Ap: 6 - 2007
URUZ GAN: HET DEBAT TRANS-ATLANT I S CHE BETREKK I NGEN STATUS KOSOVO ESTLAND EN RUSLAND
I NH O UD S O P G AV E
3
Redactioneel Uruzgan
4
It’s all about the Afghan people
Één jaar 1 (NLD/AUS) Task Force Uruzgan Hans van Griensven
11 Debat: Afghanistan:Twee stappen vooruit, een stap achteruit en een heleboel zijwaarts… 14 Debat: Uruzgan: Verlenging of beëindiging voor VVD geen automatismen
Karien van Gennip
Hans van Baalen
17 Europese veiligheid: Een zaak voor Amerika én Europa Interview met Arnout Molenaar
Niklaas Hoekstra
21 Kosovo: Het laatste hoofdstuk van het ‘statusproces’ 26 Rusland als Estlands veiligheidsobsessie
Dick Leurdijk
Jeroen Bult
31 Atlantisch Nieuws 37 Achteraf 38 Boekbespreking Atlantisch perspectief: Nummer: 6 / 2007 Jaargang 31 tijdschrift voor internationale betrekkingen en veiligheidspolitiek
C OLOFON Atlantisch Perspectief is een
prof. dr. Ronald Havenaar
Abonnementen
Advertentietarieven zijn te bevra-
uitgave van de Stichting
genmaj marns b.d. Kees Homan
Een abonnement kost € 23,50 per
gen bij de redactie.
Atlantische Commissie
Joris Janssen Lok
jaar. Studenten en scholen betalen
Abonnementen worden automa-
ingeschreven bij de Kamer van
prof. dr. Ruud Janssens
€ 18,50. Opgave schriftelijk,
tisch met een kalenderjaar ver-
Koophandel Haaglanden onder
Hans van Leeuwe
telefonisch of elektronisch bij het
lengd tenzij voor 1 december
nummer 41149134. Atlantisch
dr. Marianne van Leeuwen
bureau van de Atlantische
schriftelijk is opgezegd.
Perspectief verschijnt 8x per jaar
Rik van der Linden
Commissie.
Alexander Münninghoff Anselm van der Peet
Vormgeving
Bureau & Redactie
Sebastian Reyn
Arthur Meyer; M/vG ontwerpers
Bezuidenhoutseweg 237A-239A
Auke Venema
Druk & Lithografie
2594 AM Den Haag
Thieme MediaCenter Nijmegen
telefoon: 070 363 94 95
Internationale Adviesraad
fax: 070 364 63 09
dr. Hans Binnendijk
e-mail:
[email protected]
dr. Ivo Daalder
Artikelen uit Atlantisch
internet: www.atlcom.nl
dr. Ann-Sofie Dahl
Perspectief mogen alleen worden
Marten van Heuven
overgenomen na schriftelijke toe-
Eindredacteur
dr. Jan Willem Honig
stemming van de redactie.
David den Dunnen
prof. dr. Margarita Mathiopoulos
De redactie van Atlantisch
prof. dr. Alexander Moens
Perspectief is het niet noodzakelij-
Adviesraad
dr. Henning Riecke
kerwijs eens met de strekking van
dr. Bram Boxhoorn
Stanley Sloan
de artikelen in het tijdschrift.
Julianne Smith
Losse en voorgaande nummers van
voorzitter Niklaas Hoekstra
ISSN-nr.: 0167-1847
Atlantisch Perspectief zijn te ver-
Lokale bevolking van Chenartu, Afghanistan (foto: persoonlijke collectie H. van Griensven)
Ap: 6 - 2007
senior redacteur
krijgen bij de Atlantische
URUZ GAN: HET DEBAT TRANS-ATLANT I S CHE BETREKK I NGEN STATUS KOSOVO ESTLAND EN RUSLAND
Commissie à € 4,-.
Ap: 2007nr6/3
Redactioneel
Amerika en zijn veteranen In Time Magazine van 20 augustus beschrijft neo-con
tisch stress-syndroom (PTSD) of vergelijkbare proble-
columnist William Kristol de indruk die de Amerikaanse
men. Uit recente statistieken blijkt dat steeds meer vete-
troepen op hem maakten tijdens een bezoek dat hij
ranen bij thuiskomst in vrije val geraken – en steeds vaker
onlangs bracht aan Irak. De brigade- en bataljonscom-
op straat belanden. Het PTSD leidt bij velen van hen tot
mandanten leiden de troepen niet alleen in de strijd, maar
drank- en drugsgebruik, waardoor ze grote kans lopen hun
nemen ook steeds meer taken op als diplomaten en ont-
baan te verliezen, de mensen om hen heen van zich te ver-
wikkelingswerkers. In plaats van te klagen, doen de mili-
vreemden – en in een van de vele opvanghuizen voor dak-
tairen dit graag en “even cheerfully”. Ze beginnen succes
loze veteranen te belanden. Om uiteenlopende redenen
te boeken, constateert Kristol. Wat is hier volgens hem uit
zoeken relatief weinig slachtoffers professionele hulp.
af te leiden? Hij stelt dat de militairen die nu werken aan nation building in Irak, wel eens de leidende figuren in de
Maar ook met de opvang en behandeling van veteranen
Amerikaanse samenleving zouden kunnen worden in de
blijkt veel mis. Het Walter Reed Army Medical Center in
komende decennia. Door wat zij doorstaan in het oorlogs-
Washington DC schoot ernstig tekort in de zorg aan
gebied, leveren zij het bewijs dat ze kunnen presteren
gewonden uit Irak en Afghanistan, bleek in februari dit
onder grote druk.
jaar. De commandant van het ziekenhuis werd ontslagen, en de verantwoordelijke staatssecretaris voor de Land-
Was het maar waar. “GIs in Iraq no longer true believers”
macht, Francis Harvey, diende kort daarop zijn ontslag in.
kopt de International Herald Tribune op de voorpagina van
Een commissie die de misstanden moest onderzoeken
28 mei dit jaar. Een sergeant vertelt: in Mosul, in 2003, had-
bracht eind juli verslag uit aan president Bush. Ondertus-
den we het gevoel dat we er iets tot stand brachten, dat
sen stapelden de problemen zich op. Veteranen werden op
we bezig waren met de wederopbouw van het land na de
wachtlijsten geplaatst terwijl zij onmiddellijk hulp nodig
val van Saddam. Nu, in 2007 en voor de derde maal uitge-
hadden, en ontvingen geen of te laat uitkeringen (‘disabi-
zonden, zegt hij niet meer te geloven in de missie. In
lity benefits’). Een veteranenorganisatie klaagde de
februari doodden zijn soldaten een Iraakse man die een
Secretary for Veteran Affairs Jim Nicholson aan, en zei te
bermbom had geplaatst. In z’n binnenzak vonden ze zijn
spreken namens “honderdduizenden veteranen”. In haar
identificatie: hij was sergeant in het Iraakse leger – dat
betoog verklaarde de organisatie: “Als er niet onmiddel-
door de Amerikanen werd opgeleid. De GI verklaarde dat
lijk systematische en drastische maatregelen worden
hij nog maar één ding dacht: wat doen we hier nog?
genomen, zullen de kosten voor deze veteranen, hun families en het land niet meer te overzien zijn: gezinnen zullen
Al een jaar na de inval in Irak was dit precies de kop in
uiteenvallen, een nieuwe generatie werkloze en dakloze
dezelfde krant (12-08-’04): “GIs in Iraq are asking: Why are
veteranen zal ontstaan, drugs- en drankmisbruik zullen
we here?” Ditmaal ging het om de toen al groeiende over-
toenemen, en de last voor de gezondheidszorg zal
tuiging dat de Irakezen eigenlijk niet gediend waren van
ondraaglijk worden.” Nicholson besloot de uitkomst van
de Amerikaanse bemoeienis. Maar het probleem was
de rechtszaak niet af te wachten en trad op 17 juli af.
ingrijpender. In 2006 verscheen er in de Volkskrant een reportage over Amerikaanse militairen die twee collega’s
De militairen die met een oorlogstrauma terugkeren,
hadden verloren, en de volgende dag een minderjarig
komen thuis met de oorlog in hun hoofd. Het valt te hopen
Iraaks meisje verkrachtten en vermoordden, om daarna
dat dit niet de door William Kristol bedoelde leiders van
haar gezin te doden. De militairen beschreven in hun
morgen zijn. Ondertussen dienen de leiders van vandaag
getuigenis tijdens de rechtszaak de dagelijkse stress
zich rekenschap te geven van de gevolgen van de oorlog
waar zij aan bloot stonden in de ‘driehoek des doods’ ten
in Irak.
zuiden van Bagdad, waar zij gelegerd waren: “Je wordt er gek van. Je hebt het gevoel dat je bij elke stap kan worden opgeblazen. Je loopt gewoon een doodsmars.” Volgens een rapport van de Amerikaanse landmacht uit 2004 zou één op de acht Irak-veteranen lijden aan het post-trauma-
David den Dunnen
Ap: 2007nr6/4
It’s all about the Afghan people
Eén jaar 1 (NLD/AUS) Task Force Uruzgan
Hans van Griensven
Task Force Uruzgan (TFU), een belangrijk deel van de Nederlandse bijdrage aan de International Security Assistance Force (ISAF) in Afghanistan, was op 1 augustus jl. een jaar actief in de Afghaanse provincie Uruzgan. Als Task Force-commandant van de laatste zes maanden blik ik terug op de missie om te zien waar we staan en wat we hebben geleerd. Dit zal zijn gebaseerd op mijn persoonlijke ervaringen en kan niet worden gezien als een integrale evaluatie van de missie.
In de periode van besluitvorming was er veel gesproken en gedebatteerd over de omstandigheden en de haalbaarheid van de missie. Het conflict in (Zuid-)Afghanistan is complex en niet eenvoudig op te lossen. Bij aanvang van de missie wisten we het al: het zou een van de zwaarste missies worden van de afgelopen 50 jaar en zeker een van een lange adem. We zouden een begin van een fundament gaan leggen om Afghanistan en met name de provincie Uruzgan aan een betere toekomst te helpen. Al deze voorspellingen zijn vooralsnog uitgekomen. Na een jaar in het inzetgebied hebben we een betere kijk gekregen op de daadwerkelijke omstandigheden en uitdagingen in dit voor Nederlanders moeilijk te begrijpen gebied. Mijn conclusie is dat we op koers liggen.
Het ‘3 D’-concept De woorden ‘wederopbouwmissie’ en ‘vechtmissie’, en de daaraan gekoppelde interpretatie bestaan niet in onze Defensie Doctrine. Hierin onderscheiden we crisisbeheersingsoperaties, die kunnen worden onderverdeeld in ‘vredesondersteunende activiteiten’ en ‘overige activiteiten en taken’. “De recente (internationale) ervaringen hebben geleerd dat operaties niet meer strikt categoraal te onderscheiden zijn. Vrijwel alle operaties zullen elementen in zich dragen van meer dan één verschijningsvorm van afzonderlijke operaties. Zo kan een eenheid tijdens gevechtsacties humanitaire hulpverlening coördineren met internationale organisaties en
NGO’s, of kunnen dwangacties plaatsvinden tijdens een vredeshandhavende operatie, terwijl tegelijkertijd elders in het operatiegebied wederopbouwactiviteiten worden uitgevoerd en men samen werkt en overlegt met civiele autoriteiten.” 1 De Amerikaanse mariniers hebben deze vorm van optreden wel eens ‘3 block war’ genoemd om aan te geven dat men tegelijkertijd op verschillende locaties verschillende activiteiten onderneemt. Ons optreden in Uruzgan voldoet aan deze beschrijving. Het is dus niet het een óf het ander, maar een combinatie van wederopbouwen, diplomatie bedrijven en vechten. Deze missie één specifiek label geven is dus niet mogelijk. Ons optreden kan per locatie en tijdsvak een ander accent hebben, terwijl de overkoepelende doelstelling, de Afghaanse bevolking helpen bij de wederopbouw van haar land, dezelfde blijft. Overigens heeft dit besef ook geleid tot de te volgen strategie. Bij alles wat we doen treden we op drie operatielijnen op: ontwikkeling (Development), bestuur (Diplomacy) en veiligheid (Defence), ofwel het ‘3 D’-concept. Dit alles is vooraf vastgelegd in het zogenaamde Masterplan en vormt de leidraad voor het optreden. Dit Masterplan spreekt onder andere over een 23-tal effecten die we moeten nastreven om de gewenste eindsituatie te bereiken. Deze effecten zijn veelal onderling gerelateerd en steunen de ontwikkelingen op de verschillende operatielijnen. Enkele voorbeelden hiervan zijn: de aanwezigheid van een effectief en efficiënt bestuur;
Ap: 2007nr6/5
een functionerend politieapparaat; gegarandeerde eigen bewegingsvrijheid; het realiseren van steun van de bevolking voor de eigen regering; enzovoort. De gewenste effecten bepalen het handelen van de Task Force. Deze benadering wordt ook wel de ‘Effect Based Approach’ genoemd en is gebaseerd op een samenhangende benadering van het conflict op de langere termijn.
De ‘inktvlek’-strategie Er is voor gekozen om het bovengenoemd optreden toe te passen vanuit een centrale locatie en van daaruit de invloed uit te breiden naar buiten toe: de bekende ‘inktvlek’-strategie. Als centrale locaties hiervoor werd gekozen voor de drukste bevolkingscentra, te weten de provinciehoofdstad Tarin Kowt en het district Deh Rawod. Vanuit een relatief veilig binnengebied, waar vooral de Afghaanse politie en veiligheidstroepen voor orde en rust zorgen, breidt de invloed van het legitieme gezag en ISAF zich uit naar gebieden aan de rand hiervan. Op deze wijze groeit het invloedsgebied als een inktvlek. Wij noemen dit in onze doctrine de excentrische methode, als tegenpool van de concentrische methode, waarbij van buitenaf naar binnen wordt gewerkt.2 Deze strategie is sindsdien nooit veranderd, ondanks sommige publicaties in de media die anders deden vermoeden. De wijze van optreden binnen deze strategie wijzigt wel regelmatig plaatselijk en tijdelijk, als gevolg van bijvoorbeeld klimatologische en geografische omstandigheden, of gewoon om onvoorspelbaar te blijven. De wijze waarop we plaatselijk en tijdelijk optreden om onze doelstellingen te behalen noemen wij echter ‘tactiek’ en staat los van de te volgen strategie. Deze begrippen door elkaar halen leidt tot een oneigenlijke discussie, zoals het afgelopen jaar reeds is vastgesteld. De omvang van de ‘inktvlek’ is ook reeds vele malen onderwerp van discussie geweest. We zouden te weinig voortgang boeken en de vlek zou niet snel genoeg groeien. De vraag is echter ten opzichte waarvan: de zogenaamde groei is onder andere afhankelijk van de mate waarin de plaatselijke veiligheidsinstanties in staat zijn om de orde en rust binnen de ‘vlek’ te handhaven. Indien er niet voldoende capaciteiten voorhanden zijn, stagneert het proces. Dit heeft zich het afgelopen jaar voorgedaan. De ontwikkeling van het politieapparaat bleef achter bij de wens. Desondanks bestrijkt de invloedsfeer van de TFU momenteel zo’n 60 à 70 procent van de bevolking. Ik noem dit doorgaans onze ‘fysieke inktvlek’. Dat is het zichtbare gebied, waar wij fysiek zijn ontplooid met eenheden. Wat ik persoonlijk veel belangrijker vind is de onzichtbare ‘mentale inktvlek’. Deze wordt gevormd door het besef bij de bevolking dat er blijkbaar een keuze is voor een betere toekomst. De TF heeft contacten met mensen uit gebieden waar geen ISAF of Afghaanse veiligheidstroepen aanwezig zijn. Deze gebieden worden nog vaak beheerst door de Taliban, en contact met ISAF kan soms verstrekkende negatieve gevolgen hebben voor de mensen. Wij kunnen hun nog geen fysieke veiligheid bieden. Toch bestaan deze contacten en
proberen wij de mensen te helpen via bijvoorbeeld locale hulporganisaties. De steun voor ISAF en de Afghaanse autoriteiten gaat dus verder dan alleen de locaties waar wij fysiek zijn ontplooid. Deze ‘mentale inktvlek’ is van groot belang, want dat geeft de mate van succes weer van onze aanpak. Onze invloedsfeer is dan ook groter dan ons gebied van aanwezigheid.
Afghanistan: getekend door oorlog Afghanistan is één van de armste landen van de wereld. Het telt 34 provincies, waarbij Uruzgan wat betreft welvaart op plaats 32 staat. 30 procent van de kinderen sterft vóór hun vijfde levensjaar. Voor wat betreft leefomstandigheden en ontwikkeling bevinden we ons dus aan het einde van de keten. Wederopbouw heeft dan ook meer het karakter van ‘opbouw’: wij gaan veelal brengen wat er niet was. Historisch gezien heeft de bevolking van deze streek weinig tot niets gemerkt van enige vorm van effectief centraal gezag vanuit Kaboel. Haar steun daarvoor winnen is dus op zich al een hele uitdaging. Ze voelt zich veeleer verbonden met locale leiders en stamverbanden. Steun voor een landelijk bestuurlijk apparaat zal dan ook veeleer ‘bottom up’ moeten worden gezocht. De bevolking van Afghanistan heeft geleden onder 30 jaar strijd, waarbij bestaande machtsstructuren, infrastructuur en economische structuren zijn vernietigd. Na de Russische overheersing en de aansluitende machtsstrijd tussen de verschillende moedjahedienleiders, die het land ten gronde richtten, Veel belangrijker dan kwam de Taliban aan de macht. Hun aanvankelijke succes werd de ‘fysieke inktvlek’ teniet gedaan door de extreme regelgeving vind ik de die aan het volk werd opgelegd. Het verjaonzichtbare gen van het Talibanregime leidde op zijn ‘mentale inktvlek’ beurt weer tot een vorm van guerrillaoorlog, met name in het zuiden van Afghanistan. Deze strijd duurt tot op de dag van vandaag voort. Er is een hele generatie opgegroeid met oorlog en de bevolking is de strijd meer dan moe. Door al deze ervaringen is het zeer moeilijk om het vertrouwen te winnen van de bevolking. Zij wordt het liefst door iedereen met rust gelaten, en heeft bovendien een afkeer ontwikkeld van buitenlanders, nietmoslims (‘ongelovigen’) en militairen. Daarnaast is het leven in een onderontwikkelde en onherbergzame provincie als Uruzgan hard en primitief. De mensen die er leven zijn dagelijks bezig met overleven. Puur uit pragmatische overwegingen zullen zij de partij steunen die hun het overleven mogelijk maakt. Onder deze omstandigheden is het goed om te constateren dat de Task Force Uruzgan door
Ap: 2007nr6/6
haar optreden er binnen een jaar in is geslaagd om het vertrouwen van een groot deel van deze bevolking te winnen.
Opdracht: ondersteuning van het Afghaanse gezag Het is de opdracht van de Task Force om het legitieme gezag te ondersteunen op het gebied van bestuur, ontwikkeling en veiligheid, teneinde het op termijn in staat te stellen zelfstandig een betere toekomst voor het volk te kunnen waarborgen. We zijn er dus in eerste instantie niet om alle problemen op te lossen, maar veeleer om de plaatselijke autoriteiten te steunen in het oplossen van de problemen. “Every solution needs an Afghan face.” Met deze gedachte onderstrepen we dat iedere oplossing moet worden gedragen door de Afghanen en dus moet passen binnen hun referentiekader. Dit leidt ertoe dat wij hen moeten stimuleren een oplossing te zoeken die bij hun situatie past, in plaats van zelf een oplossing aan te dragen die zij (op termijn) niet ondersteunen. “Het is beter dat zij het imperfect doen, dan dat wij het perfect proberen te doen. Ons ontbreekt daarvoor de tijd.”3 Dit is een intensief proces dat veel geduld en doorzettingsvermogen vergt. Veelal zullen onze inspanningen zich dus achter de schermen manifesteren. Om de Afghaanse mensen behulpzaam te kunnen zijn bij het vinden van gepaste oplossingen, moeten we dus ‘Afghaans’ leren denken. De geschiedenis heeft meermalen bewezen dat het opleggen van westerse blauwdrukken en waarden en normen in een compleet andere Uit pragmatische cultuur met een geheel eigen beleving van de overwegingen steunen wereld, niet zal leiden tot het gewenste de Afghanen de partij effect. Ik heb al eens geconcludeerd dat ons die hun het overleven eigen referentiekader soms onze grootste mogelijk maakt tegenstander is. Als voorbeeld noem ik een politieagent. Deze aanduiding levert mij het beeld op van een integere en geüniformeerde overheidsdienaar, die goed is opgeleid, zich aan stringente regelgeving houdt en het volk moet dienen, door onder andere regelgeving af te dwingen. Indien ik deze definitie loslaat op de agenten die ik in Uruzgan aantref, kom ik bedrogen uit. Op korte termijn dit beeld nastreven is dan ook kansloos. Wij moeten ons aanpassen en leren omgaan met de cultuur en mores van dat land en daarbij niet onze concepten proberen op te dringen aan mensen die daar geen beeld en gevoel bij hebben. Soms moet er dus voor oplossingen worden gekozen die niet zouden werken in West-Europa, maar zeer effectief zijn in Uruzgan, onder de daar geldende omstandigheden en binnen de locale cultuur.
Tegenstanders Er zijn veel groeperingen die afwijzend staan tegenover een effectieve centrale regering die ondersteund wordt door het volk. Wij duiden deze aan met de term ‘Opposing Militant Forces’ (OMF), om aan te geven dat er meer subversieve elementen zijn dan alleen de Taliban. Hoewel de Taliban de grootste groep vormen, hebben we ook te maken met andere groeperingen, zoals Al-Qaeda, criminele organisaties, drugsbaronnen en locale power brokers. In de geldende cultuur heeft men de neiging alle vormen van conflict met geweld op te lossen. Zelfs burenruzies worden vaak uitgevochten met behulp van steek- of vuurwapens. Het aanbod van gewonden binnen ons militair hospitaal getuigt hiervan. Het is dus vaak van belang om te onderkennen met wat voor groepering we te maken hebben alvorens adequaat te kunnen reageren. Bij de papaververdelging bijvoorbeeld waren de verdelgers ogenschijnlijk aangevallen door de Taliban. In werkelijkheid hadden we sterke aanwijzingen dat de locale drugsbaronnen een en ander hadden geënsceneerd. In het afgelopen jaar hebben wij een redelijk beeld ontwikkeld ten aanzien van de redenen voor verschillende conflicten. Het blijkt dat deze veel verder gaan dan het gegeven ‘voor of tegen de Taliban’. De belangrijkste redenen voor conflict (‘layers of conflict’) worden gevormd door: • Geografie: mensen die bovenstrooms van een rivier wonen, kunnen ruzie hebben met mensen die benedenstrooms wonen over de verdeling van het water; • Stamverband: van oudsher zijn er spanningen tussen de verschillende stammen in deze typisch tribale cultuur; • Partijen: de landelijke partijen vinden hun aanhangers tot diep in de provincies; • Verleden: het is bijvoorbeeld heel belangrijk om te weten welke kant iemand steunde in de oorlog met Rusland (communist – niet communist); • Machtspersonen (power brokers): er zijn veel invloedrijke personen in deze cultuur op basis van bijv. aanzien binnen een bepaalde stam, een officiële overheidsaanstelling of op criminele basis; • Al dan niet Taliban: hierbij moet altijd een onderscheid gemaakt worden tussen echte hard core Taliban en ‘meelopers’. Veel, vooral jongere Afghanen sluiten zich al dan niet tijdelijk en plaatselijk aan bij de Taliban vanwege uiteenlopende redenen. Dit kan zijn vanwege werkloosheid, teleurstelling, geld, avontuur, boosheid, enz. Deze jeugd een beter perspectief geven voor de toekomst kan hen ook weer op andere gedachten brengen. Om een conflict te kunnen oplossen is het dus van groot belang om te achterhalen waar de oorsprong ligt. Anders loopt men het risico het verkeerde medicijn voor de verkeerde ziekte toe te dienen. Al deze afwegingen maken het optreden in Uruzgan weliswaar interes-
sant, maar ook zeer complex. Om succesvol te zijn zullen we ons dus moeten verdiepen in de cultuur en de plaatselijke verhoudingen. De TFU is daarmee op de goede weg.
Hearts and minds Het militair optreden in Zuid-Afghanistan laat zich typeren als een counter insurgency-operatie, ofwel een optreden tegen irregulier optredende strijdgroepen. Als gevolg van de aard en het karakter van de tegenstander, gekoppeld aan de aantallen en het gebrek aan financiële middelen en technische know how, treden zij anders op dan een conventionele strijdmacht. Typisch hierbij is de afhankelijkheid van de bevolking. Mao beschreef de guerrillastrijders al als ‘vissen in het water’, waarbij de strijders de vissen vertegenwoordigen en het water het volk, waartussen en waarvan zij leven. Indien de steun van de bevolking wegvalt, valt de ‘vis’ droog en overleeft hij het niet. Vrij vertaald betekent dit dat wanneer de bevolking haar steun ontzegt aan een van de partijen, deze partij dan gedoemd is te falen. De geschiedenis leert ons dat dit geldt voor alle strijdende groeperingen binnen een intrastatelijk conflict. Het volk neemt hierdoor een sleutelpositie in: zijn keuze beïnvloedt de uiteindelijke koers van een land. Als zodanig is de steun van de bevolking op de lange termijn cruciaal voor alle partijen in hun streven naar de macht. De hearts and minds van het volk staan dus centraal en zullen op termijn de doorslag geven. Hiertoe dient men
het vertrouwen te winnen van de mensen, en hun iets te bieden waarvan zij profiteren, zoals veiligheid, (keuze-)vrijheid, (eerste) levensbehoeften en meer welvaart. Randvoorwaarde hierbij is natuurlijk dat er iets te kiezen valt en dat de bevolking de mogelijkheid en vrijheid heeft een keuze te maken. In militaire termen vormt de bevolking hierdoor het ‘aangrijpingspunt’ (‘centre of gravity’) dat moet leiden naar de strategische doelstelling. De Task Force richt zich dus niet primair op de tegenstanders, maar op het volk. Mijn uitspraak dat we niet in Uruzgan zijn om op Taliban te jagen, maar om ze irrelevant te maken, is daarvan afgeleid. De bevolking is geen homogene groep en zal om uiteenlopende redenen een diversiteit aan subgroeperingen omvatten. Deze groeperingen zijn langs vele lijnen onder te verdelen, zoals etniciteit, religie, welvaart, enz. Een belangrijke onderverdeling in ons kader is de verdeling naar de mate van steun voor de eigen autoriteiten: ‘voor’, ‘tegen’ en ‘ik weet nog niet’. Die laatste categorie duiden wij aan als ‘middle swing group’. Dit is dat deel van de bevolking dat om allerlei redenen nog geen keuze heeft gemaakt, hetzij onder dwang, hetzij uit vrije wil. In Uruzgan wordt dit deel op 50 procent geschat. Het is van belang deze groep de voordelen te laten zien van een keuze voor haar eigen regering en voor steun van de internationale gemeenschap. Daarnaast moet zij zich veilig genoeg voelen om die keuze ook met een gerust hart te maken. Immers: iets kiezen waarbij de andere partij vervolgens de vrijheid heeft je te
De Task Force Uruzgan doet aan ‘opbouw’: zij brengt wat er nog niet is (foto: pers. coll. H. van Griensven)
Ap: 2007nr6/8
straffen, is geen verstandige keuze. Deze gedachte vormt de grondslag van het 3 D-concept. Door een effectief en efficiënt bestuur (Diplomacy) en het vooruitzicht van ontwikkeling van de welvaart (Development) kan het volk een alternatief geboden worden voor het Taliban-regime. Het moet deze keuze kunnen maken zonder daarvoor gestraft te worden (Defence). Alle activiteiten in de provincie worden dan ook vanuit alle drie de operatielijnen parallel en integraal ingezet. Hierbij kan het accent plaatselijk en tijdelijk op een van de drie liggen. Uiteindelijk zijn alle activiteiten complementair: geen ontwikkeling zonder veiligheid, en geen veiligheid zonder ontwikkeling. We zullen dus moeten ‘bouwen waar mogelijk’ en ‘vechten waar noodzakelijk’. Het stimuleren van een goed en integer bestuurlijk apparaat is hierbij overkoepelend en heeft een continu karakter. Chora is hiervan een mooi voorbeeld. In de aanloop naar de gevechten om Chora is er veel energie gestoken in het opstarten van ontwikkelingsprojecten en het stimuleren van de lokale en provinciale autoriteiten om de juiste dingen te doen, waaronder het voorzien in voldoende veiligheidstroepen. Toen dit niet afdoende bleek te zijn, is er strijd geleverd voor het behoud van de regio. Overigens heeft de plaatselijke bevolking hier een belangrijke bijdrage aan geleverd. Aansluitend is weer maximaal geïnvesteerd in het voortzetten van de ontwikkelingsprojecten en in steun aan het bestuur. Dit heeft onder andere geleid tot het aanstellen van een meer competente districtschef, die het vertrouwen van een groter deel van de bevolking heeft dan zijn voorganger. Belangrijk hierbij was dat de bevolking zich gesteund voelde door de ISAF-troepen toen het erop aankwam. In een land als Afghanistan wint men de hearts and minds niet alleen met ontwikkelingsprojecten, maar zeker ook door samen met hen te strijden tegen hun vijand. In deze cultuur maakt men hierbij vrienden voor het leven.
Veiligheid als randvoorwaarde Veiligheid is cruciaal voor de bevolking om een keuze te kunnen maken. Deze veiligheid moet bij voorkeur verzorgd kunnen worden door de partij waarvoor zij kiezen. De eigen regering en de eigen veiligheidsinstanties dienen deze taak daarom op zich te nemen: denk hierbij vooral aan de politie en het leger. Afhankelijkheid van de aanwezige internationale veiligheidstroepen (ISAF) is dus slechts een tijdelijke oplossing. Alle partijen beseffen dat dit op zijn beurt weer leidt tot terughoudendheid van de bevolking en geduld bij de strijdgroepen. Het is dus zaak om zo spoedig mogelijk de eigen veiligheidsinstanties voldoende te ontwikkelen om hen in staat te stellen in de basisbehoefte van het volk te voorzien. Het zwaartepunt van het optreden van de Task Force ligt dan ook in de steun aan de ontwikkeling van de eigen veiligheidsinstituties: politie, leger en geheime dienst. Zij vormen op termijn de belangrijkste pijlers voor NAVO’s exit-strategie. Het opleiden, trai-
nen en begeleiden van de veiligheidsdiensten behoort dan ook tot de kernactiviteiten van de missie. ‘Operational Monitor and Liaison Teams’ (OMLT’s) voor het leger en de ‘Police Monitoring Teams’ (PMT’s) voor de politie vervullen hierbij een cruciale rol. Naarmate de Afghaanse autoriteiten er beter in slagen hun eigen veiligheidsinstanties effectief in te zetten, zal de bemoeienis van de internationale gemeenschap op dit vlak kunnen afnemen, en daarmee de militaire interventie. Het zal echter nog enige jaren in beslag nemen voordat het zover is. Terwijl de ontwikkelingen binnen het leger hoopvol stemmen, blijft de ontwikkeling van een integer en efficiënt politieapparaat achter op de verwachtingen. Een aantal belangrijke redenen hiervoor zijn onvoldoende salariëring, waardoor politiepersoneel ‘nevenactiviteiten’ moet ondernemen om in het levensonderhoud van hun gezinnen te kunnen voorzien, beïnvloeding door locale machtspersonen, die veelal hun eigenbelang proberen veilig te stellen, en een gebrek aan historische verankering. Bovendien is de provinciale leiding en aansturing in Uruzgan momenteel te zwak om het politiewezen effectief te organiseren en structureren. Ook hier zal door de centrale regering in Kaboel, gestimuleerd door de internationale gemeenschap, een keuze gemaakt moeten worden.
Synchronisatie van de inspanningen Het is dan ook van groot belang dat op alle operatielijnen en op alle niveaus simultaan en eenduidig wordt opgetreden (‘unity of effort’) om het gewenste effect te bereiken. De ontwikkeling van de veiligheidsinstanties ondersteunt de veiligheidsoperaties van ISAF en zal op alle diplomatieke niveaus moeten worden gestimuleerd. Dit toont ook duidelijk de gemeenschappelijke belangen aan van de Ministeries van Defensie (MinDef), Buitenlandse Zaken (BZ) en Ontwikkelingssamenwerking (OS). Daar waar de Task Force zich concentreert op het provinciale niveau, zal de ambassade zich gelijktijdig richten op het centrale gezag in Kaboel. Deze gesynchroniseerde inspanningen leiden tot een ‘synergetisch effect’ met de grootste kans op succes. De missie heeft tot nu toe aangetoond dat deze samenwerking niet alleen essentieel is, maar ook prima kan verlopen. De aanwezigheid van personeel van BZ en OS binnen de Task Force speelt hierbij een cruciale rol. Nog nooit is de integratie van personeel van de verschillende departementen zo intensief geweest. De commandant van de TF beschikt over een politiek adviseur (POLAD) die betrokken is bij alle besluitvormingsprocessen en waarmee alle facetten van de missie continu worden gedeeld. Hierdoor hebben MinDef en BZ constant eenzelfde informatiepositie, en kunnen activiteiten op alle gebieden gesynchroniseerd worden aangestuurd. Binnen het Provinciaal Reconstructie Team (PRT) treden verder een ‘civil representative’ (CIVREP) als centrale coördinator van BZ op, naast een adviseur op het gebied van Ontwikkelingssamenwerking (OSAD), een ‘tribale adviseur’ (OSTAD) en enkele assistenten. Gezien de aard van de werkzaamheden op het gebied van ontwikkelingsprojecten en bestuurlijke
ondersteuning kan en moet deze vertegenwoordiging groeien in de tijd, wanneer zich meer kansen voordoen op deze gebieden.
Nation building Wat ISAF onder de huidige omstandigheden doet kan worden aangeduid als nation building, waarbij alle structuren van het land om aandacht vragen. Vanzelfsprekend is dit geen typisch militaire taak. Daar waar onze kernactiviteiten bij Defence liggen, is dat veel minder het geval bij Diplomacy en Development. Toch ligt het gros van alle taken nu in handen van onze soldaten. En hoewel we daarin fantastisch presteren, blijven we goedwillende amateurs op deze twee deelgebieden. Naarmate de missie vordert, bestaat er een groeiende behoefte aan specialisten op het gebied van bestuursvorming en –begeleiding, en vooral ook op het gebied van projectontwikkeling. Processen die hierbij aan de orde komen, zoals ontwerpgoedkeuring, aanbesteding, contractonderhandelingen, projectbegeleiding en voortgangscontrole, zijn geen kerncompetenties van kapiteins en sergeant-majoors uit willekeurige geledingen van onze organisatie. De groeiende behoefte aan en complexiteit van deze projecten eisen meer kennis en ervaring, en moeten dan ook opgepakt worden door deskundigen op dit gebied. Hierbij valt te denken aan permanente deskundigheid uit Nederland, of nog beter: van organisaties die expertise hebben op dit gebied, zoals Internationale Organisaties en (Non-)Gouvernementele Orga-
nisaties. Een toenemende veiligheid moet dat mogelijk maken. Een vergelijkbare redenatie geldt voor bestuursondersteuning. Er ligt dus nog veel ruimte voor meer inbreng van civiele expertise, willen wij voortgang boeken en op langere termijn succesvol kunnen zijn.
Conclusie en vooruitblik Als ik terugkijk op de afgelopen zes maanden van de missie, of misschien nog beter het afgelopen jaar, durf ik te stellen dat de missie op koers ligt. De achterliggende gedachte hierbij is dat het inderdaad een zeer complexe opbouwmissie is met een lange looptijd, waarin alle activiteiten die vallen onder crisisbeheersingsoperaties in de praktijk moeten worden gebracht. Als men bedenkt dat de TFU een jaar geleden binnenkwam in Uruzgan en geen ‘situational awareness’ had, het gebied niet kende, geen locale mensen kende, geen contacten had, geen beeld had van de modus operandi van de ‘Opposing Militant Forces’ en logistiek nog niet op orde was, dan is er veel bereikt. Op alle drie de operatielijnen is voortgang geboekt. We hebben zeer frequent contact met alle bestuurslagen in de provincie en stimuleren constant de bestuurlijke instanties om de juiste activiteiten te ondernemen. We proberen de besluitvorming zodanig te beïnvloeden dat de juiste mensen op de juiste plaatsen komen en de juiste dingen doen. Gezien de geschiedenis van het land zal dit een constante inspanning blijven vergen. Op ontwikkelingsgebied zijn er al zo’n 400 projecten gereed of in
Het winnen van de hearts and minds: inwoners van Howz-e-Madad worden geholpen door de coalitietroepen (foto: D. Scnoick, Koninklijke Landmacht/Canadees Ministerie van Defensie)
behandeling. Dat varieert van de relatief kleine ‘Quick Impact Projects’ om een opening te creëren naar de bevolking, tot meer structurele projecten die echt de zorg of de economie stimuleren. Denk hierbij aan ziekenhuizen, scholen, bruggen, overheidsgebouwen, irrigatiewerken en wegen. Ook hier nemen grote projecten nu eenmaal meer voorbereidingstijd in beslag. Op het gebied van veiligheid heeft vooral onze inzet en aanwezigheid in veel gebieden een situatie gecreëerd waarin de bevolking zich gesteund voelt en bereid is te kiezen voor de eigen regering en ISAF, en daarmee voor een betere toekomst. Afgelopen jaar hebben de OMF, ondanks vele pogingen, nog niets bereikt om tevreden op terug te kunnen kijken.
Het motto van TFU-2 was: “It’s all about the Afghan people.” In mijn ogen bepaalt niet de fysieke ontplooiing van TFU-eenheden de zogenaamde inktvlek, maar het besef bij de mensen dat er kansen zijn op een betere toekomst, en daarmee hun keuze voor ISAF en hun eigen regering. Deze ontwikkeling zal de OMF uiteindelijk irrelevant maken, ook in gebieden waar wij (nog) niet aanwezig zijn. We zullen echter nooit de ogen moeten sluiten voor de realiteit. De provincie Uruzgan maakt deel uit van een groter geheel. Ontwikkelingen in de rest van het land en de regio zullen een grote invloed hebben op de provincie. Alleen geduld, volharding en voldoende capaciteiten op alle drie de operatielijnen kunnen een positieve voortgang waarborgen. Kolonel J.F.A.M. van Griensven was van 24 januari tot 1
Het is altijd duidelijk geweest dat het geen ‘quick fix’ zou worden en we een lange adem nodig zouden hebben. We bouwen dan ook aan een solide fundament. Het adagium ‘opbouwen waar mogelijk en vechten waar noodzakelijk’ doet nog steeds opgeld. De goede inlichtingenpositie die we hebben op het gebied van de OMF en van het ‘social tissue’ van de bevolking levert in combinatie met de integrale benadering op de drie operatielijnen een unieke formule op die tot succes kan leiden in deze typische counter insurgencyoperatie.
augustus 2007 uitgezonden als commandant van 1 (NLD/AUS) Task Force Uruzgan, die deel uitmaakt van de ISAF-missie van de NAVO in Afghanistan. In Nederland is hij plaatsvervangend commandant van 13 Gemechaniseerde Brigade in Oirschot. NOTEN 1.
Nederlandse Defensie Doctrine, pp. 78-79.
2.
Landmacht Doctrine Publicatie II, deel C, ‘Gevechtsoperaties tegen een irregulier optredende tegenstander’, pp. 597-599.
3.
Vrij naar T.A. Lawrence ‘of Arabia’.
Chora, Uruzgan: de Task Force moet ‘bouwen waar mogelijk’ maar ‘vechten waar noodzakelijk’ (foto: pers. coll. H. van Griensven)
Ap: 2007nr6/11
Afghanistan:
Twee stappen vooruit, een stap achteruit en een heleboel zijwaarts…
Karien van Gennip
Vliegend over Afghanistan realiseer je je pas hoe uitgestrekt het land is. Kale bergen en groene valleien, kleine dorpjes verspreid over kale vlaktes, en hier en daar meer bevolking en bebouwing, een grotere stad. De ‘inktvlek’-strategie van het Nederlandse leger in Uruzgan is om juist eerst die dichterbevolkte gebieden rond Tarin Kowt en Deh Rawood veilig te stellen en daar aan de opbouw te beginnen.
Opbouw, niet wederopbouw is wat we hier doen. Afghanistan is het vier na armste land ter wereld, en Uruzgan de op één na armste provincie. Als Afghanistan zijn huidige economische groei van 8 procent vasthoudt, heeft het land over 15 jaar het niveau van Bangladesh nu. Jaren van onderdrukking door eerst de Russen, de moedjahedien en toen de Taliban zijn niet zomaar weg te strepen. Slechts 50 procent van de mannen en een zeer schamele 11 procent van de vrouwen kan lezen en schrijven (in Uruzgan is dat respectievelijk 8,6 procent en 0,3 procent!). Er bestond tot voor kort geen politie, geen openbaar ministerie. En de wegen en bruggen – als ze er al waren – zijn vernietigd.
Doel van de missie Waarom zitten wij daar als internationale gemeenschap ook al weer? Omdat we de bevolking van Afghanistan een betere toekomst willen geven. En omdat we niet willen dat Afghanistan – wederom een vrijstaat wordt voor internationale terroristen, een basis van waaruit ze in een handomdraai in onze eigen voortuin staan. Omdat een instabiel Afghanistan de hele regio kan ontwrichten: als narcostaat met grote geldstromen en ‘people on the move’ kan het een bedreiging zijn voor de stabiliteit in Pakistan en Iran – wat zou kunnen leiden tot een groot regionaal conflict met nucleaire gevolgen?
Vorderingen… En hoe is het vandaag? Twee stappen vooruit, een stap achteruit en een heleboel stappen zijwaarts. Maar er is vooruitgang, er is hoop. Mensen hebben weer een toekomst om voor te leven: ze sturen hun kinderen naar school. De lagere scholen puilen uit – drie klassen per dag. Het land heeft 91 vrouwelijke parlementariërs – dat zijn er meer dan in Nederland! En er wordt al voorzichtig gesproken over Nederlandse investeringen en handelsrelaties in en rond Kaboel. In de laatste opiniepeiling in Kaboel en omstreken was meer dan driekwart van de bevolking gemiddeld tot zeer hoopvol over de toekomst. In Uruzgan bereiken onze mensen zo’n 160.000 personen, ofwel de helft van de bevolking. Overal in de provincie zijn waterputten geslagen, behalve in Mirabad, waar de Taliban heersen. En voor het eerst in jaren heerst er geen cholera meer in Uruzgan, behalve dan in Mirabad… De Australiërs bouwen een brug, die het reizen veel gemakkelijker en sneller zal maken: goed voor de handel. In Tarin Kowt is de bazaar opgeknapt, de vrouwenafdeling van het ziekenhuis ingericht en is het weer redelijk veilig.
…en tegenslagen Alleen maar goed nieuws? Nee, er zijn ook heel veel tegenslagen en onzekerheden. De Taliban vechten steeds fanatieker, slimmer en meedogenlozer. Een laatste wanhoopsoffensief? Of versterking uit
Ap: 2007nr6/12
het buitenland? Bermbommen gericht op soldaten uit landen waar beslissingen vallen; bedreigingen aan de lokale bevolking om niet mee te werken met ISAF-projecten, of juist de wapens op te nemen tegen ISAF of hun eigen politie; uitlokken van burgerslachtoffers bij de slag om Chora – het zijn de nieuwe Taliban. Ze zijn nog lang niet uitgespeeld. Maar wat het écht moeilijk maakt, is dat de Afghanen geen eigen veiligheidssysteem hebben. Politie is er nauwelijks, en als er al agenten zijn, zijn ze niet opgeleid, hebben ze geen wapens of auto’s en zijn ze vaak al maanden niet betaald. Dan wordt het moeilijk om bij bezoeken aan de dorpjes ook een ‘Afghan face’ te hebben, een Afghaanse politieagent als aanspreekpunt. Laat staan dat je de verantwoordelijkheden al aan de Afghaanse politie kan overdragen. Met de opbouw van het leger gaat het iets beter, maar ook daar is nog enorm veel werk te verzetten. Ondertussen groeit de papaver welig. Bakken met geld verdienen de drugsbaronnen en de Taliban. Aanpakken die handelaren dus, ook – juist! - als ze relaties hebben met de overheid. Economische alternatieven ontwikkelen voor de kleine boeren is niet voldoende, en oogsten vernietigen moet je pas doen als die alternatieven er ook echt zijn. Het Nederlandse project om saffraan te verbouwen is zwaar overvraagd, dus de Afghanen willen ook graag iets anders verbouwen. Maar wees niet naïef – als je de (internationale) handel niet aanpakt, verandert er uiteindelijk weinig. Vooruitgang betekent ook meer papierwerk, meer correspondentie tussen Kaboel en Tarin Kowt. En dan blijkt slechts een handvol mensen in de provincietop die brief uit Kaboel te kunnen lezen. De training voor de politie gaat met tekeningen; lezen en schrijven kunnen de meesten politieagenten niet. Noord en zuid blijken westerse begrippen te zijn en getallen zijn minstens zo verwarrend. We zetten twee stappen vooruit – communicatie met Kaboel, politietraining – maar heel veel stappen zijwaarts om verder te kunnen.
3 D-benadering: noodzakelijk voor nation building De rol van de Verenigde Naties moet groter, moet zichtbaarder. ‘Put your money where your mouth is’ en open dat VN-kantoor in Uruzgan. Zorg dat de NGO’s de weg kunnen vinden naar Uruzgan. Het is te gemakkelijk om kritiek te hebben op onze soldaten, dat ze te veel vechten en te weinig opbouwen. Op dit moment moet ISAF wel vechten om de bevolking enige veiligheid te bieden, om de aannemers te beschermen die de weg aanleggen. En zonder die weg komt er geen NGO, geen verpleegster, geen onderwijzer naar Uruzgan, simpelweg omdat ze er dan niet kúnnen komen. Diplomacy, Defence en Development moeten werkelijk hand in hand gaan. De zogenaamde 3 D-benadering is cruciaal om ook echt aan nation building te doen. En we leren elke dag weer hoe dat moet. Afghanistan heeft de NGO’s zo ontzettend hard nodig, dus stop de discussie over wie er wat wel of niet mag doen, maar ga de dialoog aan over hoe het wel kan!
Rol van Pakistan Pakistan, een uiterst gecompliceerd land, is een minstens zo moeizame buur voor Afghanistan. De Taliban huizen in de grensstreken, de koranscholen zijn overvol en Pakistan stuurt binnenkort de resterende ruim 1 miljoen vluchtelingen terug naar Afghanistan. De verkiezingen dit najaar zijn een ware test voor Pakistan, de uitkomsten ongewis. Hoe kunnen we dit land onderdeel maken van de oplossing in plaats van het probleem?
Doorgaan of niet? Moeilijk? Ja, het is ongelofelijk moeilijk. Ik heb dus grote bewondering voor de militairen en opbouwwerkers daar. Wat meer trots en dank zijn wel op hun plaats. Wij vragen van hen om onder zeer moeilijke omstandigheden hun leven in de waagschaal te stellen voor de mensen daar en voor ons. Moeilijk? Ja. Reden om op te geven? Nee. Wel reden om betere afspraken te maken met de Afghaanse overheid over hun verantwoordelijkheden – en ze daar ook aan te houden. Die afspraken moeten gaan over: 1. De opbouw van de Afghaanse politie en het leger: aantallen manschappen, per wanneer moet wat bereikt zijn, bewapening en vervoer, salarissen. En desnoods betaalt Nederland tijdelijk een aanvulling op die salarissen zelf; 2. Het aanpakken van de drugshandel; dus niet alleen de boeren, maar juist de handel; 3. Veel betere samenwerking met, toegang voor, en bescherming van NGO’s. En Nederland? Moeten we blijven of weggaan? Doorgaan in een gewijzigde vorm of een opvolger vinden? Eén zaak is wel duidelijk geworden in de discussie waarin we nu zijn geraakt: de NAVO moet een veel betere lange termijnplanning maken. Een roulatieschema met afspraken om af te bouwen en over te dragen hóórt bij de vraag om militaire inzet voordat de missie begint. Je kunt een land niet klemzetten door te verwachten dat het zelf een opvolger gaat zoeken voor zijn taken – dat is en blijft de verantwoordelijkheid van de gezamenlijke internationale gemeenschap, en bij ISAF in Afghanistan van de NAVO in het bijzonder. Als je opvolging de verantwoordelijkheid maakt van individuele landen, zegt er straks niemand meer ‘ja’ tegen een bijdrage. Want als je dan niemand vindt om je op te volgen, zit je er tot in de volgende eeuw…Overigens is het uiteindelijke doel om de verantwoordelijkheden aan de Afghanen zelf over te dragen. Dat moet onze grote partner worden, dat moet ons ‘derde land’ zijn! En hoe ‘hard’ hebben we afgesproken dat we na twee jaar weggaan? Wat een Haagse discussie! Daar gaat het toch niet om? Ook als we weg-
gaan, omdat we dat zo hebben afgesproken, zullen we er ons nog steeds verantwoordelijk voor voelen dat onze investeringen – geld, materiaal, en helaas ook mensenlevens – in goede handen over zouden gaan. En als we niets hadden afgesproken en we zouden nu besluiten weg te gaan, ook dan had de NAVO een opvolger moeten vinden. Waar het om gaat, is dat er nu een verzoek ligt. Een serieus, zwaarwegend verzoek van onze bondgenoten of we willen blijven in Uruzgan. En dat verzoek moeten we serieus op zijn merites beoordelen. Voor de CDA-fractie speelt een aantal overwegingen een rol: • Ten eerste: wat bereiken we met de opbouw? Lukt het ons scholen, ziekenhuizen, wegen aan te leggen? En zijn er dan onderwijzers, verpleegsters en vrachtwagens? Is er uitzicht op een veiliger Afghanistan, door en voor de Afghanen? De aanpak van de papaverteelt en met name de handel is ons een doorn in het oog. En het is essentieel dat er meer NGO’s in Uruzgan actief worden. Bovendien vinden wij dat er niet alleen voor een eventuele verlenging, maar juist ook nu al, betere en hardere afspraken moeten komen met de Afghaanse overheid over de opbouw van leger en politie, de aanpak van de handel in drugs, en de samenwerking met NGO’s. • Ten tweede: kan onze krijgsmacht het aan? De operatie in Uruzgan legt een groot beslag op de capaciteiten van onze krijgsmacht: mensen en materieel slijten sneller in de woestijn. Als we zouden instemmen met een eventuele verlenging, dan is het nodig dat er manschappen en helikopters uit een ander land bijkomen. Dat is overduidelijk. Dat is niet alleen militair van belang, maar ook qua verdeling van de lasten. Dragen de verschillende landen allemaal voldoende bij? Maar minstens zo belangrijk
is dat er bij de NAVO strategischer nagedacht gaat worden over ‘succession planning’. Dat is niet alleen voor deze missie van belang (of we nu over een jaar weggaan of over vele jaren), dat is voor alle missies en uitzendingen over de wereld van belang. • Ten derde: wie gaat dat betalen? De kosten voor de huidige missie zijn nu al bijna twee keer zo hoog als geraamd. Niet alleen moet een eventuele verlenging veel beter begroot worden, het moet klip en klaar zijn wie de rekening betaalt. En Defensie zit momenteel aan zijn financiële plafond, dus voor een eventuele verlenging zal het kabinet andere middelen moeten vrijmaken. Over uitzending van militairen is er in het Nederlandse parlementaire systeem afgesproken dat er eerst een kabinetsbesluit genomen moet worden en dat daarna de Tweede Kamer er al dan niet mee instemt. De CDA-fractie wacht dus het kabinetsbesluit af en zal zich daarna uitspreken, gebaseerd op een intensieve en brede afweging. Ondertussen volgen we de huidige missie intensief en zetten we in op verbeteringen waar nodig, om de huidige missie ook het komende jaar zo goed mogelijk te benutten. Zelf heb ik in augustus in Afghanistan met eigen ogen kunnen zien wat onze mensen daar onder moeilijke omstandigheden weten te bereiken: dankzij heel hard werken en dankzij vele creatieve zijstappen is er vooruitgang en hoop: hulde! Mw. ir. C.E.G. van Gennip is woordvoerder Buitenlandse Zaken van het CDA in de Tweede Kamer. Van 2003-2007 was zij staatssecretaris van Economische Zaken in de kabinetten-Balkenende II en III.
Kamp Holland in de winter (foto: pers. coll. H. van Griensven)
Ap: 2007nr6/14
Uruzgan:
Verlenging of beëindiging voor VVD geen automatismen
Hans van Baalen
Op 3 september jl. noteert Henk Kamp, oud-minister van Defensie en huidig Tweede Kamerlid voor de VVD, op diens weblog dat Nederland zich destijds voor een periode van twee jaar aan deelname van de ISAF-missie in Zuid-Afghanistan (Task Force Uruzgan, TFU) heeft gebonden. Die periode loopt op 1 augustus 2008 af. De NAVO is verantwoordelijk voor de opvolging van Nederland. Ook in de zogenaamde Artikel 100-brief van 22 december 2005 staat dat helder aangegeven.
Voor de VVD-fractie betekent dit dat verlenging van de Nederlandse missie geen vaststaand gegeven is. Daartoe moet de Nederlandse regering, op basis van een verzoek van de NAVO, een nieuw besluit nemen. De Tweede Kamer moet met dat besluit instemmen. Regering en Kamer zijn het eens dat daartoe een brede meerderheid weliswaar niet verplicht, maar wel zeer gewenst is. Daarmee heeft de VVD een sleutelpositie, waarmee zij zeer prudent moet omgaan. Evenals verlenging is beëindiging van de Nederlandse deelname aan de Task Force Uruzgan voor de VVD geen automatisme. In het Algemeen Overleg en de plenaire afronding in januari 2006 heeft de VVD daarover geen definitief standpunt ingenomen. Alle opties (verlengen, deels verlengen en beëindigen) liggen daarom open, maar Nederland heeft zich tot niets verplicht. Dit moge helder zijn. Het initiatief voor (een vorm van) verlenging ligt bij de NAVO. Nederland is overigens, als lid van de NAVO, vanzelfsprekend mede verantwoordelijk voor een goede besluitvorming.
Wat doen de bondgenoten? Indien de NAVO aan Nederland het verzoek richt om zijn militaire betrokkenheid in de Zuid-Afghaanse provincie Uruzgan te verlengen, dan moet dat voor de VVD onderdeel zijn van een breder pakket, waarin ook de huidige partner Australië en een derde land betrokken zijn, en waarin ook de opvolging aan de orde is. Nederland levert nu circa 1.700 troepen en Australië 1.000. Nederland heeft de leiding
over de Task Force Uruzgan. Australië wil graag dat dit ook zo blijft. Indien Nederland uit Uruzgan vertrekt, vertrekt Australië ook. Dat heeft de Australische minister van Defensie Brendan Nelson expliciet laten weten aan de Kamerdelegatie die Uruzgan onlangs bezocht. Hetzelfde geldt ook voor Canada dat met 2.500 troepen in de naburige provincie Kandahar is gestationeerd. Hiermee is Nederland het cement in het zuiden. Dat betekent dat de secretaris-generaal van de NAVO, Jaap de Hoop Scheffer, zo snel mogelijk een solide derde land moet vinden dat Nederland op de grond kan ontlasten, want met name de Koninklijke Landmacht moet kunnen recupereren. Ik kan mij voorstellen dat Nederland, op verzoek van de NAVO, met 1.200 soldaten de Task Force Uruzgan blijft leiden, waarbij Australië zijn troepen op peil houdt en een derde land circa 400-600 soldaten levert. Noorwegen is een solide partner, zo ook Duitsland en Frankrijk die zich tot nu toe tot het noorden en Kaboel hebben beperkt. Het is een optie dat Nederland de Duitsers in het noorden versterkt en de Duitsers Nederland in het zuiden aanvullen. Buiten de NAVO is het van groot belang Indonesië te betrekken. Zowel Australië als Nederland hebben hechte betrekkingen met dit belangrijke, seculiere moslimland. De Indonesische landmacht en mariniers hebben een uitstekende professionele reputatie. Hiernaast kunnen ook Slowakije, Oekraïne en Maleisië een bijdrage leveren. Naast ‘boots on the ground’ is het van vitaal belang dat de TFU over voldoende airlift capability (transportvliegtuigen en -helikopters) en air combat capa-
bility (gevechtsvliegtuigen en -helikopters) beschikt. Ook op dit punt moet Nederland ontlast, respectievelijk aangevuld worden. Het is, conform de afspraken, de NAVO die dit pakket moet samenstellen.
Extra financiële middelen noodzakelijk Aan de Nederlandse regering is het om te beoordelen of zij op zo’n NAVO-verzoek wenst in te gaan. Indien zij daartoe besluit, dan moet minister Wouter Bos van Financiën, buiten bezwaar van de Defensiebegroting, de kosten van Nederlandse deelname financieren. Dat is in feite het verschil tussen oefenen op de Veluwe en opereren in Uruzgan. Het Ministerie van Defensie mag zich niet kannibaliseren om de Uruzgan-missie voort te zetten. Het verkopen van militaire hardware om de begroting sluitend te krijgen staat gelijk aan wanbeheer. Het intensief gebruik van materieel in Uruzgan leidt tot aanzienlijke extra kosten in de vorm van onderhoud, herstel en vervroegde afstoting. Er wordt een zware druk op het personeel gelegd, dat na uitzending nauwelijks op adem kan komen. Dat bedreigt direct de werving van nieuw personeel en het behoud van het huidige personeelsbestand. Opvoering van de wervingsinspanningen, concurrerende arbeidsvoorwaarden en financiële compensatie zijn aan de orde. Bos kan ook zijn collegaminister Bert Koenders voor Ontwikkelingssamenwerking aanspreken. Nederland voldoet aan de internationale VN-afspraken over het reserveren van 0,7 procent van het BNP voor ontwikkelingssamenwerking. We zitten daar
nu zelfs ruim boven. Dat onverplichte gedeelte boven de 0,7 procent kan alvast vrijgemaakt worden voor de Uruzgan-missie. Deze uitgaven hoeven niet ODA (Official Development Assistance)-proof te zijn, met andere woorden te voldoen aan de stringente voorwaarden voor ontwikkelingshulp volgens het Development Assistance Committee (DAC) van de OESO, waar Defensie niet onder valt. Een andere mogelijkheid is dat Nederland door de Indonesische regering aangedragen ontwikkelingsprojecten uit de 0,7 procent zuivere ODA financiert, hetgeen Indonesië dan als compensatie mag beschouwen voor zijn militaire inspanningen in Uruzgan. Kortom, er zijn voldoende mogelijkheden om de Nederlandse missie op een verantwoorde wijze te verlengen. Waar een wil is, is een weg.
Overwegingen voor en tegen verlenging Wanneer de NAVO geen derde land aandraagt en geen aanvaardbaar operationeel pakket samenstelt voor de Task Force Uruzgan, kan de VVD niet met Nederlandse deelname aan een nieuwe missie instemmen. Hetzelfde geldt wanneer de Nederlandse regering in haar Artikel 100-besluit, dat zij aan de Kamer voor instemming voorlegt, geen solide financieel pakket neerlegt. Indien wel aan beide voorwaarden wordt voldaan, dan staat de VVD-fractie in beginsel niet onwelwillend ten opzichte van de verlenging van de missie en zal zij het Artikel 100-besluit toetsen op basis van criteria, zoals Rules of Engagement, de planning voor wederopbouw, betrokkenheid van
Het opbouwen van een duurzame vertrouwensband met de lokale bevolking kost tijd (foto: S. Duchesne, Canadees Ministerie van Defensie)
Ap: 2007nr6/16
is een NAVO-brede verantwoordelijkheid, iets dat in de politieke discussie binnen het bondgenootschap steeds is ondergesneeuwd. Onze missie is vechten én opbouwen. Wij hadden als Kamerleden de droeve plicht korporaal Rosier bij te staan bij het thuisbrengen van het stoffelijk overschot van zijn broer, de gesneuvelde sergeant Martijn Rosier. Hij en een aantal van zijn kameraden brachten het hoogste offer. Anderen zijn voor het leven getekend. Hetzelfde geldt voor alle andere slachtoffers, waaronder zeker de Afghanen moeten worden genoemd. Hun offers mogen niet tevergeefs zijn.
het Afghaanse Nationale Leger (ANA) en de Afghaanse Nationale Politie (ANP), een exit-strategie, enzovoort. Voor de VVD is het essentieel dat de strijd tegen het internationaal terrorisme - in ons eigen belang - in Afghanistan wordt voortgezet. Voorkómen moet worden dat de bevolking van Uruzgan in het bijzonder, en Afghanistan in het algemeen, aan het verdreven misdaadregime van de Taliban wordt overgeleverd. De Afghanen verdienen het perspectief op een menswaardige toekomst. Onze soldaten hebben in een jaar in Uruzgan veel bereikt. Zowel bij het bestrijden van het terrorisme, waarin we succesvol zijn gebleken ondanks de toename van de aanslagen, als bij de wederopbouwactiviteiten. Onze Task Force en ons Provinciaal Reconstructie Team (PRT) zijn voorbeelden voor de andere landen. Tijdens haar bezoek aan Kaboel, Kandahar en Tarin Kowt heeft de Tweede Kamercommissie voor Defensie dat zelf kunnen zien en horen. Nederland is thans slechts een jaar actief in Uruzgan. Het opbouwen van een duurzame vertrouwensband met de lokale bevolking vereist veel meer tijd. Wanneer Nederland na twee jaar uit Uruzgan vertrekt en er geen opvolging in deze provincie is, dan zijn onze inspanningen tevergeefs geweest. Dan was ons verblijf niet meer dan krassen in een rots. Wie de hearts and minds van de Afghanen niet blijvend weet te winnen, wie hen in de steek laat en uitlevert aan de Taliban, schept niet alleen diens eigen moreel failliet, maar brengt schade toe aan diens eigen nationaal belang, te weten veiligheid. Dat te voorkomen
De NAVO, en Nederland is daarvan een van de toonaangevende leden, heeft de plicht om Afghanistan niet in de steek te laten. De NAVO moet de voorwaarden scheppen die het de Afghanen mogelijk maken de orde in hun eigen land te handhaven. Dat betekent voor de Afghanen de plicht om er alles aan te doen om hun krijgsmacht en politie zo spoedig mogelijk adequaat op te leiden, en op een geschikt niveau te onderhouden en in te zetten. Dat is een weg van de lange adem, voor de NAVO en voor Afghanistan. Half werk is onaanvaardbaar.
Mr. drs. J.C. van Baalen is woordvoerder Buitenlandse Zaken van de VVD-fractie in de Tweede Kamer. Van Baalen is tevens voorzitter van de Vaste Kamercommissie voor Defensie en lid van de Parlementaire Assemblee van de NAVO.
Atlantisch perspectief
Ap:
T i jdschrif t voor int er nationale betrekkingen en veiligheidspolitiek • Ik neem een jaarabonnement en ont-
• Ik word begunstiger en ontvang voor
• Ik word lid van Jonge Atlantici en
• Ik neem een studentabonnement en
vang acht nummers van Atlantisch Per-
€ 39,50 per jaar naast Atlantisch Per-
ontvang Atlantisch Perspectief, de overi-
ontvang acht nummers van Atlantisch
spectief voor € 23,50.
spectief alle overige publicaties gratis of
ge publicaties (gratis of tegen korting),
Perspectief voor € 18,50 per jaar.
tegen korting, evenals uitnodigingen
plus de uitnodigingen voor de bijeen-
voor bijeenkomsten van de Atlantische
komsten van Jonge Atlantici en de
Welkomst-
Commissie
Atlantische Commissie, voor de intro-
geschenk:
ductieprijs van € 20,- per jaar
‘Allies or Aliens? George W. Bush
Ap: 6 - 2007
URUZ GAN: HET DEBAT
U kunt deze bon opsturen naar de
and the
Atlantische Commissie,
Transatlantic Crisis
Antwoordnummer 304,
in Historical Per-
2500 EB, Den Haag
spective’ door
(geen postzegel nodig)
Sebastian Reyn.
TRANS-ATLANT I S CHE BETREKK I NGEN STATUS KOSOVO ESTLAND EN RUSLAND
omcirkelen wat u wenst
Naam : Postcode/woonplaats:
Adres:
Bon:
Ap: 2007nr6/17
Europese veiligheid:
Interview met Arnout Molenaar
Een zaak voor Amerika én Europa
Niklaas Hoekstra
Op 13 september werd in Studio Dudok de nieuwe publicatie van de Atlantische Commissie gepresenteerd. (Dis)Organising European Security. The Iraq Controversy and Patterns in US-European Relations is op verzoek van de Atlantische Commissie geschreven door historicus Arnout Molenaar. Enkele weken voorafgaand aan de presentatie van het boek had de redactie van Atlantisch Perspectief een interview met hem.
Wat heb je willen onderzoeken in het boek? Drie thema’s staan centraal. Ten eerste de vraag hoe de verschillende opvattingen over buitenlands beleid in het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland en de Verenigde Staten, kortom de grote Atlantische mogendheden, verklaard kunnen worden. Ik neem hiervoor de Irak-discussie als beginpunt. Het leek mij dat deze verschillen niet alleen een gevolg zijn van materiële of geografische factoren, maar dat dergelijke omstandigheden een samenspel vormen met immateriële factoren als historische ervaringen, politieke tradities en ideeën over de rol die het land zou moeten spelen in de wereld. Ten tweede lijkt mij een verdere verdieping van de Europese én transAtlantische samenwerking onontkoombaar voor de toekomst van een veilig Europa. Het boek laat zien welke factoren bijdragen aan convergentie, maar tevens welke risico’s er altijd bestaan voor een verkruimeling van de westerse veiligheidssamenwerking. Ten derde heb ik aan de hand hiervan willen laten zien hoe instituties als EU en NAVO geen statische entiteiten zijn, maar hun vitaliteit ontlenen aan de samenwerking tussen de lidstaten of bondgenoten. Met de vorming van deze organisaties na de Tweede Wereldoorlog werd een belangrijke nieuwe fase ingeslagen in de Europese geschiedenis, waarin disputen op vreedzame wijze worden beslecht. Dankzij de EU en de NAVO is oorlog ondenkbaar geworden. Dat neemt echter niet weg dat de grote landen – en zij niet alleen! – proberen deze instituties in hun voordeel op te zetten en te benutten. Zo is er binnen
deze instituties nog steeds volop coalitievorming gaande. Dat is geen reden tot zorg, maar wel iets om je bewust van te zijn. Bovendien zijn hierin bepaalde historische patronen te ontdekken. Ik hoop dat mijn boek hierin meer inzicht geeft. Hoe schadelijk is de Irak-crisis (geweest) voor de transAtlantische betrekkingen? Was de schade alleen oppervlakkig, of ook structureel? De schade was uiteindelijk oppervlakkig, maar er zijn wel enkele fundamentele lessen aan het licht gekomen. De Irak-oorlog is niet los te zien van de aanslagen van 9/11, die in de Verenigde Staten het politieke momentum verschaften om na de succesvolle campagne in Afghanistan ook Saddam aan te pakken. Ook in het verloop van de Irak-kwestie zijn momenten herkenbaar waarop min of meer toevallige omstandigheden een rol speelden. De politieke rel tussen de Verenigde Staten en de Frans-Duitse tandem over de Irak-kwestie was bijvoorbeeld wellicht niet zo uit de hand gelopen als Schröder voor zijn herverkiezing niet genoopt was op de anti-Amerikaanse gevoelens in oostelijk Duitsland in te spelen, en daarbij gebruik kon maken van een bijzonder oorlogszuchtige speech die vice-president Cheney net in die periode had gehouden. Na afloop van de diplomatieke crisis zijn de relaties in verschillende fases weer hersteld: met Duitsland vooral na het aantreden van kanselier Merkel, en met Frankrijk eerst op basis van praktische samenwerking ten aanzien van een aantal
Ap: 2007nr6/18
conflicthaarden en nu het nieuwe begin met president Sarkozy. Ik denk dat men aan beide kanten van de oceaan beseft dat we langs de rand van de afgrond zijn gegaan, wat betreft de eenheid van het Westen. Dit streven naar herstel van de betrekkingen is volgens mij aan Amerikaanse kant niet louter ingegeven door de tijdelijke verzwakking als gevolg van de problemen in Irak, maar vooral Democraten en Republikeinen uit het midden realiseren zich de lange termijnvoordelen van een voortdurend Atlantisch partnerschap. Niettemin blijven er wel fundamentele vragen over. Wat zijn de gevolgen van de Amerikaanse overmacht voor organisaties als de VN en de NAVO, die kunnen functioneren dankzij de Verenigde Staten maar daardoor soms ook onder druk kunnen komen te staan? Wat is de meest effectieve manier om het buitenlands beleid van de VS te beïnvloeden? Zijn er werkelijk verschillende opvattingen over het gebruik van geweld en wat betekent dat voor de NAVO? Hoe kan de Europese Unie een coherent buitenlandspolitiek profiel creëren als men in Londen en Parijs zo verschillend denkt over de rol van Amerika in de wereld? Dit zijn de onderliggende vragen die het debat over de inrichting van de Europese veiligheid nog steeds beheersen. Wat is de invloed van de Irak-crisis op het Europees Veiligheids- en Defensiebeleid (EVDB) geweest? Zoals te verwachten zagen de verschillende kampen in Europa de Irak-crisis als een bevestiging van hun gelijk. Voor Atlantici bevestigde de breuk binnen de Europese gelederen dat trans-Atlantische samenwerking via de NAVO nog altijd meer zekerheid biedt dan je lot helemaal te verbinden aan de ‘stuurloze EU’. Europees gezinden zagen echter een verdere noodzaak om je lot juist niet verbinden aan een Amerika dat als het erop aankomt toch niet luistert, en pleitten er dus voor de Europese identiteit te versterken. De kampen zijn niet nader tot elkaar gekomen, hoewel daarvoor, zoals ik betoog, wel alle reden toe is. Belangrijk in dit opzicht is dat juist het Verenigd Koninkrijk, samen met Frankrijk, het voortouw nam om het EVDB te versterken na de Irak-episode. Zo bereikten het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk eind 2003/begin 2004 compromissen over de opzet van een ‘opblaasbaar’ Europees Operatiecentrum, de vorming van de EU Battle Groups, de EVDB-elementen van het grondwettelijk verdrag en de oprichting van het Europees Defensie Agentschap. Het blijft uiteraard een opgave om een effectief en coherent Europees buitenlands beleid te creëren. De 27 landen in Europa hebben soms uiteenlopende belangen die op de belangrijkste vraagstukken helaas soms nog eenheid in de weg staan, hoewel dat niet wegneemt dat de Europese Unie op veel onderwerpen wel eensgezind optreedt. ‘Irak’ toonde aan dat een gemeenschappelijke visie op de relaties met de Verenigde Staten een kernvoorwaarde is voor een verdere verdieping van de Europese veiligheidssamenwerking. Met het aantreden van Brown en Sarkozy, samen met kanselier Merkel, lijkt er in dit opzicht ruimte voor een nieuw begin. Een andere belangrijke voorwaarde voor
een gezonde trans-Atlantische relatie en een geloofwaardig Europees buitenlands beleid is bovendien dat de Europese landen hun defensieprestaties verbeteren. Zonder versterking van het Europese defensievermogen riskeert Europa door de Verenigde Staten niet langer serieus genomen te worden en te vervallen tot een buitenlandse politiek die alleen bestaat uit politieke verklaringen, het sturen van geld of het blokkeren van handel of visa. De ervaring leert echter dat dergelijke instrumenten niet altijd genoeg zijn om eigenzinnige dictatoriale regimes van koers te laten veranderen. Geweld is uiteraard evenmin altijd het juiste antwoord. Het militaire instrument is in veel opzichten beperkter dan sommige hopen (Irak biedt hier opnieuw een voorbeeld), maar je moet tenminste de keuze hebben om de daad bij het woord te voegen als de omstandigheden daarom vragen. Je hoort vaak geluiden dat Europa zijn ‘unique selling points’ op het gebied van soft power nog veel meer moet uitbuiten, en zich minder gelegen moet laten liggen aan de Amerikaanse militaire macht. Wat vind je hiervan? Er is inderdaad een stroom van boeken, overigens vaak van Britse auteurs, die vinden dat Kagans beroemde veroordeling van Europa als ‘Kantiaans paradijs’ juist als positief moet worden gezien. In de ogen van bijvoorbeeld Mark Leonard in zijn boek Why Europe Will Run the Twenty-First Century, sluit de postmoderne, tamelijk bureaucratische aanpak van de EU beter aan bij de veiligheidsproblemen van de 21e eeuw. Bovendien verwachten deze auteurs dat de ‘Europese benadering’ een veel grondiWat is de meest ger invloed zal hebben op de langere effectieve manier termijn dan de oppervlakkige invloed van om het buitenlands militaire interventies waarbij de nadruk beleid van de VS te vaak vooral ligt op een zo snel mogelijke beïnvloeden? overwinning en daarna op een zo snel mogelijk vertrek. Het klopt overigens dat sommige landen liever samenwerken met de Europese Unie dan met de Verenigde Staten, die met hun militaire arsenaal tamelijk intimiderend kunnen overkomen. Ook is de nadruk in de Verenigde Staten wel heel erg op het militaire instrument komen te liggen. Een bekend gezegde luidt dat als je alleen een hamer hebt, alles gaat lijken op een spijker. Kagan betichtte Europa overigens van precies het tegenovergestelde: als je geen echte hamer hebt dan ontken je liever het bestaan van spijkers. Ik denk dat we juist gebruik moeten maken van beide perspectieven: de geschiedenis leert dat soms een harde aanpak onvermijdelijk is, zoals in Bosnië of Kosovo, maar anderzijds dat soms de
gevolgen van militair ingrijpen erger zijn dan de oorzaken die er oorspronkelijk toe leidden. Dat vergt overigens wel een bereidheid aan beide kanten om naar elkaar te luisteren en van elkaar te leren. In Dis(Organising) European Security komt het begrip ‘beïnvloedingsstrategie’ (‘influence strategy’) regelmatig naar voren. Kun je daar een paar voorbeelden van geven? Hoe verklaar je de paradox dat belangrijke Europese instellingen gevormd zijn door en tegelijkertijd lijden onder beïnvloedingsstrategieën? Bekende voorbeelden van invloedstrategieën zijn het Britse aanschurken bij de Amerikaanse bondgenoot en de Franse claim tot leiderschap van een Europees blok. Beide zijn pogingen om de tanende invloed van deze voormalige wereldmogendheden te compenseren. Beide staan uiteindelijk ook vooral in het teken van de vraag – actueel sinds de jaren zestig van de vorige eeuw – hoe Europa het beste invloed kan uitoefenen op zijn beschermheer, de Verenigde Staten. Washington probeert zelf uiteraard ook zijn invloed te maximaliseren, bijvoorbeeld door zich actief te verzetten tegen Europese blokvorming binnen NAVO, maar wordt hierin ook geremd omdat te openlijke pressie juist averechts zou werken. Paradoxaal genoeg is de NAVO voor de Europeanen een instrument om invloed uit te oefenen op de Verenigde Staten, terwijl het voor de VS juist een middel is om de Europeanen te bewegen om Amerikaanse initiatieven te
ondersteunen. Een gezonde alliantie is erbij gebaat de balans tussen deze twee elementen van de paradox te bewaren. Je zou kunnen zeggen dat de Britse en Franse strategieën thans met nieuwe uitdagingen worden geconfronteerd. Het verschil in macht tussen het Verenigd Koninkrijk en de Verenigde Staten is zo groot geworden dat het Verenigd Koninkrijk dit niet meer kan compenseren met een vroegtijdig en onvoorwaardelijk commitment. Zich volledig aansluiten bij de VS maakt Engeland ongeloofwaardig in Europa, terwijl het zijn invloed in Europa juist nodig heeft om een interessante gesprekspartner te blijven voor Washington. De Franse strategie om een politiek Europa te creëren waarin het een leidende rol kan spelen is eveneens aan erosie onderhevig, omdat Parijs op een EU van 27 landen minder zijn stempel kan drukken (hoewel Sarkozy anderzijds ook weer de centrale rol van Frankrijk in Europa aantoont). Opnieuw dus een strategisch moment om beide benaderingen tot elkaar te brengen en de keuze tussen beide niet langer te politiseren maar in elkaars verlengde te zien. Cruciaal in dit verband is de rol van Duitsland: traditioneel weigert dit land te kiezen tussen de twee perspectieven, hetgeen weinig spectaculair is maar de zaak wel bij elkaar houdt. Toenmalig bondskanselier Schröders keuze voor de Franse strategie in 2003 had daarentegen desastreuze gevolgen voor de eenheid van Europa en het Atlantisch partnerschap. Hoewel Duitsland nog steeds zelden politieke initiatieven neemt binnen EU of NAVO, speelt het dus toch een
December 2004: de Europese Unie begint haar grootschalige militaire missie Althea in Bosnië. Zij heeft de taken overgenomen van de NAVO (foto: NAVO)
Ap: 2007nr6/20
leidende rol door de twee uitersten in Europa bijeen te houden. Merkel doet dat bijvoorbeeld, zoals Kohl dat eerder deed. Hoe optimistisch of hoe pessimistisch ben je over verdere strategische samenwerking tussen de NAVO en de EU in de komende paar jaar? Beide organisaties zijn in toenemende mate tot elkaar veroordeeld: niet alleen vanwege de overlappende lidmaatschappen, maar ook vanwege de inzet in dezelfde crisisgebieden. Hoewel er nog volop politieke gevoeligheden zijn tussen deze twee ambitieuze organisaties, dwingt de realiteit toch tot samenwerking, bijvoorbeeld in Afghanistan of Kosovo. De ervaring leert namelijk hoe hardnekkig sommige veiligheidsproblemen zijn; er is geen plaats voor institutionele rivaliteit, maar juist sprake van bittere noodzaak om elkaar te ondersteunen. Vanwege de vijandigheid tussen Turkije en Griekenland/Grieks Cyprus is strategisch overleg in Brussel tussen de leden van beide organisaties erg lastig. Er is echter wel volop overleg tussen de beide staven en de secretarissen-generaal, de heren Solana en De Hoop Scheffer. Ook in de inzetgebieden zelf vinden de EU- en NAVO-missies altijd wel een weg tot samenwerking. Ik denk dus dat EU-NAVO-samenwerking inmiddels zo uitgewaaierd is dat je niet zondermeer kunt zeggen dat het goed of slecht gaat: er zijn ernstige zorgen als gevolg van de opstelling van Turkije, maar anderzijds is er genoeg goede wil bij de overige partijen om deze problemen te omzeilen. In het slothoofdstuk schrijf je dat we niet zouden moeten kiezen tussen onze Europese en onze Atlantische roeping. Waarom denk je dat? Kagan opent zijn bekende pamflet Of Paradise and Power met de bewering dat we moeten stoppen te pretenderen dat Amerika en Europa een eenheid vormen of zelfs maar dezelfde wereld bewonen.
Ik zou zeggen dat we moeten stoppen te pretenderen alsof een Atlantische oplossing òf een Europese oplossing voor de Europese veiligheid afzonderlijk van elkaar mogelijk zouden zijn. Het is én-én omdat beide hun eigen logica hebben en afzonderlijk niet onvermengd zouden kunnen bestaan. Atlantische samenwerking is nodig omdat Europa te zwak is om op eigen benen te staan, en bovendien voordeel kan putten uit gezamenlijke actie met ’s werelds enige supermogendheid met wie we het toch, ‘when all is said and done’, vaak wel eens zijn. Een Europese veiligheidsidentiteit is nodig omdat de Verenigde Staten er toch soms voor kunnen kiezen niet actief troepen in te zetten in een conflicthaard, zodat Europa ook zelfstandig moet kunnen optreden. Bovendien verschaft de Europese samenwerking een uitlaatklep voor eventuele frustraties die soms kunnen ontstaan vanwege de overheersende positie van de Verenigde Staten in de NAVO. Tegelijkertijd ontneemt het de VS de mogelijkheid om al te zeer pressie uit te oefenen uit vrees dat daarmee de Europese neigingen versterkt zouden worden. In de conclusie van je boek suggereer je ook dat er voortdurend ontwikkeling moet zitten in de transAtlantische relatie, dat zij voortdurend herbevestigd moet worden, omdat ze anders desintegreert. Is de band niet veel dieper dan dat? Zijn en blijven Europa en Amerika niet vooral een waardengemeenschap, ongeacht onze praktische beslommeringen? In veel opzichten zijn Amerika en Europa inderdaad een waardengemeenschap, maar de vraag is of die gezamenlijke politieke filosofie kan worden omgezet in gezamenlijk handelen. Ik geloof niet zozeer dat de trans-Atlantische band zou desintegreren, maar hij kan wel worden uitgehold als er van beide kanten niet op gezette tijden een duidelijk concreet commitment wordt getoond.
Nieuwe publicatie Atlantische Commissie
(Dis)Organising European Security The Iraq Controversy and Patterns in US-European Relations Arnout Molenaar ‘Evenwichtig en verhelderend in een ondoorzichtige wereld.’ Prof. dr. Maarten Brands Emeritus hoogleraar Nieuwste Geschiedenis, Universiteit van Amsterdam Voormalig wetenschappelijk directeur, Duitsland Instituut Amsterdam Deze publicatie is per heden te bestellen door € 20,- (begunstigers: € 17,50) over te maken op rekeningnummer 63.04.97.044 van de Atlantische Commissie, onder vermelding van naam, adres en ‘Boek Molenaar’. Op www.atlantischecommissie.nl vindt u het verslag van de boekpresentatie, die op 13 september jl. plaatsvond in Studio Dudok, Den Haag.
Ap: 2007nr6/21
Kosovo
Het laatste hoofdstuk van het ‘statusproces’ Dick Leurdijk
De ontwikkelingen rondom de toekomstige status van Kosovo kwamen dit jaar in een stroomversnelling na het voorstel van VN-bemiddelaar Martti Ahtisaari om Kosovo ‘voorwaardelijke onafhankelijkheid’ te verlenen. Dit zou onafhankelijkheid zijn onder internationaal toezicht, met een rol voor de Europese Unie en de NAVO voor de duur van een korte overgangsperiode. Daarmee kwam een eind aan een lange periode van onzekerheid omtrent de toekomstige status van Kosovo, in de nasleep van de oorlog in 1999. Althans, zo leek het. De onderhandelingen in de VN-Veiligheidsraad over het voorstel liepen echter vast, omdat Rusland als belangenbehartiger van Servië vasthield aan het principe dat een regeling de instemming moest hebben van beide partijen in Kosovo, Serviërs en Albanezen. Met die opstelling dwong het nieuwe onderhandelingen af, waar Ahtisaari nog had benadrukt geen ruimte voor verdere onderhandelingen meer te zien. Op dit moment onderhandelt een driemanschap van de Contactgroep voor Kosovo, die al eerder een cruciale rol speelde bij diplomatieke onderhandelingen over het gebied, met de twee partijen om een uitweg te vinden uit de impasse. Blijkens uitlatingen aan het begin van ‘het laatste hoofdstuk van het statusproces’ lijkt de verdeling van Kosovo niet langer onbespreekbaar.
Op 24 oktober 2005 gaf de Veiligheidsraad het groene licht voor het begin van onderhandelingen over de staatkundige toekomst van Kosovo. In een verklaring zei de Raad, op basis van het onderzoek van een speciale VN-gezant naar de politieke stand van zaken in het gebied, dat weliswaar vooruitgang was geboekt, maar dat er nog lang geen sprake was van een terugkeer naar normale verhoudingen tussen de gemeenschappen. De politiek leiders van de Albanese meerderheid en Servische minderheid in Kosovo werden opgeroepen bij de verdere uitbouw van hun verhoudingen bijzondere aandacht te schenken aan de positie van ‘minderheden’. De Raad was niettemin van oordeel dat het nu tijd was om over te gaan naar een volgende fase in de bemoeienissen van de internationale gemeenschap met Kosovo: de start van een politiek proces bedoeld om de toekomstige status te bepalen, zoals voorzien in Resolutie 1244 (1999) van de Veiligheidsraad. De leden van de Raad stemden in met de benoeming van een Speciale Afgezant die leiding moest geven aan het ‘Future Status Process’, zoals het in het VN-jargon heette. Het onderhandelingsproces moest leiden tot “een multi-etnisch en democratisch Kosovo, dat de regionale stabiliteit moet versterken.”1 Eind maart 2007 legde de Finse onderhandelaar Martti Ahtisaari zijn rapport aan de Veiligheidsraad voor, waarin hij voorstelde Kosovo onafhankelijkheid te verlenen. De voorwaarde zou zijn dat zulks voor een periode van vier maanden zou gebeuren onder internationaal toezicht (civiel en militair). Daarmee verplaatste het
zwaartepunt van het politieke debat over de toekomst van Kosovo zich naar de VN-Veiligheidsraad, waar onmiddellijk een impasse ontstond tussen voor- en tegenstanders van een onafhankelijk Kosovo. De zaak werd, na het vastlopen van het overleg in de Raad, verwezen naar de Contactgroep voor Kosovo, in de hoop alsnog tot een doorbraak te komen.
Resolutie 1244: kader voor overgangsregeling Met het besluit om de toekomstige status van Kosovo te gaan bepalen, greep de Veiligheidsraad terug op Resolutie 1244 van 10 juni 1999. De aanvaarding van die resolutie maakte een eind aan een maandenlange campagne van luchtaanvallen door de NAVO op posities van het leger van de Joegoslavische president Slobodan Milosevic. Uiteindelijk stemde Milosevic in met een reeks politieke voorwaarden, waarover in de Contactgroep voor Kosovo overeenstemming was bereikt, alvorens ze werden doorgesluisd naar de Veiligheidsraad. Deze voorzagen onder meer in de algehele terugtrekking van de militairen, politie en bestuurlijke autoriteiten van het regiem in Belgrado uit de provincie Kosovo. Het daardoor ontstane bestuurlijke vacuüm zou worden opgevuld door de komst van ‘internationale civiele en veiligheidspresenties’. Daarmee werd de basis gelegd voor de ontplooiing van een door de NAVO aangestuurde internationale troepenmacht (KFOR) en de opzet van een door de VN uitgeoefend bestuur over Kosovo (United Nations Interim Administration Mission in
Ap: 2007nr6/22
Kosovo, UNMIK). UNMIK kreeg een reeks verantwoordelijkheden als uitvoerend interimbestuurder en als gangmaker van een proces dat Kosovo’s toekomstige status moest bepalen. De VN-missie werd opgedragen alvast te werken aan de opbouw van een vorm van zelfbestuur voor de regio, waarbij de bevolking ervaring kon opdoen met ‘substantiële autonomie’ en ‘voorlopige instellingen voor democratisch en autonoom zelfbestuur’. Daarmee legde Resolutie 1244 de basis voor een tweetal trajecten in de overgangsfase, als opmaat voor nieuwe politieke verhoudingen in de toekomst: enerzijds de totstandkoming, via verkiezingen, van ‘Provisional Institutions of Self-Government’ (PISG), zoals het parlement (een nationale assemblee), de regering, en het presidentschap; anderzijds het zogenaamde ‘Standards for Status’-proces, waarbij de Kosovaren werd voorgehouden dat het overleg over de toekomstige status van Kosovo pas dan kon beginnen als eerst voldaan was aan een aantal eisen (‘standaarden’) op een achttal gebieden, zoals democratisering, de vestiging van een rechtsstaat, etnische tolerantie, vrijheid van beweging, eerbiediging van de rechten van minderheden, en de terugkeer van vluchtelingen en ontheemden. Tegelijkertijd werd daarmee, zeker vanuit de optiek van de Albanese meerderheid, de kwestie van de toekomstige status van de regio op de lange baan geschoven. De onrust onder de Albanese bevolking over het uitblijven van een regeling nam geleidelijk aan toe. In maart 2004 kwam het tot een uitbarsting van geweld, waarbij rellen in heel Kosovo, met aanvallen op Serviërs en andere minderheden, leidden tot 19 doden, 900 gewonden, de vernieling van Servische kerken en kloosters, en nieuwe stromen vluchtelingen.
Politiek proces Kosovo komt tot stilstand Medio 2005 signaleerde VN-bestuurder Søren Jessen-Petersen in een tussentijdse rapportage een vertraging in het politieke proces, waarvoor hij drie redenen zag: ten eerste het gebrek aan serieuze betrokkenheid aan de kant van het Kosovo-Albanese leiderschap, met name om de positie van de Servische minderheid serieus te nemen bij kwesties als de terugkeer van gevluchte Serviërs, de vrijheid van beweging, en het proces van decentralisatie, dat de Servische minderheid ook een volwaardige plaats in het politieke bestel moest garanderen met toereikende medezeggenschap in gemeentes met een Servische meerderheid; ten tweede de opstelling van de regering in Belgrado, die Serviërs in Kosovo ontraadde actief deel te nemen aan het politieke proces in Kosovo; en tenslotte het vooruitzicht van gesprekken over de toekomstige status dat steeds meer de verhoudingen tussen de gemeenschappen ging bepalen, zoals bij de discussie over decentralisatie, waarbij het vooral over de machtsdeling tussen beide gemeenschappen ging. In deze fase lagen de verhoudingen al even onwrikbaar vast als na het uitkomen van het Ahtisaari-rapport. De Albanezen wilden onmiddellijke en onvoorwaardelijke onafhankelijkheid.2 De Serviërs in Kosovo vonden dat het gebied deel moest blijven uitmaken van Servië, volgens de for-
mule ‘meer dan autonomie, maar minder dan onafhankelijkheid’. Volgens deze benadering mocht Kosovo weliswaar een eigen parlement, regering, president, politie en munt hebben, maar onder geen beding onafhankelijk worden. Vuk Draskovic, de toenmalige minister van Buitenlandse Zaken van Servië, zei bijvoorbeeld: “Geen enkele Servische politicus zal ooit een document tekenen dat voorziet in de onafhankelijkheid van Kosovo. (…) Het zou de ziel uit Servië rukken.” Hij waarschuwde toen al dat indien Kosovo onafhankelijk zou worden, dit elders op de Balkan tot onrust zou leiden. De rellen in maart 2004 leidden tot zware kritiek op zowel KFOR, omdat de troepenmacht het geweld niet had weten te voorkomen, als op UNMIK, met als voornaamste argument dat de VN te lang onzekerheid liet bestaan over de toekomstige status van Kosovo. De benoeming van Kai Eide tot afgezant van de secretaris-generaal van de VN voor de ‘Standards Review’ was een direct gevolg van de gebeurtenissen in maart 2004, die werden gezien als een wake-up call. Hij moest een onderzoek instellen naar de stand van zaken in Kosovo. Zijn bevindingen, die hij op 24 oktober 2005 presenteerde, stemden niet optimistisch. De situatie op het gebied van de interetnische verhoudingen, aldus Eide, “is nog heel slecht, ondanks verbeteringen”. Hij repte van etnisch geweld, inbreuken op de vrijheid van beweging, straffeloosheid en een “langzaam verlopend of zelfs stilliggend proces van terugkeer van vluchtelingen”. Zijn conclusie was onontkoombaar: het overleg over de toekomst van Kosovo moest beginnen; verder uitstel zou de zaak geen goed doen. Het was deze aanbeveling die de Veiligheidsraad in oktober Verdeling 2005 overnam: “Het is tijd om over te gaan van Kosovo tot de volgende fase van het politieke prolijkt niet langer ces”, aldus de verklaring van de voorzitter. onbespreekbaar Kort daarna werd Martti Ahtisaari belast met de opdracht aanbevelingen te doen omtrent de toekomstige status van Kosovo en deze aan de Veiligheidsraad voor te leggen voor verdere besluitvorming. Na ruim een jaar van moeizame besprekingen presenteerde de Finse diplomaat eind maart 2007 zijn rapport aan de Raad, met het voorstel Kosovo onafhankelijkheid te verlenen.3
Het voorstel van Ahtisaari Eind maart 2007 bood secretaris-generaal Ban Ki-moon het rapport van Ahtisaari, compleet met het ‘Comprehensive Proposal for the Kosovo Status Settlement’, aan de leden van de Veiligheidsraad aan.4 Ahtisaari schreef dat het hem na een jaar van gesprekken en
onderhandelingen duidelijk was geworden dat partijen het niet eens konden worden over de toekomstige status van Kosovo. Beide partijen hadden steeds weer “hun categorische, diametraal tegenovergestelde posities” ingenomen: Belgrado eiste Kosovo’s autonomie binnen Servië op, terwijl Pristina met niet minder genoegen nam dan onafhankelijkheid. Hij meende dan ook dat “het onderhandelingspotentieel om een wederzijds aanvaardbare uitkomst over Kosovo’s status tot stand te brengen, is uitgeput”, om eraan toe te voegen dat “no amount of additional talks, whatever the format, will overcome this impasse”. Tegelijkertijd was het voor hem duidelijk dat de status quo niet kon voortduren: “Onzekerheid over de toekomstige status is een belangrijke hinderpaal geworden voor Kosovo’s democratische ontwikkeling, accountability, economisch herstel en interetnische verzoening. Deze onzekerheid leidt slechts tot verdere stagnatie, polarisering van de gemeenschappen en mondt uit in sociale en politieke onrust.” Deze overwegingen brachten Ahtisaari tot de conclusie dat “de enige levensvatbare optie voor Kosovo onafhankelijkheid is”, zij het aanvankelijk onder internationaal toezicht. Daarmee wees hij de “reïntegratie [van Kosovo] in Servië” en een “voortgezet internationaal bestuur” over Kosovo als alternatieve opties van de hand. Omdat de provincie zelf nog niet in staat was om de problemen van de bescherming van minderheden, democratische ontwikkeling, economisch herstel en maatschappelijke verzoening aan te
pakken, bleef voorshands betrokkenheid en toezicht van de internationale gemeenschap noodzakelijk, vooral met het oog op de noodzaak “de bescherming van Kosovo’s meest kwetsbare groeperingen en hun deelname aan het openbare leven te verbeteren”. Terwijl Ahtisaari deze betrokkenheid slechts zag voor een beginperiode, zouden de “intensieve betrokkenheid” van de “internationale presenties” vooral toegespitst moeten worden op kritische terreinen als gemeenschapsrechten, decentralisatie, de bescherming van de Servisch Orthodoxe Kerk en het rechtsstelsel. Tenslotte zette Ahtisaari de kwestie-Kosovo neer als “een uniek geval dat een unieke oplossing vereist”. Al deze overwegingen mondden uit in het ‘Settlement Proposal’, dat diende als grondslag voor de onafhankelijkheid. In een annex bij zijn rapport vatte de Finse diplomaat de belangrijkste bepalingen van het ‘Alomvattende voorstel voor de regeling van de status van Kosovo’ in drie A-4tjes samen, daar waar het eigenlijke voorstel 60 pagina’s omvatte. Het voorstel voor een regeling behelsde gedetailleerde maatregelen gericht op de bevordering en bescherming van de rechten van de gemeenschappen, de decentralisatie van het bestuur en het behoud en de bescherming van het culturele en religieuze erfgoed van Kosovo. Voorts schreef de regeling constitutionele, economische en veiligheidsbepalingen voor, allemaal gericht op het bereiken van een multi-etnisch, democratisch en welvarend Kosovo. En tenslotte voorzag de regeling in een mandaat voor een toekomstige internationale civiele en militaire presentie in de regio om toe te zien op de implementatie
“De onafhankelijkheid van Kosovo zou de ziel uit Servië rukken.” (foto: F. Kuqi, UN Photo)
Ap: 2007nr6/24
van de regeling, en om de autoriteiten ter plaatse bij te staan bij het verzekeren van vrede en stabiliteit in heel Kosovo. Zonder dat Ahtisaari de term overnam, lag zijn plan geheel in het verlengde van het idee van ‘voorwaardelijke onafhankelijkheid’, zoals dat al eerder was voorgesteld door onder meer de Onafhankelijke Internationale Commissie voor Kosovo in een rapport uit 2000.5 Uit een vijftal opties (protectoraat, opdeling, volledige onafhankelijkheid, autonomie binnen een democratisch Servië, en voorwaardelijke onafhankelijkheid) gaf de commissie al in 2000 de voorkeur aan voorwaardelijke onafhankelijkheid, onder de conditie dat de internationale gemeenschap zorg zou dragen voor de aanwezigheid van politie en militairen, zolang Kosovo zelf niet zou kunnen zorgen voor de eigen externe en interne veiligheid. Maar er waren ook verschillen tussen beide voorstellen. Het belangrijkste motief voor Ahtisaari om voor internationaal toezicht te pleiten, vloeide voort uit zijn zorg over de positie van Kosovo’s ‘meest kwetsbare minderheidsgroepen’, in het bijzonder de Serviërs. De taken van de internationale presenties moeten daar dan ook op worden toegesneden, zo meende hij. Verder viel het op dat Ahtisaari nauwelijks sprak over de modaliteiten van het uitroepen van de onafhankelijkheid, al gaf hij impliciet te kennen dat het aan de Veiligheidsraad was om daarover een formeel besluit te nemen. De internationale commissie voor Kosovo ging uit van een referendum onder de Kosovaarse bevolking. En waar Ahtisaari nadrukkelijk sprak van internationaal toezicht voor ‘een initiële periode’ van 120 dagen, liet de internationale commissie in 2000 zich helemaal niet uit over de duur van die voorwaardelijke onafhankelijkheid. Gelet op de explosieve verhouding tussen Albanezen en Serviërs leek een overgangsfase van vier maanden wel erg aan de korte kant.
Impasse in de Veiligheidsraad Met de aanbieding van Ahtisaari’s rapport aan de Veiligheidsraad verplaatste het zwaartepunt van de internationale onderhandelingen over de toekomstige status van Kosovo zich van de onderhandelingstafel met de direct betrokken partijen in Wenen naar de wandelgangen van het VN-gebouw in New York. De inzet was aanvaarding van een resolutie over de status van de provincie. Aan Kosovo-Albanese zijde was daar al een stevig voorschot op genomen: nog voor de afronding van Ahtisaari’s werkzaamheden eind maart zei de Kosovaarse onderhandelaar Veton Surroi: “In juni zijn we onafhankelijk, en dan kandideren we ons in september als lid van de Verenigde Naties.”6 In een interview met een Bosnische krant waarschuwde de leider van de Serviërs in Kosovo dat uitvoering van het plan-Ahtisaari “de regio volledig zal destabiliseren. De oorlog breekt misschien niet onmiddellijk uit, maar dan wel op termijn.”7 En ook bij de VN tekende zich meteen een impasse af, waarbij de westerse permanente leden de aanbeveling van Ahtisaari overnamen, en de Russische Federatie, in het voetspoor van de Serviërs,
onafhankelijkheid ten enenmale afwezen; daarmee dreigden ze feitelijk gebruik te zullen maken van hun vetorecht in de Veiligheidsraad. Met name de Verenigde Staten wierpen zich op als pleitbezorger van het onafhankelijkheidsstreven van de Kosovo-Albanezen. Enerzijds betoogden zij dat een onafhankelijk Kosovo geen precedent zou scheppen voor andere regio’s met afscheidingsbewegingen, zoals de ‘bevroren conflicten’ aan de periferie van de voormalige Sovjetunie.8 De VS meenden dat Kosovo een uniek, op zichzelf staand geval was, met een ongekende mate van betrokkenheid van de kant van de VN en de NAVO. Anderzijds drongen de VS aan op een spoedig besluit: verder uitstel zou alleen maar tot meer instabiliteit leiden, aldus de Amerikaanse gezant voor de besprekingen over de status van Kosovo, Frank Wisner.9 Washington mikte op een stemming over een resolutie “tegen het einde van deze lente”, aldus Nicholas Burns, de nummer drie op het State Department, medio april. De Russen daarentegen hadden helemaal niet zo’n haast. Zij waarschuwden voor het openen van een doos van Pandora: de onafhankelijkheid van Kosovo zou kunnen leiden tot een kettingreactie, met name in gebieden met afscheidingsbewegingen (een toespeling op regio’s als Zuid-Ossetië, Abchazië en Trans-Dnjestrië). Zij vonden voorts dat een regeling de instemming van beide partijen nodig had, wilden hardere waarborgen voor de positie en de veiligheid van de Servische minderheid in Kosovo, en drongen aan op een voortzetting van de onderhandelingen. Ondertussen sprak Servië zich al tegen de ontwerpresolutie uit, nog voordat die formeel was ingediend. Voormalige UÇK-leden, die zich in 1998/99 verzetten tegen het leger Het uitblijven van van Milosevic, dreigden opnieuw hun een statusregeling wapens op te nemen indien de impasse zou leidde in 2004 leiden tot verder uitstel van een besluit tot een uitbarsting over Kosovaarse onafhankelijkheid.10 Uiteinvan geweld delijk werd de zaak terugverwezen naar de Contactgroep voor Kosovo. Onder voorzitterschap van een ‘trojka’ (bestaande uit diplomatieke vertegenwoordigers van de VS, Rusland en de Europese Unie) zouden de partijen een nieuwe poging doen om uit de impasse te geraken.
Conclusie De internationale gemeenschap heeft de regeling van de kwestie van Kosovo’s toekomstige status jarenlang voor zich uitgeschoven volgens het beginsel: “Komt tijd, komt raad.” Resolutie 1244, die sinds 1999 de basis vormde voor het bestuur over Kosovo (dat formeel een provincie bleef van Servië), voorzag in een bestuurlijke overgangsre-
Ap: 2007nr6/25
geling met een ‘open eind’. Niemand kon in 1999 voorzien hoe lang de overgangsperiode zou gaan duren. Maar duidelijk is inmiddels dat met het afschieten van Ahtisaari’s voorstel voor een ‘voorwaardelijke onafhankelijkheid’ voor Kosovo, er ook een einde kwam aan de consensus in de Veiligheidsraad. Daarmee was de impasse compleet: zowel bij de directe onderhandelingspartners, de Albanezen en Serviërs in Kosovo, als onder de permanente leden van de Veiligheidsraad overheerste verdeeldheid. De Russen dwongen met hun afwijzende opstelling een nieuwe onderhandelingsronde af, waar Ahtisaari in zijn rapport nog benadrukte na ruim een jaar bemiddelen geen ruimte voor verdere onderhandelingen meer te zien. De kwestie-Kosovo werd afgevoerd van de agenda van de Veiligheidsraad en doorverwezen naar de Contactgroep voor Kosovo, die onmiddellijk een driemanschap aanstelde als voorzitter voor het overleg. De doorgeleiding van het Kosovo-dossier naar de Contactgroep leek overigens nauwelijks perspectief te bieden, omdat zowel de direct betrokken partijen (Serviërs en Albanezen in Kosovo) als de trojka van het voorzitterschap onderling verdeeld waren. Niettemin lijkt het eerste slachtoffer van deze koerswijziging het plan-Ahtisaari, dat naar ik vermoed feitelijk van de agenda is afgevoerd. Bij het begin van de nieuwe onderhandelingen op het niveau van de Contactgroep, door de Amerikaanse onderhandelaar omschreven als “het laatste hoofdstuk in het statusproces”, was volstrekt onduidelijk hoe de onderhandelingen zouden verlopen: al dan niet met inachtneming van een tijdslimiet, al dan niet op basis van het Ahtisaari-plan, al dan niet onderhandelen via pendeldiplomatie, en al dan niet een formele afronding van het statusproces op basis van een besluit van de Veiligheidsraad.11 Medio augustus leek er onverwacht beweging te zitten in de posities van de partijen, toen bekend werd dat de trojka een opdeling van Kosovo niet langer uitsloot. Bij zo’n verdeling zou het noorden van Kosovo met de stad Mitrovica, waar het grootste deel van de Servisch minderheid woont, bij Servië kunnen worden gevoegd, terwijl de rest van Kosovo dan onafhankelijk zou kunnen worden. De vraag is nu of deze optie, die voorheen voor met name de westerse landen onbespreekbaar was, voor de doorbraak zal zorgen – op straffe van het gevaar dat het alsnog tot een nieuwe ronde van gewelddadigheden komt op de Balkan. Drs. D.A. Leurdijk is als onderzoeker, docent en poli-
NOTEN 1.
Statement by the President of the Security Council,
2.
In juni 2005 voorspelde premier Kosumi nog dat zijn land in juli
S/PRST/2005/51, 24 oktober 2005.
2006 onafhankelijk zou zijn. 3.
NRC Handelsblad, 25 oktober 2005.
4.
S/2007/168, 26 maart 2007.
5.
The Kosovo Report: www.reliefweb.int/library/documents/thekosovoreport.htm.
6.
NRC Handelsblad, 2 februari 2007.
7.
NRC Handelsblad, 3 februari 2007.
8.
tiek commentator verbonden aan het Nederlands Instituut voor Internationale Betrekkingen Clingendael in Den Haag.
usinfo.state.gov, 23 maart 2007. In dit verband wordt vaak gewezen op Abchazië, Noord-Karabach, Zuid-Ossetië en TransDnjestrië.
9.
NRC Handelsblad, 4 april 2007.
10. NRC Handelsblad, 12 juli, en Europe Diplomacy and Defence, nr. 48,
Dit artikel is mede gebaseerd op de bij Clingendael (www.clingendael.nl) te downloaden internetpublicatie
10 juli 2007. 11. VN-secretaris-generaal Ban Ki-moon liet begin augustus weten
‘Kosovo’s toekomstige status; dilemma’s van voorwaar-
ervan uit te gaan dat de Contactgroep tegen 10 december van dit
delijke onafhankelijkheid’. Eerder publiceerde Leurdijk
jaar, dus na ongeveer vier maanden, verslag zou uitbrengen over
met Dick Zandee: ‘Kosovo. Van crisis tot crisis’, Insti-
het verloop van de onderhandelingen tussen Pristina en Belgra-
tuut Clingendael, 1999, en ‘Kosovo: From Crisis to
do. United Nations News Centre, 1 augustus 2007.
Crisis’, Aldershot, 2001.
Een nederzetting van de Servische minderheid in Kosovo (foto: NAVO)
Ap: 2007nr6/26
Rusland als Estlands veiligheidsobsessie
Jeroen Bult
Hoewel het met de bilaterale betrekkingen tussen Estland en Rusland al langer niet bijster goed gesteld is, zorgde een aantal incidenten er dit jaar voor dat de verstandhouding een dieptepunt bereikte.
Botsing om een beeld Opeens was het kleine Estland wereldnieuws. Premier Andrus Ansip besloot op 26 april dit jaar tot verwijdering van het omstreden Sovjetmonument van de Bronzen Soldaat over te gaan, en de in 1945 onder diens voeten ter aarde bestelde Sovjetmilitairen naar een reguliere militaire begraafplaats te laten overbrengen. Met hevige onlusten en plunderingen in Tallinn als gevolg. Het verhaal moge inmiddels als bekend worden verondersteld: voor de Esten belichaamt Pronkssõdur bijna een halve eeuw van communistische repressie en exploitatie, voor de Russische minderheid symboliseert het beeld de heroïsche strijd van Stalins troepen tegen nazi-Duitsland. Meer in het algemeen staan beide bevolkingsgroepen lijnrecht tegenover elkaar als het gaat om de interpretatie van de moderne geschiedenis. Estland roept al sedert het herstel van zijn onafhankelijkheid in 1991 dat het in 1940 door de USSR is bezet en dat de Sovjets zo mogelijk nog barbaarser dan de nazi’s waren. Rusland, bijgevallen door de meeste etnische Russen op Estse bodem, houdt vol dat Estland, Letland en Litouwen geheel vrijwillig tot de Sovjetfamilie zijn toegetreden, en dankbaarheid dienen te tonen voor de ‘bevrijding van het fascisme’ in 1944.1 Botsende Weltanschauungen en niet-geheelde wonden op een
klein oppervlak dus. Premier Ansip liet kort na een aantal incidenten bij het gewraakte monument in het centrum van Tallinn doorschemeren Pronkssõdur te willen verplaatsen, en diende een wetsvoorstel in bij het parlement dat voorzag in een overheveling van de zeggenschap over de locaties waar militairen liggen begraven van de lokale naar de nationale overheid, ofwel naar hemzelf.2 Op basis van deze ‘Wet 1001SE’, die op 10 januari werd aangenomen en tien dagen later in werking trad, werd een speciale commissie in het leven geroepen. Deze zou namens het Ministerie van Defensie de geschiktheid van alle lokaties waar oorlogsslachtoffers begraven liggen, beoordelen, het overbrengen van de lichaamsresten van anonieme, ‘abnormale’ plekken naar reguliere begraafplaatsen, en de identificatie van de gevonden lichamen voor haar rekening nemen, en voorstellen aangaande het beheer en de beveiliging van deze officiële begraafplaatsen uitwerken. De commissie bracht op 9 maart een advies uit, waarin zij zich uitsprak voor het overbrengen van de restanten van de Sovjetmilitairen naar een meer ‘vreedzame’ lokatie: Tallinna kaitseväe kalmistu, een militaire begraafplaats ten zuidoosten van het centrum van Tallinn. In de nachtelijke uren van 26 april besloot het crisiscomité van de regering (Ansip, minister van Defensie Jaak Aaviksoo en minister van Binnenlandse Zaken Jüri Pihl) op basis van de wet de daad bij het woord te voegen. Het blijft gissen naar de precieze reden voor
Ap: 2007nr6/27
deze spontane doortastendheid; mogelijk anticipeerde het comité op geluiden over op handen zijnde acties van Russische militanten. Maar het is curieus dat Ansip enkele uren eerder op de Russischtalige zender Raadio 4 nog op geruststellende toon had verzekerd dat er vóór 9 mei geen spade in de grond zou worden gezet. Lag er dan heimelijk toch een ander draaiboek klaar? Dat de politie, de medewerkers van het Forensisch Centrum met al hun materieel (hekken, tent, machines) zo ontzettend snel ter plekke konden zijn, wijst daar wel op. Het is overdreven om te stellen dat die paar activiteiten die de voorafgaande dagen bij de Bronzen Soldaat plaatsvonden – op 22 april vormde een groep Russen een menselijke keten rond het beeld – een serieus gevaar voor de openbare orde vormden. Een ander inside information-gerucht wil dat de geheime dienst in een voor de regering opgestelde notitie fel verzet tegen de verwijdering van Pronkssõdur voorspelde en dat Ansip, die die notitie op 25 april doorlas, hoopte dit door onmiddellijk handelen vóór te zijn. De premier zou zich later in een artikel in de krant Postimees op een ietwat pompeuze wijze proberen te rechtvaardigen: de waardigheid en zelfs het voortbestaan van Estland stonden op het spel.3 Of zwelgde de premier simpelweg in euforie door de verkiezingszege die zijn liberale Hervormingspartij (Reformierakond) een maand eerder had weten te behalen? Hoe het ook zij, de Russische gemeenschap was in ieder geval des duivels, wat haar harde kern bepaald niet verhulde – gedurende twee nachten zou de Estse hoofdstad worden geteisterd door rellen. Rusland, dat al maanden een doelgericht propaganda-offensief tegen Estland voerde en niet schuwde daarbij termen als ‘blasfemie’, ‘het herschrijven van de geschiedenis’ en ‘een herleving van het nazisme’ te bezigen, reageerde niet minder furieus. De bilaterale betrekkingen, met welke het toch al niet bijster goed gesteld was 4, bereikten een absoluut dieptepunt. Niet alleen door de verwikkelingen in Tallinn als zodanig, maar ook door de bij vlagen surrealistische gebeurtenissen die hierop volgden. Honderden leden van jeugdorganisatie Nashi (‘de Onzen’), in de volksmond ook wel ‘de Poetin-jeugd’ genoemd, belegerden de Estse ambassade in Moskou en vielen ambassadeur Kaljurand aan, de stroom van Russische cargo (olie, hout, steenkool) naar de Estse havens nam qua omvang snel af, en beide landen raakten verwikkeld in een verbale oorlog over onder meer de dood van een Russische plunderaar.
Cyber attacks Ernstiger was dat de staatsveiligheid van Estland in het geding was. Direct na het begin van de onlusten in Tallinn rezen er problemen met internet, het handelsmerk van ‘E-Stonia’. De websites van onder meer president Toomas Hendrik Ilves, de Ministeries van Buitenlandse Zaken, Binnenlandse Zaken en Defensie, de Riigikogu, Reformierakond, Postimees, de politie van Tallinn, de grootste banken en telecomaanbieders, maar ook het alarmnummer 112 waren
korte of langere tijd onbereikbaar. Zelfs de website van YLE, de Finse staatsomroep, was platgelegd. Door servers met een veelheid aan spam en andersoortige zinloze berichten te bestoken, kunnen deze worden verlamd (zg. ‘distributed denial of service attacks’, DDOS). Hackers pasten dit beruchte procédé massaal toe, boorden zich door de Estse firewalls heen en wisten minstens vijftien belangrijke websites permanent uit de lucht te houden.5 Op de Reformierakond-site verscheen een ‘brief’ van premier Ansip, waarin hij zich ‘verontschuldigde’ voor zijn daden. De beheerders van de getroffen websites zagen zich genoodzaakt een blokkade voor buitenlandse computers op te werpen (dit kan door het systeem aanvragen van bepaalde buitenlandse IP-nummers te laten negeren). De cyber attacks namen al snel een meer structurele vorm aan en wonnen na 9 mei – de dag dat Rusland en de Russische diaspora de zege op het Derde Rijk herdenken – verder aan intensiteit. Voornaamste prooi was de website van HansaPank, welke op 10 mei gedurende anderhalf uur volledig plat lag, een schadepost van ca. 15 miljoen Estse kroon (bijna één miljoen euro).6 Voor in den vreemde woonachtige Esten was het sowieso al lastiger van internetbankieren gebruik te maken. Vijf dagen later was het de beurt aan concurrent SEB Ühispank. Op 18 mei, om klokslag 0.00 uur, hielden de aanvallen plotseling op. De professionaliteit deed in Tallinn het vermoeden rijzen van directe betrokkenheid van Russische overheidsinstanties, waaronder Estland huldigt het Kremlin. Een werkgroep van het het beginsel dat International Centre for Defence Studies Rusland een harde (ICDS), een door de regering gesubsidieeromgangsvorm de denktank, concludeerde in een notitie behoeft over de rol van Rusland in de onlusten van eind april dat deze aanvallen op Estlands ICT inderdaad uit het Oosten kwamen. Zo viel erin te lezen dat op het internet Russischtalige instructies voor dergelijke aanvallen, en voor het kraken van en zoeken naar lekken in de beveiliging van computers van derden circuleerden, en dat Rusland al langer de twijfelachtige reputatie genoot een geliefde thuishaven van hackers en bedenkers van computervirussen te zijn.7 Minister Paet refereerde aan ‘IP-adressen van Russische regeringscomputers, die van de president van de Russische Federatie inbegrepen.’8 Concrete, stavende bewijzen presenteerde hij evenwel niet. Zijn collega van Justitie Rein Lang stelde de hacker-praktijken op gelijke hoogte met terrorisme en sprak van een “terroristische aanval op Estland” die erop gericht was de
Ap: 2007nr6/28
economie lam te leggen.9 President Ilves zei in een interview dat de FSB (de Russische geheime dienst) nu eenmaal het internet controleert en de internetaanbieders in zijn greep houdt.10 Rusland verwees de aantijgingen naar het rijk der fabelen. Experts ventileerden al evenzeer hun twijfels. Professor Chris Bellamy, verbonden aan het Securities Studies Institute van Cranfield University, zei dat het zich beroepen door Estland op Artikel 5 van het NAVOverdrag – een aanval op één is een aanval op allen – Rusland zou afschrikken. Een actie van Estse nationalisten die toenadering tot Rusland wilden voorkomen, leek hem waarschijnlijker.11 Rest alleen de vraag waarom de cyber-aanvallen al op 27 april begonnen, toen niemand nog aan het zoeken van toenadering dacht. Een andere expert, José Nazario, senior security researcher bij Arbor Networks, een Amerikaans internet-consultancybedrijf, bestreed dat de Russische regering de aanvallen had uitgevoerd. Ofschoon Nazario Russische betrokkenheid an sich niet wilde uitsluiten, hadden onderzoek en data-analyse van zijn hand geen sporen naar de machtscentra in Moskou aan het licht gebracht. Volgens hem richtten hackers wereldwijd, ook vanuit de VS en zelfs vanuit Vietnam, hun pijlen op Estland (later zouden ook de namen van Zweden, Noorwegen, Canada, Peru, Brazilië en China vallen). De actie was te spontaan van aard voor een strakke politieke regie. Hun identiteit had hij niet kunnen achterhalen: “We don’t know who was sitting at the keyboard.”12 Hillar Aarelaid, hoofd van het Computer Emergency Response Team Estonia (CERT), dat sinds 2006 waakt over de domeinnamen ein‘Russofobie’ digend op ‘.ee’, zei evenmin over bewijzen is een integraal voor betrokkenheid van de Russische overonderdeel van de heid te beschikken.13 Dat er individuele alledaagse politiek in cybervandalen zonder sturing van regeringsTallinn geworden wege aan het werk waren geweest, leek ook hem waarschijnlijker. Mogelijk met gebruik van zogenaamde ‘botnets’, een keten van door virussen gekaapte computers (zonder dat de eigenaar zich van dit misbruik bewust is). Een echte professionele instantie zou volgens Aarelaid ook al haar sporen hebben uitgewist. De Israëlische expert Gadi Evron sprak in een rapportage aan de Estse regering van een aanval door een ‘internet-mob’, een groep van individuen in Rusland die op blogs technische adviezen wisten te vinden.14 Begin september gaf ook minister Aaviksoo knarsetandend toe dat de bewijsvoering tegen Rusland flinterdun is.15 Maar Konstantin Goloskolov, een ‘commissaris’ van jeugdorganisa-
tie Nashi, deed in de Russische zakenkrant Vedomosti een opmerkelijke bekentenis: hij en een paar kameraden waren de kwade geniën achter de cyber attacks.16 Op bezoek in de seperatistische Moldavische regio Trans-Dnjestrië vernam hij van de verplaatsing van de Bronzen Soldaat en besloot hij een passende vergeldingsdaad te zullen stellen. Goloskolov ontkende de actie met hogere autoriteiten – die van Nashi dan wel het Kremlin – te hebben afgekaart. Justitie in Estland hoefde bij haar strafrechtelijk onderzoek niet op medewerking van Rusland te rekenen – de Russische ambassade stelde in juni dat een formulier verkeerd was ingevuld en het verzoek derhalve niet in behandeling kon worden genomen. Estland verweet Rusland daarop een bilateraal verdrag uit 1995 inzake wederzijdse juridische bijstand te schenden.17 Overigens heeft Rusland op zijn beurt Estse hackers ervan beschuldigd de website van het Kremlin te willen ontwrichten.18 Estland schroomde niet om internationale aandacht te vragen voor de cyber-aanvallen, en de NAVO- en EU-partners te wijzen op het gevaar dat van dit prille verschijnsel uitgaat: maakt de wereldwijde afhankelijkheid van het internet, met inbegrip van alle onlinediensten en informatiebronnen, de westerse landen met hun karakteristieke open samenlevingen niet enorm kwetsbaar? Minister Aaviksoo trad in de geopolitieke voetsporen van admiraal Mahan en zei een parallel tussen de strijd om cyber space (door hem “the battlefield of the 21st century” gedoopt) en de pogingen van de 19e-eeuwse grootmachten om de wereldzeeën te overheersen, te ontwaren. Het verschil is echter dat de heerszuchtige geesten anno nu in alle anonimiteit kunnen opereren.19 Een medewerker van Aaviksoo maakte zowaar een vergelijking met de aanvallen van 9/11.20 De NAVO stuurde twee specialisten naar Tallinn, de VS een deskundige van het Department of Homeland Security. De ministers van Defensie van de NAVO-landen bogen zich op 15 juni over de afwending van en beveiliging tegen dit soort aanvallen. De Amerikaanse president Bush sprak tijdens het bezoek van president Ilves aan het Witte Huis (25 juni) zijn grote bezorgdheid uit – zonder Rusland als hoofdverantwoordelijke te brandmerken – en dankte Estland voor het delen van informatie met de VS. Het voorstel van Ilves om in Estland een speciaal NAVO-onderzoekscentrum te openen noemde Bush ‘interessant.’21 Estland drong er ook bij de EU op aan om acties van hackers voortaan als terrorisme te definiëren en sancties tegen de ‘verantwoordelijke’ landen in te stellen.22 Feit is dat er in Europees verband inderdaad nauwelijks concrete afspraken zijn gemaakt over de bestrijding van en verdediging tegen cyber attacks. De European Convention on Cyber Crime, die in 2001 door de Raad van Europa is geïnitieerd, lijkt het enige voorbeeld te zijn. Het verdrag is slechts door een handvol landen – waaronder Estland – getekend en geratificeerd. Kennelijk geldt deze ongrijpbaarbare uitdaging, waarnaar ook relatief weinig academisch onderzoek is verricht, in vergelijking met het ‘echte’ terrorisme nog niet als urgent genoeg.
Estland zoekt westerse steun… Estland probeerde die tubulente april- en meimaanden de oplopende spanningen met Rusland in te bedden in een bredere EU- en NAVO-context. Het streefde naar maximale steun onder de partners, opdat het tijdens de diplomatieke strubbelingen met Moskou over adequate dekking zou beschikken. Men zou kunnen stellen dat het inderdaad een geluk bij ongeluk was dat Estland zich kon verschuilen achter de steeds ijziger wordende relatie tussen de VS en de NAVO enerzijds, en Rusland anderzijds. Aan deze tendens liggen meningsverschillen ten grondslag over onder meer (de Poolse en Tsjechische deelname aan) het Amerikaanse raketschild, Ruslands aankondiging de naleving van het Conventional Armed Forces in Europe (CFE)-verdrag te bevriezen, de status van Kosovo, en de Russische Noordpool-claim. Groot-Brittannië en Rusland verzandden op hun beurt in een ruzie over de justitiële nasleep van de vergiftiging van de Russische ex-spion Litvinenko in Londen. Al deze gebeurtenissen, evenals het versterken van de Oostzeevloot door Rusland, het hervatten van de militair-strategische vluchten, het opvoeren van het aantal testen met (zware) conventionele wapens, en vice-premier Ivanovs zinspeling op het stationeren van raketsystemen in de Kaliningrad-exclave mochten Polen en Tsjechië daadwerkelijk hun medewerking aan missile defense verlenen, zijn door Estse politici en media als een bevestiging van
een neo-imperialistisch klimaat in Rusland en een heroplevende Koude Oorlog met de democratische wereld uitgelegd - “Rusland baseert zijn buitenlandse politiek al langer op pure confrontatie”, om met minister van Buitenlandse Zaken Urmas Paet te spreken.23 Op zich zijn dergelijke analyses niet nieuw: Estland huldigt al vijftien jaar het Huntingtoniaanse beginsel dat Rusland wezenlijk afwijkt van de Europese cultuur en daarom een ‘andere’, bij voorkeur harde omgangsvorm behoeft. Het is geen toeval dat Estland (evenals Letland, Litouwen en Polen) de NAVO er de afgelopen jaren op heeft geattendeerd dat zij haar traditionele verdedigingstaak niet mag verloochenen en Rusland generlei invloed op het interne besluitvormingsproces mag geven.24
…maar overspeelt zijn hand? Het gevoel van de Esten aan een acute bedreiging uit het Oosten onderhevig te zijn, is sinds april, op de golven van de Pronkssõdurkwestie en haar nasleep, sterk toegenomen. Wendde Rusland zijn energievoorraden en economische potentieel reeds aan om kritische ex-satellieten onder druk te zetten (men denke aan het opschorten van de gasleveranties aan Oekraïne en de aanleg van de gaspijpleiding door de Oostzee), nu grijpt het ook naar militaire middelen, zowel moderne (cyber-wapens) als meer klassieke (conventionele wapens), luidt de Estse communis opinio. De opperbevelhebber der strijdkrachten, generaal-majoor Ants Laaneots,
De Estse premier Andrus Ansip (links) wordt ontvangen door de secretaris-generaal van de NAVO, Jaap de Hoop Scheffer (foto: NAVO)
Ap: 2007nr6/30
karakteriseerde het Russische gedrag als ‘alarmerend’ (eerder noemde hij Rusland al “het grootste probleem voor Estlands veiligheid”).25 Wie zegt dat Rusland de bewapening aan zijn westgrenzen niet zal opvoeren, nu het het CFE-verdrag negeert?, zo vroeg de krant Päevaleht zich af in een redactioneel commentaar.26 Oudpremier en parlementslid Mart Laar zag de opschorting van het verdrag als de zoveelste stap in het herscheppen van de ‘messianistische’, imperialistische Russische identiteit door president Poetin, en legde ogenblikkelijk een verband met de verheerlijking van het Sovjetverleden – met name de Grote Vaderlandse Oorlog – en het bagatelliseren van de eigen misdaden.27
NOTEN
Maar misschien legt Laar tevens de vinger op een andere zere plek: ‘Russofobie’ is de laatste maanden tot een integraal, vanzelfsprekend onderdeel van het alledaagse politieke bedrijf in Tallinn verworden. Alle gêne is afgeworpen, (dagelijks) klagen over Rusland is een sacraal doel op zich geworden. Helaas is daarmee ook alle waardigheid verdwenen. Het gevaar bestaat dat Estland de goodwill die het ten tijde van de cyber attacks en de crisis rond de ambassade in Moskou op zo tactvolle wijze had opgebouwd bij de bondgenoten, weer zal verspelen. Deze dreigen immuun te worden voor het onophoudelijke Estse gejeremieer over Rusland (hoe gerechtvaardigd Estlands klachten soms ook mogen zijn). Van de door de Esten gewenste Rusland- en energiedimensies van het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid van de EU zal aldus weinig terechtkomen. Het overtuigen van het Oude Europa vereist diplomatiek vernuft en niet-aflatende inspanning, geen moddergooien richting het Oosten. Niet alleen Estland, de hele westerse gemeenschap wordt geraakt door het weer opkrabbelen van de Russische beer en zijn kwalijke plannen. Dat leek aanvankelijk het uitgangspunt van het Estse beleid te zijn - en dat zou het ook moeten blijven.
3.
Eesti Postimees, 16 mei 2007.
4.
Zie bijv.: J. Bult, ‘Estland en Rusland: geen vrienden’, Atlantisch
1.
Zie verder: J. Bult, ‘Everyday Tensions Surrounded by Ghosts from the Past: Baltic-Russian Relations since 1991’, in: H. Tiirmaa-Klaar & T. Marques (Eds.), Global and Regional Security Challenges: A Baltic Outlook, Tallinn University Press, Tallinn 2006, pp.149 en volgende.
2.
Zie verder: J. Bult, ‘Brouille rond een bronzen beeld. Nationale hysterie in Estland’, in: De Groene Amsterdammer, nr.5, 2 februari 2007, pp.18-19. Voor de geschiedenis van het beeld zelf, zie: P. Kaasik, Common Grave for, and a Memorial to Red Army Soldiers on Tõnismägi, Tallinn, Historical Statement, Estonian Foundation for the Investigation of Crimes against Humanity, Tallinn 2006.
Perspectief, nr. 3, 2005, pp. 21-26. 5.
Svenska Dagbladet, 9 mei 2007: www.svd.se.
6.
Eesti Postimees, 10 mei 2007: www.postimees.ee.
7.
‘Russia’s Involvement in the Tallinn Disturbances’, International Centre for Defence Studies, mei 2007: www.icds.ee. 8.
‘Välisministri avaldus’, Eesti Välisministeerium, 1 mei 2007.
9. Berlingske Tidende, 14 juni 2007. 10. Frankfurter Allgemeine Zeitung, 18 juni 2007. Ilves noemde Rusland niet expliciet als brein achter de aanvallen, maar zei dat “het zeker niet om Uruguay ging”. 11. World Today, BBC World, 17 mei 2007. 12. ‘Conflicting Accounts of Who is behind Cyber Attack on Estonia’, Ars Technica, 6 juni 2007 (www.arstechnica.com). 13. Der Spiegel, 18 mei 2007 (www.spiegel.de). 14. Eesti Postimees, 7 augustus 2007. 15. Äripäev, 6 september 2007. 16. Eesti Postimees, 29 mei 2007. 17. Eesti Postimees, 11 juli 2007. 18. RIA Novosti, 17 mei 2007 (www.rian.ru).
Drs. J. Bult is als wetenschappelijk medewerker ver-
19. ‘Defence Minister Jaak Aaviksoo: Cyber Defence – The Unnoti-
bonden aan het Institute of International & Social Stu-
ced Third World War’, Eesti Kaitseministeerium, 16 juni 2007
dies in Tallinn. Voorts is hij correspondent voor verschil-
(www.mod.gov.ee).
lende Nederlandse media en tevens publicist.
20. The Economist, nr. 8528, 12-18 mei 2007, p. 30. 21. Frankfurter Allgemeine Zeitung, 27 juni 2007. 22. Berlingske Tidende, 14 juni 2007. 23. Libération, 10 mei 2007. 24. Janina Sleivyte, ‘NATO/US-Russian Relations after 11 September and their Implications for Baltic Security’, in: Baltic Defence Review, nr. 7, 2002 (vol. 1), p. 65. 25. Eesti Päevaleht, 6 december 2006; Eesti Päevaleht, 21 juni 2007. 26. Eesti Päevaleht, 16 juli 2007. 27. Wall Street Journal Europe, 3 mei 2007.
Het in Estland omstreden Sovjetmonument Pronkssõdur, de Bronzen Soldaat (foto: Jens-Olaf, Flickr)
Ap: 2007nr6/31
Atlantisch Nieuws
• R APPOR T-PETR AEUS: DEEL TROEPEN WEG Nieuwsoverzicht op het gebied van de trans-Atlantische betrekkingen, Europese veiligheid en het Nederlandse buitenlands beleid
Periode 26 juli - 19 september 2007
Samenstelling David den Dunnen Met bijdragen van Annemarie van Campen en Tjitske Risselada
Bronnen Voor Atlantisch Nieuws wordt gebruik gemaakt van de volgende bronnen: NRC Handelsblad, De Volkskrant, Defensiekrant, International Herald Tribune, Financial Times, Jane’s Defence Weekly, RFE/RL Newsline, Europe Diplomatie & Défense, ISN Security Watch en diverse internetbronnen
Amerika en Irak
voor de veiligheidssituatie in het land,
van een eventuele Amerikaanse terug-
die de afgelopen tijd is verbeterd. De
trekking uit Irak vanaf 2008. Het rapport
Op 14 september heeft de Amerikaanse
opperbevelhebber verklaarde ‘gefrus-
acht het echter ondenkbaar dat de troe-
president George W. Bush in een toe-
treerd’ te zijn door de tegenvallende
pen naar huis zijn gehaald vóór het einde
spraak tot het volk opgeroepen om de
resultaten bij de opbouw van de Iraakse
van president Bush’ ambtstermijn. Het
missie in Irak te blijven steunen. Bush
politie. Ook de rol van Iran werd in het
Iraakse leger is namelijk nog niet capa-
stelde dat “wegens het succes van de
rapport aangekaard. Petraeus verwijt het
bel om binnen 12 tot 18 maanden de
‘surge’ ” het Amerikaanse troepental in
land sji’itische milities in Irak bij te
taken over te nemen van de Amerikanen.
Irak omlaag kan. De president gaf aan
staan om ter plaatse invloed te winnen.
Jones sprak wel zijn waardering uit voor het Iraakse leger: volgens zijn commis-
de aanbevelingen van de coalitieopperbevelhebber, de Amerikaanse generaal
• Rapport GAO
sie heeft deze de afgelopen tijd veel vooruitgang geboekt. Een negatiever
David Petraeus, over te zullen nemen. Een week eerder publiceerde het Ameri-
oordeel werd geveld over de nationale
Voorafgaand aan de toespraak van pre-
kaanse Government Accountability Office
politie: deze blijkt zich schuldig te
sident Bush is er een drietal belangrijke
(GAO) zijn bevindingen over de situatie
maken aan sektarisch geweld en corrup-
rapporten uitgekomen over de situatie in
in Irak aan het Congres. Het GAO was
tie. De commissie doet daarom de aan-
Irak. Een overzicht:
over de resultaten beduidend minder
beveling om de politiemacht te ontbin-
positie f dan Petraeus. Van de 18 politie-
den en opnieuw op te zetten.
• Rapport Petraeus-Crocker
ke maatstaven voor vooruitgang die eerder aan de Iraakse regering waren
Democraten reageren fel
Van 10 - 12 september presenteerde
gesteld, zijn er maar drie gehaald. Zo
generaal Petraeus samen met de Ameri-
concludeerde dit rapport dat er nog
De Democraten waren snel en duidelijk
kaanse ambassadeur in Irak, Ryan Croc-
steeds een hoge mate van geweld is, en
in hun reactie op de door het Congres
ker, het langverwachte rapport over de
dat het onduidelijk is of de Iraakse rege-
geëiste rapport van ambassadeur Croc-
situatie in Irak aan het Amerikaanse
ring 10 miljard dollar zal uitgeven aan
ker en generaal Petraeus. Tom Lantos,
Congres. Petraeus gaf aan het ‘bemoe-
wederopbouw, iets dat zij eerder toege-
een Democratisch Congreslid, gaf nog
digend’ te vinden dat de Irakezen steeds
zegd had.
voordat Petraeus aan zijn officiële uit-
meer gaan samenwerken met de coaligeboekte vooruittietroepen. Door de ’g
eenzetting begon al aan er “niets van te
• Rapport Jones
gang’, dankzij de ca. 30.000 extra Ameri-
geloven”. De Democraten zijn vastberaden het rapport te ondermijnen en drin-
kaanse troepen (de ‘surge’), kunnen er
Ook een onafhankelijke commissie onder
gen aan op terugtrekking van de troepen.
volgens hem vóór de kerst 5.700 man-
leiding van generaal James Jones, oud-
Als president Bush nu nog vraagt om
schappen naar huis. Uiterlijk juli 2008
NAVO-opperbevelhebber, heeft onder-
‘geduld’ in Irak is dat “volkomen onac-
zouden er 5 brigades kunnen vertrekken.
zoek gedaan naar de vorderingen van de
ceptabel”, aldus de Democraten. Ze
De generaal waarschuwde dat een voor-
veiligheidsdiensten van Irak. In dit rap-
benadrukten nogmaals dat succes in Irak
barige terugtrekking ‘rampzalig’ zou zijn
port werd ook gesproken over het begin
afhankelijk is van het verbeteren van de
• R APPOR T-PETR AEUS: DEEL TROEPEN WEG Atlantisch Nieuws
Ap: 2007nr6/32
Atlantisch Nieuws
UIT IR AK • BUSH ONDER VUUR • URUZG AN relatie tussen de bevolkingsgroepen in
ten trekken weg uit de steden, waarna
Het was de derde keer na de inval in Irak
het land. Bush is er volgens hen niet in
sji’itische strijders in rap tempo de con-
in 2003 dat Bush zijn troepen bezocht.
geslaagd dit te bereiken. Volgens de
trole overnemen; overblijvers leven
Democraten bevestigt het rapport van de
voortdurend in angst. Veiligheid en stabi-
GAO dat de oorlogsstrategie van Bush
liteit zijn niet te garanderen. Het verbe-
niet werkt. Opmerkelijk is dat een aantal
teren van de relatie tussen beide groepe-
Na de behandeling van het rapport-
prominente Republikeinen zich aansluit
ringen lijkt volgens de correspondenten
Petraeus zal president Bush het Congres
bij de Democraten, en aandringt op het
nog steeds ver weg.
naar verwachting om nog eens 50 miljard
zoeken naar een diplomatieke in plaats van een militaire oplossing.
Bush vraagt 50 miljard extra
dollar extra vragen om de kosten voor de
Bezoek Bush aan Irak
troepen van de ‘surge’ te dekken. Met het aanvullende bedrag zou de operatie tot
Ook journalisten doen onderzoek naar situatie Irak
Een week voorafgaand aan Petraeus’
voorjaar 2008 kunnen worden voortgezet.
rapport heeft president Bush samen met zijn ministers van Defensie Robert
Meer coalitietroepen weg
Ook de media doen onderzoek naar de
Gates en Buitenlandse Zaken Condo-
huidige omstandigheden in het land. Zo
leezza Rice een verrassingsbezoek
Nog geen 24 uur voordat Bush Anbar
deed de International Herald Tribune op
gebracht aan de Amerikaanse basis in
bezocht, maakte het Britse Ministerie
10 september verslag van de situatie in
de Iraakse provincie Anbar. Tijdens zijn
van Defensie bekend dat de laatste Brit-
Bagdad. Er is ‘enige verbetering’ waar te
bezoek stelde de president dat “de
se militairen de basis in de Zuid-Iraakse
nemen in de veiligheidssituatie in de
‘surge’ werkt”, en kondigde aan dat er
stad Basra hebben overgedragen aan
hoofdstad, met name als het gaat om
begonnen kan worden met het terugtrek-
het Iraakse leger. Basra is de op één na
geweldadigheden tussen militante groe-
ken van troepen. Officiële beslissingen
grootste stad van het land en het cen-
peringen. De ‘surge’ mag Bagdad welis-
zouden echter niet voor de rapportage
trum van de oliewinning in Irak. De VS
waar voor het moment kalmeren, ze mas-
van Petraeus worden gemaakt. Bush gaf
zijn bezorgd over de veiligheidssituatie
keert de onderliggende spanningen,
aan dat hij de steun aan de soennieten
in de stad na het Britse vertrek. Analis-
aldus de Amerikaanse krant. De vermin-
zou opschroeven, en de druk op de sji’iti-
ten vrezen dat de strijd tussen verschil-
dering van het geweld is volgens de
sche premier Al-Maliki zou opvoeren,
lende milities om Basra nu pas echt los
krant vooral te wijten aan de scheiding
omdat deze volgens Washington tot dus-
zal barsten. De Britse premier Brown
tussen de bevolkingsgroepen: soennie-
ver te weinig resultaat heeft geboekt.
ontkende dat de terugtrekking een ‘nederlaag’ is, zoals sommigen suggereerden. Brown benadrukte dat het einde van de missie al ver van tevoren gepland was. Na Groot-Brittannië heeft ook Georgië, met 2.000 militairen één van de grootste troepenleveranciers in Irak, aangegeven het grootste deel van zijn troepen terug te trekken uit het land. Uiterlijk aanstaande zomer moet het Georgische troepental nog slechts 300 man bedragen.
Gonzales stapt op Alberto Gonzales, de Amerikaanse minister van Justitie, nam eind augustus ontslag toen na onderzoek bekend werd dat hij om valse redenen het ontslag van negen officieren van justitie had bedonCoalitieopperbevelhebber Petraeus voor het Congres: “ ‘surge’ werkt” (foto: Pentagon)
gen. Gonzales is vrijwillig opgestapt.
UIT IR AK • BUSH ONDER VUUR • URUZG AN Atlantisch Nieuws
Atlantisch Nieuws
Ap: 2007nr6/33
• GROTE VREDESMISSIE NA AR DARFOER • Zijn benoeming tot minister van Justitie in 2005 deed veel stof opwaaien, omdat
Nederlandse delegaties naar Uruzgan
Nederland de troepen uit Uruzgan terugtrekt. Ook in andere landen, zoals Canada, is de Nederlandse beslissing van
Gonzales als juridisch adviseur van president Bush na de aanslagen van 9/11 in
In het kader van de politieke beslissing
invloed. Het conservatieve kabinet staat
een memo had verklaard dat de mensen-
heeft een delegatie van Tweede Kamerle-
daar onder publieke druk om de missie in
rechtenbescherming van de Geneefse
den van de Vaste Commissie voor
te krimpen wegens het aanhoudende
Conventies in de strijd tegen het ter-
Defensie eind augustus een werkbezoek
geweld. Hoogstwaarschijnlijk zal het
rorisme “niet van toepassing” zouden
gebracht aan Uruzgan. Ook minister-pre-
land in 2009 zijn troepen terugtrekken.
zijn op terreurverdachten. Met zijn ver-
sident Jan Peter Balkenende reisde
trek verlaat wederom een vertrouweling
medio september samen met minister
Medio september heeft de Japanse pre-
van Bush Washington, nadat eerder
Bert Koenders (Ontwikkelingssamen-
mier Shinzo Abe zijn aftreden aangekon-
diens persoonlijk adviseur Karl Rove
werking) en staatssecretaris Cees van
digd. Zijn kabinet werd geplaagd door
ontslag nam. Volgens de Republikeinen
der Knaap (Defensie) voor een kort
schandalen. In het Japanse parlement
is het onderzoek naar Gonzales door de
bezoek naar Afghanistan. Voorafgaand
bestaat daarnaast groot verzet tegen
Democraten gebruikt voor eigen politiek
aan het gesprek dat Balkenende had met
mogelijke verlenging van de Japanse
gewin. De gepensioneerde rechter
de Afghaanse president Hamid Karzai,
marinesteun aan de ISAF-operatie in
Michael Mukasey, die als gematigd wordt
bezocht de premier de Nederlandse
Afghanistan. Abe wilde een wetsvoorstel
beschouwd, is inmiddels door Bush
basis in Tarin Kowt, waar hij zijn bewon-
in stemming brengen die deze missie zou
genomineerd als opvolger van Gonzales.
dering uitsprak voor het werk van de
verlengen. Japan bevoorraadt schepen in
Nederlandse militairen. Balkenende ver-
de Indische Oceaan die deelnemen aan
zocht president Karzai meer Afghaanse
ISAF. Het is zeer waarschijnlijk dat de
politieagenten en militairen in Uruzgan
Japanse missie nu niet verlengd wordt.
Afghanistan en Nederland
in te zetten. Ook drong hij aan op betere
Beslissing kabinet uitgesteld
voorzieningen voor de plaatselijke bevol-
Wijziging tactiek NAVO
king. Na afloop van het gesprek werd De beslissing van het kabinet omtrent
bekend dat de provincie een nieuwe gou-
Begin augustus kondigde NAVO-secreta-
een eventuele verlenging van de Neder-
verneur heeft: de oud-communist Asa-
ris-generaal Jaap de Hoop Scheffer aan
landse missie in Uruzgan, die afgelopen
dullah Hamdad. Hij volgt Abdel Hakim
dat de NAVO haar tactiek in Afghanistan
zomer zou worden gemaakt, is uitge-
Munib op, die beschuldigd werd van cor-
zal wijzigen om het aantal burgerslacht-
steld. Het besluit wordt nu begin oktober
ruptie.
offers drastisch te verminderen. De Hoop
verwacht. De Ministeries van Buitenlandse Zaken en Defensie geven aan
Scheffer verklaarde dat ISAF lichtere
Opnieuw tegenslag voor Nederland
“meer tijd nodig te hebben” voor overleg
bommen zal gaan gebruiken, en dat invallen in huizen meer overgelaten zullen
in NAVO-verband en met partnerlanden.
De Nederlandse troepen hebben de
worden aan Afghaanse eenheden. Deze
Nederland wil andere NAVO-leden
afgelopen tijd opnieuw een tegenslag
toezeggingen werden gedaan nadat de
interesseren voor het overnemen van
moeten verwerken. Op 26 augustus
Afghaanse president Karzai en de inter-
taken. Daarnaast heerst er binnen het
sneuvelde een 30-jarige sergeant door
nationale gemeenschap kritiek hadden
kabinet verdeeldheid over de vraag of de
een bermbom bij Deh Rawod. De ser-
geuit op het groeiend aantal burgers dat
missie al dan niet verlengd moet worden.
geant is het vijfde dodelijke slachtoffer
tijdens anti-Talibanoperaties om het
door het aanhoudende oorlogsgeweld.
leven komt. Sinds begin 2007 zijn er vol-
Over de vorderingen van de internationa-
Hiermee komt het totale aantal gesneu-
gens de VN ongeveer 600 burgers gedood.
le troepenmacht in Afghanistan lopen de
velde Nederlandse militairen op tien.
Darfoer
meningen uiteen. De hoogste Nederlandse militair in ISAF, generaal-majoor
Internationale druk
Freek Meulman, stelde begin augustus
Veiligheidsraad bereikt overeenstemming over grote vredesmissie
dat de Taliban “haast eindeloos nieuwe
De internationale druk op de Nederland-
strijders” kunnen rekruteren in de regio.
se regering om tot een besluit te komen
Daarnaast werd bekend dat de papaver-
is groot. Zo heeft de Australische minis-
oogst dit jaar alle records heeft gebro-
ter van Defensie Brendan Nelson al aan-
Op 31 juli heeft de Veiligheidsraad van
ken. 93 procent van de wereldwijde opi-
gegeven dat zijn troepen gedwongen
de Verenigde Naties na slepende onder-
umproductie komt uit Afghanistan.
worden hun missie te beëindigen als
handelingen overeenstemming bereikt
• GROTE VREDESMISSIE NA AR DARFOER • Atlantisch Nieuws
Ap: 2007nr6/34
Atlantisch Nieuws
WES TEN: MEER DRUK OP IR AN •KOSOVO • over het zenden van troepen voor een
geweld gebruiken voor zelfverdediging en
ren voor de missie toegezegd. Nederland
internationale vredesmacht naar de Soe-
om burgers en hulpverleners te bescher-
levert zo goed als zeker geen militairen.
danese regio Darfoer. Middels Resolutie
men. UNAMID wordt de grootste vredes-
1769 is UNAMID (United Nations African
operatie van de VN in de geschiedenis.
NAVO
MID wordt een gecombineerde vredes-
Nederland zal naar alle waarschijnlijkheid
macht van de VN met de Afrikaanse Unie
geen militairen leveren, al heeft de rege-
Frankrijk hint op terugkeer in militaire structuur
(AU). De AU opereert op dit moment al in
ring wel aangegeven bereid te zijn om een
Darfoer, maar is ineffectief gebleken. In
bijdrage in de vorm van bijvoorbeeld een
Medio september verklaarde de Franse
totaal dienen zo’n 20.000 militairen en
militair veldhospitaal te verzorgen.
president Nicolas Sarkozy in een toe-
Union Mission in Darfur) opgericht. UNA-
6.000 man politie vóór het einde van het
spraak dat Frankrijk weer een ‘volwaardi-
jaar in de regio te worden gestationeerd.
Begin september heeft VN-secretaris-
ge rol’ binnen de NAVO zou moeten spe-
De taken zullen bestaan uit het bieden
generaal Ban Ki-moon een bezoek
len. In augustus had hij aangegeven met
van bescherming aan de burgers en het
gebracht aan Soedan om de druk op de
nieuwe, ‘krachtige’ initiatieven te zullen
waarborgen van het vredesakkoord tus-
nog altijd strijdende partijen op te voeren
komen om een impuls te geven aan het
sen de betrokken partijen in Darfoer. Het
om akkoord te gaan met nieuwe onder-
Europese veiligheidsbeleid. Defensie-
geweld in de regio heeft tot nu toe onge-
handelingen. Zijn bezoek lijkt effect te
minister Hervé Morin gaf kort na de toe-
veer 200.000 levens gekost; meer dan 2,5
hebben gesorteerd: de regering en enke-
spraak van de president aan dat de Fran-
miljoen mensen zijn op de vlucht gesla-
le, niet bij eerdere vredesonderhandelin-
se regering grote waarde hecht aan de
gen. Soedan heeft aangegeven de missie
gen betrokken rebellengroeperingen gaan
NAVO, en dat “het tijd wordt” dat Frank-
te ‘verwelkomen’. Wel zijn er concessies
eind oktober in Libië om de tafel zitten
rijk zijn rol binnen de NAVO “duidelijk
gedaan richting het land: onder de resolu-
voor nieuwe onderhandelingen.
maakt”. Frankrijk is lid van het bondge-
tie is het actief bestrijden of ontwapenen van de milities en rebellen niet toegestaan. Weliswaar heeft UNAMID een
nootschap, maar de Franse krijgsmacht
EU besluit tot missie grensstreek Tsjaad - Darfoer
mandaat onder hoofdstuk VII van het VNHandvest gekregen, maar mag alleen
is sinds 1966 niet meer geïntegreerd in diens permanente militaire structuur. De opmerkingen zorgden voor speculaties
De Veiligheidsraad heeft ook goedkeu-
dat de Franse regering overweegt Frank-
ring gegeven aan een vredesmissie van
rijk terug te brengen in deze structuur.
de Europese Unie. Deze missie heeft als
Jacques Chirac stelde iets dergelijks
werkgebied Oost-Tsjaad en het noord-
voor in 1997, aan het begin van zijn presi-
oosten van de Centraal Afrikaanse
dentschap. Dit ketste af toen Frankrijk
Republiek (CAR). De missie, die circa
en de Verenigde Staten het niet eens
3.000 troepen zal tellen, duurt een jaar en
konden worden over de voorwaarden
heeft als doel het beschermen van bur-
waaronder dit zou moeten gebeuren.
gers en vluchtelingen in de regio. De missie wordt ‘noodzakelijk’ geacht om
Nieuwe SACT
verdere grensoverschrijdende conflicten te voorkómen. Deze ontstaan doordat
Luitenant-generaal James N. Mattis volgt
gewapende milities en vluchtelingen
generaal Lance Smith op als Supreme
voortdurend de poreuze grens tussen de
Allied Commander Transformation (SACT)
drie landen oversteken. De Europese
van de NAVO per januari 2008. Mattis is
Unie zal de militairen leveren, de VN zal
nu nog commandant van het U.S. Marine
zich focussen op de training van politie
Forces Central Command en van de I Ma-
en op civiele zaken, zoals het bescher-
rine Expeditionary Force. Als opperbevel-
men van de mensenrechten en het her-
hebber transformatie zal generaal Mattis
vormen van het justitiële apparaat.
de hervorming van de krijgsmachten van de NAVO-lidstaten gaan leiden, en de
De leiders van de VN, Ban Ki-moon (links) en
Verwacht wordt dat Frankrijk het groot-
verantwoordelijkheid krijgen voor geza-
van de Afrikaanse Unie, Alpha Oumar Kona-
ste gedeelte van de troepen zal leveren,
menlijke trainingen en simulaties met
re, tijdens een persconferentie (foto: R.
aangezien Tsjaad een voormalige kolonie
partnerlanden. Mattis zal worden bevor-
Brown, UN Photo)
van het land is. Ook heeft Polen militai-
derd tot generaal, en tegelijkertijd de
WES TEN: MEER DRUK OP IR AN •KOSOVO • Atlantisch Nieuws
Atlantisch Nieuws
Ap: 2007nr6/35
EINDE ATOOMPROGR AMMA NOORD-KOREA • functie van commandant van het U.S. Joint
maar hoeft het dit programma niet te
het Britse BAE Systems, het Europese
Forces Command gaan bekleden.
beëindigen. El-Baradei kreeg zware kri-
consortium EADS en het Italiaanse Fin-
tiek van de westerse landen, die de druk
meccanica.
Iran
op Teheran juist willen opvoeren.
Politieke spanningen lopen op
Jane’s Defence Weekly meldde op 19 sep-
Kosovo: trojka bemiddelt
tember dat het gezamenlijke Iraans-SyriOp 2 september verklaarde de Iraanse
sche programma voor de productie van
Op 10 augustus zijn in Wenen de gesprek-
president Mahmoud Ahmadinejad dat
chemische wapens afgelopen zomer een
ken tussen Servië, de Kosovaarse Alba-
zijn land nu over 3.000 actieve uranium-
grote terugslag te verwerken heeft gekre-
nezen en het onderhandelingsteam van
verrijkingscentrifuges zou beschikken.
gen. Een grootschalige explosie in een
de Verenigde Staten, de Europese Unie
Zijn mededeling was als olie op het vuur
chemische fabriek bij Aleppo, Syrië, kost-
en Rusland hervat. Begin augustus meld-
nu de spanningen tussen de Verenigde
te aan tientallen Syriërs en Iraniërs het
de Wolfgang Ischinger, onderhandelaar
Staten en Iran blijven oplopen. Washing-
leven.
namens de EU, dat opsplitsing van Koso-
ton verdenkt Iran er openlijk van sji’iti-
vo in een Servisch en een Albanees deel
sche extremisten in Irak te steunen met
In reactie op de westerse uitspraken
tot de mogelijke oplossingen van het con-
wapens en militaire opleidingen. Teheran
voorspelde de Iraanse president dat ‘bin-
flict behoort. Inmiddels hebben zowel
ontkent elke betrokkenheid. De Ameri-
nenkort’ een einde zal komen aan de
Servië als de EU fel geageerd tegen deze
kaanse regering heeft aangekondigd een
Amerikaanse invloed in Irak. Zodra dat
optie. Ischinger maakt samen met de
militaire basis te zullen openen op de
het geval is, zal Iran “voorbereid zijn” het
Amerikaan Frank Wisner en de Rus Alek-
grens van Irak met Iran om de illegale
machtsvacuüm te vullen, aldus Ahmadi-
sandr Botsan-Chartsjenko deel uit van
wapenhandel tegen te gaan.
nejad.
het drietal dat in opdracht van VN-chef Ban Ki-moon een advies moet uitbrengen
De westerse landen vrezen dat Iran urani-
Grote militaire orders in de regio
um verrijkt voor het ontwikkelen van kern-
over de toekomst van Kosovo. Het verslag wordt rond 10 december aanstaande ver-
wapens. Iran zelf verklaart de centrales
De VS zijn echter geenszins van plan de
slechts in te zetten voor het opwekken van
regio te verlaten. Eind juli maakten de
wacht.
energie. Behalve uit Washington komen
Amerikaanse ministers Rice van Buiten-
Behalve Servië heeft ook Brussel aange-
ook vanuit de Franse regering signalen die
landse Zaken en Gates van Defensie nog
geven een opdeling niet als oplossing te
wijzen op een hardere positie. President
een reis door het Midden-Oosten. Tijdens
beschouwen. Eurocommissaris Olli Rehn
Sarkozy stelde in een toespraak op 27
de reis werden verkoopafspraken
(Uitbreiding) heeft echter aangegeven
augustus: “Internationale sancties zijn de
gemaakt met onder andere Saoedi-Ara-
dat “bijna iedere oplossing” aanvaard-
enige manier om te ontkomen aan een
bië, Egypte en Israël. De landen zullen
baar is, mits zowel Servië als de delega-
catastrofaal alternatief: een Iraanse bom
voor ruim 20 miljard dollar wapens van
tie uit Pristina het daarover eens kunnen
of een bom op Iran.” Midden september
Amerikaanse makelij kopen, en ontvan-
worden. De Nederlandse minister van
gaf buitenlandminister Bernard Kouchner
gen daarnaast directe financiële steun
Buitenlandse Zaken Verhagen kreeg eer-
herhaalde malen aan dat als er binnen de
van de VS. De overeenkomst geeft aan
der kritiek nadat hij had aangegeven
VN geen oplossing gevonden kan worden
dat de VS een belangrijke partner in de
positief tegenover een eventuele opsplit-
voor de kwestie, Frankrijk zal streven naar
regio willen blijven. De VS hopen door
sing te staan. De EU-lidstaten streven er
zwaardere EU-sancties op Teheran. Hij gaf
middel van deze steun de stabiliteit en
momenteel naar een uniform standpunt
zelfs aan dat Frankrijk zich zou moeten
vrede in de regio te kunnen blijven
ten aanzien van de kwestie te bereiken.
“voorbereiden op het ergste geval”, te
garanderen. Hoewel voor de etnisch-Albanezen niets
weten ‘oorlog’. Op 17 september werd bekend dat Saoe-
anders acceptabel is dan volledige onaf-
De opmerkingen staan op gespannen voet
di-Arabië 72 Eurofighter-straaljagers zal
hankelijkheid van Kosovo, gaf Agim
met een akkoord dat de directeur-generaal
aanschaffen voor een bedrag van 4,3 mil-
Ceku, de Kosovaarse premier, aan wel
van het Internationaal Atoomenergie
jard Britse pond. Het contract kan nog
“verder te willen kijken dan het conflict”
Agentschap (IAEA), Mohamed El-Bara-
worden uitgebreid zodat de totale waar-
en de betrekkingen met Servië na onaf-
dei, onlangs met Teheran sloot. Onder het
de meer dan 20 miljard pond kan gaan
hankelijkheid te willen normaliseren. De
akkoord zal Iran een aantal vragen over
bedragen in de komende jaren. De Euro-
premier verklaarde niettemin direct de
zijn atoomprogramma beantwoorden,
fighter is een gezamenlijk product van
onafhankelijkheid uit te zullen roepen
EINDE ATOOMPROGR AMMA NOORD-KOREA • Atlantisch Nieuws
Ap: 2007nr6/36
Atlantisch Nieuws
RUSLAND • NEDERLANDSE DEFENSIEBEGROTING • zodra de onderhandelingen niets opleve-
Sommigen vrezen dat Noord-Korea zijn
partnerschapsverdrag met Rusland. In
ren. Dit resulteerde in een felle reactie
uraniumverrijking nu ‘uitbesteedt’ aan
het verdrag wordt opgeroepen tot ver-
van Servië, dat aangaf ’vergeldingsmaat-
Damascus. Noord-Korea ontkent dit. De
nieuwing van de relatie tussen Rusland
regelen’ te treffen als het zover komt.
Syrische regering heeft een officiële
en de EU. Het verdrag is in 1997 geacti-
Servië verzekerde de EU er kort daarna
klacht ingediend bij de VN; Israël ont-
veerd en verloopt op 1 december aan-
van geen militair geweld te overwegen.
houdt zich van commentaar.
staande. De 27 EU-ministers van Buitenlandse Zaken gaven na overleg aan
Noord-Korea
Rusland
Pyongyang beëindigt nucleair programma…
Zoebkov nieuwe premier
een verlenging op het ogenblik niet logisch te vinden, gezien de huidige houding van Rusland. De EU wil een constructieve relatie met Rusland, maar
Op 12 september werd bekend dat de
het land moet wel “verantwoordelijkheid
Noord-Korea heeft op 2 september toege-
Russische president Poetin het ontslag
tonen”. De EU hoopt op een verbetering
zegd zijn nucleaire programma vóór het
heeft aanvaard van premier Mikhail
in de betrekkingen als er in maart 2008
einde van dit jaar volledig stil te leggen.
Fradkov. Als reden voor de ontslagaan-
een nieuwe Russische president aan-
Dit is de uitkomst van het bilateraal over-
vraag van hem en zijn regering gaf Frad-
treedt.
leg tussen Noord-Korea en de Verenigde
kov aan Poetin “de volledige vrijheid” te
Staten. Pyongyang heeft half juli de activi-
willen geven om beslissingen te nemen
teiten in verschillende kerncentrales al
in aanloop naar de parlementsverkiezin-
gestaakt. Washington heeft op zijn beurt
gen in december en de presidentsverkie-
beloofd het land te verwijderen van de lijst
zingen in maart volgend jaar. Als opvol-
met landen die het verdenkt van steun aan
ger is de onbekende Viktor Zoebkov naar
In de Rijksbegroting 2008, die op 18 sep-
terrorisme, wanneer Noord-Korea al zijn
voren geschoven. De financieel adviseur
tember werd aangeboden door minister
beloften nakomt. Hierdoor zullen de
heeft niet uitgesloten komend jaar ook
van Financiën Bos, is geen extra geld
betrekkingen met het land normaliseren.
een gooi naar het presidentsschap te
voorzien voor Defensie. Twee van de drie
doen. Analisten vermoeden dat Zoebkov
coalitiepartners in de regering-Balken-
De Amerikaanse onderhandelaar Chris-
een ‘interim-premier’ is voor Poetin, die
ende, het CDA en de ChristenUnie, wil-
topher Hill meldde in Genève, waar beiden
niet opnieuw mee mag doen met de ver-
len net als oppositiepartij VVD meer
landen elkaar ontmoetten, dat Pyongyang
kiezingen. Poetin heeft aangegeven in
geld voor de krijgsmacht. De partijen
een volledig overzicht zal bieden van zijn
2012 mogelijk terug te willen komen als
wijzen erop dat de missie in Uruzgan
nucleaire activiteiten. Het is de eerste
president.
zwaar beslag legt op materieel en perso-
maal dat ook daadwerkelijk een deadline wordt genoemd. Analisten zijn voorzichtig
Nederland Toch meer geld voor Defensie?
neel van Defensie. Het voorstel is nu om
Test zwaarste conventionele bom
optimistisch over de nieuwe toezeggin-
100 miljoen euro toe te voegen aan de defensiebegroting.
gen. Feit is dat Noord-Korea in het verle-
De Russische krijgsmacht heeft begin
den al vaker toezeggingen heeft gedaan,
september de naar eigen zeggen “krach-
zonder zichzelf daar aan te houden. Hill
tigste conventionele bom” getest, die
verklaarde dat de toezegging “ook belang-
even sterk als een atoombom zou zijn.
rijk is om de spanning op het Koreaanse
De vacuümbom werd afgeworpen door
Het kabinet wil het Europese herzie-
schiereiland en in de gehele regio te ver-
een bommerwerper en veroorzaakte een
ningsverdrag niet opnieuw in een refe-
minderen”. Noord-Korea laat inmiddels
reusachtige vuurbal. Het wapen wordt
rendum voorleggen aan de Nederlandse
weer internationale inspecteurs toe.
door de Russen ‘Father of All Bombs’
bevolking. Zijn voorganger, het Europees
genoemd, een verwijzing naar de Ameri-
grondwettelijk verdrag, werd bij het refe-
kaanse, aanzienlijk zwakkere ‘Mother of
rendum in 2005 verworpen door de meer-
All Bombs’.
derheid van de bevolking. Volgens rege-
…maar steunt Syrië?
ringsbronnen wijkt het nieuwe verdrag
Volgens Amerikaanse bronnen zou de Israëlische luchtmacht in de nacht van 5 op 6 september een bombardement heb-
Regering: geen referendum Europees verdrag
EU: verlenging partnerschap met Rusland ‘zinloos’
voldoende af van de ‘Europese Grondwet’ om af te kunnen zien van een volksraadpleging. De Tweede Kamer kan ove-
ben uitgevoerd op een geheime nucleaire installatie in Syrië. Deze zou zijn
Op 7 september meldde de Europese
rigens alsnog tot een referendum
gebouwd met Noord-Koreaanse steun.
Unie niets te zien in verlenging van het
besluiten.
RUSLAND • NEDERLANDSE DEFENSIEBEGROTING • Atlantisch Nieuws
Ap: 2007nr6/37
Achteraf Presentatie Transatlantic Trends 2007
Re actie Gij s de Vr ies
He t onder zoeksrappor t Transatlantic Trends,, dat i s uitgevoerd door het German
Na de resultaten van Asmus haakten de
Marshall Fund of the United States (Br ussel) en de Compagnia di San Paolo (Turijn),
twee andere sprekers in op de conclusies
werd op 7 s eptember gepresent eerd door Ron As mus in Perscent rum Nieuw s-
van de Transatlantic Trends. Gijs de Vries,
poor t t e Den Ha ag. Di t onder zoek wordt j aarlijks uitgevoerd met a ls doel een
senior onderzoeker bij Instituut Clingen-
beter begrip t e krijgen van Amerikaanse en Europese s t andpunt en t en a anzien
dael en voormalig coördinator terrorisme-
van een a ant al belangrijke vraags tukken. Tijdens de bijeenkoms t, georgani-
bestrijding van de Europese Unie, stelde
seerd door de At lant ische Commissie, belicht te As mus ook de Nederlandse
dat Asmus met dit onderzoek “de spijker
houding t en opzichte van deze vraags tukken.
op zijn kop sloeg”. In zijn betoog pleitte De Vries voor een betere samenwerking tussen de Verenigde Staten en de Europe-
Af nemende s teun voor VS a ls
procent van de ondervraagde Turken
se Unie. De tendens is nu dat de VS en de
wereldleider
positief over toetreding dacht, was dit in
EU het eens zijn over de dreigingen, maar
2007 met bijna de helft gedaald naar 40
oneens over de oplossingen. Dit bleek bij-
procent.
voorbeeld uit de Europese houding ten
Uit het onderzoek komen enkele opval-
opzichte van terrorisme: dit wordt gezien
lende resultaten naar voren. Zo wordt in het rapport geconcludeerd dat de Euro-
Dr eigingspercepties en populariteit
als een belangrijke dreiging, maar de steun voor de oorlog tegen het terrorisme
pese burgers de afgelopen jaren minder positief naar de Verenigde Staten en hun
Als het gaat om wereldwijde dreigingen
daalde in Europa de afgelopen jaren. De
rol als wereldleider zijn gaan kijken. In
zijn Europeanen zeer bezorgd over de
Vries zag dan ook als taak voor een nieu-
2002 bleek 64 procent van de Europeanen
opwarming van de aarde (85 procent),
we Amerikaanse regering om meer reke-
nog positief over de rol van de VS, in
met afhankelijkheid van energie op de
ning te houden met de belangen en zor-
2007 was dit gedaald naar 36 procent.
tweede plaats (78 procent). Voor de
gen van andere landen en te luisteren
Asmus gaf als reden hiervoor een aantal
Amerikanen is dit laatste het grootste
naar de publieke opinie. De Vries gaf aan
belangrijke ‘global issues’, zoals de oor-
punt van bezorgdheid (88 procent),
dat alleen constructief optreden in
log in Irak (38 procent) en het slechte
gevolgd door economische neergang (78
wereldwijde vraagstukken het beeld van
imago van president Bush (34 procent).
procent). Over de houding van de bur-
de VS kan veranderen, niet het houden
De daling was het grootst onder de lan-
gers ten opzichte van de Europese Unie
van ‘mooie praatjes’.
den die traditioneel een pro-Atlantische
kon Asmus duidelijk zijn: “Everyone
inslag hebben, zoals het Verenigd
loves the European Union.” Uit het
Koninkrijk, Duitsland en Nederland. Tus-
onderzoek was gebleken dat de cijfers
sen 2002 en 2007 daalde de waardering
zowel aan Europese als aan Amerikaan-
Philip Everts, docent internationale
voor het leiderschap van de VS in deze
se kant hoog liggen, op respectievelijk 77
betrekkingen aan de Universiteit Leiden,
landen met respectievelijk 22, 30 en 23
procent en 73 procent. Daarnaast wil elk
haakte als derde spreker in op het onder-
procentpunt. Nederlanders denken het
Europees land nog altijd een nauwe
zoek door te kijken naar een specifieke
positiefst over het Amerikaanse leider-
samenwerking met de Verenigde Staten,
variabele: de invloed van het reisgedrag
schap: 52 procent van de ondervraagden
met de bekende uitzondering daargela-
van de burger op de houding jegens het
achtte dit gewenst in 2007.
ten: Frankrijk. De steun voor de NAVO
bezochte land. In zijn onderzoek kwam
nam gestaag af in bijna alle landen, met
naar voren dat reizen wel degelijk een
St erke daling s teun t oet reding Tur-
een dramatische daling in de houding
verschil in perceptie teweegbrengt.
kije t ot EU
van Turkije. In 2004 dacht nog 53 procent
Nederlandse ondervraagden die de Ver-
van de Turken positief over de NAVO; in
enigde Staten hebben bezocht, blijken
Een andere opvallende conclusie die tij-
2007 daalde dit naar 36 procent. Opval-
positiever tegenover het Amerikaanse
dens de bijeenkomst werd getrokken,
lend was echter ook de houding van de
buitenlands beleid te staan dan thuisblij-
was de Europese houding ten aanzien
Europeanen ten opzichte van president
vers. Evenals Asmus liet Everts zien dat
van de toetreding van Turkije tot de Euro-
Bush. De cijfers lieten zien dat de popu-
ook hier de positieve houding van de rei-
pese Unie. Vergeleken met 2004 was de
lariteit van de Amerikaanse president op
zigers daalt. Hij voorspelde dat deze hou-
burger in ieder Europees land minder
een historisch dieptepunt ligt: slechts 17
ding na de verkiezingen van 2008 wel weer
positief gaan denken over de toetreding.
procent van de Europeanen steunt de
eens positiever zou kunnen worden.
Opmerkelijk is dat in Turkije zelf deze
president, waar dit in 2002 nog 38 procent
daling het sterkst was: waar in 2004 73
was.
Re actie Philip Ever t s
Tjitske Risselada
Achteraf
Ap: 2007nr6/38
Boekbespreking Het Rode Gevaar. De geschiedenis van de Koude Oorlog (Vertaling van La tache rouge – Le roman de la guerre froide) André Fontaine Mets en Schilt, Amsterdam, 2007 ISBN 978 90 5330 465 5 512 pp., € 49,90
André Fontaine is een éminence grise
nende détente tot de ineenstorting van
binnen de Franse journalistiek met een
de Sovjetunie en het bijbehorende War-
carrière van meer dan een halve eeuw bij
schaupact. Elk deel begint met een korte
het dagblad Le Monde. Boeken schrijven
historische schets en een overzicht van
doet hij ook al jaren; Het Rode Gevaar is
de voornaamste hoofdpersonen; dit
zijn zesde boek over de Koude Oorlog.
geeft een goede introductie op de feiten.
Het eerste wat opvalt aan Het Rode
In de afgelopen decennia is de aanlei-
Gevaar is de titel: hiermee toont Fontaine
ding, het verloop en het einde van de
de lezer meteen zijn eigen, westerse ver-
Koude Oorlog al vele malen beschreven.
telperspectief. Een tweede opvallend
Hoewel hierbij als gevolg van de open-
punt is dat het boek niet begint in de
stelling van oude (Sovjet-)archieven
periode na de Tweede Wereldoorlog,
steeds nieuwe ontdekkingen zijn gedaan,
maar in de 19e eeuw. Ook toen al was er
is het grote verhaal van de Koude Oorlog
delgangen van het politieke overleg af.
een aantal schrijvers en politici die de
wel bekend. De waarde van dit boek zit in
Soms doet het denken aan Kissingers
Verenigde Staten en het toenmalige
het feit dat het verhaal helder voor het
Diplomacy.
Rusland zagen als toekomstige wereld-
voetlicht wordt gebracht, en in het feit
heersers en tegenstanders. De bekend-
dat Fointaine er, ondanks een enorme
Minder sterk is de manier waarop Fontai-
ste hiervan was de vaak aangehaalde
overdaad aan feitelijke informatie,
ne de rol en positie van Frankrijk (en dan
Franse schrijver Alexis de Tocqueville,
namen en details, toch in slaagt een
uiteraard bij uitstek die van generaal De
die al in 1835 schreef dat het Amerikaan-
bepaalde lichtvoetigheid in zijn betoog
Gaulle) in het verhaal positioneert. Een
se en het Russische volk geroepen
aan te brengen.
beschrijving van de Franse rol in Dien Bien Phoe in 1954, of bij de terugtrekking
waren “om ooit de lotgevallen van de halve wereld in handen te houden” (aan-
Hierbij heeft hij een scherp oog voor het
uit de NAVO in 1966 ligt voor de hand.
gehaald op p. 29). Fontaine staat overi-
interessante en relevante detail. Zo
Maar de weergave van de Franse reac-
gens bekend als een aanhanger van een
weten we nu dat de Sovjet-Russische
ties bij allerlei andere mijlpalen in de
vroege datering van de Koude Oorlog,
leider Leonid Breznjev ondanks een
Koude Oorlog, waarbij Frankrijk slechts
via de theorie van het ‘cordon sanitaire’.
pover oorlogsverleden 120 oorlogsme-
een rol in de marge speelde, doet af aan
Dit begrip werd in 1919 geïntroduceerd
dailles had – drie meer dan de bevrijder
de hoofdlijn van het betoog.
door de toenmalige Franse premier Cle-
van Berlijn, maarschalk Zjoekov - en dat
menceau, om de westerse reactie op de
het begrip Koude Oorlog al in de middel-
Volgens de achterflap is dit boek bij uit-
oktoberrevolutie en de vestiging van de
eeuwen werd geïntroduceerd (als ‘guerra
stek geschikt voor het geschiedenison-
Sovjetunie te markeren. ‘Containment
fria’, in een Spaans betoog over de oor-
derwijs. Dat lijkt echter wat overdreven.
avant la lettre’ dus.
log tussen de christenen en de Moren).
Als inleidende tekst kan dit boek vol-
Bovendien put hij uit een halve eeuw
strekt niet dienen. Het Rode Gevaar is er
De opbouw van het boek schept over-
‘participerende journalistiek’: een schou-
te dik en te gedetailleerd voor. Een goed
zicht. Het boek is onderverdeeld in drie
derklop van Kennedy, een interview met
boek is het wel. Fontaine schrijft zeer
gedeelten. Na de introductie volgt een
Ceausescu - André Fontaine heeft het
leesbaar, en het boek is goed vertaald,
deel dat de periode van de Russische
allemaal meegemaakt. Dit geeft overi-
mooi uitgegeven en uitstekend gedocu-
revolutie tot aan de dood van Stalin
gens ook een beperking van de scope
menteerd; alleen een zakenregister ont-
behandelt, een deel met de periode tus-
van het boek aan: Het Rode Gevaar
breekt.
sen de dood van Stalin en de Cubaanse
speelt zich voor een groot deel in de bin-
rakettencrisis, en een deel met de begin-
nenkamers van de diplomatie en de wan-
Boekbespreking
Rik van der Linden
Op 15 november 2007 organiseren het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) en de Koninklijke Vereniging ter Beoefening van de Krijgswetenschap (KVBK) een symposium onder de titel:
Counter-Insurgency: Historical Roots and Relevance Door de conflicten in Irak en Afghanistan staat counter-insurgency volop in de belangstelling. Deskundigen en doctrineschrijvers lijken het tegenwoordig eens over de bevolkingsgerichte aanpak, de zogenaamde hearts and minds-benadering, bij het bestrijden van een gewapende opstand. De Amerikaanse strategisch denker Edward Luttwak wees er echter onlangs op dat de geschiedenis leert dat de meeste opstanden juist met succes werden onderdrukt door middel van geweld, dwang en “the will to out-terrorize the insurgents”. Vragen die tijdens het symposium aan bod komen zijn: • Wat is counter-insurgency? Is het terecht dat het Britse hearts and mindsmodel zoals toegepast in Maleisië is verheven tot schoolvoorbeeld? • Hoe verliep de bestrijding van opstanden in voormalig Nederlands-Indië? Wat valt er van de Nederlandse counter-insurgency-ervaring te leren? • Op welke wijze wordt de recente ervaring in Irak gebruikt bij het herschrijven van de klassieke Britse counter-insurgency-doctrine? • Hoe heeft de Amerikaanse militaire geschiedenis de nieuwste counterinsurgency-doctrine van de Amerikaanse krijgsmacht beïnvloed? • Waarom is civiel-militaire samenwerking bij hedendaagse counter-insurgencycampagnes complexer dan in het koloniale verleden?
Sprekers: • • • • •
Prof.dr. Ian Beckett, University College, Northampton Dr. Conrad Crane, U.S. Army Military History Institute Mr. David Hazel, UK Ministry of Defence Dr. Jaap de Moor, NIMH Dr. Thijs Brocades Zaalberg, NIMH
Het symposium sluit af met een paneldebat over de vraag of historische lessen tegenwoordig nog wel toepasbaar zijn. Aan dit debat zal een aantal militairen met recente operationele ervaring deelnemen. Locatie Tijd Voertaal
Koninklijke Bibliotheek, Prins Willem-Alexanderhof 5, Den Haag (op loopafstand van station Den Haag CS) Ontvangst 9.00 uur, aanvang symposium 9.30 uur Afsluitende borrel 17.00 uur Engels
Op de avond voorafgaand aan het symposium zal generaal-majoor Ton van Loon een presentatie geven over zijn ervaring als commandant van ISAF Regional Command South Datum Locatie Tijd
14 november 2007 Sociëteit de Witte, Plein 24, Den Haag Zaal open 17.30 uur, aanvang lezing 18.00 uur
U kunt zich aanmelden voor (één van) beide evenementen via de website van de KVBK (www.kvbk.nl) of bij mw. Gerritsen: 030-2146005.
Atlantisch perspectief 6
2007 • Jaargang 31 Prijs € 4,-