Nieuwe situatie
9 1
0
8
20
Bijlage 2 : Archeologische beleidskaart
2
1
Bijlage 3: Geomorfologische kaart
2
2
Bijlage 4: Bodemkaart
2
2
Bijlage 5: Archeologische waarden en onderzoeksmeldingen (Archis)
2
4
Bijlage 6: Actueel Hoogtebestand Nederland 1 (AHN1)
2
5
Bijlage 7: Boorpuntenkaart
2
5
Bijlage 8: Boorstaten
2
7
Bijlage 9: Foto's Bijlage 10: NEN 5104
29 3
1
4
t r a n s e c t archeologie, erfgoed, ruimte
1. Aanleiding In opdracht van Tauw bv heeft Transect in juni - juli 2012 een archeologisch vooronderzoek 1
uitgevoerd op de percelen aan de Eksterstraat nrs. 106 t / m 128 in Ermelo (gemeente Ermelo; zie figuur 1). De aanleiding voor het onderzoek is de nieuwbouw en herstructurering van het buitenterrein. In het kader van de herstructurering zal grondverzet plaatsvinden, waardoor de bodem en hiermee eventueel aanwezige archeologische resten in het plangebied kunnen worden verstoord. Het onderzoek is uitgevoerd in overeenstemming met de eisen van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA), versie 3.2.
168000
168500
169000 1690 00
169500
170000
170500
169500 169500
170000 170000
170500 170500
V VS
168000
168500
169000 1690 0 0
Figuur 1: Ligging van het plangebied (rode begrenzing).
1
Het archeologisch vooronderzoek is uitgevoerd door Transect. Transect beschikt over een opgravingsvergunning voor booronderzoek ex artikel 45 van de Monumentenwet, verleend door de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed (RCE).
5 transect; archeologie, erfgoed, ruimte
2. Aard en doel van het archeologisch vooronderzoek Het archeologisch vooronderzoek bestaat uit gecombineerd onderzoek, te weten uit een archeologisch Bureauonderzoek (BO) en een Inventariserend Veldonderzoek (IVO), verkennende fase. Het Inventariserend Veldonderzoek is uitgevoerd in de vorm van een booronderzoek (IVO-O). Het doel van het archeologisch bureauonderzoek is het specificeren van de archeologische verwachting, dat wil zeggen het aan de hand van beschikbare en nieuwe informatie over de archeologie, cultuurhistorie, b o d e m o p b o u w , bodemreliëf en grondgebruik, bepalen van de kans dat binnen het plangebied archeologische resten kunnen voorkomen. Het doel van het inventariserend veldonderzoek is het toetsen en waar mogelijk bijstellen van de gespecificeerde archeologische verwachting, door middel van waarnemingen ter plekke van het plangebied. Het onderzoek probeert hiermee aan de hand van feitelijke informatie antwoord te geven op de volgende vragen: »
Is er sprake van bodemlagen waarin archeologische waarden kunnen voorkomen?
»
Zijn deze bodemlagen intact? (en is de archeologie intact)?
»
Hoe diep liggen deze bodemlagen en dus: in hoeverre zijn deze gevoelig voor de voorgenomen bodemingrepen?
»
Zijn er aanwijzingen dat er ook daadwerkelijk archeologische waarden liggen (archeologische indicatoren) en uit welke periode(-n) dateren deze?
»
W a t is de aard van de betreffende archeologische waarden?
»
W a t is de - verwachte - fysieke kwaliteit van archeologische waarden in het plangebied?
Het resultaat van het archeologisch vooronderzoek is een rapport met een conclusie omtrent het risico dat eventueel aanwezige archeologische waarden in het plangebied worden verstoord als gevolg van de voorgenomen plannen. Op basis van het rapport kan het bevoegd gezag een beslissing nemen in het kader van de planprocedure. Het rapport bevat waar mogelijk gegevens over de aan- of afwezigheid, aard, omvang, o u d e r d o m , gaafheid, conservering en (relatieve) kwaliteit van archeologische waarden. Het bureauonderzoek is uitgevoerd conform protocol 4002 van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2 (KNA 3.2). In dit kader is onder andere het centraal Archeologisch Informatiesysteem (ARCHIS-2) van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) geraadpleegd, waarin Archeologische M o n u m e n t e n K a a r t (AMK) en de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden (IKAW) zijn opgenomen. Aanvullende (cultuur)historische informatie is verkregen uit divers voorhanden historisch kaartmateriaal. Om inzicht te krijgen in de o p b o u w en ontwikkeling van het landschap zijn onder andere de bodemkaart en beschikbaar geologisch-geomorfologisch kaartmateriaal geraadpleegd. Deze informatie is aangevuld met relevante informatie uit achtergrondliteratuur. Het inventariserend veldonderzoek is uitgevoerd conform protocol 4003 van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie versie 3.2 (KNA 3.2). De toegepaste methodiek in het veld wordt beschreven bij de beschrijving van de veldresultaten (Hoofdstuk 10).
6 transect; archeologie, erfgoed, ruimte
3. Afbakening plan- en onderzoeksgebied Gemeente
Ermelo
Plaats
Ermelo
Toponiem
Eksterstraat 106 - 128
Kaartblad
26G
Centru mcoördinaat
169.478/478.227
Kadastrale aanduiding
G 2501 G Ermelo
Omvang
Circa 1.500 m
2
Het plangebied betreft het appartementencomplex aan de Eksterstraat nrs. 106 t / m 128. De begrenzing van het plangebied komt overeen met het afgebeelde gebied in bijlage 1. Om de archeologische verwachting van het plangebied te kunnen specificeren is, voor wat betreft het bureauonderzoek, een gebied in beschouwing genomen met een straal van circa 1000 m rondom het plangebied.
4. Consequenties toekomstig gebruik Juridisch-planologisch kader
Omgevingsvergunning
Planvorming
Nieuwbouw en herstructurering
Bodemverstoringen
Ontgravingen t.b.v. funderingen en
buitenterrein
kabels/leidingen, verlegging van paden Het buitenterrein wordt geherstructureerd, waarbij een aantal opstallen worden gerealiseerd en het appartementencomplex wordt 'opgetopt' (extra woonlaag) (zie bijlage 1). De nieuwbouw en herstructurering van het buitenterrein gaat gepaard met bodemingrepen die tot in het archeologisch relevante niveau reiken. Hoe diep exact is vooralsnog niet bekend.
7 transect; archeologie, erfgoed, ruimte
5. Beleidskader Onderzoekskader
Omgevingsvergunning
Beleidskader
Bestemmingsplan Ermelo-West
Onderzoeksgrens
Oppervlakte ^ 0 0 m , Diepte > 30 cm - M v 2
In 1992 heeft Nederland het Europees Verdrag inzake de bescherming
van het archeologisch
erfgoed
ondertekend; ook wel het Verdrag van Malta of Valletta genoemd, naar het eiland en de plaats waar het is ondertekend. Het Verdrag is in 1996 geratificeerd en op 1 september 2007 via de Wet op de Archeologische
Monumentenzorg
(Wamz) geïmplementeerd. De W a m z is een wijzigingswet en omvat
een wijziging van de M o n u m e n t e n w e t 1988, de W e t Milieubeheer en de Ontgrondingenwet. Vanuit de W e t op de Ruimtelijke Ordening (WRO) bestaat sindsdien een verplichting om bij de voorbereiding van bestemmingsplannen alle ter zake doende belangen mee te wegen. In feite is de W a m z een concrete invulling van deze verplichting en een verbreding van de zorgplicht voor archeologische waarden in het milieubeheer. Op de archeologische beleidskaart van de gemeente Ermelo staat het plangebied aangeduid als Archeologische Verwachtingszone categorie 5 (AV categorie 5; zie bijlage 2). Deze categorie betreft gebieden met een hoge archeologische verwachting. Voor deze gebieden is het beleid om te streven naar behoud in de huidige staat (streven naar extensieve vormen van grondgebruik). W a n n e e r behoud in de huidige staat niet mogelijk is, dient vroegtijdig inventariserend archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. Deze eis geldt voor bodemingrepen met een oppervlakte groter dan 100 m en 2
dieper dan 30 cm - M v .
8 transect; archeologie, erfgoed, ruimte
6. Bodem en geomorfologie Archeoregio
Utrechts-Gelders zandgebied
Geomorfologie
4 H 9 : Gordeldekzandglooiing (+/- oud
Bodem
bouwlanddek) gY30: Holtpodzolgronden; grof zand
Maaiveld
Circa 10,0 m +NAP
Grondwater
VII: GHG ^ 0 cm - M v / GLG > 160 cm - M v
Het plangebied ligt volgens de geomorfologische kaart van Nederland(zie bijlage 3) op een gordeldekzandglooiing (Alterra, kaartcode 4H9). Direct zuidoostelijk van het plangebied ligt in de ondergrond een beekdal. Het dekzand is in het Weichselien (circa 115.000 - 10.000 jaar geleden) in twee fasen afgezet. In het Midden-Weichselien werden het Oud Dekzand I en II afgezet (Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden). Het Oud Dekzand bestaat uit fijnzandige en lemige afzettingen en is gelaagd afgezet. Tussen het Oud Dekzand I en II wordt kan een grindrijk niveau worden aangetroffen, dat bekend staat als de Laag van Beuningen. Deze is ontstaan in de koudste periode van het laatPleniglaciaal. In het Laat-Weichselien worden vervolgens het Jong Dekzand I en II afgezet (Formatie van Boxtel, Laagpakket van Wierden). Het Jong Dekzand I en II zijn afgezet in respectievelijk de Oude Dryas (12.000 - 11.800 jaar geleden) en Jonge Dryas (10.800 - 10.150 jaar geleden) stadialen. Het Jong Dekzand bestaat uit leemarm en zwak lemig, matig fijn zand, is van lokale herkomst en is in tegenstelling tot het Oud Dekzand ook in de vorm van koppen, paraboolduinen en - langgerekte (gordeldekzand-)ruggen afgezet. Volgens de bodemkaart is in het plangebied sprake van holtpodzolgronden in grof zand (kaartcode gY30; zie bijlage 4). Dat de bodemkaart het hier over grof zand heeft, is gezien de geogenese (dekzandrug) opvallend. M e n zou, vanwege het transport door de wind, eerder matig fijn zand verwachten. Op het grovere zand kan volgens de geomorfologische kaart een oud bouwlanddek liggen (enkeerdgrond). Dit zijn kunstmatig opgehoogde akkers, als gevolg van plaggenbemesting. Om de vruchtbaarheid en hydrologische eigenschappen van de relatief mineraalarme dekzandgronden te bevorderen, werden vanaf de Late Middeleeuwen (1050 - 1500 na Chr.) in het onderzoeksgebied akkers bemest met plaggen. Deze plaggen werden op de 'woeste gronden' gestoken, zoals op heidevelden en in beekdalen. De plaggen werden vervolgens aangereikt met potstalmest, waarna ze op het land werden opgebracht. Dit leidde tot een bouwlanddek of plaggenbodem. Deze essen, engen of enken, zoals ze in het onderzoeksgebied worden g e n o e m d , kenmerken zich door een specifiek verkavelingspatroon (blok- en strokenverkaveling) en waren/zijn vaak voorzien van houtwallen. De kleur van de enkeerdgrond wordt bepaald door de herkomst van de plaggen. Bij zwarte enkeerdgronden zijn vaak plaggen uit natte, laaggelegen gebieden, gebruikt, zoals afvoerloze laagten en beekdalen. De gemiddeld hoogste grondwaterstand in het plangebied ligt dieper dan 80 cm - M v en de gemiddeld laagste grondwaterstand dieper dan 160 cm - M v (grondwatertrap VII). Het betreft dus relatief droge en zure gronden. Beide eigenschappen zijn ongunstig voor de conservering van onverbrand organisch archeologisch materiaal, zoals bot en botanische resten. Deze worden dan ook niet in het plangebied verwacht, dan wel uitsluitend in humeuze vullingen van archeologische grondsporen, zoals diepe paalkuilen en waterputten of in humeuze vullingen van greppels.
9 transect; archeologie, erfgoed, ruimte
7. Archeologische waarden Wettelijk beschermd monument
Nee
AMK-terrein
Nee
Gemeentelijke archeologische verwachtingskaart
Hoog
Archeologische verwachting IKAW
Bebouwd (aangrenzend gebied: hoog)
Archeologische waarnemingen / vondstmeldingen
Nee
Gezien de b o d e m o p b o u w en geomorfologie, kunnen in het plangebied archeologische waarden worden verwacht die uit de periode vanaf het Jonge Dryas-stadiaal dateren (vanaf 10.800 - 10.150 jaar geleden). Namelijk vanaf het moment dat de gordeldekzandrug waar het plangebied op zou liggen, is gevormd. Deze periode beslaat nog net de laatste fase van het Laat-Paleolithicum B (18.000 - 8.800 voor Chr.), het Mesolithicum (8.800 - 4.900 voor Chr.), Neolithicum (5.300 - 2.000 voor Chr.), Bronstijd (2.000 - 800 voor Chr.), IJzertijd (800 - 12 voor Chr.), Romeinse tijd (12 voor Chr. - 450 na Chr.), M i d d e l e e u w e n (450 - 1.500 na Chr.) en Nieuwe tijd (1.500 na Chr. tot heden). De zuidelijke rand van het plangebied grenst aan een terrein van hoge archeologische waarde (Archismonumentnr. 3.030). In dit terrein zijn volgens de beschrijving in Archis en de bijbehorende documentatie via Livelink, neolithische pijlspitsen en bekeraardewerk gevonden. Dergelijke vondsten dateren uit de Enkelgrafcultuur (2.850 - 2.400 voor Chr.) en Klokbekercultuur (2.400 - 2.000 voor Chr.). Aangezien in de Vroege-Bronstijd vergelijkbare pijlspitsen voorkomen (bifaciaal bewerkte pijlpunten met schachtdoorn, al dan niet van weerhaken voorzien), moet ook met een jongere datering rekening worden gehouden. De beschrijving heeft het verder over sporen van een ijzertijdnederzetting die in het, aan de noordzijde van het terrein aansluitende uitbreidingsplan Ermelo-West, zijn gevonden. Dat wil zeggen, ter hoogte van het huidige plangebied. Op 30 m uit de noordgevel van het appartementencomplex zijn diverse scherven klokbeker- en potbekeraardewerk gevonden en ook bewerkt vuursteen (een afslag en schrabber; Archiswaarnemingsnr. 40.840). Volgens Archis is het niet duidelijk of deze afkomstig zijn uit een van de grafheuvels die in de buurt van de vondstlocatie heeft gelegen. Potbekeraardewerk, schrabbers en zeker vuursteendebitage is eerder kenmerkend voor nederzettingscontexten, dan voor grafcontexten, zodat ook hier rekening moet worden gehouden met een groter gebied, waarbinnen zich nederzettingsresten kunnen bevinden. Op 400 en 500 m zuidoostelijk van het plangebied liggen grafheuvelcomplexen en urnenvelden uit respectievelijk het Laat-Neolithicum (2.850 - 2.000 voor Chr.), de Late-Bronstijd (1.500 - 800 voor Chr.) en Vroege-IJzertijd (800 - 500 voor Chr.) (Archis-monumentnrs. 673, 1610 en 3032). Ook zijn hier aanwijzingen gevonden voor nederzettingscomplexen uit deze periode. Circa 800 m westelijk van het plangebied ligt een terrein waar aardewerk uit de Romeinse tijd is gevonden (12 voor Chr. - 450 na Chr.) (Archis-monumentnr. 3.031, waarnemingsnrs. 7.623 en 16.864). Het is dus wel duidelijk dat het gebied rijk is aan archeologische waarden uit het Laat-Neolithicum tot en met de Romeinse tijd. Dat bewijzen ook de vele archeologische waarnemingen die in de omgeving van het plangebied zijn gedaan. Deze worden hier niet allemaal afzonderlijk behandeld, omdat zij het verkregen beeld alleen maar bevestigen: het onderzoeksgebied is in de periode van het LaatNeolithicum tot en met de Romeinse tijd intensief bewoond geweest. V o o r wat betreft het Laat-
10 transect; archeologie, erfgoed, ruimte
Neolithicum overheersen de grafheuvels, maar vanaf de Bronstijd tot en met de Romeinse tijd vinden we ook veel nederzettingen in het gebied. Opvallend is het ontbreken volgens Archis van laatpaleolithische en mesolithische vindplaatsen in het onderzoeksgebied. Bij een onderzoek in het plangebied Sportpark Telgtereng (Van Putten 2007) zijn hier echter wel aanwijzingen voor gevonden. Indien in het kader van de uitbreiding van Ermelo-West archeologisch onderzoek heeft plaatsgevonden, was dat volgens Archis niet in of direct bij het plangebied. In het onderzoeksgebied hebben een aantal archeologische onderzoek plaatsgevonden. Deze worden hier niet allemaal behandeld, omdat de informatie uit deze onderzoeken niets toevoegt aan het al geconstateerde beeld. W e l is het aantal onderzoeken opvallend dat vanwege bodemverstoringen of gebrek aan archeologische indicatoren geen vervolg heeft gekregen (e.g. Archis-onderzoeksmeldingen 16.716, 30.746, 30.958 en 32.464). De betreffende onderzoeksgebieden liggen, evenals het plangebied, in zones waar een oud bouwlanddek ontbreekt. Zo is de situatie op de westelijk van het plangebied gelegen Telgtereng gunstiger, omdat het oude bouwlanddek hier een bufferzone vormt voor bodemingrepen.
11 transect; archeologie, erfgoed, ruimte
8. Huidig gebruik, historische situatie en bodemverstoringen Landschapstype
Es-/heidelandschap (bebouwd)
Historische bebouwing
Nee
Historisch gebruik
Heide
Huidig gebruik
Bebouwde kom
Bodemverstoringen
Ja: bebouwing, egalisatie, kabels & leidingen
Huidig gebruik Het plangebied ligt in de bebouwde kom. In het plangebied ligt een appartementencomplex uit de jaren zestig van de vorige eeuw. Deze wordt omringd door paden, parkeergelegenheden en openbare groenvoorzieningen.
Historische situatie Volgens de topografisch militaire kaarten uit 1900 en 1962 was het plangebied tot in de zestiger jaren van de vorige eeuw onbebouwd (zie figuren 2 en 3). Het bestond uit een heideveld, dat werd omringd door een esdek. Over het heideveld hebben diverse Laat-Middeleeuwse paden en wegen gelopen. Daarom kunnen ter hoogte hiervan in de bodem karresporen worden verwacht. Opvallend zijn de circa vijf kleine heuveltjes, direct noordwestelijk van het plangebied. Mogelijk betreft het hier grafheuvels.
Bodemverstoringen In het plangebied bevindt zich een appartementencomplex, dat wordt omringd door paden, parkeergelegenheden en openbare groenvoorzieningen. Daarnaast bevinden zich ondergronds de nodige kabels en leidingen. Het is aannemelijk dat het terrein ten tijde van de bouw van het appartementencomplex is geëgaliseerd. Naar verwachting bevindt het dekzand in het plangebied zich vlakbij het maaiveld. Er moet rekening worden gehouden met relatief grootschalige bodemverstoringen, die tot in het archeologisch relevante niveau reiken.
12 transect; archeologie, erfgoed, ruimte
Figuur2: Topografische Militaire Kaart (Bonneblad), 1900.
Figuur 3: Topografische kaart (1 : 25.000), 1962.
t
transect; archeologie, erfgoed, ruimte
l3
9. Gespecificeerde archeologische verwachting Kans op archeologische waarden
Hoog
Periode
Laat-Neolithicum - Romeinse tijd
Complextypen
Nederzettingen, boerderijplaatsen, grafheuvels, vlakgraven, grafcomplexen (urnenvelden), akkersystemen
Stratigrafische positie
In de top van het dekzand
Diepteligging
Vanaf circa 50 cm - M v
Aanwezigheid, dichtheid en datering Het plangebied heeft een hoge archeologische verwacht voor wat betreft vindplaatsen uit het LaatNeolithicum (2.800 - 2.000 voor Chr.), Bronstijd (2.000 - 800 voor Chr.), IJzertijd (800 - 12 voor Chr.) en Romeinse tijd (12 voor Chr. - 450 na Chr.). Verder heeft het plangebied heeft een lage archeologische verwachting voor wat betreft vindplaatsen uit de M i d d e l e e u w e n (450 - 1500 na Chr.) en Nieuwe tijd (1500 na Chr. - heden). Stratigrafische positie Archeologische resten worden verwacht in de top van dekzandafzettingen, die direct onder het maaiveld liggen c.q. onder een dunne bouwvoor liggen. Gaafheid Verwacht wordt, dat de bodem in het plangebied grotendeels is verstoord, als gevolg van bodemingrepen ten behoeve van bebouwing, nutsvoorzieningen en infrastructuur. Conserveringsgraad De conserveringsgraad van eventueel in het plangebied aanwezige archeologische waarden wordt, gezien de aërobe en zure bodemcondities van het pleistocene substraat als relatief ongunstig ingeschat. Uiteraard kan in diepere en humeuze grondsporen archeologisch organisch materiaal goed bewaard zijn gebleven. Complextypen Voor de volgende complextypen geldt een hoge archeologische verwachting: agrarische nederzettingen, huisplaatsen, grafvelden c.q. urnenvelden en geïsoleerde (vlak-)graven c.q. grafheuvels. Verder moet er rekening worden gehouden met verkavelingspatronen en wegen (karresporen).
14 transect; archeologie, erfgoed, ruimte
10. Resultaten booronderzoek Onderzoeksmethodiek Het doel van het booronderzoek is het toetsen van de archeologische verwachting in het plangebied. Hiertoe zijn in het plangebied zes boringen gezet tot een diepte van maximaal 150 cm - M v (zie bijlagen 7 t / m 10). De boringen zijn, ondanks de obstakels, zoals dichte begroeiing, zoveel mogelijk evenredig verspreid over het plangebied gezet. Alle boringen zijn eerst gezet met een 7 cm Edelmanboor, zodat de b o d e m o p b o u w en bodemintactheid kon worden beschreven. De hoogteligging ten opzichte van NAP van de boorpunten is afgeleid aan de hand van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN) en bedraagt voor alle boringen circa 10,0 m +NAP. De boringen zijn beschreven volgens de Archeologische Standaard Boorbeschrijvingsmethode (ASB; SIKB 2008).
Het veldonderzoek is op 29 juni 2012 uitgevoerd door drs. A.A. Kerkhoven (KNA archeoloog).
Bodemopbouw en lithologie Volgens de boringen is de b o d e m o p b o u w in het plangebied als volgt: 1)
Vanaf het maaiveld ligt een circa 15 - 20 cm dikke 'bouwvoor'. Deze bestaat uit zwak tot matig siltig zand, is donkergrijs van kleur en zwak tot sterk humeus.
2)
Hieronder ligt- in niet verstoorde bodemsituaties - het pleistocene substraat. Dit bestaat doorgaans uit zwak tot matig siltig zand, dat matig slecht tot slecht gesorteerd en zwak tot matig grindhoudend is. In boring 4 is op 60 cm - M v een dun grindbandje aangetroffenDe zandmediaanklasse varieert van matig grof (210 - 300 um) tot grof (300 - 420 um). Het zand is hier als verspoeld zand geïnterpreteerd. W a t precies het mechanisme achter de verspoeling is, is onduidelijk. Wellicht betreft het Sandr-afzettingen of verspoeling van het dekzand in het Holoceen (dit laatste ligt gezien de geogenese meer voor de hand). In boringen 1 en 4 ligt hierop nog een dunne laag dekzand van 20 tot 35 cm dik. Wellicht dat het dekzand gedeeltelijk is aangetast als gevolg van het afplaggen van het oorspronkelijke heidelandschap ten behoeve van de plaggenlandbouw (oud bouwlanddek). Voor wat betreft bodemvorming gaat de bouwvoor in vrijwel alle gevallen direct over in een Chorizont. Alleen in boring 2 is tussen 15 - 20 cm een Bs-horizont aangetroffen.
In boring 1 is de bodem tot 50 cm - M v geroerd en in boring 5 is de bodem tot 115 cm - M v geroerd. In laatstgenoemde boring is het zand tussen 50 cm en 110 cm - M v (karmijn-)rood gekleurd. In eerste instantie leek het mogelijk een roodkleuring door oker te zijn, maar onder het zand werd een dunne laag matig zandige klei aangetroffen. Daarom is de veronderstelling dat het hier een recente verstoring betreft, waarschijnlijk een leidingtracé, omdat er verder geen bouwpuin in is aangetroffen.
Archeologisch indicatoren In de boringen zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.
15 transect; archeologie, erfgoed, ruimte
Interpretatie De bodem in het plangebied is in nagenoeg alle boringen tot in de C-horizont van het pleistocene substraat verstoord. Het pleistocene substraat bestaat overwegend uit verspoeld zand. Hierop ligt lokaal een dunne laag dekzand. Hoeveel van het pleistocene substraat ontbreekt, is niet duidelijk. Waarschijnlijk is het terrein ten behoeve van de aanleg van de betreffende woonwijk in het verleden geëgaliseerd, maar het is ook goed mogelijk dat de verstoring - ook - het gevolg is van afplaggen. Het was overigens niet goed mogelijk o m te bepalen wat voor soort podzolbodem het betreft. Waarschijnlijk een holtpodzol of haarpodzol. De rode verkleuring van het zand in boring 5 wordt aan een recente bodemverstoring i.c. vulling van een leidingsleuf toegeschreven, hoewel deze niet als zodanig op de Klic-melding stond. Er zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen.
16 transect; archeologie, erfgoed, ruimte
11. Beantwoording onderzoeksvragen Is er sprake van bodemlagen waarin archeologische waarden kunnen voorkomen en zijn deze intact? Ja, in het plangebied is sprake van verspoeld zand, mogelijk Sandr-afzettingen, waarop een dunne laag dekzand ligt (circa 30 cm dik). Lokaal is de top van dit pleistocene substraat nog gedeeltelijk intact (Bhorizont). Zodoende kunnen hierin archeologische waarden worden verwacht. Hoe diep liggen deze bodemlagen en dus: in hoeverre zijn deze gevoelig voor de
voorgenomen
bodemingrepen? De top van het pleistocene substraat ligt direct onder de 'bouwvoor', die in het plangebied circa 15 30 cm dik is. Zijn er aanwijzingen
dat er ook daadwerkelijk
archeologische waarden liggen
(archeologische
indicatoren) en uit welke periode(-n) dateren deze? Nee, in de boringen zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Het betreft echter een verkennend booronderzoek, zodat het ontbreken van archeologische indicatoren in de boringen niet van doorslaggevende betekenis is. Het doel van het verkennend booronderzoek is vooral het in kaart brengen van de b o d e m o p b o u w en bodemintactheid binnen het plangebied. Uit het bureauonderzoek blijkt, dat zich in de directe omgeving van het plangebied archeologische waarden uit de periode van het Laat-Neolithicum (2.850 - 2.000 voor Chr.) tot en met de Romeinse tijd (12 voor Chr. - 450 na Chr.) bevinden. Ook zouden in het uitbreidingsgebied Ermelo-West, waar het plangebied in ligt, nederzettingsresten uit de IJzertijd zijn aangetroffen (800 - 12 voor Chr.). Wat is de aard van de betreffende archeologische
waarden?
Tijdens het booronderzoek zijn geen archeologische indicatoren aangetroffen. Op basis van het bureauonderzoek moet echter wel rekening worden gehouden met archeologische waarden uit de periode van het Laat Neolithicum (2.850 - 2.000 voor Chr.) tot en met de Romeinse tijd (12 voor Chr. 450 na Chr.). Deze kunnen bestaan uit grafheuvels, vlakgraven, grafcomplexen (urnenvelden), huisplaatsen en nederzettingen. Daarnaast is er een verwachting voor wat betreft historische infrastructuur. Wat is de — verwachte — fysieke kwaliteit van archeologische waarden in het
plangebied?
De verwachte fysieke kwaliteit van archeologische waarden in het plangebied is matig tot slecht. De top van het pleistocene substraat is aangetast door waarschijnlijk afplaggen en egalisatie. Verder is de bodem ter hoogte van het appartementencomplex verstoord als gevolg van funderingen, nutsvoorzieningen en infrastructuur (parkeerplaatsen, paden en wegen).
17 transect; archeologie, erfgoed, ruimte
12. Conclusie en Advies Conclusie Naar aanleiding van het vooronderzoek zijn de volgende conclusies te trekken: 1)
Op basis van het bureauonderzoek is vastgesteld dat voor het plangebied een hoge verwachting geldt op de aanwezigheid van archeologische resten uit de periode van het Laat-Neolithicum (2.850 - 2.000 voor Chr.) tot en met de Romeinse tijd (12 voor Chr. - 450 na Chr.). Op basis van historisch kaartmateriaal is vastgesteld dat binnen het plangebied geen rekening hoeft te worden gehouden met historische bebouwingsresten. W e l kunnen zich in de ondergrond van het plangebied historische karrensporen bevinden vanwege de aanwezigheid van een oude infrastructuur.
2)
Deze archeologische verwachting is gebaseerd op de ligging van het plangebied op een prominente dekzandrug en voormalige heideveld, waarop meerdere archeologische waarden uit de periode van het Laat-Neolithicum (2.850 - 2.000 voor Chr.) tot en met de Romeinse tijd (12 voor Chr. - 450 na Chr.) zijn aangetroffen. Het zuidelijke deel van het plangebied grenst aan een terrein van hoge archeologische waarde, waarbinnen zich een grafcomplex uit de periode van het Laat-Neolithicum tot en met de Vroege IJzertijd (800 - 500 voor Chr.) bevindt.
3)
Uit het verkennend booronderzoek blijkt dat de top van het pleistocene substraat tot in de Chorizont is 'afgetopt'. Alleen in boring 2 is een B-horizont herkend. Het pleistocene substraat bestaat overwegend uit verspoeld zand ((matig-)grof en grindhoudend zand) met lokaal een 20 tot 30 cm dikke laag dekzand er op.
4)
Er zijn tijdens het veldonderzoek geen archeologische indicatoren aangetroffen.
Samenvattend heeft het plangebied een hoge archeologische verwachting. Het pleistocene substraat is echter tot in de C-horizont afgetopt en de bodem binnen het plangebied is aanzienlijk verstoord als gevolg van bebouwing, de aanleg van nutsvoorzieningen en infrastructuur (parkeerplaatsen, wegen en paden). Het is, gezien de archeologische rijkdom van de omgeving van het plangebied, echter niet uit te sluiten dat zich in de ondergrond van het plangebied lokaal nog diepere archeologische grondsporen bevinden, die de verstoringen 'overleefd' hebben. Hierbij wordt vooral aan grafkuilen gedacht. Advies Gezien de geringe schaal van de bodemingrepen ten behoeve van de herstructurering van het buitenterrein en het feit dat een groot deel van de bodem al tot in de top van het pleistocene substraat is verstoord, wordt geen proefsleuvenonderzoek geadviseerd. W e l wordt, gezien de verwachte hoge dichtheid aan archeologische waarden in het gebied geadviseerd, de ontgravingen ten behoeve van de herstructurering van het buitenterrein archeologisch te laten begeleiden.
18 transect; archeologie, erfgoed, ruimte
13. Geraadpleegde bronnen Archeologische kaarten en databestanden: »
Archeologische M o n u m e n t e n Kaart (AMK), Rijksdienst voor Cultureel erfgoed (RCE), Amersfoort, 2007.
»
Archeologisch Informatie Systeem II (Archis2), Rijksdienst voor Cultureel erfgoed (RCE), Amersfoort, 2007.
»
Indicatieve Kaart van Archeologische W a a r d e n , 2e generatie, IKAW, Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek (ROB), Amersfoort, 2000.
»
www.ahn.nl
»
www.ruimtelijkeplannen.nl
»
www.watwaswaar.nl
»
www.bodemloket.nl
»
www.dinoloket.nl
»
www.bodemdata.nl
Literatuur: »
Bakker, H. de en J. Schelling, 1989. Systeem van bodemclassificatie
voor Nederland.
De hogere
niveaus. Wageningen. »
Barends, S., J. Renes, T. Stol, J.C. van Triest, R.J. de Vries en F.J. van W o u d e n b e r g , 1997. Het Nederlandse landschap. Een historisch-geografische
»
van Oost-Nederland »
benadering.
Beek, R. van, 2010. Reliëf in Tijd en Ruimte. Interdisciplinair tussen vroege prehistorie
Berendsen, H.J.A., 2000. Landschappelijk
en middeleeuwen.
Nederland.
Uitgeverij Matrijs, Utrecht.
onderzoek naar bewoning
en
landschap
Academisch proefschrift. Leiden.
Assen (Fysische Geografie van Nederland). 2e
druk. »
Berendsen, H.J.A., 2004. De vorming van het land. Assen (Fysische geografie van Nederland). Vierde, geheel herziene druk.
»
Eilander, D.A., J.L. Kloosterhuis, F.H. de Jong en J. Koning, 1982. Bodemkaart van Nederland, schaal 1 : 50 000. Toelichting bij de kaartbladen 26 Oost Harderwijk en 27 West Heerde. Wageningen, Stichting voor Bodemkartering.
»
Haartsen, A., 2010. Ontgonnen
verleden. Landschsappen
en deellandschappen.
Directie Kennis,
Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. »
Mulder, E.F.J., M.C. Geluk, I.L. Ritsema, W.E. Westerhoff en T.E. W o n g , 2003. De ondergrond Nederland.
»
van
Houten.
Putten, M.J. van, 2007. Gemeente Ermelo. Sportpark Telgteren. Archeologisch bureauonderzoek S Inventariserend veldonderzoek (verkennende fase). BAAC-project 07.346. Deventer.
19 transect; archeologie, erfgoed, ruimte
Bijlage 1: Nieuwe situatie
J
I
jrtļ
r
t
į
ļ
— - a - I
•—ļ—-won
I t r a n s e c t : archeologie, erfgoed, ruimte
T
"p
3
— r -
flrrrjĵT»
;| 20
Bijlage 2: Archeologische beleidskaart
legenda p. : -ÍÍ o'jii
'.'.'aaiM-.-c ? Gebieder (AWG.
ŕ.'.vG s re;;ne " :^s;r?rr-; f.r-:h?okg t
í.wG Ï.TS-; ;rľí J ' Lo r-:ir i j
r
i::'
":;-:
~.r.' •: J îg S Í I Í W M ' Ĵ S
ŕ.ľ:"C'ľ ľ-ľi ; ; 10 ľ, * J "I-M"Lr ľ.aa"i 1
1
ūt' of v.". n
s.v ::.:o::' Ĩ .
-. ::
:
A-ľ.c ï.ng
-::-:i -o: : i - i:;: .v-n-:: :»:i;: 1;
: .
:
:
ľľľ mal; z- .T ; Ï: : j;ii;ľc vLr-.vj;l"n; -
a;? ů';re;lc; c~re v'řr.vacri rĵfl.v sartor ? ? :: ï?'.: alv v.:t v'ř.r " .O.IY-ML ••:O -O-: I - .i i-: ^r^hřslcg serie ;
V-MV;;.;TI IÇI ." ľ '-:d-M--:r - ' : : ' " -;z 1:::;-: jľl-s LÍ tesien. mcií K ; : J i c - o - v f c - r d i 1
1
-.sr: : p a : i-?c I igiī zVz r
í.V Calsgo Í ~ ai : ; -/-r ';rc-r"-rr : c: Ì-;CT -n i'.'ii:-?: .v. . n : 1
-
Bron: RAAP-rapport 1844 kaartbijlage 3, blad 1. 21 transect arcneoione. errvoea. ruimte
Bijlage 3: Geomorfologische kaart 07-07-2012 171705/480050
Legenda HUIZEN
9
C D
TOPIC ficiTDN)
ĢEOMORFOLOGIE ((c)Alterra) I
Wanden
ļ
Hoge heuvels en ruggen
ĮflHļ
Terpen Hoge duinen Plateaus Terrassen Plateau-achtige vormen
:m4ċ
Waaiervormige glooiingen Niet-waaiervormige glooiingen
2M48 '
Lage ruggen en heuvels Welvingen .
Vlakten Laagten
HH
Ondiepe dalen ļ
Matig diepe dalen
Ę
Diepe dalen Water Bebouwing Overig {Dijken etc) PROVINCIES
[]
Plangebied
1 km
-A
i
Archis2 I RtjlodiriKtvoorhetCiiltuircI Ertgocd | IVŕTfTlvtlilp
167275/476431
22 transect
ie. erxvoea. ruimte
Bijlage 4: Bodemkaart 07-07-2012 171705/480050
Legenda HUIZEN
BEBOUW
cHn21
TOP10 ((c)T
BODEM ((c)AHerra ssoaaties 3rikgronden Bebouwing Dijk. bovenlandstrook Dikke eerdgronden -luviatoele atz ouder pieistoceen Groeve, gegraven, mijnstort Kalksteenverwenngsgrond
-ettn21
I
Oude rivierkleigronden Overige oude kleigronden
|
Ondiepe kei leemgronden Leemgronden Zeek eigrcncer Mariene aŕz ouder pieistoceen Niet-gerijpte minerale gronden
H H
Oude bewoningsplaatsen Rivierkleigronden J |
Kalkh ìutumarme gronden Veengronden Moerige gronden Vater, moeras ^odzolgrcnden Kalkloze zandgronden Kaikhoudende zandgronden
cHni
[J W
Plangebied
Hn30
Archis2 Ri|k?dtriv4iwr irtí.ulrjxrl Frtp.TriJ MmiviW mn ÙÊŜÊtķ, Culmi» w
167275 Z476431 23 transect
;e. erxvoea.
ruimte
Bijlage 5: Archeologische waarden en onderzoeksmeldingen (Archis) 07-07-2012 170215/478843
Legenda ONDERZOEKSMELDINGEN WAARNEMINGEN VONDSTMELDINGEN
.UMENTEN
4I489
archeologische waarde hoge archeologische waarde zeer hoge archeologische waarde
4İÖÒ5
zeer hoge arch waarde, beschermd HUIZEN TOP10 ((c)TTJN)
41480 IKAW
41482
zeer lage trefkans lage trefkans
]
middelhoge trefkans hoge trefkans
41477
lage trefkans (water) middelhoge trefkans (water) hoge trefkans (water) water niet gekarteerd
24897
PROVINCIES
40842 Q
Plangebied
100 m
i B800 168738/477637
6799 1
Archis2 I Ri įktd if rm «x»r het Cu H u m ! t ň ļ t t i I .VmtwmŕmnOftifnwjí.rulriiurfl» I Wrtrnvtiiļp
24 transect
ie. erxvoea. ruimte
Bijlage 6: Actueel Hoogtebestand Nederland 1 (AHN1) H
.12.ŪŪ .. -2.31
H a.ai,. -1.4D Bi -1.4Ū.. -1.31
H H Bi Bi
.1 31 .. .1.27 -1.27 .. -1.24 -1.24 .. -1.22 -1.22 .. -1.19
H
-1.13.. -1.17
H
-1.17.. -1.15
Bi
-1.15 .. -1.13
Bi -1.13.. -1.11
H
.1 11
.1 OB
Bi -1.Ū3.. -1.Ū6 Bi -1.Ū6.. -1.02
H H Bi
.1.Q2 ,. Ű B B Ű B H .. -0 33 -0.93 .. -Ū.88
Bi -O.S S .. -0.8,3
H
Ů B 3 .. -0.7S
Bi -0.76.. -Ū.G9 Bi -0.69.. -0.G1
H H Bi
^).61 .. -0.54 -0.54 .. -Q47 Ů 4 7 . . -039
Bi -0.39.. -0.32
«•^3
f
H
^.32 ,. -0.2B •0.26.. -0.19
B
-0.19.. -0.13 •O. 13 .. -0.07
Plangebied
•O.07.. -0.01 -0.01 .. 003 B
003
0 08
OOB.. 0.12 012 .. 0 16 0 1 6 . . 020 0 2 0 . . 026 0 2 E . . 034
H e i f e r . ' utflÉf''
B
034
B
Q44 .. 0.55
0 44
B
0 5 5 . 0 63
B i
0.69.. Ū 8 7
B i
0 B 7 \ . 1.09
B i
1.09.. 1.41
B i
1.41 .. 1.92
B i
1.92 .. 2.S 4
B i 2.S 4 .. 4.35 B i 4.35 .. 6 30 B i I
© (B Het W a t e r s c h a p s h u i s - A c t u e e l Hūūqtebestand Nederland
Ligging plang ebied
B i
S 3 0 . . 15.63 15.63
350 OD
ï•= 350.00
25 |
t r a n s e c t : archeologie, erfgoed, ruimte
Bijlage 7: Boorpuntenkaart 169450
ŗ
169475
169500
I j j
ą g
ľ
u
d
.
f t
169525
I'
ä
ļ
r
ļ
Boorpuntenkaart
—
-
o 8
o S
Raats: Ermelo (gemeente Ermelo)
#
•jrnifnp ö
1 -
1
-:V
]
—^
I
1
Toponiem: Eksterstraat 106 -128
—
»-\
l^i
V -
S
Le9enda Plangebied Boorpunten *
^
^
^
^
^
^
^
^ ^ ^ ^ ^ ^ ^
Contouren gebouw
Topografie
a—
—^BWt^ate ! 1
^
~~~ 16945Ũ ļj,
|
169475 20 m
t r a n s e c t : archeologie, erfgoed, ruimte
''
i 169500
* 169525 . ^ ^ ^ ^
26
Bijlage 8: Boorstaten Projectnaam Ermelo, Eksterstraat 106 - 128 Projectcode
12060010
Beschrijver:
A A Kerkhoven
Boormethode:
Edelmanboor
Boorďtameter:
7 cm Si 12 cm
Boorpuntnr.
X-coordinaat
169.490
GWS
Y-coordinaat
478.255
Gt
Bodemkaart
gY30
GWS na boring
Geom. kaart
4H9
Z-coordinaat
10 t m NAP
VU
Landgebruik
1
woonerf
Opmerking.
[-Mv] Textuur Org V A M Gr plr Kleur Laaggrens Consist. 20
M50
o/r Ca Fe GW Hor M
Zs2
h2
-
1
-
dogr
diffuus
-
150-210
o
50
Zsl
hl
-
1
-
grge
diffuus
-
210-300
O
115
Zsl
-
-
-
lige
EB
-
210-300
O
Projectnaam
Ermelo, Eksterstraat 106 -128
Projectcode
12060010
Beschrijver:
AA
-
-
-
BV
Lith.
-
OMG C
Bijzonderheden
X X
slecht gesorteerd
Z-VERSF
slecht gesorteerd
Boorpuntnr.
Kerkhoven
Boormethode:
Edelmanboor
Boordìameter:
7 cm S 12 cm
X-coordinaat
169.498
GWS
Y-coordinaat
478.243
Gt
Bodemkaart
gY30
GWS na boring
Geom. kaart
4H9
Z-coordinaat
10 * m NAP
VU
Landgebruik
woonerf
Opmerking:
[-Mv] Textuur Org V A M Gr plr Kleur Laaggrens Consist. 15 20 50 70 85
Zsl Zsl Zsl Zsl Zsl
- wwo o dogr
h2
-
3
wo
-
diffuus diffuus
-
M50 150-210
o/r Ca Fe GW Hor M o
-
-
BV
-
X DEZ
robr
geleidelijk
150-210
o
-
-
-
Bs
-
lige
geleidelijk
150-210
o
-
-
-
C
-
lige
geleidelijk
210-300
o
-
librge
EB
210-300
o
Projectnaam Ermelo, Eksterstraat 106 -128 Projectcode
12060010
Beschrijver:
A A Kerkhoven
Boormethode:
Edelmanboor
Boordìameter:
7 cm 8, 12 cm
Lith.
-
DEZ
C
Z-VERSF
slecht gesorteerd
C
Z-VERSF
slecht gesorteerd
Boorpuntnr.
X-coordinaat
169.498
GWS
Y-coordinaat
478.221
Gt
Bodemkaart
gY30
GWS na boring
Geom. kaart
4H9
Z-coordinaat
10 4 m NAP
VII
Bijzonderheden
Landgebruik
3
woonerf
Opmerking:
[-Mv] Textuur Org V A M Gr plr Kleur LaaggrensConsist. 20
Zs2
h3
90
Zsl
-
1 wo dogr -
1
-
ligrge
M50
o/r Ca Fe GW Hor M
scherp
-
150-210
o
-
-
EB
-
300-420
o
-
-
-
BV C
-
Lith.
Bijzonderheden
X
- Z-VERSP
27 transect
ruimte
Boorpuntnr.
P r o j e c t n a a m Ermelo, Eksterstraat 106 -128
Projectcode
1206O010
Beschrijver.
A.A. Kerkhoven
SiX"'"'uŕr.'iL.'cïť
Edelmanboor
Boü'íiìcrnete/
7 cm 8 12
X-coordinaat
169.479
Y-coordinaat
478.203
Z-coordinaat
Landgebruik
GWS
GWS na
10 t m NAP
boring
woonerf
Bodemkaart
gY30
Geom. kaart
4H9
Opmerking:
[-Mv] Textuur Org V A M Gr plr
diffuus
Projectnaam
o/r Ca
Kleur Laaggrens Consist.
Fe GW
orge
geleidelijk
150-210
orge
geleidelijk
210-300 210-300
Projectcode
12060010 A.A. Kerkhoven
M
Bijzonderheden
Z-VERSF Z-VERSP
grin d bandje
Boorpuntnr.
Ermelo, Eksterstraat 106 - 128
Beschrijver
Hor
210-300
Bocnv;e:'ioce, boe-' c::cmc
ter
7 cm
íi
12 cm
X-coordinaat
169.469
Landgebruik
ï-coordinaat
478.235
Bodemkaart
gY30
Geom. kaart
4H9
Z-coordinaat
GWS na
10 t m NAP
boring
woonerf
Opmerking
[-Mv] Textuur Org V A M Gr plr 1 wo
Kleur Laaggrens Consist. dogr
diffuus
M50
o/r Ca
Fe GW
Hor
M
Bijzonderheden
150-210
diffuus
150-210
OMG
slecht gesorteerd
diffuus
210-300
OMG
slecht gesorteerd
diffuus
210-300
OMG Z-VERSF
210-300 Projectnaam
Ermelo, Eksterstraat 106 -128
Projectcode
12060010
Beschrijver:
A.A. Kerkhoven
slecht gesorteerd m.slecht gesorteerd
Boorpuntnr.
Edelmanboor Boc-ra:ometer
7 cm 8 12 cm
X-coordinaat
169.473
Landgebruik
Y-coordmaat
478.220
Bodemkaart
gY30
Geom. kaart
4H9
Z-coordinaat
GWS na
10 4 m NAF
boring
woonerf
Opmerking
[-Mv] Textuur Org V A M Gr plr 1 wo
o/r Ca Fe GW
Kleur Laaggrens Consist dogr
Hor
Bijzonderheden
M
diffuus
210-300
diffuus
210-300
Z-VERSP
210-300
Z-VERSP
28 transect
rmmre
Bijlage 9: Foto's
^^^^^^^^^^ ļ | Ĵ « Boring 1
Boring 3
29 transect: archeologie, erfgoed, ruimte
Boring 5-1
'V . -
V 'i
ES»-
v
.JSB8KiŴ«P^|;
m
'7'; ,* ' V ? * ;
Boring 5-2
30 I t r a n s e c t : archeologie, erfgoed, ruimte
Bijlage 10: NEN 5104
Textuurindeling (NEN 5104) Hoofdnaam
Toevoeging [Org, Gr]
Gradiënt
G = grind
g = grindig
1 = zwak
toevoeging
Z = zand
z = zandig
2 = matig
L = leem
s = siltig
3 = sterk
K = klei
k = kleiig
4 = uiterst
V = veen
h = humeus m = mineraalarm
Karakteristieken en plantenresten VAM
Consist(entie)
M50 (mediaan)
1 = Zwak amorf
(amorfiteit)
Plantenresten ri = riet
ST = stevig
75-105
uiterst fijn
2 = Matig amorf
ho = hout
MST = matig stevig
105-150
zeer fijn matig fijn
3 = Sterk amorf
(plr)
Alleen voor zand
ze = zegge
MSL = matig slap
150-210
wo - wortels
SL = slap
210-300
matig grof
plr = ongedef.
ZSL = zeer slap
300-420
grof
420-600
zeer grof
Nieuwvormingen en grondwater Ca (kalkgehalte,
CaCO ) 3
Fe
(roestvlekken)
Oxidatie/reductie
[o/r]
GW
(grondwater)
1 = afwezig
1 = afwezig
o = oxidatie
2 = matig kalkhoudend
2 = ijzerhoudend
or = oxidatie/reductie
GHG = gem. hoogste
r = reductie
grondwaterstand GLG = gem. laagste
3 = kalkhoudend
3 = sterk ijzerhoudend
G W = grondwater
grondwaterstand
Classificatie en interpretatie Bodemhorizont
(Hor.; volgens De
Bakker & Schelling,
Monstername
(M)
Lithogenese
(lith.)
1989) X (boring) - XXX {diepte in cm)
BHA
K O M = komafzetting
BHB
BED = beddingafzetting
BHBC
OEV = oeverafzetting DEZ=dekzand
BHC
CRE = crevasseafzetting BEE = beekafzetting
Bijzonderheden Archeologische
indicatoren
Omg. = omgewerkt Opg. = opgebracht
en afkortingen
in de kolom
'bijzonderheden'
gr = grindje
l = leem (verbrand)
st = steentjes
b = bot
fe-c = ijzerconcreties
aw = aardewerk
gg = goed gesorteerd
mn-c = mangaanconcreties
vs = vuursteen
mg = matig gesorteerd sg = slecht gesorteerd
mn = Mangaan spi = spikkel (+ kleur)
bakst = baksteen/puin fos = fosfaat
vl = vlekken (+ kleur)
hk = houtskool
sch = schelpen bijm = bijmenging
text.)
31 transect
ruimte