Arbozorg, intern organiseren of uitbesteden? Vangnet of maatwerk?
December 2010
Arbozorg, intern organiseren of uitbesteden?
Vangnet, of maatwerk?
Tot voor kort was elke werkgever verplicht aangesloten bij een arbodienst. Deze externe dienstverlener moest worden ingeschakeld bij de opzet en de evaluatie van het door de werkgever te voeren arbobeleid, bij de verzuimbegeleiding, en voor het arbeidsomstandighedenspreekuur. Daartoe heeft elke arbodienst verschillende soorten deskundigheden in huis. Sinds 1 juli 2005 mag de werkgever deze deskundigheden ook op een andere manier inhuren, bijvoorbeeld bij een reintegratiebedrijf of via het aanstellen van een bedrijfsarts. Bij deze keuze heeft de personeelsgeleding van de mr een cruciale rol: alleen met instemming van de personeelsgeleding van de mr mag de werkgever van deze mogelijkheid gebruik maken. De personeelsgeleding van de mr heeft op dit punt een vetorecht. In deze Info worden een aantal zaken op een rij gezet. Met een wijziging van de Arbowet, van kracht geworden per 1 juli 2005, heeft de wetgever gevolg gegeven aan een EG-richtlijn waarin staat dat de arbozorg zoveel mogelijk binnen bedrijven zelf moet zijn ondergebracht. Uitgangspunt is nu: de arbozorg wordt intern georganiseerd, tenzij dit gezien de omstandigheden niet mogelijk is. De kwaliteit van de arbozorg blijft echter voorop staan. De organisatie mag anders, maar dan wel met behoud van de ‘gecertificeerde’ deskundigheid zoals die ook voor arbodiensten als vereiste geldt. Een andere organisatie van de arbozorg kan voordelen opleveren. Financieel, want een contract met arbodienst is niet goedkoop. Mogelijk kan al die deskundigheid elders of op een andere manier goedkoper worden ingekocht. Het aldus uitgespaarde geld kan dan mooi worden gebruikt voor andere zaken die nodig zijn voor de verbetering van de arbeidsomstandigheden. Maar ook vanuit het oogpunt van efficiëntie kan een andere inrichting van de arbozorg voordelen met zich meebrengen. Door maatwerk kan de aanpak van ziekteverzuim en preventie vaak beter worden aangepast aan de omstandigheden binnen de onderwijsinstelling. Weliswaar kent ook het aanbod van de arbodiensten de mogelijkheid van maatmerk, maar de school blijft daarmee afhankelijk van de (on)mogelijkheden van een externe aanbieder. Voor het onderwijs biedt de nieuwe ‘maatwerkregeling’ in de Arbowet de
kans om gericht die deskundigheid in huis te halen en zodanig in te zetten zoals dit gezien de arbeidsrisico’s binnen de school het meest gewenst is. Bijvoorbeeld waar het gaat om de aanpak van werkdruk, of om een arbospreekuur binnen het eigen schoolgebouw, qua tijden aangepast aan de lesroosters. Zorgvuldig afwegen Of het ook voor uw school beter is om de arbozorg op andere manier te organiseren, en daarmee minder of helemaal geen gebruik meer te maken van de diensten van de arbodienst, is afhankelijk van een groot aantal zaken. De belangrijkste zijn: de grootte van de school/scholenorganisatie, de beschikbaarheid van deskundigen, de regionale spreiding van de scholen, en de specifieke gezondheidsrisico’s die zich binnen onderdelen van de instelling(en) en/of categorieën personeel voordoen. Tevens is de vraag van belang of de werkgever, de onderwijsinstelling, wel verantwoordelijk wil zijn voor de taken die tot nu toe bij de arbodienst werden ingekocht. Heb je als onderwijsorganisatie de noodzakelijke kennis in huis? En wil je die op peil houden? Ofwel, waarom zou de school zijn kantine of de schoonmaak uitbesteden omdat men vindt dat die niet tot de core-business van de instelling behoort, maar daarentegen wel zelf zulke specialistische arbo- expertise gaan organiseren? In dit kader is tevens een beleidsrisico aan de orde, namelijk het risico dat werkgever de maatwerkregeling vooral als een bezuinigingsmogelijkheid ziet. Zo’n op financiële overwegingen gegronde keuze kan dan op de langere termijn wel eens de oorsprong van een financiële strop blijken. Minder aandacht voor arbeidsrisico’s, voor preventie en re-integratie van zieke werknemers, leidt immers voorspelbaar tot méér ziekteverzuim en daarmee tot hogere kosten. Een zorgvuldige afweging vóóraf is daarom absoluut vereist. Daarvoor is het nodig om eerst goed in kaart brengen hoe de huidige arbozorg is ingericht, zowel op papier als in de praktijk. En wat alle knelpunten zijn op arbogebied, en de noodzakelijke geachte deskundigheid om deze knelpunten aan te pakken. Bij die afweging is de betrokkenheid van de personeelsgeleding van de mr van groot belang. De personeelsgeleding van de mr heeft op grond van artikel 12 WMS (voor de BVEsector: artikel 6 WMO) een instemmingsrecht bij het aangaan van een contract met
de arbodienst, en bij de keuze van de werkgever voor een bepaalde arbodienst. Als de werkgever voornemens is om geen gebruik meer te maken van de arbodienst, en om de arbozorg anders te regelen, dan geeft de Arbowet de personeelsgeleding van de mr een nog sterker recht: een vetorecht. Dit betekent dat als de werkgever geen overeenstemming met de personeelsgeleding van de mr weet te bereiken de arbozorg gewoon op de huidige wijze georganiseerd moet blijven. In die situatie geldt de ‘vangnetregeling’ uit de Arbowet, waardoor de onderwijsinstelling gewoon blijft aangesloten bij de arbodienst Inrichting arbozorg niet los van de RI&E De maatwerkregeling kan ook in de CAO worden afgesproken. Voor het onderwijs zit dit laatste er niet in, daarvoor zijn de verschillen tussen scholen te groot, ook binnen de afzonderlijke sectoren. Daarentegen kan de CAO wel een aantal kaders omvatten, met name in de vorm van kwaliteitseisen. Maar de CAO zal dus niet voorschrijven dat de werkgever voortaan de arbozorg intern moet regelen (danwel bij voorkeur), of dat de werkgever juist aangesloten moet blijven bij een arbodienst. De keuze om al dan niet gebruik te maken van de maatwerkregeling blijft daarom een zaak van het overleg tussen werkgever en personeelsgeleding van de mr. Welke arbozorg, welke deskundigheid en in welke omvang, er ten behoeve van het onderwijspersoneel beschikbaar moet zijn dient, rekening houdend met de taken die de Arbowet voorschrijft (zie kader) te worden bepaald aan de hand van de risicoinventarisatie en –evaluatie (RI&E). Dit is het centrale beleidsinstrument waarmee de werkgever periodiek nagaat welke maatregelen getroffen moeten worden. Dit wordt vastgelegd in het plan van aanpak dat eveneens onderdeel uitmaakt van deze RI&E. Alle keuzes op het gebied van arbobeleid moeten mede op deze RI&E gebaseerd zijn. De RI&E dient dus tevens een rol te spelen bij het besluit om wel of niet toepassing te geven aan de maatwerkregeling, en op welke manier. Bijvoorbeeld wanneer blijkt dat er sprake is van bepaalde gezondheidsrisico’s die een specifieke aanpak vereisen welke alleen via de maatwerkregeling gerealiseerd kan worden.
De actuele RI&E hoort te worden getoetst door een gecertificeerd deskundige. Voorzover geen toepassing is gegeven aan de maatwerkregeling is dat een medewerker van de arbodienst. De uiteindelijk keuze die de onderwijsinstelling rond de arbozorg maakt zal uiteindelijk door de werkgever helder onderbouwd moeten worden, zowel wat betreft de keuze intern en/of extern als de uiteindelijke inrichting ervan. Niet alleen naar de personeelsgeleding van de mr toe, maak ook naar de Arbeidsinspectie. De Arbeidsinspectie ziet namelijk toe op de naleving van de wet en zal, wanneer de werkgever in gebreke blijft, gebruik maken van haar sanctiemogelijkheden.
Deskundige bijstand: wettelijk voorgeschreven taken Zowel bij de maatwerkregeling als de vangnetregeling (aansluiting bij de arbodienst) moet de deskundige bijstand worden uitgevoerd door deskundigen die conform artikel 20 van de Arbowet gecertificeerd zijn. Daarbij gaat het om de volgende taken: 1. het toetsen van de RI&E, en het daarover adviseren. Bij toepassing van de maatwerkregeling dient in elk geval deze taak binnen de onderwijsinstelling zelf georganiseerd te worden; 2. verzuimbegeleiding (bedrijfsarts) en bijstand in het kader van re-entegratie; 3. periodiek arbeidskundig onderzoek (pago), en de aanstellingskeuring (voorzover aan de orde); 4. arbeidsomstandighedenspreekuur (sinds 1 januari 2007 is het aanbieden van het arbospreekuur niet meer zondermeer verplicht maar moet de toegang de toegang van werknemers tot een deskundige werknemer of persoon op basis van de RI&E worden vastgesteld).
Specifieke aandachtspunten voor de mr Mocht de werkgever met een voorstel komen rond de toepassing van de maatwerkregeling dan doet de mr er verstandig aan zich goed in de materie te verdiepen, en waar nodig ook extern advies in te winnen. Hieronder noemen we enkele punten waar de mr met name op zou kunnen letten:
Maatwerk. Als er gekozen wordt voor de maatwerkregeling, dan moet er ook echt maatwerk van worden gemaakt, dus: welke specifieke deskundigheid is echt nodig (en ten opzichte van het huidige dienstenpakket arbodienst extra in te huren), bijvoorbeeld waar het gaat om werkdruk, of agressie/geweld? En is er vanuit het oogpunt van preventie bijvoorbeeld een contract met een fysiotherapeut gewenst?
Minimale basis. Het op peil houden van de kwaliteit van de arbozorg stelt eisen aan het omvang van de arbodienstverlening. Als ondergrens ligt het voor de hand om uit te gaan van wat hierover in het Basiscontract Bedrijfsgezondheidszorg van het Participitatie- en vervangingsfonds is vastgelegd.
Preventietaken bedrijfsarts. Toepassing geven aan de maatwerkregeling betekent dat er minimaal sprake zal moeten zijn van een contract met een gecertificeerde bedrijfsarts. Deze arts richt zich primair op de begeleiding van zieke werknemers. Maar in het kader van re-integratie zal de arts ook (moeten) kijken naar de werkplek en de te nemen preventieve maatregelen. Het is daarom zinvol dat diezelfde arts ook het arbospreekuur (gericht op preventie) verzorgt. Voor preventie op de werkplek zal de bedrijfsarts ook andere kerndeskundigen moeten kunnen inschakelen. Let er daarom als mr op hoe dit wordt ‘georganiseerd’: wat is de opdracht en bevoegdheid van de bedrijfsarts; wanneer moet de arts kerndeskundigen –voor rekening van de werkgever- inschakelen?; en hoe zit het met overleg en rapportage, richting mr en preventiemedewerker(s)?
Deskundigheid onderwijsgerelateerde risico’s . Omvat de regeling tevens de inschakeling van gecertificeerde deskundigen met kennis van specifieke gezondheidsrisico’s die in het onderwijs spelen, zoals werkdruk en agressie?
Onafhankelijkheid. Is de onafhankelijkheid van interne en gecontracteerde dienst(verleners) voldoende geregeld?
Samenwerking. Omvat de regeling duidelijke afspraken over de wijze waarop wordt samengewerkt? Tussen het management, een interne arbodienst en/of externe arbodeskundigen, en de preventiemedewerkers? En wordt deze samenwerking afdoende gefaciliteerd?
Continuïteit. Dit is met name een aandachtspunt als gecertificeerde deskundigen een dienstverband hebben met de werkgever. Welke (aanvullende) maatregelen worden
er getroffen om het voortbestaan van deze intern georganiseerde expertise te waarborgen?
Looptijd en evaluatie. Maak heldere afspraken over de looptijd van de regeling (bijvoorbeeld twee jaar), gekoppeld aan een evaluatiemoment. En spreek hiervoor de procedure af. Heeft de mr bijvoorbeeld opnieuw een vetorecht, ook bij een besluit om de maatwerkregeling ongewijzigd voort te zetten?
Bekendmaking. Zorg voor een goede bekendmaking van de wijze waarop de arbozorg is georganiseerd. Wat zijn de procedures en de wederzijdse rechten en plichten van werkgever en werknemers, wie zijn de in te schakelen deskundigen, en wat zijn hun taken?
De preventiemedewerker Elke werkgever met 25 of meer werknemers (voor het onderwijs: per schoolbestuur) is volgens de Arbowet verplicht een of meer ‘werknemers met preventieve taken’ aan te wijzen. Deze preventiemedewerker (zoals de functie in de praktijk wordt aangeduid) werkt mee aan het opstellen van de risico-inventarisatie en –evaluatie (RI&E), en heeft als taak de mr te adviseren en nauw samen te werken met de mr en de door de werkgever in te schakelen gecertificeerde deskundigen. Het aantal, de aard van de deskundigheid, en de wijze waarop de preventiemedewerkers binnen de instelling zijn georganiseerd, dát moet volgens de Arbowet uit de RI&E blijken. Zo kan er per school een preventiemedewerker zijn aangesteld, maar ook centraal voor alle scholen tezamen. Ook kunnen deze taken op meerdere niveaus worden georganiseerd: op de werkplek (bijvoorbeeld ondergebracht bij het ondersteunend personeel); bij de schooldirecteur (om de daarmee de lijnverantwoordelijkheid te waarborgen); en op centraal niveau binnen een staffunctie voor de coördinatie. De preventiemedewerker geniet wettelijke bescherming tegen benadeling en ontslag voorzover verband houdend met de uitvoering van de preventietaken. Essentieel daarbij is dat de preventiemedewerker in staat wordt gesteld dit werk zelfstandig en onafhankelijk te verrichten: deze zorgplicht geldt zowel voor de werkgever als voor betrokkene zelf.
Meer informatie? Informatie over de maatwerkregeling en andere zaken op het gebied van arbobeleid is te vinden via: Arboplatform Nederland: www.arbo.nl Informatie over arbo op de FNV-site: www.fnv.nl/arbeid (ga naar ‘arbo’) Vervangingsfonds/participatiefonds: www.vfpf.nl