Colofon Archeologisch onderzoek aan de Vredenseweg 117 te Groenlo Gemeente Oost Gelre CIS-code: 22897 In opdracht van: Gemeente Oost Gelre
Auteur: A.F. Loonen met een bijdrage van C. Helmich Eindredactie: W.S. van de Graaf
Archeodienst Rapport 64 Versie: 1.8 © Zevenaar, december 2010 ISSN: 1877-2900
Controle W.S. van de Graaf
Datum Senior Archeoloog 27-12-2010
Goedkeuring
Ringbaan-Zuid 4 Postbus 297 6900 AG Zevenaar Tel. 0316-581130 Fax 0316-343406
[email protected] www.archeodienst.nl Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Archeodienst te Zevenaar.
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
Archeodienst Gelderland BV
Samenvatting In opdracht van de gemeente Oost Gelre heeft archeologisch onderzoeksbureau Becker & Van de Graaf vof (tegenwoordig Archeodienst Gelderland BV) een Definitief Archeologisch Onderzoek (DAO; opgraving) uitgevoerd aan de Vredenseweg 117 te Groenlo (gemeente Oost Gelre). Het onderzoek volgt op een in 2007 door Synthegra BV uitgevoerd bureau- en booronderzoek waarin vastgesteld werd dat er archeologische waarden uit de prehistorie tot de Nieuwe tijd te verwachten zijn (Kremer 2007a en 2007b). Tevens was de kans aanwezig dat er sporen werden aangetroffen die samenhangen met de Circumvallatielinie uit 1627. Tijdens de opgraving zijn 14 sporen aangetroffen, die alle als perceels- of ontginningsgreppel(systeem) zijn geïnterpreteerd. Resten van de Circumvallatielinie zijn niet aangetroffen. Ook is geen vondstmateriaal aangetroffen. De perceels- en ontginningsgreppels komen overeen met de perceelsindeling uit de 19e eeuw zoals zichtbaar op het Bonneblad uit 1900. Aangezien op de kadastrale kaart uit 1828 te zien was dat het plangebied nog uit heidegebied bestond, is het aannemelijk dat deze greppels pas in de loop van de tweede helft van de 19e eeuw gegraven zijn om het heideveld in cultuur te brengen.
2
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
Archeodienst Gelderland BV
Inhoudsopgave Samenvatting .......................................................................................................... 2 1 Inleiding.......................................................................................................... 4 2 De Circumvallatielinie ..................................................................................... 6 2.1.1 Het Beleg van Grol .................................................................................... 6 2.1.2 De Circumvallatielinie van Frederik Hendrik............................................... 8 2.1.2.1 Verdedigingswerken ................................................................................ 9 2.1.2.2 Gracht .................................................................................................. 10 2.1.3 Onderzoek naar de Circumvallatielinie ...................................................... 10 2.1.4 Linie in de omgeving van het plangebied ................................................... 11 3 Vooronderzoek .............................................................................................. 14 3.1 Landschap en bodem .................................................................................. 14 3.2 Historische geografie ................................................................................... 15 3.3 Archeologie ................................................................................................ 16 3.4 Verwachting op basis van het vooronderzoek ................................................ 16 4 Doelstelling ................................................................................................... 17 4.1 Onderzoeksvragen....................................................................................... 17 5 Onderzoeksstrategie ....................................................................................... 18 5.1 Werkwijze .................................................................................................. 18 5.2 Dataregistratie ............................................................................................ 19 5.3 Fysische geografie ....................................................................................... 19 6 Resultaten ..................................................................................................... 20 6.1 Fysische geografie ....................................................................................... 20 6.2 Archeologie ................................................................................................ 22 7 Conclusie ...................................................................................................... 25 7.1 Beantwoording van de onderzoeksvragen ..................................................... 25 Literatuur ............................................................................................................. 26 Lijst van afbeeldingen ............................................................................................ 28 Lijst van bijlagen ................................................................................................... 28 Bijlage 1: Puttenkaart ............................................................................................ 29 Bijlage 2: Allesporenkaart....................................................................................... 31 Bijlage 3: Overzicht Circumvallatielinie .................................................................. 34 Bijlage 4. Detail Circumvallatielinie ........................................................................ 36 Bijlage 5: Profiel .................................................................................................... 39 Bijlage 6: Kolombeschrijvingen .............................................................................. 41 Bijlage 7: Sporenlijst .............................................................................................. 43 Bijlage 8: Terminologie verdedigingswerken............................................................ 45 Bijlage 9: Codeboek............................................................................................... 54 Bijlage 10: Verklarende woordenlijst ....................................................................... 56 Bijlage 11: Periodentabel ....................................................................................... 57
3
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
Archeodienst Gelderland BV
1 Inleiding In opdracht van de gemeente Oost Gelre heeft archeologisch onderzoeksbureau Becker & Van de Graaf vof (tegenwoordig Archeodienst Gelderland BV) een Definitief Archeologisch Onderzoek (DAO; opgraving) uitgevoerd aan de Vredenseweg 117 te Groenlo (gemeente Oost Gelre, Fig. 1.1). Het onderzoek is uitgevoerd in het kader van de vrijstellingsprocedure ex artikel 19 WRO ten behoeve van de geplande ontwikkeling van het plangebied. Er wordt hier een grote stal gerealiseerd. Hierbij zal de bodem door graafwerkzaamheden worden verstoord en zullen eventueel aanwezige archeologische resten verloren gaan.
Fig. 1.1: Situering van het onderzoeksgebied op de topografische kaart 1:25.000
Het onderzoek volgt op een,door Synthegra BV uitgevoerd bureau- en booronderzoek waarin vastgesteld werd dat er archeologische waarden uit de prehistorie tot de Nieuwe tijd te verwachten zijn (Kremer 2007a en 2007b). Tevens kunnen belegeringssporen worden aangetroffen die samenhangen met de Circumvallatielinie uit 1627. Om deze verwachting te controleren diende onderhavig onderzoek uitgevoerd worden. Het veldwerk vond plaats van 7 tot en met 13 juni en op 2 juli 2007. De wetenschappelijke leiding was in handen van drs. Willem-Simon van de Graaf. De dagelijkse leiding was in handen van dr. Stephan Weiss-König. Het digitale meetwerk is uitgevoerd door dr. Christian Enzl. Ondersteuning in het veld leverde ing. Tinus van der Pol. Drs. ing. Caroline Helmich had de leiding over het fysisch-geografische onderzoek. Het grondverzet werd uitgevoerd door de aannemer.
4
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
Archeodienst Gelderland BV
Voor de in dit rapport gebruikte geologische en archeologische tijdsaanduidingen wordt verwezen naar bijlage 11. Afkortingen en jargon worden in bijlage 8 t/m 10 uitgelegd. Een overzicht van de aangelegde sleuven geeft bijlage 1. Administratieve gegevens projectnaam
Groenlo Vredenseweg
CIS-code
22987
provincie
Gelderland
gemeente
Oost Gelre
plaats
Groenlo
toponiem
Vredenseweg 117
type project
Definitief Archeologisch Onderzoek
opdrachtgever
Gemeente Oost Gelre
contactpersoon opdrachtgever
Dhr. P. Ballast
uitvoerder
Becker & Van de Graaf vof
bevoegd gezag
Gemeente Oost Gelre
veldwerk
07 t/m 13-06-2007 en 02-07-2007
Archis nummers
22731 NW: (x) 241305 ; (y) 452247
geografische positie
ZW: (x) 241300 ; (y) 452170 NO: (x) 241339 ; (y) 452245 ZO: (x) 241338 ; (y ) 452191
kaartblad
34D
huidig grondgebruik
Grasland
Fig. 1.2: Het westelijke deel van werkput 3 (richting het zuiden). Rechts is de huidige bebouwing zichtbaar.
5
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
Archeodienst Gelderland BV
2 De Circumvallatielinie Het plangebied aan de Vredenseweg 117 te Groenlo bevindt zich in het gebied waar mogelijk de Circumvallatielinie van Groenlo uit 1627 gelegen heeft. In de eerste drie paragrafen van dit hoofdstuk wordt de historie van de Circumvallatielinie besproken. In de laatste paragraaf wordt het plangebied uitgelicht en wordt de specifieke verwachting besproken. Voor het schrijven van dit hoofdstuk zijn de rapportages van verschillende onderzoeken naar de Linie (Loonen/Hubers 2010, 2009a en 2009b) en de studie naar de Circumvallatielinie uit 2008 (Nijs/van der Pluijm 2008) gebruikt. De terminologie van vestingwerken is terug te vinden in bijlage 8. 2.1.1
Het Beleg van Grol
Groenlo (oude naam: Grol(le)) vormde in de 16e en 17e eeuw een sterke vesting, die in de Tachtigjarige Oorlog als welvarende grensstad herhaaldelijk werd belegerd. De Tachtigjarige Oorlog tussen Spanje en de Nederlanden, ook wel de Opstand genaamd, begon in 1568 met de Slag bij Heiligerlee en duurde tot de Vrede van Munster in 1648. Bij aanvang van de Opstand leidde Willem van Oranje het Staatse leger van de Nederlanden. Na zijn dood in 1584 nam zijn zoon Maurits de leiding over. Maurits werd bewonderd om zijn hervormingen van het Staatse leger en de verovering van een aanzienlijk aantal vestingen op de Spanjaarden. Na het overlijden van Maurits in 1625 volgde zijn halfbroer Frederik Hendrik hem op als bevelhebber van de Staatse troepen.
Fig. 2.1: Groenlo onder leiding van Prins Maurits wordt door Spinola veroverd op 9 november 1606. Geschilderd door Pieter Snayers in opdracht van Spinola (17e eeuw).
Zowel het Spaanse regime als de Staten-Generaal der Verenigde Nederlanden hadden onvoldoende manschappen om hun grondgebied onder controle te houden of de grenssteden permanent van voldoende bezetting en uitrusting te voorzien. De vestingsteden hadden dan ook een eigen garnizoen. In de loop van de Tachtigjarige Oorlog kwam een groot deel van de noordelijke Nederlanden onder de controle van het Staatse
6
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
Archeodienst Gelderland BV
leger. De vestingsteden in het grensgebied (waaronder Groenlo) werden daardoor het meest bedreigd. Groenlo was vanaf het begin van de oorlog doelwit van aanvallen. In 1576 kwam Groenlo aan Staatse zijde, maar in 1580 viel de stad alweer in Spaanse handen door toedoen van de overgelopen Graaf van Rennenberg, stadhouder van de noordelijke gewesten. Na een mislukte poging in 1595 werd de stad in 1597 opnieuw door Maurits van Nassau op de Spanjaarden veroverd. In 1606 werd Grol echter weer heroverd door de Spaanse troepen onder leiding van Spinola (Fig. 2.1). Tussen alle belegeringen door werd de vesting van Groenlo steeds verder uitgebouwd en versterkt. In 1609 sloten de koning van Spanje en de Staten-Generaal een wapenstilstand. Tijdens dit Twaalfjarig Bestand dat duurde van 1609 tot 1621 werd de vesting Grol door de Spaanse bezetter uitgebouwd volgens de laatste inzichten. Grol kreeg onder andere een zesde bastion en werd van nieuwe poorten voorzien. Toen in 1621 de vijandelijkheden tussen Spanje en de Nederlanden werden hervat, gold de vesting als één van de best verdedigbare vestingen in het oosten.
Fig. 2.2: Kopergravure van de feestelijke ontvangst van Frederik Hendrik in Den Haag op 2 oktober, na de succesvolle belegering van Grol in 1627 (bron: Oraniens Grols-gewin; C.J. Quintyn)
In 1627 werd Grol definitief heroverd door Frederik Hendrik na het groots opgezette Beleg van Grol (Fig. 2.2). Om het belegeringsleger te beschermen tegen aanvallen van buitenaf liet Frederik Hendrik een gesloten linie van schansen, redoutes, hoornwerken en andere veldwerken rondom Grol aanleggen. Deze Circumvallatielinie lag buiten schootsafstand van de vesting en sloot de stad volledig af van de buitenwereld (Fig. 2.3, bijlage 3). De verdedigbaarheid van de linie was dan ook naar buiten gericht. Na de verovering van Grol werd binnen enkele maanden een groot deel van de linie weer geslecht om niet door de Spaanse troepen gebruikt te kunnen worden voor een eventuele herovering. Het gebruik van een Circumvallatielinie was niet nieuw, maar bij Groenlo bereikte het systeem een hoge mate van perfectie. Dit luidde een nieuw tijdperk van moderne oorlogvoering in waarbij Frederik Hendrik de bijnaam `de Stedendwinger` toebedeeld kreeg.
7
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
2.1.2
Archeodienst Gelderland BV
De Circumvallatielinie van Frederik Hendrik
In de beginjaren van de Tachtigjarige Oorlog bestonden de insluitingswerken rondom een stad niet uit een doorlopende linie, maar uit schansen die op de voornaamste punten waren gelegen. Een schans was een door een aarden wal omgeven (meestal vierkant) terrein waar zich een gracht omheen bevond (Fig. 2.4). Op de vier hoekpunten bevonden zich kleine bastions (vijfhoekige uitbouw) waarop kanonnen konden worden geplaatst. Een schans was een soort vesting in het klein. De kampementen lagen in de tijd van Maurits achter de schansen. Vanuit de schansen werd begonnen aan de aanvalswerken en werd weerstand geboden aan aanvallen uit de stad. Het ontbreken van een doorlopende linie tussen deze schansen had echter als nadeel dat de belegerde vesting niet volledig van toevoer kon worden afgesloten. De belegerde vesting probeerde haar munitie- en voedselvoorraden op peil te houden en versterking te krijgen van omliggende garnizoenen. Als het ontzettingsleger eenmaal arriveerde lagen de aanvallers van de stad onder twee vuren: in de rug werden zij aangevallen door oprukkende troepen en tevens moesten zij zich wapenen tegen aanvallen vanuit de stad. Een dergelijke belegering had alleen kans van slagen als deze in zeer korte tijd werd uitgevoerd. Maurits was, na de mislukte belegeringspoging in 1595, gestart met de aanleg van aarden wallen tussen de schansen waarmee de stad rondom werd omsloten. De grote afstand tussen de schansen maakte het echter onmogelijk de tussenliggende wallen dag en nacht te bewaken. Onder Frederik Hendrik werd de insluitingslinie zo ingericht dat aanvoer van manschappen, voedsel, materieel en informatie van buitenaf naar de stad nagenoeg onmogelijk werd.
Fig. 2.3: De kaart van Blaeu van de belegering van Grol in 1627 met daarop ingekleurd de Circumvallatielinie en de approches. In tegenstelling tot het origineel is deze kaart noord-zuid georienteerd. (kaart is afkomstig uit Nijs/van der Pluijm 2008)
8
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
Archeodienst Gelderland BV
Frederik Hendrik stationeerde zijn voetvolk in drie kwartieren: het Kwartier van Frederik Hendrik in het zuiden, het Kwartier van Ernst Casimir van Nassau in het oosten en het Kwartier van Willem van Nassau in het noordwesten. De kwartieren lagen op ca. 2500 m van de stad waardoor zij buiten de reikwijdte van de kanonnen uit de stad waren gelegen. Gelijk na aankomst begon zijn leger met de bouw van de Circumvallatielinie die deze drie legerplaatsen met elkaar verbond. De linie bestond uit een aarden wal met een daarvoor liggende droge of natte gracht. 2.1.2.1
Verdedigingswerken
In de linie werden verschillende soorten verdedigingswerken opgenomen, die zijn weergegeven in Fig. 2.4 (zie ook bijlage 8). Er werden vijf schansen aangelegd die strategische plekken moesten bewaken: de Friese Schans, de Hollandse Schans, de Engelse Schans, de Franse Schans en de Schans Altena. In het westelijke deel van de linie waren geen schansen opgenomen: hier lag een uitgestrekt moeras (het Ruurloosebroek) waarvandaan geen aanvallen te verwachten waren.
Fig. 2.4: De verschijningsvormen van verdedigingswerken in de Circumvallatielinie (details uit de kaart van Blaeu): 1. Redan 2. Halfronde redoute 3. Ruitvormige redoute 4. Batterij
5. Hoornwerk 6. Vierkante redoute 7. Schans (Hollandse schans) 8. Kwartier (Kwartier van Ernst Casimir)
Naast schansen werden ook redoutes en hoornwerken in de linie aangelegd. Redoutes waren kleine gesloten vierkante of halfronde schansen en vormden belangrijke bemande steunpunten in de linie (wachtposten). Een hoornwerk was een rechthoekige uitbouw van de linie met op de twee hoekpunten halve bastions met daartussen een rechte wal (courtine). De redoutes en hoornwerken waren door een gracht omgeven en voorzien van stormpalen, die een bestorming bemoeilijkten. Naast bovenstaande verdedigingswerken werd er ook een groot aantal kleinere constructies aangelegd: redans en batterijen. Een redan was een uitbouw van twee onder een hoek van 90° aaneensluitende aarden wallen die toegankelijk was door een opening in de linie. Op de meest bedreigde plaatsen werden net binnen de linie in
9
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
Archeodienst Gelderland BV
batterijen kanonnen opgesteld. Deze batterijen waren naar buiten gericht zodat een eventueel doorgebroken vijand met zwaar geschut onder vuur genomen kon worden. Voor de reeds bestaande wal ten noorden en ten noordoosten van Grol zou een moerassig heidegebied hebben gelegen, maar dit bleek bij aankomst te zijn drooggevallen. Aangezien de ruiterij hier over een breed front zou kunnen aanvallen, liet Frederik Hendrik hier een extra wal aanleggen. De linie van ca. 15 km lengte was versterkt met drie kwartieren, vier schansen, veertien redoutes en twee hoornwerken (Fig. 2.3, bijlage 3). Dit resulteerde in een gemiddelde onderlinge afstand van 650 m. Deze permanent bemande elementen van de linie vergemakkelijkten de verdediging ervan. Na het voltooien van de linie kon met het ‘approcheren’ (benaderen) worden begonnen: het graven van loopgraven (approches) richting de stad. 2.1.2.2
Gracht
In zijn boek ‘Grollae Obsidio’ schetste Hugo de Groot de grachten als volgt: het diepste punt van de gracht lag op 6 voet en de breedte van de totale gracht bedroeg 8 voet (Fig. 2.5). Een voet is ongeveer 31 cm, dus de diepte bedroeg ca. 1,86 m en de breedte 2,48 m. De hoek van het geschetste basistalud bedraagt 60°.
Fig. 2.5: Het profiel van de grachten van de Circumvallatielinie volgens Hugo de Groot (Grotius 1629).
2.1.3
Onderzoek naar de Circumvallatielinie
Het onderzoek naar de precieze ligging van de Circumvallatielinie is al geruime tijd gaande. In 1969 verscheen de Kroniek van Groenlo waarin voor het eerst een gedetailleerde beschrijving van de linie wordt gegeven. In de jaren erna verrichte Jan Penterman aan de hand van luchtfoto’s uit 1934 een uitgebreid onderzoek naar de ligging van de linie. In 1983 schreef Godfried Nijs zijn afstudeerscriptie Geschiedenis aan de PABO over de Circumvallatielinie. De daarin opgenomen kaart van de linie (geprojecteerd op de kadastrale kaart) was nauwkeuriger dan ooit tevoren. In 2001 nam Eric van der Kuijl het initiatief voor de projectgroep ‘Circumvallatielinie Grol 1627’. In 2001 en 2002 is door Synthegra Archeologie b.v. in samenwerking met Joep van der Pluijm in opdracht van de toenmalige gemeenten Eibergen, Groenlo en Lichtenvoorde (tegenwoordig respectievelijk gemeente Berkelland en Oost Gelre) een bureaustudie verricht, waarbij de ligging van de Circumvallatielinie nauwkeurig in kaart is gebracht. In eerdere jaren had Van der Pluijm al de overeenkomst tussen de
10
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
Archeodienst Gelderland BV
topografische gegevens van de kaart van Blaeu en die van enkele 19e eeuwse stafkaarten vastgesteld. In de droge zomers van 2003 en 2006 zijn door piloot Martin Grevers, Godfried Nijs en Eric van der Kuijl luchtfoto’s genomen van de linie. Later bleek dat ook Microsoft Visual Earth in deze periode luchtfoto’s van Groenlo had genomen. Op de luchtfoto’s was de linie op veel plekken goed herkenbaar. Op het moment dat de grachten waren dichtgegooid, kreeg de grond op de plaats van de oorspronkelijke gracht namelijk een andere samenstelling dan het omliggende land. Dit heeft er op een aantal plaatsen toe geleid dat het wateropgevend vermogen van de grond hoger was dan de omgeving. Als in de droge zomers de beplanting (bijv. maïs) al vroeg geel begon te worden, bleven de gewassen op die locatie langer groen. Deze verkleuringen (cropmarks) zijn gedurende een korte periode vanuit de lucht goed zichtbaar (Fig. 2.6). In die gebieden waar de bodemverstoring heeft geleid tot verslechtering van het wateropgevend vermogen van de bodem was de linie niet tot nauwelijks herkenbaar. Op verschillende locaties hebben zich na 1627 esdekken gevormd waardoor de grondsporen zich nu zo diep in de bodem bevinden dat zij niet van invloed zijn op de gewassen. In het plangebied Laarberg (in het noorden van Groenlo) is in 2006 een proefsleuvenonderzoek uitgevoerd door ADC ArcheoProjecten. Hierbij zijn de restanten van één van de hoornwerken van de Circumvallatielinie aangetroffen (Alders 2005). In 2008 is de linie opnieuw aangesneden door Synthegra Archeologie b.v. tijdens de aanleg van een bouwput voor Hofmantrucks op de Laarberg in Groenlo. In 2009 is door Archeodienst Gelderland BV de linie aangetroffen in Beltrum aan de Huurninkallee, aan de Boerijendijk te Groenlo, aan de Papenweg te Lievelde en aan de Meddoseweg te Zwolle (o.a. Loonen 2009a; Loonen 2009b; Loonen 2010). Op grond van alle onderzoeken en waarnemingen is de ligging van de Circumvallatielinie bij benadering vastgesteld (bijlage 3 en 4).
Fig. 2.6: Luchtfoto van de Franse Schans (gemaakt door Martin Grevers in 2003)
2.1.4
Linie in de omgeving van het plangebied
Het plangebied aan de Vredenseweg is gelegen aan de noordoostzijde van de linie, aan de noordkant van de Friese Schans (Fig. 2.7). De Friese Schans lag tussen de Schans Altena in het noorden en het Kwartier van Ernst Casimir in het zuiden. De dubbele 11
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
Archeodienst Gelderland BV
linie tussen de Friese Schans en de Schans Altena bewaakte de weg naar het Duitse Vreden. Beide schansen kregen in een latere bouwfase een extra verdedigingswal toen bleek dat Hendrik van den Bergh (bevelhebber van het Spaanse leger) vanuit het oosten Groenlo dreigde binnen te vallen. Deze buiten de schans gelegen wal ligt mogelijk binnen het huidige onderzoeksgebied (Fig. 2.8). De wal van de Friese Schans zelf was volgens Hugo de Groot 3 m hoog en de ernaast gelegen gracht 1,8 m diep. Het vierkant in het centrum van de Friese Schans was 90 bij 90 m groot.
Fig. 2.7: De Schans Altena (linksboven) en de Friese schans (rechtsonder). De gele cirkel geeft (bij benadering) de locatie van het huidige plangebied weer.
Fig. 2.8: Een uitsnede van de Circumvallatielinie geprojecteerd op een satellietfoto. De gele cirkel geeft (bij benadering) de locatie van het huidige plangebied weer. De rode lijnen betreffen de vastgestelde delen van de linie, de groene lijnen de vermoede delen (naar Nijs/van der Pluijm 2008).
12
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
Archeodienst Gelderland BV
De Schans Altena en de Friese Schans zijn niet op de luchtfoto’s waargenomen. De linie tussen beide schansen is deels op de luchtfoto’s herkend. Vanaf de Schans Altena gaat de linie oostwaarts, waar net ten zuiden van de Berkenhofweg vaag de omtrek van een redoute zichtbaar is. De linie buigt dan af naar het zuiden waar de tweede redoute (ca. 300 m ten noordwesten van het plangebied) veel beter zichtbaar is. De verdere loop van de linie vanaf deze redoute is onbekend. Op basis van eerder waargenomen patronen binnen de linie, de kaart van Blaeu en het gegeven dat de Friese Schans op een strategische hoge plek in het landschap was aangelegd, is het verloop van de linie tot aan het Kwartier van Ernst Casimir gereconstrueerd (Fig. 2.8). De locatie van de linie ter hoogte van het plangebied is dus onzeker. Volgens de reconstructie van Nijs & Van der Pluijm is het mogelijk dat het noordelijke deel van de extra verdedigingswal zich in het onderzoeksgebied bevindt (Fig. 2.8; bijlage 4a). Op basis van de reconstructie op de beleidsadvieskaart van de gemeente Oost Gelre (de Roode/ van den Berghe 2008) wordt deze wal iets ten zuiden van het onderzoeksgebied verwacht (Fig. 2.9; bijlage 4b). Inmiddels is uit onderzoek aan de Boerijendijk 7 (ca. 1 km ten zuiden van het plangebied) gebleken dat de daadwerkelijke linie ca. 110 m westelijker ligt dan in de reconstructies staat aangegeven.
Fig. 2.9: Situering van het onderzoeksgebied volgens de beleidsadvieskaart (groene lijnen).
13
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
Archeodienst Gelderland BV
3 Vooronderzoek In dit hoofdstuk worden de resultaten van het bureau- en booronderzoek kort uiteengezet (Kremer 2007a en 2007b). Voor meer informatie wordt verwezen naar deze onderzoeken. 3.1
Landschap en bodem
Het plangebied ligt op een pakket dekzand (Formatie van Boxtel, laagpakket van Wierden), dat is afgezet tijdens de laatste ijstijd (Weichselien; ca. 115.000-10.000 BP). In het Weichselien kon tijdens interstadialen (warmere perioden) in de lage delen van het landschap veenvorming plaatsvinden en groeiden er berken- en dennenbossen op de hoger gelegen delen. Gedurende de stadialen (koudere perioden) ontstond er een soort toendralandschap waarin de wind vrij spel had. Door het koude, droge klimaat was er weinig vegetatie en werden de droogliggende zanden door overheersende westenwinden verstoven. Het zand werd in sterke mate gesorteerd: de grofste bestanddelen werden nauwelijks verplaatst, terwijl de fijnste bestanddelen over een grote afstand konden worden vervoerd. In het plangebied liggen deze dekzanden aan het oppervlak. Volgens de geomorfologische kaart bestaat de ondergrond van het terrein uit gestuwde rivierterrasafzettingen (code 5F4). In het Saalien werden als gevolg van het schuren van het landijs over de ondergrond oudere rivierterrasafzettingen verwrongen en kon er keileem ontstaan. De keileem behoort tot de Formatie van Drenthe, laagpakket van Gieten. De aanwezigheid van slecht doorlatende keileem in de ondergrond zorgt ervoor dat regenwater op deze laag stagneert waardoor de bodem relatief nat is. Het bureau- en booronderzoek, uitgevoerd door Synthegra BV in 2007, beslaat een groter onderzoeksgebied dan het onderhavige onderzoeksgebied (Fig. 3.1). Enkel de boringen 1 t/m 4 liggen in het huidige onderzoeksgebied. Volgens de bodemkaart hebben zich in het leemarme tot zwak lemige fijne zand in dit zuidoostelijke deel van het terrein veldpodzolgronden ontwikkeld. In het noordwesten van het plangebied hebben zich gooreerdgronden ontwikkeld. Laatstgenoemde gronden liggen echter buiten het onderhavige onderzoeksgebied.
Fig. 3.1: Boorpuntenkaart vooronderzoek Synthegra (Kremer 2007b).
14
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
Archeodienst Gelderland BV
In boring 1, 2, 7 en 8 zijn intacte veldpodzolgronden aangetroffen. Deze boringen liggen geconcentreerd in het zuidoosten van het plangebied. De bovenste 25-30 cm bestaat uit bruin, matig humeus, matig siltig, matig fijn zand. In boring 1 en 8 is hieronder een duidelijke E-horizont waargenomen. In boring 2 en 7 is deze vermengd geraakt met de bovengrond. Hieronder ligt de B-horizont van 5 tot 20 cm dik. Deze gaat geleidelijk over in de C-horizont, die uit zwak siltig, matig fijn zand bestaat. Het matig fijne zand is geïnterpreteerd als dekzand (Laagpakket van Wierden, Formatie van Boxtel). In boring 3 bevindt zich een verploegde laag onder de bovengrond. In boring 4 is ook geen intact veldpodzolprofiel aangetroffen. Een podzol wordt gekenmerkt door de askleurige loodzandlaag, de E-Horizont, en ontstaat als de humus in de A-horizont door humificatie wordt omgezet in amorfe humus. Door de neerwaartse beweging van het bodemwater wordt de bodem uitgeloogd waarbij een uitspoelingshorizont (E-horizont) ontstaat en worden de meegevoerde stoffen, waaronder ijzer (Fe) en humus in de B-horizont afgezet. In tegenstelling tot bijv. een haarpodzol ontbreekt in een veldpodzol vaak de sterk ontwikkelde loodzandlaag. Als deze wel voorkomt is de laag meestal dik en zeer wit. Veldpodzolen komen in de lager gelegen, vochtigere delen van dekzandgebieden voor, waar de grondwaterstand invloed op de bodemvorming heeft. Deze bodem heeft een donkere bovengrond dunner dan 50 cm, waaronder soms een zeer zwakke, diep doorgaande humeuze podzol-B ligt en soms een sterk gebleekte, vrijwel ijzerloze ondergrond. 3.2
Historische geografie
In het kader van het bureauonderzoek is historisch kaartmateriaal bestudeerd. Vanaf de Middeleeuwen werden bossen teruggedrongen door de verhoging van agrarische activiteit. Eerst verdwenen de beuken en eiken, vermoedelijk doordat overbeweiding door varkens de ontwikkeling van jonge zaailingen verhinderden. Hierdoor ontstonden gebieden die hoofdzakelijk uit grasheide bestonden. In de 18e en 19e eeuw vond dit proces zijn voltooiing en in de loop van de 19e eeuw werden de heidegebieden op grote schaal ontgonnen. Op de kadastrale kaart uit 1828 is zichtbaar dat er in het plangebied nog geen bebouwing aanwezig was en dat het bestond uit heidegebied. Op het Bonneblad uit 1900 is te zien dat de gebieden ten noorden van de huidige Vredenseweg in gebruik zijn genomen als tuin (Fig. 3.2). In de 20e is er voor het eerst bebouwing binnen het plangebied aanwezig.
Fig. 3.2: Uitsnede Bonneblad uit 1900. De gele cirkel geeft (bij benadering) de locatie van het onderzoeksgebied weer.
15
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
3.3
Archeodienst Gelderland BV
Archeologie
Binnen het plangebied staan geen monumenten en/of archeologische vindplaatsen geregistreerd. In de omgeving van Groenlo zijn wel bewoningssporen aangetroffen die zicht geven op eventuele archeologische resten binnen het plangebied. Met uitzondering van de Romeinse tijd zijn alle perioden vertegenwoordigd. De vroegste archeologische resten dateren uit het Laat-Paleolithicum en betreffen vuurstenen artefacten uit de Hamburgcultuur (ca. 12.600-11.000 voor Chr.; waarnemingsnr. 40809). Ongeveer 2 km ten zuidoosten van het plangebied is een midden-neolithische bijl aangetroffen (4200-2850 voor Chr.; waarnemingsnr. 12267). Uit de periode van de Trechterbekercultuur (4900-3400 voor Chr.) zijn diverse losse vondsten aangetroffen, waaronder aardewerk en vuurstenen hakwerktuigen. Twee km ten westen van het plangebied is op een monumententerrein een (vernield) urnenveld uit de Brons-/IJzertijd aangetroffen (monumentnr. 3251). Ca. 2 km ten noorden van het plangebied (monumentnr. 3252) zijn eveneens urnen en crematieresten uit deze periode gevonden. Ook resten uit de Middeleeuwen en de Nieuwe tijd zijn in de omgeving aangetroffen. Zo ligt ca. 1 km ten westen van het plangebied een akkercomplex uit de LateMiddeleeuwen (12e-13e eeuw), ca. 1 km ten zuidwesten is Badorf en Pingsdorf aardewerk gevonden (waarnemingsnr. 40809) en ca. 1,5 km ten westen is aardewerk uit de Vroege- en Late-Middeleeuwen aangetroffen (waarnemingsnr. 406119). Aan de Oude Borculoseweg, ca. 2 km ten noorden van het plangebied, werden een akkercomplex uit de 11e-12e eeuw, een weg uit de 16e-17e eeuw en aardewerk uit de 16e tot de 19e eeuw aangetroffen (waarnemingsnr. 45201). In het centrum van Groenlo zijn verscheidene onderzoeken uitgevoerd die vrijwel allemaal met de stad Grolle en haar verdedigingssysteem uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd samenhangen. Tijdens het booronderzoek in 2007 was in boring 4 (in de noordoosthoek van het plangebied) een laag waargenomen (Fig. 3.1), die is geïnterpreteerd als een archeologisch grondspoor. Op basis van het bureauonderzoek werd geconcludeerd dat zich in het noordoostelijk deel van het plangebied dus mogelijk een cultuurlaag uit de 16e en 17e eeuw konden bevinden. De afwijkende laag in boring 4 werd dan ook in verband gebracht met de Circumvallatielinie. 3.4
Verwachting op basis van het vooronderzoek
Op basis van het bureau- en booronderzoek en het onderzoek naar de Circumvallatielinie geldt een hoge trefkans voor het aantreffen van de linie, een middelhoge verwachting voor prehistorische bewoningssporen en een hoge verwachting voor sporen uit de Middeleeuwen en Nieuwe tijd.
16
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
Archeodienst Gelderland BV
4 Doelstelling Het doel van het DAO is het documenteren en daarmee veiligstellen van de archeologische waarden die door de nieuwbouw verstoord zullen worden. Het onderhavige onderzoek is tevens gericht op de Circumvallatielinie uit 1627. 4.1
Onderzoeksvragen
Om de doelstelling van het onderzoek te verwezenlijken zijn in het Programma van Eisen (PvE; Van de Graaf 2007) de volgende onderzoeksvragen gesteld: • • • • • • • •
Zijn er archeologische vindplaatsen in het plangebied aanwezig? Wat is de aard, omvang, datering en kwaliteit van de vindplaatsen? Zijn er resten van de Circumvallatielinie in het plangebied aanwezig? Zo ja, wat is de aard en conservering van de resten en kunnen ze gekoppeld worden aan historische kaarten? Kunnen deze eventuele resten de reconstructie van de Circumvallatielinie bevestigen of aanvullen? Zijn er overblijfselen van het beleg van Groenlo in het plangebied aanwezig? Zo ja, wat is de aard van deze resten en kunnen ze met een specifieke belegering in verband gebracht worden? Op welke diepte liggen de aangetroffen archeologische resten? Wat is de bodemopbouw van het gebied? In hoeverre is het te onderzoeken gebied reeds verstoord door (sub)recente graafwerkzaamheden?
Fig. 4.1: Het plangebied voorafgaand aan de werkzaamheden.
17
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
Archeodienst Gelderland BV
5 Onderzoeksstrategie 5.1
Werkwijze
Gezien het intacte bodemprofiel en de mogelijke aanwezigheid van de Circumvallatielinie diende de bouwput voor de bouw van de stal volledig opgegraven te worden (Van de Graaf 2007). De bouwput is gedocumenteerd onder werkput 3. De werkput had een oppervlakte van ca. 2500 m² en was onregelmatig van vorm. De totale afmeting bedroeg ca. 75 bij 35 m, waarvan het deel in de zuidoosthoek (ca. 25 bij 10 m) niet tot de bouwput behoorde (bijlage 1). Ten behoeve van het bepalen van de diepte van het aan te leggen vlak is in het zuidwesten van de bouwput een kijkgat uitgegraven. Het eerste vlak is conform PvE op ca. 50 cm diepte net onder de bouwvoor aangelegd. Gezien de onregelmatige vorm van de werkput is het vlak in vijf noord-zuid georiënteerde stroken van ca. 7 m breedte aangelegd. De aanleg is in het zuidwesten aangevangen met strook 1. Na de aanleg van deze stroken is de werkput in het noorden met ca. 8 m verlengd. Deze strook (strook 6) is van west naar oost aangelegd. Om te toetsen of zich op een dieper niveau nog sporen bevonden, is er in een drietal sleuven een tweede vlak aangelegd aangelegd. Dit vlak bevond zich in de top van de Chorizont op ca. 80 cm –mv. De eerste sleuf lag tegen de westzijde van de bouwput en was 6 m breed en 60 m lang (355 m²). De tweede sleuf lag centraal in de bouwput en was 8 m breed en 55 m lang (435 m²). De derde sleuf lag tegen de oostzijde van de bouwput en was 5 m breed en 50 m lang (263 m²). Aangezien er in deze delen geen sporen zijn aangetroffen, is er in de rest van de werkput geen tweede vlak meer aangelegd.
Fig. 5.1: Het noordwestelijk deel van werkput 3 (richting het westen).
De vlakken zijn aangelegd met een graafmachine met gladde bak. Bij de aanleg van de vlakken en bij het afzoeken van het opgravingsvlak en de stort is een metaaldetector ingezet. Het vlak is per strook in delen van ca. 10 m lengte gefotografeerd.
18
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
Archeodienst Gelderland BV
De tekeningen van de coupes zijn analoog vervaardigd. De vlaktekening is digitaal vervaardigd. Daarbij is gebruik gemaakt van een tachymeter. Met behulp van een gestandaardiseerde codering die bij elk meetpunt is ingevoerd, zijn de punten in een CAD-tekening omgezet. Alle meetgegevens, zoals hoogtematen, putgrenzen, verstoringen, meetpunten etc., zijn op deze manier gedocumenteerd. De grondslagpunten zijn met een GPS met gebruik van realtime correctiegegevens van de firma 06-GPS te Sliedrecht in het nationale Rijks Driehoek systeem ingemeten. De werkzaamheden zijn conform het PvE (van de Graaf 2007) en de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) versie 3.1 (CCvD 2006) uitgevoerd. 5.2
Dataregistratie
Bij de documentatie is het elementensysteem gebruikt, een systeem dat oorspronkelijk in het Duitse Rijnland is ontwikkeld. Het elementensysteem voorziet in het in chronologische volgorde vastleggen van alle werkstappen. Het opgravingsproces is hiermee goed te reconstrueren. De nummering van de elementen is doorlopend en de elementnummers zijn uniek, zodat er binnen een onderzoek nooit een dubbele nummering kan ontstaan. Niet alleen archeologische sporen krijgen een elementnummer, maar ook alle overige objecten, die met het onderzoek te maken hebben, zoals werkputten, profielen, meetsysteem, dag- en weekrapporten, archeologische structuren (bijv. huisplattegronden) en tenslotte de opgraving zelf. Binnen het element krijgen de werkstappen een doorlopende nummering, een positienummer, zoals bijvoorbeeld voor de aanleg van een archeologisch vlak en het fotograferen ervan. Het positienummer wordt altijd in combinatie met het bijbehorende elementnummer gebruikt, zoals bijvoorbeeld nummer 24-3, waarbij 24 het element is en 3 het positienummer. Deze nummercombinatie zorgt tevens voor de identificatie van de producten van de bijbehorende werkstap, zoals het vondst-, foto- of tekeningnummer. Hierdoor is aan het nummer de herkomst van de vondst, foto of tekening direct zichtbaar. 5.3
Fysische geografie
Tijdens het onderzoek zijn ten behoeve van de bodemopbouw zes kolommen van het westprofiel fysisch-geografisch gedocumenteerd (bijlage 5 en 6). De kolommen zijn doorgezet tot in de C-horizont en zijn schoongemaakt, gefotografeerd, beschreven en getekend op schaal 1:20 door drs. ing. C. Helmich. De lithologische en bodemkundige beschrijving is conform de NEN5104 norm uitgevoerd. Dit betekent dat bij het beschrijven van de lagen is gelet op textuur (grondsoort), bodemopbouw, oxidatie- en reductievlekken van ijzer en mangaan, kalkgehalte, kleur en archeologische indicatoren waaronder aardewerk en houtskool. De kolommen zijn ingemeten in het Rijks Driehoek systeem. De hoogte van de kolommen is gerelateerd aan het Nieuw Amsterdams Peil (NAP).
19
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
Archeodienst Gelderland BV
6 Resultaten 6.1
Fysische geografie
Volgens de geomorfologische kaart bestaat de ondergrond van het terrein uit gestuwde rivierterrasafzettingen (code 5F4). In de kolommen waren deze afzettingen goed herkenbaar aan hun grillige vormen. De keileem, die in het Saalien was gevormd, zorgt ervoor dat regenwater op deze laag stagneert en de bodem in het onderzoeksgebied relatief nat is. Bovenop de keileem is zand afgezet, waarbij de bovenste afzettingen een fijnere sedimentsamenstelling hebben dan de onderste afzettingen. Aangezien er tot aan het huidige maaiveld veel grote stenen aanwezig waren in het zandpakket, kan geconcludeerd worden dat er geen dekzand op het terrein is afgezet. In dekzand komen namelijk van nature geen grote stenen voor, aangezien dekzand een eolische (= wind) afzetting is en wind niet in staat is om dergelijke grote stenen te verplaatsen.
Fig. 6.1: Kolom 5. In de C-horizont zijn duidelijk haarlijnen herkenbaar.
Op basis van het vooronderzoek werd in het onderzoeksgebied een veldpodzol verwacht. Veldpodzolgronden kunnen alleen onder natte condities ontstaan, waarbij het regenwater stagneert als gevolg van een hoge grondwaterstand of wanneer er een slecht doorlatende laag in de ondergrond is (bijv. keileem). Op de onderzoekslocatie is echter geen veldpodzol maar een haarpodzolbodem aangetroffen. Haarpodzolgronden kenmerken zich onder andere door de aanwezigheid van haarlijnen (Fig. 6.1). Dit zijn dunne horizontale humeuze en ijzerhoudende bandjes die zijn ontstaan als gevolg van uitspoeling van ijzer en humus. Dat de haarpodzol tijdens het vooronderzoek niet is herkend, is te verklaren doordat dergelijke haarlijnen in boringen niet te herkennen zijn. Op de hoogtekaart is te zien dat het plangebied in een hoge zone ligt (Fig. 6.2). In dergelijke hoge zones komen vaak haarpodzolgronden voor. De bodemkaart lijkt zodoende niet correct.
20
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
Archeodienst Gelderland BV
Aan de hand van de kolommen is een algemeen beeld van de bodemopbouw gereconstrueerd. Onder een recent geroerd pakket dat bestaat uit matig siltig matig fijn zand bevindt zich een restant van de oorspronkelijke haarpodzolbodem. Van de haarpodzolbodem is de A-horizont opgenomen in het bovenliggende geroerde pakket (laag 3). De E-horizont (een lichtgrijze laag) en de Bh-horizont (een zwarte laag) zijn door vroegere landbouwactiviteiten in brokken vermengd geraakt. Onder deze geroerde E-B horizont (laag 4) is nog een deel van de Bs-Bh horizont (laag 5) aanwezig. Direct onder deze Bs-Bh horizont, op een diepte van 75 cm -mv begint de C-horizont (laag 6). Deze C-horizont bestaat uit geel, matig fijn matig siltig zand met haarlijnen. In het gehele profiel zijn stenen aangetroffen, met name kiezels en kwartshoudende stenen. Tijdens het veldwerk zijn in het eerste vlak meerdere langwerpige recente verstoringen waargenomen, waarvan er acht zich in banen van ca. 70 cm breedte van het zuidwesten naar het noordoosten bewegen. Zes van deze verstoringen zijn zelfs op het tweede vlak nog herkenbaar. De verstoringen zijn veroorzaakt door drainagebuizen. Op basis van de kolommen is het westprofiel gereconstrueerd (bijlage 5). Hierop is te zien dat het maaiveld in noordelijke richting afloopt. Ter hoogte van kolom 6 is het terrein relatief laag maar ligt de C-horizont absoluut gezien hoger dan in kolom 1. Het noordelijke deel van het terrein, dat nu dus het laagste ligt, lag oorspronkelijk het hoogste en is dus waarschijnlijk “afgetopt”. De C-horizont ligt ter hoogte van kolom 6 namelijk direct onder de bouwvoor. De E- en de B-horizont zijn in de A-horizont opgenomen. 244000
240000
242000
244000
452000 450000
450000
452000
454000
242000
454000
240000
Plangebied geprojecteerd op de AHN Legenda plangebied Glijdende schaal blauw -> rood, laag -> hoog
0
625
1250
2500 Meter
Fig. 6.2: Plangebied op de AHN, bron www.ahn.nl
21
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
6.2
Archeodienst Gelderland BV
Archeologie
Tijdens de opgraving zijn 14 spoornummers uitgegeven (bijlage 7). Alle sporen zijn als greppel of greppelsystemen geïnterpreteerd. Tijdens het onderzoek is geen vondstmateriaal aangetroffen, waardoor de greppels niet precies gedateerd kunnen worden. In het onderzoeksgebied zijn drie greppels waargenomen die op basis van hun voorkomen in het vlak mogelijk in verband met de Circumvallatielinie konden worden gebracht. Dit zijn de zuidwest-noordoost georiënteerde greppel 4 in het zuiden en de noord-zuid georiënteerde greppels 12 en 14 in het noordoosten. Greppels 12 en 14 hadden in het vlak en in de coupe een breedte van ca. 1,5 m. Indien het noordelijke deel van het plangebied inderdaad deels afgetopt was, zou dit kunnen betekenen dat het bovenste deel van de grachten is verdwenen. Dit is op meerdere locaties van de linie waargenomen (bijv. aan de Meddoseweg te Zwolle; Loonen 2010). In de coupe bleken beide greppels echter anders van vorm en structuur en waren zij aanzienlijk minder diep bewaard dan gebruikelijk is voor de linie (Fig. 6.3 en Fig. 6.4). De greppels lagen tevens op slechts 3 á 4 m afstand van elkaar terwijl een afstand van ca. 10 m gebruikelijk is (Fig. 6.4; Alders 2005; Loonen 2009).
Fig. 6.3: Greppel 12 (links) en 14 (rechts) in de coupe.
Op de reconstructies van de beleidsadvieskaart en Nijs & Van der Pluijm is te zien dat ook de ligging en richting van de greppels sterk afwijken van het verwachtingsmodel (bijlage 3). Uit de locatie van het (op luchtfoto’s) aangetoonde redan ten noorden van het onderzoeksgebied en de oriëntatie van greppel 12 en 14 blijkt dat de greppels nooit op dit redan hebben kunnen aansluiten.
Fig. 6.4: Profiel van de gracht van de Circumvallatielinie (links) en de onderlinge afstand tussen de grachten zoals waargenomen aan de Boerijendijk te Groenlo (rechts; Loonen 2009).
22
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
Archeodienst Gelderland BV
De in het zuiden gelegen greppel 4 had een geheel andere vulling dan de overige greppels in het plangebied. Op basis van de structuur deed deze greppel ouder aan dan de andere greppels (Fig. 6.5). Mogelijk stond de greppel in verband met de extra verdedigingswal die op een later moment rondom de Friese Schans was aangebracht. Na projectie van de sporen op het Bonneblad uit 1900 wordt echter niet alleen duidelijk dat spoor 4 waarschijnlijk een perceleringsgreppel betreft, maar dat ook de sporen 12 en 14 betrekking lijken te hebben op de perceelsverdeling uit die tijd (Fig. 6.6). Greppel 4 zou ook een greppel/sloot kunnen zijn geweest, die langs de Boksveenweg was gegraven.
Fig. 6.5: Greppel 4 in de coupe.
241250
241500
452250
241500
452250
241250
Legenda plangebied spoor 17 spoor 14 spoor 12 spoor 4
0
50
100
200 Meter
Fig. 6.6: Het plangebied geprojecteerd op het Bonneblad uit 1900.
Naast greppel 12 en 14 lijkt ook spoor 7 een perceleringsgreppel te zijn. Deze greppels omsluiten met greppels 5 en 11 een rechthoekig veld van ca. 30 bij 20 m dat vrijwel geheel gevuld is met tientallen kleine parallelle greppeltjes (sporen 8/15, 9, 10 en 16).
23
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
Archeodienst Gelderland BV
Deze greppeltjes zijn ca. 75 cm breed, hebben een vlakke bodem en reiken tot ca. 25 cm in de C-horizont. Tussen deze greppels bevinden zich smalle intacte stroken. Deze greppelstructuren wijzen op es-/ ontginningsgreppels die werden gegraven bij wijze van grondverbetering. Tijdens het fysisch-geografische onderzoek werd lokaal onder de bouwvoor een sterk ontwikkelde ijzerhoudende B-horizont aangetroffen. Deze B-horiziont was zeer hard en vormde waarschijnlijk een barricade voor het percolerende regenwater. De greppels kunnen gediend hebben om de harde B-horizont te doorbreken en op die manier het regenwater sneller naar de ondergrond te laten wegzakken zodat de grond beter bewerkbaar was. Op het Bonneblad zijn op de omringende percelen tuintjes zichtbaar (Fig. 6.6). Op basis van de ontginningsgreppeltjes lijkt dus ook dit deel in gebruik te zijn geweest als tuin. Aangezien op de kadastrale kaart uit 1828 te zien was dat het plangebied nog uit heidegebied bestond, is het aannemelijk dat deze greppels pas in de loop van de tweede helft van de 19e eeuw gegraven zijn om het heideveld in cultuur te brengen.
24
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
Archeodienst Gelderland BV
7 Conclusie Tijdens de opgraving zijn 14 sporen aangetroffen, die allemaal als greppel of greppelsystemen zijn geïnterpreteerd. Er is geen vondstmateriaal aangetroffen. Op basis van het vooronderzoek was geconcludeerd dat zich in het noordoostelijke deel van het plangebied mogelijk een cultuurlaag en/of resten van de Circumvallatielinie konden bevinden. Deze verwachting is tijdens de opgraving niet bevestigd. De drie greppels die mogelijkerwijs tot de Circumvallatielinie hadden kunnen behoren, kwamen qua vorm, vulling en structuur niet overeen met eerder aangetroffen delen van de linie. Uit de locatie van het (op luchtfoto’s) aangetoonde redan ten noorden van het onderzoeksgebied bleek tevens dat de greppels, gezien hun oriëntatie, nooit op dit redan hadden kunnen aansluiten. Na projectie op het Bonneblad uit 1900 lijken de greppels overeen te komen met de perceelsindeling uit die periode. Ook waren op de omringende percelen tuintjes zichtbaar. De ontginningsgreppeltjes die in het onderzoeksgebied zijn aangetroffen, wijzen erop dat ook dit deel in gebruik is geweest als tuin. Aangezien op de kadastrale kaart uit 1828 te zien was dat het plangebied nog uit heidegebied bestond, is het aannemelijk dat deze greppels pas in de loop van de tweede helft van de 19e eeuw gegraven zijn om het heideveld in cultuur te brengen. 7.1
Beantwoording van de onderzoeksvragen
•
Zijn er archeologische vindplaatsen in het plangebied aanwezig? Tijdens het onderzoek zijn 14 sporen aangetroffen die allen als greppel of greppelsystemen zijn geïnterpreteerd. Een deel van de greppels betreft perceelsgrenzen (sporen 7, 12 en 14). Binnen dit perceel zijn ontginningsgreppels aangetroffen die ten behoeve van grondverbetering zijn aangelegd. In het zuiden is een spoor aangetroffen (greppel 4) dat mogelijk in verband staat met de Boksveenweg (greppel/sloot).
•
Wat is de aard, omvang, datering en kwaliteit van de vindplaatsen? Er zijn geen vondsten waarmee de greppels gedateerd kunnen worden. Na projectie van de greppels op het Bonneblad uit 1900 blijken de greppels overeen te komen met de perceelsindeling uit die periode. De ontginningsgreppeltjes wijzen erop dat dit deel in gebruik is geweest als tuin. Aangezien op de kadastrale kaart uit 1828 te zien was dat het plangebied nog uit heidegebied bestond, is het aannemelijk dat de greppels pas in de loop van de tweede helft van de 19e eeuw gegraven zijn.
•
Zijn er resten van de Circumvallatielinie in het plangebied aanwezig? Zo ja, wat is de aard en conservering van de resten en kunnen ze gekoppeld worden aan historische kaarten? Er zijn geen resten van de Circumvallatielinie in het plangebied aanwezig.
•
Kunnen deze eventuele resten de reconstructie van de Circumvallatielinie bevestigen of aanvullen? Niet van toepassing.
•
Zijn er overblijfselen van het beleg van Groenlo in het plangebied aanwezig? Zo ja, wat is de aard van deze resten en kunnen ze met een specifieke belegering in verband gebracht worden? Niet van toepassing.
•
Op welke diepte liggen de aangetroffen archeologische resten? De greppels bevinden zich net onder de bouwvoor op ca. 50 cm –mv en zijn tot een diepte van ca. 25 cm bewaard.
•
Wat is de bodemopbouw van het gebied? De bodem bestaat uit een humeuze bouwvoor die recent bewerkt is. Daaronder bevindt zich de podzolbodem. De podzolbodem is door grondbewerking geroerd waardoor een 25
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
Archeodienst Gelderland BV
deel van de E horizont en de B horizont geroerd zijn. Onder deze bewerkte laag is op het grootste deel van het terrein nog een deel van de Bh-Bs horizont intact. De bodem bevat over de hele diepte veel grote stenen (tussen de 5 en 10 cm diameter). •
In hoeverre is het te onderzoeken gebied reeds verstoord door (sub)recente graafwerkzaamheden? De bovengrond is tot een diepte van ca. 40-50 cm geroerd door grondbewerking. Daarnaast zijn evenredig over het onderzoeksgebied enkele langwerpige verstoringen waargenomen, die het gevolg zijn van drainage. Deze verstoringen reiken dieper dan 80 cm –mv.
Literatuur Alders, P.G., 2005: Onderzoek naar een Circumvallatielinie in het bedrijvenpark Laarberg te Groenlo, een Inventariserend Veldonderzoek in de vorm van proefsleuven, ADC rapport 679, Amersfoort. ANWB, 2005: ANWB Topografische Atlas Gelderland 1:25000, Den Haag. Bakker, H. de / J. Schelling, 1966: Systeem van de bodemclassificatie voor Nederland, Wageningen. Berendsen, H.J.A. 1997: Landschap in delen. Overzicht van de Geofactoren, Assen. Centraal College van Deskundigen Archeologie, 2006: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.1, Gouda. Centraal College van Deskundigen Archeologie, 2006: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.1, Gouda. College voor de Archeologische Kwaliteit, 2005: Archeologische standaard boorbeschrijving, Archeologie, Leidraad 3, Gouda. Graaf, W.S. van de, 2007: Programma van Eisen DAO Vredenseweg 117 in Groenlo, Nijmegen. Grotius, H., 1629: Grollae obsidio cum annexis anni 1627, Amsterdam (Belegering der Stadt Grol, vertaling van Grollea Obsidio door J. Goris in 1681). Hubers, J., 1989: Onderzoek vestinggracht, niet gepubliceerd. Hubers, J., 1992: Waarneming Lievelderpoort ravelijn, niet gepubliceerd. Hubers, J./ Y. Perdaen, 2004: Definitief Onderzoek Beltrummerpoort in Groenlo, Nijmegen. Kremer, H. 2007a: Bureauonderzoek Vredenseweg 117 te Groenlo, Synthegra rapport. Kremer, H. 2007b: Katerend booronderzoek Vredenseweg 117 te Groenlo, Synthegra rapport. Loonen, A.F./ J. Hubers, 2009a: Resten van de Circumvallatielinie. Archeologisch Onderzoek aan de Boerijendijk 7 te Groenlo, Archeodienst Rapport 24, Zevenaar.
26
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
Archeodienst Gelderland BV
Loonen, A.F./ J. Hubers, 2009b: Resten van de Circumvallatielinie. Archeologisch Onderzoek aan de Papenweg 8 te Lievelde, Archeodienst Rapport 25, Zevenaar. Loonen, A.F./ J. Hubers, 2010: Resten van de Circumvallatielinie. Archeologisch Onderzoek aan de Meddoseweg te Zwolle, Archeodienst Rapport 16, Zevenaar. Mohr, A.H., 1999: Terminologie verdedigingswerken, inrichting, aanval en verdediging, Srichting Menno van Coehoorn, Utrecht. NEN (Nederlands Normalisatie Instituut), 1990: NEN-5104:1989 NL, Classificatie van onverharde grondmonsters. Nederlands Normalisatie Instituut, Delft. Nijs, G.A.Th.M., 2002: De reconstructie van de Engelse Schans, een veldschans uit 1627 in ere hersteld, Lichtenvoorde. Nijs, G.A.Th.M./J. E. van der Pluijm, 2008: Kijk op de linie. Op zoek naar de Circumvallatielinie uit 1627 rondom Groenlo. Stadsmuseum Groenlo, Groenlo. Pluijm van der, J.E., 2006: De vestingstad Grol in de kaart gekeken, Stadsmuseum Groenlo, Groenlo. Pluijm van der, J.E., 1999: De vestingstad Grol. Geschiedenis van de vestingwerken van Groenlo, Oudheidkundige Vereniging Groenlo, Groenlo. Roode, F. de/K.J. van den Berghe, 2008; Archeologische monumentenzorg in de gemeente Oost-Gelre; Deel 1; startnota archeologische monumentenzorg; Deel 2: toelichting op de archeologische landschappen- en beleidskaart, RAAP-rapport 1757, Weesp Stiboka, 1976: Bodemkaart van Nederland, 1:50.000, blad 34 west Apeldoorn, Wageningen. Stiboka/DLG: 1979: Geomorfologische kaart van Nederland, Blad 34-35, EnschedeGlanerbrug, Wageningen Uitgeverij Nieuwland, 2005: Historische topografische Atlas, 1843-1845, Gelderland, schaal 1:25.000, Tilburg. Uitgeverij Nieuwland, 2008: Grote Historische topografische Atlas, ± 1905, Gelderland, schaal 1:25.000, Tilburg.
27
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
Archeodienst Gelderland BV
Lijst van afbeeldingen Fig. 1.1: Situering van het onderzoeksgebied op de topografische kaart 1:25.000 ........ 4 Fig. 1.2: Het westelijke deel van werkput 3 (richting het zuiden). Rechts is de huidige bebouwing zichtbaar. ........................................................................................ 5 Fig. 2.1: Groenlo onder leiding van Prins Maurits wordt door Spinola veroverd op 9 november 1606. Geschilderd door Pieter Snayers in opdracht van Spinola (17e eeuw). .............................................................................................................. 6 Fig. 2.2: Kopergravure van de feestelijke ontvangst van Frederik Hendrik in Den Haag op 2 oktober, na de succesvolle belegering van Grol in 1627 (bron: Oraniens Grols-gewin; C.J. Quintyn)................................................................................ 7 Fig. 2.3: De kaart van Blaeu van de belegering van Grol in 1627 met daarop ingekleurd de Circumvallatielinie en de approches. In tegenstelling tot het origineel is deze kaart noord-zuid georienteerd. (kaart is afkomstig uit Nijs/van der Pluijm 2008) .. 8 Fig. 2.4: De verschijningsvormen van verdedigingswerken in de Circumvallatielinie (details uit de kaart van Blaeu): .......................................................................... 9 Fig. 2.5: Het profiel van de grachten van de Circumvallatielinie volgens Hugo de Groot (Grotius 1629). ............................................................................................... 10 Fig. 2.6: Luchtfoto van de Franse Schans (gemaakt door Martin Grevers in 2003) ... 11 Fig. 2.7: De Schans Altena (linksboven) en de Friese schans (rechtsonder). De gele cirkel geeft (bij benadering) de locatie van het huidige plangebied weer. ............. 12 Fig. 2.8: Een uitsnede van de Circumvallatielinie geprojecteerd op een satellietfoto. De gele cirkel geeft (bij benadering) de locatie van het huidige plangebied weer. De rode lijnen betreffen de vastgestelde delen van de linie, de groene lijnen de vermoede delen (naar Nijs/van der Pluijm 2008)............................................... 12 Fig. 2.9: Situering van het onderzoeksgebied volgens de beleidsadvieskaart (groene lijnen). ........................................................................................................... 13 Fig. 3.1: Boorpuntenkaart vooronderzoek Synthegra (Kremer 2007b). ..................... 14 Fig. 3.2: Uitsnede Bonneblad uit 1900. De gele cirkel geeft (bij benadering) de locatie van het onderzoeksgebied weer. ....................................................................... 15 Fig. 4.1: Het plangebied voorafgaand aan de werkzaamheden. ................................. 17 Fig. 5.1: Het noordwestelijk deel van werkput 3 (richting het westen). ..................... 18 Fig. 6.1: Kolom 5. In de C-horizont zijn duidelijk haarlijnen herkenbaar. ................. 20 Fig. 6.2: Plangebied op de AHN, bron www.ahn.nl ................................................. 21 Fig. 6.3: Greppel 12 (links) en 14 (rechts) in de coupe. ........................................... 22 Fig. 6.4: Profiel van de gracht van de Circumvallatielinie (links) en de onderlinge afstand tussen de grachten zoals waargenomen aan de Boerijendijk te Groenlo (rechts; Loonen 2009). .................................................................................... 22 Fig. 6.5: Greppel 4 in de coupe. ............................................................................. 23 Fig. 6.6: Het plangebied geprojecteerd op het Bonneblad uit 1900. .......................... 23
Lijst van bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5: Bijlage 6: Bijlage 7: Bijlage 8: Bijlage 9: Bijlage 10: Bijlage 11:
Puttenkaart Allesporenkaarten Overzicht Circumvallatielinie Detail Circumvallatielinie Profiel Kolombeschrijvingen Sporenlijst Terminologie vestingwerken Codeboek Verklarende woordenlijst Periodentabel
28
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
Archeodienst Gelderland BV
Bijlage 1: Puttenkaart
29
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
Archeodienst Gelderland BV
Bijlage 2: Allesporenkaart o o
Bijlage 2a. Allesporenkaart vlak 1 Bijlage 2b. Allesporenkaart vlak 2
31
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
Archeodienst Gelderland BV
Bijlage 3: Overzicht Circumvallatielinie
34
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
Archeodienst Gelderland BV
Bijlage 4. Detail Circumvallatielinie o o
Bijlage 4a. Reconstructie Circumvallatielinie naar Nijs & Van der Pluijm Bijlage 4b. Reconstructie Circumvallatielinie naar beleidsadvieskaart
36
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
Archeodienst Gelderland BV
Bijlage 5: Profiel
39
in meters boven NAP
32,5 kolom 1
kolom 2
kolom 3
kolom 4
kolom 5
kolom 6
32 Laag 1
Laag 2
Laag 3
Verstoring
31,5 Laag 5 Laag 6
Laag 4 Laag 6 31
Legenda Laag 1 = Bouwvoor, recentelijk geroerd Laag 2 = Geroerde, zwak puinhoudende laag Laag 3 = Geroerde laag, bevat veel stenen en ligt met een scherpe overgang op laag 4 Laag 4 = Geploegde E-B horizont, gemeleerd van kleur Laag 5 = Restant van de Bs/Bh horizont, bevat enkele haarlijnen Laag 6 = C-horizont, rijk aan haarlijnen
30,5 0
10
20
30
40
50 60 in meters vanaf begin van de put
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
Archeodienst Gelderland BV
Bijlage 6: Kolombeschrijvingen
41
Project
22897 Vredenseweg 117 Groenlo kolomopnamen van de westelijke profielwand
kolom 1
laag
diepte in m tov NAP
lithologie
kleur
humus
ijzer
X =241301
laag 1
32.19-31.94
Z3S2
GeBr
2
0 1
Y = 452176
laag 2
31.94-31.79
Z3S2
GeBr
1
laag 3
31.79-31.62
Z3S2
dGr
1
laag 4
31.62-31.57
Z3S2
gemeleerd: lGr-Zw
1 tot 2
laag 5 laag 6
31.57-31.44 31.44-31.19
Z3S2-Z3S3 Z3S2
BrZw Ge
3
2
toevoegingen bevat restanten van bakstenen
Recentelijk geroerde laag
bevat stenen
Recentelijk geroerd, ligt met een scherpe overgang op laag 4
bevat sporen van bioturbatie
kolom 2
laag
diepte tov NAP
lithologie
kleur
humus
ijzer
X = 241301
laag 1
32.14-31.90
Z3S2
GeBr
2
0
Y = 452187
laag 2
31.90-31.85
Z3S2
GeBr
1
1
laag 3
31.85-31.67
Z3S2
dGr
1
laag 4
31.67-31.44
Z3S2
gemeleerd: lGr-Zw
1 tot 2
laag 5
31.44-31.34
Z3S2-Z3S3
BrZw
3
laag 6
31.34-31.26
Z3S2
Ge
opmerkingen Bouwvoor recentelijk geroerd
De geploegde E-B horizont van de haarpodzolgrond Harde laag, dit is een restant van de Bs en Bh horizont C-horizont, bevat duidelijk zichtbare haarlijnen
toevoegingen
opmerkingen Bouwvoor, recentelijk geroerd
bevat restanten van bakstenen
Recentelijk geroerde laag
bevat stenen
Recentelijk geroerd, ligt met een scherpe overgang op laag 4
bevat sporen van bioturbatie
De geploegde E-B horizont van de haarpodzolgrond. Op de foto is een restant van de E-horizont te zien
2
Harde laag, dit is een restant van de Bs en Bh horizont C-horizont, bevat duidelijk zichtbare haarlijnen
kolom 3
laag
diepte tov NAP
lithologie
kleur
humus
ijzer
X = 241303
laag 1
32.10-31.79
Z3S2
GeBr
2
0
toevoegingen
Y = 452204
laag 3
31.79-31.61
Z3S2
dGr
1
bevat stenen
laag 4
31.61-31.44
Z3S2
gemeleerd: lGr-Zw
1 tot 2
bevat sporen van bioturbatie
laag 5
31.44-31.28
Z3S2-Z3S3
BrZw
3
laag 6
31.28-31.19
Z3S2
Ge
opmerkingen Bouwvoor, recentelijk geroerd
2
Recentelijk geroerd, ligt met een scherpe overgang op laag 4 De geploegde E-B horizont van de haarpodzolgrond Harde laag, dit is een restant van de Bs en Bh horizont. In deze laag bevindt zich een grote steen C-horizont, bevat duidelijk zichtbare haarlijnen
kolom 4
laag
diepte tov NAP
lithologie
kleur
humus
ijzer
X = 241303
laag 1
32.04-31.67
Z3S2
GeBr
2
0
Y = 452221
laag 3
31.67-31.46
Z3S2
dGr
1
laag 7
31.46-31.41
Z3S2
ZwGr
2
laag 8
31.41-31.34
Z3S2
GeGr
laag 4
31.34-31.09
Z3S2
gemeleerd: lGr-Zw
laag 6
31.09-31.04
Z3S2
Ge
toevoegingen
opmerkingen Bouwvoor, recentelijk geroerd
bevat stenen
Recentelijk geroerd, ligt met een scherpe overgang op laag 4 Deel van een spoor
1 1 tot 2
Deel van een spoor bevat sporen van bioturbatie
De geploegde E-B horizont van de haarpodzolgrond C-horizont, bevat duidelijk zichtbare haarlijnen
kolom 5
laag
diepte tov NAP
lithologie
kleur
humus
ijzer
X = 241304
laag 1
31.91-31.67
Z3S2
GeBr
2
0
toevoegingen
opmerkingen
Y = 452231
laag 3
31.67-31.55
Z3S2
dGr
1
bevat stenen
Recentelijk geroerd, ligt met een scherpe overgang op laag 4
laag 4
31.55-31.34
Z3S2
gemeleerd: lGr-Zw
1 tot 2
bevat sporen van bioturbatie
De geploegde E-B horizont van de haarpodzolgrond
laag 6
31.34-31.07
Z3S2
Ge
Bouwvoor, recentelijk geroerd
C-horizont, bevat duidelijk zichtbare haarlijnen
kolom 6
laag
diepte tov NAP
lithologie
kleur
humus
ijzer
X = 241304
laag 1
31.90-31.57
Z3S2
GeBr
2
0
toevoegingen
Bouwvoor, recentelijk geroerd
opmerkingen
Y = 452243
laag 6
31.57-31.14
Z3S2-Z3S3
Ge
3
2
C-horizont, bevat duidelijk zichtbare haarlijnen. Waarschijnlijk is dit gedeeltelijk afgetopt
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
Archeodienst Gelderland BV
Bijlage 7: Sporenlijst
43
Projectnummer: 22897 Projectnaam: Groenlo-Vredenseweg
Blad: 1/1
SPORENLIJST
spoor
werkput
vlak
lengte in vlak
breedte in vlak
diepte in vlak
vorm
textuur
kleur
4
3
1
16,70
0,73
0,19
LIN
Zs1h3
LBR
5
3
1
18,19
0,52
0,10
LIN
Zs1h3
6
3
1
7,30
4,57
0,18
ONR
7
3
1
4,95
0,73
0,24
8
3
1
ca. 5 m
0,25
9
3
1
ca. 8 m
10
3
1
11
3
12
coupe (J/N)
Datering
NAP
greppel
J
NT?
30,49
fijn zand met podzolering, es, sloot naast weg?
DGR
es- /ontginningsgreppel
J
NT?
30,46
fijn zand met podzolering, es
Zs1h3
DGR
es- /ontginningsgreppel systeem
J
NT?
30,47
fijn zand met podzolering, es
LIN-RHK
Zs1h3
DGR
es- /ontginningsgreppel
J
NT?
30,44
fijn zand met podzolering, es
0,14
LIN-RHK
Zs1h3
DGR
es- /ontginningsgreppel systeem
J
NT?
30,45
systeem van lineair, rechthoekige verkleuringen, O-W richting; fijn zand met podzolering, es; deels gesneden door drainage (identiek aan spoor 15)
0,35
0,14
LIN-RHK
Zs1h3
DGR
es- /ontginningsgreppel systeem
J
NT?
30,53
systeem van lineair, rechthoekige verkleuringen, O-W richting; fijn zand met podzolering, es
3,50
0,38
0,13
LIN
Zs1h3
DGR
es- /ontginningsgreppel
J
NT?
30,51
NW-ZO georienteerd; fijn zand met podzolering, es
1
5,15
0,85
0,14
ONR
Zs1h3
DGR
es- /ontginningsgreppel
J
NT?
30,48
NW-ZO georienteerd; fijn zand met podzolering, es
3
1
26,70
1,55
0,14
LIN-RHK
Zs1h3
DGR
perceleringsgreppel
J
NT?
30,55
NNW-ZZO georienteerd; fijn zand met podzolering, es
13
3
1
9,90
1,80
/
LIN-RHK
Zs1h3
DGR
es- /ontginningsgreppel systeem
N
NT?
30,52
systeem van rechthoekige, lineaire verkleuringen, NNW-ZZO georienteerd; fijn zand met podzolering, es
14
3
1
23,39
1,67
0,18
LIN-RHK
Zs1h3
DGR
perceleringsgreppel
J
NT?
30,53
NNW-ZZO georienteerd; fijn zand met podzolering, es
15
3
1
1,20
0,90
/
RHK
Zs1h3
DGR
es- /ontginningsgreppel systeem
N
NT?
30,50
systeem van rechthoekige verkleuringen, ; fijn zand met podzolering, es identiek aan spoor 8)
16
3
1
3,20
0,70
/
LIN-RHK
Zs1h3
DGR
es- /ontginningsgreppel systeem
N
NT?
30,50
systeem van rechthoekige lineaire verkleuringen, NNW-ZZO georienteerd; fijn zand met podzolering, es
17
3
1
29,72
0,80
0,08
LIN-RHK
Zs1h3
DGR
perceleringsgreppel
J
NT?
30,40
ZW-NO georienteerd; fijn zand met podzolering, es
aard spoor
opmerking
[email protected]
Bijlage 8: Terminologie Verdedigingswerken1
1
Uit: Stichting Menno van Coehoorn, 1999: Terminologie verdedigingswerken, inrichting, aanval en verdediging, Utrecht.
‐ 1 ‐
Approche: naderingsloopgraaf bij het beleg van een vesting, in zigzagvorm aangelegd, met het doel de vesting te naderen en daarbij zoveel mogelijk gedekt te blijven tegen het vuur van de belegerden Bastion: vijfhoekige aarden of stenen uitbouw van een verdedigingswerk naar oorspronkelijk Italiaans ontwerp, voornamelijk voor het bestrijken van de aanliggende courtines; bestaat uit twee facen, twee flanken en een niet-bewalde keel; ook wel bolwerk of dwinger genoemd Opmerking. Bij een vol bastion is de binnenruimte (het terreplein) gevuld met een aardlichaam, een bomvrij onderkomen voor personeel of een remise voor geschut; bij een hol bastion ontbreken deze
Basisvormen van bastions. a.
Oud-Italiaans; b. Nieuw-Italiaans; c. Oud-Nederlands; d. verbeterd Oud-Nederlands; e. Frans (Vauban, 2e methode); f. Nieuw-Nederlands (Coehoorn)
Bedekte weg: doorlopende, door een aardlichaam gedekte weg rond de buitengracht van een vesting; bestemd voor het verzamelen van troepen voor een uitval, of als verdedigende opstelling; veelal ook toegepast bij een enveloppe; ook wel gedekte weg Beleg: het insluiten van een vesting en het treffen van voorbereidingen om deze in bezit te krijgen Belegering: de actieve gevechtshandelingen tijdens een beleg Bolwerk: 1. vroeger een veelal rond verdedigingswerk voor of buiten een stadsmuur of -omwalling 2. later gebruikt als synoniem voor bastion 3. ook in het algemeen wel gebruikt voor een belangrijk, niet nader gedefinieerd verdedigingswerk Bom: hol bolvormig ijzeren projectiel, gevuld met buskruit, en ontstoken door een tijdbuis; werd verschoten uit een zogenaamd granaatkanon of een mortier; ten tijde van de Eerste Wereldoorlog werd gebruikt gemaakt van brisante bommen met een steel, om te worden verschoten met bomwerpers Borstwering: dekking van aarde (grond), steen of ander materiaal, ter bescherming van erachter opgestelde schutters of geschut; in de Middeleeuwen veelal bestaande uit gekanteelde muren, later meestal van aarde Buitentalud: zie talud Buitenwerk: algemene benaming voor delen van een vesting welke vóór de hoofdwal doch binnen de bedekte weg respectievelijk het glacis zijn gelegen; bijvoorbeeld: contregarde, couvre-face, halve maan, hoornwerk, kroonwerk, ravelijn, tenaille enz.; niet te verwarren met voorwerk
‐ 2 ‐
Circumvallatielinie: door de belegeraar van een vesting rondom zijn belegeringswerken en kampementen aangelegde kring van loopgraven, schansen, batterijen en grachten, met het doel de bevoorrading en pogingen tot ontzet van de belegerde vesting tegen te gaan.
Circumvallatielinie (a) en contravallatielinie (b) rond een belegerde vesting Citadel: zelfstandig verdedigbaar vestingwerk binnen een open stad of vesting, met als doel; 1. de inwoners van de stad onder bedwang te houden (dan ook wel genoemd dwangburcht of dwangkasteel), en/of 2. weerstand te bieden na de val van het overige deel van de vesting; zie ook reduit.
Citadel (c) en esplanade (e) binnen de vesting Contregarde: langwerpig aarden buitenwerk, gelegen voor de facen van bastions, ravelijnen e.d., ter dekking tegen direct vuur; tevens geschikt voor opstelling van infanterie en geschut; vrijwel synoniem met couvre-face Contrescarp: tegenover de escarp gelegen en soms bekleed talud; ook wel buitengrachtsboord; de buitenwaarts ervan gelegen bedekte weg en het glacis worden soms ook tot de contrescarp gerekend
‐ 3 ‐
Courtine: deel van een vestingwal of -muur, gelegen tussen twee rondelen of bastions; ook wel gordijn Couvre-face: lang en smal aarden buitenwerk gelegen voor de facen van bastions, ravelijnen e.d., om deze te dekken tegen direct vuur; tevens geschikt voor de opstelling van infanterie; komt sterk overeen met contregarde
Contregarde (links) en couvre-face (rechts) Dwinger: Fries-Groningse naam voor bolwerk (betekenis 2) Embrasure: schietopening of -sleuf in een borstwering
Bedding (links) en Bank (rechts) Enveloppe: rond de hoofdgracht gelegen doorlopende beschermingswal, waarvan aaneengeschakelde buitenwerken kunnen deel uitmaken; was vaak ook voorzien van een bedekte weg Escarp: talud van een gracht, soms met muurwerk bekleed, gelegen aan de zijde van het vestingwerk; ook wel binnengrachtsboord Esplanade: 0pen vlakte gelegen tussen citadel en stedelijke bebouwing Face: naar buiten gerichte schuine zijde van een bastion, ravelijn, fléche, redan of lunet Gebastioneerd stelsel: vestingbouwkundig stelsel, gekenmerkt door de toepassing van bastions
‐ 4 ‐
Schematische weergave van vestingfronten in enkele vestingbouwkundige stelsels
Oud-Nederlands stelsel : 1. courtine; 2. (natte) gracht; 3. glacis; 4. bastion; 5. ravelijn; 6. onderwal; 7. halve maan; 8. gedekte weg
Nieuw-Nederlands stelsel : 1. courtine; 2. (natte) gracht; 3. glacis; 4. bastion; 5. ravelijn; 6. frontaal vuur Geschut: verzamelnaam voor vuurmonden, samengesteld uit schietbuis, onderstel (affuit) en richtmiddelen Glacis: flauw aflopend talud, gelegen buiten de contrescarp van een vestingwerk, dat vanaf de wal of de gedekte weg met vuur kan worden bestreken Gordijn: zie courtine Gracht: gegraven doorlopende hindernis rond een vestingwerk; in laag terrein doorgaans breed, ondiep en met water gevuld; in hoog terrein als regel vrij smal, diep en droog Halfbastion: vierhoekige uitbouw van de wal van een verdedigingswerk, in de vorm van een linker of rechter helft van een heel bastion Halve maan: in de hoofdgracht gelegen buitenwerk van een vesting, dienende tot dekking van de saillant van een bastion of ravelijn; de benaming is ontleend aan de naar binnen gebogen achterzijde (keel); soms ten onrechte gebruikt voor ravelijn; niet te verwarren met demi-lune
‐ 5 ‐
Halve manen Hoofdgracht : gracht rondom de hoofdwal; ook wel kapitale gracht Hoofdwacht: centraal gelegen wachtgebouw in een vesting of garnizoen, van waaruit alle wachten worden geregeld Hoofdwal: Doorlopende wal rond een vesting, zonder de voor- of buitenwerken; ook wel stadswal of kapitale wal Hoornwerk: buitenwerk van een vesting, bestaande uit een courtine tussen twee halve bastions; de lange rechte flanken sluiten veelal aan op de vestinggracht
Hoornwerk Houwitser: vuurmond (stuk geschut) met relatief korte loop van ongeveer 5 á 15 maal het kaliber door de lage aanvangssnelheid is de baan van het verschoten projectiel gekromd en de invalshoek vrij steil. Inundatie: doorgaans defensieve onderwaterzetting van een terreingedeelte voor militaire doeleinden; is zo mogelijk zowel onbegaanbaar als onbevaarbaar; wordt ook wel offensief gebruikt om een vijand te verdrijven Kanon: vuurmond (stuk geschut) met lange loop van ca 15 of meer maal het kaliber en een hoge aanvangssnelheid, voor het verschieten van projectielen met nagenoeg gestrekte baan over relatief grote afstand Kapitale gracht: zie hoofdgracht Kapitale wal: zie hoofdwal
‐ 6 ‐
Krombaangeschut: verzamelnaam voor geschut voor het verschieten van projectielen met gekromde baan, ten behoeve van het treffen van doelen achter een dekking; omvat zowel mortieren als houwitsers; mortieren werden veelal aangeduid als worpgeschut Kroonwerk: buitenwerk van een vesting, bestaande uit meestal twee aaneensluitende gebastioneerde fronten en twee lange, enigszins naar elkaar toelopende flanken die veelal aansluiten op de vestigingsgracht
Kroonwerk Linie: ongeveer lineair stelsel van doorgaande, aaneengeschakelde of anderszins samenhangende verdedigingswerken, veelal voorzien van hindernissen zoals inundaties, grachten, prikkeldraadversperringen, mijnenvelden en tankhindernissen Lunet(te): klein verdedigingswerk met twee facen en veelal korte flanken; doorgaans in de keel open; soms ravelijn of halve maan genoemd ; ook wel brilschans (Zuid-Nederland)
Lunetten Mortier: vuurmond (ook wel stuk worpgeschut) met zeer korte, vrijwel verticaal geplaatste loop; de lage aanvangssnelheid geeft het verschoten (geworpen) projectiel een sterk gekromde baan en een zeer steile invalshoek; voorbeelden: aardmortier, Coehoornmortier, kogelmortier, spigomortier en steenmortier Musket: 16e/17e-eeuws type handvuurwapen dat werd afgevuurd door middel van een lont, en bij het richten en afvuren op een vork of gaffel (furket) steunde Nieuw-Nederlands stelsel: laat-zeventiende eeuws vestingbouwkundig stelsel, toegeschreven aan Menno van Coehoorn, voornamelijk gekenmerkt door grote bastions, met holgebogen flanken die niet haaks op de courtine staan, en door voor de courtines gelegen ravelijnen; voornamelijk te onderscheiden van het Oud-Nederlandse stelsel, waarbij rechte bastionflanken haaks staan op de courtines Ontmantelen: het slopen (slechten) van een vestingwerk; soms ook amoveren genoemd
‐ 7 ‐
Oud-Nederlands stelsel: 16e/17e-eeuws vestingbouwkundig stelsel, voornamelijk ontwikkeld door Simon Stevin, gekenmerkt door aarden wallen, natte grachten en bastions met rechte flanken die haaks staan op de courtines; voor de hoofdwal is veelal een onderwal of fausse-braye gelegen; zie ook Nieuw-Nederlands stelsel Palissade: hindernis of afsluiting gevormd door een rij aangepunte palen, ook wel stormpalen genoemd Ravelijn: midden voor een vestingfront gelegen, ongeveer driehoekig of redanvormig buitenwerk, ter dekking van courtine en toegangspoort, alsmede de schouderhoeken der naastliggende bastions tegen vijandelijk vuur
Ravelijnen Redan: in de keel open verdedigingswerk, soms uitgevoerd als veldwerk, bestaande uit twee aaneensluitende rechte wallen (facen); een aantal werd veelal door middel van courtines tot een linie aaneengeschakeld; heeft gelijkenis met een flêche
Redan (links) en flêche (rechts) Redoute: algemene benaming voor een eenvoudig, doorgaans gesloten verdedigingswerk (soms veldwerk) zonder bepaalde vorm; soms verbasterd tot, of ten onrechte vertaald als ronduit Reduit: zelfstandig verdedigbaar werk binnen een fort, dienende om de verdediging na de val van de hoofdwal te kunnen voortzetten; soms verbasterd tot ronduit, in eenvoudige vorm ook wel toegepast op een ravelijn Saillant: uitspringende punt van een bastion of ander vestingwerk, waar de facen samenkomen Tenaille: 1.binnenwaarts onder een stompe hoek gebroken wal , gelegen in de gracht voor de courtine en aan de einden soms voorzien van een omgebogen flank veelvuldig toegepast bij gebastioneerde stelsels ter bescherming van courtines en aansluitende flanken van bastions tegen bresschieten 2. verdedigbaar buitenwerk van een vesting met de vorm van een enkele of dubbele tenaille ook wel tangwerk (ZuidNederland)
‐ 8 ‐
Tenailles (grondvorm, betekenis 1)
Tenaille (betekenis 2) in dubbele uitvoering
Talud: hellend vlak of glooiing van een aarden wal of glacis; te onderscheiden in binnen- en buitentalud; ook wel dossering of docering Veldwerk: algemene benaming voor een niet-duurzaam verdedigingswerk, aangelegd in het terrein; vanaf begin Eerste Wereldoorlog veelal met gebruikmaking van voorbereide onderdelen van hout, beton e.d. Verdedigingswerk: als zodanig aangelegde, dekkingverschaffende opstelling voor troepen en bewapening; te onderscheiden in permanente (duurzame) en tijdelijke verdedigingswerken, respectievelijk veldwerken Vesting: Versterkte stad; soms ook een groter verdedigingsgebied Vestingwet: Wet van 18 april 1874, waarin werd vastgesteld welke verdedigingslinies, respectievelijk -werken zouden deel uitmaken van de landsverdediging of zouden worden opgeheven Vlakbaangeschut: zie kanon Voorwerk: verdedigingswerk, gelegen vóór het glacis van een vesting, maar binnen het bereik van het ondersteunende vuur daarvan
‐ 9 ‐
Bijlage 9 Codeboek afkorting …g1 …g2 …g3 …h1 …h2 …h3 -1L -2L -3L -4L -5L -6L A AA AAMBEELD AAN AANSCHERP AD afb. AFBOUW AFROND AFSLAG AFSLAGKERN AFVAL AGAAT AHN AKENS AMFIBIE AMFOOR AMFREL AMK AMS AMULET AMZ ANDENNE ARCHIS ARM ARMBAND ARMBOOG art. ARTEFACT AS ASB AW AWC AWG AWH BA BADORF BAND BANDOOR BARBO BARN BASALT BC BE BEITEL BEK BEKER BELG BES BESLAG BESMETEN BESMY BEURS BEZEMSTR BIJL BIJLAFSLAG BIJLKOKR BIJLVER bijv. BINNEN BIP BIT BKS BL BLAD BLAUWGRN blz BODEM BODEM BOOGFIB BOOR BORD BOT bot artefact botsk BOUW bouwmateriaal BP BPA BPL BPT BR BR BRANDGLS BRL BROK BRONS BRONSL BRONSM BRONSMA BRONSMB BRONSV BRUINGLAZUUR BRUNSSUM BS BTO BTV BU BUIDEL BUIK BUITEN BUN BV bv. C14 CA ca. CAA CAD CcvD CCvD CHAL CHOP TOOL CHOPPER Chr. CHS CHW CIS cm CMA COMP CONG CR CREMREST CRI MAASLANDS MAF MAG MAJOLICA MALFIG MANTEL MARMER
betekenis zwak grindig matig grindig sterk grindig zwak humeus matig humeus sterk humeus 1-ledig 2-ledig 3-ledig 4-ledig 5-ledig 6-ledig A-steker Aa-steker aambeeld Aanscherpingsafslag Aanscherping Anno Domini (datering na Christus) afbeelding Afbouwvlak Afronding Afslag Afslagkern afval Agaat Actueel Hoogtebestand Nederland Akens amfibie amfoor reliefbandamfoor Archeologische Monumenten Kaart versnelde C14-methode amulet Archeologische Monumenten Zorg Andenne Archeologisch Informatie Systeem Armband/armring armband armboog/voetboogfibula/"Armbrustfibel artikel artefact As Archeologische Standaard Boorbeschrijving AardewerK (ondetermineerbaar) Aardewerkconcentratie gedraaid handgevormd Balk Badorf band bandoor barbotineversiering Barnsteen Basalt Before Christ (datering voor Christus) Beige Beitel Beksteker beker Belgische vuursteen Beschoeiing beslag Besmeten besmijting beurs bezemstreek bijl Bijlafslag kokerbijl Bijlvernieuwingsafslag bijvoorbeeld binnenkant Bipolar paardenbit Bekisting Blauw Bladvormige spits blauwgroen bladzijde bodem Onderzijde boogfibula Boor bord Bot bot, artefact Botskegels Bouwmateriaal bouwmateriaal Before Present (datering t.o.v. 'heden', zijnde 1950) Beschoeiing, palen Beschoeiing, planken Beerput/beerkelder Brons Bruin gebrandschilderd glas Brandlaag Brok Bronstijd Late-Bronstijd Midden-Bronstijd Midden-Bronstijd A Midden-Bronstijd B Vroege-Bronstijd bruingeglazuurd Brunssum-Schinveld Baksteen Onverbrand bot Verbrand bot Bustum buidel tussen bodem en schouder of rand buitenkant Visbun Bouwvoor bijvoorbeeld Koolstofdatering kalk circa Centraal Archeologisch Archief Computer-aided Drafting (of Design) Centraal College van Deskundigen Archeologie Centraal College van Deskundigen Chalcedoon Chopping tool Chopper Christus Hoofdstructuur Cultuur-Historische Waardenkaart Centraal Informatie Systeem centimeter Centraal Monumenten Archief Compleet Conglomeraat Crematiegraf Crematie(-resten) Crinoiden kalk maaslands Machinale afwerking zilver Majolica figuratieve mal mantel gemarmerd
afkorting d DAKPAN DAO DEKSEL DETC DIG DIORIET DISSEL DIST DISTELF DK DKL DKR DL ONGESL DLT DOBBELST DOLERIET DOLIUM DOLK DOLKFIB dolkfibula DOORB DOOS DORS DP DR DRIEH DRIEKNOP drs. DRUP DUB e.d. e.v. ECO EEN EG EIPOT ELMPT EMMER ENG et al. etc. FAYENCE FE FeO2 FF FF FG FIBDRAAD FIBSCHIJF FIBULA Fig. FLES FOS FRECHEN FU FZD GA GANG GARENKL GE GEBIT GEBR GEBRONSD GEELGLAZUUR GEEN GEGLAD GEGOL GEIT GEKLEURD gem. GEOM GEPOLIJST GEVERFD GEVERFDRD GEVERFDWT GEW GEWICHT GG GHE GIET GIETMAL GIS GIT glans GLASLOOD GLAZUUR GLD GLD GLS GN GNEIS GORDEL GPS GR GR GR GRANIET GRAPE GROEF groef GROEF GROENGLAZUUR GRS GRSBAK GT GUTS GWBAK HA ha. HAAKFIB HAARNLD HAK HAK HALFFABR HALFFBR HALS HALSRING HAMER HANGER HAZ HEFT HELM HENGS HG hglans HI HK HKL HL HOEFIJZER HOND HT HU HU huttenleem huttenleem PHK PHT PIJLPUNT PIJP PINGSDRF PISPOT PK
betekenis donker dakpan Defintief Archeologisch Onderzoek deksel Detectorvondst Dierbegraving Dioriet Dissel Distaal (verst weg van bewerking) distelfibula Drenkkuil Distaal met kerf links Distaal met kerf rechts Deels-/ongeslepen Doorlaat(door een muur) dobbelsteen Doleriet Dolium Dolk dolkfibula dolk doorboring doos Dorsaal (rugzijde/ negatieven) Depressie Drain Driehoekige spits (neolithicum/bronstijd) drieknoppenfibula/ kruisboogfibula doctorandus Druppelvormige spits Dubbele schaaf en dergelijke en verder ecologische monsters Eenzijdig Erfgreppel eierpot Elmpt emmer engobe et alii (en anderen) etcetera Fayence Ijzer/oer roest (ijzeroxide) Fosfaat <600m verzameld door Fysisch Geograaf draadfibula schijffibula fibula Figuur fles Fossiel Frechen Fuik Fijn zand Gracht Gangkwarts garenklos Geel gebitselement (tand/kies) Gebroken/onbekend gebronsd geelgeglazuurd Geen Geglad golfrand geit gekleurd gemiddeld Geometrische (micro)spits Gepolijst geverfd/gevernist Beschilderd rood Beschilderd wit Gewichten gewicht >2400m Grafheuvel Gietmal/gietvorm gietmal Geografisch Informatie Systeem gittermuster Glans/afronding werkrand glas-in-lood glazuur Glad gladwandig Glas Groen Gneis gordel/riem Global Positioning System Greppel Grijs Grind Graniet grape groeflijn Groeven Steen met groe(f)ven groengeglazuurd grijs grijsbakkend Goot guts geelwitbakkend Haard hectare haakfibula haarnaald-speld-pen-sieraad Haardkuil Hak halffabrikaat Halffabrikaat spits hals halssieraad hamer hanger Hazendonk heft/handvat helm Hengsel Huisgreppel Hoogglans/sikkelglans Hoefindrukken Houtskool Hoogkarspel Hutteleem hoefijzer hond Hout Humus Hutkom verbrande leem huttenleem Houtskool Hout pijlpunt pijpaarde Pingsdorf pispot Paalkuil: grondspoor kuil voormalige paal
afkorting HVAT HVS id IJZ IJZER IJZL IJZM IJZV IKAW IN IN INDET INDET INDUSTR ing inkerf INKTPOT ist IVO IVO-B IVO-P j JADE JASPIS jd K k K. EIND KACHEL KAL KALENDER KALK KAM KAMSTRK KAN KANDELR KANDELR KAP KAPFIB KAT KAW KB HB KBBEKER KBW KEIL KEILM KEL KELK KER KER KERFSNED KERN KERN KERNPRE KERNVER KETEL KETTING KEULS KGO KGP KGR KGV KIE KL KL KLAP KLEDING KLEURLS KLING KLINGKERN KLOMP KLOP km KNA KNIEFIB KNIKKER KNIKPOT KNOOP KNOP KNOPPEN KOKER KOM KPY KRAAL KRAM kras KROM KRUIK KRUIKAMF KS Ks1 Ks2 Ks3 Ks4 KSC KUB KURKURN KWA KWAG KWARTS Kz1 Kz2 Kz3 L l L. EIND LAARS LANGERW LANSPUNT LAPPENS LAT LAT LATENE LBK LEE LEEM LEI LEPEL LG LIN LME LMEA LMEB LO LOK LOKOX LOKRED LOOD LOPER LR LS Lz1 Lz2 m m² MA MAA STG STLOB STN STREEP STRING STVLAK STVOET
betekenis Handvat, dikke steel Hilversum identiek aan IJzertijd ijzerkiezel Late-IJzertijd Midden-IJzertijd Vroege-IJzertijd Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden Inhumatie Inhumatiegraf Ondetermineerbaar Artefactcategorie niet te bepalen industrieel wit ingenieur Inkerving/versiering inktpot interstadiaal Inventariserend Veldonderzoek Inventariserend Veldonderzoek Boren Inventariserend Veldonderzoek Proefsleuven ja Jadeiet Jaspis jonger dan klei kolom Korte eindschrabber kacheltegel Kalk kalenderbergversiering Kalksteen kam kam(streek)versiering kan kandelaar kandelaar Kap/tablet slagvlak kapfibula kat Aardewerk vaatwerk Kb/vroege bronstijd-hamerbijl Klokbeker Bouwaardewerk Keil Keilmesser Kelder kelk Aardewerk keramiek kerfsnee Kern Kernsteker Kernpreparatiestuk Kernvernieuwings-/kerncorrectiestuk ketel ketting Keuls Ovale kringgreppel kogelpot Ronde kringgreppel Vierkante kringgreppel Kiezel Kleibrokken Kuil Klappersteen kleding kleurloos Kling Klingkern klomp Klopsteen (klopsporen en slijpvlakken) kilometer Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie kniefibula knikker knikwandpot knoop Knop knoppenfibula koker kom, schaal Pijpen kraal kram Krassen Krombeksteker kruik kruikamfoor Karrespoor zwak siltige klei matig siltige klei sterk siltige klei uiterst siltige klei Sculpturen Kubussteen kurkurn Kwarts (ongebroken) Kwart (gebroken) Kwartsiet zwak zandige klei matig zandige klei sterk zandige klei leem licht Lange eindschrabber laars Langerwehe lans-/speerpunt lappenschaal Latrine Lateraal (zijkant) Latene Lineaire bandkeramiek Leer Leem Leisteen lepel Laag Lineair Late-Middeleeuwen Late-Middeleeuwen A Late-Middeleeuwen B Ophogingslaag lokaal lokaal oxiderend lokaal reducerend loodglazuur Loper Leer Stortlaag zwak zandige leem sterk zandige leem meter vierkante meter Master of Arts Machinale aanleg steengoed Standlob, vinvormige poot Natuursteen strepenversiering Standring, ronde ring onder bodem Standvlak, geheel platte bodem Standvoet, ronde ring aan buitenzijde bodem
Blad: 1/2
Bijlage 9 Codeboek afkorting MARNE MAU MBR MC14 MCR MCU MED MEDAILLE MEER MEERV MELOEN MES MESO MESOL MESOM MESOV MET MEUBEL MF MFE MFOS MG MHK MHT MI MIC MICRO MICRO MISBAKSL MK ML MLIT mm MME MN MOD MP mp MPB MPF MR MR Msc MSK MSN MST MST MTL MU MUIL MUNT MUTS mv MXX/slak MZF n N NAALD NAGEL NAGELGEP NAGELONG NAP NED NEN NEO NEOL NEOLA NEOLB NEOM NEOMA NEOMB NEOV NEOVA NEOVB NOORD nr. NS NT NTA NTB NTC NV NVD NVP O O o.a. od ODB ODL ODS OGENFIB OKER OLIELAMP OMB OMEGAFIB ONBEWERKT ONR OOI OOR OORAAN OPH OR ORG OTE OV OVERIG OVL OXB OXX p. PA PA PAARD PAARDETG PAFFRATH pag. PAK PALEO PALEOL PALEOLA PALEOLB PALEOM PALEOV PANTOFFL patina PG PG PGK
betekenis Marne(-achtig) goud brons Monster voor C14-datering Crematiemonster koper Mediaal (middendeel) medaille Meerdere zijden Meervoudige steker meloenkraal mes Mesolithicum Laat-Mesolithicum Midden-Mesolithicum Vroeg-Mesolithicum Metaal meubilair 600-1400m ijzer Fosfaatmonster 1400-2400m houtskoolmonster Houtmonster Muurinsteek Mica micromorfologisch onderzoek Microspits misbaksel Michelsberg lithologisch monster Lithogenetisch monster millimeter messing Mangaan Moddersteen Pollenmonster meetpunt lood Botanisch monster, 0,25mm Botanische macroresten Muur Master of Science Mestkuil tin Mest Muursteen Metaal Muuruitbraak muil munt muts maaiveld (het landoppervlak) metaal/slak Zoölogisch monster, 0.25mm nee noord naald nagelindruk gepaarde nagelindruk ongepaarde nagelindruk Normaal Amsterdams Peil Nederlandse vuursteen Nederlandse Norm Neolithicum Laat-Neolithicum Laat-Neolithicum A Laat-Neolithicum B Midden-Neolithicum Midden-Neolithicum A Midden-Neolithicum B Vroeg-Neolithicum Vroeg-Neolithicum A Vroeg-Neolithicum B Noordelijke vuursteen nummer Natuursteen Nieuwe tijd Nieuwe tijd A Nieuwe tijd B Nieuwe tijd C Natuurlijke verstoring Dierlijke verstoring Plantaardige verstoring Type onbekend oost onder andere ouder dan bot, dierlijk leer/huid/bont schelp ogenfibula Oker olielamp bot, menselijk omegafibula onbewerkt Onregelmatig Ooiden kalk Oor Ooraanzet hout/houtskoo Oranje Organisch textiel Oven Overig Ovaal bot, onbekend organisch pagina Paars Houten paal paard paardetuig Paffrath(-achtig) pagina intacte paal met grondspoor van paalkuil Paleolithicum Laat-Paleolithicum Laat-Paleolithicum A Laat-Paleolithicum B Midden-Paleolithicum Vroeg-Paleolithicum pantoffel Patina (kleur bij opmerking) Paalgat: grondspoor voormalige paal. Potgruis (chamotte) Paalgat met paalkuil: grondspoor voormalige paal met grondspoor paalkuil
afkorting PKL PKR PL PLOEG POOT PORSELEI POT POT POT POTBEKER PRIEM PROX PS PSE PSK PSTG PUNT PUNTIND PvE PYR RACM RAD RADNDFIG RAEREN RAND RCE RD REC RELBN REPTIEL RHK RIEK RIJNLAND RING RINGFIB RND RO ROLSTEMP ROM ROML ROMLA ROMLB ROMM ROMMA ROMMB ROMV ROMVA ROMVB RON ROND ROND ROODBAK ROODBESCH ROODGLAZUUR ROODVERSCH ROTERE RPA RPG RPK RPL RUIT RUND RUW RUW S s SANDAAL SBA SCH SCH SCHA SCHAAP SCHAAR SCHARNRF SCHEERMS SCHENK scheur SCHIJF SCHILD SCHIST SCHOEISL SCHOEN SCHOTELF SCHOUD SCHPGEIT SCHRABBER SCHUB seg SG SGRAFITO SI SIEGBURG SIERAAD SIKKEL SILT SL slak SLAK SLIBVER SLIJPST SLINGERK SLK SPATEL SPEELGD SPEK SPG SPIEGL SPIJKER SPINKLOS SPIT SPITS splijtv SS ST st STAM STAM STC STEEL STEEL STEEL EN KERF STEELPAN STEEN STEILR STEKER STEKER STEMP STEUNARM
betekenis Proximaal met kerf links Proximaal met kerf rechts Plank ploeg Poot porselein kookpot pot Potstal Potbeker priem Proximaal (gedeelte met bewerking) Ploegspoor Ploegspoor, eergetouw Ploegspoor, keerploeg proto-steengoed Puntvondst puntenindruk Programma van Eisen pyriet Rijksdienst voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten radstempel figuratieve radstempel Raeren rand Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed Rijksdriehoek systeem (landelijk coördinatensysteem) Recente verstoring reliefband reptiel Rechthoekig riek Rijnlands Ring ringfibula Rond Rood rolstempel Romeinse tijd Laat-Romeins tijd Laat-Romeins tijd A Laat-Romeins tijd B Midden-Romeinse tijd Midden-Romeinse tijd A Midden-Romeinse tijd B Vroeg-Romeinse tijd Vroeg-Romeinse tijd A Vroeg-Romeinse tijd B Rondom Ronde schrabber (75% geretoucheerd) Rondelle roodbakkend roodbeschilderd roodgeglazuurd roodverschraald Roterende maalsteen Palenrij Rij paalgaten Rij paalkuilen Rij planken Ruitvormige spits rund Ruw ruwwandig silt spoor sandaal Swifterbant schelpengemagerd Schelp Uitschaven schaap schaar scharnierfibula scheermes Schenklip scheur schijf schild Schist schoeisel schoen schotelfibula schouder schaap/geit Schrabber schubbenversiering segment Standgreppel sgraffito Silo Siegburgs sieraad sikkel Siltsteen Sloot slak glasslak slibversiering Slijpsteen/polijststeen slingerkogel (Produktie-)slakken spatelindruk speelgoed Speksteen Spitsgracht Spiegel, midden bord, kom,schaal spijker spinklos, spinschijf, spinsteen Uitspitten Spits Splijtvlakken Spitspoor Steen stadiaal Steel van een olielamp Stamper Steenconcentratie Gesteelde spits (neolithicum) Dun handvat Steel- en kerfspits steelpan Steenkool Steilgeretoucheerd Steker Stekerafslag stempel steunarmfibula/"Stutzarmfibel"
afkorting SXX SYENIET tab. TAS TECHN TEFRIET TEGEL tel. temp TENT TEX TIN TNIGRA TOU TOUWVERS TRACHIET TRBBEKER TRECHTER TROF TROMPETF TRUBRA TS TUF TUIT TUITPOT UITG v VARKEN VEENLIJK VENSTER VENT VERF VERS STN VETER VIJZEL VING VINGGEP VINGONG VINGRING VIS VISGEREI VISGRAAT VISHAAK VKL VKT VL VL VLAG VME VMEA VMEB VMEC VMED vnr VOETRI VOGEL VORMSCHO VR VST VUISTB VUISTB VUUR VW W WA WAASL WALDGLAS WAND WAPEN WEEFGEW WEEFKAM WERKTUIG WESTERW WG WI WITBAK WK WKD WKD WL WRIJFSCH WRO XME XXX YZERCON Z Z ZAAG ZADEL ZAND ZF10 ZIGZAG ZIJ Zkx ZND ZOOGWILD ZOOL ZOOLBESP ZOUT Zs1 Zs2 Zs3 Zs4 ZW ZWAARD ZWEEP
betekenis steen onbepaald Syeniet tabel tas Technisch Tefriet tegel telefoon temperatuur tent Textiel tinglazuur Terra Nigra Touw touwversiering Trachiet Trechterbeker trechter Troffelen trompetfibula Terra Rubra Terra Sigillata Tufsteen Tuit tuitpot uitknijpingen vondst varken veenlijk vensterglas Ventraal (buikzijde/ slagzijde) verf Versierde steen veter Vijzel vingertop gepaarde vingertop ongepaarde vingertop vingerring vis visgerei visgraatversiering vishaak Huttenleem/verbrande leem Vierkant Vlek Vlaardingen tussen rand en spiegel van bord etc. Vroege-Middeleeuwen Vroege-Middeleeuwen A Vroege-Middeleeuwen B Vroege-Middeleeuwen C Vroege-Middeleeuwen D vondstnummer Voetring, zie: standring vogel vormschotel Vloer Vuursteen Vuistbijl Vuistbijlafslag Vuurslag Vlechtwerk west Waterput Waaslands waldglas wand wapen weefgewicht weefkam werktuig Westerwald Weg Wit witbakkend Waterkuil wikkeldraadindruk Wikkeldraad Wal wrijfschaal/mortarium Wet Ruimtelijke Ordening Middeleeuwen onbekend ijzerconcretie zand zuid Gezaagd Zadelkweern Zandsteen Lutterzeef, 10mm zigzag Zijschrabber kleiig zand Zand zoogdier, wild zool zool, bespijkerd zoutglazuur zwak silitig zand matig siltig zand sterk siltig zand uiterst ziltig zand Zwart zwaard zweep
Blad: 2/2
Bijlage 10 Verklarende Woordenlijst Allerød tijd antropogeen ARCHIS-melding artefact bioturbatie Bølling tijd
castellum castra conservering
Korte, relatief warme periode uit het Laat-Glaciaal (Weichselien), ca. 11.800-11.000 jaar geleden. Ten gevolge van menselijk handelen (door mensen veroorzaakt/gemaakt). Elke melding bij het centraal informatiesysteem (ARCHIS). Alle door de mens vervaardigde of gebruikte voorwerpen. Verstoring van de oorspronkelijke bodemstructuur en/of transport van materiaal door plantengroei en dierenactiviteiten. Korte, relatief warme periode uit het Laat-Glaciaal (Weichselien), ca. 13.500-12.000 jaar geleden. Tijdvak, onderafdeling van het Holoceen, gekarakteriseerd door een gematigd en continentaal klimaat en een bebost landschap gedomineerd door loofbomen (datering ca. 6800-5500 voor Chr.). Gronden die aan de rivierzijde van een dijk liggen. In het buitendijkse gebied liggen de uiterwaarden. (ook wel C14- of C14-datering) Bepaling van gehalte aan radio-actieve koolstof 14C van organisch materiaal (hout, houtskool, veen, schelpen e.d.) waaruit de 14C-ouderdom kan worden afgeleid. Deze ouderdom wordt opgegeven in jaren vóór4 1950 na Chr. (jaren BP) met daaraan toegevoegd de aan de meting verbonden mogelijke afwijking (standaarddeviatie). Romeins legerkamp. Romeins legerkamp voor legioenen Mate waarin grondsporen, anorganische en organische archeologische resten bewaard zijn.
couperen
Het maken van één of meer verticale doorsneden door een spoor of laag om de aard, diepte, vullingen, vorm en relaties met andere fenomenen vast te stellen.
crematie crevasse cultuurdek dagzomen debiet
Edelmanboor eolisch ex situ esdek fibula fluviatiel fluvioglaciaal fluvioperiglaciaal gaafheid genese
Begraving met gecremeerd menselijk bot. Doorbraakgeul door een oeverwal. 30 tot 50 cm dikke cultuurlaag, soms opgebracht (vergelijkbaar met een es, maar minder dik), soms ontstaan door diepploegen. Aan de oppervlakte komen, zichtbaar worden van gesteenten (met inbegrip van zand, klei, etc.). Het aantal m3 water dat op een bepaald punt in een rivier per seconde passeert. Fijnzandige afzettingen die onder periglaciale omstandigheden voornamelijk door windwerking ontstaan zijn; de dekzanden van het Weichselien vormen in grote delen van Nederland een 'dek' (Saalien: Formatie van Eindhoven; Weichselien: Formatie van Twente). Laatste gedeelte van het Laat-Weichselien, ca. 20.000-10.000 jaar geleden. Interglaciaal tussen Saalien en Weichselien (resp. voorlaatste en laatste glaciaal), ca. 130.000-120.000 jaar geleden. Dikke eerdgrond (=laag met donkere, min of meer rulle grond, met organische en anorganische bestanddelen) ontwikkeld op zandgrond onder invloed van de mens; worden ook wel essen genoemd. Een handboor voor bodemonderzoek. Door de wind gevormd, afgezet. Achtergebleven op andere plaats dan waar de laatste gebruiker het heeft gedeponeerd, weggegooid of verloren. Dikke humeuze laag ontstaan door eeuwenlange bemesting; beschermt de oorspronkelijke bodem tegen ploegen en andere verstoringen mantelspeld Door rivieren gevormd, afgezet. Door smeltwater (afkomstig van gletsjers) afgezet. Door stromend water onder periglaciale omstandigheden afgezet. Mate van (fysieke) verstoring van de bodem, zowel in verticale zin (diepte) als in horizontale zin (omvang). Wording, ontstaan.
grondmorene
Het door het landijs aangevoerde en na afsmelten achtergebleven mengsel van leem, zand en stenen. De afzetting wordt vaak aangeduid als keileem.
havezate Holoceen horizont humeus ijzeroer inhumatie in situ interstadiaal kom kronkelwaard kwel laag leem limes lithologie löss lutum meander meanderen
oeverafzetting
Ridderlijk goed of kasteel in de oostelijke provincies. Jongste geologisch tijdvak (vanaf de laatste IJstijd: ca. 8800 jaar voor Chr. tot heden). Kenmerkende laag binnen de bodemvorming. Organische stoffen bevattend; bestaande uit resten van planten en dieren in de bodem. IJzeroxidehydraat, een ijzererts dat vooral in vlakke landstreken, in dalen en moerassige gebieden op geringe diepte voorkomt. Begraving met niet gecremeerd menselijk bot Achtergebleven op exact de plaats waar de laatste gebruiker het heeft gedeponeerd, weggegooid of verloren. Een warmere periode tijdens een glaciaal. Laag gebied waar na overstroming van een rivier vaak water blijft staan en klei kan bezinken. Deel van een stroomgebied omgeven - en grotendeels opgebouwd - door een meander. Door hydrostatische druk aan het oppervlakte treden van grondwater Een vervolgbare grondeenheid die op archeologische of geologische gronden als eenheid wordt onderscheiden. Samenstelling van meer dan 50% silt, minder dan 50% zand en minder dan 25% klei Grens (meer in het bijzonder de noordgrens van het Romeinse rijk). Wetenschap die zich bezighoudt met de beschrijving en het ontstaan van de sedimentaire gesteenten. Eolisch (=wind-)a afzetting van zeer fijnkorrelig materiaal waarvan het overgrote deel van de korrels (60-85%) kleiner is dan 63 Fm. Kleideeltjes kleiner dan 0,002 mm Min of meer regelmatige lusvormige rivierbocht (genoemd naar de Meander in Klein Azië, thans Menderes). (van rivieren of beken) Zich bochtig door het landschap slingeren. Type laat-middeleeuws kasteel (vaak een ronde burcht met toren) waarvoor het kenmerkend is dat het is geplaatst op een meestal kleine, kunstmatige verhoging. Rug langs een rivier, bestaande uit overwegend kleiafzettingen.
oeverwal
Langgerekte rug langs een rivier of kreek, ontstaan doordat bij het buiten de oevers treden van de stroom het grovere materiaal het eerst bezinkt.
oxidatie palynologie
Reactie met zuurstof (roesten/corrosie bij metalen; 'verbranding' bij veen). Zie pollenanalyse. Oud verhoogd bouwland, ontstaan door ophoging ten gevolge van bemesting. Voor de bemesting werden plaggen of met zand vermengde potstalmest opgebracht. Gebied waarbinnen de realisering van de planvorming het bodemarchief kan bedreigen Geologisch tijdperk dat ca. 2,3 miljoen jaar geleden begon. Gedurende deze periode waren er sterke klimaatswisselingen van gematigd warm tot zeer koud (de vier bekende IJstijden). Na de laatste IJstijd begint het Holoceen (ca. 8800 voor Chr.). Koudste periode van de laatste IJstijd, het Weichselien, ca. 20.000-13.000 jaar geleden. Bodem met een uitspoelingslaag (E-horizont) en een inspoelingslaag (B-horizont). Het proces van het uitlogen van de E-horizont en de vorming van een Bhorizont door inspoeling van amorfe humus en ijzer wordt podzolering genoemd. De bestudering van fossiele stuifmeelkorrels en sporen waardoor een beeld van de vegetatiegeschiedenis gevormd kan worden. Uit de vegetatiegeschiedenis kan het klimaat worden gereconstrueerd. Uitgediepte veestal. Dat deel van de geschiedenis waarvan geen geschreven bronnen bewaard zijn gebleven. Kleine veldschans (die alleen uitspringende en geen inspringende hoeken heeft). Door uitstuiving uit een riviervlakte hierlangs ontstaan duin (in Nederland meestal Weichselien of Vroeg Holoceen van ouderdom). Voorlaatste glaciaal, waarin het landijs tot in Nederland doordrong (vorming stuwwallen), ca. 200.00-130.000 jaar geleden. Zeer fijn sediment met grootte 0,002-0,063 mm Plaats waar in het verleden menselijke activiteit heeft plaatsgevonden. Steenachtig afval van metaal- of glasproductie Het hellingafwaarts bewegen van met water verzadigd verweringsmateriaal, o.a. bij permafrost (een permanent bevroren ondergrond). Op palen geplaatst opslaghuisje voor granen. Met water gevulde, van de hoofdstroom afgesneden-'dode'- meander. Opeenvolging van lagen in de bodem. De ligging der lagen betreffend. Het geheel van rivieroeverwal-, rivierbedding- en kronkelwaard-afzettingen, al dan niet met restgeul(en). Oude riviergeul die zodanig is opgehoogd met zandige afzettingen dat de rivier een nieuwe loop heeft gekregen; blijven door inklinking van de komgebieden als een rij in het landschap liggen. Door de druk van het landijs in het Saalien opgedrukte rug van scheefgestelde preglaciale sedimenten. Door een rivier verlaten en daarna versneden dalbodem. Meerdere met elkaar in ruimte, tijd en functioneel opzicht samenhangende sporen. Minerale gronden zonder duidelijke podzol-B-horizont, zonder briklaag en zonder minerale eerdlaag. Proces van bodemvorming waarbij de bodem egaal (roest)bruin van kleur wordt. Een burgelijke nederzetting uit de Romeinse tijd met een stedelijk karakter maar zonder stadsrechten. Ruimtelijk begrensd gebied waarbinnen zich archeologische informatie bevindt. Geologische periode (laatste ijstijd, waarin het landijs Nederland niet bereikte), ca. 120.000-10.000 jaar geleden. Grondsoort die tussen 8 en 25% lutum (kleideeltjes kleiner dan 0,002 mm) bevat. Mate waarin een bepaald type monument schaars is (of is geworden) voor een periode of in een gebied.
Boreaal Buitendijks 14C-datering
dekzand Dryas Eemien enkeerdgronden
motte
plaggendek plangebied Pleistoceen Pleniglaciaal podzol pollenanalyse potstal Prehistorie redoute rivierduin Saalien silt site slak solifluctie spieker strang stratigrafie stratigrafisch stroomgordel stroomrug stuwwal terras (rivier-) structuur vaaggronden verbruining vicus vindplaats Weichselien zavel zeldzaamheid
Blad: 1/ 1
DAO aan de Vredenseweg 117 te Groenlo, eindrapport
Archeodienst Gelderland BV
Bijlage 11: Periodentabel
57