Colofon Archeologisch onderzoek aan de Houtwal en de Beltrumsestraat te Groenlo Gemeente Oost Gelre CIS-code: 42096 en 45728 In opdracht van: Gemeente Oost Gelre (ciscode: 42096) en Klaassen Bouwmaatschappij Dinxperlo B.V. (ciscode: 45728)
Auteurs: A.F. Loonen & J. Hubers
Eindredactie: W.S. van de Graaf
Archeodienst Rapport 79 Versie: 1.2 © Zevenaar, mei 2011 ISSN: 1877-2900
Controle W.S. van de Graaf
Datum Senior Archeoloog 31-05-2011
Goedkeuring
Ringbaan-Zuid 4 Postbus 297 6900 AG Zevenaar Tel. 0316-581130 Fax 0316-343406
[email protected] www.archeodienst.nl Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Archeodienst te Zevenaar.
Houtwal/Beltrumsestraat te Groenlo, gemeente Oost Gelre
Archeodienst Gelderland BV
Samenvatting In januari en maart 2011 heeft archeologisch onderzoeksbureau Archeodienst Gelderland BV twee archeologische onderzoeken uitgevoerd op het terrein tussen de Houtwal en de Beltrumsestraat te Groenlo (gemeente Oost Gelre). In opdracht van de gemeente Oost Gelre is in het westelijke deel van het terrein een proefsleuf aangelegd (ciscode 42096). Aangezien het plangebied zich ter hoogte van de westelijke grachten van de vesting Groenlo bevindt, is besloten voorafgaand aan het opstellen van het bestemmingsplan het bodemarchief te inventariseren. Ca. 10 m ten oosten van de proefsleuf is in opdracht van Klaassen Bouwmaatschappij Dinxperlo B.V. een archeologische begeleiding uitgevoerd aan de Beltrumsestraat 50 ten behoeve van de uitbreiding van het winkelgebied aan de Beltrumsestraat (ciscode 45728). Het terrein tussen de Houtwal en Beltrumsestraat te Groenlo bevindt zich aan de westelijke zijde van de vesting van Groenlo. Uit de resultaten van de nabijgelegen onderzoeken aan de Beltrumsestraat (nummer 55; ciscode 40198 en voormalig nummer 60; ciscode 6089) is een mogelijk verloop van de vestingwerken uit de 16e en 17e eeuw gereconstrueerd (Fig. 3.1). Op basis van de reconstructie wordt op de onderhavige locatie aan de Beltrumsestraat (nummer 50) de vestingmuur uit de 16e eeuw verwacht. Het is tevens waarschijnlijk dat de 16e eeuwse gracht zich zowel op het terrein aan de Houtwal als aan de Beltrumsestraat bevindt. De 17e eeuwse gracht bevindt zich waarschijnlijk net ten westen van het onderzoeksgebied aan de Houtwal). In zowel de proefsleuf aan de Houtwal als in de funderingssleuven op het perceel aan de Beltrumsestraat 50 is conform verwachting (de plempingslaag van) de 16e eeuwse vestinggracht aangetroffen. Het ontbreken van de 16e eeuwse vestingmuur aan de Beltrumsestraat kan verklaard worden doordat de muur onder de nog bestaande bebouwing ligt of dat de muur tot grote diepte is geslecht en de plempingslagen eroverheen lopen. In de proefsleuf aan de Houtwal is naast de 16e eeuwse gracht mogelijk ook het binnentalud van de 17e eeuwse gracht waargenomen. Op basis van de resultaten van het onderzoek aan de Beltrumsestraat 60 werd de 17e eeuwse gracht echter westelijker, dus buiten het onderzoeksgebied aan de Houtwal, verwacht. De kleinschaligheid van het onderzoek aan de Houtwal maakt het echter onmogelijk duidelijkheid te verschaffen over de aard en interpretatie van de aangetroffen lagen. Mogelijk is de gracht op deze locatie beschadigd of gerepareerd. Enkel diepere profielen op meerdere locaties kunnen duidelijkheid hierover geven. Gezien de onduidelijke situatie is het noodzakelijk dat er archeologisch onderzoek plaatsvindt bij toekomstige bodemingrepen.
2
Houtwal/Beltrumsestraat te Groenlo, gemeente Oost Gelre
Archeodienst Gelderland BV
Inhoudsopgave Samenvatting .......................................................................................................... 2 1 Inleiding.......................................................................................................... 4 2 Vooronderzoek ................................................................................................ 6 2.1 Geomorfologie en bodem .............................................................................. 6 2.1.1 Algemeen .................................................................................................. 6 2.1.2 Onderzoeksgebied Houtwal/ Beltrumsestraat ............................................... 7 2.2 Geschiedenis ................................................................................................ 7 2.3 Archeologie ................................................................................................ 10 2.4 Verwachting op basis van het vooronderzoek ................................................ 11 3 Doelstelling ................................................................................................... 12 3.1 Onderzoeksvragen....................................................................................... 12 3.1.1 Onderzoeksvragen Houtwal (42096) ......................................................... 12 3.1.2 Onderzoeksvragen Beltrumsestraat 50 (45728) .......................................... 12 4 Onderzoeksstrategie ....................................................................................... 14 5 Resultaten ..................................................................................................... 16 5.1 Resultaten locatie Houtwal (42096) ............................................................. 16 5.2 Resultaten locatie Beltrumsestraat (45728) .................................................. 17 6 Conclusie ...................................................................................................... 18 6.1 Waardering................................................................................................. 19 6.1.1 Toelichting op de waardering ................................................................... 19 6.2 Aanbeveling................................................................................................ 20 6.3 Beantwoording van de onderzoeksvragen ..................................................... 20 6.3.1 Houtwal .................................................................................................. 20 6.3.2 Beltrumsestraat ........................................................................................ 20 Literatuur ............................................................................................................. 22 Lijst van afbeeldingen ............................................................................................ 23 Lijst van bijlagen ................................................................................................... 23 Bijlage 1: Puttenkaart ............................................................................................ 24 Bijlage 2: Allesporenkaart 42096 ............................................................................ 26 Bijlage 3: Overzicht Vesting Groenlo ...................................................................... 28 Bijlage 4: Profiel 42096 .......................................................................................... 30 Bijlage 5: Sporenlijst 42096.................................................................................... 32 Bijlage 6: Waarderingstabel .................................................................................... 34 Bijlage 7: Terminologie verdedigingswerken............................................................ 35 Bijlage 8: Codeboek............................................................................................... 45 Bijlage 9: Verklarende woordenlijst ......................................................................... 47 Bijlage 10: Periodentabel ....................................................................................... 48
3
Houtwal/Beltrumsestraat te Groenlo, gemeente Oost Gelre
Archeodienst Gelderland BV
1 Inleiding In januari en maart 2011 heeft archeologisch onderzoeksbureau Archeodienst Gelderland BV twee archeologische onderzoeken uitgevoerd op het terrein tussen de Houtwal en de Beltrumsestraat te Groenlo (gemeente Oost Gelre, Fig. 1.1). In opdracht van de gemeente Oost Gelre is in het westelijke deel van het terrein een proefsleuf aangelegd (ciscode 42096). De opdrachtgever is voornemens hier drie bestaande woningen te slopen en daarvoor in de plaats 20 zorgappartementen met ondergrondse parkeergarage te realiseren. Aangezien het plangebied zich ter hoogte van de westelijke grachten van de vesting Groenlo bevindt, is besloten voorafgaand aan het opstellen van het bestemmingsplan het bodemarchief te inventariseren. Ca. 10 m ten oosten van de proefsleuf is in opdracht van Klaassen Bouwmaatschappij Dinxperlo B.V. een archeologische begeleiding uitgevoerd aan de Beltrumsestraat 50 ten behoeve van de uitbreiding van het winkelgebied aan de Beltrumsestraat (ciscode 45728).
Fig. 1.1: Situering van de onderzoeksgebieden op de topografische achtergrond van Open Street Maps 1:10.000.
Archeologisch onderzoek in de directe nabijheid van beide onderzoeksgebieden heeft aangetoond dat restanten van zowel de 16e als de 17e eeuwse vestinggracht in de bodem aanwezig kunnen zijn (Hubers/ Perdaen 2004; Loonen/ Hubers in prep.). Gezien de geringe omvang en de bodemkundige en historische overeenkomsten tussen beide onderzoeken, is besloten de twee onderzoeken gezamenlijk te rapporteren. Het veldwerk vond plaats op 19 januari (locatie Houtwal; ciscode 42096) en 16 maart 2011 (locatie Beltrumsestraat 50; ciscode 45728). De wetenschappelijke leiding was in handen van drs. Willem-Simon van de Graaf. De dagelijkse leiding was in handen van Joop Hubers. Het digitale meetwerk is uitgevoerd door Femke Heijting MA. 4
Houtwal/Beltrumsestraat te Groenlo, gemeente Oost Gelre
Archeodienst Gelderland BV
Voor de in dit rapport gebruikte geologische en archeologische tijdsaanduidingen wordt verwezen naar bijlage 10. Afkortingen en jargon worden in bijlage 8 en 9 uitgelegd. Een overzicht van de aangelegde sleuven geeft bijlage 1. Administratieve gegevens projectnaam
Groenlo-Houtwal
CIS-code
42096
provincie
Gelderland
gemeente
Oost Gelre
plaats
Groenlo
toponiem
Houtwal
type project
IVO-P (proefsleuven)
opdrachtgever
Gemeente Oost Gelre
contactpersoon opdrachtgever
Dhr. P. Ballast
uitvoerder
Archeodienst Gelderland BV
bevoegd gezag
Gemeente Oost Gelre NW: (x) 239072 ; (y) 451197
geografische positie
ZW: (x) 239069 ; (y) 451188 NO: (x) 239094 ; (y) 451191 ZO: (x) 239093 ; (y ) 451184
kaartblad
34D
projectnaam
Groenlo-Beltrumsestraat
CIS-code
45728
provincie
Gelderland
gemeente
Oost Gelre
plaats
Groenlo
toponiem
Beltrumsestraat 50
type project
Archeologische begeleiding
opdrachtgever
Klaassen Bouwmaatschappij Dinxperlo B.V.
contactpersoon opdrachtgever
Dhr. M.A. Hoogenraad
uitvoerder
Archeodienst Gelderland BV
bevoegd gezag
Gemeente Oost Gelre NW: (x) 239101 ; (y) 451197
geografische positie
ZW: (x) 239099 ; (y) 451190 NO: (x) 239118 ; (y) 451193 ZO: (x) 239116 ; (y ) 451186
kaartblad
34D
5
Houtwal/Beltrumsestraat te Groenlo, gemeente Oost Gelre
Archeodienst Gelderland BV
2 Vooronderzoek De informatie uit dit hoofdstuk is grotendeels ontleend aan het Programma van Eisen ‘Groenlo-centrum, voormalige vesting Groenlo’ uit 2010 (van der Kuijl 2010) en de rapportage van het onderzoek naar de Beltrummerpoort uit 2004 (Hubers/ Perdaen 2004). Een overzicht van de vestingwerken in Groenlo is te vinden in bijlage 3. De terminologie van vestingwerken is terug te vinden in bijlage 7. 2.1 2.1.1
Geomorfologie en bodem Algemeen
De stad Groenlo is gelegen op het Oost-Nederlands Plateau, een smeltwaterafzettingsvlakte met in het oostelijke deel een plateau-achtige terrasrest die door het landijs tijdens het Saalien (200.000 jaar geleden) beïnvloed is en wordt begrensd door het beekdal van de Slinge. De diepere ondergrond in het plangebied bestaat uit dekzand van het Laagpakket van Wierden, behorende bij de Formatie van Boxtel. Dit zandpakket is tussen ca. 115.000 – 10.000 jaar geleden afgezet. Tijdens het pleniglaciaal (ca. 73.000 – 13.000 jaar geleden) ontstonden vlakten van verspoelde dekzanden door de permafrost, waarbij het oppervlaktewater niet diep in de bodem kon doordringen. Tijdens het Laat-Glaciaal (ca. 13.000- 10.0000 jaar geleden) werden vervolgens vlakke, afvoerloze depressies en dekzandkopjes gevormd, die afgewisseld werden met langgerekte ruggen. De dekzandruggen behoren tot de Formatie van Twente en worden dikwijls begrensd door zogenoemde steilrandjes: abrupte overgangen die gemakkelijk herkenbaar zijn in het huidige landschap. De dekzandruggen boden een goed uitzicht over de totale omgeving van de stad die tot in de 18e eeuw vooral uit heide- en moerasgebieden bestond. Tussen deze gebieden lagen verspreid boerderijen en eenmans-essen. Ten tijde van het Vroeg-Weichselien (laatste IJstijd) zijn pakketten zand en grind afgezet die behoren tot de Formatie van Kreftenheye. Op de hoge dekzandgronden zijn door infiltratie van regenwater podzolgronden ontstaan. Dit zijn meestal arme gronden, omdat de nutriënten zijn uitgespoeld. De bovengrond bestaat er merendeels uit een relatief dun (en jong) esdek. Op de bodemkaart worden deze weergegeven als ‘hoge zwarte enkeerdgronden, lemig fijn zand’ (code zEZ23). De voornaamste waterloop in de stad is de Groenlose Slinge die onder andere de Beurzer-, Ratumse-, Willink- en Vossenveldsbeek als bronbeken heeft. In het beekdal van de Groenlosche Slinge komen kleiige afzettingen voor die behoren tot de Holocene Formatie van Singraven. De stad is gefundeerd op het pleistocene dekzand en ligt aan de oorspronkelijke loop van de Slinge. De hoogst gelegen dekzandkoppen zijn al in de Vroege-Middeleeuwen in cultuur gebracht en worden ook wel kampgronden genoemd. De meest oorspronkelijke bodems binnen de vesting bestaan uit zogenoemde holt- en moderpodzolbodems. Dit zijn esgronden die hun ontstaan te danken hebben aan de vaak eeuwenlange ophoging met potstalmest en refereren aan de agrarische oorsprong van de stad. Ze bestaan overwegend uit een humeuze toplaag van donkerbruine tot zwarte grond met een dikte variërend van 30 cm voor de jongere ontginningen tot soms wel 1,5 meter voor de oudste ontginningen. Door de dikte van het bovenliggende esdek zijn de onderliggende cultuurhistorische en archeologische landschappen meestal goed afgedekt en geconserveerd. De ontwikkeling van de landbouwgronden binnen de stadsmuren stagneert in de Late-Middeleeuwen. Doordat Groenlo niet aan een bevaarbare waterweg van betekenis lag, bleef de omvang en de invloed buiten de regio Achterhoek relatief klein. In de 14e eeuw wordt de stad echter wel verder uitgebreid, wat ten koste ging van landbouwgrond. Door de diverse belegeringen en verwoestingen in de 16e en 17e eeuw, telkens gevolgd door wederopbouw van de stad, heeft zich in de stad door de eeuwen heen een ophogingspakket gevormd met diverse brandlagen. In de ondergrond wordt dan ook 6
Houtwal/Beltrumsestraat te Groenlo, gemeente Oost Gelre
Archeodienst Gelderland BV
relatief veel verbrande leem aangetroffen, afkomstig van de bepleistering van de muren en de lemen vloeren van de oorspronkelijke stadshuizen uit Nieuwe tijd. Onder het ophogingspakket uit de Nieuwe tijd bevinden zich de relatief goed geconserveerde oudere bewoningsniveaus uit de Middeleeuwen met hun vakwerkhuizen. 2.1.2
Onderzoeksgebied Houtwal/ Beltrumsestraat
In 2004 heeft Becker & Van de Graaf ca. 30 m ten zuiden van de huidige onderzoeksgebieden een Definitief Archeologisch Onderzoek uitgevoerd (Hubers/ Perdaen 2004). Hier bleek dat het oorspronkelijke bodemprofiel bij de aanleg van de verdedigingswerken geheel verdwenen is. In de directe omgeving buiten het bebouwde gebied is sprake van een dikke hoge zwarte enkeerdgrond (code zEZ21; fijn, leemarm tot zwak lemig zand). Voorafgaand aan de ingrepen ten behoeve van de vesting zal dit bodemtype ook op het terrein tussen de Houtwal en de Beltrumsestraat aanwezig zijn geweest. In de in 2004 onderzochte bouwput zijn twee stratigrafische eenheden in de natuurlijke afzettingen te onderscheiden. Rond 21,5 m +NAP lag de overgang tussen fluvioperiglaciale afzettingen (de smeltwaterzanden uit het Vroeg- en/of MiddenWeichselien) en de eolische afzettingen (het dekzand uit het Midden- en/of LaatWeichselien). Deze grens lag voorafgaand aan de menselijke ingrepen (vergravingen en ophogingen) rond 1,3 m –mv. Aangezien minstens 0,7 m van de natuurlijke afzettingen is verdwenen, is van de vroeger aanwezige enkeerdgrond (ontstaan door akkerbouw) niets meer te zien.
Fig. 2.1: Historische kaart van Jacob van Deventer uit 1561.
2.2
Geschiedenis
De oorsprong van Grunloh, de voorloper van het huidige Groenlo, voorheen Grol genaamd, ligt in de Vroege-Middeleeuwen. Ten oosten van de Markt/Mattelierstraat werd vermoedelijk even voor 900 een houten kapel of zaalkerk gebouwd, op de plek van de huidige Calixtuskerk. Rond 1016 sterft de laatste graaf van Hamaland, Wichman III, waaronder ook Grunloh ressorteerde. De heren van Borculo treden in de plaats als wettelijke erfgenaam en bezitten vanaf dat moment de parochie Groenlo, Eibergen, Neede, Geesteren en Borculo. De parochie Groenlo fungeert vanaf dat moment als hoofdkerk en gezien het regionale belang, zal de houten kerk spoedig vervangen zijn door een stenen kerk. Vanaf 1234 wordt de curtis Grunloh in de 7
Ho outwal/Beltrumssestraat te Groenlo, gemeente Oost O Gelre
Archeodienst Gelderland G BV
offficiële stukkeen bestempelld als Civitas (hoofdstad of o kerngebied d). De Calixttuskerk wo ordt vergroott en opgetrok kken in tufsteeen.
Figg. 2.2: Manuscrriptkaart van Groenlo van na 16 628.
In n de 13e eeuw w groeit de stad als middeelpunt uit tot een welvaren nde gemeentte. In 1234 wo ordt de Civittas omwald en n voorzien vaan twee steneen stadspoorrten, vermoed delijk de Liievelder en Beltrummerpo B oort. In het jaar erop worrden de stad door de Heeer van Bo orculo vrijhed den en beperrkte onafhank kelijkheid geschonken. H Het jaar daarn na, op 8 juni 1236 verk koopt Hendriik van Borcullo de Curtis aan Otto II vvan Gelre. De oude htsgebied datt wordt omsloten door dee Notenboom mstraat, Mark kt en staad is het rech Liievelderstraatt in het noord den en de Raabeldersteeg,, Ganzenmarrkt en de and dere zijde vaan de Notenb boomstraat aan de zuidkaant (ook wel “de “ halve maaan” genoem md, op basis vaan de vorm vaan het oude grondplan). g De kern van de nederzettting, de brink k, lag vo olgens Vemerr om de oudee St. Calixtuss op de mark kt. De noordzzijde werd beegrensd do oor de Slingee die oorspron nkelijk langs de in 1226-1 1234 gebouw wde stadsmuu ur liep. De Sllinge liep langgs het voorm malige Gasthu uisbolwerk, riichting de W Wheme en de Baarakkenplaats en van daarr naar het No oorderbastion met een sccherpe bocht richting de slu uis van de waatermolenkollk. De oude stad s wordt tu ussen 1327 en 1341 op laast van Reeinoud II van n Gelre omm muurd en omg gracht. Ook wordt w dan dee noordoosteelijke to oegang tot de stad voorzieen van een staadspoort, de Nieje Poortee. In de muu urring wo orden in totaaal 12 muurto orens opgeno omen. Over de d verdere on ntwikkeling van v de stad in n de 14e eeuw w is niet zo veeel bekend, maar m gezien de d economiscche bloei van de stad in dee tweede helfft van de 14e eeuw mag worden w aangenomen dat h het oude stad dsgebied sp poedig te klein was voor het h groeiendee aantal inwon ners. In de tw weede helft van v de 14e eeeuw wordt daaarom begonnen met de nieuwe n uitlegg van de stad, de Nieuwsttad en de bo ouw van de Nieuwepoort N . Met de uitb breiding van de stad buiteen de stadsm muur werd dee bouw van een e nieuwe om mmuring en omgrachtingg noodzakelijjk. Het was teevens de geelegenheid vo oor het stadsb bestuur om via v zogenaam mde keuren zw waar verontreeinigende acctiviteiten naaar de rand vaan de stad te dirigeren. Op last van heet stadsbestuu ur werden o.a. leerlooierijen, wolverveerijen, slachterijen en olieeslagers gedw wongen met hun h nering v de stad tee verhuizen. De D aanwezigheid van gracchtenwater bood b hen naaar de rand van dee kans om vu uile stoffen veeilig te lozen, in tegenstellling tot het centrum van de d stad, waaar men voorr de drinkwatervoorzienin ng afhankelijk k was van op ppervlaktewatter. Tevens bo ood de aanweezigheid van de gracht heet benodigde bluswater in n geval van brrand. De Nieuwstad mo oet dus aanvaankelijk buiteen het door muren m bescheermde rechtsgebied van G gelegen hebben. Reeinout van Gelre
8
Houtwal/Beltrumsestraat te Groenlo, gemeente Oost Gelre
Archeodienst Gelderland BV
Onder Karel V wordt de stad in 1548 uitgebouwd tot de sterkste vesting van OostNederland. De vermaarde vestingbouwkundigen Alexander Pesqualino en Donato De Boni Pellizuoli (‘Mr. Donaes’) vormen de stad naar Italiaans voorbeeld om naar een sterke vesting. De resultaten van de bouwwerkzaamheden worden in 1561 nauwkeurig door Jacob van Deventer vastgelegd (Fig. 2.1). Op de kaart is zichtbaar dat de Nieuwstad binnen de nieuw gebouwde vesting is opgenomen. De zuidkant van de Nieuwstad grenst aan de gracht en is dus tot op dat moment niet bebouwd geweest. Klooster Engelhuysen wordt ten westen van de Nieuwstad als markant gebouw afgebeeld. Tijdens het 12-jarig bestand bouwden de Spanjaarden de vijfhoekige ‘stenen’ vesting om tot een aarden zes-hoekig gebastionneerde vesting, volgens het Oud-Nederlandse Stelsel. In 1627 wordt de stad veroverd door de Staatse troepen onder bevel van Prins Frederik Hendrik. Tijdens het beleg werd de stad belegerd vanuit de Circumvallatielinie die speciaal voor dit doel rond de stad werd aangelegd (Fig. 2.4). De beschietingen vonden plaats vanuit batterijen aan de oever van de stadsgracht. Iets verder daar vanaf stonden de mortieren (krombaangeschut). Tijdens het Beleg gingen meer dan 70 woningen in vlammen op. Met het geld dat door Frederik Hendrik ter beschikking werd gesteld, werd de stad in het jaar na het Beleg weer opgebouwd.
Fig. 2.3: Kadastrale minuut 1832.
De vesting zou nog eenmaal uitgebreid en versterkt worden na het Beleg van 1627. De stad werd in 1627 uitgebreid met zes ravelijnen en in 1628 kwamen daar nog eens zes halve manen bij (Fig. 2.2). Een ravelijn kan het beste omschreven worden als “een midden voor een vestingfront gelegen ongeveer driehoekig of redanvormig buitenwerk, ter dekking van courtine en toegangspoort en de schouderhoeken van de naastliggende bastions tegen vijandelijk vuur”. Door de uitbreiding van de vesting met 6 ravelijnen verkreeg de vesting zijn maximale omvang. Van de oorspronkelijke zes resteren tegenwoordig nog het ravelijn Nassau (aan de Maliebaan) en het noordwestelijke ravelijn, oorspronkelijk genaamd het “Ravelijn Stijrom” (ravelijn Stirum) tegenwoordig “Halve Maansbolwerk” of “Halve Maan” geheten. Tijdens het Beleg van Christoffer Berend van Galen, vorst en bisschop van Münster (“Bommen-Berend”), was de vesting op zijn sterkst. Op de bastions stonden toen 22 zware kanonnen opgesteld. Op 1 juni 1672 naderde Berend van Galen de stad, welke
9
Houtwal/Beltrumsestraat te Groenlo, gemeente Oost Gelre
Archeodienst Gelderland BV
hij al op 6 juni zonder weerstand van betekenis in kon nemen. De reden hiervan was dat de bevolking weigerde de wapens tegen hem op te nemen. Berend van Galen zag zijn kans schoon en begon na het Beleg de wallen van de stad te slechten. Hiermee werd voorkomen dat Groenlo nog langer een bolwerk van verzet vormde voor de Munsterse troepen. Dat hij hierin uiterst succesvol was, blijkt uit de latere ontwikkeling van de stad op historische kaarten. Op de geniekaart van 1783 uit de Hottinger Atlas zijn de contouren van de stad bijvoorbeeld nog wel herkenbaar, maar zijn de verdedigingswerken in een deplorabele staat. Hieruit kan geconcludeerd worden dat de stad al in het laatste kwart van de 18e eeuw zijn belang als frontierstad voor de ‘landsverdediging’ definitief verloren had. In de tweede helft van de 19e eeuw zijn in Groenlo, zoals in veel vestingsteden, de meeste wallen definitief geslecht en werden de stadspoorten afgebroken (Fig. 2.3). De stad zou zich hierna tot in de huidige tijd in toenemende mate gaan uitbreiden in het voormalige schootsveld buiten de oorspronkelijke vestinggrachten.
Fig. 2.4: De kaart van Blaeu van de belegering van Grol in 1627 met daarop ingekleurd de vesting Grol, de Circumvallatielinie en de approches. In tegenstelling tot het origineel is deze kaart noord-zuid georienteerd. (kaart is afkomstig uit Nijs/van der Pluijm 2008).
2.3
Archeologie
Binnen de vesting Grol hebben veel archeologische onderzoeken plaatsgevonden. Voor de onderhavige onderzoeken is een tweetal nabijgelegen onderzoeksgebieden van belang, die zich eveneens aan de westelijke zijde van de vesting van Groenlo bevinden. In 2004 heeft Becker & Van de Graaf ter hoogte van het voormalige perceel Beltrumsestraat 60 (ca. 30 m ten zuiden van de huidige onderzoeksterreinen) een opgraving uitgevoerd (ciscode 6089). Dit onderzoek heeft uitgewezen dat zich hier resten bevonden van de 16e eeuwse vestinggracht die oorspronkelijk gebouwd was volgens Italiaans voorbeeld (vijfhoekige ‘stenen’ vesting). Ten behoeve van de bouw
10
Houtwal/Beltrumsestraat te Groenlo, gemeente Oost Gelre
Archeodienst Gelderland BV
van de vesting volgens het Oud-Nederlands stelsel (aarden zes-hoekig gebastionneerde vesting) is deze gracht gedempt. Van die vestingfase zijn een deel van de walpoort met twee brugpalen (Fig. 2.5) en de courtine van de hoofdgracht teruggevonden. Tevens is aangetoond waar de buitenlijn van de 16e eeuwse gracht lag en dat deze evenwijdig liep met de walmuur uit dezelfde periode (Hubers/ Perdaen 2004). In 2010 is door Archeodienst Gelderland BV een archeologische begeleiding uitgevoerd aan de Beltrumsestraat 55 (ciscode 40198), ca. 10 m ten zuiden van Beltrumsestraat 60. Hier zijn de restanten van de stadsmuur uit de 16e eeuw (Fig. 2.5), de 17e eeuwse Beltrummerpoort en de gedempte middeleeuwse gracht aangetroffen (Loonen/ Hubers in prep.).
Fig. 2.5: Links: restant Beltrummerpoort (onderzoek in 2004, ciscode 6089; foto genomen in oostelijke richting). Rechts: bouwput aan de Beltrumsestraat 55 met op de voorgrond een restant van de Beltrummerpoort. De 16e eeuwse stadsmuur bevindt zich achter de graafmachines (onderzoek 2010, ciscode 40198; foto genomen in zuidoostelijke richting).
2.4
Verwachting op basis van het vooronderzoek
Het terrein tussen de Houtwal en Beltrumsestraat te Groenlo bevindt zich aan de westelijke zijde van de vesting van Groenlo (bijlage 3). Uit de resultaten van de nabijgelegen onderzoeken aan de Beltrumsestraat (nummer 55; ciscode 40198 en voormalig nummer 60; ciscode 6089) is een mogelijk verloop van de vestingwerken uit de 16e en 17e eeuw gereconstrueerd (Fig. 3.1). Op basis van de reconstructie wordt op de onderhavige locatie aan de Beltrumsestraat (nummer 50) de vestingmuur uit de 16e eeuw verwacht (bruine stippellijn). Het is tevens waarschijnlijk dat de 16e eeuwse gracht zich zowel op het terrein aan de Houtwal als aan de Beltrumsestraat bevindt (tussen de groene en de bruine stippellijn). De 17e eeuwse gracht bevindt zich waarschijnlijk net ten westen van het onderzoeksgebied aan de Houtwal (donkerblauwe stippellijn). Het gebied tussen de donkerblauwe en groene stippellijn zou op basis van de verwachting “leeg” moeten zijn.
11
Houtwal/Beltrumsestraat te Groenlo, gemeente Oost Gelre
Archeodienst Gelderland BV
3 Doelstelling Het doel van het proefsleuvenonderzoek aan de Houtwal (ciscode 42096) is het vaststellen van de inhoudelijke en fysieke kwaliteit van de archeologische waarde van het plangebied (aard, ouderdom, omvang, gaafheid, conservering). Het doel van de archeologische begeleiding aan de Beltrumsestraat 50 (ciscode 45728) is het documenteren en daarmee veiligstellen van de archeologische waarden die door de nieuwbouw verstoord zullen worden. 3.1
Onderzoeksvragen
De onderzoeken zijn onder een verschillend Programma van Eisen (PvE) uitgevoerd. Voor de locatie aan de Houtwal is het Programma van Eisen uit 2005 gebruikt (van de Graaf 2006). Op de locatie aan de Beltrumsestraat 50 was het algemene Programma van Eisen ‘Groenlo-centrum, voormalige vesting Groenlo’ uit 2010 van toepassing (van der Kuijl 2010). 3.1.1
Onderzoeksvragen Houtwal (42096)
Om de doelstelling van het onderzoek aan de Houtwal te verwezenlijken zijn in het Programma van Eisen (van de Graaf 2006) de volgende onderzoeksvragen gesteld: • • • • • • 3.1.2
Wat is de exacte ligging van de stadsgrachten? Hoe ziet het profiel van de grachten eruit; kan de vulling in de grachten gedateerd worden? Wat is de conserveringstoestand en de gaafheid van de grachten? Welke bijdrage levert het onderzoek aan de beeldvorming over de ontwikkeling van de vesting Groenlo gedurende de Tachtigjarige Oorlog en de invloed van de Spanjaarden (“Spaanse” vestingbouw) hierop? Zijn er nog oudere civiele of militair bouwkundige restanten op de locatie aanwezig die ouder zijn dan de 16e eeuw? Zijn er naast de (post-)middeleeuwse sporen ook sporen uit andere perioden aanwezig? Zo ja, wat is de aard, datering, omvang en conservering ervan? Onderzoeksvragen Beltrumsestraat 50 (45728)
Voor alle proefsleuvenonderzoeken en archeologische begeleidingen is, om structuur en samenhang te genereren voor toekomstig archeologisch onderzoek binnen de voormalige vesting van Groenlo, in 2010 het algemene PvE ‘Groenlo-centrum, voormalige vesting Groenlo’ opgesteld (van der Kuil 2010). In dit algemene PvE zijn in totaal 85 onderzoeksvragen geformuleerd, die grotendeels niet van toepassing zijn op het onderhavige onderzoek. Gezien de kleine omvang en de beperkingen van het onderzoek was het onmogelijk de vragen ten aanzien van de publieke gebouwen, de overige stedelijke bebouwing en de vestingperioden te beantwoorden. Om de doelstelling van het onderzoek aan de Beltrumsestraat te verwezenlijken zijn ter beantwoording enkel de volgende algemene vragen geselecteerd: • •
•
Zijn er ter plaatse van het te ontwikkelen plangebied, archeologische resten aanwezig in de vorm van grondsporen of vondsten en/of vondstconcentraties ? Wat is de precieze aard, omvang, datering en conserveringstoestand van de archeologische resten? Wat kan er in dit verband gezegd worden over de archeologische verwachting in de directe omgeving (in een straal van 50 meter) van het plangebied ? Wat is de ruimtelijke verspreiding van de archeologische resten, zowel in horizontale als verticale (stratigrafische) zin? 12
Houtwal/Beltrumsestraat te Groenlo, gemeente Oost Gelre
• • • •
• • •
Archeodienst Gelderland BV
Wat is de geologische/bodemkundige opbouw van het onderzoeksgebied? Welke materiaalcategorieën zijn aanwezig, wat is de conserveringstoestand van de diverse vondstcategorieën? Wat is de fysieke kwaliteit van sporen en vondsten? Wat kan op basis van de bodemprofielen en vondsten gezegd worden over de genese van het dekzandgebied, het beekdal van de Slinge, de ontginning van het oorspronkelijke heidelandschap, het ontstaan van de stad, de ontwikkeling van de vesting en de uiteindelijke afbraak van de vesting en de daarmee gepaarde gaande veranderingen in het landschap (landschapsgenese)? Waar en in welke mate is de oorspronkelijke bodemopbouw verstoord en tot welke diepte? Wat is de juistheid en voorspellende waarde van het terrein met betrekking tot de ligging op de Archeologische Verwachtingskaart (de Roode/ van den Berghe 2008) van gemeente Oost Gelre ? Kunnen de aangetroffen archeologische resten in het onderzochte plangebied op basis van de KNA-waarderingstabel geclassificeerd worden als behoudenswaardig en zo ja, welke mogelijkheden zijn er om de vindplaats in te passen, dan wel zichtbaar te maken voor publiek?
e
Oostgrens gracht 17 eeuw e Oostgrens gracht 16 eeuw en westgrens vestingmuur Westgrens gracht 16e eeuw
Fig. 3.1: Gereconstrueerd verloop van de vestingwerken geprojecteerd op de beleidsadvieskaart (de Roode/ van den Berghe 2008).
13
Houtwal/Beltrumsestraat te Groenlo, gemeente Oost Gelre
Archeodienst Gelderland BV
4 Onderzoeksstrategie De oppervlakte van het onderzoeksgebied aan de Houtwal bedraagt ca. 150 m² (Fig. 4.1), waarvan conform PvE (van de Graaf 2006) ca. 100 m² middels een proefsleuf diende te worden onderzocht. Hiervoor was de aanleg van één proefsleuf van 5 m breedte en 20 m lengte gepland. Vanwege ruimtegebrek voor de stort op het perceel en het feit dat de wanden van de sleuf onder talud moesten worden aangelegd, is de breedte van de proefsleuf noodgedwongen beperkt tot 2 m. In de proefsleuf is één vlak aangelegd op ca. 1,7 m –mv (23 m +NAP). Op drie plaatsen is een kijkgat gegraven om inzicht te krijgen in de dieper gelegen lagen en de diepte van de ongeroerde grond te bepalen. Door het snel opkomende grondwater was het echter onmogelijk deze kijkgaten te documenteren.
Fig. 4.1: Het plangebied aan de Houtwal voorafgaand aan de werkzaamheden (foto richting het westen).
De oppervlakte van het onderzoeksgebied aan de Beltrumsestraat 50 bedraagt ca. 200 m² (Fig. 4.2). De civiele werkzaamheden bestonden uit het egaliseren van het terrein na sloop van de oude opstallen (tot 30 cm grondverzet) en het graven van twee funderingssleuven van 40 tot 100 cm breed over een totale lengte van ca. 43 meter. De diepte van de sleuf bedroeg ca. 90 cm onder peil (ca. 50 cm –mv). De totale bouwput had een afmeting van 22 x 9 meter. Bij betreding van het terrein werd een onregelmatig vlak aangetroffen met grotendeels zwarte grond gemengd met puin en her en der los puin en bouwmaterialen. Tegen de nog resterende bebouwing in het oosten en aan de zuidzijde was duidelijk een voormalige fundering verwijderd. Er is geen profiel aangelegd. De vlakken zijn aangelegd met een graafmachine met gladde bak. Bij de aanleg van het vlak en bij het afzoeken van het opgravingsvlak en de stort is een metaaldetector ingezet. Het vlak is per vak van 5 m gefotografeerd. De vondsten zijn per stratigrafische eenheid in vakken van 5 m verzameld. Er zijn geen sporen aangetroffen en geen grondmonsters verzameld. De vlaktekening is digitaal vervaardigd. Daarbij is gebruik gemaakt van een tachymeter. Met behulp van een gestandaardiseerde codering die bij elk meetpunt is ingevoerd, zijn de punten in een CAD-tekening omgezet. Alle meetgegevens, zoals hoogtematen, 14
Houtwal/Beltrumsestraat te Groenlo, gemeente Oost Gelre
Archeodienst Gelderland BV
putgrenzen, verstoringen, meetpunten etc., zijn op deze manier gedocumenteerd. De grondslagpunten zijn met een GPS in het nationale Rijks Driehoek systeem ingemeten. De tekening van het profielen aan de Houtwal is analoog vervaardigd en na het veldwerk gedigitaliseerd.
Fig. 4.2: Het plangebied aan de Beltrumsestraat voorafgaand aan de werkzaamheden (foto richting het oosten). Op de voorgrond rechts is de hoek van de bebouwing zichtbaar die linksonder ook op Fig. 4.1 zichtbaar is.
Gezien de geringe omvang van beide onderzoeken en het feit dat er op de vergelijkbare locatie Beltrumsestraat 60 (Hubers/Perdaen 2004) uitgebreid bodemkundig onderzoek is gedaan, is geen fysisch-geografisch onderzoek verricht. De werkzaamheden zijn voor zover mogelijk conform het Programma van Eisen (van de Graaf 2006/ van der Kuijl 2010) en de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA) versie 3.2 (CCvD 2010) uitgevoerd.
15
Houtwal/Beltrumsestraat te Groenlo, gemeente Oost Gelre
Archeodienst Gelderland BV
5 Resultaten 5.1
Resultaten locatie Houtwal (42096)
In de proefsleuf aan de Houtwal is in het grootste deel van het vlak (de oostelijke ca. 12 m) een grijsbruine laag aangetroffen die op basis van de specifieke structuur in het profiel als plempingslaag van de 16e eeuwse gracht is geïnterpreteerd (bijlage 2, spoor 2; bijlage 4, laag d; Fig. 5.1). Deze structuur is ontstaan door de grondslag (pleistoceen zand met donkere humeuze teelaarde) en de kleinschalige wijze van grond aanbrengen (met schop en kruiwagen). De plempingslaag aan de Houtwal is vergelijkbaar met andere onderzoeken waar een dichtgeworpen gracht is aangetroffen (o.a. Hubers 1989; Hubers/ Perdaen 2004). Evenals bij het onderzoek aan Beltrumsestraat 60 lopen de plempingslagen hoofdzakelijk van de buitenkant van de vesting naar de binnenkant. Dit betekent dat de oude walgrond niet direct in de gracht is gestort, maar dat met de grond van de nieuwe gracht de oude gracht is gedempt. De 16e eeuwse gracht is dus van buitenaf gedempt met grond uit de 17e eeuwse gracht.
Fig. 5.1: De specifieke structuur van de plempingslaag in het profiel.
Richting het westen zijn in het vlak negen lagen (sporen 4 t/m 11) aangetroffen, die alle noord-zuid georiënteerd zijn (bijlage 2 en 5). De lagen lijken niet tot de 16e eeuwse gracht te behoren en doen vermoeden dat zich hier mogelijk reeds het binnentalud van de 17e eeuwse gracht bevindt. De drie lagen groen lemig zand (sporen 6, 8, en 11; lagen K en L in bijlage 4) zijn dan te interpreteren als, enigszins verstoorde, resten van de binnenbekleding van de 17e eeuwse gracht. Dit materiaal komt oorspronkelijk niet op deze locatie voor, maar is waarschijnlijk aangevoerd vanuit het gebied ten zuidoosten van Groenlo (richting de buurtschap Zwolle). Hier ligt de groenige tertiaire klei dicht aan het oppervlak. De bekleding dient om de gracht waterdicht te maken. Het oppervlak van de proefsleuf was te klein en het profiel kon niet diep genoeg worden doorgezet om te kunnen bepalen of de lagen 4 t/m 11 in het vlak op hun oorspronkelijke plaats liggen of dat zij verstoord zijn. Indien dit daadwerkelijk de aanzet van de 17e eeuwse gracht betreft, zou dit betekenen dat de gracht oostelijker ligt dan op basis van de reconstructie werd verwacht.
16
Houtwal/Beltrumsestraat te Groenlo, gemeente Oost Gelre
Archeodienst Gelderland BV
De oude bodem van de 16e eeuwse vestinggracht is niet bereikt. Op drie plaatsen is een kijkgat gegraven om inzicht te krijgen in de dieper gelegen lagen en de diepte van de ongeroerde grond te bepalen. In het middelste kijkgat is het pleistocene zand waargenomen op 2,8 m –mv. Het westelijke en oostelijke kijkgat zijn vanwege het grondwater ingestort. Het oostelijke kijkgat bleek nog tot op 2,6 m -mv geroerd te zijn.
Fig. 5.2: De mogelijke beschoeiingslagen van het binnentalud van de 17e eeuwse gracht in het westelijke deel van de proefsleuf.
Tijdens het onderzoek zijn drie vondsten verzameld (Tab. 5.1). Uit laag 5 in het vlak is een bodemscherf van ongeglazuurd roodbakkend aardewerk aangetroffen die is te dateren tussen 1575 en 1650 (vondstnr. 1). In laag 1 is een loden kogel met een diameter van 15 mm aangetroffen (vondstnr. 2). Typologisch is de kogel moeilijk te dateren, maar een datering in de 16e-17e eeuw is waarschijnlijk. De twee fragmenten geglazuurd roodbakkend aardewerk (laag 2) dateren tussen 1600 en 1700 en passen dus goed binnen de periode van de aanleg van de 17e eeuwse gracht tussen 1614 en 1621. vnr
laag in vlak
vak
codering
aantal
datering
code
opmerking
1
5
4
KER
1
1575-1650
NTA
roodbakkend bodemfragment van schaal
2
1
1
MTL
1
1550-1850
NTA/NTB
loden kogel, ø 15, 15 gram
3
2
KER
2
1600-1700
NTA/NTB
twee fragmenten roodbakkend aardewerk (rand en wand) met loodglazuur aan binnenzijde
Tab. 5.1: Vondstmateriaal locatie Houtwal.
5.2
Resultaten locatie Beltrumsestraat (45728)
Bij de begeleiding van de werkzaamheden aan de Beltrumsestraat zijn geen sporen aangetroffen. In de funderingssleuven was over de gehele lengte een vochtige vuile grijze zandbodem zichtbaar. Deze grondslag komt sterk overeen met de grondslag in de proefsleuf aan de Houtwal. De plempingslaag van de 16e eeuwse gracht lijkt zich dan ook tot op dit perceel uit te strekken. 17
Houtwal/Beltrumsestraat te Groenlo, gemeente Oost Gelre
Archeodienst Gelderland BV
Aangezien de vestingmuur vrijwel zeker het perceel moet doorkruisen, is het mogelijk dat a) de muur onder de nog bestaande bebouwing ligt of b) dat de muur tot grote diepte is geslecht en de plempingslagen van de 16e eeuwse gracht eroverheen lopen. Gezien de kleine oppervlakte en geringe diepte van de funderingssleuven kon de locatie van de vestingmuur niet worden vastgesteld. Tijdens de aanleg van de sleuven is enkel zeer recent en 19e eeuws steengoed en industrieel wit aardewerk aangetroffen. De vondsten zijn dan ook niet meegenomen in het onderzoek.
Fig. 5.3: Aanleg van de zuidelijke funderingssleuf.
6 Conclusie In zowel de proefsleuf aan de Houtwal als in de funderingssleuven op het perceel aan de Beltrumsestraat 50 is conform verwachting (de plempingslaag van) de 16e eeuwse vestinggracht aangetroffen. Het ontbreken van de 16e eeuwse vestingmuur aan de Beltrumsestraat kan verklaard worden doordat de muur onder de nog bestaande bebouwing ligt of dat de muur tot grote diepte is geslecht en de plempingslagen eroverheen lopen. In de proefsleuf aan de Houtwal is naast de 16e eeuwse gracht mogelijk ook het binnentalud van de 17e eeuwse gracht waargenomen. Op basis van de resultaten van het onderzoek aan de Beltrumsestraat 60 werd de 17e eeuwse gracht echter westelijker, dus buiten het onderzoeksgebied aan de Houtwal, verwacht (Fig. 3.1). De kleinschaligheid van het onderzoek aan de Houtwal maakt het echter onmogelijk duidelijkheid te verschaffen over de aard en interpretatie van de aangetroffen lagen. Mogelijk is de gracht op deze locatie beschadigd of gerepareerd. Enkel diepere profielen op meerdere locaties kunnen duidelijkheid hierover geven. Gezien de onduidelijke situatie is het zodoende noodzakelijk dat er archeologisch onderzoek plaatsvindt bij toekomstige bodemingrepen.
18
Houtwal/Beltrumsestraat te Groenlo, gemeente Oost Gelre
6.1
Archeodienst Gelderland BV
Waardering
Ten behoeve van de zorg voor het collectieve archeologisch erfgoed in de bodem en het streven naar het behoud en duurzaam beheer van waardevolle archeologische locaties, wordt in deze paragraaf conform de KNA 3.2 aandacht besteed aan de waardering van eventuele vindplaatsen in het plangebied. De archeologische waarden worden daarvoor op hun behoudenswaardigheid getoetst. Deze toetsing vindt plaats op basis van belevingswaarde, fysieke kwaliteit en inhoudelijke kwaliteit. De belevingswaarde valt uiteen in twee criteria: ‘schoonheid’ en ‘herinneringswaarde’. Hierbij gaat het vooral om zichtbare monumenten, ofwel de bovengrondse, uiterlijke verschijningsvorm. De belevingswaarde is zodoende niet van toepassing op dit onderzoek.
Waarden
Criteria
Scores
hoog Beleving Fysieke kwaliteit
midden
laag
Schoonheid Herinneringswaarde Gaafheid
2
Conservering
2
Zeldzaamheid
2
Inhoudelijke kwaliteit Informatie- en ensemblewaarde 3 Representativiteit Behoudenswaardig
2 ja
Tab. 6.1: Waarderingstabel.
De fysieke kwaliteit valt uiteen in ‘gaafheid’; de mate van het niet verstoord zijn en de stabiliteit van de fysieke omgeving, en ‘conservering’; de mate waarin archeologisch vondstmateriaal bewaard is gebleven. Aan de hand van beoordeling van de fysieke criteria (indien van toepassing in combinatie met de belevingswaarde) komt vast te staan of de archeologische waarden behoudenswaardig zijn. Indien de criteria ‘gaafheid’ en ‘conservering’ samen bovengemiddeld scoren (vijf of zes punten) dan wordt een monument als behoudenswaardig aangemerkt. Bij een score van vier punten of minder is er sprake van een middelmatige tot lage score. In dergelijke gevallen wordt ook gekeken naar de inhoudelijke kwaliteit. De inhoudelijke criteria bestaan uit ‘zeldzaamheidswaarde’, ‘informatiewaarde’, ‘ensemblewaarde’ en ‘representativiteit’. Als één van deze criteria als hoog wordt beoordeeld, dan wordt het monument in principe eveneens behoudenswaardig geacht. 6.1.1
Toelichting op de waardering
De belevingswaarde is zogezegd niet van toepassing op het onderzoeksgebied, zodat het gebied op basis van dit aspect niet als behoudenswaardig kan worden aangemerkt. De fysieke kwaliteit wordt beoordeeld als ‘middel. Er zijn weinig vondsten aangetroffen, maar de aanwezigheid van vestinggracht(en) binnen het onderzoeksgebied is aangetoond. Op het gebied van de inhoudelijke kwaliteit wordt hoog gescoord. Het onderzoeksgebied kan immers een belangrijke bijdrage leveren aan het onderzoek naar de vesting Grolle. De inhoudelijke criteria zorgen daarom voor een behoudenswaardig oordeel. Conclusie: de locatie is behoudenswaardig (bijlage 6).
19
Houtwal/Beltrumsestraat te Groenlo, gemeente Oost Gelre
6.2
Archeodienst Gelderland BV
Aanbeveling
Aangezien er sprake is van een behoudenswaardige vindplaats, acht Archeodienst Gelderland BV vervolgonderzoek noodzakelijk bij bodemverstoringen dieper dan 50 cm. 6.3
Beantwoording van de onderzoeksvragen
6.3.1
Houtwal
•
Wat is de exacte ligging van de stadsgrachten? De exacte locatie van de stadsgracht(en) is niet met zekerheid te achterhalen. De plempingslaag van de 16e eeuwse gracht bevindt zich in het oostelijk deel van de proefsleuf. In het westen (ca. 5 m) zijn enkele lagen aangetroffen die mogelijk wijzen op (de aanzet van) het binnentalud van de 17e eeuwse gracht. Dit is echter niet met zekerheid vastgesteld.
•
Hoe ziet het profiel van de grachten eruit; kan de vulling in de grachten gedateerd worden? Aangezien het profiel in de proefsleuf niet diep genoeg kon worden doorgezet is het niet geheel duidelijk hoe de profielen van de grachten precies verlopen. In het oostelijke deel is de 16e eeuwse gracht aangetroffen, waarbij vooral de plempingslaag goed herkenbaar is. De lagen in het westelijk deel van het profiel behoren mogelijk tot de 17e eeuwse gracht. Het verloop is echter nog niet duidelijk. De drie vondstnummers zijn verzameld in het vlak en bevestigen een datering in de 16e/17e eeuw. Aangezien het niet duidelijk is hoe de lagen/ vullingen van de gracht(en) zich in het vlak en profiel verhouden, is het op basis van dit materiaal niet mogelijk de vulling met zekerheid te dateren.
•
Wat is de conserveringstoestand en de gaafheid van de grachten? De bovenste lagen zijn, mogelijk door herstelwerkzaamheden of oorlogshandelingen verrommeld. De conservering en gaafheid van de gracht(en) is pas goed te bepalen als het profiel dieper doorgezet kan worden.
•
Welke bijdrage levert het onderzoek aan de beeldvorming over de ontwikkeling van de vesting Groenlo gedurende de Tachtigjarige Oorlog en de invloed van de Spanjaarden (“Spaanse” vestingbouw) hierop? Het onderzoek is te kleinschalig om een bijdrage aan de beeldvorming en ontwikkeling van de vesting Groenlo gedurende de Tachtigjarige Oorlog en de invloed van de Spanjaarden (“Spaanse” vestingbouw) hierop te geven. Vervolgonderzoek zal mogelijk meer informatie verschaffen.
•
Zijn er nog oudere civiele of militair bouwkundige restanten op de locatie aanwezig die ouder zijn dan de 16e eeuw? Nee. Er zijn geen oudere restanten aangetroffen.
•
Zijn er naast de (post-)middeleeuwse sporen ook sporen uit andere perioden aanwezig? Zo ja, wat is de aard, datering, omvang en conservering ervan? Nee. Er zijn geen andere sporen aanwezig.
6.3.2 •
Beltrumsestraat Zijn er ter plaatse van het te ontwikkelen plangebied, archeologische resten aanwezig in de vorm van grondsporen of vondsten en/of vondstconcentraties? Nee. Er zijn geen sporen aangetroffen.
20
Houtwal/Beltrumsestraat te Groenlo, gemeente Oost Gelre
Archeodienst Gelderland BV
•
Wat is de precieze aard, omvang, datering en conserveringstoestand van de archeologische resten? Wat kan er in dit verband gezegd worden over de archeologische verwachting in de directe omgeving (in een straal van 50 meter) van het plangebied? Niet van toepassing.
•
Wat is de ruimtelijke verspreiding van de archeologische resten, zowel in horizontale als verticale (stratigrafische) zin? Niet van toepassing.
•
Wat is de geologische/bodemkundige opbouw van het onderzoeksgebied? De ontgraven diepte was te ondiep om hierover uitspraken te doen.
•
Welke materiaalcategorieën zijn aanwezig, wat is de conserveringstoestand van de diverse vondstcategorieën? Tijdens het onderzoek is enkel (sub)recent aardewerk aangetroffen. Deze vondsten zijn archeologisch niet relevant.
•
Wat is de fysieke kwaliteit van sporen en vondsten? Niet van toepassing.
•
Wat kan op basis van de bodemprofielen en vondsten gezegd worden over de genese van het dekzandgebied, het beekdal van de Slinge, de ontginning van het oorspronkelijke heidelandschap, het ontstaan van de stad, de ontwikkeling van de vesting en de uiteindelijke afbraak van de vesting en de daarmee gepaarde gaande veranderingen in het landschap (landschapsgenese)? Niet van toepassing.
•
Waar en in welke mate is de oorspronkelijke bodemopbouw verstoord en tot welke diepte? De ontgraven diepte was te ondiep om hierover uitspraken te doen.
•
Wat is de juistheid en voorspellende waarde van het terrein met betrekking tot de ligging op de Archeologische Verwachtingskaart (RAAP 2008) van gemeente Oost Gelre ? Niet van toepassing.
•
Kunnen de aangetroffen archeologische resten in het onderzochte plangebied op basis van de KNA-waarderingstabel geclassificeerd worden als behoudenswaardig en zo ja, welke mogelijkheden zijn er om de vindplaats in te passen, dan wel zichtbaar te maken voor publiek? Niet van toepassing.
21
Houtwal/Beltrumsestraat te Groenlo, gemeente Oost Gelre
Archeodienst Gelderland BV
Literatuur Centraal College van Deskundigen Archeologie, 2010: Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie, versie 3.2, Gouda. Graaf, W.S. van de, 2006: Programma van Eisen DAO Houtwal 10 in Groenlo, Nijmegen. Hubers, J., 1989: Onderzoek vestinggracht, niet gepubliceerd. Hubers, J., 1992: Waarneming Lievelderpoort ravelijn, niet gepubliceerd. Hubers, J./ Y. Perdaen, 2004: Definitief Onderzoek Beltrummerpoort in Groenlo, Nijmegen. Kuijl, E.E.A. van der, 2010: Programma van Eisen ‘Groenlo-centrum’ t.b.v. proefsleuvenonderzoek en archeologische begeleidingen in de voormalige vesting Groenlo (Grol), gemeente Oost Gelre, Zelhem. Loonen, A.F/ J. Hubers, in prep: Archeologisch onderzoek in het plangebied aan de Belstrumsestraat 55 in Groenlo, Zevenaar Mohr, A.H., 1999: Terminologie verdedigingswerken, inrichting, aanval en verdediging, Srichting Menno van Coehoorn, Utrecht. Pluijm van der, J.E., 2006: De vestingstad Grol in de kaart gekeken, Stadsmuseum Groenlo, Groenlo. Pluijm van der, J.E., 1999: De vestingstad Grol. Geschiedenis van de vestingwerken van Groenlo, Oudheidkundige Vereniging Groenlo, Groenlo. Roode, F. de/K.J. van den Berghe, 2008; Archeologische monumentenzorg in de gemeente Oost-Gelre; Stadskernkaarten Groenlo en Lichtenvoorde, RAAP-rapport 1757, Weesp
22
Houtwal/Beltrumsestraat te Groenlo, gemeente Oost Gelre
Archeodienst Gelderland BV
Lijst van afbeeldingen Fig. 1.1: Situering van de onderzoeksgebieden op de topografische achtergrond van Open Street Maps 1:10.000. .............................................................................. 4 Fig. 2.1: Historische kaart van Jacob van Deventer uit 1561. ..................................... 7 Fig. 2.2: Manuscriptkaart van Groenlo van na 1628. ................................................. 8 Fig. 2.3: Kadastrale minuut 1832. ............................................................................ 9 Fig. 2.4: De kaart van Blaeu van de belegering van Grol in 1627 met daarop ingekleurd de vesting Grol, de Circumvallatielinie en de approches. In tegenstelling tot het origineel is deze kaart noord-zuid georienteerd. (kaart is afkomstig uit Nijs/van der Pluijm 2008). ................................................................................................. 10 Fig. 2.5: Links: restant Beltrummerpoort (onderzoek in 2004, ciscode 6089; foto genomen in oostelijke richting). Rechts: bouwput aan de Beltrumsestraat 55 met op de voorgrond een restant van de Beltrummerpoort. De 16e eeuwse stadsmuur bevindt zich achter de graafmachines (onderzoek 2010, ciscode 40198; foto genomen in zuidoostelijke richting). ................................................................. 11 Fig. 3.1: Gereconstrueerd verloop van de vestingwerken geprojecteerd op de beleidsadvieskaart (de Roode/ van den Berghe 2008). ....................................... 13 Fig. 4.1: Het plangebied aan de Houtwal voorafgaand aan de werkzaamheden (foto richting het westen). ........................................................................................ 14 Fig. 4.2: Het plangebied aan de Beltrumsestraat voorafgaand aan de werkzaamheden (foto richting het oosten). Op de voorgrond rechts is de hoek van de bebouwing zichtbaar die linksonder ook op Fig. 4.1 zichtbaar is.......................................... 15 Fig. 5.1: De specifieke structuur van de plempingslaag in het profiel. ....................... 16 Fig. 5.2: De mogelijke beschoeiingslagen van het binnentalud van de 17e eeuwse gracht in het westelijke deel van de proefsleuf. ............................................................ 17 Fig. 5.3: Aanleg van de zuidelijke funderingssleuf. ................................................... 18
Lijst van bijlagen Bijlage 1: Bijlage 2: Bijlage 3: Bijlage 4: Bijlage 5: Bijlage 6: Bijlage 7: Bijlage 8: Bijlage 9: Bijlage 10:
Puttenkaart Allesporenkaart 42096 Overzicht vesting Groenlo Profiel 42096 Sporenlijst 42096 Waarderingstabel Terminologie vestingwerken Codeboek Verklarende woordenlijst Periodentabel
23
Houtwal/Beltrumsestraat te Groenlo, gemeente Oost Gelre
Archeodienst Gelderland BV
Bijlage 1: Puttenkaart
24
Houtwal/Beltrumsestraat te Groenlo, gemeente Oost Gelre
Archeodienst Gelderland BV
Bijlage 2: Allesporenkaart 42096
26
Houtwal/Beltrumsestraat te Groenlo, gemeente Oost Gelre
Archeodienst Gelderland BV
Bijlage 3: Overzicht Vesting Groenlo
28
Houtwal/Beltrumsestraat te Groenlo, gemeente Oost Gelre
Archeodienst Gelderland BV
Afbeelding afkomstig uit de beleidsadvieskaart (de Roode/ van den Berghe 2008)
29
Houtwal/Beltrumsestraat te Groenlo, gemeente Oost Gelre
Archeodienst Gelderland BV
Bijlage 4: Profiel 42096
30
42096 Groenlo-Houtwal Profiel
25 m +NAP
Noordwesten
Zuidoosten
a
b
k =S6/S8
23 m +NAP l
j
ingestort
m
n
Sondage 21,71 m +NAP
21 m +NAP
0
1
2
i =S4
l
4m
ingestort
c
h
e =S3
d =S2
g
f
Sondage 21,64 m +NAP
Sondage 21,51 m +NAP
Legenda a.
Geel zand (ophogingszand; s1)
b.
Zwart (humeus) zand (bouwgrond 20e eeuw)
c.
Geelgrijs zand
d.
Bruingeel zand (plempingslaag 16e eeuwse gracht; s2)
e.
Geelgrijs zand (s3)
f.
Grijs zand
g.
Grijsbruin zand
h.
Geelgrijs zand
i.
Geelgrijs zand (s4)
j.
Grijs zand
k.
Groen lemig zand (s6/s8)
l.
Licht grijsgeel zand
m. Grijsgeel zand n. i, e
Donker grijszwart zand
Houtwal/Beltrumsestraat te Groenlo, gemeente Oost Gelre
Archeodienst Gelderland BV
Bijlage 5: Sporenlijst 42096
32
Projectnummer: 42096 Projectnaam: Groenlo-Houtwal
SPORENLIJST
spoor nr.
datum
wp
vlak
vak
lengte in vlak (m)
breedte in vlak (m)
vorm
textuur
kleur
1
19-01-2011
1
1
1
1,4
1,5
ONR
Zs2
geelgrijs
2
19-01-2011
1
1
1
5
1,8
ONR
Zs2h3
grijsbruin
3
19-01-2011
1
1
3
-
-
ONR
Zs2
4
19-01-2011
1
1
3
-
-
ONR
5
19-01-2011
1
1
4
0,8
2
6
19-01-2011
1
1
4
0,6
7
19-01-2011
1
1
4
8
19-01-2011
1
1
9
19-01-2011
1
10
19-01-2011
11
19-01-2011
Blad: 1/1
insluitsels
aard spoor
NAP + opmerking
Laag
22,473 Gemeleerd, Laag C in profiel
Laag
22,345 laag D in profiel; plempingslaag 16e eeuwse gracht
geelgrijs
Laag
22,569 laag E in profiel
Zs2
geelgrijs
Laag
22,607 laag I in profiel
ONR
Zs1
geelgrijs
Laag
22,874
2
LIN
Lz2
groen
baksteen, grind
Laag
22,937 laag K in profiel; groene leem; bekleding gracht/talud?
0,55
2
ONR
Zs2
geelgrijs
baksteen
Laag
22,965
4
1,5
2
ONR
Ls2
groen
baksteen, kiezel
Laag
23,035 laag K in profiel; groene leem; bekleding gracht/talud?
1
4
1,6
2
ONR
Zs2
geelgrijs
kiezel
Laag
23,033 lemige vlekken
1
1
4
0,55
2
ONR
Zs1
witgeel
kiezel
Laag
23,02
1
1
4
0,75
2
ONR
Lz2
groen
kiezel
Laag
23,07
baksteen, houtskool
grof zand
[email protected]
Houtwal/Beltrumsestraat te Groenlo, gemeente Oost Gelre
Archeodienst Gelderland BV
Bijlage 6: Waarderingstabel Waarden
Criteria
Parameters
Beleving
Schoonheid
Zichtbaarheid vanaf het maaiveld als landschapselement n.v.t. Vorm en structuur
n.v.t.
Relatie met omgeving
n.v.t.
Herinneringswaarde Verbondenheid met feitelijke historische gebeurtenis Associatie met toegeschreven kwaliteit of betekenis Fysieke
Gaafheid
kwaliteit
Conservering
Inhoudelijke Zeldzaamheid kwaliteit
Informatiewaarde
Antwoord
Score n.v.t.
n.v.t. n.v.t.
Aanwezigheid sporen
hoog.
Gaafheid sporen
hoog
Ruimtelijke gaafheid
middel.
Stratigrafie intact
middel
Mobilia in situ
laag
Ruimtelijke relatie tussen mobilia onderling
laag
Ruimtelijke relatie tussen mobilia en sporen
middel
Aanwezigheid antropogeen biochemisch residu
n.v.t.
Stabiliteit van de natuurlijke omgeving
middel
Conservering artefacten (metaal/overig)
middel
Conservering organisch materiaal
n.v.t.
Bijzonder in vergelijking tot het aantal vergelijkbare monumenten (complextypen) van goede fysieke kwaliteit uit dezelfde perioden binnen dezelfde archeoregio waarvan de aanwezigheid is vastgesteld
middel
Idem, op basis van een recente en specifieke verwachtingskaart
middel
Bijzonder in vergelijking tot opgraving/onderzoek van vergelijkbare monumenten binnen dezelfde archeoregio hoog (minder/meer dan 5 jaar geleden; volledig/partieel) Bijdrage aan recent en systematisch onderzoek in de betreffende archeoregio
hoog
Bijdrage aan recent en systematisch onderzoek van de betreffende archeologische periode
hoog
2
2
2
3
Passend binnen vastgesteld onderzoeksprogramma van hoog universitair instituut, ROB of anderen Ensemblewaarde
Synchrone context (voorkomen van monumenten uit dezelfde perioden binnen de micro-regio)
hoog
Diachrone context (voorkomen van monumenten uit opeenvolgende perioden binnen de micro-regio)
hoog
3
Landschappelijke context (fysisch- en historischmiddel geografische gaafheid van het contemporaine landschap) Aanwezigheid van contemporaine organische sedimenten in de directe omgeving Representativiteit
laag
Kenmerkendheid voor een bepaald gebied en/of periode hoog
2
Het aantal vergelijkbare monumenten van goede fysieke kwaliteit uit dezelfde periode binnen dezelfde middel. archeoregio waarvan de aanwezigheid is vastgesteld en waarvan behoud is gegarandeerd Idem, op basis van een recente en specifieke verwachtingskaart
middel
34
Bijlage 7: Terminologie Verdedigingswerken1
1
Uit: Stichting Menno van Coehoorn, 1999: Terminologie verdedigingswerken, inrichting, aanval en verdediging, Utrecht.
‐ 1 ‐
Approche: naderingsloopgraaf bij het beleg van een vesting, in zigzagvorm aangelegd, met het doel de vesting te naderen en daarbij zoveel mogelijk gedekt te blijven tegen het vuur van de belegerden Bastion: vijfhoekige aarden of stenen uitbouw van een verdedigingswerk naar oorspronkelijk Italiaans ontwerp, voornamelijk voor het bestrijken van de aanliggende courtines; bestaat uit twee facen, twee flanken en een niet-bewalde keel; ook wel bolwerk of dwinger genoemd Opmerking. Bij een vol bastion is de binnenruimte (het terreplein) gevuld met een aardlichaam, een bomvrij onderkomen voor personeel of een remise voor geschut; bij een hol bastion ontbreken deze
Basisvormen van bastions. a.
Oud-Italiaans; b. Nieuw-Italiaans; c. Oud-Nederlands; d. verbeterd Oud-Nederlands; e. Frans (Vauban, 2e methode); f. Nieuw-Nederlands (Coehoorn)
Bedekte weg: doorlopende, door een aardlichaam gedekte weg rond de buitengracht van een vesting; bestemd voor het verzamelen van troepen voor een uitval, of als verdedigende opstelling; veelal ook toegepast bij een enveloppe; ook wel gedekte weg Beleg: het insluiten van een vesting en het treffen van voorbereidingen om deze in bezit te krijgen Belegering: de actieve gevechtshandelingen tijdens een beleg Bolwerk: 1. vroeger een veelal rond verdedigingswerk voor of buiten een stadsmuur of -omwalling 2. later gebruikt als synoniem voor bastion 3. ook in het algemeen wel gebruikt voor een belangrijk, niet nader gedefinieerd verdedigingswerk Bom: hol bolvormig ijzeren projectiel, gevuld met buskruit, en ontstoken door een tijdbuis; werd verschoten uit een zogenaamd granaatkanon of een mortier; ten tijde van de Eerste Wereldoorlog werd gebruikt gemaakt van brisante bommen met een steel, om te worden verschoten met bomwerpers Borstwering: dekking van aarde (grond), steen of ander materiaal, ter bescherming van erachter opgestelde schutters of geschut; in de Middeleeuwen veelal bestaande uit gekanteelde muren, later meestal van aarde Buitentalud: zie talud Buitenwerk: algemene benaming voor delen van een vesting welke vóór de hoofdwal doch binnen de bedekte weg respectievelijk het glacis zijn gelegen; bijvoorbeeld: contregarde, couvre-face, halve maan, hoornwerk, kroonwerk, ravelijn, tenaille enz.; niet te verwarren met voorwerk
‐ 2 ‐
Circumvallatielinie: door de belegeraar van een vesting rondom zijn belegeringswerken en kampementen aangelegde kring van loopgraven, schansen, batterijen en grachten, met het doel de bevoorrading en pogingen tot ontzet van de belegerde vesting tegen te gaan.
Circumvallatielinie (a) en contravallatielinie (b) rond een belegerde vesting Citadel: zelfstandig verdedigbaar vestingwerk binnen een open stad of vesting, met als doel; 1. de inwoners van de stad onder bedwang te houden (dan ook wel genoemd dwangburcht of dwangkasteel), en/of 2. weerstand te bieden na de val van het overige deel van de vesting; zie ook reduit.
Citadel (c) en esplanade (e) binnen de vesting Contregarde: langwerpig aarden buitenwerk, gelegen voor de facen van bastions, ravelijnen e.d., ter dekking tegen direct vuur; tevens geschikt voor opstelling van infanterie en geschut; vrijwel synoniem met couvre-face Contrescarp: tegenover de escarp gelegen en soms bekleed talud; ook wel buitengrachtsboord; de buitenwaarts ervan gelegen bedekte weg en het glacis worden soms ook tot de contrescarp gerekend
‐ 3 ‐
Courtine: deel van een vestingwal of -muur, gelegen tussen twee rondelen of bastions; ook wel gordijn Couvre-face: lang en smal aarden buitenwerk gelegen voor de facen van bastions, ravelijnen e.d., om deze te dekken tegen direct vuur; tevens geschikt voor de opstelling van infanterie; komt sterk overeen met contregarde
Contregarde (links) en couvre-face (rechts) Dwinger: Fries-Groningse naam voor bolwerk (betekenis 2) Embrasure: schietopening of -sleuf in een borstwering
Bedding (links) en Bank (rechts) Enveloppe: rond de hoofdgracht gelegen doorlopende beschermingswal, waarvan aaneengeschakelde buitenwerken kunnen deel uitmaken; was vaak ook voorzien van een bedekte weg Escarp: talud van een gracht, soms met muurwerk bekleed, gelegen aan de zijde van het vestingwerk; ook wel binnengrachtsboord Esplanade: 0pen vlakte gelegen tussen citadel en stedelijke bebouwing Face: naar buiten gerichte schuine zijde van een bastion, ravelijn, fléche, redan of lunet Gebastioneerd stelsel: vestingbouwkundig stelsel, gekenmerkt door de toepassing van bastions
‐ 4 ‐
Schematische weergave van vestingfronten in enkele vestingbouwkundige stelsels
Oud-Nederlands stelsel : 1. courtine; 2. (natte) gracht; 3. glacis; 4. bastion; 5. ravelijn; 6. onderwal; 7. halve maan; 8. gedekte weg
Nieuw-Nederlands stelsel : 1. courtine; 2. (natte) gracht; 3. glacis; 4. bastion; 5. ravelijn; 6. frontaal vuur Geschut: verzamelnaam voor vuurmonden, samengesteld uit schietbuis, onderstel (affuit) en richtmiddelen Glacis: flauw aflopend talud, gelegen buiten de contrescarp van een vestingwerk, dat vanaf de wal of de gedekte weg met vuur kan worden bestreken Gordijn: zie courtine Gracht: gegraven doorlopende hindernis rond een vestingwerk; in laag terrein doorgaans breed, ondiep en met water gevuld; in hoog terrein als regel vrij smal, diep en droog Halfbastion: vierhoekige uitbouw van de wal van een verdedigingswerk, in de vorm van een linker of rechter helft van een heel bastion Halve maan: in de hoofdgracht gelegen buitenwerk van een vesting, dienende tot dekking van de saillant van een bastion of ravelijn; de benaming is ontleend aan de naar binnen gebogen achterzijde (keel); soms ten onrechte gebruikt voor ravelijn; niet te verwarren met demi-lune
‐ 5 ‐
Halve manen Hoofdgracht : gracht rondom de hoofdwal; ook wel kapitale gracht Hoofdwacht: centraal gelegen wachtgebouw in een vesting of garnizoen, van waaruit alle wachten worden geregeld Hoofdwal: Doorlopende wal rond een vesting, zonder de voor- of buitenwerken; ook wel stadswal of kapitale wal Hoornwerk: buitenwerk van een vesting, bestaande uit een courtine tussen twee halve bastions; de lange rechte flanken sluiten veelal aan op de vestinggracht
Hoornwerk Houwitser: vuurmond (stuk geschut) met relatief korte loop van ongeveer 5 á 15 maal het kaliber door de lage aanvangssnelheid is de baan van het verschoten projectiel gekromd en de invalshoek vrij steil. Inundatie: doorgaans defensieve onderwaterzetting van een terreingedeelte voor militaire doeleinden; is zo mogelijk zowel onbegaanbaar als onbevaarbaar; wordt ook wel offensief gebruikt om een vijand te verdrijven Kanon: vuurmond (stuk geschut) met lange loop van ca 15 of meer maal het kaliber en een hoge aanvangssnelheid, voor het verschieten van projectielen met nagenoeg gestrekte baan over relatief grote afstand Kapitale gracht: zie hoofdgracht Kapitale wal: zie hoofdwal
‐ 6 ‐
Krombaangeschut: verzamelnaam voor geschut voor het verschieten van projectielen met gekromde baan, ten behoeve van het treffen van doelen achter een dekking; omvat zowel mortieren als houwitsers; mortieren werden veelal aangeduid als worpgeschut Kroonwerk: buitenwerk van een vesting, bestaande uit meestal twee aaneensluitende gebastioneerde fronten en twee lange, enigszins naar elkaar toelopende flanken die veelal aansluiten op de vestigingsgracht
Kroonwerk Linie: ongeveer lineair stelsel van doorgaande, aaneengeschakelde of anderszins samenhangende verdedigingswerken, veelal voorzien van hindernissen zoals inundaties, grachten, prikkeldraadversperringen, mijnenvelden en tankhindernissen Lunet(te): klein verdedigingswerk met twee facen en veelal korte flanken; doorgaans in de keel open; soms ravelijn of halve maan genoemd ; ook wel brilschans (Zuid-Nederland)
Lunetten Mortier: vuurmond (ook wel stuk worpgeschut) met zeer korte, vrijwel verticaal geplaatste loop; de lage aanvangssnelheid geeft het verschoten (geworpen) projectiel een sterk gekromde baan en een zeer steile invalshoek; voorbeelden: aardmortier, Coehoornmortier, kogelmortier, spigomortier en steenmortier Musket: 16e/17e-eeuws type handvuurwapen dat werd afgevuurd door middel van een lont, en bij het richten en afvuren op een vork of gaffel (furket) steunde Nieuw-Nederlands stelsel: laat-zeventiende eeuws vestingbouwkundig stelsel, toegeschreven aan Menno van Coehoorn, voornamelijk gekenmerkt door grote bastions, met holgebogen flanken die niet haaks op de courtine staan, en door voor de courtines gelegen ravelijnen; voornamelijk te onderscheiden van het Oud-Nederlandse stelsel, waarbij rechte bastionflanken haaks staan op de courtines Ontmantelen: het slopen (slechten) van een vestingwerk; soms ook amoveren genoemd
‐ 7 ‐
Oud-Nederlands stelsel: 16e/17e-eeuws vestingbouwkundig stelsel, voornamelijk ontwikkeld door Simon Stevin, gekenmerkt door aarden wallen, natte grachten en bastions met rechte flanken die haaks staan op de courtines; voor de hoofdwal is veelal een onderwal of fausse-braye gelegen; zie ook Nieuw-Nederlands stelsel Palissade: hindernis of afsluiting gevormd door een rij aangepunte palen, ook wel stormpalen genoemd Ravelijn: midden voor een vestingfront gelegen, ongeveer driehoekig of redanvormig buitenwerk, ter dekking van courtine en toegangspoort, alsmede de schouderhoeken der naastliggende bastions tegen vijandelijk vuur
Ravelijnen Redan: in de keel open verdedigingswerk, soms uitgevoerd als veldwerk, bestaande uit twee aaneensluitende rechte wallen (facen); een aantal werd veelal door middel van courtines tot een linie aaneengeschakeld; heeft gelijkenis met een flêche
Redan (links) en flêche (rechts) Redoute: algemene benaming voor een eenvoudig, doorgaans gesloten verdedigingswerk (soms veldwerk) zonder bepaalde vorm; soms verbasterd tot, of ten onrechte vertaald als ronduit Reduit: zelfstandig verdedigbaar werk binnen een fort, dienende om de verdediging na de val van de hoofdwal te kunnen voortzetten; soms verbasterd tot ronduit, in eenvoudige vorm ook wel toegepast op een ravelijn Saillant: uitspringende punt van een bastion of ander vestingwerk, waar de facen samenkomen Tenaille: 1.binnenwaarts onder een stompe hoek gebroken wal , gelegen in de gracht voor de courtine en aan de einden soms voorzien van een omgebogen flank veelvuldig toegepast bij gebastioneerde stelsels ter bescherming van courtines en aansluitende flanken van bastions tegen bresschieten 2. verdedigbaar buitenwerk van een vesting met de vorm van een enkele of dubbele tenaille ook wel tangwerk (ZuidNederland)
‐ 8 ‐
Tenailles (grondvorm, betekenis 1)
Tenaille (betekenis 2) in dubbele uitvoering
Talud: hellend vlak of glooiing van een aarden wal of glacis; te onderscheiden in binnen- en buitentalud; ook wel dossering of docering Veldwerk: algemene benaming voor een niet-duurzaam verdedigingswerk, aangelegd in het terrein; vanaf begin Eerste Wereldoorlog veelal met gebruikmaking van voorbereide onderdelen van hout, beton e.d. Verdedigingswerk: als zodanig aangelegde, dekkingverschaffende opstelling voor troepen en bewapening; te onderscheiden in permanente (duurzame) en tijdelijke verdedigingswerken, respectievelijk veldwerken Vesting: Versterkte stad; soms ook een groter verdedigingsgebied Vestingwet: Wet van 18 april 1874, waarin werd vastgesteld welke verdedigingslinies, respectievelijk -werken zouden deel uitmaken van de landsverdediging of zouden worden opgeheven Vlakbaangeschut: zie kanon Voorwerk: verdedigingswerk, gelegen vóór het glacis van een vesting, maar binnen het bereik van het ondersteunende vuur daarvan
‐ 9 ‐
Bijlage 8 Codeboek afkorting …g1 …g2 …g3 …h1 …h2 …h3 -1L -2L -3L -4L -5L -6L A AA AAMBEELD AAN AANSCHERP AD afb. AFBOUW AFROND AFSLAG AFSLAGKERN AFVAL AGAAT AHN AKENS AMFIBIE AMFOOR AMFREL AMK AMS AMULET AMZ ANDENNE ARCHIS ARM ARMBAND ARMBOOG art. ARTEFACT AS ASB AW AWC AWG AWH BA BADORF BAND BANDOOR BARBO BARN BASALT BC BE BEITEL BEK BEKER BELG BES BESLAG BESMETEN BESMY BEURS BEZEMSTR BIJL BIJLAFSLAG BIJLKOKR BIJLVER bijv. BINNEN BIP BIT BKS BL BLAD BLAUWGRN blz BODEM BODEM BOOGFIB BOOR BORD BOT bot artefact botsk BOUW bouwmateriaal BP BPA BPL BPT BR BR BRANDGLS BRL BROK BRONS BRONSL BRONSM BRONSMA BRONSMB BRONSV BRUINGLAZUUR BRUNSSUM BS BTO BTV BU BUIDEL BUIK BUITEN BUN BV bv. C14 CA ca. CAA CAD CcvD CCvD CHAL CHOP TOOL CHOPPER Chr. CHS CHW CIS cm CMA COMP CONG CR CREMREST CRI
betekenis zwak grindig matig grindig sterk grindig zwak humeus matig humeus sterk humeus 1-ledig 2-ledig 3-ledig 4-ledig 5-ledig 6-ledig A-steker Aa-steker aambeeld Aanscherpingsafslag Aanscherping Anno Domini (datering na Christus) afbeelding Afbouwvlak Afronding Afslag Afslagkern afval Agaat Actueel Hoogtebestand Nederland Akens amfibie amfoor reliefbandamfoor Archeologische Monumenten Kaart versnelde C14-methode amulet Archeologische Monumenten Zorg Andenne Archeologisch Informatie Systeem Armband/armring armband armboog/voetboogfibula/"Armbrustfibel artikel artefact As Archeologische Standaard Boorbeschrijving AardewerK (ondetermineerbaar) Aardewerkconcentratie gedraaid handgevormd Balk Badorf band bandoor barbotineversiering Barnsteen Basalt Before Christ (datering voor Christus) Beige Beitel Beksteker beker Belgische vuursteen Beschoeiing beslag Besmeten besmijting beurs bezemstreek bijl Bijlafslag kokerbijl Bijlvernieuwingsafslag bijvoorbeeld binnenkant Bipolar paardenbit Bekisting Blauw Bladvormige spits blauwgroen bladzijde bodem Onderzijde boogfibula Boor bord Bot bot, artefact Botskegels Bouwmateriaal bouwmateriaal Before Present (datering t.o.v. 'heden', zijnde 1950) Beschoeiing, palen Beschoeiing, planken Beerput/beerkelder Brons Bruin gebrandschilderd glas Brandlaag Brok Bronstijd Late-Bronstijd Midden-Bronstijd Midden-Bronstijd A Midden-Bronstijd B Vroege-Bronstijd bruingeglazuurd Brunssum-Schinveld Baksteen Onverbrand bot Verbrand bot Bustum buidel tussen bodem en schouder of rand buitenkant Visbun Bouwvoor bijvoorbeeld Koolstofdatering kalk circa Centraal Archeologisch Archief Computer-aided Drafting (of Design) Centraal College van Deskundigen Archeologie Centraal College van Deskundigen Chalcedoon Chopping tool Chopper Christus Hoofdstructuur Cultuur-Historische Waardenkaart Centraal Informatie Systeem centimeter Centraal Monumenten Archief Compleet Conglomeraat Crematiegraf Crematie(-resten) Crinoiden kalk
afkorting d DAKPAN DAO DEKSEL DETC DIG DIORIET DISSEL DIST DISTELF DK DKL DKR DL ONGESL DLT DOBBELST DOLERIET DOLIUM DOLK DOLKFIB dolkfibula DOORB DOOS DORS DP DR DRIEH DRIEKNOP drs. DRUP DUB e.d. e.v. ECO EEN EG EIPOT ELMPT EMMER ENG et al. etc. FAYENCE FE FeO2 FF FF FG FIBDRAAD FIBSCHIJF FIBULA Fig. FLES FOS FRECHEN FU FZD GA GANG GARENKL GE GEBIT GEBR GEBRONSD GEELGLAZUUR GEEN GEGLAD GEGOL GEIT GEKLEURD gem. GEOM GEPOLIJST GEVERFD GEVERFDRD GEVERFDWT GEW GEWICHT GG GHE GIET GIETMAL GIS GIT glans GLASLOOD GLAZUUR GLD GLD GLS GN GNEIS GORDEL GPS GR GR GR GRANIET GRAPE GROEF groef GROEF GROENGLAZUUR GRS GRSBAK GT GUTS GWBAK HA ha. HAAKFIB HAARNLD HAK HAK HALFFABR HALFFBR HALS HALSRING HAMER HANGER HAZ HEFT HELM HENGS HG hglans HI HK HKL HL HOEFIJZER HOND HT HU HU huttenleem huttenleem
betekenis donker dakpan Defintief Archeologisch Onderzoek deksel Detectorvondst Dierbegraving Dioriet Dissel Distaal (verst weg van bewerking) distelfibula Drenkkuil Distaal met kerf links Distaal met kerf rechts Deels-/ongeslepen Doorlaat(door een muur) dobbelsteen Doleriet Dolium Dolk dolkfibula dolk doorboring doos Dorsaal (rugzijde/ negatieven) Depressie Drain Driehoekige spits (neolithicum/bronstijd) drieknoppenfibula/ kruisboogfibula doctorandus Druppelvormige spits Dubbele schaaf en dergelijke en verder ecologische monsters Eenzijdig Erfgreppel eierpot Elmpt emmer engobe et alii (en anderen) etcetera Fayence Ijzer/oer roest (ijzeroxide) Fosfaat <600m verzameld door Fysisch Geograaf draadfibula schijffibula fibula Figuur fles Fossiel Frechen Fuik Fijn zand Gracht Gangkwarts garenklos Geel gebitselement (tand/kies) Gebroken/onbekend gebronsd geelgeglazuurd Geen Geglad golfrand geit gekleurd gemiddeld Geometrische (micro)spits Gepolijst geverfd/gevernist Beschilderd rood Beschilderd wit Gewichten gewicht >2400m Grafheuvel Gietmal/gietvorm gietmal Geografisch Informatie Systeem gittermuster Glans/afronding werkrand glas-in-lood glazuur Glad gladwandig Glas Groen Gneis gordel/riem Global Positioning System Greppel Grijs Grind Graniet grape groeflijn Groeven Steen met groe(f)ven groengeglazuurd grijs grijsbakkend Goot guts geelwitbakkend Haard hectare haakfibula haarnaald-speld-pen-sieraad Haardkuil Hak halffabrikaat Halffabrikaat spits hals halssieraad hamer hanger Hazendonk heft/handvat helm Hengsel Huisgreppel Hoogglans/sikkelglans Hoefindrukken Houtskool Hoogkarspel Hutteleem hoefijzer hond Hout Humus Hutkom verbrande leem huttenleem
afkorting HVAT HVS id IJZ IJZER IJZL IJZM IJZV IKAW IN IN INDET INDET INDUSTR ing inkerf INKTPOT ist IVO IVO-B IVO-P j JADE JASPIS jd K k K. EIND KACHEL KAL KALENDER KALK KAM KAMSTRK KAN KANDELR KANDELR KAP KAPFIB KAT KAW KB HB KBBEKER KBW KEIL KEILM KEL KELK KER KER KERFSNED KERN KERN KERNPRE KERNVER KETEL KETTING KEULS KGO KGP KGR KGV KIE KL KL KLAP KLEDING KLEURLS KLING KLINGKERN KLOMP KLOP km KNA KNIEFIB KNIKKER KNIKPOT KNOOP KNOP KNOPPEN KOKER KOM KPY KRAAL KRAM kras KROM KRUIK KRUIKAMF KS Ks1 Ks2 Ks3 Ks4 KSC KUB KURKURN KWA KWAG KWARTS Kz1 Kz2 Kz3 L l L. EIND LAARS LANGERW LANSPUNT LAPPENS LAT LAT LATENE LBK LEE LEEM LEI LEPEL LG LIN LME LMEA LMEB LO LOK LOKOX LOKRED LOOD LOPER LR LS Lz1 Lz2 m m² MA MAA
betekenis Handvat, dikke steel Hilversum identiek aan IJzertijd ijzerkiezel Late-IJzertijd Midden-IJzertijd Vroege-IJzertijd Indicatieve Kaart van Archeologische Waarden Inhumatie Inhumatiegraf Ondetermineerbaar Artefactcategorie niet te bepalen industrieel wit ingenieur Inkerving/versiering inktpot interstadiaal Inventariserend Veldonderzoek Inventariserend Veldonderzoek Boren Inventariserend Veldonderzoek Proefsleuven ja Jadeiet Jaspis jonger dan klei kolom Korte eindschrabber kacheltegel Kalk kalenderbergversiering Kalksteen kam kam(streek)versiering kan kandelaar kandelaar Kap/tablet slagvlak kapfibula kat Aardewerk vaatwerk Kb/vroege bronstijd-hamerbijl Klokbeker Bouwaardewerk Keil Keilmesser Kelder kelk Aardewerk keramiek kerfsnee Kern Kernsteker Kernpreparatiestuk Kernvernieuwings-/kerncorrectiestuk ketel ketting Keuls Ovale kringgreppel kogelpot Ronde kringgreppel Vierkante kringgreppel Kiezel Kleibrokken Kuil Klappersteen kleding kleurloos Kling Klingkern klomp Klopsteen (klopsporen en slijpvlakken) kilometer Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie kniefibula knikker knikwandpot knoop Knop knoppenfibula koker kom, schaal Pijpen kraal kram Krassen Krombeksteker kruik kruikamfoor Karrespoor zwak siltige klei matig siltige klei sterk siltige klei uiterst siltige klei Sculpturen Kubussteen kurkurn Kwarts (ongebroken) Kwart (gebroken) Kwartsiet zwak zandige klei matig zandige klei sterk zandige klei leem licht Lange eindschrabber laars Langerwehe lans-/speerpunt lappenschaal Latrine Lateraal (zijkant) Latene Lineaire bandkeramiek Leer Leem Leisteen lepel Laag Lineair Late-Middeleeuwen Late-Middeleeuwen A Late-Middeleeuwen B Ophogingslaag lokaal lokaal oxiderend lokaal reducerend loodglazuur Loper Leer Stortlaag zwak zandige leem sterk zandige leem meter vierkante meter Master of Arts Machinale aanleg
Blad: 1/2
Bijlage 8 Codeboek afkorting MAASLANDS MAF MAG MAJOLICA MALFIG MANTEL MARMER MARNE MAU MBR MC14 MCR MCU MED MEDAILLE MEER MEERV MELOEN MES MESO MESOL MESOM MESOV MET MEUBEL MF MFE MFOS MG MHK MHT MI MIC MICRO MICRO MISBAKSL MK ML MLIT mm MME MN MOD MP mp MPB MPF MR MR Msc MSK MSN MST MST MTL MU MUIL MUNT MUTS mv MXX/slak MZF n N NAALD NAGEL NAGELGEP NAGELONG NAP NED NEN NEO NEOL NEOLA NEOLB NEOM NEOMA NEOMB NEOV NEOVA NEOVB NOORD nr. NS NT NTA NTB NTC NV NVD NVP O O o.a. od ODB ODL ODS OGENFIB OKER OLIELAMP OMB OMEGAFIB ONBEWERKT ONR OOI OOR OORAAN OPH OR ORG OTE OV OVERIG OVL OXB OXX p. PA PA PAARD PAARDETG PAFFRATH pag. PAK PALEO PALEOL PALEOLA PALEOLB PALEOM PALEOV PANTOFFL patina PG PG PGK
betekenis maaslands Machinale afwerking zilver Majolica figuratieve mal mantel gemarmerd Marne(-achtig) goud brons Monster voor C14-datering Crematiemonster koper Mediaal (middendeel) medaille Meerdere zijden Meervoudige steker meloenkraal mes Mesolithicum Laat-Mesolithicum Midden-Mesolithicum Vroeg-Mesolithicum Metaal meubilair 600-1400m ijzer Fosfaatmonster 1400-2400m houtskoolmonster Houtmonster Muurinsteek Mica micromorfologisch onderzoek Microspits misbaksel Michelsberg lithologisch monster Lithogenetisch monster millimeter messing Mangaan Moddersteen Pollenmonster meetpunt lood Botanisch monster, 0,25mm Botanische macroresten Muur Master of Science Mestkuil tin Mest Muursteen Metaal Muuruitbraak muil munt muts maaiveld (het landoppervlak) metaal/slak Zoölogisch monster, 0.25mm nee noord naald nagelindruk gepaarde nagelindruk ongepaarde nagelindruk Normaal Amsterdams Peil Nederlandse vuursteen Nederlandse Norm Neolithicum Laat-Neolithicum Laat-Neolithicum A Laat-Neolithicum B Midden-Neolithicum Midden-Neolithicum A Midden-Neolithicum B Vroeg-Neolithicum Vroeg-Neolithicum A Vroeg-Neolithicum B Noordelijke vuursteen nummer Natuursteen Nieuwe tijd Nieuwe tijd A Nieuwe tijd B Nieuwe tijd C Natuurlijke verstoring Dierlijke verstoring Plantaardige verstoring Type onbekend oost onder andere ouder dan bot, dierlijk leer/huid/bont schelp ogenfibula Oker olielamp bot, menselijk omegafibula onbewerkt Onregelmatig Ooiden kalk Oor Ooraanzet hout/houtskoo Oranje Organisch textiel Oven Overig Ovaal bot, onbekend organisch pagina Paars Houten paal paard paardetuig Paffrath(-achtig) pagina intacte paal met grondspoor van paalkuil Paleolithicum Laat-Paleolithicum Laat-Paleolithicum A Laat-Paleolithicum B Midden-Paleolithicum Vroeg-Paleolithicum pantoffel Patina (kleur bij opmerking) Paalgat: grondspoor voormalige paal. Potgruis (chamotte) Paalgat met paalkuil: grondspoor voormalige paal met grondspoor paalkuil
afkorting PHK PHT PIJLPUNT PIJP PINGSDRF PISPOT PK PKL PKR PL PLOEG POOT PORSELEI POT POT POT POTBEKER PRIEM PROX PS PSE PSK PSTG PUNT PUNTIND PvE PYR RAD RADNDFIG RAEREN RAND RCE RD REC RELBN REPTIEL RHK RIEK RIJNLAND RING RINGFIB RND RO ROLSTEMP ROM ROML ROMLA ROMLB ROMM ROMMA ROMMB ROMV ROMVA ROMVB RON ROND ROND ROODBAK ROODBESCH ROODGLAZUUR ROODVERSCH ROTERE RPA RPG RPK RPL RUIT RUND RUW RUW S s SANDAAL SBA SCH SCH SCHA SCHAAP SCHAAR SCHARNRF SCHEERMS SCHENK scheur SCHIJF SCHILD SCHIST SCHOEISL SCHOEN SCHOTELF SCHOUD SCHPGEIT SCHRABBER SCHUB seg SG SGRAFITO SI SIEGBURG SIERAAD SIKKEL SILT SL slak SLAK SLIBVER SLIJPST SLINGERK SLK SPATEL SPEELGD SPEK SPG SPIEGL SPIJKER SPINKLOS SPIT SPITS splijtv SS ST st STAM STAM STC STEEL STEEL STEEL EN KERF STEELPAN STEEN STEILR STEKER STEKER STEMP STEUNARM
betekenis Houtskool Hout pijlpunt pijpaarde Pingsdorf pispot Paalkuil: grondspoor kuil voormalige paal Proximaal met kerf links Proximaal met kerf rechts Plank ploeg Poot porselein kookpot pot Potstal Potbeker priem Proximaal (gedeelte met bewerking) Ploegspoor Ploegspoor, eergetouw Ploegspoor, keerploeg proto-steengoed Puntvondst puntenindruk Programma van Eisen pyriet radstempel figuratieve radstempel Raeren rand Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed Rijksdriehoek systeem (landelijk coördinatensysteem) Recente verstoring reliefband reptiel Rechthoekig riek Rijnlands Ring ringfibula Rond Rood rolstempel Romeinse tijd Laat-Romeins tijd Laat-Romeins tijd A Laat-Romeins tijd B Midden-Romeinse tijd Midden-Romeinse tijd A Midden-Romeinse tijd B Vroeg-Romeinse tijd Vroeg-Romeinse tijd A Vroeg-Romeinse tijd B Rondom Ronde schrabber (75% geretoucheerd) Rondelle roodbakkend roodbeschilderd roodgeglazuurd roodverschraald Roterende maalsteen Palenrij Rij paalgaten Rij paalkuilen Rij planken Ruitvormige spits rund Ruw ruwwandig silt spoor sandaal Swifterbant schelpengemagerd Schelp Uitschaven schaap schaar scharnierfibula scheermes Schenklip scheur schijf schild Schist schoeisel schoen schotelfibula schouder schaap/geit Schrabber schubbenversiering segment Standgreppel sgraffito Silo Siegburgs sieraad sikkel Siltsteen Sloot slak glasslak slibversiering Slijpsteen/polijststeen slingerkogel (Produktie-)slakken spatelindruk speelgoed Speksteen Spitsgracht Spiegel, midden bord, kom,schaal spijker spinklos, spinschijf, spinsteen Uitspitten Spits Splijtvlakken Spitspoor Steen stadiaal Steel van een olielamp Stamper Steenconcentratie Gesteelde spits (neolithicum) Dun handvat Steel- en kerfspits steelpan Steenkool Steilgeretoucheerd Steker Stekerafslag stempel steunarmfibula/"Stutzarmfibel"
afkorting STG STLOB STN STREEP STRING STVLAK STVOET SXX SYENIET tab. TAS TECHN TEFRIET TEGEL tel. temp TENT TEX TIN TNIGRA TOU TOUWVERS TRACHIET TRBBEKER TRECHTER TROF TROMPETF TRUBRA TS TUF TUIT TUITPOT UITG v VARKEN VEENLIJK VENSTER VENT VERF VERS STN VETER VIJZEL VING VINGGEP VINGONG VINGRING VIS VISGEREI VISGRAAT VISHAAK VKL VKT VL VL VLAG VME VMEA VMEB VMEC VMED vnr VOETRI VOGEL VORMSCHO VR VST VUISTB VUISTB VUUR VW W WA WAASL WALDGLAS WAND WAPEN WEEFGEW WEEFKAM WERKTUIG WESTERW WG WI WITBAK WK WKD WKD WL WRIJFSCH WRO XME XXX YZERCON Z Z ZAAG ZADEL ZAND ZF10 ZIGZAG ZIJ Zkx ZND ZOOGWILD ZOOL ZOOLBESP ZOUT Zs1 Zs2 Zs3 Zs4 ZW ZWAARD ZWEEP
betekenis steengoed Standlob, vinvormige poot Natuursteen strepenversiering Standring, ronde ring onder bodem Standvlak, geheel platte bodem Standvoet, ronde ring aan buitenzijde bodem steen onbepaald Syeniet tabel tas Technisch Tefriet tegel telefoon temperatuur tent Textiel tinglazuur Terra Nigra Touw touwversiering Trachiet Trechterbeker trechter Troffelen trompetfibula Terra Rubra Terra Sigillata Tufsteen Tuit tuitpot uitknijpingen vondst varken veenlijk vensterglas Ventraal (buikzijde/ slagzijde) verf Versierde steen veter Vijzel vingertop gepaarde vingertop ongepaarde vingertop vingerring vis visgerei visgraatversiering vishaak Huttenleem/verbrande leem Vierkant Vlek Vlaardingen tussen rand en spiegel van bord etc. Vroege-Middeleeuwen Vroege-Middeleeuwen A Vroege-Middeleeuwen B Vroege-Middeleeuwen C Vroege-Middeleeuwen D vondstnummer Voetring, zie: standring vogel vormschotel Vloer Vuursteen Vuistbijl Vuistbijlafslag Vuurslag Vlechtwerk west Waterput Waaslands waldglas wand wapen weefgewicht weefkam werktuig Westerwald Weg Wit witbakkend Waterkuil wikkeldraadindruk Wikkeldraad Wal wrijfschaal/mortarium Wet Ruimtelijke Ordening Middeleeuwen onbekend ijzerconcretie zand zuid Gezaagd Zadelkweern Zandsteen Lutterzeef, 10mm zigzag Zijschrabber kleiig zand Zand zoogdier, wild zool zool, bespijkerd zoutglazuur zwak silitig zand matig siltig zand sterk siltig zand uiterst ziltig zand Zwart zwaard zweep
Blad: 2/2
Bijlage 9 Verklarende Woordenlijst Allerød tijd antropogeen ARCHIS-melding artefact bioturbatie Bølling tijd
castellum castra conservering
Korte, relatief warme periode uit het Laat-Glaciaal (Weichselien), ca. 11.800-11.000 jaar geleden. Ten gevolge van menselijk handelen (door mensen veroorzaakt/gemaakt). Elke melding bij het centraal informatiesysteem (ARCHIS). Alle door de mens vervaardigde of gebruikte voorwerpen. Verstoring van de oorspronkelijke bodemstructuur en/of transport van materiaal door plantengroei en dierenactiviteiten. Korte, relatief warme periode uit het Laat-Glaciaal (Weichselien), ca. 13.500-12.000 jaar geleden. Tijdvak, onderafdeling van het Holoceen, gekarakteriseerd door een gematigd en continentaal klimaat en een bebost landschap gedomineerd door loofbomen (datering ca. 6800-5500 voor Chr.). Gronden die aan de rivierzijde van een dijk liggen. In het buitendijkse gebied liggen de uiterwaarden. (ook wel C14- of C14-datering) Bepaling van gehalte aan radio-actieve koolstof 14C van organisch materiaal (hout, houtskool, veen, schelpen e.d.) waaruit de 14C-ouderdom kan worden afgeleid. Deze ouderdom wordt opgegeven in jaren vóór4 1950 na Chr. (jaren BP) met daaraan toegevoegd de aan de meting verbonden mogelijke afwijking (standaarddeviatie). Romeins legerkamp. Romeins legerkamp voor legioenen Mate waarin grondsporen, anorganische en organische archeologische resten bewaard zijn.
couperen
Het maken van één of meer verticale doorsneden door een spoor of laag om de aard, diepte, vullingen, vorm en relaties met andere fenomenen vast te stellen.
crematie crevasse cultuurdek dagzomen debiet
Edelmanboor eolisch ex situ esdek fibula fluviatiel fluvioglaciaal fluvioperiglaciaal gaafheid genese
Begraving met gecremeerd menselijk bot. Doorbraakgeul door een oeverwal. 30 tot 50 cm dikke cultuurlaag, soms opgebracht (vergelijkbaar met een es, maar minder dik), soms ontstaan door diepploegen. Aan de oppervlakte komen, zichtbaar worden van gesteenten (met inbegrip van zand, klei, etc.). Het aantal m3 water dat op een bepaald punt in een rivier per seconde passeert. Fijnzandige afzettingen die onder periglaciale omstandigheden voornamelijk door windwerking ontstaan zijn; de dekzanden van het Weichselien vormen in grote delen van Nederland een 'dek' (Saalien: Formatie van Eindhoven; Weichselien: Formatie van Twente). Laatste gedeelte van het Laat-Weichselien, ca. 20.000-10.000 jaar geleden. Interglaciaal tussen Saalien en Weichselien (resp. voorlaatste en laatste glaciaal), ca. 130.000-120.000 jaar geleden. Dikke eerdgrond (=laag met donkere, min of meer rulle grond, met organische en anorganische bestanddelen) ontwikkeld op zandgrond onder invloed van de mens; worden ook wel essen genoemd. Een handboor voor bodemonderzoek. Door de wind gevormd, afgezet. Achtergebleven op andere plaats dan waar de laatste gebruiker het heeft gedeponeerd, weggegooid of verloren. Dikke humeuze laag ontstaan door eeuwenlange bemesting; beschermt de oorspronkelijke bodem tegen ploegen en andere verstoringen mantelspeld Door rivieren gevormd, afgezet. Door smeltwater (afkomstig van gletsjers) afgezet. Door stromend water onder periglaciale omstandigheden afgezet. Mate van (fysieke) verstoring van de bodem, zowel in verticale zin (diepte) als in horizontale zin (omvang). Wording, ontstaan.
grondmorene
Het door het landijs aangevoerde en na afsmelten achtergebleven mengsel van leem, zand en stenen. De afzetting wordt vaak aangeduid als keileem.
havezate Holoceen horizont humeus ijzeroer inhumatie in situ interstadiaal kom kronkelwaard kwel laag leem limes lithologie löss lutum meander meanderen
oeverafzetting
Ridderlijk goed of kasteel in de oostelijke provincies. Jongste geologisch tijdvak (vanaf de laatste IJstijd: ca. 8800 jaar voor Chr. tot heden). Kenmerkende laag binnen de bodemvorming. Organische stoffen bevattend; bestaande uit resten van planten en dieren in de bodem. IJzeroxidehydraat, een ijzererts dat vooral in vlakke landstreken, in dalen en moerassige gebieden op geringe diepte voorkomt. Begraving met niet gecremeerd menselijk bot Achtergebleven op exact de plaats waar de laatste gebruiker het heeft gedeponeerd, weggegooid of verloren. Een warmere periode tijdens een glaciaal. Laag gebied waar na overstroming van een rivier vaak water blijft staan en klei kan bezinken. Deel van een stroomgebied omgeven - en grotendeels opgebouwd - door een meander. Door hydrostatische druk aan het oppervlakte treden van grondwater Een vervolgbare grondeenheid die op archeologische of geologische gronden als eenheid wordt onderscheiden. Samenstelling van meer dan 50% silt, minder dan 50% zand en minder dan 25% klei Grens (meer in het bijzonder de noordgrens van het Romeinse rijk). Wetenschap die zich bezighoudt met de beschrijving en het ontstaan van de sedimentaire gesteenten. Eolisch (=wind-)a afzetting van zeer fijnkorrelig materiaal waarvan het overgrote deel van de korrels (60-85%) kleiner is dan 63 Fm. Kleideeltjes kleiner dan 0,002 mm Min of meer regelmatige lusvormige rivierbocht (genoemd naar de Meander in Klein Azië, thans Menderes). (van rivieren of beken) Zich bochtig door het landschap slingeren. Type laat-middeleeuws kasteel (vaak een ronde burcht met toren) waarvoor het kenmerkend is dat het is geplaatst op een meestal kleine, kunstmatige verhoging. Rug langs een rivier, bestaande uit overwegend kleiafzettingen.
oeverwal
Langgerekte rug langs een rivier of kreek, ontstaan doordat bij het buiten de oevers treden van de stroom het grovere materiaal het eerst bezinkt.
oxidatie palynologie
Reactie met zuurstof (roesten/corrosie bij metalen; 'verbranding' bij veen). Zie pollenanalyse. Oud verhoogd bouwland, ontstaan door ophoging ten gevolge van bemesting. Voor de bemesting werden plaggen of met zand vermengde potstalmest opgebracht. Gebied waarbinnen de realisering van de planvorming het bodemarchief kan bedreigen Geologisch tijdperk dat ca. 2,3 miljoen jaar geleden begon. Gedurende deze periode waren er sterke klimaatswisselingen van gematigd warm tot zeer koud (de vier bekende IJstijden). Na de laatste IJstijd begint het Holoceen (ca. 8800 voor Chr.). Koudste periode van de laatste IJstijd, het Weichselien, ca. 20.000-13.000 jaar geleden. Bodem met een uitspoelingslaag (E-horizont) en een inspoelingslaag (B-horizont). Het proces van het uitlogen van de E-horizont en de vorming van een Bhorizont door inspoeling van amorfe humus en ijzer wordt podzolering genoemd. De bestudering van fossiele stuifmeelkorrels en sporen waardoor een beeld van de vegetatiegeschiedenis gevormd kan worden. Uit de vegetatiegeschiedenis kan het klimaat worden gereconstrueerd. Uitgediepte veestal. Dat deel van de geschiedenis waarvan geen geschreven bronnen bewaard zijn gebleven. Kleine veldschans (die alleen uitspringende en geen inspringende hoeken heeft). Door uitstuiving uit een riviervlakte hierlangs ontstaan duin (in Nederland meestal Weichselien of Vroeg Holoceen van ouderdom). Voorlaatste glaciaal, waarin het landijs tot in Nederland doordrong (vorming stuwwallen), ca. 200.00-130.000 jaar geleden. Zeer fijn sediment met grootte 0,002-0,063 mm Plaats waar in het verleden menselijke activiteit heeft plaatsgevonden. Steenachtig afval van metaal- of glasproductie Het hellingafwaarts bewegen van met water verzadigd verweringsmateriaal, o.a. bij permafrost (een permanent bevroren ondergrond). Op palen geplaatst opslaghuisje voor granen. Met water gevulde, van de hoofdstroom afgesneden-'dode'- meander. Opeenvolging van lagen in de bodem. De ligging der lagen betreffend. Het geheel van rivieroeverwal-, rivierbedding- en kronkelwaard-afzettingen, al dan niet met restgeul(en). Oude riviergeul die zodanig is opgehoogd met zandige afzettingen dat de rivier een nieuwe loop heeft gekregen; blijven door inklinking van de komgebieden als een rij in het landschap liggen. Door de druk van het landijs in het Saalien opgedrukte rug van scheefgestelde preglaciale sedimenten. Door een rivier verlaten en daarna versneden dalbodem. Meerdere met elkaar in ruimte, tijd en functioneel opzicht samenhangende sporen. Minerale gronden zonder duidelijke podzol-B-horizont, zonder briklaag en zonder minerale eerdlaag. Proces van bodemvorming waarbij de bodem egaal (roest)bruin van kleur wordt. Een burgelijke nederzetting uit de Romeinse tijd met een stedelijk karakter maar zonder stadsrechten. Ruimtelijk begrensd gebied waarbinnen zich archeologische informatie bevindt. Geologische periode (laatste ijstijd, waarin het landijs Nederland niet bereikte), ca. 120.000-10.000 jaar geleden. Grondsoort die tussen 8 en 25% lutum (kleideeltjes kleiner dan 0,002 mm) bevat. Mate waarin een bepaald type monument schaars is (of is geworden) voor een periode of in een gebied.
Boreaal Buitendijks 14C-datering
dekzand Dryas Eemien enkeerdgronden
motte
plaggendek plangebied Pleistoceen Pleniglaciaal podzol pollenanalyse potstal Prehistorie redoute rivierduin Saalien silt site slak solifluctie spieker strang stratigrafie stratigrafisch stroomgordel stroomrug stuwwal terras (rivier-) structuur vaaggronden verbruining vicus vindplaats Weichselien zavel zeldzaamheid
Blad: 1/ 1
Houtwal/Beltrumsestraat te Groenlo, gemeente Oost Gelre
Archeodienst Gelderland BV
Bijlage 10: Periodentabel
48