Archeologisch onderzoek Avenhorn, gemeente Koggenland Bureauonderzoek GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 551
Definitief
De Peyler Projektontwikkeling
Grontmij Nederland B.V. Alkmaar, 15 augustus 2008
216725, revisie 2
Verantwoording
Titel
:
Archeologisch onderzoek Avenhorn, gemeente Koggenland
Subtitel
:
Bureauonderzoek GRONTMIJ ARCHEOLOGISCHE RAPPORTEN 551
Projectnummer
:
216725
Referentienummer
:
216725
Revisie
:
2
Datum
:
15 augustus 2008
Auteur(s)
:
dhr. drs. R. van Weenen & dhr. dr. J.J. Hekman
E-mail adres
:
[email protected]
Gecontroleerd door
:
dhr. drs. J. van der Roest
Paraaf gecontroleerd
:
Goedgekeurd door
:
Paraaf goedgekeurd
:
Contact
:
mevr. drs. S. Gietema
Robijnstraat 11 1812 RB Alkmaar Postbus 214 1800 AE Alkmaar T +31 72 547 57 57 F +31 72 547 57 50
[email protected] www.grontmij.nl
216725, revisie 2 Pagina 2 van 17
Administratieve gegevens
Datum opdracht
:
24 oktober 2007
”
concept
:
11 juni 2007
”
definitief
:
17 april 2008
”
herziening
15 augustus 2008
Opdrachtgever
:
De Peyler Projektontwikkeling
Uitvoerder
:
Grontmij Nederland bv dhr. drs. R. van Weenen en dhr. dr. J.J. Hekman
Bevoegd gezag
:
Gemeente Koggenland
Locatie
:
gemeente
:
Koggenland
plaats
:
Avenhorn
toponiem
:
Vredemaker Oost
RD-coördinaten
:
N
x: 126.750 / y: 515.290
O
x: 126.850 / y: 515.160
Z
x: 126.680 / y: 515.050
W
x: 126.580 / y: 515.160
kaartblad
19 E Avenhorn
afm. plangebied
:
ca. 7,3 ha
Archis2
:
CIS-code
:
25178
AMK
:
monumentnr
:
-
CHW
:
CHW-code
:
-
216725, revisie 2 Pagina 3 van 17
Inhoudsopgave
1 1.1 1.2 1.3
Inleiding........................................................................................................................ 5 Algemeen...................................................................................................................... 5 Historisch, huidig en toekomstig gebruik ..................................................................... 5 Doelstelling................................................................................................................... 5
2 2.1 2.2 2.3 2.3.1 2.3.2 2.3.3 2.3.4 2.3.5 2.4 2.4.1 2.4.2 2.4.3 2.4.4 2.4.5 2.5 2.5.1 2.5.2 2.5.3 2.5.4 2.5.5
Bureauonderzoek .......................................................................................................... 6 Werkwijze..................................................................................................................... 6 Geologie, geomorfologie en bodem.............................................................................. 6 Bewoningsgeschiedenis ................................................................................................ 7 Steentijd ........................................................................................................................ 7 Bronstijd en IJzertijd..................................................................................................... 8 Romeinse Tijd............................................................................................................... 8 Middeleeuwen............................................................................................................... 8 Nieuwe Tijd .................................................................................................................. 9 Archeologie................................................................................................................. 10 Archeologische Monumentenkaart (AMK) ................................................................ 10 Archis2........................................................................................................................ 10 Indicatieve Kaart voor Archeologische Waarden (IKAW)......................................... 11 Cultuurhistorische Waardenkaart ............................................................................... 11 Relevante voorgaande onderzoeken ........................................................................... 11 Archeologische verwachting....................................................................................... 13 Steentijd ...................................................................................................................... 13 Bronstijd en IJzertijd................................................................................................... 13 Romeinse Tijd............................................................................................................. 13 Middeleeuwen............................................................................................................. 13 Nieuwe Tijd ................................................................................................................ 13
3 3.1 3.2
Evaluatie ..................................................................................................................... 14 Samenvatting en conclusies ........................................................................................ 14 Aanbevelingen ............................................................................................................ 14
Literatuur, bronnen en gebruikte afkortingen.............................................................................. 15
Bijlage 1:
Ligging plangebied
Bijlage 2:
Bodemkaart
Bijlage 3:
Archeologische basiskaart (ABK)
216725, revisie 2 Pagina 4 van 17
1
Inleiding
1.1
Algemeen
De opdrachtgever, De Peyler Projektontwikkeling, gaat op de locatie Vredemaker Oost een bedrijventerrein te realiseren. Hiervoor dient het vigerend bestemmingsplan te worden gewijzigd. Als onderdeel van de procedure ex. artikel-19 lid 1 WRO zal onderzoek moeten worden verricht naar de te verwachten archeologische waarden binnen het plangebied. De met deze activiteit gepaard gaande grondwerkzaamheden kunnen een directe bedreiging vormen voor eventueel in de ondergrond aanwezige archeologische waarden. De Peyler Projektontwikkeling heeft daarop Grontmij Nederland bv gevraagd een archeologisch bureauonderzoek uit te voeren. Het plangebied ligt ten oosten van de bebouwde kom van Averhorn (zie bijlage 1) en heeft een oppervlak van circa 7,3 ha. 1.2
Historisch, huidig en toekomstig gebruik
Uit een kadastrale kaart uit 1823 blijkt dat er binnen het plangebied rond die tijd geen bewoning aanwezig was. Ten noorden van het plangebied bevindt zich echter wel bewoning.1 Deze ligt aan de wegen Westeinde en Kerkebuurt. Rond 1900 bestond het plangebied uit grasland.2 In de tweede helft van de 20e eeuw zijn bij de dorpen Avenhorn en De Goorn diverse nieuwbouwwijken ontstaan, voornamelijk aan de noordoostkant van de genoemde dorpen, maar ook aan de noordwestzijde bij de Zuid-Spierdijkerweg.3 Tegenwoordig is het plangebied in gebruik als weiland. In het plangebied wordt een nieuw bedrijventerrein gepland. 1.3
Doelstelling
Doel van het archeologisch bureauonderzoek is het inventariseren en interpreteren van de te verwachten archeologische waarden. Hiervoor wordt een bureauonderzoek uitgevoerd, waarbij een specifieke archeologische verwachting wordt opgesteld. Op basis van dit verwachtingsmodel kan een advies worden uitgebracht over de noodzaak van eventueel verder archeologisch onderzoek en waar dat uit zou kunnen bestaan. De werkzaamheden voor dit bureauonderzoek zijn conform de richtlijnen van het handboek Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA, versie 3.1) uitgevoerd. Grontmij beschikt over een eigen opgravingsvergunning afgegeven door de Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten (RACM).
1
Internetsite http://watiswaar.nl, Verzamelplan Berkhout en Baarsdorp, 1811-1832 - oktober 2007. Internetsite http://www.kich.nl - Oktober 2007. 3 Visser-Poldervaart 2006b, 13. 2
216725, revisie 2 Pagina 5 van 17
2
Bureauonderzoek
2.1
Werkwijze
Bij het bureauonderzoek is gekeken naar voor het plangebied relevante gegevens met betrekking tot de archeologie. Tijdens het bureauonderzoek zijn de volgende werkzaamheden verricht: • het raadplegen van bodemkaarten, geologische, geomorfologische, topografische en historische kaarten; • het raadplegen van het archeologisch informatiesysteem Archis2 van de RACM te Amersfoort; • het raadplegen van de Archeologische Monumentenkaart (AMK); • het raadplegen van de Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden (IKAW); • het raadplegen van de Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) van de provincie NoordHolland; • het raadplegen van de KennisInfrastructuur Cultuurhistorie (KICH); • het raadplegen van De Woonomgeving, Nederland zoals het was; • het raadplegen van overige relevante literatuur. In de navolgende paragrafen worden de geologie en de bodemopbouw van het plangebied beschreven. Daarbij wordt het bijbehorende landschap beschreven en de betekenis voor de archeologie. Daarnaast zullen in dit hoofdstuk de al bekende archeologische waarden van het plangebied en de directe omgeving ervan worden besproken. Op basis van de gegevens van zowel de geologische en bodemkundige opbouw als van de bekende archeologische waarden wordt het hoofdstuk afgesloten met een gespecificeerde archeologische verwachting voor het plangebied. In dit model wordt per archeologische periode aangegeven hoe groot de kans is op het aantreffen van archeologische waarden. 2.2
Geologie, geomorfologie en bodem
Volgens de Geologische kaart bestaat de ondergrond van het plangebied uit afzettingen van de Formatie van Naaldwijk, Laagpakket van Wormer/Formatie van Nieuwkoop (code Na17).4 Deze afzettingen zijn van mariene aard en bestaan uit zeeklei en -zand met inschakelingen van veen. In de oude indeling viel het plangebied onder de Westland Formatie. Deze formatie wordt gekenmerkt door een grote verscheidenheid aan lithologische eenheden die variëren van grof zand tot zware klei en veen.5 Bij het veen binnen deze Formatie kan klink optreden. Hierdoor kan een inversielandschap ontstaan. Dit houdt in dat locaties die eerst ten opzichte van hun omgeving een lage ligging hadden en overgroeid waren door veen, na inklinking van dit veen ten opzichte van hun omgeving een hoge ligging kregen. Uit de Geomorfologische kaart blijkt dat het plangebied in een vlakte van zee- of meerbodemafzettingen (code 2M33) ligt.6
4
Weerts 2000. Westerhoff et al. 1987, 60. 6 Internetsite http://www.meetnetlandschap.nl - Oktober 2007
5
216725, revisie 2 Pagina 6 van 17
Bureauonderzoek
Volgens de Bodemkaart7 (zie Bijlage 2) bestaat de bodem binnen het plangebied uit tochteerdgronden bestaande uit klei (code pMo80). In de droogmakerijen liggen deze gronden in het algemeen in het centrum maar ook langs de binnenzijde van de polderdijken waar de rijping van de ondergrond door enige kwel achterwege is gebleven. In het Westfriese gebied komen deze gronden in de lagere terreingedeelten tussen de ruggen voor. Soms liggen ze hier als zuivere kaarteenheid, maar vaak zijn de bodemverschillen op korte afstand zo groot dat er een associatie is onderscheiden met de eenheden pMn55A of pMn85C. Op plaatsen waar de bovengrond afwisselend moerig en niet-moerig is vormen deze gronden een associatie met eenheid Wo.8 Bij het bepalen van de vochtigheid van de bodem wordt gewerkt met grondwatertrappen (Gwt’s). Deze trappen geven een klassenindeling weer van ten eerste de verschillende grondwaterstanden naar diepte en ten tweede de seizoensvariatie in de grondwaterstanden. De trappen worden vastgesteld op een schaal van I tot VII, van respectievelijk extreem nat tot extreem droog, zie tabel 2.1. Tabel 2.1
grondwatertrappenindeling
grondwatertrap
I
II
III
IV
V
VI
VII
GHG in cm -mv
(<20)
(<40)
<40
>40
<40
40 - 80
>80
GLG in cm -mv
<50
50 - 80
80 - 120
80 - 120
>120
>120
(>160)
GHG gemiddeld hoogste grondwaterstand / GLG gemiddeld laagste grondwaterstand
Het plangebied heeft een Gwt III. De gronden met deze grondwatertrap hebben een gemiddeld hoogste grondwaterstand van minder dan 40 cm -mv. De gemiddeld laagste grondwaterstand ligt tussen de 80 en de 120 cm -mv. Gronden met deze grondwatertrap hebben in de winter langere perioden zeer hoge grondwaterstanden.9 Dit betekent dat het, zich in de bodem bevindende, organisch materiaal en mogelijk aanwezige archeologische resten tot in ieder geval 80 cm -mv relatief goed geconserveerd is. 2.3
Bewoningsgeschiedenis
2.3.1
Steentijd
De plaats Avenhorn ligt in West-Friesland. De eerste sporen van bewoning in West-Friesland kunnen rond 3.500 v. Chr. worden gedateerd. Deze sporen zijn aangetroffen bij Zandwerven. Hier bevond zich toen een klein natuurlijk duin dat aan de rand van een brede getijdegeul lag, welke dwars door West-Friesland liep.10 Enkele eeuwen later, als de geul wat meer is verland, treffen we nederzettingen aan in Zandwerven, Aartswoud, Kolkhorn en Keinsmerbrug. Deze worden gerekend tot de zogenaamde Standvoetbekercultuur.11 Vondsten die dateren uit het Midden- en Laat-Neolithicum zijn onder andere gedaan in Zandwerven, Aartswoud, Oostwoud, Westwoud, Sijbekarspel en in het zuiden van de Wieringermeer. Deze vondsten behoren tot de volgende cultuurfasen: • Trechterbekercultuur (3.300-2.800 v. Chr.); • Vlaardingencultuur (3.200-2.700 v. Chr.); • Standvoetbeker- ofwel Enkelgrafcultuur en daarbinnen kunnen de vondsten worden toegeschreven aan de groep van de Strijdhamerculturen (2.900-2.500 v. Chr.);
7
Bodemkaart 19 Oost (Alkmaar)/20 West (ged.) (Enkhuizen). Wagenaar/van Wallenburg 1987, 67. 9 Rosing 1995, 195. 10 Diederik 1989, 17. 11 Diederik 1989, 18.
8
216725, revisie 2 Pagina 7 van 17
Bureauonderzoek
• Klokbekercultuur (2.600-2.000 v. Chr.).12 Volgens Diederik startte rond 2.000 v. Chr. een transgressiefase waardoor de leefomstandigheden dusdanig slecht waren geworden dat vrijwel het gehele gebied van West-Friesland en de Kop van Noord-Holland door de mens werd verlaten.13 Zowel binnen het plangebied als in de directe omgeving ervan, zijn geen vondsten bekend die in de Vroege Prehistorie te dateren zijn. 2.3.2
Bronstijd en IJzertijd
In de Midden-Bronstijd (rond 1.500 v.Chr), toen het gebied weer geschikt was voor bewoning, nam de bevolking in oostelijk West-Friesland sterk toe.14 Noordelijk Noord-Holland bleef, met uitzondering van de pleistocene gronden van Texel, echter onbewoond. Alleen in de omgeving van Opperdoes blijft de bewoning tot in de Midden-IJzertijd bestaan. In die periode waren daar nog maar enkele woonplaatsen aanwezig.15 In de IJzertijd is in West-Friesland de veengroei op gang gekomen.16 Door de gestage uitbreiding van dit veen raakte het gebied ontvolkt.17 Het aantal bekende woonplaatsen uit de periode 600 v.Chr. tot 700 na Chr. is dan ook zeer beperkt.18 West-Friesland werd één geheel met het reeds bestaande veengebied van Holland en Utrecht. Rond 300 v. Chr., aan het eind van de Midden-IJzertijd, zien we de eerste mensen in het veen terugkeren en in de eeuwen tot aan het begin van de jaartelling wordt het beeld dat we van de bewoning hebben iets verdicht.19 Er zijn zowel binnen het plangebied als in de directe omgeving ervan geen bewijzen of aanwijzingen gevonden die, wat deze perioden betreft, op bewoning binnen het plangebied duiden. 2.3.3
Romeinse Tijd
Uit de Romeinse Tijd zijn geen bewoningssporen bekend uit West-Friesland. Het gebied was toen één groot veenmoeras.20 Waarschijnlijk bevond het plangebied zich gedurende deze periode ook binnen dit veenmoeras. Net als uit voorgaande perioden zijn er binnen het plangebied geen vondsten bekend. 2.3.4
Middeleeuwen
Het plangebied was in de Vroege-Middeleeuwen, net als in de Romeinse Tijd, vermoedelijk bedekt met veen. Om dit veen te kunnen ontginnen, moest men het ontwateren. Dit leidde tot inklinking en oxidatie van de bodem, waardoor het maaiveld daalde en de grondwaterstand ten opzichte van het maaiveld hoger kwam te liggen. Toen men het water niet langer voldoende kon afvoeren, verplaatste men het akkerland in het verlengde van het bestaande gebied. De eerdere akker werd daarna vaak als weiland in gebruik genomen. Op deze wijze werd in de loop van de tijd steeds een stukje nieuw land in het verlengde van het al gebruikte land ontgonnen, waardoor langwerpige stroken ontstonden.21 West-Friesland werd vanuit Medemblik richting Hoogwoud en Enkhuizen ontgonnen. De start van al deze activiteiten moet plaats hebben gevonden tussen 800 en 1000 na Chr., eerst in de noordelijkste gebieden en later geleidelijk richting het zuiden van Noord-Holland.22 Het gevolg hiervan was dat omstreeks 1200 na Chr. geheel West-Friesland ontgonnen was.23 Na het verlen12
Internetsite http://home.tiscali.nl/~wr2777/West-Friesland.htm - Oktober 2007. Diederik 1989, 18. 14 Diederik 1989, 18-20. 15 Diederik 1989, 18-20. 16 Wagenaar/van Wallenburg 1987, 22. 17 Internetsite http://home.tiscali.nl/~wr2777/West-Friesland.htm - Oktober 2007. 18 Wagenaar/van Wallenburg 1987, 22. 19 Diederik 1989, 129. 20 Internetsite http://home.tiscali.nl/~wr2777/West-Friesland.htm - Oktober 2007. 21 Visser-Poldervaart 2006a, 11-12. 22 Komen 2001, 58. 23 Spruit 2005, 14. 13
216725, revisie 2 Pagina 8 van 17
Bureauonderzoek
gen van de akker werd de oude nederzetting vaak verlaten en ontstond er nabij de in gebruik genomen akker een nieuwe nederzetting.24 De plaatsen Ursem, Avenhorn, Spierdijk en Berkhout zijn vermoedelijk zulke verplaatste nederzettingen.25 Volgens Visser-Poldervaart zijn de huidige dorpslinten in het gebied waarschijnlijk vanaf de Late-Middeleeuwen ontstaan.26 De ontginningen van Ursem en Avenhorn vormen een geheel met de ontginningen van Mijzen (gemeente Schermer). Ook uit de richting van de sloten blijkt dat Avenhorn kennelijk een onderdeel van Ursem is geweest.27 De genoemde ontginningen vormen een veerverkaveling met de Leet als stroom waarop werd afgewaterd.28 De ontginning van Avenhorn is waarschijnlijk begonnen vanuit de richting van Oostmijzen. De ontginning vond vanuit deze plaats in noordoostelijke richting plaats. Het eerste bewoningslint in dit blok zal aan de zuidwestzijde hebben gelegen, maar zal naderhand naar het noordoosten opgeschoven zijn.29 Met de voortschrijding van de ontginning heeft het dorp zich verplaatst naar de huidige plaats, mogelijk in twee keer. 30 Vermoedelijk heeft Avenhorn vanaf de 13e/14e eeuw op de huidige plaats gelegen.31 Langs de Gouw bij Avenhorn bevindt zich een lint met bebouwing. Hier kunnen sporen van oudere bewoning onder de huidige bebouwing worden verwacht.32 2.3.5
Nieuwe Tijd
Aan het einde van de 17e eeuw lag de bebouwing van Avenhorn aan de Gouw en strekte zich van de West-Friese Omringdijk, die aan de oostzijde het dorp raakte, naar het westen toe uit. 33 Op een kaart uit 1680 zijn de dorpen Avenhorn en De Goorn beide ingetekend als lintdorpen aan één zijde van deze Gouw. De dorpen waren vrij dicht bebouwd.34 De Kadastrale Minuutplan geeft een beeld van minder dichtbebouwde dorpen, maar volgens Visser-Poldervaart waren Avenhorn en De Goorn in het begin van de 19e eeuw al meer naar elkaar toe gegroeid.35 Zij waren toen vergroeid tot één lint.36
24
Visser-Poldervaart 2006a, 11-12. Visser-Poldervaart 2006b, 19. 26 Visser-Poldervaart 2006b, 19. 27 De Cock 1965, 208. 28 Visser-Poldervaart 2006a, 13. 29 Visser-Poldervaart 2006a, 13. 30 Visser-Poldervaart 2006a, 16. 31 Visser-Poldervaart 2006b, 16. 32 Visser-Poldervaart 2006a, 26. 33 Visser-Poldervaart 2006b, 12. 34 Visser-Poldervaart 2006b, 16. 35 Visser-Poldervaart 2006b, 16. 36 Visser-Poldervaart 2006a, 16. 25
216725, revisie 2 Pagina 9 van 17
Bureauonderzoek
2.4 Tabel 2.2
Archeologie Overzicht van archeologische perioden37
Periode
Datering
Nieuwe Tijd 1500 heden Late Middeleeuwen 1050 - 1500 n.Chr. Vroege Middeleeuwen 450 - 1050 n.Chr. Romeinse Tijd 12 v.Chr. - 450 n.Chr. IJzertijd 800 v.Chr. 12 v.Chr. Bronstijd 1.900 v.Chr. - 800 v.Chr. Neolithicum (Nieuwe Steentijd) 5.325 v.Chr. - 1.900 v.Chr. Mesolithicum (Midden Steentijd) 9.000 v.Chr. - 4.900 v.Chr. Laat Paleolithicum (Late Oude Steentijd) tot 9.000 v.Chr.
2.4.1
Archeologische Monumentenkaart (AMK)
Terreinen waarvan de archeologische waarde bekend is, staan aangegeven op de Archeologische Monumentenkaart (AMK). De AMK wordt in samenwerking tussen de betreffende provincie en de RACM onderhouden. De terreinen zijn beoordeeld op de criteria kwaliteit, zeldzaamheid, representativiteit, ensemblewaarde en belevingswaarde. De terreinen zijn daarbij ingedeeld in drie categorieën: terreinen met archeologische waarde, hoge archeologische waarde en zeer hoge archeologische waarde. Onder deze laatste categorie vallen ook de terreinen die op grond van de Monumentenwet zijn beschermd. Op de AMK staan binnen het plangebied geen terreinen van archeologische waarde aangegeven. Op ongeveer 500 m ten zuiden en circa 1000 m ten westen van het plangebied bevinden zich echter wel archeologische monumenten. Dit betreffen de historische kernen van dorpen. Ten westen ervan ligt die van Avenhorn/De Goorn (monumentnummer 14847) en ten zuiden van het plangebied bevindt zich de historische kern van Grosthuizen (monumentnummer 14848). Buiten het kaartbeeld van Bijlage 3 ligt ten noorden van het plangebied de historische kern van Berkhout (monumentnummer 14851). Aan alle historische kernen wordt een hoge archeologische waarde toegekend. 2.4.2
Archis2
Achis2 is het geautomatiseerde archeologisch informatiesysteem voor Nederland. Het bestaat uit een databank waarin allerlei gegevens over archeologische vindplaatsen (bijna 60.000) en terreinen (bijna 13.000) in Nederland zijn opgeslagen, daterend van de prehistorie tot de Nieuwe Tijd. Achis2 is ontstaan uit een samenwerkingsverband van de ROB (de huidige RACM) en een aantal universiteiten. Binnen het plangebied zijn geen waarnemingen geregistreerd. Direct buiten het plangebied zijn vele waarnemingen bekend: het betreffen op enkele na allemaal oppervlaktevondsten van voornamelijk aardewerkfragmenten daterend uit de Late Middeleeuwen. Van de weergegeven waarnemingsnummers wordt er één gedateerd tussen het Neolithicum en de IJzertijd (waarnemingsnummer 8328). Bij twee andere waarnemingen is, naast laat-middeleeuws aardewerk, bij elk een bolpot uit de Vroege Middeleeuwen aangetroffen (waarnemingsnummers 8153 en 8305). Naast deze waarnemingen zijn er ook twee waarnemingen met vondsten uit de periode Late Middeleeuwen/Nieuwe Tijd (waarnemingsnummers 4309 en 15137). De overige, op de Bijlage 3 zichtbare, waarnemingen betreffen alleen vondsten uit de Late Middeleeuwen.
37
Ten behoeve van de dateringen is gebruik gemaakt van Lanting/van der Plicht (1996, 2000, 2002).
216725, revisie 2 Pagina 10 van 17
Bureauonderzoek
2.4.3
Indicatieve Kaart voor Archeologische Waarden (IKAW)
Op de IKAW staat aangegeven of een gebied een (zeer) lage, middelhoge of hoge verwachting heeft op het aantreffen van archeologische waarden. De IKAW is een archeologische verwachtingskaart en is onder andere gebaseerd op de relatie die bestaat tussen de bodemsoort en de aanwezigheid van archeologische vindplaatsen. Een punt van aandacht daarbij is dat de IKAW grotendeels is gebaseerd op kaarten met een schaal van 1:50.000. Op lokaal schaalniveau is de kaart daarom minder bruikbaar. Daarbij komt dat de IKAW voornamelijk gebaseerd is op de aanwezigheid van nederzettingen en niet op bijvoorbeeld grafvelden of offerplaatsen. Een lage verwachting op het aantreffen van archeologische waarden en resten wil echter niet zeggen dat er geen archeologische waarden of resten aanwezig kunnen zijn. De kans daarop is echter wel kleiner. De IKAW doet geen uitspraken over de periode van na de Middeleeuwen. Op de IKAW heeft het plangebied een zeer lage kans op het aantreffen van archeologische waarden. Deze trefkans wordt waarschijnlijk veroorzaakt doordat het plangebied zich in een droogmakerij bevindt en geldt voor de periode van voor circa 1500. Deze legenda-eenheid wordt alleen in Holoceen West Nederland gebruikt. Het betreft jonge mariene erosiegebieden die niet voor circa 1500 zijn bedijkt en bodems van droogmakerijen die bestaan uit wad- en onderwaterafzettingen. Hier zijn geen of nauwelijks terrestrische vondsten, zoals nederzettingen, van voor 1500 te verwachten. In de jonge mariene erosiegebieden kunnen zeker wanneer ze onderdeel vormden van scheepvaartroutes wel schepen aanwezig zijn.38 2.4.4
Cultuurhistorische Waardenkaart
In aanvulling op de landelijke archeologische kaarten hebben veel provincies eigen cultuurhistorische kaarten vervaardigd, waarin veel lokale kennis is opgenomen. Deze kaarten hebben over het algemeen een hoger detailniveau dan de landelijke kaarten. Noord-Holland heeft een verwachtings- en waarderingskaart in de vorm van de Cultuurhistorische Waardenkaart NoordHolland. De CHW-NH kijkt naar de drie disciplines die zich met cultuurhistorie bezighouden: archeologie, historische geografie en historische (steden)bouwkunde. De CHW-NH geeft de bekende archeologische waarden weer en vertoont, wat de monumenten betreft, een consistent beeld met de AMK. Ook op de CHW worden de drie bovengenoemde archeologische monumenten eveneens weergegeven.39 2.4.5
Relevante voorgaande onderzoeken
De archeologische onderzoeken die in het verleden zijn gedaan, worden als onderzoeksmeldingen in Archis weergegeven. De nummers van de onderzoeksmeldingen corresponderen met de CIS-code (onderhavig onderzoek heeft CIS-code 25178). In de omgeving van het onderhavige plangebied hebben een aantal archeologische onderzoeken plaatsgevonden. Het onderzoek direct ten oosten grenzend aan onderhavige het plangebied is uitgevoerd door RAAP (CIS-code 15377; zie Bijlage 3).40 In dit onderzoek wordt geconcludeerd dat er een zeer lage tot lage kans bestaat op het aantreffen van vindplaatsen uit de Late Middeleeuwen in dat plangebied. Dergelijke vindplaatsen verwachten zij bij de huidige bewoningsassen, die echter op grotere afstand van het onderhavige plangebied liggen. Buiten de bewoningsassen kunnen wel sporen van veenontginningen voorkomen, zoals sloten, greppels en mogelijk ook daliegaten. Eventuele (oudere) bewoningssporen op de afzettingen onder het veen (Beemsterklei) zijn volgens hen zeer onwaarschijnlijk.41 Op grond van het ontbreken van aanwijzingen voor de aanwezigheid van archeologische resten en het niet verstoren van de aanwezige cultuurhistorische waarden wordt, zo schrijven zij in het RAAP-rapport, ten aanzien van het plangebied geen vervolgonderzoek aanbevolen.42 Op basis van het genoemde bureauonderzoek werd besloten dat vervolgonderzoek, in de vorm van een inventariserend veldonderzoek (IVO-B), niet noodzakelijk was.43 38
Van Dalen et al. 2005, 7-8. Dergelijke incidentele vondsten kunnen echter niet voorspeld worden. Internetsite http://chw.noord-holland.nl/ - Oktober 2007. 40 Warning/Bekius 2006. 41 Warning/Bekius 2006, 8. 42 Warning/Bekius 2006, 3. 43 Internetsite http://archis2.archis.nl/archisii/html/index.html - November 2007. 39
216725, revisie 2 Pagina 11 van 17
Bureauonderzoek
Naast dit onderzoek is er ook ten westen van het plangebied archeologische onderzoek uitgevoerd (CIS-code 18068). De Stichting Steunpunt Cultureel Erfgoed Noord-Holland (SCENH) heeft in 2006 een bureauonderzoek uitgevoerd vanwege de nieuw te vervaardigen bestemmingsplannen. Het onderzoek is in twee rapporten gepubliceerd, waarvan er één betrekking heeft op het landelijk gebied44 en de ander op een deel van de dorpskernen van Ursem, Spierdijk, Berkhout, Avenhorn/De Goorn en Scharwoude.45 De resultaten van deze onderzoeken zijn in dit rapport verwerkt.
44 45
Visser-Poldervaart 2006a. Visser-Poldervaart 2006b.
216725, revisie 2 Pagina 12 van 17
Bureauonderzoek
2.5
Archeologische verwachting
2.5.1
Steentijd
Rond 2.000 v. Chr. startte volgens Diederik rond 2.000 v. Chr. een transgressiefase. Hierdoor waren de leefomstandigheden dusdanig slecht geworden dat vrijwel het gehele gebied van West-Friesland en de Kop van Noord-Holland door de mens werd verlaten.46 In deze periode zullen de leefomstandigheden in en rond het plangebied waarschijnlijk niet veel anders zijn geweest. Zowel binnen het plangebied als in de directe omgeving ervan zijn geen vondsten bekend die in de Steentijd te dateren zijn. Voor de periode Steentijd kan aan het plangebied een lage archeologische verwachting worden toegekend. 2.5.2
Bronstijd en IJzertijd
In de Bronstijd bleef noordelijk Noord-Holland onbewoond. In deze periode zal zeer waarschijnlijk ook het plangebied onbewoond zijn geweest. Voor de Bronstijd kan aan het plangebied een lage archeologische verwachting worden toegekend. In de IJzertijd is in WestFriesland de veengroei op gang gekomen.47 Een gevolg hiervan is dat dit gebied ontvolkt raakte. Net als voor de Steentijd en de Bronstijd kan ook aan de IJzertijd een lage archeologische verwachting worden toegekend. 2.5.3
Romeinse Tijd
In de Romeinse Tijd bevond zich in dit deel van West-Friesland een veenmoeras. Voor deze periode geldt, net als aan de voorgaande perioden, een lage verwachting op het aantreffen van archeologische waarden. Hoewel er in deze perioden mogelijk op het veen is gewoond, zullen de sporen en vondsten door de latere ontginningswerkzaamheden verdwenen zijn. 2.5.4
Middeleeuwen
Aangezien het plangebied aan het begin van de Vroege Middeleeuwen vermoedelijk nog bedekt was met veen kan voor deze periode aan het plangebied een lage archeologische verwachting worden toegekend. Bewoning werd in West-Friesland pas mogelijk na ontginning van het veen. Wanneer de ontginningen in de wijdere omgeving van het plangebied hebben plaatsgevonden is niet bekend, maar de ontginningsactiviteiten moeten volgens Komen tussen 800 en 1000 na Chr. vanuit Medemblik, in de richting van Hoogwoud en Enkhuizen, zijn gestart.48 Volgens Spruit was geheel West-Friesland omstreeks 1200 na Chr. grotendeels ontgonnen.49 De ontginning van het plangebied heeft vermoedelijk vanuit het noorden plaatsgevonden. Er is echter niet bekend wanneer het plangebied ontgonnen is. Binnen het plangebied kunnen bewoningssporen aanwezig zijn vanaf ongeveer 1200 na Chr. Deze verwachting sluit aan bij het onderzoek van Visser-Poldervaart. Zij stelt dat voor de plaatsen Ursem, Avenhorn, Spierdijk en Berkhout geldt dat bewoningsresten vanaf de tweede helft van de Late Middeleeuwen verwacht kunnen worden.50 Daarnaast wordt de verwachting ondersteund door de vele waarnemingen rond het plangebied. Bijna al deze waarnemingen dateren uit de Late Middeleeuwen. Er geldt derhalve voor het plangebied een lage archeologische verwachting voor archeologische resten uit de Late Middeleeuwen. 2.5.5
Nieuwe Tijd
Op de kadastrale kaart uit 1823 en op de historische kaart uit 1900 wordt ter plaatse van het plangebied geen bewoning weergegeven. Er geldt derhalve een lage verwachting op het aantreffen van (archeologische) resten daterend uit de Nieuwe Tijd.
46
Diederik 1989, 18. Wagenaar/van Wallenburg 1987, 22. 48 Komen 2001, 58. 49 Spruit 2005, 14. 50 Visser-Poldervaart 2006b, 19-20. 47
216725, revisie 2 Pagina 13 van 17
Evaluatie
3
Evaluatie
3.1
Samenvatting en conclusies
In opdracht van De Peyler Projektontwikkeling heeft Grontmij een archeologisch onderzoek uitgevoerd voor de locatie Vredemaker Oost. De Peyler Projektontwikkeling is voornemens om op deze locatie een bedrijventerrein te realiseren. Op basis van de resultaten van het bureauonderzoek geldt voor het plangebied een lage kans bestaat op het aantreffen van archeologische waarden in de vorm van archeologische nederzettingen. Het is niet uit te sluiten dat er archeologische waarden uit de Late Middeleeuwen en de Nieuwe Tijd aanwezig zijn in de vorm van enkele oppervlaktevondsten van voornamelijk aardewerkfragmenten, gezien de ruime spreiding van dergelijke vondsten in de wijde omgeving van het plangebied. De aanwezigheid van deze oppervlaktevondsten is echter niet per sé een directe indicatie voor de aanwezigheid van nederzettingsresten ter plaatse. 3.2
Aanbevelingen
Op basis van de resultaten en bevindingen van het bureauonderzoek wordt voor het onderhavige plangebied geen vervolgonderzoek aanbevolen. Met betrekking tot de uitkomsten van het bureauonderzoek en de gegeven aanbeveling wordt geadviseerd contact op te nemen met het bevoegd gezag.
216725, revisie 2 Pagina 14 van 17
Literatuur, bronnen en gebruikte afkortingen
Literatuur, bronnen en gebruikte afkortingen
Literatuur
De Cock, J.K., 1965. Bijdrage tot de historische geografie van Kennemerland in de Middeleeuwen op fysisch-geografische grondslag. Groningen. Van Dalen, J.H., J.H.C. Deeben, D.P. Hallewas, R. Koopstra, Th. Maarleveld, J.H.M. Peeters & R.Wiemer, 2005. Handleiding voor de Indicatieve Kaart Archeologische Waarden 2e generatie, versie 2.1, Toelichting op de Globale Archeologische Kaart van het Continentale Plat. Amersfoort. Diederik, F., 1989. Archeo-logica. De archeologie van het noorden van Noord-Holland in historisch en landschappelijk perspektief. Uitgeverij Pirola, Schoorl. Komen, H., 2001. Droge voeten op vrije grond. De geschiedenis van West-Friesland in vogelvlucht. Heerhugowaard. Lanting, J.N. & J. van der Plicht, 1996. De C14-chronologie van de Nederlandse Pre- en Protohistorie, I: Laat-Paleolithicum. In: Palaeohistoria 37/38 (1995-1996), 71-125. Lanting, J.N. & J. van der Plicht, 2000. De C14-chronologie van de Nederlandse Pre- en Protohistorie, II: Mesolithicum. In: Palaeohistoria 39/40 (1997-1998), 99-162. Lanting, J.N. & J. van der Plicht, 2002. De C14-chronologie van de Nederlandse Pre- en Protohistorie, III: Neolithicum. In: Palaeohistoria 41/42 (1999-2000), 1-110. Nota cultuurhistorische regioprofielen 2004-2007. Provincie Noord-Holland, Haarlem 2004. Rosing, H., 1995. Bodemkaart van Nederland 1:50.000, Toelichting bij de kaartbladen Blad 9 West Texel (gedeeltelijk) - 14 West Medemblik, Blad 14 Oost Medemblik - 15 West Stavoren (noordhollands gedeelte), Blad 19 West Alkmaar. DLO-Staring Centrum, Wageningen. Spruit, R., 2005, West-Friesland omringd door een dijk, In: De Westfriese Omringdijk. Geschiedenis van een monument. Abcoude, 11-52. Visser-Poldervaart, M., 2006a. Bureauonderzoek naar de archeologische waarde van het bestemmingsplangebied landelijk gebied; Gemeente Wester-Koggenland. SCENH-rapport 59. Wormer. Visser-Poldervaart, M., 2006b. Naar de archeologische waarden van de bestemmingsplangebieden voor de dorpskernen Ursem, Spierdijk, Berkhout, Avenhorn/De Goorn, Scharwoude; Gemeente Wester-Koggenland. SCENH-rapport 60. Wormer. Wagenaar, K. & C. van Wallenburg, 1987. Toelichting bij de Bodemkaart van Nederland, schaal 1:50.000, Blad Alkmaar Oost (19O) en Blad Lelystad West (20W). Arnhem.
216725, revisie 2 Pagina 15 van 17
Literatuur, bronnen en gebruikte afkortingen
Warning, S. & D. Bekius, 2006. Plangebied benzinestation aan de N243 in Avenhorn, gemeente Wester-Koggenland. RAAP-notitie 1489. Amsterdam. Weerts, H.J.T., 2003. Beschrijvingen Lithostratigrafische eenheid, Formatie van Naaldwijk. NITG-TNO. Westerhoff, W.E., E.F.J. de Mulder & W. de Gans, 1987. Toelichting bij de geologische kaart van Nederland, 1:50.000, Blad Alkmaar West (19W) en Blad Alkmaar Oost, Rijks Geologische Dienst, Haarlem. Bronnen
Bodemkaart van Nederland, Blad 19 Oost (Alkmaar)/20 West (gedeeltelijk)(Enkhuizen), 1987, Stichting voor Bodemkartering (STIBOKA), Wageningen. Internetsites Archis2 Internetsite http://archis2.archis.nl/ - Oktober/November 2007. Cultuurhistorische Waardenkaart Internetsite http://chw.noord-holland.nl/ - Oktober 2007. KennisInfrastructuurCultuurHistorie (KICH) Internetsite http://www.kich.nl/ - Oktober 2007 Meetnetlandschap Internetsite http://www.meetnetlandschap.nl/ - November 2007. Watiswaar Internetsite http://watiswaar.nl/, Verzamelplan Berkhout en Baarsdorp, 1811-1832 - Oktober 2007. West-Friesland Internetsite http://home.tiscali.nl/~wr2777/West-Friesland.htm - Oktober 2007
216725, revisie 2 Pagina 16 van 17
Literatuur, bronnen en gebruikte afkortingen
Gebruikte afkortingen ABK
Archeologische BasisKaart
AMK
Archeologische MonumentenKaart
AMZ
Archeologische MonumentenZorg
CCvD
Centraal Collega van Deskundigen
CHW-NH
CultuurHistorischeWaardenkaart-Noord Holland
CvAK
College van Archeologische Kwaliteit
IKAW
Indicatieve Kaart Archeologische Waarden
KICH
KennisInfrastructuurCultuurHistorie
KNA
Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie
n.Chr.
(jaren) na Christus
RACM
Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten
ROB
Rijksdienst voor Oudheidkundig Bodemonderzoek
v.Chr.
(jaren) voor Christus
WRO
Wet Ruimtelijke Ordening
216725, revisie 2 Pagina 17 van 17
Bijlage 1
Ligging plangebied op topografische ondergrond
216725, revisie 2
Bijlage 1: Ligging plangebied op topografische ondergrond
216725, revisie 2
Bijlage 2
Bodemkaart
216725, revisie 2
Bijlage 2: Bodemkaart
216725, revisie 2
Bijlage 3
Archeologische basiskaart (ABK)
216725, revisie 2
Bijlage 3: Archeologische basiskaart (ABK)
216725, revisie 2