Arbeidsvoorwaardennotitie 2016
16 oktober 2015
Adviesbureau APB B.V. Princenhagelaan 1 A2 4813 DA Breda tel.: +31 (0)76-3030793
[email protected] www.apb.nl
ING Bank: NL67 INGB0653532822 BIC: INGBNL2A BTW-nummer: NL850742924B01
College Bescherming Persoonsgegevens: M 1044371
KvK: 53091744 Van toepassing zijn de dienstverleningsvoorwaarden gedeponeerd bij de KvK onder nummer 53091744
16 oktober 2015
Voorwoord Ook dit jaar ontvangt u van Adviesbureau APB onze arbeidsvoorwaardennotitie. In deze notitie brengen wij een aantal relevante ontwikkelingen op arbeidsvoorwaardengebied voor het komende jaar op overzichtelijke wijze in beeld. Onder andere de macro-economische cijfers en de situatie op nationaal niveau worden besproken. Afsluitend geven wij advies over de aanpassing van uw arbeidsvoorwaarden voor 2016. Deze notitie maakt het voor u mogelijk uw personeelsbeleid af te stemmen op de veranderingen en ontwikkelingen in de bredere context van uw organisatie. Samen met de specifieke situatie van uw eigen organisatie, kan daardoor een weloverwogen keuze worden gemaakt over de toekomst van uw arbeidsvoorwaardenbeleid. Ons doel is u te ondersteunen met deze notitie. Waar er vragen ontstaan naar aanleiding van deze notitie gaan wij natuurlijk graag met u in gesprek over de mogelijke gevolgen voor uw organisatie. Deze notitie is opgesteld met de beschikbare informatie tot 15 oktober 2015.
Drs. A.J. (André) Jansen Directeur
16 oktober 2015
Inhoud 1.
2.
3.
4.
Economie ......................................................................................................................1 1.1.
Divergentie in de wereldeconomie........................................................................... 1
1.2.
Gestaag Europees herstel ....................................................................................... 1
1.3.
Groei van de Nederlandse economie ...................................................................... 2
Regeringsbeleid ............................................................................................................5 2.1.
Regeringsbeleid: beter dan verwacht, maar niet goed genoeg ................................ 5
2.2.
Maatregelen van belang voor ontwikkeling arbeidsvoorwaarden ............................. 5
Werknemers- en werkgeversorganisaties ................................................................11 3.1.
CAO’s ....................................................................................................................11
3.2.
Werknemersorganisaties ........................................................................................12
3.3.
Werkgeversorganisaties .........................................................................................12
Conclusies en aanbevelingen ....................................................................................13 4.1.
Conclusies .............................................................................................................13
4.2.
Aanbevelingen .......................................................................................................13
Blz. 1
16 oktober 2015
1. 1.1.
Economie Divergentie in de wereldeconomie
De mondiale economie balanceert op een dun koord. Een aantal vooraanstaande economen ziet wereldwijd zorgwekkende ontwikkelingen. Het vertrouwen in de opkomende landen is ernstig verzwakt. In de laatste jaren is veel westers kapitaal in de opkomende economieën gestroomd. Door een verwachte stijging van de Amerikaanse rente en de sterker geworden dollar stroomt nu veel van dat geld weer terug en dat zet deze economieën onder druk. Ook is er een duidelijke groeivertraging in China. Er doen zich daar allerlei problemen voor: in de huizenmarkt, in het financiële systeem maar ook op het gebied van corruptie en het milieu. Verwacht wordt dat de Chinese overheid deze problemen met maatregelen het hoofd gaat bieden. Maar op korte termijn leiden deze problemen tot een lagere economische groei. Daarnaast is er veel politieke onrust en slecht macro-economisch management in de zogenaamde BRIC landen. De wereldhandel is in de eerste kwartalen van 2015 vertraagd, vooral door de tegenvallende handel in Azië en Latijns Amerika. De voor Nederland relevante wereldhandel valt in deze kwartalen ook tegen, maar minder, doordat de belangrijke handelspartners in Europa en de VS blijven groeien. Naar verwachting herstelt de groei van de voor Nederland relevante wereldhandel zich in de rest van dit jaar en volgend jaar. Maar de onzekerheid rond de groei van de wereldhandel is groot. De groei van de wereldeconomie zwakt dit jaar af naar 3,2%, wat de laagste groei is sinds 2009. Toch blijft het wereldwijde vooruitzicht voor volgend jaar er één van voortgaand herstel; er wordt voor 2016 een groeiversnelling naar 3,7% verwacht.
1.2.
Gestaag Europees herstel
De eurozone profiteert van de lage rente, de lagere koers van de euro en de gedaalde grondstoffenprijzen. Bovendien zijn de ergste bezuinigingen achter de rug. En in de landen waar huizenprijzen fors waren gedaald, zoals Spanje en Ierland, stijgen die weer. Door dit alles bevindt de economie van de eurozone zich duidelijk in een herstelfase. Voor 2015 wordt in het eurogebied een bbp-groei (bruto binnenlands product) verwacht van 1,3% en voor 2016 van 1,9%. Dit gestage herstel komt voornamelijk door de groei van de Duitse economie.
Blz. 2
16 oktober 2015
De Britten plannen een referendum over uittreding uit de Europese Unie. Mochten ze besluiten eruit te stappen, dan zullen de gevolgen voor de Nederlandse economie groot zijn omdat het Verenigd Koninkrijk één van de belangrijkste handelspartners van Nederland is. Terugkerende spanningen met Griekenland zijn niet uitgesloten maar van een nieuwe Griekse crisis zal Nederland nauwelijks last krijgen; Griekenland maakt maar 2% uit van het eurobbp en een nieuwe overheidsschuldencrisis via besmetting in het eurogebied lijkt nu minder waarschijnlijk.
1.3.
Groei van de Nederlandse economie
De Nederlandse economie groeit in 2015 met 2,0% en in 2016 met 2,4%. Dat is hoger dan gemiddeld in het eurogebied. Eind 2016 komt het bbp daarmee ongeveer 4% hoger te liggen dan vóór het uitbreken van de crisis in 2008. Ondanks de lagere gasproductie, blijft de uitvoer een belangrijke motor achter de bbp-groei. De lage stand van de euro maakt export voor landen buiten Europa goedkoper. De grootste bijdrage aan de groei komt echter van de binnenlandse bestedingen, volgens het CPB gesteund door reële loonstijgingen (mede door de lage inflatie), de aantrekkende woningmarkt en in 2016 de lastenverlichting uit het 5miljard-pakket (zie hierna). Met name de grootbedrijven profiteren van de groei van de Nederlandse economie, onder andere door een groei van de export. Het MKB profiteert in zijn algemeenheid niet, of in veel mindere mate. Inflatie De inflatie blijft laag, vooral door de lage energieprijzen, maar vertoont een stijgende lijn. Het geharmoniseerde prijsindexcijfer (hicp) stijgt in 2015 met 0,5% en in 2016 met 1,1%. In 2015 ligt de inflatie in Nederland iets hoger dan in de eurozone. Dit komt vooral door de sterkere stijging van de huur, recreatie, cultuur en sociale bescherming. Mede door het effect van het 5-miljard-pakket, speelt dit in 2016 geen rol meer en komt onze inflatie lager te liggen dan in de eurozone. Arbeidsmarkt De arbeidsmarkt herstelt voorzichtig. Waar de werkgelegenheid in de markt wel toeneemt met 140.000 banen in 2015 en 2016, blijven de zorg- en overheidssector achter. De werkgelegenheid is net voldoende om de groeiende beroepsbevolking te absorberen en daardoor daalt de werkloosheid na de piek van 7,4% in 2014 slechts licht van 6,9% in 2015 tot 6,7% in 2016. De stijging van de werkgelegenheid zit met name in de flexibele contracten. Flexibele arbeidsrelaties en zzp’ers nemen een steeds grotere plek in op de Nederlandse arbeidsmarkt. Het aantal personen met een vast contract is sinds de start van de crisis in 2008 gedaald met ongeveer 600.000, terwijl het aantal flexwerkers en zzp’ers sinds 2008 met ongeveer 180.000 personen is toegenomen tot ruim boven de miljoen. Momenteel werkt ongeveer 35% van de werkzame beroepsbevolking op basis van een flexibele arbeidsrelatie of als zzp’er. Weinig andere landen kennen zo’n hoog percentage. Met name bij jongeren en laag- en in mindere mate middelbaaropgeleiden, treedt een verschuiving op richting flexibele arbeidsrelaties. Of de toename van het aandeel flexwerkers
Blz. 3
16 oktober 2015
onder de 35 jaar de komende jaren voortzet en in hoeverre dit ook doorzet naar hogere leeftijden, is nog onduidelijk. De vraag is welk deel structureel is, bijvoorbeeld als gevolg van een verschuiving in voorkeuren van individuen en bedrijven en welk deel het gevolg is van de slechte conjunctuur. Lonen De contractloonontwikkeling in de marktsector trekt aan door de hogere arbeidsproductiviteitsgroei maar wordt dit en komend jaar getemperd door de lage inflatie en hoge werkloosheid. Door de hogere arbeidsproductiviteitsontwikkeling stijgen de incidentele lonen in de marktsector in 2015 en in 2016 aanzienlijk meer dan in 2014; respectievelijk 0,5% en 0,6%. De sociale lasten dalen in 2015, vooral door een daling van de pensioenpremies. In 2016 stijgen de sociale lasten met 0,5% vooral door hogere premies voor sociale zekerheid. Tabel 1: Opbouw loonvoetmutatie marktsector, 2011 – 2016
2014
2015
2016
Contractloon (incl. overloop) Incidenteel
2011 2012 2013 Bijdragen in %-punten 1,40 1,60 1,20 0,90 0,00 0,50
1,00 -0,60
1,30 0,50
1,40 0,60
Brutoloon Sociale lasten werkgevers
2,30 0,40
1,60 0,90
1,70 0,00
0,40 1,50
1,80 -0,90
2,00 0,50
Loonvoetmutatie marktsector
2,70
2,50
1,70
1,90
0,80
2,60
Bron: Macro Economische Verkenning (MEV) 2016
Koopkracht De mediane koopkracht neemt toe. Werkenden gaan er het meest op vooruit met 1,2% in 2015 en 2,5% in 2016. Zij hebben voordeel van de maatregelen uit het 5-miljard-pakket, zoals de hogere arbeidskorting. De koopkracht van gezinnen stijgt naar verwachting 1,4% in 2016. Een uitsplitsing naar verschillende huishoudens is terug te vinden in tabel 2.
Blz. 4
16 oktober 2015
Tabel 2: Koopkrachtstijging 2016
Huishouden Alleenverdiener modaal met kinderen Alleenverdiener 2 x modaal met kinderen Tweeverdieners (1 + 0,5 x modaal) met kinderen Tweeverdieners (2 + 0,5 x modaal) met kinderen Tweeverdieners (1 + 1 x modaal) met kinderen Tweeverdieners (2 + 1 x modaal) met kinderen Alleenstaande minimumloon Alleenstaande modaal Alleenstaande 2 x modaal Alleenstaande ouder minimumloon Alleenstaande ouder modaal Bron: www.rijksoverheid.nl
Koopkrachtstijging 1,8% 0,5% 3,7% 2,2% 2,8% 2,8% 5,3% 2,8% 1,0% 4,4% 4,0%
Blz. 5
16 oktober 2015
2. 2.1.
Regeringsbeleid Regeringsbeleid: beter dan verwacht, maar niet goed genoeg
Het herstel is overal zichtbaar en het vertrouwen lijkt terug. Toch moeten we voorzichtig zijn; de werkloosheid is nog te hoog en daalt te langzaam en hervormingen zijn nodig om de Nederlandse economie de ruimte te geven om te groeien. Na jaren met maatregelen om de overheidsfinanciën op orde te brengen, verlaagt het kabinet de lasten op arbeid met vijf miljard euro. Hierdoor krijgt de Nederlandse economie ruimte om meer te groeien. Een ander onderwerp waarop het kabinet blijft inzetten, is het helpen van diverse groepen bij het vinden van een baan. Naast de Participatiewet zijn er diverse UWV-maatregelen die hiervoor worden ingezet. Zo is het aantrekkelijker gemaakt mensen met een WAO-, WIA-, WAZ-, Wajong-, Ziektewet- of WW-uitkering aan te nemen door onder andere de mobiliteitsbonus, proefplaatsing, brug-WW, premiekorting, noriskpolis of premievrijstelling. Het kabinet verlengt ook het actieplan 50pluswerkt voor ouderen, wat ook in 2016 van kracht blijft. Het doel is ouderen aan werk te helpen, onder meer via scholingsvouchers, netwerktrainingen en een vergoeding voor begeleiding naar werk. De aanpak jeugdwerkloosheid zoals in 2015 gestart, wordt in 2016 voortgezet. Jongeren worden uitgedaagd en op weg geholpen naar werk via speciale programma’s.
2.2.
Maatregelen van belang voor ontwikkeling arbeidsvoorwaarden
Verlaging van de lasten op arbeid De belasting op arbeid word met 5 miljard euro verlaagd. De arbeidskorting gaat omhoog en de tweede en de derde belastingschijf gaan met 2% omlaag. Het hoogste tarief van 52% schuift op naar een hoger inkomen. De inkomensafhankelijke combinatiekorting (IACK) wordt verhoogd, evenals de kinderopvangtoeslag. Alle werkenden gaan er hierdoor volgend jaar op vooruit. Om ervoor te zorgen dat mensen met lagere inkomens meer kans maken om in dienst te worden genomen, komt er vanaf 2017 een financiële bijdrage voor werkgevers, het lage inkomensvoordeel (LIV). Werkgevers ontvangen dit voordeel zodat de loonkosten laag blijven zonder dat de werknemer salaris inlevert. Hierdoor wordt het voor werkgevers financieel aantrekkelijker om mensen met een laag inkomen aan te nemen aldus minister Asscher. Het voordeel kan oplopen tot maximaal € 2.000,- per jaar per werknemer met een loon op of rond het wettelijk minimumloon. Werkgevers hoeven geen aanvraag te doen, de tegemoetkoming wordt automatisch gestort.
Blz. 6
16 oktober 2015
Werkkostenregeling (WKR) Sinds 1 januari 2011 is de WKR ingevoerd. In de WKR is geregeld dat, naast een aantal gerichte vrijstellingen en nihil waarderingen, maximaal 1,2% van het totale fiscale loon (de “vrije ruimte”) kan worden besteed aan onbelaste vergoedingen en verstrekkingen aan werknemers. Per 1 januari 2015 is de WKR voor alle werkgevers verplicht. Voor werkgevers die de WKR sinds 2015 toepassen, zal de eerste afrekening in 2016 plaats gaan vinden. Wet Werk en Zekerheid (WWZ) en Wet Aanpak Schijnconstructies (WAS) De belangrijkste wijzigingen door de WWZ en WAS zijn reeds in werking getreden per januari en juli 2015. De laatste fase van de invoering van de WWZ en WAS vindt plaats in januari 2016. De belangrijkste wijzigingen staan hieronder kort weergegeven. Sinds 1 januari 2015 geldt het volgende. - Een concurrentiebeding kan alleen nog in een contract voor bepaalde tijd worden opgenomen indien er sprake is van een zwaarwegend bedrijfsbelang en dit schriftelijk wordt gemotiveerd in de arbeidsovereenkomst. - Proeftijd kan alleen worden opgenomen in tijdelijke contracten langer dan zes maanden. - Voor tijdelijke contracten van zes maanden of langer is de werkgever verplicht uiterlijk één maand voor het aflopen van het contract de werknemer schriftelijk te informeren of wordt verlengd en zo ja onder welke voorwaarden. Indien niet aan deze verplichting wordt voldaan, dient aan werknemer een boete te worden betaald van maximaal één maandsalaris (pro rata). Sinds 1 juli 2015 geldt het volgende. - De ‘keten’ bestaat uit drie tijdelijke arbeidsovereenkomsten met een maximale contractduur van 24 maanden (voorheen 36 maanden). Bij tussenpozen van meer dan zes maanden wordt de ‘keten’ doorbroken (voorheen drie maanden). - Afhankelijk van de reden van ontslag ligt de ontslagroute vast. Bij ontslag wegens bedrijfseconomische redenen en in geval van langdurige ziekte, loopt de route langs het UWV. Ontslag om persoonlijke redenen wordt door de kantonrechter beoordeeld. In beide gevallen staat hoger beroep open. - Wanneer werknemer schriftelijk instemt met ontslag kan hij dit binnen veertien dagen herroepen. Wanneer de werknemer niet schriftelijk op de bedenktermijn is gewezen wordt de bedenktermijn verlengd naar drie weken. - Alle werknemers (zowel tijdelijk als vast) ontvangen bij het einde van het dienstverband op initiatief van de werkgever en na een duur van ten minste twee jaar een transitievergoeding. De hoogte van de vergoeding is onder andere afhankelijk van de lengte van het dienstverband en is gemaximeerd op € 76.000 bruto (per 1 januari 2016) ofwel het jaarsalaris indien dit hoger is. Wanneer met wederzijds goedvinden het dienstverband wordt beeindigd, heeft werknemer geen recht op een transitievergoeding. In de praktijk wordt dit echter ook in deze situaties als leidraad gebruikt. - De werkgever moet de werknemer in staat stellen scholing te volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn functie. - Na een half jaar WW-uitkering te hebben genoten, wordt alle arbeid als passend gezien.
Blz. 7
16 oktober 2015
- De berekenwijze van de WW-uitkering wijzigt. Er wordt voortaan een verrekening gemaakt tussen de inkomsten door arbeid en de hoogte van de uitkering. Hierdoor loont het altijd voor de werknemer om (gedeeltelijk) te gaan werken vanuit een WW-situatie. Voorheen werd het aantal uren verrekend, waardoor bij een lager uurloon het voor de werknemer ongunstig uit kon pakken werk te hervatten. Per 1 januari 2016 geldt het volgende. - De maximale WW-duur wordt afgebouwd van maximaal 38 maanden naar 24 maanden voor nieuwe instroom. Het afbouwen gaat stapsgewijs tussen 2016 en 2019, waarbij de maximale duur wordt teruggebracht in stappen van één maand per kwartaal. Ook de opbouw van WW‐rechten wordt aangepast: werknemers bouwen één maand WW‐recht per gewerkt jaar op in de eerste tien jaar van hun loopbaan, daarna een halve maand per jaar. - Het gedeelte van het loon ter hoogte van het wettelijk minimumloon moet giraal worden uitbetaald. Ook mogen er geen bedragen meer worden ingehouden op het wettelijk minimumloon of hiermee verrekend worden. - De werkgever dient te zorgen voor een heldere en transparante loonstrook. Verlofregelingen Per 1 januari 2015 is het vaderschapsverlof uitgebreid. De partner heeft recht op twee dagen betaald kraamverlof en drie dagen (onbetaald) ouderschapsverlof. Het kabinet is voornemens om het betaald vaderschapsverlof uit te breiden van twee naar vijf dagen. Per 1 juli 2015 zijn er een aantal wijzigingen geweest in het kortdurend zorgverlof, langdurend zorgverlof en calamiteitenverlof. De belangrijkste wijzigingen zijn als volgt. - De groep waarvoor zorgverlof kan worden ingezet, is verruimd. Naast (pleeg- of adoptie)kinderen, partners of ouders kan nu ook zorgverlof worden opgenomen voor tweedegraads bloedverwanten, huisgenoten en bekenden. - Langdurend zorgverlof kan worden opgenomen voor alle noodzakelijke zorg in verband met ziekte en/of hulpbehoevendheid. Voorheen was dit beperkt tot een levensbedreigende ziekte. - De situaties waarin de werknemer recht heeft op calamiteiten verlof zijn uitgebreid. Per 1 april 2016 zullen de wijzigingen met betrekking tot de uitbreiding van zwangerschapsverlof bij meerlingzwangerschappen in werking treden. Dit houdt in dat wanneer werknemers zwanger zijn van een meerling, het zwangerschapsverlof tien tot uiterlijk acht weken voor de uitgerekende bevallingsdatum ingaat. Nu is dat nog zes tot uiterlijk vier weken voor de uitgerekende datum. Flexibele arbeid Op het gebied van flexibele arbeid worden diverse maatregelen genomen ter bescherming van flexibele arbeidskrachten. Zo richt het kabinet zich er op payrollwerknemers te beschermen tegen ongelijke arbeidsvoorwaarden. De arbeidsvoorwaarden van payrollwerknemers moeten gelijk worden getrokken met hun collega’s die rechtstreeks in dienst zijn bij de werkgever. Nu werken payrollwerknemers vaak tegen andere arbeidsvoorwaarden, maar dat is in strijd met het uitgangspunt ‘gelijk werk, gelijk loon’. Het kabinet wil de wetgeving op dit punt aanpassen en bereidt momenteel wetgeving voor. Deze nieuwe regels moeten per 1 juli 2016 van kracht gaan. Begin dit jaar werd de ontslagbescherming van payrollkrachten al uitgebreid.
Blz. 8
16 oktober 2015
Ook richt het kabinet zich op de bescherming van gedetacheerde werknemers in de Europese Unie. Ook hier is het uitgangspunt ‘gelijk werk, gelijk loon’ leidend. Dit wordt vastgelegd in de Detacheringsrichtlijn, die uiterlijk 18 juni 2016 moet worden geïmplementeerd. Nieuwe VAR Vorig jaar zou de “Beschikking geen loonheffingen” de huidige VAR gaan vervangen. Dit wetsvoorstel is van de baan geraakt door de grote hoeveelheid kritiek die hierop kwam. Nu ligt voor de nieuwe VAR de “Wet deregulering beoordeling arbeidsrelatie” op tafel. De tweede kamer heeft hier reeds mee ingestemd. In afwachting van de goedkeuring van de Eerste kamer, zou de Wet per 1 januari 2016 in moeten gaan. De grootste wijziging is dat de opdrachtgever en –nemer bij een tijdelijke opdracht een (model)overeenkomst voorleggen aan de Belastingdienst. Hiervoor worden modelovereenkomsten ter beschikking gesteld, maar ook een eigen overeenkomst mag worden voorgelegd. De belastingdienst beoordeelt de (model)overeenkomst, waarmee de opdrachtgever en –nemer zekerheid over de voorgenomen arbeidsrelatie krijgen. Er is overigens geen verplichting de overeenkomst voor te leggen. De beoordeling zegt alleen iets over de loonheffing die (niet) moet worden ingehouden. Er kunnen geen conclusies aan worden verbonden betreffende de wijze waarop de inkomsten van de opdrachtnemer worden gezien. Pas bij de aangifte inkomstenbelasting wordt beoordeeld of de inkomsten worden gezien als winst uit onderneming of resultaat uit overige werkzaamheden. Premies werknemersverzekeringen De werkgeverbijdrage voor de Zorgverzekeringswet gaat in 2016 dalen van 6,95% naar 6,75%. De Awf-premie stijgt naar verwachting in 2016 van 2,07% naar 2,48%. Dit is echter nog afhankelijk van de (gemiddelde) sectorpremie, welke in oktober door het UWV definitief wordt vastgesteld. Participatiewet Op 1 januari 2015 is de Participatiewet ingegaan. Deze wet vervangt de Wet werk en bijstand (WWB), de Wet sociale werkvoorziening (WSW) en een deel van de Wet werk en arbeidsondersteuning jonggehandicapten (Wajong). In de kern houdt de Participatiewet in dat meer mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt aan een baan geholpen moeten worden. Werkgevers hebben tot 2026 de tijd gekregen om voor deze doelgroep 100.000 banen te creëren. Daarbovenop doet de overheid hetzelfde voor 25.000 mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt. Dit heet de Wet Banenafspraak en Quotum Arbeidsbeperkten (BQA), welke op 1 april 2015 is ingegaan.
Blz. 9
16 oktober 2015
In 2015 was dit nog enigszins vrijblijvend, er zijn geen consequenties aan verbonden wanneer de targets niet gehaald worden. Vanaf 2016 kan dit gaan veranderen. Wanneer de vastgestelde quota niet behaald worden gaat de quotumplicht in werking. Werkgevers met meer dan 25 werknemers (of 40.575 verloonde uren) dienen dan een bepaald percentage mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt in dienst te nemen. Wordt hier niet aan voldaan, dan kan vanaf 2018 per niet-ingevulde arbeidsplaats een quotumheffing van € 5.000,worden geheven. AOW-gerechtigde leeftijd en pensioen De gemiddelde pensioenpremie als percentage van het brutoloon daalt in 2015 door de versobering van het Witteveenkader. Deze maatregel verlaagt de maximale pensioenopbouw van 2,15% naar 1,875% (middelloon), en de premie over inkomen boven 100.000 euro is niet meer fiscaal aftrekbaar. Doordat pensioenfondsen een stabiel premiebeleid nastreven, slaat een deel van de versobering volgend jaar neer. Verder leidt in 2016 de voorgestelde CAO voor ambtenaren tot een verdere versobering van de pensioenregeling van ambtenaren. Tegenover deze premieverlagende factoren staan in 2016 de opwaartse effecten van de nog altijd lage dekkingsgraden, het premieverzwarende effect van enkele maatregelen uit het herziene Financieel Toetsingskader (nFTK) en de verlaging van de Ultimate Forward Rente (UFR). Een belangrijke onzekere factor voor de premie van 2016 blijft de hoge volatiliteit van de rente in de afgelopen tijd. Onder het nFTK is enige indexatie mogelijk bij een dekkingsgraad boven 110%, een eis waar medio 2015 de pensioenfondsen van 69% van de gepensioneerden niet aan voldoen. De gemiddelde indexatie bedraagt in beide jaren 0,1%. De gevolgen van de lage indexatie voor het inkomen van gepensioneerden blijven beperkt vanwege de lage inflatie.
De AOW-gerechtigde leeftijd is versneld omhoog gegaan naar 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021. De AOW-gerechtigde leeftijd is in 2016 65 jaar en 6 maanden. Er wordt gewerkt aan een andere opzet van het pensioenstelsel waarmee bestaande knelpunten moeten worden opgelost. Het streven is een toereikend pensioen voor alle werkenden en een transparant, persoonlijk pensioencontract met ruimte voor solidariteit, collectiviteit en maatwerk. In het najaar van 2015 volgt een werkprogramma waarin het kabinet de plannen verder uitwerkt.
Blz. 10
16 oktober 2015
Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd Met de Wet werken na de AOW-gerechtigde leeftijd wil het kabinet het gemakkelijker maken om na de AOW-gerechtigde leeftijd door te werken. Tevens zijn in de wet maatregelen opgenomen om verdringing te voorkomen. Per 1 januari 2016 gelden voor werknemers die de AOW-gerechtigde leeftijd hebben bereikt de onderstaande bepalingen: - De loondoorbetalingsverplichting bij ziekte wordt gelimiteerd op dertien weken (in plaats van 104 weken). In 2018 wordt dit mogelijk zes weken. - Het opzegverbod bij ziekte en de re-integratieverplichting bij ziekte gelden slechts zes weken. - Er mogen maximaal zes tijdelijke contracten binnen een periode van 48 maanden worden aangegaan, alvorens een contract voor onbepaalde tijd ontstaat. - Ongeacht de duur van het dienstverband geldt een opzegtermijn van één maand. - Werkgevers in de publieke sector zijn bij een reorganisatie verplicht eerst de doorwerkende AOW’ers te ontslaan. - De Wet Minimumloon en Minimumvakantiebijslag geldt wel, waar dit nu nog niet het geval is. De werknemer dient dus minimaal het minimumloon te verdienen. Wanneer een CAO van toepassing is, moet het CAO-loon worden betaald. - De Wet Aanpassing Arbeidsduur geldt niet meer, waar dit nu nog wel het geval is. De werknemer heeft daardoor geen recht meer op aanpassing van de arbeidsduur.
Blz. 11
16 oktober 2015
3. 3.1.
Werknemers- en werkgeversorganisaties CAO’s
De achterstand in afgesloten CAO’s is inmiddels grotendeels ingelopen. Met name omdat de afgelopen maanden veel CAO’s waarvan de einddatum lang geleden was verstreken zijn vernieuwd. Echter, bij bijvoorbeeld de verlopen Metalelektro en Grafimedia CAO zijn de onderhandelingen opgeschort. De contractloonontwikkeling in de marktsector (gemiddelde stijging van de lonen volgens de CAO’s) trekt volgens het CPB in 2016 aan tot 1,4%. Een deel van deze stijging ligt al vast omdat er al CAO’s voor 2016 zijn overeengekomen. Een paar voorbeelden van deze CAO’s met hun loonstijging in 2016 zijn hieronder opgenomen. Tabel 3: CAO loonstijgingen 2016
CAO
Looptijd van
Tot en met
Verhoging
%
Schoonmaak- en glazenwassersbedrijf
01-01-2014
31-12-2016
01-07-2016
2,00
Beroepsgoederenvervoer over de weg en verhuur van mobiele kranen Groothandel in levensmiddelen
01-01-2014
01-01-2016
01-01-2016
2,75
01-01-2015
01-01-2016
01-05-2016
1,00
Technische groothandel
01-01-2014
30-06-2016
01-04-2016
0,75
Woondiensten
02-01-2014
31-12-2016
01-01-2016
1,25
Metaal en Techniek (kleinmetaal) (principeakkoord)
01-03-2015
30-04-2017
01-07-2016
1,75
Bron: CAOweb
Na het vorig jaar schrappen van de ‘nullijn’ voor ambtenaren zijn de contractlonen bij de overheid in 2015 toegenomen met 2,1% en verwacht het CPB voor 2016 een toename van 2,6%. Dat is duidelijk meer dan in de marktsector. Dit inhaaleffect is in juli 2015 afgesproken in de onderhandelaarsovereenkomst over de loonruimte publieke sector.
Blz. 12
16 oktober 2015
3.2.
Werknemersorganisaties
De FNV zet voor 2016 in op een gemiddelde looneis van 3% “in centen en procenten”, waardoor vooral de lage- en middeninkomens erop vooruitgaan. De looneis kan volgens de FNV op verschillende manieren worden ingevuld. “Dat kan bijvoorbeeld door een looneis van 1,5 procent en 500 euro. Of een looneis van 3 procent met een bodem van 900 euro bruto per jaar. Per bedrijf of instelling kan dat anders worden ingevuld”, legt arbeidsvoorwaardencoördinator Mariëtte Patijn van de FNV uit. “We zetten in op meer brede CAO’s met baan- en inkomenszekerheid voor alle werkenden.” Een vergelijkbare looneis werd ook in 2015 gesteld. Het CNV zet voor 2016 in op ontwikkeling en het meeprofiteren van de herstellende economie. "Om het belang van ontwikkeling te onderstrepen komen we met het voorstel om alle werknemers een persoonlijk ontwikkelingsbudget te geven dat meegenomen kan worden naar een andere werkgever", aldus Maurice Limmen van de CNV. Wat betreft de loonvraag handhaaft het CNV zijn standpunt dat er geen centrale looneis komt en dat het aan de CAO onderhandelaars is om samen met de werknemers te bepalen wat een verantwoorde loonvraag in hun bedrijf of sector is.
3.3.
Werkgeversorganisaties
VNO-NCW en MKB-Nederland hebben aangegeven dat de 5 miljard lastenverlichting van het kabinet een goede maar hoognodige eerste stap was na jaren van lastenverzwaring. “Burgers houden nu te weinig over van hun brutoloon. Die belastingwig moet structureel omlaag”, aldus Hans de Boer van het VNO-NCW. De hoge lasten op arbeid in combinatie met de vele werkgeversverplichtingen zouden te hoge drempels opwerpen voor het aannemen van werknemers. De komende jaren wordt het van groot belang geacht dat het kabinet verder inzet op lastenverlichting, versterking van de investeringsruimte en het innovatief vermogen van Nederland en de uitbouw van de Nederlandse exportpositie. Voor de herstellende, binnenlandse markt is het goed dat het kabinet de btw-verhoging niet heeft doorgezet. En verder is het ook terecht dat de verlaging van de zelfstandigenaftrek en de verhoging van belastingen voor ondernemers in box 2 van tafel zijn, evenals de voorgenomen bezuiniging van 100 miljoen euro op belangrijke innovatieregelingen. Deze maatregelen zouden slecht zijn geweest voor het ondernemerschap en nieuwe investeringen. VNO-NCW, MKB-Nederland en LTO Nederland zien met de reservering van 50 miljoen euro voor het verstrekken van durfkapitaal een wens vervuld. Het kabinet maakt het daarmee fiscaal aantrekkelijk voor particulieren om te investeren in nieuwe en bestaande bedrijven. Financiering van met name het MKB blijft een belangrijk aandachtspunt. Een valse noot in de begroting is de progressieve vermogensrendementsheffing, aldus de ondernemersorganisaties. Die is slecht doordacht en oneerlijk ten opzichte van zelfstandig ondernemers. VNO-NCW, MKB-Nederland en LTO Nederland vinden het verder een gemiste kans dat er, in tegenstelling tot in de ons omringende landen, geen vrijstelling van de energiebelasting komt voor de mineralogische en metallurgische industrie (productie van glas, dakpannen, keramiek, bakstenen e.d.).
Blz. 13
16 oktober 2015
4. 4.1.
Conclusies en aanbevelingen Conclusies
In 2016 raamt het CPB een groei van de wereldeconomie van 3,7% en een groei van de Europese economie van 1,9%. Voor de Nederlandse economie wordt in 2016 een groei van 2,4% voorzien. Er wordt hiermee op alle niveaus gestaag herstel geconstateerd. De inflatie blijft laag maar vertoont een stijgende lijn met 0,5% in 2015 en een raming van 1,1% voor 2016. De arbeidsmarkt laat een voorzichtig herstel zien. De werkgelegenheid stijgt maar de beroepsbevolking groeit ook. Dit lijdt tot een kleine daling van de werkloosheid van 6,9% in 2015 naar 6,7% in 2016. Voor 2016 is een stijging van de contractlonen geraamd op 1,4%. Dit samengenomen met een incidentele stijging van 0,6% komt uit op de verwachting dat de brutolonen in 2016 met 2% zullen stijgen. Daarbij zullen de werkgeverslasten met 0,50% toenemen. De regering richt zich na jaren van bezuinigingen nu op een lastenverlaging op arbeid met vijf miljard euro. Hierdoor krijgt de Nederlandse economie ruimte om meer te groeien. De achterstand in afgesloten CAO’s is inmiddels grotendeels ingelopen. Werknemersorganisatie FNV stelt voor het tweede jaar op rij een flinke looneis van 3%. Het CNV is terughoudender en bepaalt de looneis per sector of bedrijf.
4.2.
Aanbevelingen
De economie herstelt gestaag, wat ruimte geeft voor loonsverhogingen. Daarbij geeft de inflatie van 1,1% aanleiding dit te compenseren. Ondanks een daling van de werkloosheid, is de arbeidsmarkt nog steeds ruim. Dit heeft een matigende invloed op de noodzaak de lonen te verhogen. Hieruit volgend ligt een reële verhoging voor 2016 op 2%. Na een aantal jaren waarin lage of geen verhogingen zijn toegekend, zijn de verwachtingen van werknemers nu, bij een aantrekkende economie, hooggespannen. In veel gevallen wordt dit extra onderbouwd door de verminderde inleg van werkgevers in pensioenen, waarvoor vaak (nog) niet op andere wijze is gecompenseerd. De reële verhoging van 2% kan dan ook beter als minimum worden beschouwd en werkgevers doen er goed aan rekening te houden met dit verwachtingspatroon van hun werknemers. In de praktijk is duidelijk dat er grote verschillen in het economisch herstel zijn tussen verschillende bedrijven en sectoren. De specifieke (economische) situatie van uw bedrijf en sector is dan ook zeker een factor die bepaalt of de reële verhoging van 2% wordt gehanteerd, of dat hier positief of negatief van wordt afgeweken. Ook het functioneren van de werknemer kan worden meegenomen in het bepalen van de uiteindelijke verhoging. Ons advies van 2% verhoging gaat uit van een voldoende presterende medewerker in een enigszins (economisch) stabiele organisatie en sector.
Blz. 14
16 oktober 2015
Als belangrijk onderdeel van het totale arbeidsvoorwaardenpakket kunnen ook keuzemogelijkheden in arbeidsvoorwaarden aan de medewerker worden voorgelegd. Meer invloed en individuele flexibiliteit in de eigen arbeidsvoorwaarden biedt wellicht de sleutel om iedereen gemotiveerd zijn of haar werkzaamheden te laten uitvoeren en de binding met uw organisatie te verstevigen. Denk hierbij aan componenten zoals bonussystemen, variabele manieren van beloning, pensioenregelingen, vakantiedagen en kostenvergoedingen. Onder andere door de gewijzigde wetgeving per 1 juli 2015 rondom de Wet Werk en Zekerheid, is het relevanter dan ooit om de personeelsdossiers, het functiegebouw en de gesprekscyclus op orde te hebben. De gevolgen van het niet goed onderhouden van personeelsdossiers kunnen zeer groot zijn. Denk hierbij aan de situatie waarin men afscheid wilt nemen van een minder functionerende medewerker. Zonder goed onderhouden dossier is dit praktisch onmogelijk geworden. Dit geeft dan ook een goede aanleiding de huidige HRstructuren en werkwijzen onder de loep te nemen en waar nodig aan te scherpen aan de gewijzigde wet- en regelgeving.